Uploaded by Asma Diwan Ali

LVB stage WISKUNDE diagonalen

advertisement
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Naam student:
Asma Diwan Ali
Naam mentor:
Blijde Van Driessche
School:
Sint- Pieterinstituut Gent
WOENSDAG
Klas
5B
Leergroep
VOLO 2
Aantal lln.:
22
28/10/2020 Handtekening mentor + datum:
Van 9u25
tot
Leergebied(onderdeel):
Wiskunde
Lesonderwerp:
Meetkunde : Diagonalen
Leerplandoelen:
10u15
Leerplan:
KOV (ZILL) – OVSG – GO! – andere
WDlw2 Wiskundige kennis en vaardigheden efficiënt en met inzicht hanteren
WDmk2 Inzicht verwerven in meetkundige objecten
• Punten, lijnen en vlakken
• Punten, lijnen en vlakken > 8-10j Onderzoeken en vaststellen van punten, lijnen en
vlakken door zich te bewegen in de ruimte, te kijken naar en te handelen
met voorwerpen en meetkundige figuren en daarbij de termen recht,
gebogen (krom), gebroken, vorm, oppervlak, lijn, punt, lijnstuk, rechte,
horizontaal, verticaal, vlakke figuur kennen en gebruiken
• Punten, lijnen en vlakken > 8-10j Een punt, een rechte en een lijnstuk
tekenen en noteren
• Punten, lijnen en vlakken > 8-10j De termen zijde, overstaande zijde(n),
omtrek, hoogte, basis, diagonaal, onderzoeken, kennen en gebruiken
• Hoeken
• Hoeken > 6-8j Bij vlakke hoeken de begrippen hoek, hoekpunt, benen,
overstaande hoeken (in vierhoeken) kennen en gebruiken
• Vlakke figuren
• Vlakke figuren > 10-12j De eigenschappen van de hoeken en de zijden van
vierhoeken onderzoeken, kennen en gebruiken om vierhoeken te benoemen
als vierkant, rechthoek, ruit, parallellogram, trapezium
WDmk3 Inzicht verwerven in meetkundige relaties
• Evenwijdigheid
• Evenwijdigheid > 8-10j Met een geodriehoek en andere hulpmiddelen
(geen passer) twee evenwijdige rechten/lijnstukken tekenen
• Evenwijdigheid > 8-10j Met een geodriehoek en andere hulpmiddelen
(geen passer) door een punt buiten een rechte de evenwijdige rechte
tekenen aan die rechte en door een punt buiten een lijnstuk het
evenwijdige lijnstuk tekenen aan dat lijnstuk
• Loodrechte stand
• Loodrechte stand > 8-10j Onderzoeken en vaststellen van loodrechte
stand in de omgeving, in vlakke figuren en in ruimtefiguren en daarbij de
term loodrecht kennen en gebruiken
MZkm1 Zelfredzaam zijn in het uitvoeren van manipulatieve handelingen in
verschillende situaties; deze handelingen nauwkeurig, gedoseerd en
ontspannen uitvoeren
MZkm2 Functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van
voorwerpen
1
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
IVoc3
Onderzoeksvragen formuleren, naar een antwoord zoeken en bevindingen
formuleren
• 7-12j Onderzoekend leren : zich laten inpalmen door nieuwe dingen uit
de omgeving - onderzoeksvragen stellen - een onderzoeksuitkomst
voorspellen - een onderzoeksstrategie bedenken en uitvoeren –
experimenteren en exploreren - onderzoeksresultaten en bevindingen
bundelen - verslag uitbrengen en een conclusie formuleren, een antwoord
op de onderzoeksvraag geven - over het onderzoek en de resultaten en
bevindingen ervan met anderen communiceren - met de resultaten en
bevindingen aan de slag gaan
Leerinhoud:

Definitie
Een diagonaal is een lijnstuk dat 2 niet-opeenvolgende hoekpunten van een veelhoek
verbindt.
Dus 2 hoekpunten die niet naast elkaar liggen!
In elke vierhoek kan je dus 2 diagonalen tekenen.

