Uploaded by leerkracht.dirkx

orbitalen theorie

advertisement
7. Hoofdstuk 7 : De Elektronenstructuur van Atomen
7.1.
Licht: van golf naar deeltje
Frequentie (n) is het aantal golven dat per seconde passeert
door een bepaald punt (Hz = 1 cyclus/s).
Snelheid: v = golflengte x frequentie
Snelheid = c = 300000 km/s
Planck : de energie die door atomen en moleculen wordt afgegeven of opgenomen is steeds een
veelvoud van h.v
h = de constante van Planck = 6.63 x 10-34 J
De kleinste hoeveelheid = quantum
De energie is gequantiseerd
Andere voorbeelden van gequantiseerde systemen:
•
lading = veelvoud van e.l.e.
•
betaling = veelvoud van de kleinste munt
•
eieren door een kip gelegd = veelvoud van 1 ei
7.2.
Het fotoelektrisch effect
Einstein gebruikte quantisatie van energie en het verschijnsel van het foto-elektrisch effect om te
postuleren dat elektromagnetische straling een verzameling deeltjes is = FOTONEN
7.2.1. Duaal karakter van licht
Onder sommige experimentele voorwaarden gedraagt licht zich als een golf, in andere
omstandigheden als een verzameling deeltjes.
7.3.
Bohr en het Waterstofatoom
Observatie : Wanneer aan een bepaalde stof (ijzer, waterstof, kwik) energie wordt toegevoegd dan
zal deze stof elektromagnetische straling uitzenden (bvb. licht)
Deze straling heeft een lijnenspectrum
Men noemt dit het emissiespectrum
7.3.1. Model van Bohr voor Waterstof
De energie van een elektron kan slechts welbepaalde waarden
hebben: quantisatie
7.4.
Duaal gedrag van het elektron
Een elektron gedraagt zich soms als een geladen massadeeltje, maar soms ook als een golf (zoals
licht).
De beste manier om een elektron in een atoom te beschrijven is het elektron voor te stellen als een
staande golf.(De Broglie)
Dit maakt het mogelijk om quantisatie te verklaren.
7.4.1. Onbepaalbaarheidsprincipe van Heisenberg
Onzekerheidsprincipe:
∆p.∆x≥
Van een deeltje zoals een elektron kunnen de energie en de positie niet tegelijkertijd met grote
nauwkeurigheid bepaald worden
Dus: omdat de energie goed gekend is (spectrum) zal de positie onzeker blijven. Elektronenbanen
bestaan dus niet en de Newtoniaanse mechanica schiet tekort.
De wiskundige beschrijving van de golven door Schrödinger laat toe de waarschijnlijkheid te
berekenen om een elektron met een welbepaalde energie op een welbepaalde plaats aan te treffen.
Deze waarschijnlijkheden worden samengebracht in een orbitaal.
Een orbitaal is een gedeelte van de ruimte rond de kern waarin men 90% kans heeft een elektron
met een welbepaalde energie aan te treffen.
De verschillende orbitalen worden beschreven met quantumgetallen.
7.5.
De quantumgetallen
Een orbitaal wordt beschreven door 3 quantumgetallen
n, l, ml
7.5.1. Hoofdquantumgetal (n)
Waarde: 1, 2, 3, 4, …
Betekenis: geeft aan in welk energieniveau het elektron zich bevindt.
Energieniveau wordt ook schil genoemd.
Elektronen met een hogere energie (n) bevinden zich gemiddeld verder van de kern.
7.5.2. Nevenquantumgetal (l)
Waarde: 0, 1, 2,… (n-1)
Betekenis: geeft aan in welk soort orbitaal (vorm) het elektron zich bevindt.
Als
1. l = 0 s-orbitaal
2. l = 1 p-orbitaal
3. l = 2 d-orbitaal
4. l = 3 f-orbitaal
7.5.3. Magnetisch quantumgetal (ml )
Waarde: -l,….-1,0,1,….+l
Betekenis: geeft aan dat er van een bepaalde orbitaalsoort meerdere exemplaren kunnen
voorkomen.
Voorbeeld: stel: l = 2, dit komt overeen met een d-orbitaal
dan: ml = -2, -1, 0, 1, of 2 => 5 d-orbitalen
Deze orbitalen hebben een verschillende ruimtelijke oriëntering
7.6.
Atomaire orbitalen
7.6.1. l = 0 (s orbitals
7.6.2. l = 1 (p orbitals
7.6.3. l = 2 (d orbitals)
De energie van de orbitalen
In waterstof (1 elektron) wordt de energie
enkel bepaald door n
In meer elektronische atomen wordt de
energie van de orbitalen bepaald volgens de
n + l regel
7.7.
Elektronenconfiguratie van een atoom (of ion).
Geeft aan in welke orbitalen de elektronen van dit deeltje zich bevinden.
Methode voor het opstellen van de elektronenconfiguratie = AUFBAU principe1
schrijfwijze
1s1 betekent 1 elektron in het 1s orbitaal
7.8.
Spinquantumgetal (ms )
Om het gedrag van elektronen volledig te kunnen beschrijven heeft men nog een vierde
quantumgetal nodig.
Waarde: -1/2 of +1/2
Voorstelling:
7.8.1. Regel van Pauli
In een atoom kunnen geen twee elektronen voorkomen die
dezelfde waarden hebben voor de vier quantumgetallen
Of: In een orbitaal kunnen slechts twee elektronen geplaatst
worden en die moeten dan een verschillende waarde hebben
voor ms
7.8.2. Regel van Hund
De meest stabiele verdeling van elektronen in een subschil is die met zoveel mogelijk ongepaarde
elektronen met dezelfde spin
Grondtoestand
1
Aangeslagen toestand (niet verboden)
Het principe dat instaat voor da figuurtje me die scheve pijltjes naar links beneden. Een regel die zegt dat je
de orbitalen moet vullen op een bepaalde manier. Bv: eerst 2p-orbitaal en dan pas 3s-orbitaal
Valentie elektron: hoogst
Argon = 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6
Eerst worden de 4s orbitalen volledig gevuld. Hierna begint men met het opvullen van de 3d
orbitalen. Cr en Cu hebben maar een halfgevuld 4s orbitaal. Dit is te wijten aan het feit dat 2 halve
orbitalen stabieler zijn dan 1 vol 4s2 en 3d4 (ingeval voor Cr). En 1 vol 3d10 orbitaal en een half 4s2
orbitaal zijn stabieler dan een vol 4s2 en een 3d9.
Kalium = 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s1
Calcium = 1s2 2s2 2p6 3s2 3p6 4s2
Download