Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 1 Aant. 1 Historisch overzicht • Actueel t/m 30-07-2020 Actueel t/m 30-07-2020 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 1 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Wetgeving IB-verordening 1906 Niet opgenomen; LIB1940 Niet opgenomen; LIB1943 (originele tekst) Niet opgenomen; Wijzigingen: Ministeriële beschikking met algemene werking van 29 juli Art. 9C aan de LIB1943 toegevoegd; 2000 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976 (P.B. 2000, no. 76). N.B. Deze Ministeriële beschikking werd ingetrokken bij Landsverordening van 3 augustus 2001 (P.B. 2001, no. 94); Landsverordening van 3 augustus 2001 (P.B. 2001, no. 94). Art. 9C aan de LIB1943 toegevoegd. Landsverordening van 24 april 2013 (Landsverordening tot Wijziging Minister van Financiën in: Minister aanpassing van de omzetbelasting, het formele belastingrecht en aanverwante belastinglandsverordeningen) (P.B. 2013, no. 50) Landsverordening van 30 december 2014 (Landsverordening In het eerste lid, onderdeel m, vervalt “een en ander Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 1/38 belastingherzieningen 2015-2016) (P.B. 2014, no. 114) onverminderd het bepaalde in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, onder 2°” en het vierde lid wordt gewijzigd. Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 2 Aant. 2 Wetsgeschiedenis • Actueel t/m 30-07-2020 Actueel t/m 30-07-2020 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 2 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing a. Invoeging art. 9C LIB1943 per 1 januari 2001 (P.B. 2000, no. 76) “In het eerste lid van art. 9C wordt een aantal posten geheel van aftrek uitgesloten. Daarbij gaat het, zoals reeds eerder gememoreerd, met name om uitgaven die zeer met het persoonlijke leven van de belastingplichtige zijn verweven. Een deel van de wijzigingen is ook reeds toegelicht bij art. I, onderdeel B, inzake de winstbelasting. De Regering stelt voor de kosten van een werkkamer niet langer in aftrek toe te laten, tenzij de belastingplichtige zijn inkomsten voor meer dan tweederde in of vanuit die werkruimte verwerft. Aftrek zal in de praktijk derhalve slechts nog mogelijk zijn voor degene die geen eigen kantoor- of werkruimte heeft buiten de eigen woning. De beperking geldt niet voor de ondernemer die woont in een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. Woon-werkverkeer is een dermate algemene uitgave dat het niet zinvol is om hiervoor een aparte aftrekpost toe te staan. Overigens zijn veelal de kosten van woon-werkverkeer omgekeerd evenredig aan de woonlasten. Wie verder van zijn werk en daardoor veelal goedkoper woont, heeft extra reiskosten. Wie dichter bij het economisch centrum woont, heeft meer woonlasten maar minder reiskosten. Daarbij zou de aftrekbaarheid van reiskosten woon-werk slechts leiden tot meer werk voor Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 2/38 de Belastingdienst en meer geschillen tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst. Aangezien de aftrek ook voor de meerderheid van de belastingplichtigen zou gelden, verdient het de voorkeur geen aftrek te verlenen en in plaats daarvan het belastingtarief zo laag mogelijk te stellen (art. 9C, eerste lid, onderdeel b). De kosten van vaartuigen welke worden gebruikt voor representatieve doeleinden kunnen volgens het voorgestelde art. 9C, eerste lid, onderdeel c, niet langer in aftrek worden gebracht. Dit is conform de bepaling in de winstbelasting, en is aldaar ook reeds toegelicht. Kleding is ingevolge art. 9C, vijfde lid, slechts als zakelijk aan te merken als het op grond van de aard of de soort van gebruik niet privé kan worden aangewend. Hierbij kan worden gedacht aan een werkoverall of een uniform. Ook is sprake van werkkleding in geval de werkgever kleding ter beschikking stelt die naar de aard privé zou kunnen worden gebruikt, maar daartoe niet zozeer meer geschikt is op grond van de onlosmakelijk erop aangebracht bedrijfsnaam of logo dan wel andere kenmerken. De Minister van Financiën kan nadere criteria geven ter uitvoering van deze bepaling. Vakliteratuur blijft ingevolge art. 9C, eerste lid, onderdeel e, aftrekbaar. Literatuur die niet kan worden aangemerkt als specifieke vakliteratuur is echter, al zal het bij wijle bruikbaar zijn voor de werkzaamheden, niet meer aftrekbaar. Een goed voorbeeld van het laatste is het abonnement op een krant of een algemeen tijdschrift. In de fiscale jurisprudentie is het begrip voldoende uitgewerkt zodat een nadere definiëring niet noodzakelijk wordt geacht. Telefoonkosten, voorzover zakelijk veroorzaakt, blijven, zoals uit art. 9C, eerste lid, onderdeel f, blijkt aftrekbaar. Aangezien het in de huidige maatschappij echter voor een groot deel van de bevolking gebruikelijk is een telefoonaansluiting te hebben, kan niet worden gezegd dat de kosten van een dergelijke aansluiting worden opgeroepen door de werkzaamheden, maar wel veeleer door persoonlijke voorkeur. De kosten dienen dan ook niet aftrekbaar te zijn. Hetzelfde geldt inmiddels voor cellulaire telefoons en internetaansluitingen. Deze kosten zijn slechts aftrekbaar voorzover het gaat om zakelijke aansluitingen. Uitgaven voor persoonlijke verzorging, zoals kosten van kapper, schoonheidsspecialist en dergelijke, zijn zozeer verweven met de persoonlijke voorkeur dat deze kosten vrijwel altijd zouden zijn gemaakt ook indien het werk hier niet toe zou noodzaken. Representatie, voedsel, excursies en dergelijke zijn ingevolge art. 9C, eerste lid, onderdeel h, niet langer aftrekbaar, tenzij het de kosten van een ondernemer betreft, en dan is de aftrek beperkt tot 80%, zoals reeds is besproken bij de winstbelasting. De wijziging inzake de geldboeten en misdrijven in art. 9C, eerste lid, onderdelen j, k en l, alsmede van steekpenningen, is gelijk aan die in de winstbelasting. Voor de toelichting wordt daarom eenvoudigheidshalve daarnaar verwezen. De aankoop van elektronische apparatuur door een werknemer kan een zakelijk aspect hebben. Aangezien ook hier echter veelal een zeer sterke verwevenheid speelt met de persoonlijke situatie en voorkeur, wordt in het tweede lid, onderdeel a, de aftrek voor dergelijke voorwerpen beperkt tot bedragen boven ƒ 750, met inachtneming van een afschrijving in drie jaar. Als derhalve een werknemer voor eigen rekening voor ƒ 3000 aan diverse apparatuur koopt en aannemelijk maakt dat zulks voor de verwerving van zijn inkomen noodzakelijk is, dan kan hij in mindering brengen eenderde van ƒ 3000 (ervan uitgaande dat er geen restwaarde zou zijn) minus ƒ 750, is ƒ 250. Koopt hij het volgende jaar nog voor ƒ 900 aan apparatuur, dan wordt de aftrek eenderde van ƒ 3000 (2e jaar) plus eenderde van ƒ 900 (1e jaar) minus ƒ 750 is ƒ 550. Voor de ondernemer geldt deze beperking slechts voor zover de apparatuur niet tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend. Dat betekent ook dat als de werkgever op zakelijke gronden bijvoorbeeld een laptop aan zijn werknemer ter beschikking stelt, de aftrek daarvoor niet wordt beperkt. Als de werknemer cursussen en/of seminars en dergelijke bijwoont, dan zijn ingevolge het tweede lid, onderdeel b, de kosten daarvan nog slechts aftrekbaar tot een bedrag van ƒ 2500. Worden dergelijke uitgaven binnen het kader van een onderneming gemaakt dan zijn hiervoor de kosten wel aftrekbaar. De kosten van de auto zijn op een vast bedrag per kilometer gesteld. Dit geldt voor de werknemer die zijn auto gebruikt voor dienstreizen, zij het niet voor woon-werkverkeer, waarvoor in het geheel geen aftrek mogelijk is. Voor de auto die een Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 3/38 werknemer van zijn werkgever ter beschikking gesteld krijgt, geldt slechts de aftrek van de brandstofkosten, aangezien de overige kosten al voor rekening komen van de werkgever. Zou overigens de werknemer een bijdrage moeten geven aan zijn werkgever voor het gebruik van de zaakauto, dan komt dat bedrag in mindering op de bijtelling van 15% aan privé-gebruik. De kosten van een eigen woning die tot het bedrijfsvermogen behoort, worden slechts in aanmerking genomen op basis van de regeling zoals deze ook geldt voor de eigen woning die niet tot het bedrijfsvermogen behoort en welke is neergelegd in art. 16, eerste lid, onderdeel h, onder 2°. De kosten van een aan een derde ter beschikking gestelde woning worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat de ondernemer bij de berekening van de loonbelasting ten aanzien van de gebruiker als loon aanmerkt. Als de ondernemer dus een woning ter beschikking stelt aan een personeelslid, dan zijn de kosten aftrekbaar voorzover daartegenover bij de werknemer een belaste huurwaarde staat. Dit is in overeenstemming met de beperking van de kostenaftrek tot 75% van de huuropbrengst en de niet aftrekbaarheid van de kosten van de eigen woning tegenover de onbelastheid van de huurwaarde. Zoals reeds opgemerkt bij de winstbelasting, een pand dat tijdelijk niet, maar wel gebruikelijk wordt bewoond, blijft als woning gelden voor de toepassing van de kostenaftrek en dus is geen aftrek van kosten mogelijk in de periode tussen het ter beschikking stellen aan twee verschillende medewerkers bijvoorbeeld, net zo min als dat aftrek mogelijk zou zijn in de periode dat een verhuurder naar een nieuwe huurder zoekt voor zijn woning.” ( ()) Toelichting behorende bij de Ministeriële beschikking met algemene werking van de 29ste juli 2000 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976 P.B. 2000, no. 76, blz. 16-18 b. ‘Vervanging’ art. 9C LIB1943 per 1 januari 2001 (P.B. 2001, no. 94) “In het eerste lid van art. 9C worden een aantal posten geheel van aftrek uitgesloten. Daarbij gaat het, zoals reeds eerder gememoreerd, met name om uitgaven die zeer met het persoonlijke leven van de belastingplichtige zijn verweven. Een deel van de wijzigingen is ook reeds toegelicht bij art. I, onderdeel B, inzake de winstbelasting. De Regering stelt voor de kosten van een werkkamer niet langer in aftrek toe te laten, tenzij de belastingplichtige zijn inkomsten voor meer dan tweederde in of vanuit die werkruimte verwerft. Aftrek zal in de praktijk derhalve slechts nog