De eigenschappen van de diagonalen:
1. De diagonalen zijn even lang.
2. De diagonalen halveren elkaar: snijden elkaar in de helft van beide of snijden elkaar
middendoor
3. De diagonalen staan loodrecht op elkaar: snijden elkaar onder een hoek van 90°

Het tekenen van een diagonaal:
Om te tekenen gebruiken we altijd een geodriehoek (en meetlat) en een potlood.
Een diagonaal is een lijnstuk: vertrek uit het ene hoekpunt en stop in een niet opeenvolgend
hoekpunt (niet doortekenen!).
Lesdoelen:
1. De leerlingen kennen de begrippen “diagonaal, zijde, lijnstuk, overstaand/
tegenoverliggend, (niet-)aanliggend/ (niet-) opeenvolgend, hoekpunt, omtrek, lengte, even
lang, gelijk, loodrecht, middendoor” … en kunnen deze correct gebruiken. (WDIw2,WDmk2,
WDmk3)
2. De leerlingen kunnen uitleggen dat diagonalen lijnstukken zijn die twee niet-aanliggende (of
opeenvolgende) hoekpunten verbinden. (WDmk2, WDmk3)
3. De leerlingen kunnen de diagonalen in de reeds gekende vierhoeken herkennen en tekenen.
(WDlw2,WDmk2, WDmk3)
4. De leerlingen kunnen de eigenschappen van de diagonalen in de reeds gekende vierhoeken
onderzoeken, controleren en verwoorden op basis van drie kenmerken: “gelijke lengte,
middendoor snijden en loodrecht op elkaar”. (WDIw2,WDmk2)
2
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
5. De leerlingen kunnen aan de hand van de eigenschappen van de diagonalen de best
passende vierhoek geven. (WDlw2,WDmk2,IVoc3)
6. De leerlingen kunnen een efficiënte werkwijze toepassen bij het tekenen van de diagonalen
van een vierhoek en de geschikte hulpmiddelen kiezen en gebruiken.
(WDlw2,WDmk2, IVoc3, MZkm1, Mzkm2)
Beginsituatie specifiek voor deze les:
Situering in het leerproces:
aanbrengen
inoefenen
Waarop bouwt deze les verder?
Voorkennis:
 De leerlingen weten wat vlakke figuren zijn en ze kennen alle vierhoeken bij naam op basis
van de eigenschappen van de zijden en de hoeken.
(vierhoek, trapezium, parallellogram, ruit, rechthoek en vierkant).
Toch zijn de eigenschappen van de vierhoeken nog niet grondig genoeg beheerst.
Dit dient weer opgefrist te worden.
 De leerlingen kennen het begrip ‘diagonaal’ al van het vierde leerjaar.
Beheersing:
De leerlingen kunnen een geodriehoek en meetlat gebruiken bij het tekenen.
Aanbrengen:
De leerlingen kennen het begrip ‘diagonaal’ al van het vierde leerjaar.
Het begrip wordt herhaald (door het vouwen van servetten en menukaarten waarin een diagonaal
wordt getekend) om daarna over te gaan tot het ontdekken van de eigenschappen van diagonalen
in vierhoeken. De leerlingen moeten uiteindelijk ook diagonalen en vierhoeken kunnen tekenen,
waarvoor de nodige motorische vaardigheden vereist zijn.
De leerlingen leren de eigenschappen loodrechte stand en halveren (= middendoor snijden) kennen
en leren hoe je die deze eigenschappen dient te controleren
Leerlingspecifieke gegevens + acties:
De klas wordt in drie groepen ingedeeld:
 Groep 1 (Roze): Noa, Jos, Mustafa, Arielle, Blina, Malik, en Chiara.
Rekenzwakke groep: Deze groep heeft nood aan extra begeleiding:
Deze groep wordt begeleid door de leerkracht. Ik zal hen apart nogmaals voortonen hoe we
diagonalen tekenen en ze ook meteen laten uitvoeren en verwoorden. Daarna kunnen ze ook
verder werken aan de oefeningen. Ik ga regelmatig langs om te controleren en geef extra
ondersteuning.
 De leerlingen die slordig werken hebben extra instructies nodig bij het nauwkeurig tekenen
met een geodriehoek en meetlat.
 Noa en Blina werken traag en hebben extra begeleiding nodig.
Kinderen met motorische problemen geef ik begeleiding bij het correct gebruiken van de
geodriehoek en eventueel een fijn vulpotlood. Ik laat de leerlingen verwoorden
 Groep 2 (Oranje): Jennifer, Axelle, Kariss, Lucas, Mehmet, Hailey, Shamikh, Thomas.
Middengroep: na een klassikale oefening kan deze groep zelfstandig verder werken of aansluiten bij
groep 1. Bij vragen ga ik langs.
 Groep 3 (Paars): Arthur, Oliwia, Julien, Ella, Solène, Ellen, Edward.
Rekensterke groep. Deze groep kan zelfstandig werken in het werkboek + werkblad met
uitbreidingsoefeningen met correctiesleutel.
-Uitbreiding: Ik daag de leerlingen uit om bijvoorbeeld een vierhoek te tekenen met diagonalen
die elkaar loodrecht snijden, maar geen ruit is …
3
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Bronnen: volgens de APA-normen



