Tentamen Moleculaire Engineering Donderdag 22 maart 2001 6Q050 9.00 - 12.00 uur. Bij het begin van elke opgave staat de geadviseerde tijdsbesteding en het aantal punten dat te verdienen is. Bij opgave 1 kunt U keuzes maken. Succes! 1. Statements 32 punten, 50 minuten (Voor maximaal 4 van de 8 onderdelen kunt U een joker inzetten waardoor dit onderdeel zwaarder telt m.a.w.: U bepaalt zelf het gewicht van deze 8 onderdelen) a. Furan, I, en 1,3-cyclopentadiënylanion, II, zijn aromatische verbindingen terwijl 1,3-cyclobutadieen, III, anti-aromatisch is. Verklaar waarom dit zo is en gebruik daarbij Lewis-dotstructuren. H H H H H H O H H H H H H H I II III b. t-Butylcyclohexaan komt voornamelijk voor in één conformatie. Welke is dit en waarom zijn andere stoel- of bootconformaties minder waarschijnlijk? c. Br2 addeert stereospecifiek aan 1-methylcyclohexeen Teken het energiediagram (H0 versus reactiecoördinaat) en geef daarbij het (de) intermediair(en) weer. d. Reacties zijn onder te verdelen in substituties, addities, eliminaties en omleggingen. Geef van onderstaande omzettingen 1 - 5 aan over welk reactietype het gaat: _ 1. H3C CHBr CO OC2H5 2. + Na + + H5C2 S Na + H3C CH(SC2H5) CO OC 2H5 _ OC2H5 + C 2H5OH Cl O 3. N C + 4. 5. H3C CH3 + N 2 O O + N _ + H 2O O HNO 3 O + C N3 _ C 2H5 +MgBr H5C2 H3C _ O + MgBr CH3 _ + Na + Br _ + Na + Cl e. Er zijn twee belangrijke types van polymerisaties leidend tot synthetische polymeren. Geef de 3 meest in het oog springende verschillen tussen de polymeren afgeleid van beide polymerisatietypes met het oog op het verschil in chemische samenstelling. f. In lipiden herkennen we vaak fragmenten met 5, 10 of 15 koolstofatomen. Wat is (zijn) de grondstof(fen) voor deze fragmenten? Hoe wordt de koppeling van deze fragmenten onderling biosynthetisch verkregen? g. Teken het gemeenschappelijk moleculair fragment aanwezig in morfine, LSD en L-dopa. h. Substitutiereacties kunnen optreden aan zowel sp3- als sp2-centra. Geef van de onder-staande reacties 1 - 4 aan wat de elektrofiele en wat de nucleofiele reactiepartner is. H3C H3C OSO2CH3 1. _ + Na + SC2H5 _ Na + OSO2CH3 + SCH2CH3 + N N_ HSO4 2. 3. 2 H3C OH + Na + _ I I H3C Cl + 2 HCl + N2 + _ + Na + HSO4 Cl CH3 + 2 H 2O O 4. CH3O + 2. Peptiden en katalyse minuten + C O _ AlCl4 CH3O C + HCl + AlCl 34 punten, 50 Het cyclisch dipeptide, I, afgeleid van L-fenylalanine en L-histidine is katalytisch actief in de additie van waterstofcyanide aan benzaldehyde. In tolueen beneden 0ºC wordt R-2-hydroxy-fenylacetonitril, R-II, in grote enantiomere overmaat gevormd (97% e.e.). 3 H N N O H N H N H O H I O + H C N H OH 2 mol % I H CN tolueen R-II a. Hoe zou U conceptueel cyclisch dipeptide I selectief kunnen opbouwen uit de natuurlijke aminozuren L-fenylalanine en L-histidine? Geef schematisch de nodige stappen weer. b. Beschrijf het 1H NMR-spectrum van cyclisch dipeptide I: geef in de structuur alle verschillende protonen een nummer, geef voor elk signaal in het spectrum de geschatte chemical shift ( 0,5 ppm) en het te verwachten opsplitsingspatroon (s, d, t, q, dxt, ....). c. Wat is de meest basische "site" in het cyclische dipeptide I? Welke interactie zou HCN (pKa ~9) kunnen vertonen met katalysator I? d. Onder welke voorwaarde kan het R-enantiomeer bij voorkeur ontstaan uit benzaldehyde? Hoe dient benzaldehyde zich dan te positioneren ten opzichte van de katalysator, rekening houdend met de mogelijkheid tot H-bruginteractie en interactie tussen aromatische kernen? e. Waarom zou de hierboven beschreven reactie uitgevoerd in methanol —in plaats van in tolueen— enkel racemisch II opleveren? f. Zou het cyclisch dipeptide afgeleid van D-fenylalanine en L-histidine katalytisch actief zijn in deze reactie? Zo ja, welk enantiomeer II zou dan bij voorkeur ontstaan? 