mogelijk zijn voor degene die geen eigen kantoor- of werkruimte heeft buiten de eigen woning. De beperking geldt niet voor de ondernemer die woont in een tot het ondernemingsvermogen behorende woning. Woon-werkverkeer is een dermate algemene uitgave dat het niet zinvol is om hiervoor een aparte aftrekpost toe te staan. Overigens zijn veelal de kosten van woon-werkverkeer omgekeerd evenredig aan de woonlasten. Wie verder van zijn werk en daardoor veelal goedkoper woont, heeft extra reiskosten. Wie dichter bij het economisch centrum woont, heeft meer woonlasten maar minder reiskosten. Daarbij zou de aftrekbaarheid van reiskosten woonwerk slechts leiden tot meer werk voor de Belastingdienst en meer geschillen tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst. Aangezien de aftrek ook voor de meerderheid van de belastingplichtigen zou gelden, verdient het de voorkeur geen aftrek te verlenen en in plaats daarvan het belastingtarief zo laag mogelijk te stellen (art. 9C, eerste lid, onderdeel b). De kosten van vaartuigen welke worden gebruikt voor representatieve doeleinden kunnen volgens het voorgestelde art. 9C, eerste lid, onderdeel c, niet langer in aftrek worden gebracht. Dit is conform de bepaling in de winstbelasting, en is aldaar ook reeds toegelicht. Kleding is ingevolge art. 9C, vijfde lid, slechts als zakelijk aan te merken als het op grond van de aard of de soort van gebruik niet privé kan worden aangewend. Hierbij kan worden gedacht aan een werkoverall of een uniform. Ook is sprake van werkkleding in geval de werkgever kleding ter beschikking stelt die naar de aard privé zou kunnen worden gebruikt, maar daartoe niet zozeer meer geschikt is op grond van de onlosmakelijk erop aangebracht bedrijfsnaam of logo dan wel andere kenmerken. De Minister van Financiën kan nadere criteria geven ter uitvoering van deze bepaling. Vakliteratuur blijft ingevolge art. 9C, eerste lid, onderdeel e, aftrekbaar. Literatuur die niet kan worden aangemerkt als specifieke vakliteratuur is echter, al zal het bij wijle bruikbaar zijn voor de werkzaamheden, niet meer aftrekbaar. Een goed Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 4/38 voorbeeld van het laatste is het abonnement op een krant of een algemeen tijdschrift. In de fiscale jurisprudentie is het begrip voldoende uitgewerkt zodat een nadere definiëring niet noodzakelijk wordt geacht. Telefoonkosten, voorzover zakelijk veroorzaakt, blijven, zoals uit art. 9C, eerste lid, onderdeel f, blijkt aftrekbaar. Aangezien het in de huidige maatschappij echter voor een groot deel van de bevolking gebruikelijk is een telefoonaansluiting te hebben, kan niet worden gezegd dat de kosten van een dergelijke aansluiting worden opgeroepen door de werkzaamheden, maar wel veeleer door persoonlijke voorkeur. De kosten dienen dan ook niet aftrekbaar te zijn. Hetzelfde geldt inmiddels voor cellulaire telefoons en internetaansluitingen. Deze kosten zijn slechts aftrekbaar voorzover het gaat om zakelijke aansluitingen. Uitgaven voor persoonlijke verzorging, zoals kosten van kapper, schoonheidsspecialist en dergelijke, zijn zozeer verweven met de persoonlijke voorkeur dat deze kosten vrijwel altijd zouden zijn gemaakt ook indien het werk hier niet toe zou noodzaken. Representatie, voedsel, excursies en dergelijke zijn ingevolge art. 9C, eerste lid, onderdeel h, niet langer aftrekbaar, tenzij het de kosten van een ondernemer betreft, en dan is de aftrek beperkt tot 80%, zoals reeds is besproken bij de winstbelasting. De wijziging inzake de geldboeten en misdrijven in art. 9C, eerste lid, onderdelen j, k en 1, alsmede van steekpenningen, is gelijk aan die in de winstbelasting. Voor de toelichting wordt daarom eenvoudigheidshalve daarnaar verwezen. De aankoop van elektronische apparatuur door een werknemer kan een zakelijk aspect hebben. Aangezien ook hier echter veelal een zeer sterke verwevenheid speelt met de persoonlijke situatie en voorkeur, wordt in het tweede lid de aftrek voor dergelijke voorwerpen beperkt tot bedragen boven f 750, met inachtneming van een afschrijving in drie jaar. Als derhalve een werknemer voor eigen rekening voor f 3000 aan diverse apparatuur koopt en aannemelijk maakt dat zulks voor de verwerving van zijn inkomen noodzakelijk is, dan kan hij in mindering brengen eenderde van f 3000 (ervan uitgaande dat er geen restwaarde zou zijn) minus f 750, is f 250. Koopt hij het volgende jaar nog voor f 900 aan apparatuur, dan wordt de aftrek eenderde van f 3000 (2e jaar) plus eenderde van f 900 (1e jaar) minus f 750 is f 550. Voor de ondernemer geldt deze beperking slechts voor zover de apparatuur niet tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend. Dat betekent ook dat als de werkgever op zakelijke gronden bijvoorbeeld een laptop aan zijn werknemer ter beschikking stelt, de aftrek daarvoor niet wordt beperkt. Als de werknemer cursussen en/of seminars en dergelijke bijwoont, dan zijn ingevolge het tweede lid, onderdeel b, de kosten daarvan nog slechts aftrekbaar tot een bedrag van f 2500. Worden dergelijke uitgaven binnen het kader van een onderneming gemaakt dan zijn hiervoor de kosten wel aftrekbaar. De kosten van de auto zijn op een vast bedrag per kilometer gesteld. Dit geldt voor de werknemer die zijn auto gebruikt voor dienstreizen, zij het niet voor woon-werkverkeer, waarvoor in het geheel geen aftrek mogelijk is. Voor de auto die een werknemer van zijn werkgever ter beschikking gesteld krijgt, geldt slechts de aftrek van de brandstofkosten, aangezien de overige kosten al voor rekening komen van de werkgever. Zou overigens de werknemer een bijdrage moeten geven aan zijn werkgever voor het gebruik van de zaakauto, dan komt dat bedrag in mindering op de bijtelling van 15% aan privé gebruik. De kosten van een eigen woning die tot het bedrijfsvermogen behoort, worden slechts in aanmerking genomen op basis van de regeling zoals deze ook geldt voor de eigen woning die niet tot het bedrijfsvermogen behoort en welke is neergelegd in art. 16, eerste lid, onderdeel h, onder 2°. De kosten van een aan een derde ter beschikking gestelde woning worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat de ondernemer bij de berekening van de loonbelasting ten aanzien van de gebruiker als loon aanmerkt. Als de ondernemer dus een woning ter beschikking stelt aan een personeelslid, dan zijn de kosten aftrekbaar voorzover daartegenover bij de werknemer een belaste huurwaarde staat. Dit is in overeenstemming met de beperking van de kostenaftrek tot 65% van de huuropbrengst en de niet aftrekbaarheid van de kosten van de eigen woning tegenover de onbelastheid van de huurwaarde. Zoals reeds opgemerkt bij de winstbelasting, een pand dat tijdelijk niet, maar wel gebruikelijk wordt bewoond, blijft als woning gelden voor de toepassing van de kostenaftrek en dus is geen aftrek van kosten mogelijk in de periode tussen het ter beschikking stellen aan twee verschillende medewerkers bijvoorbeeld, net zo min als dat aftrek mogelijk zou zijn in de periode dat een verhuurder naar een nieuwe huurder zoekt voor zijn woning.” ( ()) Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 5/38 MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976 P.B. 2001, no. 94, blz. 16-18 c. Wijziging per 1 januari 2015 (P.B. 2014, no. 114) "De onderhoudskosten voor de eigen woning in artikel 16, eerste lid, onderdeel h, ten 2°, komen te vervallen. Om deze reden kan de genoemde zinsnede vervallen. Het vierde lid is opnieuw geredigeerd. Op grond van de voorgestelde wijziging in dit lid, zullen de kosten die verband houden met de kosten en lasten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, onderdeel h, niet meer aftrekbaar zijn. Daarentegen zullen de kosten en lasten die verband houden met cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke volledig aftrekbaar zijn. Dit conform het beleid van de regering om kennis en scholing te stimuleren. Hetzelfde geldt voor giften, relatiegeschenken en kosten van sponsoring. Voor de reis- en verblijfkosten die verband houden met het volgen van cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke, blijft een aftrekbeperking van twintig procent gelden." MvT, Landsverordening van 30 december 2014 P.B. 2014, no. 114, blz. 29. Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 3 Aant. 3 Algemeen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 3 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Met ingang van 1 januari 2001 werd in de inkomstenbelasting een uitgebreide beperking van kostenaftrek ingevoerd. Daarmee gepaard ging een beperking in de loonbelasting zodat deze onkosten niet langer onbelast konden worden vergoed. De kostenbeperking is met name gericht op de kosten die de werknemer maakt. Indien de werkgever echter de kosten vergoedt, of indien de kosten door de werkgever zelf rechtstreeks worden betaald, zal in het algemeen worden aangenomen dat sprake Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 6/38 is van zakelijke uitgaven en wordt hierover geen belasting geheven. Dit speelt met name bijvoorbeeld bij computerapparatuur en dergelijke, alsmede bij kosten van representatie, dienstreizen, studiereizen, seminars en dergelijke. Het eerste lid van artikel 9C is in principe zowel op de ondernemer, de werknemer als degene die andere inkomsten uit arbeid geniet van toepassing. Met betrekking tot de kosten als bedoeld in onderdelen h en i, de kosten van voedsel, drank, representatie, giften en relatiegeschenken is in het vierde lid een afwijkende regeling opgenomen voor de ondernemers, waardoor voor hen de aftrek slechts beperkt blijft tot 20%. In het tweede lid is een kostenbeperking opgenomen die uitsluitend betrekking heeft op werknemers en degene die andere inkomsten uit arbeid genieten. Ondernemers kunnen, mits uiteraard sprake is van zakelijke uitgaven, deze kosten zonder beperking op de winst in mindering brengen. De kosten waarvoor de aftrek is beperkt worden achtereenvolgens besproken. Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 4 Aant. 4 Werkkamer • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 4 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing De werkkamer wordt niet langer in aftrek toegelaten tenzij de belastingplichtige zijn inkomen voor meer dan tweederde verdient in zijn werkkamer. Dit betekent in veruit de meeste gevallen dat een werknemer die een werkruimte in het kantoor van zijn werkgemer ter beschikking heeft, of een ondernemer die buiten zijn woning een bedrijfsruimte ter beschikking heeft, niet meer aan aftrek toekomt. Indien buiten de eigen woning geen werkruimte ter beschikking staat geldt een enigszins anders criterium. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een werknemer met een werkgever die niet hier te lande een vaste inrichting heeft, of bij een vertegenwoordiger die vanuit zijn werkruimte thuis de afspraken maakt en vanuit deze werkruimte naar de klanten gaat. Een periodiek bezoek aan het adres van de werkgever maakt dat dan nog niet tot een werkruimte. Deze werknemer heeft recht op een onbelaste vergoeding van kosten van zijn werkkamer indien hij tenminste tweederde van zijn inkomen in of vanuit zijn Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 7/38 werkkamer verwerft. Daarmee wordt aangegeven dat ook voorzover hij zijn inkomen verdient door bij klanten op bezoek te gaan, het inkomen dat hij daar ter plaatse verdient geacht wordt te zijn verworven ‘vanuit’ de werkkamer. Het zal in het algemeen niet langer mogelijk zijn om een fiscaal onbelaste werkruimte aan te houden. Als voorbeeld kan de situatie van een docent worden genomen. De docent zal zijn werk voor het grootste deel verwerven in het leslokaal dat hem door de werkgever ter beschikking wordt gesteld. De voorbereidingen thuis zijn dan niet voldoende om nog te kunnen concluderen dat het inkomen voor ten minste tweederde in die werkruimte thuis worden verworven. Omdat de docent immers een werkruimte elders ter beschikking heeft, dient hij om voor een onbelaste vergoeding van de werkkamer in aanmerking te komen, zijn inkomen ‘in’ die werkkamer te verdienen en niet slechts ‘vanuit’ die werkkamer. In geval sprake is van een werkkamer waarvoor belastingplichtige aftrek kan claimen is een procedure van belang over de hoogte van de kosten van die werkkamer. De Raad van Beroep oordeelde in een procedure inzake Aruba, waar de huurwaardebijtelling al in 1992 was afgeschaft, dat desondanks een evenredig deel van de huurwaarde van de woning als kostenpost in mindering kan worden gebracht. Ook in de Nederlandse Antillen is sinds 2000 de huurwaardebijtelling afgeschaft en deze procedure kan ook hier worden toegepast. Zoals gezegd, moet dan wel eerst worden aangetoond dat aan de overige voorwaarden met betrekking tot waar het inkomen wordt verdient wordt voldaan. Jurisprudentie “4.2 De Raad stelt voorop dat de wetgever bij vorengenoemde wetswijziging (red: afschaffing van de huurwaardebijtelling) geen wijziging heeft gebracht in artikel 9 LIB, waarin de zuivere opbrengst, de aftrek van kosten en lasten is geregeld. De kosten van een werkkamer in de eigen woning voor het uitoefenen van een dienstbetrekking vormen kosten die drukken op de opbrengst van die dienstbetrekking en zijn gelet op artikel 9 LIB aftrekbaar. Dat voordelen uit een eigen woning niet tot het belastbare inkomen worden gerekend, brengt daarin gelet op de tekst van artikel 9 LIB en de wetsystematiek geen wijziging. De door de Inspecteur aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis brengt de Raad niet tot een ander oordeel. Uit deze passage kan niet worden afgeleid dat de bedoeling van de wetgever verder strekte dan de bron ‘eigen woning’.” () RvB 28 januari 2006, no. 2004/706 Parlementaire behandeling “De Regering stelt voor de kosten van een werkkamer niet langer in aftrek toe te laten, tenzij de belastingplichtige zijn inkomsten voor meer dan tweederde in of vanuit die werkruimte verwerft. Aftrek zal in de praktijk derhalve slechts nog mogelijk zijn voor degene die geen eigen kantoor- of werkruimte heeft buiten de eigen woning. De beperking geldt niet voor de ondernemer die woont in een tot het ondernemingsvermogen behorende woning.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 16 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 5 Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 8/38 Aant. 5 Woon-werkverkeer • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 5 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Van de kosten voor woon-werkverkeer is reeds lang vastgesteld dat deze niet aftrekbaar zijn, zoals onder meer blijkt uit een uitspraak van de Raad van Beroep van 24 oktober 1984, zie hierna. Het is daarbij niet van belang of de auto van de werknemer zelf is, in welk geval de kosten door hem niet in mindering kunnen worden gebracht op zijn inkomen, of dat de auto door de werkgever ter beschikking wordt gesteld. In dat geval zal immers een bijtelling wegens privé gebruik worden belast indien de werknemer de auto na het werk mee naar huis mag nemen. Jurisprudentie Een belastingplichtige claimde aftrek van kosten van woon-werkverkeer. De Raad van Beroep oordeelde als volgt. ‘Op de Nederlandse Antillen en meer in het bijzonder op Curaçao behoort, naar het oordeel van de Raad, in het algemeen het houden van een auto tot het persoonlijke levenspatroon van de gemiddelde belastingplichtigen ... weshalve kosten als de onderhavige dienen te worden gerekend tot de normale, aan het leven van de werkende belastingplichtigen als belanghebbende, verbonden vervoerskosten, welke niet kunnen worden aangemerkt als kosten van verwerving.” () RvB 24 oktober 1984, nr. 1984/10 Parlementaire behandeling Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 9/38 “Woon-werkverkeer is een dermate algemene uitgave dat het niet zinvol is om hiervoor een aparte aftrekpost toe te staan. Overigens zijn veelal de kosten van woon-werkverkeer omgekeerd evenredig aan de woonlasten. Wie verder van zijn werk en daardoor veelal goedkoper woont, heeft extra reiskosten. Wie dichter bij het economisch centrum woont, heeft meer woonlasten maar minder reiskosten. Daarbij zou de aftrekbaarheid van reiskosten woon-werk slechts leiden tot meer werk voor de Belastingdienst en meer geschillen tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst. Aangezien de aftrek ook voor de meerderheid van de belastingplichtigen zou gelden, verdient het de voorkeur geen aftrek te verlenen en in plaats daarvan het belastingtarief zo laag mogelijk te stellen (art. 9C, eerste lid, onderdeel b).'( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 16 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 6 Aant. 6 Vervoerskosten • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 6 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing De kosten voor het gebruik van de auto van de werknemer of van de ondernemer in privé voor zakelijke ritten kunnen slechts in aftrek komen tot een bedrag van fl. 0,35 per kilometer. Deze kilometerprijs is vastgesteld in 2000. In het algemeen waren de kosten per kilometer van het gebruik van een auto toen reeds aanzienlijk hoger. Hoewel dit niet uit de wetshistorie blijkt lijkt voor de vaststelling van de onbelaste kilometervergoeding te zijn uitgegaan van de variabele kosten, daarbij ervan uitgaande dat, zoals de Raad van Beroep oordeelde in diens uitspraak van 24 oktober 1984, nr. 1984/10, de kosten van het hebben van een auto tot het normale uitgavenpatroon behoort van een werkende belastingplichtige, zodat alleen de werkelijk aan het gebruik voor de zakelijke ritten verbonden variabele kosten aftrekbaar zouden zijn. Sinds de inwerkingtreding van deze Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 10/38 bepaling zijn echter de variabele kosten voor het gebruik van de auto, lees: de brandstofkosten, sterk gestegen. Het lijkt dan ook dat de hoogte van het aftrekbare bedrag per kilometer aan herziening toe is. Mogelijk zou dit bedrag kunnen worden gekoppeld aan de inflatiecijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, zodat het bedrag jaarlijks actueel blijft. Parlementaire behandeling “De kosten van de auto zijn op een vast bedrag per kilometer gesteld. Dit geldt voor de werknemer die zijn auto gebruikt voor dienstreizen, zij het niet voor woon-werkverkeer, waarvoor in het geheel geen aftrek mogelijk is. Voor de auto die een werknemer van zijn werkgever ter beschikking gesteld krijgt, geldt slechts de aftrek van de brandstofkosten, aangezien de overige kosten al voor rekening komen van de werkgever. Zou overigens de werknemer een bijdrage moeten geven aan zijn werkgever voor het gebruik van de zaakauto, dan komt dat bedrag in mindering op de bijtelling van 15% aan privé gebruik.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 17 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 7 Aant. 7 Vaartuigen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 7 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 11/38 Het gebruik van een privé vaartuig voor zakelijke activiteiten zal veelal plaatsvinden in geval zakenrelaties worden onthaald op een boottochtje. Deze kosten hebben dan een dermate gemengd karakter dat om discussies te vermijden of sprake is van een overwegend zakelijke dan wel privé vaartocht de aftrek geheel uitgesloten is. Parlementaire behandeling “De kosten van vaartuigen welke worden gebruikt voor representatieve doeleinden kunnen volgens dit voorstel niet langer in aftrek worden gebracht ( ). Met name hier is sprake van een zeer sterke verwevenheid met de persoonlijke voorkeur van de belastingplichtige. Het vaartuig wordt, zo blijkt in de praktijk, naast representatieve gelegenheden, met name gebruikt voor niet zakelijke doeleinden.