Kees Breed en Fred Mangelaars Veel bedrijven en commerciële instellingen hebben in de afgelopen jaren ervaring opgedaan met de invoering van kennismanagement. De stimulans hiertoe vanuit de Nederlandse overheid is zeker KENNISMANAGEMENT BIJ DE OVERHEID: BUREAUCRATIE EN HYPERTEXTORGANISATIE aanwezig, maar hoe kijkt zij in dit opzicht naar haar Verschillende overheidsdepartementen, zoals EZ, OCW en LNV voeren een actief beleid voor de invoering van kennismanagement. Het concept van Nederland als ‘kennisknooppunt‘ en de noodzaak om daarvoor kennisinfrastructuur te ontwikkelen staat volop in de belangstelling. Maar wat is nieuw? Onder de noemer van kennismanagement gaan veel organisatieprincipes schuil, die al veel langer bekend zijn en worden toegepast. Waarom wordt dan in het bedrijfsleven plotseling zoveel ophef gemaakt over dit nieuwe begrip? Dat heeft allereerst te maken met het gegeven dat veel bedrijven tegenwoordig meer betekenis toekennen aan de factor kennis. Producten en diensten worden steeds kennisintensiever. De- gene die in staat is op de meest effectieve en efficiënte manier kennis te ontwikkelen en in zijn producten te verwerken, is in staat een aanzienlijke concurrentievoorsprong op te bouwen, of voorkomt tenminste dat hij door anderen op achterstand wordt gezet. Voortdurende innovatie en kwaliteitsverbetering zijn een must geworden. Het verkorten van de ‘time-to-market’ is een voorwaarde om met succes op de markt te kunnen penetreren en te overleven. Dat brengt bedrijven ertoe soms zeer ingrijpende maatregelen te nemen met vaak verrassende resultaten. Zo is in de auto-industrie de tijd die gemiddeld nodig is om nieuwe modellen te introduceren, van tekentafel tot showroom, teruggebracht van zo’n vijf jaar tot ongeveer twee jaar. En de veel- 4 eigen organisatie? Juist overheidsinstellingen zijn vaak bij uitstek kennisintensieve organisaties. Kunnen de concepten en leerervaringen uit het bedrijfsleven, ook binnen de context van de overheid zelf, zinvol worden toegepast? MANAGEMENT & INFORMATIE K E N N I S M A N A G E M E N T besproken techno-lease constructie van Philips heeft aan het licht gebracht, dat banken ook in financieel opzicht veel waarde toekennen aan kennis. Zij waren immers bereid om veel geld te fourneren met als onderpand de kennelijk unieke kennis waarover Philips beschikte. Een ander voorbeeld is het computerbedrijf SUN. De waarde van de aandelen van dit bedrijf op de beurs steeg plotseling aanzienlijk. Wat was het geval? SUN bleek te beschikken over de programmeertaal Java, waarmee Internetapplicaties eenvoudig en beter in elkaar gezet kunnen worden. Java werd tot een soort standaard verheven. Ook hier werd de unieke kennis van SUN gewaardeerd door de markt. De opmars van het begrip kennismanagement geeft aan dat steeds meer bedrijven en directies bewust sturen op het vergroten van de waarde van hun bedrijfskennis. Voor de overheid staat niet zozeer de eigen marktwaarde of het voortbestaan van de organisatie op het spel. Maar zij wordt wel geconfronteerd met het gegeven dat de maatschappelijke problemen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt steeds complexer worden. Er komt steeds meer kennis bij kijken, vanuit geheel verschillende disciplines en maatschappelijke deelgebieden, om deze vraagstukken te kunnen aanpakken. Een aansprekend voorbeeld daarvan is de problematiek rondom het wel of niet aanleggen van een nieuwe luchthaven. Daar komt bij dat de maatschappij in een steeds hoger tempo verandert, zodat een met het bedrijfsleven vergelijkbare drang ontstaat om snel te kunnen reageren, of liefst te anticiperen, op nieuwe ontwikkelingen. Dan moet het beleid worden bijgesteld of zelfs geheel vernieuwd. En nieuw beleid moet dan liefst ook zo snel mogelijk (bij voorbaat binnen een kabinetsperiode!) leiden tot concrete uitvoeringsmaatregelen en gewenste maatschappelijke effecten. Dat maakt het noodzakelijk dat ook de overheid zich bezint op de vraag, of alle kennisprocessen die daarbij een rol spelen wel optimaal verlopen en of daarin misschien verbeteringen mogelijk zijn. MANAGEMENT & INFORMATIE MAAKBAARHEIDSYNDROOM Toch realiseren veel overheidsmanagers zich pas sinds kort de betekenis van de factor kennis voor hun organisatie. Departementen lijken bezig te zijn met een soort inhaalslag of een herbezinning. Door bijvoorbeeld nieuwe afdelingen of directies in te richten (bureau ‘lessons learned’ of ‘kenniscentrum’), vaak ook met ICT (informatie- en communcatietechnologie) ondersteuning