Reken Maar 5: Blok 3 – les 30
Reken Maar 5 werkboek B p 21 -23
Reken Wijzer 5_6
Bijlagen: bordschema, ingevulde werkbladen, teksten …


Bordschema
Ingevulde werkbladen
Materiaal / locatiewijziging:




Voor elke leerling:
Wisbordjes met stift en spons
papieren menukaart of servet
stift
lat
tekenpotlood
geodriehoek
groen en rood kaartje
Werkboek p. 24-26
Bordgeodriehoek
kopieerblad 3-4
Lesopbouw
1. Klassikale inleiding van de eigenschappen van vierhoeken 5’
oriënteren
verwerven
verwerken
afronden
De leerlingen kennen de begrippen diagonaal, zijde, lijnstuk, overstaand, (niet-)aanliggend,
hoekpunt, omtrek, lengte, even lang, gelijk, loodrecht, middendoor … en kunnen ze passend
gebruiken. (WDIw2,WDmk2)
We starten de les met enkele raadsels.
De leerkracht geeft een omschrijving van een meetkundige figuur. De leerlingen steken hun bordje
met de benaming van de juiste meetkundige figuur in de lucht.
- Ik heb 4 hoeken. Ze zijn allemaal recht. Niet elke zijde is gelijk, alleen de overstaande of
tegenoverliggende zijden zijn aan elkaar gelijk. (rechthoek)
- Ik heb 4 hoeken. Niet alle hoeken zijn gelijk, alleen de overstaande of tegenoverliggende
hoeken zijn gelijk. Twee paar zijden zijn evenwijdig. (parallellogram)
Ik heb 4 hoeken, die allemaal recht zijn. Ook alle zijden zijn aan elkaar gelijk. Twee paar
zijden gaan elkaar nooit snijden (vierkant)
- Ik heb 4 hoeken, maar ze zijn niet allemaal gelijk. Alle zijden zijn aan elkaar gelijk. Twee paar
zijden zijn evenwijdig. (ruit)
- Ik heb 4 hoeken, maar geen enkele is aan een andere gelijk. Er is ook geen enkele zijde gelijk.
Er is maar 1 paar zijden die evenwijdig zijn. (trapezium)
4
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Ik verwoord het doel van de les. Jullie kennen al heel wat eigenschappen van vierhoeken. Vandaag
verdiepen we ons op een andere volgende eigenschap. (ik noem de term de diagonalen nog niet).
2. OLG over het begrip diagonaal
oriënteren