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 12 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 8-9 Aant. 8-9 Gereserveerd • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 8-9 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 10 Aant. 10 Kleding, met uitzondering van werkkleding Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 12/38 • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 10 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Uitgaven ter zake van kleding zijn in het algemeen niet langer op het inkomen in mindering te brengen. Uitgebreide jurisprudentie in Nederland wijst uit dat het pak van de directeur of de uitgaven voor de kapsalon voor de secretaresse ook zonder deze uitsluiting niet in aftrek kunnen komen. De hier opgenomen bepaling is dan ook meer te zien als een codificatie van die jurisprudentie. Daarnaast wordt, door de aanvullende bepaling van het vijfde lid, meer duidelijkheid gegeven over de vraag wanneer sprake is van werkkleding als het gaat om kleding die in normaliter ook buiten het werk gebruikt zouden kunnen worden. Parlementaire behandeling “Kleding is ingevolge art. 9C, vijfde lid, slechts als zakelijk aan te merken als het op grond van de aard of de soort van gebruik niet privé kan worden aangewend. Hierbij kan worden gedacht aan een werkoverall of een uniform. Ook is sprake van werkkleding in geval de werkgever kleding ter beschikking stelt die naar de aard privé zou kunnen worden gebruikt, maar daartoe niet zozeer meer geschikt is op grond van de onlosmakelijk erop aangebracht bedrijfsnaam of logo dan wel andere kenmerken. De Minister van Financiën kan nadere criteria geven ter uitvoering van deze bepaling.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 16 Aant. 10.1 Ministeriële beschikking werkkleding Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 10.1 Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 13/38 Aant. 10.1 Ministeriële beschikking werkkleding • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 10.1 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Ministeriële beschikking met algemene werking van de 25e maart 2003 ter uitvoering van artikel 9C, vijfde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en van artikel 6C, derde lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) (Ministeriële beschikking werkkleding) ‘Overwegende: dat het wenselijk is nadere regels te stellen op grond waarvan kleiding als werkkleding kan worden aangemerkt; dat het tevens wenselijk is de waarderingsvoorschriften voor werkkleding nader te bepalen; Gelet op: artikel 9C, vijfde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en artikel 6C, derde lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254); Heeft besloten: Artikel 1. 1. In deze ministeriële beschikking wordt verstaan onder werkkleding: a. kleding, met inbegrip van schoeisel, die gedurende het uitoefenen van de dienstbetrekking of gedurende bepaalde perioden daarvan, moet worden gedragen en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend daarvoor geschikt is; of b. kleding, met inbegrip van schoeisel, waarvan het gebruik gedurende het uitoefenen van de dienstbetrekking of gedurende bepaalde perioden daarvan, zodanig is dat privé-gebruik daarna geheel of nagenoeg geheel niet mogelijk is. 2. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 14/38 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt kleding die niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om gedurende het uitoefenen van de dienstbetrekking of gedurende bepaalde perioden daarvan te dragen, als werkkleding aangemerkt indien: a. de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van tezamen ten minste 70 vierkante centimeter en b. deze beeldmerken onlosmakelijk aan de kleding zijn aangebracht. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een k ledingsstuk,dat een onlosmakelijk onderdeel is van de werkkleding, als werkkleding aangemerkt. het is daarbij niet relevant of vorgengenoemd onderdeel van de werkkleding in het privé-leven gedragen zou kunnen worden. Artikel 2. De inspecteur kan, op verzoek van de belastingplichtige dan wel de inhoudingsplichtige, vaststellen of de kleding als werkkleding kan worden aangemerkt. Artikel 3. De waarde van de door de werkgever verstrekte of ter beschikking gestelde werkkleding wordt op nihil gesteld. Artikel 4. Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst. Artikel 5. Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied en werkt terug tot en met 1 januari 2001. Artikel 6. Deze ministeriële beschikking kan worden aangehaald als: Ministeriële beschikking werkkleding. Uitgegeven de 18e april 2003 Toelichting behorende bij de Ministeriële beschikking werkkleding (P.B. 2003, no. 47) De onderhavige ministeriële beschikking strekt ter uitvoering van artikel 9C, vijfde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en artikel 6C, derde lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1075, no. 254). Ingevole deze artikelen kan de Minister van Financiën nadere regels stellen op grond waarvan kleding als werkkleding kan worden aangemerkt. Ingevolge artikel 1 van de onderhavige ministeriële beschikking wordt onder 1 werkkleding 1 verstaan kleding en schoeisel die vrijwel alleen geschikt is om tijdens de uitoefening van het beroep te worden gedragen. Het gaat bijvoorbeeld om uniformen en vakkleding, zoals een brandweerpak, een politieuniform of uniformen voor verplegend personeel. Voor de toepassing van deze beschikking dient onder schoeisel in beginsel te worden verstaan: de stalen schoenen, die bijvoorbeeld arbeiders tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden ter bescherming dragen. Kleding en schoeisel die ook in het privé-leven kunnen worden gedragen, zijn niet aftrekbaar (bijvoorbeeld het trainingspak van de sportleraar en de zwarte pak van de manager). Er is ook sprake van werkkleding in geval de werkgever kleding ter beschikking stelt die naar haar aard privé zou kunnen worden gebruikt, maar daartoe niet zozeer meer geschikt is op grond van de onlosmakelijk erop aangebracht bedrijfsnaam of logo dan wel andere kenmerken. Ook kleding die niet direct als werkkleding kan worden beschouwd, bijvoorbeeld jeans, wordt als zodanig aangemerkt wanneer het gebruik daarvan zodanig is dat privé-gebruik daarna onmogelijk is (bijvoorbeeld havenarbeiders). Een groeiend aantal bedrijven stelt aan de werknemers werkkleding ter beschikking. Veelal hoeft de werknemer voor deze kleding niets te betalen. In principe is hier sprake van een besparing voor de werknemer die tot het loon gerekend dient te worden. In veelg evallen is de besparing echter verwaarloosbaar klein, zodat de heffing zonder bezwaar achterwege zou Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 15/38 kunnen blijven. In verband hiermee is er besloten de waarde van verstrekte of ter beschikking gestelde werkkleding op nihil te stellen. In artikel 1, derde lid, van deze ministeriële beschikking wordt geregeld dat ingeval werkkleding uit twee of meer onderdelen bestaat, elk onderdeel niet apart hoeft te worden aangemerkt als werkkleding. Bijvoorbeeld ingeval een bewaker een jas draagt die is voorzien van een beeldmerk van zijn werkgever, wordt de bijbehorende broek ook aangemerkt als werkkleding, zelfs ingeval de broek niet is voorzien van een beeldmerk. De onderhavige ministeriële beschikking heeft geen financiële gevolgen voor het Land.” Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 11 Aant. 11 Literatuur, met uitzondering van vakliteratuur • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 11 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing In tegenstelling tot de Nederlandse wetgeving is in de Nederlandse Antillen de aftrek van literatuur altijd uitgesloten, met uitzondering van vakliteratuur. In Nederland zou bijvoorbeeld literatuur wel vergoed kunnen worden, ook al is geen sprake van vakliteratuur, indien die literatuur dienstbaar is aan een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Zoals de toelichting op de bepaling in de wetsgeschiedenis al aangeeft, zal een abonnement op een krant of een algemeen tijdschrift niet kunnen worden aangemerkt als vakliteratuur, ook al zal dit bij tijd en wijle bruikbaar kunnen zijn voor de dienstbetrekking. Hiermee is echter nog niet alles gezegd. Uit de Nederlandse jurisprudentie, waarnaar in de Memorie van toelichting wordt verwezen, blijkt dat onder vakliteratuur wordt verstaan literatuur die in een bepaalde beroepsgroep algemeen wordt erkend als voor die beroepsgroep specifiek van belang zijnde literatuur. Voor een journalist zal het ter beschikking hebben van kranten noodzakelijk zijn voor het behoorlijk uitoefenen van de dienstbetrekking. Deze kranten zullen dan toch als vakliteratuur kunnen worden aangemerkt. Ook een docent Engels zal bijvoorbeeld veel boeken in die taal nodig hebben voor zijn werk. Hoewel deze boeken in het algemeen niet als vakliteratuur kunnen worden aangemerkt, is verdedigbaar te stellen dat dit bij een docent Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 16/38 Engels juist wel het geval is. Voor hem zal dan ook sprake kunnen zijn van vakliteratuur. Daarbij zal mogelijk rekening moeten worden gehouden met een niet-aftrekbaar gedeelte van deze literatuur voorzover aannemelijk is dat dit door een gemiddelde belastingplichtige die geen docent Engels is, ook zou worden gekocht. Parlementaire behandeling “Vakliteratuur blijft ingevolge artikel 9C, eerste lid, onderdeel e, (LIB, red.) aftrekbaar. Literatuur die niet kan worden aangemerkt als specifieke vakliteratuur is echter, al zal het bij wijle bruikbaar zijn voor de werkzaamheden, niet meer aftrekbaar. Een goed voorbeeld van het laatste is het abonnement op een krant of een algemeen tijdschrift. In de fiscale jurisprudentie is het begrip voldoende uitgewerkt zodat een nadere definiëring niet noodzakelijk wordt geacht.