zoals de invoer van een intranet. Jarenlang is kennis bij de overheid ondergewaardeerd. Veel aanwezige materiekennis is wegbezuinigd in de voortdurende efficiëncyoperaties. Bovendien had de overheid last van een soort ‘maakbare samenleving-syndroom’. Het ontwikkelen van visie raakte in de jaren ’70, na de oliecrisis die het échec markeerde van het geloof in de maakbare samenleving, steeds meer uit de gratie. Het gevolg was dat ook het belang van kennis steeds meer werd onderschat. Politiek en ambtelijk Den Haag maakte in de jaren ’70 en ’80 een ommezwaai in het denken door van een gerichtheid op planmatig beleid en top-down uitvoering, naar een accent op het creëren van een draagvlak voor beleid en op bestuurlijke processen. Het kost veel politici en ambtelijk managers eigenlijk nog steeds moeite om hardop te durven denken over een toekomstgerichte visie, als uitgangspunt voor beleid op allerlei terreinen. En dat terwijl veel actuele maatschappelijke problemen feitelijk alleen met een lange-termijnaanpak goed kunnen worden bestreden, of het nu gaat om de veiligheid, het milieu, infrastructuur of het vergroten van de ‘employability’ op de arbeidsmarkt. COMPROMISSEN-CULTUUR De aandacht voor het communicatie- en besluitvormingsproces is in de afgelopen jaren te eenzijdig geweest en te ver doorgeschoten. Het voortdurend zoeken naar een gezamenlijk compromis is in veel gevallen verworden tot een doel op zich. En zoals een generalist iemand is die ‘niets weet over alles’, zo kan onze compromissen-cultuur goed worden omschreven als een situatie waarin we het ‘allemaal samen eens zijn over ... niets’. Want de bestuurlijke compromissen zijn vaak zouteloos en brengen de echte 5 problemen meestal niet veel dichter bij een oplossing. De uitweg hiervoor bestaat niet uit een simpele terugkeer tot het planmatige top-down denken van weleer. Maar wel is een herbezinning nodig op het belang van het ontwikkelen en toepassen van kennis om de maatschappelijke problemen te kunnen oplossen. Die kennis is op veel plekken in de samenleving aanwezig. Met het inrichten van communcatie- en besluitvormingsprocessen is het natuurlijk mogelijk om die te mobiliseren. Maar dan moeten we ons wel gaan realiseren dat deze processen niet alleen dienen voor het creëren van een draagvlak voor beleid, maar juist ook een bijdrage kunnen leveren aan het verwerven van de inzichten zelf die nodig zijn voor het ontwikkelen van beleid. De belangrijkste opgave voor de overheid in de komende jaren ligt dan ook in het vinden van een middenweg tussen de benaderingen van de jaren ’60 en ’70, waarbij de inhoud van het beleid centraal stond (maar verkokerd en versplinterd), en die van de laatste jaren waarin het accent is doorgeschoten naar een bestuurlijke procesbenadering. Dat begint met het herontdekken en herwaarderen van de kennisfuncties in de eigen organisatie en het ontwikkelen van een visie op de kennisrelaties met de omgeving. Anders gezegd: ook voor de overheid is kennismanagement in de komende jaren cruciaal. Want het combineren van de aandacht voor (complexe, integrale) inhoud met aandacht voor organisatorische en bestuurlijke processen is in feite de essentie waar het bij kennismanagement om gaat. WAT IS KENNISMANAGEMENT? Kennismanagement heeft in de loop van de discussies in de afgelopen jaren vele verschillende betekenissen gekregen. Er is een relatie gelegd met strategie-ontwikkeling, met innovatie, met kwaliteitszorg (procedurekennis), met informatie- en communicatietechnologie, met kennistechnologie (expertsystemen), met personeelsbeleid (competentie-management) en met het concept van de lerende organisatie. Uiteenlopende organisatie-onderdelen hebben zich 6 opgeworpen als kampioen van het nieuwe concept, van de (centrale) planningseenheid tot de bibliotheek, van de personeels- en/of O&I-afdeling tot de R&D centra (in bedrijven). Dit hangt samen met de definitie van het begrip kennis dat men in de praktijk hanteert. Maar de meest zinvolle definitie van het begrip kennismanagement, waarbij de strategische betekenis van het concept en het onderscheid met andere management-aspecten het meest duidelijk zichtbaar wordt, ligt toch in het verlengde van het begrip kenniscreatie. Want een efficiënt beheer en (her-)gebruik van kennis op zich levert immers nog geen evident concurrentievoordeel op, of een overheid met een vergroot probleemoplossend vermogen. Het komt bij een strategische benadering veel meer aan op het vergroten van de kansen voor