10’
verwerven
verwerken
afronden
De leerlingen weten dat diagonalen lijnstukken zijn die twee niet-aanliggende
hoekpunten verbinden. (WDlw2,WDmk2)
De diagonalen in de reeds gekende vierhoeken herkennen. (WDlw2,WDmk2)
De leerkracht is na de raadsels een beetje in paniek:
Oei, ik was het helemaal vergeten, ik heb vanavond een feestje. Ik heb nog heel wat werk voor de
boeg! Willen jullie mij helpen bij het vouwen van mijn menukaarten en servetten? Jullie mogen
plooien op verschillende manieren. Je mag creatief zijn!
De leerkracht deelt papieren materiaal uit. Leerlingen gaan aan de slag.
Onderwijsleergesprek:
Je mag nu je menukaartje of je servet terug openvouwen, je lat en je stift nemen en alle vouwlijnen
overtrekken met stift.
De leerlingen voeren uit met lat en stift. De Leerkracht gaat rond en begeleidt waar nodig, stuurt bij,
geeft advies.
De leerkracht houdt de menukaart in de lucht
- Welke figuur zie je in de menukaart. Hoe noemen we deze figuur? (Rechthoek)
- Hoe weet jij dat dit een rechthoek is?
(Een rechthoek heeft twee paar evenwijdige zijden en 4 rechte hoeken.)
De leerkracht houdt de servet in de lucht.
- En deze figuur? (Vierkant)
- Hoe weet je dat? (Een vierkant heeft 4 gelijke zijden en 4 rechte hoeken.)
- Wie kan er tonen op deze figuur welke hoeken er rechtover elkaar staan?
(Iemand duidt dit aan op zijn servet in de lucht.) Juist.
De Leerkracht steekt verschillende voorbeelden van menukaarten en servetten in de lucht en toont
de verschillende lijnen die ze ziet.
- Kent iemand de naam van de lijn die van links naar rechts loopt? Denk aan een
kruiswoordraadsel (horizontale lijn).
- Kent iemand de naam van de lijn die van boven naar onder loopt? (verticale lijn)
- Wie kan mij eens vertellen hoe deze twee lijnen staan t.o.v. elkaar? (lijnen staan loodrecht
op elkaar) Hoe weet je dat zeker? Hoe kan je dat controleren?
(rechte hoek van de geodriehoek)
De leerkracht meet na met de rechte hoek van de geodriehoek!
De leerkracht steekt nu 2 servetten in de lucht waarop schuine lijnen staan.
- Ziet iemand het verschil tussen deze 2 lijnen? (beide schuine lijnen, de ene schuine lijn gaat
van hoekpunt tot overstaand hoekpunt en de andere schuine lijn niet)
- Het lijnstuk dat van hoekpunt naar overstaand hoekpunt gaat, die krijgt een speciale naam.
Wie kan dit benoemen? (de diagonaal. )
- Verbindt een diagonaal zo maar twee hoekpunten? (neen, het moeten 2 overstaande
hoekpunten zijn, de diagonaal in de vierhoek verbindt twee niet opeenvolgende hoekpunten
met elkaar).
5
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
-
Hoe noemen we de lijn die wel twee opeenvolgende hoekpunten met elkaar verbindt? (een
zijde).
We hebben net gezien welke hoeken er rechtover elkaar staan en je weet dat een diagonaal
een lijn is die de hoekpunten die rechtover elkaar staan, verbindt.
Hoeveel diagonalen zou ik kunnen tekenen in deze vierhoek? Wie gaat er proberen om deze
te komen tekenen op het bord? Waarmee zal je de diagonalen tekenen?
(leerling tekent de diagonalen met de geodriehoek, verbeteren indien nodig: er zijn in totaal
2 diagonalen in een vierhoek)
Om heel nauwkeurig te werken raad ik jullie aan om de diagonalen niet met je meetlat maar
met je geodriehoek te tekenen.
Ik verwoord het doel van de les: vandaag leren we een bijkomende eigenschap kennen en tekenen in
veelhoeken: de diagonalen
Je verwoordt de definitie van een diagonaal: een diagonaal is een lijnstuk dat twee niet
opeenvolgende hoekpunten verbindt.
De leerkracht tekent op het bord een willekeurige vijfhoek en in een van de hoeken schematisch een
mannetje. Hoe kan de leerling de speelplaats diagonaal oversteken?
(Je laat de leerlingen de diagonalen aanduiden en verwoorden waarom dat diagonalen zijn).
Teken een willekeurige driehoek op het bord. Hoe kun je een speelplaats, in de vorm van een
driehoek diagonaal oversteken?
(niet, want een driehoek heeft geen diagonalen)
De leerlingen nemen oefening 1 in hun werkschrift en onderzoeken de diagonalen per twee.
We bespreken de oplossingen klassikaal aan het bord. De leerlingen controleren hun antwoorden en
verbeteren ze als dat nodig is. Overloop dan samen de eigenschappen van de diagonalen aan het
bord.
3. Diagonalen tekenen in een rechthoek en vierkant 10’
oriënteren



