Samenvatting Hoofdstuk 1 De eeuw der koningen 1815 1800 1814 1830 1848 1900 In de negentiende eeuw (die dus duurt van 1800 tot 1900) gebeurde veel. Dit zijn een aantal belangrijk data waarin er iets gebeurde. - - Wat gebeurde er in 1814? Dit wordt het tijdperk waarin Willem de I regeerde. Hij deed dit van 1814 tot 1840. Wat gebeurde er in 1815? De Franse tijd kreeg nog een staartje. Napoleon ontvluchtte het eiland Elba en rukte weer op met zijn legers. Hij werd echter verslagen bij Waterloo in 1815. De Franse tijd was toen voorgoed voorbij. Wat gebeurde er in 1830? Nederland en België waren in die tijd een land. We noemde België toen Zuid-Nederland. Koning Willem I deed toen veel voor de industrie en handel. Daardoor kwamen er meer banen en werd er meer geld verdiend. Toch waren de mensen ontevreden, want koning Willem de I besliste alles alleen. De mensen in Zuid-Nederland pikten het niet langer. In 1830 wilde België niet meer bij Nederland horen. De Belgen kwamen dus in opstand. Wat gebeurde er in 1848? Ene professor Thorbecke wilde de grondwet veranderen. Ze willen meer te vertellen hebben over de regering van het land. In de grondwet staat hoe het land bestuurd moet worden. De koning wilde niets veranderen. Ook in andere landen kwamen mensen in opstand tegen hun regering. Er werden zelf koningen afgezet, de koning schrok hiervan en gaf toe. De grondwet werd veranderd en nu hebben we kiesrecht. Dankzij de nieuwe grondwet van 1848 heeft het volk meer macht! Willem I Willem II Willem III 1814 – 1840: Hij zorgde er voor dat er meer banen kwamen. En deed dus veel voor de industrie en handel. 1840 – 1849: Hij regeerde niet zo lang als de andere koningen, maar tijdens zijn tijd werd wel de grondwet gewijzigd in 1848. 1849 – 1890: Doordat de grondwet gewijzigd was, was hij de koning met de minste macht. Door de nieuwe grondwet kreeg het volk meer macht. Het volk? Alleen de rijke kregen kiesrecht, dus de arme mensen en arbeiders hadden nog steeds niets te vertellen. In 1879 vond de Amerikaan Thomas Edison de elektrische lamp uit, zoals wij die nu kennen. De Engelsman James Watt vond omstreeks 1780 een stoommachine uit. Nu kon er sneller gewerkt worden waardoor het ook goedkoper werd. In Engeland begon hiermee de industriële revolutie. Door de industriële revolutie (snelle verandering) zorgde de stoommachine ervoor dat kleine bedrijfjes een moeilijke tijd kregen. Bij de timmerman, smid en pottenbakker verdwenen de klanten. Want in de fabrieken werd alles sneller en goedkoper gemaakt. Tot 1870 was Nederland een agrarisch land. De meeste mensen werkten in de landbouw, dat was zwaar werk, want er ware nog geen machines. In de winter was er niets te doen op het platteland en verdienden de landarbeiders hun brood met huisnijverheid. Ze maakten thuis bezems en manden, ze sponnen katoen en wol en weefden stoffen. Dit thuiswerk verdween na de komst van de stoommachine. In fabrieken kon dit veel sneller en goedkoper gedaan worden. Ze hadden in de winter dus geen werk meer. Veel landarbeiders trokken toen naar de stad om in een fabriek te gaan werken. Nederland werd op deze manier dus een industrieel land. Urbanisatie betekent: verstedelijking, dus duizenden landarbeiders verhuisden met hun gezinnen naar de stad. De mannen moesten tegen een heel laag loon werken, op deze manier konden ze hun gezin niet onderhouden. Het was dan ook logisch dat de vrouwen en kinderen ook mee moesten werken. Drenthe was vroeger een veengebied. Dat veen werd afgegraven en gedroogd. We noemen dat turfsteken. Veel veenarbeiders woonden in een plaggenhut. Een plag is een stuk heide of gras. Zo’n hut werd in een dag gebouwd.