innovatie en vernieuwend denken en het versnellen van de kennisprocessen die daarbij een rol spelen. Het gaat om het beter benutten van de denkkracht in een organisatie. Zo bleek onlangs bij een enquête over de benutting van denkkracht in de overheids- en non profit-sector, dat 40 procent van de ondervraagden van mening was dat in hun organisatie minder dan de helft van de aanwezige denkkracht werd gebruikt. Kennismanagement is er, zo opgevat, op gericht om als het ware ‘verborgen krachten’ in een organisatie te mobiliseren en zichtbaar te maken. Waar managers zich jarenlang druk hebben gemaakt over het beter benutten van de machines en de productiecapaciteit, ontdekt men nu dat er ook nog andere ‘resources’ in de onderneming voor een groot deel braak liggen. Daar wil men graag wat aan veranderen. KENNISPROCES In dit kader kan het bekende en baanbrekende boek van de Japanners Nonaka en Takeuchi aangehaald worden: ‘De kenniscreërende organisatie’. Zij geven aan dat kennis als productiemiddel, naast machines, kapitaal en dergelijke, onderscheid gemaakt moet worden tussen de begrippen impliciete kennis, die in de hoofden van afzonderlijke medewerkers aanwezig is, en expliciete kennis, die is opgeslagen in boeken, rapporten, informatiesystemen of is ver- MANAGEMENT & INFORMATIE K E N N I S M A N A G E M E N T werkt in allerlei formele procedures. Kennismanagement betreft dan, abstract geformuleerd, de wijze waarop in een organisatie de verhouding en vooral de wisselwerking tussen impliciete en expliciete kennis wordt georganiseerd. Want wanneer men enerzijds kennismanagement uitsluitend in verband brengt met wat onder de noemer van expliciete kennis valt, levert dit concept maar nauwelijks vernieuwende of toegevoegde waarde op. Het is dan in wezen niet veel meer of anders dan informatiemanagement, of kwaliteitsmanagement, of desnoods procedurele organisatiekunde. En wanneer men anderzijds alleen focust op impliciete kennis gaat het in feite vooral om personeelsmanagement, uitmondend in bijvoorbeeld een wervings- en selectiebeleid aangevuld met een loopbaan- en opleidingsplan. Maar juist wanneer men de wisselwerking tussen impliciete en expliciete kennis centraal stelt, dan leidt kennismanagement tot een geheel nieuwe kijk op organisaties en op de besturing daarvan. Dan gaat het om het kennisproces in zijn totaliteit. Dat omvat in feite de gehele organisatie. Deze wordt dan echter niet beschouwd vanuit het (primaire) productieproces of de (ondersteunende, faciliterende) relaties daarmee, zoals in de meer gangbare organisatietheorieën, maar vanuit een kennisoptiek. Kennismanagement betreft dan tenslotte in deze perceptie de wijze waarop in een organisatie kennis wordt ontwikkeld, verwerkt en toegepast, gericht op het verbeteren van de benutting van de denkkracht in die organisatie. KENNISMANAGEMENT EN INFORMATIEMANAGEMENT Wat is nu het verschil tussen deze nieuwe kijk op organisaties en informatiemanagement? Of anders gesteld: kan men zinvol onderscheid maken tussen informatie en kennis? Volgens Weggeman kan men kennis definiëren als informatie, gecombineerd met de ervaring, vaardigheden en attitudes van mensen. Hij geeft overigens tegelijk aan dat vele definities mogelijk zijn. Een probleem hierbij is, dat waar kennis op de een of andere manier expliciet wordt ge- MANAGEMENT & INFORMATIE maakt, dus kenbaar voor anderen, bijna per definitie nieuwe informatie wordt gegenereerd. Het onderscheid blijft dan vaag. En ook het onderscheid tussen informatiemanagement en kennismanagement is hooguit gradueel aan te duiden. Je zou bij het laatste bijvoorbeeld aan technologisch hoogontwikkelde expertsystemen kunnen denken, waarin allerlei praktische ervaringsregels zijn verwerkt. Maar dat verhaal gaat niet meer op als we kijken naar impliciete kennis, in de hoofden van mensen. Weggeman’s definitie krijgt dan sterke betekenis. Hij maakt immers duidelijk dat bij deze soort kennis de persoonlijke factor een veel grotere rol speelt (zij wordt derhalve ook wel aangeduid als persoonsgebonden kennis). Dat heeft grote consequenties. Want waar informatiemanagement zich richt op de formele systemen in een organisatie gaat kennismanagement voor een belangrijk deel ook over de informele organisatie, over de samenwerking en de cultuur. Kennismanagement omvat dus meer. Zo stelt Kessels, in zijn inaugurale rede over ‘Het corporate curriculum’, dat persoonlijke en gezamenlijke betrokkenheid van de medewerkers bij de organisatie de sleutel vormt