verwerven
verwerken
afronden
De leerlingen kennen de begrippen diagonaal, zijde, lijnstuk, overstaand, (niet-)
aanliggend, hoekpunt, omtrek, lengte, even lang, gelijk, loodrecht, middendoor … en
kunnen ze passend gebruiken. (WDIw2,WDmk2)
De leerlingen weten dat diagonalen lijnstukken zijn die twee niet-aanliggende
hoekpunten verbinden. (WDlw2,WDmk2)
De diagonalen in de reeds gekende vierhoeken herkennen. (WDlw2,WDmk2)
6
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent




De diagonalen van de reeds gekende vierhoeken tekenen. (WDlw2,WDmk2)
De leerlingen kunnen de eigenschappen van de diagonalen in de reeds gekende
vierhoeken onderzoeken, controleren en verwoorden, rekening houdend met de
criteria: gelijke lengte, middendoor snijdend en loodrecht op elkaar.
(WDIw2,WDmk2)
Aan de hand van de eigenschappen van de diagonalen de best passende vierhoek
geven. (WDlw2,WDmk2,IVoc3)
De geschikte hulpmiddelen gebruiken bij het tekenen van de diagonalen van een
vierhoek. (WDlw2,WDmk2, IVoc3)
Je tekent op het bord enkel de hoekpunten van een vierkant en geeft ze de namen A, B, C en D in
wijzerzin.
Wanneer je deze punten met elkaar in volgorde verbindt, zijn dat dan diagonalen?
(Nee, dat zijn zijden.)
- Welke figuur krijg je? (een vierkant) Let erop dat de leerlingen ook A en D met elkaar
verbinden.
- Waarom een vierkant? (4 gelijke zijden, 4 rechte hoeken)
- Kun je een diagonaal tekenen in dit vierkant?
- (ja, wanneer je de hoekpunten AC en BD met elkaar verbindt)
Je benoemt de diagonalen en noteert ze op het bord [AC] en [BD]. Teken de diagonalen in het rood.
Onderzoeksvragen:
 Zijn de diagonalen even lang? (ja.) Hoe gaan jullie dat weten of de diagonalen even lang zijn?
(Meten met de geodriehoek of meetlat, de leerling duidt aan.)
 Staan de diagonalen ook loodrecht op elkaar en hoe onderzoeken we dat? (ja, met je
geodriehoek, de leerling duidt aan).
 Halveren ze elkaar of snijden ze elkaar middendoor? Waar snijden de diagonalen elkaar?”
 (In het midden, de leerling duidt aan.)
-
Je tekent op het bord enkel de hoekpunten van een rechthoek en geef ze de namen A, B, C en D.
- Welke figuur krijg je wanneer deze hoekpunten met elkaar in wijzerzin verbindt? (een
rechthoek)
- Waarom een rechthoek? (4 rechte hoeken, gelijke overstaande of tegenoverliggende zijden)
- Kun je een diagonaal tekenen in deze rechthoek?
(ja, wanneer je de hoekpunten E en H, of F en G met elkaar verbindt).
Je benoemt de diagonalen en noteert ze op het bord [AC] en [BD Teken de diagonalen in het rood.
Onderzoeksvragen:
7
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Zijn de diagonalen even lang? ja. Hoe gaan jullie dat weten of de diagonalen even lang zijn?
(Meten met de geodriehoek.)
- Staan de diagonalen ook loodrecht op elkaar en hoe onderzoeken we dat? (neen, met je
geodriehoek).
- Halveren ze elkaar of snijden ze elkaar middendoor? Waar snijden de diagonalen elkaar?”
(In het midden.)
De leerlingen maken oefening 1 in het werkboek (p24) per duo.
We verbeteren klassikaal.
-
Je bekijkt met de leerlingen de diagonalen die ze getekend hebben in de veelhoeken van oefening 1.
- Zijn alle diagonalen hetzelfde? (nee)
- Waarin verschillen diagonalen van elkaar?( in lengte; in de hoek die ze vormen ten opzichte
van elkaar; of ze elkaar precies in het midden snijden of niet.)
4. Oefenen: diagonalen tekenen in vierhoeken 25’
oriënteren