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 16 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 12 Aant. 12 Telefoonabonnementen en internetaansluitingen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 12 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Volgens de wettelijke regeling zijn de kosten van een telefoonabonnement niet aftrekbaar. Daarnaast kunnen uiteraard slechts de zakelijke gesprekskosten in aftrek komen. Dit zou in de praktijk aanleiding kunnen geven tot discussies over de onbelastbaarheid van telefoonkostenvergoedingen. De Belastingdienst heeft in de Handleiding Loonbelasting 2004 daarom een richtlijn gegeven. Bij de kosten van een telefoonaansluiting wordt aangenomen dat de gemiddelde werknemer ten minste Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 17/38 per maand een bedrag van fl. 40 zal besteden aan telefoonkosten. Voorzover de kosten meer bedragen kunnen zij dan onbelast worden vergoed. Voor dat meerdere wordt dan aangenomen dat het gaat om zakelijke kosten. Hiermee wordt een belangrijke vereenvoudiging in de bewijspositie bereikt en worden discussies omtrent de zakelijkheid van de telefoonkosten vermeden. Uiteraard is het mogelijk dat iemand meent dat een bedrag van fl. 40 per maand voor hem te hoog is. In dat geval zal echter, zo blijkt uit de Handleiding Loonbelasting 2004, de vergoeding op declaratiebasis moeten plaatsvinden. De Inspecteur zal dan van vervolgens bij een controle kunnen vragen om van elk door de werkgever op declaratie vergoed gesprek aan te tonen dat sprake was van een zakelijk gesprek. “Een vergoeding voor de kosten van telefoonaansluitingen en abonnementkosten bij de werknemer thuis is loon. Dat geldt ook voor een tweede aansluiting en abonnement bij de werknemer thuis alsmede een cellulaire telefoon. Als u voor de eerste telefoon alle kosten betaalt, dient u voor de waarde van het privé-gebruik tenminste fl. 480,- per jaar bij het loon van de werknemer te tellen. Als de werknemer uitsluitend de zakelijke gesprekken welke hij via een privé aansluiting voert, vergoed krijgt van de inhoudingsplichtige dient dit in beginsel te gebeuren op declaratiebasis. De vergoeding van deze zakelijke telefoongesprekken is onbelast.” () Handleiding Loonbelasting 2004, blz. 23 Parlementaire behandeling “Telefoonkosten, voorzover zakelijk veroorzaakt, blijven, zoals uit artikel 9C, eerste lid, onderdeel f, (LIB, red.)blijkt aftrekbaar. Aangezien het in de huidige maatschappij echter voor een groot deel van de bevolking gebruikelijk is een telefoonaansluiting te hebben, kan niet worden gezegd dat de kosten van een dergelijke aansluiting worden opgeroepen door de werkzaamheden, maar wel veeleer door persoonlijke voorkeur. De kosten dienen dan ook niet aftrekbaar te zijn. Hetzelfde geldt inmiddels voor cellulaire telefoons en internetaansluitingen. Deze kosten zijn slechts aftrekbaar voorzover het gaat om zakelijke aansluitingen. ” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 17 Jurisprudentie “4.1. Ingevolge artikel 9c van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 komen op de opbrengst uit arbeid niet in mindering de beroepskosten die verband houden met – onder meer – telefoonabonnementen op naam van de belastingplichtige in privé, alsmede voedsel, drank en genotsmiddelen. De Raad is van oordeel dat de door appellant opgevoerde telefoonkosten en extra voedingskosten niet-aftrekbare beroepskosten in vorenbedoelde zin vormen. De Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 18/38 omstandigheid dat het werken van avond- en nachtdiensten hogere kosten met zich brengt, kan de uitdrukkelijke wens van de wetgever om bepaalde beroepskosten niet in mindering op de opbrengst uit arbeid toe te laten, niet opzij zetten.” () RvB 3 mei 2007, no. 2006/0357 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 13-14 Aant. 13-14 Gereserveerd • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 13-14 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 15 Aant. 15 Persoonlijke verzorging • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 19/38 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 15 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Uitgaven voor persoonlijke verzorging zijn kosten die door elke belastingplichtige zullen worden gemaakt. Het is daarom begrijpelijk dat de wetgever van deze kosten heeft bepaald dat zij niet aftrekbaar zijn of onbelast kunnen worden vergoed. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat in bepaalde situaties persoonlijke verzorging wel onbelast kan blijven. Daarbij kan worden gedacht aan de televisiepresentator die voor aanvang van het televisieprogramma gezichtsverzorging geniet. In dat geval is echter geen sprake van een vergoeding door de werkgever van door de werknemer gemaakte kosten, maar op het werk door de werkgever ter beschikking gestelde, voor de uitoefening van het beroep noodzakelijke verzorging. Parlementaire behandeling “Uitgaven voor persoonlijke verzorging, zoals kosten van kapper, schoonheidsspecialist en dergelijke, zijn zozeer verweven met de persoonlijke voorkeur dat deze kosten vrijwel altijd zouden zijn gemaakt ook indien het werk hier niet toe zou noodzaken.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 17 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 16 Aant. 16 Voedsel, drank en genotmiddelen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 16 Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 20/38 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Werknemer en degene die andere inkomsten uit arbeid geniet Het onderscheid van deze kostenpost in vergelijking met de voorgaande uitgaven is dat hoewel de aftrek van deze kosten is uitgesloten, voedsel en drank wel onbelast mogen worden vergoed. Deze uitzondering is opgenomen in art. 6, lid 1, onderdeel f, 1e. Deze uitzondering wordt in de toelichting bij het wetsvoorstel niet nader toegelicht. In de Handleiding Loonbelasting 2004 wordt hierover opgemerkt dat de vergoeding onbelast blijft voorzover sprake is van noodzakelijke beroepskosten. De uitzondering is ook begrijpelijk. Indien de werknemer uit eten gaat met een client en de werkgever is bereid de kosten van de maaltijd voor zijn rekening te nemen, kan in het algemeen worden aangenomen dat sprake is van een zakelijke uitgaaf. Zou de werknemer echter representatiekosten maakt waarvoor de werkgever niet bereid is een vergoeding te geven, dan kan in het algemeen de vraag worden gesteld of wel sprake is van een zakelijke uitgaaf. Waarom immers zou de werknemer zich uitgaven getroosten ten laste van zijn eigen inkomen als de werkgever daar het profijt van heeft. Een probleem doet zich voor bij degene die andere inkomsten uit arbeid geniet en die niet met zijn opdrachtgevers afspraken zal kunnen maken voor het onbelast vergoeden van een deel van zijn kosten. In dat geval zijn de kosten in principe van aftrek uitgesloten terwijl deze kosten, als er sprake zou zijn geweest van een onderneming, voor 80% in aftrek zouden kunnen komen. Dit soort beperkingen zal er voor sommige belastingplichtigen toe leiden dat zij zullen verdedigen dat sprake is van opbrengst van onderneming in plaats van andere inkomsten uit arbeid. “Vergoeding voor voedsel, drank en representatie is vrijgesteld voor zover er sprake is van noodzakelijke beroepskosten. De inhoudingsplichtige moet echter wel rekening houden met de besparing. De besparing wordt gesteld op de hierna vermelde bedragen:’ – een ontbijt: fl. 2,50 – een broodmaaltijd: fl. 2,50 – een warme maaltijd: fl. 5,- ’ (Handleiding Loonbelasting 2004, blz. 23) Parlementaire behandeling Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 21/38 “Representatie, voedsel, excursies en dergelijke zijn ingevolge art. 9C, eerste lid, onderdeel h, niet langer aftrekbaar, tenzij het de kosten van een ondernemer betreft, en dan is de aftrek beperkt tot 80%, zoals reeds is besproken bij de winstbelasting.( ()) 'MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 17 Jurisprudentie “4.1. Ingevolge artikel 9c van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 komen op de opbrengst uit arbeid niet in mindering de beroepskosten die verband houden met – onder meer – telefoonabonnementen op naam van de belastingplichtige in privé, alsmede voedsel, drank en genotsmiddelen. De Raad is van oordeel dat de door appellant opgevoerde telefoonkosten en extra voedingskosten niet-aftrekbare beroepskosten in vorenbedoelde zin vormen. De omstandigheid dat het werken van avond- en nachtdiensten hogere kosten met zich brengt, kan de uitdrukkelijke wens van de wetgever om bepaalde beroepskosten niet in mindering op de opbrengst uit arbeid toe te laten, niet opzij zetten.” () RvB 3 mei 2007, no. 2006/0357 De ondernemer De kosten van representatie worden voor 80% in aftrek toegelaten. Dit geldt zowel voor representatie welke direct door het bedrijf wordt gedaan, bijvoorbeeld een bedrijfsfeest, relatiegeschenken en dergelijke, als representatie door een werknemer die hiervoor achteraf op basis van declaratie, of in de vorm van een vaste kostenvergoeding, schadeloos wordt gesteld. Het is niet onbelangrijk om hier op te merken dat onderscheid moet worden gemaakt tussen kosten welke drukken op de ondernemer en kosten welke uiteindelijk drukken op de werknemer. In veel gevallen is in de inkomsten- en loonbelasting de aftrek van kosten voor de werknemer uitgesloten, zoals bijvoorbeeld de kosten van representatie. Als echter de werkgever de kosten voor zijn rekening neemt, dan zijn de kosten slechts in aftrek beperkt (20%), maar voor het overige komen deze kosten normaal ten laste van de winst. Een ander aspect is de verhouding tussen zakelijke reizen en reizen met een privé karakter. De aftrekbeperking is slechts gericht op de privé besparing welke een gevolg is van zakelijke reizen. De aftrekbeperking is ingegeven vanuit de gedachte dat iemand die op zakenreis is, of een zakelijk etentje aanbiedt aan zijn relaties, de kosten het thuis slapen, en met name thuis eten, bespaart. De eerste vraag die bij bedrijfskosten kan worden gesteld is of een uitgave wel zakelijk is. Als een directeur voor zaken naar Miami gaat, en vervolgens een verblijf van enkele dagen aan zijn zakelijk verblijf toevoegt, verandert het aansluitende privé verblijf in Miami niets aan de zakelijkheid van de reis zelf. De kosten van voedsel en drank zullen dan door de aftrekbeperking van 20% worden bestreken. De zakelijke kosten van hotel en vliegreis zijn volledig aftrekbaar. De kosten van de verlenging, dat wil zeggen, de extra dagen in het hotel en de langere huur van de auto bijvoorbeeld, zijn uiteraard privé uitgaven en komen in het geheel niet voor aftrek in aanmerking. Aant. 16.1 Kosten van produkten voor de omzet Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 16.1 Aant. 16.1 Kosten van produkten voor de omzet Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 22/38 • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 16.1 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing In de tweede volzin van het vierde lid is de aftrekbeperking uitgesloten voor kosten die verband houden met de omzet van de ondernemer. Een ondernemer die een restaurant, cafe, hotel