voor het stimuleren van kennisontwikkeling. Zij moeten zich met de onderneming en met haar missie kunnen identificeren.Het management kan dit bevorderen door extra aandacht te besteden aan de motivatie van medewerkers. Aspecten die hiermee samenhangen zijn: persoonlijke betrokkenheid, zin en betekenis van het werk, het bevorderen van rust en stabiliteit en tegelijk het veroorzaken van de creatieve onrust die aanzet tot vernieuwend denken. Daarnaast moet het ontwikkelen van kennis natuurlijk ook gefaciliteerd worden door de medewerkers toegang tot allerlei soorten (elders aanwezige) kennis te verschaffen. Geconcludeerd kan worden dat informatiemanagement betrekking heeft op een onderdeel van kennismanagement, met name waar het gaat om expliciete kennis, en verder een procesondersteundende rol kan vervullen. Kennismanagement heeft echter een breder bereik en omvat ook de impliciete kennis die in een organisatie aanwezig is en de cultuur. 7 BUREAUCRATIE: EXPLICIETE KENNIS De overheidsorganisatie is traditioneel, waarschijnlijk beter dan welke andere organisatie ook, toegerust op het omgaan met expliciete kennis. De gehele bureaucratische structuur en alle formele procedures zijn immers systematisch ontworpen en uitgetest om ervoor zorg te dragen dat documenten op een specifieke, beheersbare en controleerbare wijze tot stand komen, besluitvormingstrajecten doorlopen en tot uitvoerende maatregelen leiden. De uitvoeringsinstanties zijn zodanig ingericht, dat beleid op elke plek zoveel mogelijk identiek en met gelijke uitkomsten in gelijke gevallen wordt toegepast. Dat heeft alles te maken met het waarborgen van onze democratie en van de rechtstaat (rechtsgelijkheid en rechtszekerheid) en is dan ook zonder meer een kostbaar goed. Wanneer we naar de impliciete kennis binnen de overheid kijken, het reusachtige potentieel in de hoofden van vele duizenden ambtenaren, is het beeld anders. Want dan kun je weliswaar constateren dat overheidsmanagers daarvoor steeds meer aandacht hebben gekregen en dat de overheid bijvoorbeeld, over het geheel genomen, een actief en intensief personeelsbeleid voert. Toch leiden de formele structuren en procedures er tegelijk vaak toe, dat er weinig ruimte is voor zelfstandig denken en creativiteit bij ambtenaren. Vaste taakomschrijvingen en strakke verantwoordingslijnen zorgen ervoor dat de capaciteiten van ambtenaren slechts binnen een beperkt, afgebakend kader worden ingezet. Nieuwe inzichten komen daardoor slechts moeizaam en mondjesmaat tot stand. Bovendien verwateren deze vervolgens vaak al snel in het verdere besluitvormingsproces in plaats van dat de impulsen voor vernieuwing leiden tot het aanjagen van diepergaande innovatieprocessen. De vraag is, of het mogelijk is om daarin verbetering te brengen zonder afbreuk te doen aan de bovengenoemde uitgangspunten van het waarborgen van de democratische rechtstaat en aan de organisatorische eisen die daaruit voortvloeien. 8 HYPERTEXTORGANISATIE Nonaka en Takeuchi beantwoorden deze vraag in beginsel bevestigend. Zij maken gebruik van een computermetafoor om een nieuw organisatiemodel te beschrijven, dat naar hun mening de bureaucratie niet hoeft aan te tasten maar daarbinnen toch mogelijkheden opent voor vernieuwende werkwijzen. De twee auteurs brengen hun visie op de kenniscreërende organisatie in verband met wat zij noemen: de hypertextorganisatie. Hypertextverbindingen maken het in een document mogelijk om op willekeurige plekken doorkijkjes te creëren naar andere documenten (of geluiden, of beelden), die zich op heel andere plaatsen kunnen bevinden. Een document over luchtvaart kan de lezer zo brengen bij informatie over uiteenlopende onderwerpen als mobiliteit, reizen naar de maan, maar ook geluidsoverlast en het bestemmingsplan van Schiphol. De suggestie van de Japanners is dat deze benadering ook kan worden toegepast op het denken over organisaties en de verbindingslijnen in een organisatie. Dit maakt het mogelijk om twee traditionele organisatieconcepten, de bureaucratie en het taakgroepmodel (of de projectorganisatie), met elkaar te verweven. Zonder dat bestaande structuren hoeven te worden aangepast, kunnen verschillende kennisdomeinen worden gecreëerd waarin medewerkers intensief met elkaar communiceren en kennis uitwisselen. Zo ontstaat een ‘derde laag’ in de organisatie, waarin collectieve kennis wordt gegenereerd en uitgebouwd. Deze is niet noodzakelijk apart in de organisatie gesitueerd (bijvoorbeeld in een kenniscentrum of in een afzonderlijke planningseenheid). Zij is wel ingebed in de strategische visie van het management, in de cultuur van de organisatie en in de technologie. De visie en cultuur zorgen voor een ‘mindset’ van de medewerkers en brengen een focus aan, waarbinnen impliciete kennis kan worden gemobiliseerd en expliciete kennis wordt vastgelegd en toegankelijk gemaakt. Voor de medewerkers ontstaat een grote open ruimte, waarin met tal van anderen contact kan worden gelegd en gecommuniceerd, afhankelijk van de concrete behoefte. Zij functioneren niet meer louter in een functionele structuur, of in een tijdelijke projectgroep, maar opereren in verschillende contexten tegelijk: de organisatie- MANAGEMENT & INFORMATIE K E N N I S M A N A G E M E N T Hergebruik van kennis Distribueren Toegankelijk maken van kennis “Best Practice” Expliciete Uitgeven kennis Organisatorisch Externalisatie Gecombineerde kennis Socialisern eenheid, de projectgroep en de verschillende netwerken waarin hij participeert. Dit biedt bij uitstek mogelijkheden voor een grote, hecht gestructureerde organisatie als de overheid, om de innerlijke cognitieve starheid te doorbreken zonder de structuren als zodanig aan te tasten of volledig op zijn kop te zetten. Kennisspiraal Individu Impliciete kennis KENNISBARRIÈRES In figuur 1 wordt een zestal stappen onderscheiden, die bij de ontwikkeling van kennis een rol spelen. Impliciete kennis wordt toegepast in een actie, met een zeker resultaat. Door reflectie op dit resultaat ontstaat een nieuw of verdiept inzicht. Dit inzicht kan expliciet worden gemaakt, kenbaar voor anderen. Vervolgens wordt expliciete kennis op een bepaalde wijze weergegeven, gebundeld en gedistribueerd in een organisatie. Doordat een individuele medewerker deze gebundelde kennis tot zich neemt, vergroot hij de kennis in zijn eigen hoofd. Daarna kan het verhaal weer van voren af aan beginnen (maar vanuit een qua kennis ‘hogere’ beginpositie). Het schema geeft aldus een indruk van de wisselwerking tussen impliciete en expliciete kennis en tussen inzichten in het hoofd van het individu en kennis die in de organisatie aanwezig is. Nu kun je per stap een aantal voorwaarden benoemen waaraan moet zijn voldaan, voordat de stap ook echt goed gemaakt kan worden. Zo vereist de eerste stap (actie), dat het doel van de actie duidelijk is, dat verantwoordelijkheden helder zijn belegd, dat instrumenten voorhanden zijn enzovoorts. Per stap zijn er ook specifieke (meestal culturele) barrières, die succes in de weg kunnen staan. Om ‘actie’ ook daadwerkelijk als eerste stap in een leerproces te laten fungeren, moet er ruimte bestaan om te kunnen experimenteren en ook om daarbij fouten te mogen maken. Ook voor reflectie is ruimte nodig (voorwaarde), en een houding waarbij men bereid is fouten onder ogen te zien en te analyseren. Vaak hoor je dan kreten als: het gaat hier nu eenmaal altijd zo, of: er wordt toch niets mee gedaan, of: dat is niet mijn probleem. Bij de stap MANAGEMENT & INFORMATIE Actie Resultaat Toepassen van kennis Inzicht Reflectie Ontwikkeling van kennis Figuur 1: Ontwikkeling van kennis om inzichten te expliciteren moet de machtsbarrière worden doorbroken: zeker in overheidsorganisaties geldt voor velen nog steeds het adagium ‘kennis is macht’. Ook verkokering en het ‘not invented here’ syndroom, die tegengaan dat medewerkers zich kennis van anderen eigen maken, zijn bij de overheid geen onbekende verschijnselen. Door na te gaan hoe kennis feitelijk door de organisatie stroomt, kan een manager analyseren waar hij moet ingrijpen om betere voorwaarden te scheppen en barrières te slechten. Dat vereist dan wel dat hij een visie heeft op de kennisambities en -behoeften van zijn organisatie en dat hij zich bewust is van de specifieke rol van managers bij het stimuleren van kennisprocessen. Die zal in de regel minder sturend zijn en meer coachend, uitdagend en begeleidend. Uit het schema blijkt tegelijk dat ICT bij verschillende stappen, vooral die waarbij expliciete kennis aan de orde is, een ondersteunende rol kan vervullen. ICT kan niet alleen helpen om de onderlinge communicatie te bevorderen (bijv. via e-mail), maar ook om kennis op te slaan en ook weer toegankelijk te maken. Niet zelden echter treedt daarbij het paradoxale verschijnsel op dat eenmaal ingevoerde systemen niet lang aansluiten bij de echte behoeften van een organisatie, of zelfs een blok aan het been worden. ICT is soms een voorwaarde maar kan ook tot een barrière worden voor vernieuwing. ‘Legacy