verwerven
verwerken
afronden
De leerlingen kennen de begrippen diagonaal, zijde, lijnstuk, overstaand, (niet-)
aanliggend, hoekpunt, omtrek, lengte, even lang, gelijk, loodrecht, middendoor … en
kunnen ze passend gebruiken. (WDIw2,WDmk2)
De leerlingen weten dat diagonalen lijnstukken zijn die twee niet-aanliggende
hoekpunten verbinden. (WDlw2,WDmk2)
De diagonalen in de reeds gekende vierhoeken herkennen. (WDlw2,WDmk2)
De diagonalen van de reeds gekende vierhoeken tekenen. (WDlw2,WDmk2)
De leerlingen kunnen de eigenschappen van de diagonalen in de reeds gekende
vierhoeken onderzoeken, controleren en verwoorden, rekening houdend met de
criteria: gelijke lengte, middendoor snijdend en loodrecht op elkaar.
(WDIw2,WDmk2)
Aan de hand van de eigenschappen van de diagonalen de best passende vierhoek
geven. (WDlw2,WDmk2,IVoc3)
De geschikte hulpmiddelen gebruiken bij het tekenen van de diagonalen van een
vierhoek. (WDlw2,WDmk2, IVoc3)
Oefenen in het werkboek
De paarse groep maakt naast (een deel van) de basisoefeningen de verdiepende opgave 4c en
oefening 5 zelfstandig. Voor deze groep heeft de leerkracht nog verrijkende doorwerktaken voorzien.
(Deze leerlingen kunnen ook de oranje groep helpen bij vragen.)
De oranje groep werkt de basisoefeningen individueel of per twee af. Wie klaar is, kan zich onder
begeleiding van een sterke leerling aan een tekenopdracht van oefening 5 wagen.
De roze groep zit vooraan voor verlengde instructie. Zij werken onder begeleiding in het werkschrift
We kunnen kijken naar het instructiefilmpje
Ik laat met touw of wol enkele diagonalen visualiseren in de klas, bv. de diagonalen van de bank, de
deur, het bord,... Wijs erop dat een diagonaal juist in een hoek moet vertrekken en aankomen. Knip
het touw af (het gaat immers om een lijnstuk) en plak de uiteinden vast.
Oefening 2 Ik laat een leerling de stelling lezen. Ik laat de begrippen uitleggen: ‘diagonalen,
loodrecht, halveren’. Ik laat parallellogram, ruit en rechthoek aanwijzen.
Opgave d is verdieping en valt weg voor deze groep.
8
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Oefening 3
Ik let erop dat de leerlingen de geodriehoek en de meetlat correct gebruiken wanneer ze de
diagonalen tekenen en controleren. Ik zoek samen de juiste vierhoek bij de beschreven
eigenschappen en werk eventueel met eliminatie.
We onderzoeken en formuleren samen de eigenschappen van de vierhoek die overblijft.
Oefening 4
Ik laat de gegevens vergelijken met de aangekruiste eigenschappen in oefening 1, en laat ze
opzoeken in de Rekenwijzer (nr. 47) (of laat de wandplaat raadplegen.)
(Opgave c is verdieping en hoeft niet door iedereen gemaakt te worden. )
(Oefening 5 Deze verdiepende toepassingen hoeven ook niet gemaakt te worden door deze groep).
5. Terugblikken
‘
oriënteren







