PR_INI

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
 






 
2004
2009
Zittingsdocument
DEFINITIEVE VERSIE
A6-0372/2006
23.10.2006
VERSLAG
over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid
(2006/2083(INI))
Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Bernat Joan i Marí
RR\636728NL.doc
NL
PE 374.485v03-00
NL
PR_INI
INHOUD
Blz.
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT .......................................... 3
TOELICHTING ......................................................................................................................... 8
PROCEDURE .......................................................................................................................... 12
PE 374.485v03-00
NL
2/12
RR\636728NL.doc
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid
(2006/2083(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 192, tweede alinea, van het EG-Verdrag,
– gelet op de artikelen 149, 151 en 308 van het EG-Verdrag,
– gelet op de artikelen 21 en 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 januari 2003 over de rol van de regionale en
lokale overheden, zoals UNESCO en de Raad van Europa, bij de Europese opbouw1 en de
daarin vervatte verwijzing naar de taalkundige verscheidenheid in Europa2,
– gelet op Besluit nr. 1934/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli
2000 tot instelling van het Europees Jaar van de talen 20013,
– gelet op de resolutie van de Raad van 14 februari 2002 betreffende het bevorderen van
talendiversiteit en het leren van talen in het kader van de uitvoering van de doelstellingen
van het Europees Jaar van de talen 20014,
– gelet op het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van de
Raad van Europa, dat op 1 maart 1998 van kracht werd,
– gelet op de Kaderovereenkomst van de Raad van Europa inzake de bescherming van
nationale minderheden, die op 1 februari 1998 van kracht werd,
– gelet op zijn resolutie van 4 september 2003 met aanbevelingen aan de Commissie inzake
Europese regionale en minder gebruikte talen - minderheidstalen in de EU - mede gelet op
de uitbreiding en de culturele verscheidenheid5,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A6-0372/2006),
A. overwegende dat de eerbiediging van taalkundige en culturele verscheidenheid een
basisbeginsel is van de EU dat in de volgende bewoordingen is vastgelegd in artikel 22
van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: "De Unie eerbiedigt de
culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid",
1
PB C 92 E van 16.4.2004, blz. 322.
PB C 92 E van 16.4.2004, blz. 322.
3
PB L 232 van 14.9.2000, blz. 1.
4
PB C 50 van 23.2.2002, blz. 1.
5
PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 243.
2
RR\636728NL.doc
3/12
PE 374.485v03-00
NL
B. overwegende dat meertaligheid een speciaal kenmerk van de EU is, hetgeen haar tot een
duidelijk voorbeeld en een basiselement maakt van de Europese cultuur,
C. overwegende dat het in bovengenoemde resolutie van 14 januari 2003 aandrong op
invoeging van het volgende nieuwe artikel in het EG-Verdrag: "Binnen het kader van haar
bevoegdheden eerbiedigt de Gemeenschap de taalkundige verscheidenheid in Europa, met
inbegrip van de positie van regionale en minderheidstalen als uitdrukking van die
verscheidenheid, en bevordert zij deze door de samenwerking tussen lidstaten te
stimuleren en gebruik te maken van andere daartoe geëigende instrumenten die deze
doelstelling helpen verwezenlijken",
D. overwegende dat de bevordering van meertaligheid in een pluralistisch Europa van
wezenlijk belang is voor de culturele, economische en sociale integratie en met name de
vaardigheden van de burgers vergroot en hun mobiliteit vergemakkelijkt,
E. overwegende dat enkele Europese talen ook worden gesproken in een groot aantal nietlidstaten en aldus een belangrijke band tot stand brengen met volkeren en naties in andere
regio's van de wereld,
F. overwegende dat sommige Europese talen bijzonder geschikt zijn om onmiddellijk
rechtstreeks contact te leggen met andere delen van de wereld,
G. overwegende dat taalkundige verscheidenheid onderdeel kan uitmaken van de sociale
samenhang en een bron is voor tolerantie, aanvaarding van verschillen, identificatie en
wederzijds begrip onder volkeren,