systemen’ zijn hiervan een voorbeeld. Maar ook het feit dat ICT niet alleen procedures in een or- 9 ganisatie ondersteunt, maar deze tegelijk ook vastlegt en determineert, heeft soms tot gevolg dat eerder sprake is van verstarring dan van het vergroten van de flexibiliteit. Het is dan ook niet zonder risico om ICT in te voeren zonder eerst een helder beeld te ontwikkelen van wat men met de organisatie, en de kennisprocessen daarin, voorheeft op de wat langere termijn. ICT dient dus te worden ingebed in een visie op kennismanagement. Naast het hierboven aangegeven belang van kennismanagement voor de overheid en een afbakening van het begrip, komt vervolgens het vraagstuk van implementatie of invoering van kennismanagement (veranderkundige benadering) aan de orde. CASUS: NIEUWE DIENSTVERLENING VAN EEN UITVOERINGSORGANISATIE Verschillende organisaties hanteren uiteenlopende benaderingen om kennismanagement in te voeren. Dat is logisch omdat per organisatie nu eenmaal de doelstellingen, de uitgangssituatie, de randvoorwaarden en de omgeving sterk verschillend kunnen zijn. Dat heeft consequenties voor de keuzen die moeten worden gemaakt en voor de veranderstrategie. Het volgende voorbeeld laat zien hoe kennismanagement een sleutelrol speelt bij het veranderingsproces van een uitkeringsinstantie. AANLEIDING EN NIEUWE DIENSTVERLENING Deze organisatie wordt door externe druk (ontevredenheid van bestuur over het functioneren) en interne druk (verloop personeel, motivatieproblemen) gedwongen tot verandering. Men ziet dat er binnen de organisatie veel kennis is over de arbeidsmarkt. Men beschikt ook over de nodige relaties met bedrijven en heeft toegang tot belangrijke informatie. Het besluit wordt genomen om een meer dienstverlenende organisatie (‘banenmakelaar’) te worden, waar- 10 bij het uitkeringsproces wordt geoptimaliseerd en tegelijk deel gaat uitmaken van de nieuwe dienstverlening. In de visie van het management moeten, gelet op deze ingrijpende veranderingen, de cultuur, de bedrijfsprocessen en de ICT, goed tegen het licht worden gehouden. Van cruciaal belang om de nieuwe organisatie op te bouwen en te positioneren, vindt men de eerder genoemde kennis. HRM BELEID Bij het zijn van dienstverlenende organisatie past bovendien een ander profiel van de medewerkers. Van uitvoerders moeten medewerkers meer gaan meedenken. In plaats van opdrachten krijgen en uitvoeren moet men actief en ondernemend worden. Het beoordelingssysteem wordt aangepast. In plaats van beoordeling op de correcte uitvoering van het werk, vindt in het vervolg beoordeling plaats op het aantal nieuwe ontwikkelde producten en/of aangeboorde relaties. Van groot belang is dat de kennis over de nieuwe producten, werkwijzes en relaties wordt gedeeld met anderen. De huidige cultuur (‘kennis is macht’) stimuleert dat zeker niet. Om gedragsverandering te stimuleren, krijgen medewerkers nieuwe prestatie-indicatoren. Zo wordt men geacht tenminste een keer per jaar een intern seminar te organiseren en twee artikelen te publiceren hieromtrent. Uiteraard past hierbij een andere managementstijl dan men gewend was. Een meer coachende stijl is essentieel. Selectiecriteria voor het werven van nieuwe medewerkers/management worden aangepast aan de nieuwe ondernemende cultuur. Trainingen voor het huidige management worden gegeven. Een systeem van schaduwmanagement en ‘buddy’s’ wordt ingevoerd voor respectievelijk het management en de relatiebeheerders. In dit opzicht krijgen deze medewerkers allen een training intervisie. BEDRIJFSPROCESSEN EN INFORMATIEVOORZIENING Ook de informatiestromen om het uitvoeren van het werk mogelijk te maken lopen niet meer via het management. Medewerkers worden zelf MANAGEMENT & INFORMATIE K E N N I S M A N A G E M E N T verantwoordelijk voor hun eigen informatievoorziening, zowel operationeel als over de organisatie zelf. Uitwisseling van inhoudelijke informatie wordt gedaan door rondom specifieke onderwerpen ‘centers of excellence’ in te richten. Hierbij komen mensen uit verschillende disciplines bij elkaar om te discussiëren over problemen en oplossingen. Deze centra hebben ook hun eigen discussiegroepen en ‘sites’ op het gebouwde intranet. Tevens wordt hieraan een kennisbank gekoppeld waarin iedereen ‘best practices’ neerzet. Stimulering hiervan vindt plaats via het beoordelingssysteem en de prestatienormen die ieder jaar door manager en medewerker worden afgesproken. De kennisbank wordt beheerd door een kenniscentrum, dat tevens