of cateringbedrijf heeft zal de kosten van voedsel en drank aanmerken als kosten van de omzet en het zou onjuist zijn om deze kosten niet volledig in aftrek te laten komen. Na de invoering van de zogeheten Oortwetgeving waarbij op vergelijkbare wijze in Nederland een beperking werd aangebracht in de kostenaftrek moesten praktijkvragen en -antwoorden duidelijkheid geven over de aftrekbaarheid van diverse kosten. Daaruit blijkt onder meer dat de kosten van bijvoorbeeld een gratis drankje op zijn tijd aan een klant, of gratis pinda’s of snacks tijdens een happy hour eveneens tot de kosten van de omzet van de omzet van deze bedrijven en behoeven ook niet in aftrek te worden beperkt. (Vraag- en antwoord 54, Praktijkvragen werkgroep Oort, V-N 1990, blz. 1631) Hetzelfde geldt voor iemand die congressen en seminars organiseert. Dit geldt zowel voor de organisatie die dergelijke aktiviteiten organiseert als degenen die tegen vergoeding meewerken aan dergelijke aktiviteiten. Iemand die bijvoorbeeld aan een seminar deelneemt en daarvoor een vergoeding ontvangt, zal de kosten om aan dat seminar te kunnen deelnemen, zoals bijvoorbeeld de reiskosten ernaartoe en de hotelkosten, zonder beperking in aftrek kunnen brengen. Voor hem zijn de kosten immers een onderdeel van de kostprijs voor het behalen van de inkomsten uit zijn deelname aan het seminar. De kosten die de spreker maakt voor maaltijden zullen echter weer wel aan de aftrekbeperking onderworpen zijn onder de apart genoemde categorie van onderdeel n, 2e, van voedsel en drank. Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 17 Aant. 17 Excursies, studiereizen en dergelijke Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 23/38 • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 17 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Voor de kosten van excursies, studiereizen en seminars geldt hetzelfde als voor voedsel, drank en genotmiddelen. De werkgever kan deze kosten onbelast vergoeden, mits sprake is van een zakelijke uitgave. Dat betekent dat een dergelijke reis of excursie wel zakelijk moet zijn ingegeven. Dit zal bijvoorbeeld kunnen worden aangetoond door overlegging van het reisprogramma of het schema van het seminar dat wordt bezocht. Ook hier doet zich het onderscheid voor met degene die andere inkomsten uit arbeid geniet. Zou sprake zijn van een dienstbetrekking dan zouden de kosten vermoedelijk door de werkgever worden vergoed, en een ondernemer kan deze kosten voor 80% in mindering brengen op zijn bedrijfswinst. Degene met andere inkomsten uit arbeid lijdt hier een nadeel doordat hij deze kosten uit zijn bruto opbrengst moet betalen. Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 18 Aant. 18 Cursussen, congressen en seminars • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 18 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 24/38 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing In tegenstelling tot excursies en studiereizenis bij onderwijs een aftrek wel mogelijk, zij het binnen bepaalde grenzen. Als een werknemer of iemand met andere inkomsten uit arbeid ten behoeve van het verkrijgen van deze inkomsten naar een cursus, congres of seminar gaat, zijn de kosten aftrekbaar voor 75% en tot een maximum van ANG 2500. Aangezien tot deze kosten ook de reis- en verblijfkosten worden gerekend zal ingeval een cursus in het buitenland wordt gevolgd, het maximum al zeer snel worden gehaald. Ook hier doet zich het probleem voor met degene die andere inkomsten uit arbeid geniet, aangezien deze in het algemeen niet in de gelegenheid is deze kosten door zijn opdrachtgevers te laten vergoeden. In de toelichting op het aangiftebiljet inkomstenbelasting is de aftrek nader toegelicht. ’De kosten die de werknemer maakt in verband met het volgen van cursussen en het deelnemen aan congressen, seminars, symposia en dergelijke om zodoende bij te blijven op zijn vakgebied zijn voor 75% tot een maximum van f 2500 aftrekbaar. Onder deze kosten vallen ook de reis- en verblijfkosten. Autokosten zijn binnen het genoemde maximum aftrekbaar tegen f 0,35 per kilometer. Om de autokosten aannemelijk te maken is het in dit geval voldoende dat u een lesrooster en een kilometeradministratie bij uw aangifte voegt. Zie hieronder. Let op! Niet aftrekbaar zijn de kosten van voedsel, drank, genotsmiddelen en dergelijke. De werknemer heeft dus een gespecificeerde rekening nodig waarop deze kosten apart zijn vermeld. Let op! Het gaat hier niet om de kosten die de werknemer heeft gemaakt voor het volgen van een beroepsopleiding. Deze kosten dienen te worden vermeld bij de buitengewone lasten als uitgaven voor studie.’ (Toelichting aangiftebiljet inkomstenbelasting 2009, blz. 5) Parlementaire behandeling “Als de werknemer cursussen en/of seminars en dergelijke bijwoont, dan zijn ingevolge het tweede lid, onderdeel b, de kosten daarvan nog slechts aftrekbaar tot een bedrag van f 2500. Worden dergelijke uitgaven binnen het kader van een onderneming gemaakt dan zijn hiervoor de kosten wel aftrekbaar.” ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 18 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 19 Aant. 19 Giften en relatiegeschenken Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 25/38 • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 19 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Deze kosten zijn niet aftrekbaar voor de werknemer en degene met andere inkomsten uit arbeid. Zij kunnen evenmin door de werkgever onbelast worden vergoed. De ondernemer daarentegen kan deze kosten op grond vanhet vierde lid wel in mindering brengen op zijn bedrijfswinst, zij het beperkt tot 80%. Bij giften zal in dit verband niet moeten worden gedacht aan een gift aan een charitatieve instelling. Deze giften zien meer op een vrijgevigheid in de betekenis van ‘zonder direct aanwijsbare tegenprestatie’. Deze giften kunnen overigens ook nog worden onderscheiden van betalingen in het kader van bijvoorbeeld sponsoring. In die gevallen is immers wel sprake van een direct aanwijsbare tegenprestatie, namelijk reclame met het oog op naamsbekendheid. Uit informatie van de Nederlandse Belastingdienst blijkt dat daar het volgende onderscheid wordt gemaakt tussen reclame en representatie. Op de vraag of kosten van een presentatie onder de aftrekbeperking vallen werd het volgende geantwoord. “Dit is afhankelijk van de toegankelijkheid van de presentatie. Als iedereen ‘binnenloopt’ dan zijn het verkoop- of reclamekosten (geen beperking aftrek). Komen er slechts genodigden dan is er sprake van representatiekosten.” ( V-N 1989, blz. 3144) In het algemeen kan worden aangenomen dat als het gaat om het verstrekken van voorwerpen gericht op algemene naamsbekendheid, onpersoonlijk, niet gericht op een bijzondere band met de ontvanger, zal sprake zijn van reclame en geldt de aftrekbeperking niet. Is het geven van het voorwerp met name gericht op het scheppen of instandhouden van een goede band met de ontvanger, dan zal over het algemeen sprake zijn van een relatiegeschenk en geldt de aftrekbeperking wel. Verslag voorlichtingsbijeenkomst 14 juli 1989, Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 20-24 Aant. 20-24 Gereserveerd • Actueel t/m 01-10-2013 Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 26/38 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 20-24 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 25 Aant. 25 Geluid-, beeld-, computer- en telecommunicatieapparatuur • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 25 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 27/38 De beperking van aftrek van kosten voor electronische apparatuur is niet opgenomen in art. 9C, eerste lid, LIB maar in het tweede lid. Deze kosten zijn, met een beperking, nog wel aftrekbaar voor de werknemer en degene met andere inkomsten uit arbeid. Voor de ondernemer is er geen sprake van een beperking, mits de uitgaven zakelijk zijn. De aftrek is niet volledig toegestaan in het jaar van betaling. De kosten kunnen slechts worden afgeschreven op basis van een verplichte afschrijving in drie jaren. In de toelichting op het aangiftebiljet inkomstenbelasting is de aftrek nader toegelicht. “Kosten van personal computers en software, diskettes, printers, plotters, schrijfmachines, tekstverwerkers, rekenmachines, kopieerapparatuur, faxapparatuur, modems, beeldschermen, geluidsapparatuur, video- en telefoonapparatuur, gereedschappen, muziekinstrumenten. Hieronder vallen ook de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. Om het bedrag van de kosten te bepalen telt u de afschrijvingen van alle apparatuur en alle overige kosten bij elkaar. De kosten zijn aftrekbaar voor zover zij hoger zijn dan f 750. De afschrijvingstermijn is 36 maanden. U hoeft geen rekening te houden met een restwaarde. Voorbeeld 1. Aankoop op 1 januari; f 3.000 Afschrijving per kalenderjaar in 3 jaar f 3000 : 3 = f 1000 – f 750 = f 250. U kunt 3 jaar lang f 250 per jaar als kosten opvoeren. Voorbeeld 2. Als u in de loop van het jaar heeft gekocht, moet u de afschrijving tijdsevenredig berekenen. Aankoop op 1 juli; f 3000 Afschrijving per kalenderjaar f 1000,– in 36 maanden Afschrijving eerste jaar (over 6 mnd.) f 1000 : 12 x 6 = f 500 – f 750 = f 0. Afschrijving tweede jaar (over 12 mnd.) f 1000 – f 750 = f 250. Afschrijving derde jaar (over 12 mnd.) f 1.000 – f 750 = f 250. Afschrijving vierde jaar (over 6 mnd.) f 1000 : 12 x 6 = f 500 – f 750 = f 0. U kunt 2 jaar lang f 250 per jaar als kosten opvoeren. In het eerste en het vierde jaar zijn de kosten niet groter dan f 750, dus geen aftrek.” () Toelichting aangiftebiljet inkomstenbelasting 2009, blz. 5 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 26-29 Aant. 26-29 Gereserveerd • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 26-29 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 28/38 Beschouwing Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 30 Aant. 30 Geldboeten en misdrijven • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 30 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Deze kostenbeperking heeft een hoog moraliteitsgehalte. De wetgever wil duidelijk maken dat overtredingen en misdrijven ook fiscaal niet