H. overwegende dat meertaligheid ook als doel moet hebben de eerbied voor diversiteit en
tolerantie te bevorderen om te voorkomen dat actieve of passieve conflicten tussen de
verschillende taalgemeenschappen van de lidstaten kunnen ontstaan,
I. overwegende dat alle talen, als middel bij uitstek voor de toegang tot culturen, een aparte
manier zijn om de werkelijkheid waar te nemen en te beschrijven en dat zij daarom
moeten kunnen gedijen onder de voorwaarden die nodig zijn voor hun ontwikkeling,
J. overwegende dat de beginselen van het leren spreken, het formuleren en het verwerven
van grondbegrippen van de moedertaal op jonge leeftijd bekend moeten zijn om het leren
van andere talen te stimuleren en de doelstelling "moedertaal + 2" te halen,
K. overwegende dat regionale en minderheidstalen een grote culturele schatkist zijn en dat,
gegeven het feit dat zij een gemeenschappelijk cultureel erfgoed zijn, meer steun voor
hun instandhouding moet worden verstrekt,
L. overwegende dat het Parlement en het Comité van de Regio's vaak hebben gewezen op het
belang van de minder gebruikte talen en er momenteel geen regelgeving op EU-niveau
inzake Europese regionale en minder gebruikte talen bestaat,
M. overwegende dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan het bevorderen van het
leren van vreemde talen door personen die een achterstand hebben, in moeilijkheden
verkeren of gehandicapt zijn,
PE 374.485v03-00
NL
4/12
RR\636728NL.doc
Specifieke kanttekeningen bij de kaderstrategie
1. is ingenomen met de inzet van de Commissie en met name met de nieuwe kaderstrategie
om talenkennis te bevorderen en hier cultureel en sociaal-economisch profijt van te
trekken;
2. is van mening dat het ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie
onontbeerlijk is de kwaliteit, doelmatigheid en toegankelijkheid van de onderwijs- en
opleidingsstelsels van de Europese Unie te verbeteren door het leren van vreemde talen te
bevorderen;
3. erkent het strategische belang van de Europese wereldtalen als een communicatiemiddel
en als een middel tot solidariteit, samenwerking en economische investering en, derhalve,
als een van de belangrijkste politieke richtsnoeren van Europees beleid inzake
multilinguïsme;
4. verwelkomt de langetermijndoelstelling van de Commissie om taalvaardigheid op
individueel niveau te verbeteren, onder verwijzing naar het streefdoel dat in 2002 op de
Europese Raad van Barcelona werd gesteld om burgers tenminste twee talen naast hun
moedertaal te laten leren;
5. wijst de lidstaten van de EU daarom op de noodzaak om passende maatregelen te nemen
ter bevordering van een echt beleid voor het leren van vreemde talen; wijst er verder
nogmaals op dat het op jonge leeftijd leren van talen van groot belang is en moet gebeuren
met efficiënte methoden volgens de beste beschikbare technieken;
6. is van mening dat er een gebrek is aan gedetailleerde en betrouwbare cijfers en adequate
indicatoren met betrekking tot de huidige vaardigheden in vreemde talen in de lidstaten en
is dan ook verheugd over het voorstel voor een nieuwe Europese indicator van het
taalvermogen, die alle officiële EU-talen moet bestrijken en, als dit procedureel gezien
mogelijk is, naast de vijf meest gesproken talen ook andere EU-talen kan omvatten om
een waarheidsgetrouw beeld van het taalvermogen te krijgen;
7. is van oordeel dat voorstellen op het gebied van meertaligheid niet moeten worden beperkt
tot de belangrijkste officiële landstalen;
8. is verheugd over de toezegging van de Commissie om burgers in hun eigen taal toegang te
verstrekken tot wetgeving, procedures en informatie van de EU; is echter van mening dat
dit ook zou moeten gelden voor zo veel mogelijk talen van lidstaten die door EU-burgers
worden gebezigd; meent dat op deze wijze de verklaring van de Commissie dat burgers
recht hebben op onbelemmerde toegang tot de EU in hun eigen taal, gestand zou worden
gedaan, hetgeen een belangrijke stap zou zijn om de kloof te dichten tussen de EU en veel
van haar burgers, het belangrijkste streefdoel van Plan D voor Democratie, Dialoog en
Debat;
9. is van mening dat de EU, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie aan
de Raad en het Europees Parlement over het taalgebruik ter voorlichting van de