deze informatie onderzoekt, analyseert. Ook de ontwikkeling van nieuwe activiteiten vindt hier plaats. Hiermee wil men de netwerkorganisatie ondersteunen. Verder blijken nog een aantal activiteiten in de sfeer van het uitkeringsproces langs elkaar heen te lopen. Zo heeft de juridische afdeling een enorme kennis over jurisprudentie. Zij maakt nagenoeg geen ‘fouten’ bij haar beoordeling van de aanvragen. Maar de afdeling die gaat over de uitvoering en afhandeling heeft grote problemen met de uitvoerbaarheid, nadat deze juridische beoordeling heeft plaatsgevonden. Het management besluit om deze processen opnieuw te ontwerpen (juridische toetsing en uitvoerbaarheid worden tegelijkertijd getoetst) en de twee afdelingen samen te voegen. Om geen informatie verloren te laten gaan tijdens de behandeling van verzoeken wordt een documentair informatiesysteem ingevoerd, waarmee tevens de aanvragen nauwkeurig kunnen worden gevolgd. Als dienstverlenende organisatie worden klantcontacten ondersteund met een relatiebeheersysteem. VERANDERINGSAANPAK krachten’ in de organisatie gemobiliseerd om de nieuwe ambities te realiseren, en de dienstverlening op een nieuwe leest te schoeien. Daartoe moesten echter eerst een aantal belangrijke vragen worden beantwoord, zoals ‘welke kennis is van belang voor mijn (nieuwe) organisatie’, en ook ‘hoe vind ik die?’. Om de antwoorden te vinden, maakte men onder meer gebruik van het sterk vereenvoudigde schema in figuur 2. In dit schema worden zowel processtappen als inhoudelijke aspecten van het werk kernachtig in beeld gebracht. Voor het opsporen van de kennis die echt van cruciale betekenis is, zijn vooral de ‘wat’- en de ‘waarom’-vragen essentieel. Het gaat hierbij immers om de missie van de organisatie (het ‘waarom’) en de relatie van de concrete activiteiten tot die missie. Deze vragen betreffen vooral de effectiviteit van de instelling. De resterende drie vragen (wie, waar, wanneer en hoe) betreffen de procesinrichting en de efficiency-kant van de zaak. Uit het schema kan worden afgeleid dat de kennis over het ‘beoordelen van aanvragen ter toetsing van de rechtmatigheid’ als zeer waardevol moet worden beschouwd. Kennis over het houden van interviews daarentegen mag weliswaar niet worden verwaarloosd, maar is toch minder cruciaal. Als eenmaal is bepaald, welke kennis de grootste waarde heeft, kan men vervolgens onderzoeken waar die kennis zich bevindt en hoe die door de organisatie stroomt. Daartoe dient per organisatie-onderdeel te worden geanalyseerd wat de rol is van de afdeling in de ver- WIE WIE WAT WAT MANAGEMENT & INFORMATIE HOE HOE WANNEER WANNEER WIE Jan In deze casus komt tot uitdrukking hoe het management, op basis van een strategische keuze voor verandering, haar kennisambitie bepaalde. Vervolgens werden de ‘verborgen WAAROM WAAROM WAAR WAAR Annette WAT beoordeelt aanvragen beoordeelt aanvragen WAAROM WAAR WANNEER HOE ter toetsing van de rechtmatigheid in Den Haag op maandag via dossieronderzoek ter toetsing van de rechtmatigheid in Amsterdam op dinsdag via interviews Figuur 2: Schema ten behoeve van veranderingsaanpak 11 Missie Missie == waarom waarom waarom waarom waarom wat wat waarom wat systemen Bedrijfsprocessen wat Informatietechnologie Kennis werkwijze waarom wat waarom waarom wat wat informatie waarom wat Human resource Figuur 3: Analyse per organisatie-onderdeel schillende bedrijfsprocessen en wat de bijdrage is aan de missie. In een organisatiestructuur ziet dat er uit als in figuur 3. Door beide schema’s in hun samenhang te analyseren (er ontstaat dan een matrix) kan men tenslotte conclusies trekken over de actuele aanwezigheid van cruciale kennis en hoe die wordt toegepast in de bestaande activiteiten. Er ontstaat zo een soort ‘kennis portfolio’. Deze inventarisatie maakt het mogelijk om, in het licht van de strategische doelstellingen, een sterkte/zwakte analyse uit te voeren. Zo wordt tenslotte de basis gelegd voor een gerichte veranderingsaanpak. Kennismanagement omvat tenslotte, in het implementatatietraject, meestal een brede mix van maatregelen. Deze moeten onderling consistent zijn en leiden gezamenlijk tot het beoogde resultaat. Er bestaat geen kant en klare aanpak of oplossing. Elke organisatie zal zijn eigen weg op dit gebied zoeken en vinden. De concrete maatregelen omvatten echter in het algemeen wel elementen vanuit drie componenten: – Human resources (gedrag, cultuur, wijze van leidinggeven etcetera) – Bedrijfsprocessen (redesign, administratieve