3. L-Ascorbinezuur of vitamine C minuten 34 punten, 50 L-Ascorbinezuur, I, wordt zeer veel gebruikt als anti-oxidant in voedingsstoffen en is bovendien een voor de mens essentieel vitamine bekend als vitamine C. De ruimtelijke structuur van I is hieronder weergegeven. Zijn chemische en biologische reactiviteit zijn uitgebreid bestudeerd. 6 II O2 H HO 5 O 4 H HO OH 1 O H2 Pd-C 3 III 2 OH I a. Leg uit waarom vitamine C een sterk zuur is (pKa ~ 4). Welk proton in I is het meest zure? Verduidelijk dit eventueel met behulp van resonantiestructuren. b. Definieer de stereochemie van de stereocentra aanwezig in I. Vitamine C wordt industrieel verkregen uit D-glucose. c. Geef aan welk stereocentrum in D-glucose overeenstemt met C-5 in vitamine C, I. Vitamine C is actief als anti-oxidant waarbij het door reactie met het biradicaal zuurstof twee H-atomen verliest onder vorming van II. d. Teken de structuur van dehydro-ascorbinezuur, II, en leg uit met behulp van het mechanisme waarom de vorming ervan sneller verloopt in basisch milieu. Vitamine C is echter ook te reduceren. Katalytische hydrogenatie over palladium op koolstof leidt op stereoselectieve wijze tot één dihydroverbinding III. e. Wat is de ruimtelijke structuur van het door reductie gevormde L-gulono-1,4lacton, III, en hoe verklaart U de stereoselectiviteit van het proces? Vitamine C ondergaat in zwak basisch milieu een Williamson-synthese met methyljodide waarbij monomethylether IV ontstaat en het reageert met aceton onder sterk zure katalyse tot acetonide V. H3C H3C O H HO OH O H MeO CH3I O OH K2CO3 I H3C C CH3 O O H O H+ H HO IV O OH V f. Bespreek het mechanisme van de vorming van producten IV en V en rationaliseer waarom de methylering op een ringzuurstof plaatsvindt, terwijl de isopropylidering tussen de zijketenzuurstoffen verloopt. Tentamen Moleculaire Engineering Dinsdag 27 november 2001 8S030 / 6Q050 9.00 - 12.00 uur. Bij het begin van elke opgave staat de geadviseerde tijdsbesteding en het aantal punten dat te verdienen is. Succes! 1. Statements punten 40 minuten, 25 Aromaticiteit leidt tot grote stabilisatie van een systeem, vaak groter dan de activerings-energie van reacties. a. Wat zijn de voorwaarden om een molecule aromatisch te noemen? b. Welke van de onderstaande structuren I tot VII zijn aromatisch? [Hint: onderzoek daarvoor de reële resonantiestructuren!] H N H Cl O I II III N IV O V VI VII Reacties zijn onder te verdelen in substituties, addities, eliminaties en omleggingen. c. Geef van elk van onderstaande omzettingen A - F aan over welk reactietype het gaat: [FeBr3] A. Br2 + + Br HBr H B. O BrMgO + O 2 H MgBr OMgBr H C. D. H + N CH 3OSO2CH3 OSO2CH3 N CH3 + K 2CO3 + C 12H25Br OH E. + H OC12H25 KHCO O [H+] H 2O + KBr + CH3 F. + + KOH KBr + H 2O Br d. Geef voor elk van de reacties A - F aan welke de elektrofiele en welke de nucleofiele reactiepartners (links van de pijl) zijn. Tussen de rechte haken boven de pijlen staat de eventuele katalysator aangegeven. Cyclohexaanderivaten komen voornamelijk voor in de stoelconformatie. e. Teken ondubbelzinnig de ruimtelijke oriëntatie van de substituenten in de stabielste conformatie van verbindingen VIII - X en motiveer uw keuze. CH3 CH3 COOH COOH COOH CH3 VIII IX X De elektrofiliteit van carbonylverbindingen wordt enerzijds bepaald door de elektronegativiteit en het "leaving group"-karakter van de substituenten en anderzijds door de eventuele conjugatie tussen de carbonylgroep en de substituenten. f. Rangschik de carbonylverbindingen XI - XIV naar afnemende elektrofiliteit en motiveer de volgorde door vergelijking van opeenvolgende structuren. O CH3 O H O O Cl N CH3 H3C 3 XI XII XIII XIV 2. Zoetstoffen punten 30 minuten, 25 Druivensuiker of D-Glucose, I, behoort tot de calorierijke natuurlijke suikers waarvoor men vervangers heeft gezocht. Reeds meer dan 50 jaar geleden werd het oranje P-4000 of 2-propoxy-5-nitroaniline, II, ontwikkeld dat 4000 keer zoeter is dan suiker. Van recentere datum is de productie van aspartaam of methyl-L-aspartyl-Lfenylalaninaat, III, dat 150 keer zoeter