MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VOLKSONTWIKKELING UNIFORM EINDEXAMEN HAVO 2011 VAK : AARDRIJKSKUNDE DATUM : DI. 28 JUNI 2011 TIJD : 7.45 – 9.45 Aantal opgaven: 40 Aantal pagina’s : 10 Controleer zorgvuldig of alle pagina’s in de goede volgorde zijn. Neem in geval van een afwijking onmiddellijk contact op met een surveillant. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------FYSISCHE GEOGRAFIE 1. Hier staan enkele algemene beweringen over het weer en klimaat. Welke bewering is correct? A De atmosfeer is belangrijk voor het weer en klimaat, omdat dit verschijnsel zich afspeelt in de eerste laag, de stratosfeer. B De factoren van het weer en klimaat zijn: de temperatuur, de wind en de neerslag. C De toestand van de dampkring op een bepaald moment en voor een klein gebied is een definitie voor het klimaat. D De wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van het weer en klimaat heet Cosmografie. 2. Hier staat één kenmerk van respectievelijk het A,B,C en D-klimaat volgens Köppen. Welk kenmerk behorend bij het aangegeven klimaat is correct? A B C D Klimaat A-klimaat B-klimaat C-klimaat D-klimaat Kenmerk groot verschil in temperatuur tussen de koudste en de warmste maand grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter ontbreken van strenge winters ontbreken van een warme periode 3. Hier volgen twee beweringen over de weersystemen in de Caribbean. I. Indien het winter is op het Noordelijkhalfrond stroomt er een koude luchtstroom vanuit Noord-Amerika naar de Caribbean. Deze koude luchtstroom noemt men de Norther en het zorgt voor toename van de neerslag. II. Bij de anticyclonale luchtbeweging stroomt lucht weg rond het hoge drukgebied en de lucht binnen de anticycloon is droog en zonnig. Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist -2– 4. We maken het onderscheid tussen de normale en de andere(afwijkende) vegetatietypen die voorkomen in een land. Voor welk land is de normale vegetatietype correct aangegeven? A B C D Normale vegetatietype Parwa en mangrove Savannen Steppen Tropisch regenbos Land Bolivia Suriname Colombia Brazilië 5. In ons land groeien bepaalde vegetatiesoorten op bodems, die zowel chemisch als fysisch onvruchtbaar zijn. Welke twee vegetatiesoorten komen voor op zo’n bodemsoort? A drasbossen en granietvegetatie B drasbossen en zwampbossen C dunstammige tropische bossen en zwampbossen D dunstammige tropische bossen en granietvegetatie 6. Hieronder volgen twee beweringen over het verschijnsel verwering. I. Bij mechanische verwering zorgt de vloeibare neerslag ervoor, dat het gesteente uiteen valt zonder dat de scheikundige samenstelling van het gesteente verandert. II. De chemische verwering is het sterkst in tropisch warme vochtige gebieden, omdat de temperatuurverschillen in deze gebieden vrij groot zijn. Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist 7. Hieronder volgen twee beweringen over het Surinaamse deel van het Guyana Schild. I. Tectonische bewegingen en dislocaties zijn van invloed op de morfologie van het Schild. II. Granieten en mariene sedimenten zijn de voornaamste gesteenten, waaruit ons deel van het Schild bestaat. Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist -38. De Coesewijne formatie dagzoomt in het Zanderijlandschap. Deze formatie is afgezet na de opheffing van het Binnenland en bestaat voornamelijk uit grove zandige sedimenten. Uit welke soort sedimenten bestaat deze afzetting? A B C D eolische sedimenten fluviatiele sedimenten glaciale sedimenten mariene sedimenten 9. Hiernaast is een bodemprofiel afgebeeld. (figuur I) Bij welk deel van dit bodemprofiel is het kenmerk correct aangegeven? A B C D deel 1 2 3 4 kenmerk In dit deel is het fysisch proces belangrijk Het chemisch proces vindt voornamelijk in dit deel plaats Het bestaat uit oorspronkelijk moedermateriaal Dit deel bevat niet- en halfverteerde plantenresten 10. Hieronder staat een omschrijving van twee verschijnselen die behoren bij de bodem. I. Klei en humus hebben de eigenschap water en voedingsstoffen vast te houden en weer af te geven aan de plantenwortels. II. Het overtollig water zakt met verschillende stoffen in oplossing naar dieper gelegen lagen in de bodem. Welke twee verschijnselen zijn respectievelijk beschreven? A adsorptiecomplex en bodemerosie B adsorptiecomplex en uitloging C uitloging en adsorptiecomplex D uitloging en bodemerosie 11. In ons land worden bepaalde landbouwactiviteiten uitgeoefend op een bepaalde bodemsoort. Bij welke landbouwactiviteit staat de meest geschikte bodemsoort? A B C D landbouwactiviteit Annanasteelt Bacoventeelt Groenteteelt Rijstteelt bodemsoort klei wit zand schelpritsen bruin zand - 4- SOCIALE GEOGRAFIE 12. Hier staan beweringen over het verschijnsel cultuur. Welke bewering is correct? A B C D Cultuur behoort tot het sociale erfgoed van de mens en is onderhevig aan veranderingen. Cultuur hoort bij een groep en er worden alleen immateriële cultuurelementen overgenomen. Cultuur is aangeleerden heeft als gevolg een concentratie aan waarden en normen binnen één groep. Cultuur verandert alleen van binnen uit waardoor contact met andere culturen leidt tot etnocentrisme. 13. W.W.Rostow verklaart de concentratie van kundigheden in de “rijke” Westerse landen met behulp van de vijf fasen van economische groei. Hier staan kenmerken van een bepaalde fase: - handelskapitalisme - de ontwikkeling van verschillende uitvindingen Bij welke fase horen deze kenmerken? A fase I B fase II C fase III D fase IV 14. Hier naast zijn twee leeftijdsdiagrammen afgebeeld.(figuur II) Welke twee leeftijdsdiagrammen zijn afgebeeld in figuur II en wat is een verschilpunt tussen deze twee leeftijdsdiagrammen? A B C D leeftijdsdiagram Granaat en piramide Granaat en urn Piramide en urn Piramide en granaat verschilpunt ontgroening ontgroening vergrijzing vergrijzing 15. Het demografisch overgangsmodel of dubbele schaarbeweging omvat vier fasen. Van een bepaalde fase is het volgend kenmerk aangegeven: “ daling van zowel het geboorten- als het sterftecijfer” Bij welke fase hoort dit kenmerk? A fase I B fase II C fase III D fase IV -516. