Uploaded by Tess.hekman

HC Republiek sv

advertisement
Samenvatting Geschiedenis
Historische Context: De Republiek.
Geloof was erg belangrijk.
1517: Maarten Luther spijkert 95 tegenstellingen tegen katholieke kerk.
 Kerk was te veel bezig met roem, rijkdom en macht.
 Kerk had eigen staat en leger, paus was staatshoofd.
 Handel in aflaten!
 Geestelijken waren onwetend. Ze waren nodig voor gewone gelovigen om in de
hemel te komen. Dit vond Luther niet nodig,
 Het enige dat nodig is: de bijbel volgen. De bijbel was er echter alleen in het Latijn.
Door pamfletten en boekdrukkunst wordt Luther’s boodschap erg snel verspreid. Zijn
aanhang groeit in het Duitse rijk enorm snel.
Karel V was de baas over dit Duitse rijk. Karel V was katholiek en was het dus oneens met
Luther. Veel Duitse vorsten steunden Luther, Karel V’s macht neemt af. Rijksdag van Worms
wordt opgeroepen en Luther wordt gedwongen zijn ideeën te herroepen. Luther wordt
vogelvrij verklaard.
Luther duikt onder, maar er ontstaat wel een scheuring in de christelijke kerk:
katholieken/protestanten.
Luther schrijft vanuit burcht van Frederik van Saksen Duitse vertaling nieuwe testament. Hij
krijgt steeds meer steun van Duitse vorsten, andere vorsten blijven Katholieke geloof trouw.
Hierdoor ontstaan godsdienstoorlogen. Pas in 1555 ontstaat vrede.
Karel niet tevreden met vrede: vorst mag bepalen welk geloof een bepaald gebied aanhangt.
Bestuur in Nederland in de middeleeuwen: feodale leenstelsel. Geen centraal bestuur, maar
grote zelfstandigheid van gewesten.
Door toename handel en nijverheid groeit inkomen stedelijke burgerij, ze moeten meer
belasting betalen maar krijgen wel privileges.
Karel V: centralisatie.
Collaterale raden:
1. Raad van State: belangrijkste Nederlandse edelen, geven Karel advies over beleid in
17 gewesten.
2. Geheime raad: rechtsgeleerden, houden toezicht op wetten en stellen nieuwe
wetten op.
3. Raad van financiën: hoge edelen en rechtsgeleerden, zien toe op belastingen en
financieel beleid in 17 gewesten.
In 1555 draagt Karel V macht over aan zoon Filips II. Filips II voert centralisatie verder door,
vertrekt naar Spanje en laat macht over aan landvoogdes Margaretha van Parma.
In Nederland kreeg Calvijn veel aanhang. Hij vindt dat gelovige zelf zijn geloof mag bepalen,
Luther vindt dat de vorst dit mag.
Hiermee is Karel V het niet eens, hij stelt de bloedplakkaten in: doodstraf en inbeslagname
goederen als gevolg van:
 Drukken, schrijven, verspreiden en bezitten van ketterse boeken en afbeeldingen.
 Bijwonen van protestantse bijeenkomsten.
 Huisvesten van protestanten.
Filips II zet dit beleid voort. Nederlanders twijfelen aan strenge vervolgingen en waren
bezorgd over aantasting privileges. Daarom dienen ze smeekschrift in bij Margaretha, een
verzoek tot matiging van de kettervervolgingen. Ze kan niet veel doen, maar in tussentijd:
minder kettervervolgingen. Hierdoor steeds meer bijeenkomsten, daar volgt o.a. de
beeldenstorm uit.
Margaretha is hiertegen, en eist trouw van de Nederlandse edelen. Willem van Oranje
weigert deze trouw en vertrekt naar Duitsland. Filips II houdt Nederlandse edelen
verantwoordelijk. De hertog van Alva neemt Margaretha’s plek in. Hij stelt de raad van
beroerten in om beeldenstormers te straffen. Er is veel weerstand, ook onder katholieken.
Willem van Oranje roept vanuit Duits ballingschap verzet tegen Alva op. Dit resulteert in de
Nederlandse opstand. Deze begint in Heiligerlee. Er is in het begin weinig steun, de
watergeuzen helpen wel. Watergeuzen: Nederlandse calvinisten die na komst Alva naar
Engeland en Noord-Duitse kuststeden waren gevlucht. Willem van Oranje biedt hen
toestemming om een guerrillaoorlog te beginnen tegen de legers van Alva. Zij nemen in
1572 Den Briel in. Nu sluiten andere steden zich bij de opstand aan.
De staten van Holland vergaderen zonder Filips II en besluiten:
 We gaan gezamenlijk de strijd tegen Alva financieren.
 Willem van Oranje wordt stadhouder.
Er ontstaat een burgeroorlog tussen legers van Alva en Willem van Oranje. Nederlanders
tegen “landgenoten”. Er werd stad tot stad gevochten, velen stonden aan de kant van
opstandelingen. Ze werden terug geroofd door Alva.
Ontzet van leiden: Leiden stond aan de kant van de opstandelingen. Ze omsingelden Leiden
en verhongerden hen zo. Dit deden ze twee keer, de eerste keer werden Spaanse troepen
weggeroepen, de tweede keer sterft een derde van de bevolking.
Watergeuzen krijgen toestemming een paar dijken door te breken, Spaanse soldaten
vluchten, en voeding etc. kan worden aangevoerd.
Willem van Oranje: geloof maakt niet veel uit. Gelijke behandeling van katholieken en
protestanten. In de praktijk is er veel onenigheid tussen deze groeperingen. Om aanhangers
te krijgen gebruikt hij propaganda. Hij roept ze op tot opstand te komen. Hij kiest voor
Nederland tegen Spanje, niet Calvinisten tegen Katholieken.
Opstand is vooral gericht tegen Alva, niet tegen Filips II.
Tot 1576 blijft opstand in Holland en Zeeland. Filips II heeft niet genoeg geld om zijn
huurlegers te betalen, daarom plunderen Spaanse soldaten rijke gewesten. Dit resulteert in
de pacificatie van Gent:
 Alle 17 gewesten verjagen samen Spaanse troepen.
 Hoofdgeloof in Holland en Zeeland is protestants, in andere gewesten katholiek.

Gewetensvrijheid: je mag niet meer vervolgd worden, maar ook niet openlijk
uitkomen voor je geloof.
Door blijvende groei calvinisme: unie van Atrecht: verbond van katholieke gewesten met
Spanjaarden om calvinisten te verdrijven.
Hiertegen Unie van Utrecht: militair verbond van gewesten en steden tegen Spanjaarden. In
de gewesten en steden kwam gewetensvrijheid.
Amsterdam is de enige Hollandse katholieke stad. Opstandelingen willen graag dat
Amsterdam zich aansluit bij de opstandelingen; dit doen ze door propaganda, aanval van
watergeuzen en een handelsblokkade. Dit laatste werkt goed omdat Amsterdam veel
inkomsten verliest. Calvinisten krijgen meer invloed op de schutterij. Katholiek stadsbestuur
wordt gedwongen de stad te verlaten. Amsterdam wordt zonder bloedvergieten
protestants.
Filips II tegen unie van Utrecht: Willem van Oranje wordt vogelvrijverklaard. Hierdoor volgt
het plakkaat van verlatinghe. Hierin wordt Filips II afgezworen als landheer. Oranje wordt in
1584 vermoord.
Andere problemen voor de opstandelingen:
 Antwerpen was weer in Spaanse handen.
 Zoektocht naar een nieuwe landsheer levert niet veel op.
In 1588 werd de republiek der Verenigde Nederlanden gesticht. In 1596 wordt het
drievoudig verbond gesloten tegen Spanje, erkenning van de republiek door Frankrijk en
Engeland. In 1648: vrede van Münster, hierin erkent Spanje de republiek.
Zowel de republiek als Filips II heeft het zwaar, hij voert veel oorlogen. Zijn schatkist raakt
regelmatig leeg. Hierdoor wint de republiek steeds meer terrein op Filips.
In 1588 wordt de Spaanse Armada verslagen bij Engeland. Deze heeft Filips II naar Engeland
gestuurd om daar de protestanten weer katholiek te maken. Hun aanval mislukt, de Spaanse
marine is verwoest.
De republiek is een statenbond:
 Zeven zelfstandige gewesten met eigen Statenvergadering die beslist over wetgeving,
rechtspraak en belastingheffing.
 Ze werken wel met elkaar samen in de Staten-Generaal. Hier bespraken ze zaken die
alle gewesten aangingen: buitenlandse politiek, oorlog en defensie en bestuur over
Generaliteitslanden.
Holland is het belangrijkste gewest, het betaalt 52% van de belastingen. Beslissingen kunnen
echter alleen genomen worden met inspraak van alle gewesten.
Belangrijkste persoon in
Staten-Generaal: landsadvocaat (Johan van Oldenbarnevelt) (later raadspensionaris).
 Hoogste ambtenaar van Holland in de Staten-Generaal.
 Vertegenwoordiger van de republiek in het buitenland.
Ander belangrijk persoon: stadhouder (Maurits van Oranje).
 Hoogste gewestelijke functionaris.
 Benoeming regenten in steden.
Vanaf 1588 verovert de republiek grote delen van de Nederlanden. Dit is onder leiding van
Oldenbarnevelt en van Oranje.
Hieruit volgt het twaalfjarig bestand. Dit geeft de republiek de kans “op adem te komen”.
Tijdens dit bestand ontstaat politieke verdeeldheid. Oldenbarnevelt en van Oranje komen
tegenover elkaar te staan.
Oldenbarnevelt:
 Vrede kost minder belastinggeld (voor Holland).
 Vrede is beter voor de handel.
 Vrijzinnige opvatting van het Calvinisme. Men heeft invloed op Gods keuze.
Van Oranje:
 Oorlog is beter voor de republiek (en de macht van de stadhouder).
 De mens heeft totaal geen invloed op Gods keuze.
Er moet een nationale kerkvergadering komen volgens van Oranje, Oldenbarnevelt wil dat
dit in ieder gewest afzonderlijk gebeurt. Ook vindt hij dat Hollandse steden zelf soldaten in
mogen huren om onrust te verminderen.
Van Oranje laat hem arresteren in 1618 en laat hem in 1619 onthoofden. Van Oranje wint de
strijd in dit twaalfjarig bestand. De republiek bereidt zich steeds verder uit.
Er wordt een einde gemaakt aan deze 80-jarioge oorlog in de vrede van Münster.
 Spanje erkent soevereiniteit van republiek.
 Veroverde gebieden in het zuiden blijven in handen van de republiek.
Opstand in Noordelijke Nederlanden viel samen met economische groei: gouden eeuw. Hier
een opbouw in landbouw, handel, nijverheid (scheepsbouw).
Vanaf 15e eeuw: moedernegotie. In dit geval is dat import van goedkoop graan uit het
Oostzeegebied. Dit is de basis voor de rest van de handel. De adel had weinig macht in de
landbouw.
Moedernegotie samen met vrijheid van boeren zorgt samen voor:
 Specialisatie.
 Commercialisering.
Handel en nijverheid profiteert hiervan.
Opstandelingen sluiten na de val van Antwerpen de Schelde af. Er is nu veel minder handel
in Antwerpen en tienduizend immigranten komen naar Holland en Zeeland, Amsterdam kan
nu uitgroeien tot het nieuwe centrum van de wereldhandel.
In 1602 richt de Staten-Generaal de VOC op. Dit wordt het grootste bedrijf ter wereld.
VOC:
 Monopolie op Nederlandse handel met Azië.
 Belangrijkste producten: specerijen, zijde en porselein.
 Kapitaal via aandelen.
 Bestuur over handelsposten en koloniën.
 Afsluiten van verdragen.
 Eigen soldaten.
Het bestuurscentrum van VOC wordt door Coen verplaatst naar Batavia.
Beleid van republiek was gericht op economie. Veel regenten en handelaren kwamen uit
families van handelaren. Ook was voor de Nederlandse opstand veel geld nodig. De
economie groeide en in die groeiende economie waren migranten nodig.
Stadsbestuurders gaven buitenlandse kooplieden goede faciliteiten, waaronder vergaande
religieuze vrijheden. In 1639 begint de bouw van een Portugees-Joodse synagoge in
Amsterdam. Deze waren erg rijk.
Door de relatief hoge welvaart was er een grote markt voor luxegoederen: schilderkunst en
literatuur.
Vanaf 1650 worden Engeland en Frankrijk steeds grotere concurrenten van de republiek. De
republiek wordt steeds meer getroffen door mercantilisme (export verhogen en import
verlagen).
Engeland doet dit o.a. door de acte van navigatie in 1651: schepen die binnenkwamen
moesten of Engels zijn of producten uit het land van afkomst bevatten.
In Frankrijk verhogen ze importtarieven.
De acte van navigatie leidt tot de eerste Engelse zeeoorlog (1652-1654), Engeland wint maar
trekt de acte in. Hierna verklaart de republiek de tweede zeeoorlog (1665-1667), deze wint
de republiek.
Gevaar van Frankrijk: Lodewijk XIV streeft naar groter Frankrijk met natuurlijke grenzen.
In 1672 (rampjaar) vallen Engeland en Frankrijk de republiek aan. Ondanks dat de aanval
wordt afgeslagen is de gouden eeuw toch voorbij.
Download