Adrenaline = actiehormoon, versnelt afbraak

advertisement
H11 regeling door hormonen
Biologie vwo4
H11.1 centrale hormoonklier
Groeihormoon =
een hormoon uit de hypofyse die de opname van aminozuren uit het bloed stimuleert.
Thyroxine =
een hormoon uit de schildklier die de snelheid van stofwisselingprocessen regelt.
Testosteron =
een geslachtshormoon uit de zaadballen dat secundaire geslachtskenmerken en
eiwitsynthese stimuleert bij mannen.
Een combinatie van deze hormonen tijdens bijvoorbeeld het sporten, zorgt ervoor dat je spieren groeien.
De meeste hormoonconcentraties in je lichaam worden geregeld d.m.v. regelkringen met negatieve
terugkoppeling.
Hypofyse =
Is er genoeg of
teveel hormoon,
dan wordt
aanmaak in
hypofyse
geminderd (door
het te vergelijken
met de norm)
de centrale hormoonklier die wordt beïnvloed door de hypothalamus.
Werking van Hypothalamus en Hypofyse:
Hypthalamus  zenuwcellen
↓ RH = Releasing Hormoon, stimuleert productie van hormonen


Voorkwab = haarvaten in hypothalamus 
maakt stimulerende hormonen
Achterkwab = zenuw vanuit hypothalamus  maakt neurohormonen (ADH en oxytocine)
↓ stuurt stimulerende hormonen via bloedvatenstelsel naar juiste plek
Cellen
Neurosecretie =
het samen werken van hormonen en zenuwstelsel ↑
H11.2 brandstof voor je cellen
Glucose =
brandstof voor je cellen
Glycogeen =
de vorm waarin glucose in je lichaam wordt opgeslagen voor later gebruik
Insuline =
het regelhormoon omtrent glucose. Dit hormoon geeft een seintje als er glucose
beschikbaar is, of als er een overmaat aan glucose is.
Hormoonschema: Insuline
Eet iets  bloedsuikerspiegel stijg alvleesklier krijg seintje  bètacellen van de eilandjes van
langerhans (in de alvleesklier) maken hormoon insuline  insuline in het bloed  aan receptor
van een cel  seintje aan cel  laten bloedsuiker binnen/of juist niet  bloedsuikerspiegel daalt
/stijgt weer.
H11 regeling door hormonen
Biologie vwo4
Glucagon =
bevordert omzetting van glycogeen in glucose en de afgifte van glucose aan het bloed, de
levervoorraad daalt (-). Tegelijk stimuleert glucagon het omzetten van eiwitten en vetten in
glucose (+).
Cortisol =
hormoon dat net als glucagon zorgt voor de aanvoer van nieuwe brandstof.
Adrenaline =
actiehormoon, versnelt afbraak glycogeen tot glucose en bevordert afgifte glucagon.
Thyroxine =
versnelt verbranding glucose, waardoor hoeveelheid glucose en glycogeen afneemt.
In de lever en in de spieren ontstaat nieuwe glycogeen uit aminozuren en vetzuren.
Glucose geregeld:
 In rust: door insuline en glucagon
 Bij inspanningen:
thyroxine, adrenaline en cortisol (komen ‘helpen’)
H11.3 klaar voor de start
Hormoonschema: Adrenaline
Actie  signaal naar hersenen  signaal bijnieren  aanmaak adrenaline, afgifte aan het bloed
tijdelijke werking in kringspiertjes in bloedvaten, die zorgen dat het bloed (met zuurstof) sneller
rondgaat tijdelijke energieboost.
Adrenaline brengt je lichaam in paraatheid en zorgt ervoor dat je tijdelijk meer van je lichaam kan vragen.
Als de adrenaline lang in je lichaam blijft, door een lange spannende situatie bijvoorbeeld, ga je een beetje
trillen, dat komt door stress (een voortdurende staat van paraatheid)
H11.4 nat van binnen en nat van buiten
Osmotische waarde = een maat voor de hoeveelheid opgeloste deeltjes per liter
Langdurig zweten veroorzaakt vocht- en mineralentekort. Water drinken heft dit watertekort op.
Door inspanningen kan het zijn dat je niet genoeg vocht binnenkrijgt waardoor de osmotische waarde van
bloedplasma stijgt. Gespecialiseerde zintuigen in de hypothalamus (osmoreceptoren) registreren die
verhoogde water  de hypothalamus stuurt een signaal naar de hypofyse waardoor de hypofyse ADH af
gaat geven.
H11 regeling door hormonen
Biologie vwo4
Hormoonschema: ADH (anti-diuretisch hormoon)
Wateroverschot
Watergebrek
↓
Osmotische waarde
Bloedplasma omhoog
↓
↓
druk in aders
omlaag
Hypothalamus
Signaal: dorst
↓
↓
druk in aders
omhoog
↓
↓
osmotische waarde
bloedplasma omlaag
↓
Hypofyse geeft ADH af
↓
Nier: verlaagde wateruitscheiding
↓
Nier: verhoogde wateruitscheiding
H11.5 hormonen doen hun werk
In een gezond lichaam is er altijd de juiste concentratie hormonen in het lichaam.
Halveringstijd =
de tijd hoelang het duurt voordat een hormoon in hoeveelheid is gehalveerd; dit
verschild per hormoon
Iemand met een hormoonziekte maakt constant teveel, of juist te weinig hormoon aan.
Een hormoon werkt niet op alle cellen van je lichaam, alleen op cellen met het juiste receptoreiwit, de
doelwitcellen reageren erop.
Steroïde hormonen = hormonen die door het celmembraan heen kunnen, en in de cel met het
receptoreiwit bind
Eiwithormonen =
hormonen die niet door het celmembraan heen kunnen, maar koppelen met een
receptoreiwit die in/op het celmembraan zit.
Hormoon  receptoreiwit  DNA  RNA  ribosoom  eiwit
Download