is dan suiker. H O H OH HO O O H H OH H OH CH2OH I (lineaire vorm) H H NH2 O N H3N O O O H CH2Ph CH3 NO2 II III a. Teken de voorkeursconformatie van de meest stabiele vorm van D-glucose, I, in water. b. Ontwikkel een reëel syntheseschema voor 2-propoxy-5-nitroaniline, II, uitgaande van een mono-gesubstitueerd benzeenderivaat naar keuze. Teken de verschillende tussen-producten. c. Construeer met opgave van de chemical shift (op 1 ppm nauwkeurig) en het opsplitsingspatroon het 1H NMR-spectrum van P-4000, II. d. Geef aan met reacties hoe U aspartaam, III, kunt verkrijgen uit L-asparaginezuur en L-fenylalanine. e Waarom is aspartaam, III, relatief onschadelijk voor de mens? 3. Polymeren en biologisch actieve stoffen punten 40 minuten, 25 "Instant glue" of secondenlijm dankt zijn werking aan de anionische polymerisatie van methyl-2-cyanoacrylaat, I, bij contact met de lucht. N H C C C H OCH3 O I a. Wat is de meest elektrofiele site in methyl-2-cyanoacrylaat, I? Onderbouw uw antwoord met de relevante resonantiestructuren. b. Welk neutraal nucleofiel aanwezig in lucht veroorzaakt de polymerisatie van methyl-2-cyanoacrylaat, I? c. Maak in een tekening het mechanisme van de anionische polymerisatie van methyl-2-cyanoacrylaat, I, duidelijk. Penicillines zoals II (Pen G) en cefalosporines zoals III (Ceclor) vertonen een vergelijkbare antibiotische werking. H NH2 N N S O H N S O O N Cl O COOH COOH II III d. Wat is het gemeenschappelijk structuurfragment in penicilline II en cefalosporine III? e. Waar situeert zich in de moleculen II en III de biologische activiteit? Morfine, IV, en kinine, V, interageren met gelijkaardige receptoren in de hersenen. CH3 N H H N HO H3CO O HO H OH N IV V f. Wat is het gemeenschappelijke structuurfragment in morfine, IV, en kinine, V? g. Duid in morfine, IV, en kinine, V, de meest basische site aan. 2-Methyl-1,3-butadieen of isopreen is een belangrijke biochemische grondstof voor onder meer limoneen, VI, en vitamine A, VII, en is tevens een industrieel belangrijke chemische grondstof. OH VI VII h. Geef op de moleculaire structuur van limoneen, VI, en van vitamine A, VII, aan waar isopreen (2-methyl-1,3-butadieen)-units zijn ingebouwd tijdens de biosynthese. i. Leg uit met aanduiding van het mechanisme hoe limoneen, VI, ook kan worden verkregen uit isopreen (2-methyl-1,3-butadieen) via een chemische reactie in het laboratorium. 4. Aminozuren en peptiden punten 30 minuten, 25 De eiwitsynthesizer laat toe computergestuurde synthese van peptiden op een vaste drager te realiseren. a. Wie heeft de "solid phase" synthese van eiwitten geïntroduceerd en wat zijn de voordelen van deze techniek? b. Leg uit met adequate toepassing van de beschermende groepsstrategie hoe U octapeptide D-Phe—L-Val—D-Phe—L-Val—D-Phe—L-Val—D-Phe—L-Val staps-gewijs kunt opbouwen aan de vaste drager en dan kunt loskoppelen van de vaste drager. Antwoord met behulp van chemische structuren! c. Is het de beste keuze om zoals onder b. aangegeven in dit geval alle 8 de aminozuureenheden aan elkaar te koppelen en dan het octapeptide te verwijderen van de vaste drager of heeft U een beter alternatief? Na de ontkoppeling van het octapeptide verkrijgt men het vrije peptide dat in principe met behulp van een wateronttrekkend middel kan cycliseren. In onderstaande figuur is de daarbij gevormde ringstructuur weergegeven zonder substituenten. O H N N HO H O O H N N N O H N H O H O N N O H d. Hoe zouden de substituenten [CH2Ph en CH(CH3)2] in cyclo(D-Phe—L-Val)4 georiënteerd staan: naar binnen of naar buiten? Positioneer op basis daarvan de Dfenylalanine-eenheden op de bovenstaande figuur. Ghadiri en medewerkers zijn erin geslaagd analoga van deze cyclo-octapeptide te synthetiseren die in water buisvormige structuren vormen door supramoleculaire aggregatie. e. Welke interactie is volgens U verantwoordelijk voor de vorming van kolomvormige aggregaten uit gepaste cyclo-octapeptiden?