Stappenplan werkstuk groep 8 Tip: gebruik dit stappenplan ook voor je spreekbeurt Kies een onderwerp uit de lijst. Geef het onderwerp door aan de juf/meester. Je mag daar gerust de tijd voor nemen en internet gebruiken om de onderwerpen uit de lijst op te zoeken en te bekijken. Maak een woordveld over jouw onderwerp. Schrijf in het midden van een vel papier het onderwerp. Rondom jouw onderwerp schrijf je woorden en vragen die hiermee te maken hebben. We gebruiken het onderwerp “waterpolo” als voorbeeld, dan kan het woordveld er zo uitzien: - Geef woorden en vragen die bij elkaar horen dezelfde kleur. Nu heb je de deelonderwerpen (je onderwerp is in kleinere stukjes verdeeld). Dit worden de hoofdstukken. - Bedenk titels voor jouw deelonderwerpen en zet ze in een logische volgorde. Tip: Waarschijnlijk kun je niet alle onderwerpen aan bod laten komen. Nu ga je informatie opzoeken over alle deelonderwerpen (hoofdstukken). Je zoekt informatie in verschillende bronnen. Het is belangrijk dat je bronnen met elkaar vergelijkt; niet alles wat op internet staat is namelijk waar. Je kunt dus niet zomaar wat opschrijven. Je moet ook je bronnen opschrijven: waar heb je de informatie gevonden? Schrijf op welke websites je hebt gebruikt en welke boeken (titel+schrijver) je hebt gelezen. Voorbeelden van verschillende bronnen: - andere mensen. Interview bijvoorbeeld iemand die op waterpolo zit of in het zwembad werkt; - boeken uit de bibliotheek; - folders, filmpjes, tijdschriften - internet; Tip: Niet alle informatie die je op internet vindt, kun je goed gebruiken. Op www.webdetective.nl vind je een controlelijst. Daarmee kun je controleren of een site geschikt is als bron. Na het verzamelen van alle informatie, ga je de informatie van de verschillende hoofdstukken opschrijven. Schrijf de informatie in je eigen woorden op, zodat je ook snapt wat je schrijft. Teksten kopiëren van internet mag niet, daar leer je niet zo veel van. Wanneer je de tekst van internet in je eigen woorden opschrijft, dán onthoud je het beter en word je er wijzer van en dat mag dus wel. Dat geldt natuurlijk ook voor teksten uit boeken en tijdschriften. Weet je niet wat een woord betekent? Zoek het op in een woordenboek, op internet of vraag het aan een klasgenoot/leerkracht/thuis. Let op: - Zorg dat je tenminste 5 hoofdstukken hebt. Meer mag ook. - Elk hoofdstuk bestaat uit minimaal ½ pagina tekst (plaatjes tellen niet mee) - Gebruik lettergrootte 12 of 14. De titel van de hoofdstukken mag maximaal lettergrootte 26 zijn. - Gebruik lettertype calibri of arial - Zoek bij ieder hoofdstuk passende plaatjes, foto’s en/of tekeningen. Tip: Laat je werk regelmatig controleren en luister goed naar de tips en tops die je krijgt. Tip: Wees kritisch op jezelf! Ziet je werkstuk er mooi uit? Is de tekst goed te lezen? Kloppen de zinnen? Is de spelling foutloos? Passen de plaatjes bij de tekst? Tip: Bekijk (online) eens voorbeelden van werkstukken. Dan weet je beter wat er van je verwacht wordt en wat de bedoeling is. De rest van het werkstuk Nu je alle hoofdstukken hebt geschreven, is het tijd voor de rest van het werkstuk. Je gaat schrijven: - de voorkant - de inleiding - het nawoord - de bronvermelding - de inhoudsopgave De voorkant: Maak een passende voorkant met daarop het onderwerp, een illustratie en jouw naam. De inleiding: In de inleiding schrijf je waarom je dit onderwerp hebt gekozen. Daarna beschrijf je heel kort waar ieder hoofdstuk over gaat. Je vertelt de lezer in de inleiding dus alvast een beetje wat hij/zij kan verwachten. Gebruik één à twee regels om een hoofdstuk kort te beschrijven. Het nawoord: In het nawoord schrijf je wat je allemaal hebt gedaan om dit werkstuk te maken. Vertel wat je ervan hebt geleerd, wat je leuk vond om te doen en wat je moeilijk vond en wat je de volgende keer anders zou willen doen. De bronvermelding: Je hebt al je gebruikte bronnen opgeschreven. Maak nu een mooie lijst van alle bronnen. Doe dat zo: Werkstuk: Maak nu je werkstuk op orde. De volgorde is: voorkant-inhoudsopgave-inleiding-hoofdstukken-nawoordbronvermelding Tip: Laat eerst je werk controleren. De inhoudsopgave maak je als allerlaatste. Inhoudsopgave Geef alle pagina’s een nummer. In de inhoudsopgave maak je een lijst van alle pagina’s. Je zet erachter op welke bladzijde iets terug te vinden is : (zie voorbeeld) Hoofdstuk 1: de geschiedenis van waterpolo blz 4-5 Hoofdstuk 2: de regels van waterpolo blz 6-8 enz. Tip: handige sites voor het maken van een werkstuk https://9-12.jeugdbibliotheek.nl/weten/info-voor-werkstuk-enspreekbeurt.html www.wikikids.nl https://www.youtube.com/watch?v=RZq3OdJgboc https://spreekbeurten.info/alle-spreekbeurten.html