consumenten in de Gemeenschap (COM(93)0456), in het taalbeleid het
subsidiariteitsbeginsel in acht moet nemen, op grond waarvan de EU de in elke lidstaat
RR\636728NL.doc
5/12
PE 374.485v03-00
NL
voor zijn gehele of gedeeltelijke grondgebied geldende taalwetgeving niet mag wijzigen
door tenuitvoerlegging van haar eigen taalbeleid of via sectoriële wetgeving;
10. verzoekt de Commissie en de andere Europese instellingen op hun internet-website zo
goed mogelijk gebruik te maken van de nieuwe digitale en technologische
vertaalinstrumenten, zodat de Europese burgers in hun eigen taal informatie over
Europese zaken kunnen opvragen via het internet;
11. is van mening dat migranten ruime mogelijkheden moeten worden geboden om de taal of
talen van het gastland, zoals omschreven in de wetgeving van dat land, te leren met het
oog op hun sociale en culturele integratie voorzover dit nodig is, met name door
gebruikmaking van de methoden die het meest doeltreffend zijn gebleken voor het leren
van talen en de integratie van geïmmigreerde burgers, en om hun moedertaal te leren ten
einde hun banden met hun land van herkomst in stand te houden;
12. is verheugd over het idee de lidstaten aan te moedigen om een nationaal plan op te stellen,
omdat daarmee wordt erkend dat het taalbeleid op het niveau van de lidstaten moet
worden ontwikkeld; meent dat hierdoor het gebruik van minder gebezigde talen zal
worden gestimuleerd en het besef van het belang van meertaligheid zal worden vergroot;
pleit ervoor dat in de plannen van de lidstaten ook de in elke lidstaat minder gebruikte
talen worden opgenomen en aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid dat deze talen
worden geleerd door geïnteresseerde volwassenen, projecten die als
bestekpraktijkvoorbeelden in de plannen kunnen worden opgenomen;
13. steunt acties voor een betere opleiding van leraren, ook leraren die geen taal onderwijzen
en leraren in het beroepsonderwijs; zou ook graag zien dat het aantal talen dat op school
en daarbuiten wordt geleerd wordt uitgebreid, zodat toekomstige docenten een grotere
diversiteit aan talen kunnen leren en onderwijzen, op voorwaarde dat sprake is van
belangstelling in deze richting; herinnert er in dit verband aan dat talenkennis niet alleen
essentieel is voor de bevordering en vergemakkelijking van de mobiliteit van studenten,
maar ook van alle werknemers die een beroepsbezigheid zoeken in een andere lidstaat;
14. dringt erop aan dat bijzondere aandacht wordt geschonken aan het leren van vreemde talen
door personen die een achterstand hebben, in moeilijkheden verkeren of gehandicapt zijn;
15. verwelkomt de toenemende toepassing van Content and Language Integrated Learning
(CLIL), waarbij leerlingen een schoolvak leren in een vreemde taal, en verzoekt de
lidstaten om een netwerk van beste praktijken te vormen, met name door te onderzoeken
welke resultaten zijn verkregen met onderdompelingscursussen in meertalige landen;
16. is verheugd dat hogere onderwijsinstellingen een actievere rol spelen bij de bevordering
van meertaligheid, niet alleen onder studenten en staf maar ook in de bredere lokale
gemeenschap, en gelooft dan ook dat de connecties tussen universiteiten en nationale,
lokale en regionale overheden moeten worden aangemoedigd;
17. is van oordeel dat de taal die wordt gebezigd in Erasmus-colleges de officiële taal van het
onderwijssysteem van het gastland of de gastregio moet zijn en dat ervoor moet worden
gezorgd dat Erasmus-studenten een vaardigheidsniveau in die taal bereiken dat hen in
staat stelt colleges in die taal naar behoren te volgen;
PE 374.485v03-00
NL
6/12
RR\636728NL.doc
18. is verheugd over de nadruk die in het zevende Kaderprogramma onderzoek wordt gelegd
op onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van taalgerelateerde
informatietechnologieën om meertaligheid via nieuwe informatietechnologieën te
bevorderen;
19. steunt de voorstellen op het gebied van meertaligheid in de informatiemaatschappij en de
creatie en verspreiding van meertalige inhoud en kennis; constateert dat er een steeds
groter wordend scala is van technologieën die kunnen bijdragen aan een frequenter
gebruik van alle talen, inclusief de minder gebruikte talen; is van mening dat technologie
het beste potentieel biedt om een sociale taalkundige ruimte te creëren voor alle talen van
Europa;
20. steunt de voorstellen voor de ontwikkeling van taalgerelateerde beroepen en
bedrijfstakken; meent dat alle Europese talen baat hebben bij nieuwe technologieën zoals
spraakverwerking en -herkenning en dergelijke, alsmede bij terminologisch onderzoek en
bij de ontwikkeling van taalonderwijs, taaldiploma's en taaltests, en dat anders minder
gebruikte talen zullen achterblijven omdat hun taalkundige sociale ruimte zal worden
opgeslokt door de meer gesproken talen, vooral het Engels;
21. steunt de invoering van een Europese standaard voor vertaaldiensten en is van mening dat
er een proactief beleid moet worden gevoerd voor de ontwikkeling van vertaaldiensten
voor minder gebruikte talen;
22. verwelkomt het voorstel voor meer transparantie bij taalonderwijs, taaltests en
taaldiploma's door op internet een lijst van alle beschikbare systemen te publiceren;
Voorgestelde maatregelen
23. verzoekt de Europese instellingen en organen meer dan voorheen te communiceren met de
burgers in hun eigen taal, ongeacht het feit of de taal in kwestie een officiële status heeft
op lidstaat- of EU-niveau;
24. pleit voor een duidelijk en samenhangend EU-taalplan en duidelijke en samenhangende
EU-taalwetgeving; meent dat er behoefte is aan een EU-taalwet als rechtsgrondslag voor
zowel collectieve als individuele taalrechten; is van mening dat op basis van deze
wetgeving een EU-taalplan kan worden opgesteld om taalkundige verscheidenheid en
taalrechten te garanderen;
25. dringt er bij de Commissie op aan de voorstellen in het verslag-Ebner onverwijld uit te
blijven voeren voor zover zij haalbaar zijn, en het Parlement regelmatig op de hoogte te
stellen van de behaalde resultaten;
26. verzoekt de Commissie om organen die ten doel hebben meertaligheid te bevorderen met
door de Commissie vanaf 2007 te financieren netwerken en/of projecten, makkelijker en
vlotter toegang te geven tot informatie en financiering;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie,
alsmede aan de lidstaten.
RR\636728NL.doc
7/12
PE 374.485v03-00
NL
TOELICHTING
Samenvatting van de mededeling
In haar mededeling bevestigt de Commissie dat zij veel belang hecht aan meertaligheid en
stelt zij specifieke acties voor. De Commissie stelt vast dat de EU is gebaseerd op "eenheid in
verscheidenheid" en dat er naast de 20 "officiële" talen van de Unie er nog ongeveer 60
andere inheemse en migrantentalen zijn. Deze verscheidenheid wordt beschouwd als een
"bron van rijkdom" die leidt tot "meer solidariteit" en "wederzijds begrip".
Onder verwijzing naar de definitie van meertaligheid, die onder meer "het samenleven van
verschillende taalgemeenschappen in hetzelfde geografische gebied" inhoudt, stelt de
Commissie een beleid voor dat "een gunstig klimaat schept voor de volle ontplooiing van alle
talen en voor het onderwijzen en leren van verschillende talen".
De Commissie merkt op dat zij de belangrijkste financier is van het Europees Bureau voor
minder gebruikte talen (EBLUL) en van het Mercator-netwerk, noemt een studie die op
verzoek van het EP is uitgevoerd naar de mogelijke oprichting van een Europees Agentschap
voor taalonderwijs en taalverscheidenheid, maar kiest uiteindelijk voor het opzetten van een
Europees netwerk van centra voor taalverscheidenheid en zal - weinig overtuigend - "nagaan
of het netwerk op meerjarenbasis gefinancierd kan worden via het voorgestelde programma
voor levenslang leren"1.
Waar het op voorstellen aankomt, stelt de Commissie dat er "nationale plannen" nodig zijn
om meertaligheid te bevorderen en - enigszins halfhartig - dat "er (...) eventueel ook rekening
(moet) worden gehouden met het onderwijs van regionale en minderheidstalen".
In aanvulling hierop noemt de Commissie een reeks gewenste maatregelen waaronder het
gebruik van nieuwe technologieën, een nieuwe Europese indicator van het taalvermogen, een
studie naar de beste praktijken, onderzoek en meer toepassing van Content and Language
Integrated Learning (CLIL).
Deel III gaat over de meertalige economie, de vraag hoe taalvaardigheden de EU
concurrerender kunnen maken en de erkenning dat het beheersen van de taal van de klant
goed is voor de handel. De tekst lijkt te zijn gericht op de "officiële talen".
