Uploaded by bobbyshmurda123kjbb

elmo PO

advertisement

Hoeveel invloed had de kerk/paus/christendom in de vroege middeleeuwen en late
middeleeuwen in West-Europa?
 Begrippen en personen die hierbij minimaal genoemd moeten worden: - --Bonifatius, -kloosters, kruistochten, paus Urbanus II, -missionarissen,
investituur(strijd), ketters, heksen en inquisitie.
Vroege middeleeuwen
De kerk en Karel de Grote
In 799 hadden edelen een aanslag gedaan op de paus. De paus vluchtte naar Duitsland om te vragen
voor hulp aan Karel de Grote. Karel, gaf hem bescherming en liet de paus veilig terug keren naar het
christendom. De paus kroonde Karel tot keizer. De kerk bood een bondgenootschap met Karel de
Grote om te zorgen dat ze meer macht kregen.
Ook werd het christendom steeds groter en groter. Steeds meer mensen bekeerden zich naar het
christendom. Daardoor werd de kerk steeds machtiger. De kerk beïnvloede het leven van de mensen
om drie redenen: De godsdienst gaf verklaring over dingen in het leven, bijvoorbeeld ziektes (de
zwarte dood) en wat er gebeurde in het hiernamaals. God werd door mensen gezien als de oorzaak
van alles. Je mocht alleen geloven in het Rooms-Katholieke geloof anders werd je vervolgd.
Verspreiding van het geloof
Ook gingen priesters en monniken het geloof door verspreiden, bijvoorbeeld Bonifatius die een paar
maanden door Noord-Nederland gingen om de Friezen te bekeren naar het christendom. Of
Willibrord die samen met 12 missionarissen naar de Friezen gingen om hun te kerstenen.
Late Middeleeuwen
De Kruistochten
Ongeveer in het jaar 1000 wou de katholieke kerk hun grondgebied groter te maken. Dit deden ze
door oorlog te voeren tegen de moslims. De oorlogen noemen we kruistochten. Paus Urbanus II was
de aanstichter daarvan. Hij was nog invloedrijker dan de romeinse keizers. Uiteindelijk heeft hij ook
Jeruzalem veroverd
macht
De kerk had veel macht. De paus kon de bisschoppen benoemen. zij konden dan delen van de
koninkrijk besturen. Als je macht had van de kerk, had je meestal ook wereldlijke macht. Uiteindelijk
kregen de keizer en paus ruzie over het benoemen van de bisschoppen. Na jaren werd besloten dat
alleen de paus bisschoppen mocht benoemen.
kloosters
ook in kloosters was het christendom heel belangrijk. Monikken die in de kloosters leefden hadden
hun leven toegewijd aan het christendom. Ze mochten de klooster niet verlaten, ze mochten niks
hebben als bezit en moesten gehoorzaam zijn aan de abt. (het hoofd van de klooster). Het leven van
een monik moest bestaan uit bidden en werken.
Karel de grote
investituurstrijd
Hadden ridders veel eigendommen
Ridders waren meestal adel en hadden dus ook veel spullen. Ze hadden natuurlijk hun ridder spullen
Dus een zwaard, een paard, een dolk en een harnas. Meestal wonden ze in een kasteel samen met
De koning, anderen ridders, bediening en anderen personen. Meestal hadden ze ook een groot stuk
Land. Ze hadden soms een knecht die hun harnas poetsten en zijn paard borstelde. Die knecht was
Meestal een ridder in opleiding die leerde om een ridder te worden.
Conclussie: in de vroege middeleeuwen waren de mensen nog veel meer bezig met de verspreiding
van het Cristendom. En had de kerk dus minder macht over de hele wereld. In de late middeleeuwen
was het christendom al meer verspreid dardoor had de kerk meer macht, daardoor was er ook meer
rust.
Download