Uploaded by dilsin_11

bouw en bewegen

advertisement
Vraag 1: Van welke metabole processen maakt een spier gebruik om aan energie te
komen voor contractie?
○
○
○
Creatine fosfaat  Energievoorraad in spieren. Bij de omzetting in creatine vervalt
dus de fosfaat die samen met ADP zorgt voor ATP. Hele snelle opwekking, maar is ook
weer snel op. Creatine verbetert de prestaties van de spieren tijdens sterke
kortdurende krachtsinspanningen,
Glycolyse  Glucose is nodig bij langdurig behoefte. Glucose zit in je bloed en
diffundeert de cel in die vervolgens de glycolyse ingaat. Uit die glycolyse kun je ATP
halen. Uiteindelijk ontstaat er lactaat.
Oxidatieve fosforylatie  Als je genoeg zuurstof toevoert aan het pyruvaat dat uit de
glycolyse ontstaat, wordt niet lactaat gemaakt maar extra ATP door oxidatieve
fosforylering in de mitochondriën. Veel mitochondriën, veel ATP geleverd voor
langdurige contractie.
Vraag 2: Wat is het verschil tussen het aërobe en anaërobe uithoudingsvermogen?
○
○
Oxidatieve fosfolylering = Aëroob
Glycolyse = anaëroob, verzuring
Anaroob is zonder zuurstof plaatsvindend. Bij glycolyse onstaat lactaat als bijproduct.
Grootste verschil is dus Anaroob= volhouden van een korte maar intensieve inspanning. Een
goed ontwikkeld aeroob uithoudingsvermogen ligt aan de basis van een goeie
loopconditie.
Vraag 3: Welke factoren dragen bij tot spiervermoeidheid?
-
-
-
Conductie failure
○ Door de persistente depolarisatie van het membraan potentiaal kunnen er
geen actiepotentialen ontstaan in de T-tubuli
○ Hierdoor kan er geen Ca+ worden vrijgeven voor spiercontratie
● Conduction failure = Dat er minder Ca2+ kan vrijkomen uit sarcoplasmatisch
reticulum doordat het doorgeven van de depolarisatie in de T-tubules
verstoord is. Kalium ionen opstapelen in T-tubili waardoor het niet goed
dpprgegeven kan worden.
Spierverzuring
○ Lactaat ophoping (spierpijn)
○ Bij glycolyse ontstaat er als bijproduct lactaat
○ Verandert proteïnen betrokken bij spiercontractie
○ Beïnvloed de ATP-ase pompen in sarcoplasmatisch reticulum
○ Als spiercel heel actief wordt: glucose omgezet in pyruvaat, kan het uiteindelijk niet
meer alles omzetten  en ontstaat er lactaat opbouw. Geeft spierpijn en zorgt voor
verzuring.
Inhibitie crossbridge cycling
○ Door de ophoping van ADP en fosfaat wordt de crossbridge cycling verstoord
○ Actine filament wordt minder sensitief voor calcium
○ Dus hele hoge spieractivatie zorgt voor vermoeidheid doordat ADP en fosfaat
opbouwen in spiercel wat cyclus beïnvloed
Vraag 4: Welke processen vinden plaats tijdens het herstel van een spier?
- Spiervermoeidheid
○ Lactaat Ophoping
○ Conductie failure
○ Inhibitie crossbridge cycling
○ Afvalstoffen moeten uit de spier worden verwijderd/afgebroken via metabole
processen
Uitrekking en scheurtjes
○ Micro scheurtjes
○ Fusie van satellietcellen om spier te herstellen
○ Groeifactoren
○ Insuline
■ Voor synthese proteïnen voor spierherstel
● er ontstaan microscheurtjes. De satteliet cellen worden geactiveerd en die gaan
fuseren om de scheurtjes te herstellen. Dit gebeurd onder invloed van groeihormonen
die verwchillende processen activeren voor spierherstel. Daarnaast is ook insuline
belangrijk omdat er natuurlijk ook nieuwe producten moeten onstaan. Vetzurennetc
moeten weer worden opgebouwd wat tijd kost.
●
Satellietcellen zijn soort stamcellen. Kunnen delen en beschadigde dwarscellen repareren.
Hoge regeneratief vermogen. Deze vinden we niet in hart of gladde spieren dus uniek voor
skeletspieren. Sattelietcellen zorgen voor herstel van de cellen.
Vraag 5: Welke typen spiervezels worden er onderscheiden en hoe beïnvloedt het type
spiervezel de prestatie van de spier?
-
-
Langzame-oxidatieve vezels  Dunne, relatief weinig spiercellen en weinig kracht.
Bevatten veel mitochondrien omdat zij zuurstof gebruiken. Bevatten ook veel myoglobine:
transport zuurstof mogelijk. diameter smaller omdat dat heel handig is voor de difussie van
zuurstof in tegenstelling tot de snelle die niet afhankelijk zijn van O2. Raken niet snel
vermoeid. Hoe langer de spiervezel hoe minder kracht gegenereerd kan worden
Snelle oxidatieve-glycolytische vezels  Zitten tussen langzame en snelle in
Snelle glycolytische vezels  : Relatief veel van aanwezig. 1 zon motor unit heeft veel
spiercellen aanwezig in de unit. Als je er een van aan zet krijg je heel veel kracht. Snelle
spiercellen hebben hoge verkortingssnelheid en gebruiken veel ADP die verkregen is door
glycolysen. Snel vermoeid en grote diameter. Grotere diameter van filamenten zullen meer
kracht kunnen genereren omdat er meer myosinekoppen aanwezig zijn.
Vraag 6: Welke adviezen geeft u aan de docent? Verklaar deze.





4
Gewicht verliezen
Training veranderen  rennen, conditie, cellen voornamelijk uit snelle glycolytische veze
Dieet veranderen  koolhydraten
Vitamine K  afzetting Ca
Vitamine B12  essentiële factor groei, goeie werking zenuwstelsel
Download