worden gefacilieerd. In de praktijk valt het met de aftrekbeperking nog wel mee. In veel gevallen zal een belastingplichtige de met een misdrijf verkregen inkomsten niet in zijn aangiftebiljet vermelden, evenmin als de daarop drukkende kosten. De beperking zal in de praktijk dan ook met name resultaat hebben ten aanzien van fiscale en verkeersboeten. Opmerking verdient nog dat de wetgever het slechts onwenselijk vindt om de kosten van binnenlandse boeten in aftrek toe te laten. Buitenlandse boeten heeft de wetgever geen problemen mee. Een verkeersboete in Aruba of de financiële lasten van een veroordeling in Nederland voor een aldaar gepleegd misdrijf heeft geen gevolgen voor de aftrekbaarheid van de kosten en derhalve evenmin voor de mogelijkheid voor de werkgever om deze kosten onbelast te vergoeden. Parlementaire behandeling Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 29/38 “Geldboeten, zowel als de uitgaven die gedaan zijn in verband met een misdrijf waarvoor belanghebbenden worden veroordeeld, zijn niet langer aftrekbaar (onderdelen i, j en k). Zoals reeds opgemerkt in de algemene beschouwingen van de onderhavige memorie van toelichting is deze bepaling mede bedoeld als een signaal dat misdrijven op geen enkele wijze, dus ook fiscaal niet, worden getolereerd. Daarbij moet worden bedacht dat een fiscale tegemoetkoming voor deze posten ook ongelijkheid veroorzaakt. Als iemand bijvoorbeeld een verkeersovertreding begaat, bijvoorbeeld door rood licht rijdt, en daarvoor een boete opgelegd krijgt, is die gedraging niet minder verkeersgevaarlijk als wordt aangevoerd dat op zakelijke gronden, zoals een spoedbestelling, er een zakelijk belang was bij die overtreding. Iemand die de boete op zijn inkomen in mindering zou kunnen brengen, wordt dan minder gestraft dan een ander, terwijl beide gedragingen waarvoor werd beboet alle verkeersdeelnemers op dezelfde wijze in gevaar hebben gebracht. Op die gronden wenst de Regering de aftrek dan ook te schrappen.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 12-13 “De wijziging inzake de geldboeten en misdrijven in artikel 9C, eerste lid, onderdelen j, k en l, (LIB, red.) alsmede van steekpenningen, is gelijk aan die in de winstbelasting. Voor de toelichting wordt daarom eenvoudigheidshalve daarnaar verwezen.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 17 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 31 Aant. 31 Steekpenningen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 31 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 30/38 Met steekpenningen worden bedoeld betalingen gedaan aan politici, openbare ambtsdragers en ambtenaren. De aftrekbeperking is heel algemeen geformuleerd. Er wordt geen nadere invulling gegeven aan de doelgroep, zodat zowel steekpen- ningen gedaan aan binnenlandse als buitenlandse ambtsdragers van aftrek worden uitgesloten. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen een betaling aan bijvoorbeeld een werknemer van een concurrerend bedrijf om bepaalde geheime informatie te verkrijgen een betaling aan een politicus of ambtenaar. Ook in de toelichting op het aangiftebiljet wordt hier niet nader op ingegaan. In de praktijk is wel opgemerkt dat de aftrekbeperking slechts ziet op betalingen aan politici, openbare ambtsdragers en ambtenaren. De tekst van de bepaling zelf, noch de toelichting erop, steunt echter een dergelijke beperking. Afgewacht moet worden hoe breed deze bepaling in de praktijk toepassing zal gaan vinden, en of, indien inderdaad slechts steekpenningen aan openbare ambtsdragers in aftrek zouden worden beperkt, hierbij sprake kan zijn van een ongelijke behandeling waarvoor geen redelijke gronden bestaan. In veel gevallen zal bij steekpenningen sprake zijn van een (ambts)misdrijf. In zoverre zou de bepaling niet van belang zijn, aangezien de kosten van misdrijven reeds niet aftrekbaar zijn. Het belang van de aftrekbeperking is er echter vooral in gelegen dat, in tegenstelling tot de kosten van misdrijven, de aftrek niet eerst wordt uitgesloten nadat belanghebbende wegens een misdrijf ter zake is veroordeeld. Ook zonder een veroordeling wegens een misdrijf kan de aftrek van steekpenningen worden uitgesloten. Aant. 31.1 Onderscheid tussen steekpenningen en giften dan wel zakelijke uitgaven Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 31.1 Aant. 31.1 Onderscheid tussen steekpenningen en giften dan wel zakelijke uitgaven • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 31.1 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 31/38 Het verdient opmerking dat met steekpenningen niet wordt gedacht aan giften aan politieke partijen of aan politici in het algemeen. het is in vele landen gebruikelijk dat bedrijven en particulieren bijdragen aan de verkiezingscampagnes van politici. Dat kan op individuele basis, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten gebruikelijk is, waarbij politici in het openbaar fondsen werven, maar ook aan een partij of politieke organisatie als zodanig. Hierbij kan worden verwezen naar de Nederlandse bepalling die de aftrek beperkt van uitgaven die verband houden met giften, beloften of diensten indien blijkt dat sprake is van een strafbaar feit als bedoeld in meerdere artikelen van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Het enige verschil tussen de bewijslast van de inspecteur en die van de officier van justitie is dat de officier van justitie moet bewijzen dat de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht zijn geschonden, en de inspecteur kan volstaan met het aannemelijk maken van het feit zoals dat is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. In de parlementaire stukken werd er dit over gezegd. “Om het verschil met het strafrecht duidelijk te maken en te benadrukken dat de in het fiscale recht gebruikelijke bewijslast geldt, is zodoende in de wettekst opgenomen dat het bedoelde feitencomplex aannemelijk moet zijn. Dat is in tegenstelling met het strafrecht waar, aan de hand van een in het Wetboek van Strafvordering opgenomen limitatieve opsomming van bewijsmiddelen, wettig en overtuigend moet zijn bewezen dat bepaalde feiten zich hebben voorgedaan.” () NV, Kamerstukken I 2004/05, 28 873, nr. C, p. 2. De strafbaar gestelde feiten in het Wetboek van Strafrecht waar de Wet IB 2001 naar verwijst zijn: 1. Omkoperij bij verkiezingen: iemand omkopen het kiesrecht niet of op bepaalde wijze uit te oefenen, of je laten omkopen door een ander; 2. Omkoping van een ambtenaar; 3. Omkoping van een rechter; 4. Omkoping van anderen dan ambtenaren; 5. Omkopen van telecommunicatie-personeel. Bij onderdelen 2 tot en met 4 gaat het in het algemeen erom dat de omkoper de betreffende persoon (ambtenaar, rechter of andere werknemer dan ambtenaren) een gift of belofte doet met het oogmerk dat deze, al dan niet in strijd met zijn plicht iets niet of anders doet, dan wel de betreffende persoon een gift of belofte doet naar aanleiding van hetgeen de betreffende persoon, al dan niet in strijd met zijn plicht, heeft gedaan of nagelaten. Bij onderdeel 5 gaat het om het iemand overhalen door gift of belofte dat deze in strijd zal handelen met zijn plicht tot het verstrekken van inlichtingen aan opsporingsambtenaren of met betrekking tot het verlenen van medewerking aan aftappen of opnemen van geluidscommunicatie. De bindende factor bij deze feiten is dat iemand een gift of belofte doet om een ander te laten handelen in strijd met diens plicht, dan wel die ander te belonen voor het feit dat hij in strijd met zijn plicht heeft gehandeld. Met andere woorden, als de inspecteur van mening is dat sprake is van een steekpenning, dan moet hij in feite van mening zijn dat sprake is van een strafbaar feit volgens het Wetboek van Strafrecht. Mogelijk zou dat strafbare feit niet wettelijk en overtuigend kunnen worden bewezen in het kader van een strafrechtelijke procedure, maar de inspecteur moet ten minste wel aannemelijk maken dat er een dergelijk strafbaar feit is gepleegd. In alle andere gevallen van betalingen aan ambtenaren of politici zal dan ook geen sprake zijn van steekpenningen. De giften zullen mogelijk worden gedaan ten behoeve van een goede relatie met de betreffende personen, maar in het algemeen worden bijvoorbeeld de jaarlijks gebruikelijke fruitmanden en flessen drank die aan ambtenaren, politici en medewerkers van andere bedrijven worden gegeven ter gelegenheid van eindejaarsfestiviteiten of bij andere gelegenheden, niet beschouwd als gedaan met het oogmerkt die ander in strijd met zijn plicht te laten handelen. Bij geldelijke bijdragen, met name als deze wat hoger liggen, zouden hier vraagtekens over kunnen bestaan. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 32/38 In dat licht is van belang het oordeel van de Raad van Beroep van 8 augustus 2001, no. 2000/053 en 2000/089 inzake bijdragen aan politieke partijen. De Raad oordeelde dat als regel van een gift aan een politieke partij moet worden aangenomen dat het de uitdrukking is van de verbondenheid van de schenker met de maatschappelijke idealen van de begiftigde partij. In dat geval zal de gift niet aftrekbaar kunnen zijn als kostenpost omdat het gaat om een persoonlijke besteding van de directeur of aandeelhouder. In geval de gift aan alle politieke partijen wordt gedaan kan dit zijn gelegen in het oogmerk het zakelijk risico te voorkomen dat de ondernemer uit de gunst valt bij de, op enig moment, regerende politieke partij(en). In de onderhavige casus gaf de ondernemer met name grote bedragen aan één partij en was de directrice bloedverwant in de tweede graad van de leider van die partij. In beide gevallen, of de gift nu aangemerkt wordt als een gift die gelegen is in de persoonlijke behoeften van de gever dan wel als een zakelijke uitgave, is er geen aanleiding om te spreken van een steekpenning. Daarvoor is, mede gelet op wat in Nederland hierover is geschreven, ten minste vereist dat de inspecteur aannemelijk maakt dat er een strafbaar feit is gepleegd. Dit laat uiteraard onverlet dat ingeval giften met name of uitsluitend aan één of enkele partijen worden gedaan, volgens de jurisprudentie van de Raad van Beroep geen recht op aftrek bestaat als aftrekbare zakelijke uitgave, maar ten hoogste op basis van de giftenaftrek tot maximaal 3% van het inkomen (in de inkomstenbelasting) dan wel de winst (in de winstbelasting). Parlementaire behandeling “De Regering verenigt zich met het oordeel van de Raad inzake de aftrekbeperking van steekpenningen. Daartoe is een bepaling opgenomen, die de aftrekbaarheid beëindigt.