In deel IV wordt de nadruk gelegd op meertalige communicatie tussen de Commissie en de
burgers. Aangezien de Europese Unie wetgeving aanneemt die rechtstreeks bindend is voor de
burgers is het voor de democratische legitimiteit en de transparantie van de Unie absoluut
noodzakelijk dat de burgers met de EU-instellingen kunnen communiceren, de EU-wetgeving
in hun eigen - zoals de Commissie het noemt - "nationale" taal kunnen lezen en "zonder
taalbarrières" aan het Europese project kunnen deelnemen. Dit is weliswaar prijzenswaardig
maar lijkt alleen te gaan over "officiële" talen. Het klopt niet als de Commissie zegt dat alle
burgers onbeperkt toegang hebben tot het EU-project als zij tot een volk zonder staat behoren
1
Volgens een uitspraak van commissaris Figel op een onlangs gehouden conferentie over regionale en
minderheidstalen in het onderwijs lijkt het erop dat deze weg inderdaad zal worden ingeslagen.
PE 374.485v03-00
NL
8/12
RR\636728NL.doc
en regionale talen, die soms door meer mensen worden gesproken dan landstalen, in feite zijn
uitgesloten. Het is ongeloofwaardig als de EU in haar poging om dichter bij de burgers te
komen op voorhand 10%1 uitsluit als gevolg van het ontbreken van een inclusief taalbeleid.
Voor het overige zijn de voorstellen welkom, maar alleen als de "regionale of
minderheidstalen" (RMT) worden geïntegreerd.
Bespiegelingen over echte meertaligheid
Taalkundige verscheidenheid in Europa is nu officieel erkend (b.v. in het EU-Handvest van
grondrechten, de ontwerpgrondwet) en ondersteund (b.v. de criteria van Kopenhagen uit
1993), maar in de praktijk zijn er veel talen waarvan het aantal sprekers afneemt als gevolg
van de falende overdracht van de ene op de andere generatie, het gebrek aan taalonderwijs en
de omstandigheid dat veel sprekers niet het recht hebben om hun taal in officiële zin te
gebruiken.
Het uitblijven van de EU-grondwet, met diverse bepalingen ter ondersteuning van minder
gebruikte talen (MGT), heeft grote gevolgen voor de bevordering en erkenning van MGT. De
tactiek moet nu worden herzien. Zonder de grondwet is er geen behoorlijke rechtsgrondslag
meer voor het propageren en financieel ondersteunen van MGT. NGO's zoals het EBLUL
zullen nu dus moeten zoeken naar andere wegen om zinvolle taalkundige verscheidenheid te
bewerkstelligen.
Naast de bestaande internationale verdragen, zoals het Europees Handvest voor regionale
talen of talen van minderheden van de Raad van Europa en de Kaderovereenkomst inzake de
bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa, moet er bindende
wetgeving komen waarin wordt vastgelegd dat sprekers van MGT, zowel op individueel als
collectief niveau, recht hebben op een leven in hun taal, op onderwijs in hun taal en op
bescherming tegen vijandelijke lidstaten die een anti-MGT-beleid voeren en de bevolking
zonder staat en/of de nationale minderheid willen assimileren.
Uit recent onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van een RMT in een staat economisch
voordeel heeft. Door de combinatie MGT/officiële taal hebben tweetaligen grotere cognitieve
vaardigheden. Investeren in tweetaligheid is derhalve een investering in sociaal kapitaal.
De mededeling is goedbedoeld en bevat een aantal nuttige innovatieve voorstellen, maar blijft
op zijn best halfslachtig op het punt van de niet-officiële talen en veronachtzaamt op zijn
slechtst de positie van diverse bedreigde Europese talen. Bovendien wordt vanuit de optiek
van taalplanning en -ontwikkeling geen duidelijke vooruitgang geboekt op het punt van
zinvolle taalkundige verscheidenheid, een kernwaarde van de EU, die van essentieel belang is
als de EU echte meertaligheid wil realiseren.
De huidige regelgeving op het gebied van EU-financiering sluit kleinere taalgroepen, al
dan niet op lidstaatniveau, uit. Het actieplan uit de mededeling vormt een duidelijke breuk
met elke notie van gerichte financiering voor projecten met minder gebruikte talen, een
scenario dat de minder gebruikte talen inderdaad verder zal marginaliseren, vooral de meest
1
Er zijn circa 46 miljoen sprekers van een regionale of minderheidstaal in Europa, i.e. ongeveer 10% van de EUbevolking.