organisatie, structuur etcetera) – ICT ( workflowmanagement, datamining, intranet etcetera) Schematisch is dit voor te stellen als in figuur 4. De in de beschreven casus maatregelen zijn allemaal te plaatsen in dit implementatiemodel, 12 Figuur 4: Implementatiemodel waarmee samenhang wordt gecreëerd. In figuur 5 zijn per component enkele maatregelen genoemd (niet limitatief) die onderdeel kunnen uitmaken van een veranderingsaanpak om kennismanagement te implementeren. De maatregelen op zich zijn niet uniek voor de implementatie van kennismanagement. Echter door de combinatie met de eerder genoemde kennisportfolio en de consistentie tussen de factoren genoemd in het implementatiemodel, wordt een kader geschapen voor een gerichte invoering van kennismanagement. CONCLUSIE Samengevat liet de beschreven casus zien dat het implementeren van kennismanagement veranderingen kan betekenen in: – strategie; zoals het zijn van ‘banenkoppelaar’ in plaats van uitkeringsfabriek – structuur; zoals het samenvoegen van afdelingen of opzetten van nieuwe afdelingen – systemen; zoals beoordelings- en beloningssystemen, maar ook de IT-systemen – cultuur; zoals de gedragsverandering van ‘kennis is macht’ naar ‘kennis delen’ – prestaties; zoals het verkorten van de levertijd van producten aan klanten (bijvoorbeeld subsidies, paspoorten). MANAGEMENT & INFORMATIE K E N N I S M A N A G E M E N T Human resource Bedrijfsprocessen Informatie- en CommunicatieTechnologie (ICT) – – – – – – – – – – – – – – – Strategie-ontwikkeling Opleidingen en trainingen Werving en selectie Beloningsmodellen Aanpassen managementstijl Intervisie, interne seminars, werkontbijten etcetera – Coach/Buddy systeem Herontwerp Aanpassen sturingsmodel Samenvoegen/outsourcen Werken gemengde disciplines (werkgroepen, centers of excellence) – Bureau lessons learned/ kenniscentrum/R&D-centrum DIS/WFM systemen Informatiesystemen Kennissystemen Telematica Kennisprofielsysteem (vakinhoudelijk en klanten) – Datawarehousing/datamining – Intranetten/groupware – Relatiebeheersystemen Figuur 5: Maatregelen naar aanleiding van het implementatiemodel Verder gaf de casus aan dat aan een brede mix van maatregelen moet worden gedacht om kennismanagement in te voeren in de organisatie. Er bestaat geen ‘kant en klare’ aanpak. Tegelijk kan worden geconstateerd dat in het voorbeeld veel aandacht is besteed aan de herstructurering van expliciete kennisstromen. Er is relatief weinig aandacht geschonken aan de mogelijkheden die het creëren van een ‘derde laag’ biedt, met name voor het stimuleren van meer creativiteit en grotere zelfstandigheid bij de medewerkers. Referenties Aken, T. van, en Th. Camps, Organiseren van denkwerk, return on thinking, Assen, 1997. Bekkers, V.J.J.M., Herontwerp van overheidsorganisaties en verschuivende organisatiegrenzen, Management&Informatie nr. 4, 1997. Kessels, J.W.M., Het corporate curriculum, rede bij de aanvaarding van het hoogleraarschap aan de Rijksuniversiteit Leiden, Leiden, 1996. Moss Kanter, R., On the Frontiers of Management, Harvard Business Review book 1997. Nonaka, I., en H. Takeuchi, The knowledge-creating company, New York/Oxford, 1995. Spek, R. van der, en A. Spijkervoet, Kennismanagement, intelligent Ook in die zin is het voorbeeld desondanks tekenend voor de situatie bij veel overheidsorganisaties. De druk om te veranderen neemt alom toe. Ook de veranderingsbereidheid lijkt te groeien. Maar het denken over fundamenteel nieuwe organisatievormen staat nog in de kinderschoenen. De nieuwe concepten die worden ontwikkeld rondom het begrip kennismanagement bieden daarbij een veelbelovend perspectief. Zij dragen bij aan nieuwe inzichten om in de komende jaren gerichte veranderingen bij de overheid te bewerkstelligen. Want kennis is meer en meer ook voor de overheid de belangrijkste grondstof, die zij nodig heeft om haar taken effectief te kunnen blijven uitvoeren. MANAGEMENT & INFORMATIE omgaan met kennis, Kenniscentrum CIBIT 1995. Sveiby, E.S., The New Organizational Wealth. Managing & Measuring Knowledge-Based Assets, San Francisco 1997. Vuijst, J. de, Managers moeten verborgen kennisbronnen aanboren, in Intermediair 9 april 1998. Weggeman, M., Kennismanagement, inrichting en besturing van kennisintensieve organisaties, Schiedam, 1997. Weggeman, M., en Th. Boekhoff, Kenniswerkers en Kennismanagement, Holland Management Review, 1995 nr. 42. Over de auteurs Kees Breed en Fred Mangelaars zijn werkzaam als managementconsultant bij Cap Gemini, divisie Overheid. 13