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 10 “In samenhang met het voorgaande (de bepaling inzake misdrijven: red) wordt steekpenningen eveneens van aftrek uitgesloten. Het verschil met de hiervoor genoemde misdrijven is, dat hierbij voor uitsluiting van de aftrek niet een eventuele veroordeling van de strafrechter behoeft te worden afgewacht.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 12 Jurisprudentie “4.2.1. Naar vaste jurisprudentie van de Raad zijn giften aan politieke partijen niet aftrekbaar als bedrijfskosten (vgl. RvB 29 december 1995, nr. 1994/160, TAR/J 1997, nr. 3, 4.15.). Als regel moet immers worden aangenomen dat een gift aan een politieke partij de stoffelijke uitdrukking is van de verbondenheid die de schenker voelt met de maatschappelijke idealen en daarop gebaseerde voornemens van de begiftigde partij. De gift is dan zozeer verbonden met de persoon van de schenker, als regel een natuurlijk persoon en niet een rechtspersoon, dat het ondernemingsbelang daaraan ondergeschikt moet worden geoordeeld. Er zijn omstandigheden denkbaar waaronder voormelde regel geen opgeld doet, bijvoorbeeld het geval waarin een ondernemer alle politieke partijen begunstigt teneinde het (zakelijke) risico van het uit de gunst zijn bij de regerende politieke partij te vermijden. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 33/38 In het onderhavige geval doen zich naar het oordeel van de Raad geen omstandigheden voor die tot afwijking van de hoofdregel nopen. Appellante heeft weliswaar gesteld dat het aantal akten sterk is toegenomen in de regeringsperiode van de door haar begunstigde politieke partij, maar de Raad acht het gesuggereerde causale verband, in het licht van het gemotiveerde weerspreken door de Inspecteur, onvoldoende aannemelijk gemaakt.” () RvB 8 augustus 2001, no. 2000/53/88/89 Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 32-34 Aant. 32-34 Gereserveerd • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 32-34 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 35 Aant. 35 Bedrijfswoning • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 34/38 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 35 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Bij deze kostenpost blijkt duidelijk dat de wetgeving wordt er niet eenvoudiger op wordt. Bij onroerend goed dat op de balans van een onderneming staat moet nu onderscheid worden gemaakt tussen bedrijfspanden, daarmee het oog hebbend op winkels, fabrieken en ander zakelijk gebruik, en woningen. Vervolgens moet dan onderscheid worden gemaakt tussen woningen welke worden verhuurd en woningen welke door de ondernemer zelf worden bewoond of door hem aan een werknemer ter beschikking worden gesteld. De aftrekbeperking van onderdeel m ziet uitsluitend op woningen. Voor bedrijfspanden wordt de aftrek op basis van deze bepaling niet beperkt. Aant. 35.1 Verhuurde woningenAant. 35.2 Ter beschikking gestelde woningen Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 35.1 Aant. 35.1 Verhuurde woningen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 35.1 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 35/38 De tekst van onderdeel m geeft aan dat de kosten van een tot het vermogen van een onderneming behorende woning in het algemeen beperkt worden tot het bedrag dat bij de gebruiker voor dat gebruik in aanmerking wordt genomen. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar kennelijk is daarmee niet gedoeld op aan derden verhuurd onroerend goed. Bedrijfsmatige verhuur wordt derhalve door de bepaling niet getroffen. Dit lijkt ook niet meer dan billijk. Bij tot het ondernemingsvermogen behoren de woningen zal immers te zijner tijd bij een vervreemding de dan behaalde verkoopwinst ook in de heffing worden betrokken. Het zou dan op zijn zachtst gezegd bevreemdend werken als de kosten in de daaraan voorafgaande jaren niet in aftrek zouden mogen worden genomen. Hiermee is echter wel een groter verschil ontstaan tussen bedrijfsmatige en particuliere verhuur. Bij particuliere verhuur zijn de kosten in het geheel niet aftrekbaar maar zijn deze verdisconteerd in een gedeeltelijke vrijstelling van de huuropbrengst. Daarentegen blijft bij particuliere verhuur een winst bij verkoop onbelast. Bij de ondernemer daarentegen wordt geen beperking toegepast, maar komt de fiscale afrekening achteraf. Op de lange termijn zal mogelijk een evenwichtige verhouding bestaan tussen bedrijfsmatige en particuliere verhuur. Op de korte termijn zal als gevolg van de verschillen mogelijk arbitrage optreden. Wie verwacht dat hij bij zijn voor de verhuur aangehouden woningbezit over enige tijd voor grote onderhoudsuitgaven zal komen te staan (welke meestal niet voor het volledige bedrag in een waardestijging van het pand terug te vinden zijn) zal als gevolg hiervan mogelijk eerder overwegen om zijn bezit onder te brengen in een rechtspersoon. Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 35.2 Aant. 35.2 Ter beschikking gestelde woningen • Actueel t/m 01-10-2013 Actueel t/m 01-10-2013 Tijdvak 10-10-2010 tot: Vindplaats Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 9C LIB 1943 (Curaçao), aant. 35.2 Vakgebied(en) Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao Wetingang Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao] artikel 9C Beschouwing Ter beschikking aan werknemer Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 36/38 Hierbij kan onder meer worden gedacht aan een woning welke de ondernemer zelf in gebruik heeft of welke aan een werknemer ter beschikking is gesteld. Bij deze woningen geldt de aftrekbeperking van onderdeel m. De aftrek van onderhoudskosten wordt beperkt tot het bedrag dat bij de gebruiker in aanmerking wordt genomen voor de inkomstenbelasting. Als bijvoorbeeld de werknemer een woning van zijn werkgever terbeschikking heeft gekregen en voor dat gebruik wordt hij belast naar een huurwaarde van Naf. 6.000, dan is kostenaftrek mogelijk tot ten hoogste dat bedrag. Opgemerkt wordt dat in het algemeen onderscheid wordt gemaakt tussen kosten en afschrijving. Door de aftrek te beperken ten aanzien van de kosten blijft het derhalve mogelijk om af te schrijven. Daarentegen zal dan overigens bij verkoop de te belasten opbrengst groter zijn als gevolg van de over de jaren genomen afschrijving. In de toelichting op het aangiftebiljet inkomstenbelasting wordt hierover het volgende opgemerkt. “Als u als ondernemer een woning, die tot uw ondernemingsvermogen behoort, ter beschikking stelt aan een werknemer dan is de kostenaftrek van deze woning gemaximeerd. U kunt niet meer kosten in aftrek brengen dan het bedrag dat bij de werknemer als belaste huurwaarde (inkomsten in natura) tot het inkomen wordt gerekend, zijnde 4.8% van de verkoopwaarde van de woning plus 2% van de waarde van de woning (voor toepassing van de grondbelasting) met een maximum van f 3000.” () Toelichting aangiftebiljet inkomstenbelasting 2009, blz. 7 Ter beschikking aan ondernemer zelf Als de ondernemer de woning in eigen gebruik heeft zal geen huurwaarde worden bijgeteld. In dat geval kunnen dan ook geen kosten in aftrek komen, zij het dat art. 16, lid 1, onderdeel h, van toepassing is zodat de onderhoudskosten tot ten hoogste ANG 3.000 in aftrek kunnen komen. In de toelichting op het aangiftebiljet inkomstenbelasting wordt hierover het volgende opgemerkt. “Als een woning tot uw ondernemingsvermogen behoort en deze woning u als hoofdverblijf ter beschikking staat, hoeft u de huurwaarde van deze woning niet bij de winst op te tellen. U kunt de onderhoudskosten van deze woning tot een bedrag van 2% van de leggerwaarde van de woning (dat is de waarde die wordt gebruikt voor de toepassing van de grondbelasting) met een maximum van f 3.000 aftrekken van de winst. Let op! Afschrijvingskosten zijn aftrekbaar. Let op! Hypotheekrente is onbeperkt aftrekbaar. Let op! Andere kosten, zoals brandverzekering, grondbelasting, erfpachtcanon en grondhuur zijn niet aftrekbaar. () Toelichting aangiftebiljet inkomstenbelasting 2009, blz. 7 Parlementaire behandeling “De kosten van een eigen woning die tot het bedrijfsvermogen behoort, worden slechts in aanmerking genomen op basis van de regeling zoals deze ook geldt voor de eigen woning die niet tot het bedrijfsvermogen behoort en welke is neergelegd in art. 16, eerste lid, onderdeel h, onder 2°. De kosten van een aan een derde ter beschikking gestelde woning worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat de ondernemer bij de berekening van de loonbelasting ten aanzien van de gebruiker als loon aanmerkt. Als de ondernemer dus een woning ter beschikking stelt aan een personeelslid, dan zijn de kosten aftrekbaar voorzover daartegenover bij de werknemer een belaste huurwaarde staat. Dit is in overeenstemming met de beperking van de kostenaftrek tot 65% van de huuropbrengst en de niet aftrekbaarheid van de kosten van de eigen woning tegenover de Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 37/38 onbelastheid van de huurwaarde. Zoals reeds opgemerkt bij de winstbelasting, een pand dat tijdelijk niet, maar wel gebruikelijk wordt bewoond, blijft als woning gelden voor de toepassing van de kostenaftrek en dus is geen aftrek van kosten mogelijk in de periode tussen het ter beschikking stellen aan twee verschillende medewerkers bijvoorbeeld, net zo min als dat aftrek mogelijk zou zijn in de periode dat een verhuurder naar een nieuwe huurder zoekt voor zijn woning.” ( ()) MvT, Landsverordening van de 3de augustus 2001 houdende wijziging van de LWB1940, de LIB1943 en de LLB1976P.B. 2001, no. 94, blz. 16-18 Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Wolters Kluwer Nederland B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Dit document is gegenereerd op 10-09-2020. Kijk voor meer informatie over de diensten van Wolters Kluwer op www.wolterskluwer.nl Pagina 38/38