RR\636728NL.doc
9/12
PE 374.485v03-00
NL
bedreigde. De voorstellen van de Commissie behelzen een paradigmaverschuiving van het
EU-beleid van vóór 2000 dat was gericht op rechtstreekse steun voor minder gebruikte talen
(via beleidskredieten) naar een beleid waar minder belangrijke taalgemeenschappen op de
"open markt" moeten concurreren met de grote talen. Hoe deze dat voor elkaar moeten krijgen
blijft onduidelijk. Grotere talen beschikken over grote organisaties met grote budgetten. De
British Council beschikte in 2005 bijvoorbeeld over 750 miljoen euro om het Engels te
promoten, veel meer dan het budget voor Ests, Zweeds, Welsh of Schots Gaelic.
Aanvragen voor subsidies moeten in verhouding tot de omvang van de subsidie administratief
worden vereenvoudigd, bij de toekenning van middelen moet een proactief beleid ten gunste
van de MGT worden gevoerd en gerichte, rechtstreekse financiering (inclusief
voorfinanciering) zonder cofinanciering moet weer mogelijk worden gemaakt. Bovendien
worden de minst verspreide talen (MVT) door IT-ontwikkelingen over het hoofd gezien bij
financiering als gevolg van de nadruk op de meest verspreide talen.
Als "taal ons tot mens maakt" volgens commissaris Figel, dan moeten MGT en sprekers
daarvan ook de status verkrijgen die daarbij hoort. Als de EU gelooft in de slogans "eenheid
in verscheidenheid" en "alle talen zijn gelijk", dan moet er een samenhangend en serieus
EU-taalbeleid worden ontwikkeld en moeten er taalrechten in wetgeving worden
vastgelegd zodat alle Europese talen worden beschermd en de nodige sociale linguïstische
ruimte krijgen om in te gedijen. Er bestaat weliswaar wet- en regelgeving op taalgebied maar
tot op heden is er nog geen wettelijk bindend taalbeleid in de EU, niet op het niveau van de
instellingen, noch op dat van de lidstaten.
Taalrechten zijn ongelijkmatig verdeeld in de EU. Deze onevenwichtigheid is nog groter
geworden doordat de toetredingslanden moesten zorgen voor minimale rechten voor minder
gebruikte talen en moesten voldoen aan criteria op het punt van nationale minderheden. Aan
de andere kant zijn er "oude" lidstaten die als zij nu zouden willen toetreden tot de EU in het
geheel niet aan deze criteria zouden voldoen. Dit is oneerlijk ten opzichte van de nieuwe
lidstaten en oneerlijk ten opzichte van de MGT-gemeenschappen. Bovendien laat het zien dat
de EU met twee maten meet.
Meer meertaligheid vereist een proactief beleid ten gunste van de minst gebruikte talen in
Europa, inclusief landstalen zoals Ests en Deens en natietalen zoals Baskisch en Welsh.
Volgens de Commissie heeft het weinig zin dat meer mensen meertalig zijn als Engels niet
hun tweede of derde taal is. Deze visie leidt tot een nog groter overwicht en een nog groter
gebruik van het Engels als lingua franca van de EU. Wat de Commissie daarentegen zou
moeten aanmoedigen is dat mensen talen leren van buiten hun taalgroep, b.v. sprekers van het
Welsh die Pools leren. Het leren van Engels is al een dynamische en winstmakende industrie
en landen met Engels als moedertaal (b.v. VK-Engeland, VS) profiteren hier al van en
behoeven geen verdere EU-steun.
Bovendien moet er een lijst van bedreigde Europese talen worden opgesteld zodat de talen
die hieraan het meest behoefte hebben dankzij een proactief beleid de meeste steun kunnen
ontvangen.
Er moet een taalombudsman van de EU komen, naar het model van de Canadese
taalcommissaris. De commissaris voor officiële talen in Canada bevordert en steunt de
PE 374.485v03-00
NL
10/12
RR\636728NL.doc
doelstellingen van de Canadese officiële-talenwet, onderzoekt klachten over taalrechten,
controleert instellingen van de federale overheid op naleving van de officiële-talenwet, zorgt
ervoor dat taalrechten in de belangstelling van regeringsleiders blijven staan en stimuleert het
gebruik van beide officiële talen in de federale regering en de Canadese maatschappij1.