5’
verwerven
verwerken
afronden
De leerlingen kennen de begrippen diagonaal, zijde, lijnstuk, overstaand, (niet-)
aanliggend, hoekpunt, omtrek, lengte, even lang, gelijk, loodrecht, middendoor … en
kunnen ze passend gebruiken. (WDIw2,WDmk2)
De leerlingen weten dat diagonalen lijnstukken zijn die twee niet-aanliggende
hoekpunten verbinden. (WDlw2,WDmk2)
De diagonalen in de reeds gekende vierhoeken herkennen. (WDlw2,WDmk2)
De diagonalen van de reeds gekende vierhoeken tekenen. (WDlw2,WDmk2)
De leerlingen kunnen de eigenschappen van de diagonalen van de reeds gekende
vierhoeken onderzoeken, controleren en verwoorden, rekening houdend met de
criteria: gelijke lengte, middendoor snijdend en loodrecht op elkaar.
(WDIw2,WDmk2)
Aan de hand van de eigenschappen van de diagonalen de best passende vierhoek
geven. (WDlw2,WDmk2,IVoc3)
De geschikte hulpmiddelen gebruiken bij het tekenen van de diagonalen van een
vierhoek. (WDlw2,WDmk2, IVoc3)
Stellingenspel
De leerkracht geeft aan elke leerling een groen en rood kaartje.
Voordat we de les eindigen, ga ik jullie kennis eens testen. Ik lees enkele stellingen voor. Als het waar
is, steek je je groen kaartje omhoog, als het niet waar is, dan steek je je rood kaartje omhoog.
 Stelling 1: Een diagonaal is net hetzelfde als een schuine lijn (niet waar: rood)
Wie verwoordt het verschil tussen beiden? (een diagonaal verbindt twee niet opeenvolgende
hoekpunten met elkaar en een schuine lijn verloopt niet noodzakelijk tussen twee hoekpunten)
 Stelling 2: De diagonalen van een rechthoek zijn niet even lang (niet waar: rood)
Neem de rechthoek er terug bij. Meet na.
Waren de diagonalen van een rechthoek niet even lang? (ze zijn wel even lang!)
 Stelling 3: In een vierkant kunnen we twee diagonalen tekenen (waar: groen)
Hoeveel diagonalen kon je in elke vierhoek tekenen? (2)
 Stelling 4: In driehoeken kunnen we geen diagonalen tekenen (waar: groen)
Kijk eens naar de driehoek. Waar kan je hier een diagonaal tekenen? ( gaat niet)
 Stelling 5: Als je één diagonaal in een vierkant tekent, dan heb je twee gelijke driehoeken
(waar: groen)
 Neem je vierkant er terug bij. Bekijk slechts één diagonaal en wat zie je dan? (twee driehoeken,
gelijke driehoeken).
9
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Terugblikken
Wat heb je deze les geleerd? (dat een diagonaal een lijnstuk is die twee niet opeenvolgende
hoekpunten met elkaar verbindt)
Ken je voorbeelden waar je (getekende) diagonalen ziet?
(aanduiding van de diagonaal van een beeldscherm, van de weg die een bal of speler aflegt in de
nabespreking van sporten als voetbal, tennis, volleybal ...)
Je duidt telkens een leerling aan voor het uitvoeren van een opdracht:
• Wijs de diagonalen van de vloer in ons klaslokaal aan.
• Wijs de diagonalen van het vlak van het bord aan.
• Wijs de diagonalen van het vlak van de deur aan of de diagonaal van de zijkant van de deur (een
smalle lange rechthoek).
Evaluatie: Evalueer hier je eigen pedagogisch, didactisch en/of organisatorisch handelen. Wat deed je goed en
waarom? Wat ging niet goed en waarom? (Denk aan voorbereiding en realisatie.) Doe een verbetervoorst.
BORDSCHEMA
REKENWIJZER
10
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
KOPIEERBLAD 3-4
11
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
INGEVULDE WERKBLADEN
12
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
13
Arteveldehogeschool – Educatieve bachelor in het lager onderwijs
Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
14
Download