Ondanks de afwijzing door de Commissie van het Europees Agentschap voor taalonderwijs
en taalverscheidenheid pleit de rapporteur voor oprichting van een dergelijk agentschap
onder de naam Agentschap voor meertaligheid, waarvan een van de taken het opzetten zou
moeten zijn van een netwerk van centra die zijn gespecialiseerd in onderzoek naar en
bevordering van taalkundige verscheidenheid.
Alle Europese talen in de EU zouden een officiële status moeten krijgen. Dit zou
onderdeel moeten zijn van een EU-taalplan en zou kunnen worden bewerkstelligd door het
aantal volwaardige werktalen in de EU te reduceren, hetgeen in de praktijk reeds een feit is.
Enkel en alleen landstalen is onaanvaardbaar. Een officiële status van een taal geeft de
duidelijke boodschap aan alle EU-burgers dat zij op gelijke voet moeten worden behandeld en
zal er alleen maar toe bijdragen dat de EU dichter bij haar burgers komt te staan. Circa 10%
(46 miljoen mensen) van de EU-bevolking, de RMT-sprekers van de EU, zijn genoodzaakt
hun moedertaal te gebruiken in contacten met de EU.
In de mededeling stelt de Commissie dat de burgers "in hun eigen nationale taal" met de EU
zouden moeten kunnen communiceren en "zonder taalbarrières" aan het Europese project
zouden moeten kunnen deelnemen, maar zij spreekt zichzelf onmiddellijk tegen door de talen
te beperken tot uitsluitend de officiële2 talen van de lidstaten. Daarmee wordt ongeveer 10%
van de EU-bevolking met één pennenstreek uitgesloten. Welsh is de nationale taal van Wales,
Baskisch de taal van de Baskische natie, maar zij kunnen niet worden gebruikt. Om
democratische legitimiteit en transparantie te bereiken, moet de EU toegankelijk zijn voor al
haar burgers in alle Europese talen. De vraag rijst wat de Commissie eigenlijk verstaat onder
"meertaligheid": alleen maar officiële talen? Dit laatste is onaanvaardbaar.
1
Zie: http://www.ocol-clo.gc.ca/rights_droits.asp?Lang=English
http://canadaonline.about.com/cs/bilingualism/g/commol.htm
2
De in de EU gebruikte talen zijn vastgelegd in Verordening nr. 1/1958.
RR\636728NL.doc
11/12
PE 374.485v03-00
NL
PROCEDURE
Titel
Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid
Procedurenummer
Commissie ten principale
Datum bekendmaking toestemming
Medeadviserende commissie(s)
Datum bekendmaking
2006/2083(INI)
CULT
6.4.2006
ITRE
EMPL
6.4.2006
6.4.2006
Geen advies
Datum besluit
Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking
Rapporteur(s)
Datum benoeming
ITRE
25.4.2006
EMPL
14.12.2005
Bernat Joan i Marí
23.1.2006
Vervangen rapporteur(s)
Behandeling in de commissie
20.6.2006
Datum goedkeuring
9.10.2006
Uitslag eindstemming
26
+:
3
-:
0
0:
Maria Badia I Cutchet, Ivo Belet, Guy Bono, Marielle De Sarnez,
Marie-Hélène Descamps, Jolanta Dičkutė, Hanna Foltyn-Kubicka,
Milan Gaľa, Vasco Graça Moura, Lissy Gröner, Luis HerreroTejedor, Ruth Hieronymi, Bernat Joan i Marí, Manolis Mavrommatis,
Ljudmila Novak, Doris Pack, Zdzisław Zbigniew Podkański, Pál
Schmitt, Nikolaos Sifunakis, Thomas Wise
Bij de eindstemming aanwezige leden
Bij de eindstemming aanwezige vaste
plaatsvervanger(s)
Ignasi Guardans Cambó, Gyula Hegyi, Reino Paasilinna, Sérgio
Sousa Pinto, Grażyna Staniszewska, Catherine Trautmann, Alejo
Vidal-Quadras Roca
Bij de eindstemming aanwezige
plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)
Harald Ettl, Gérard Onesta
Datum indiening
23.10.2006
Opmerkingen (slechts in één taal
beschikbaar)
…
PE 374.485v03-00
NL
12/12
RR\636728NL.doc
Download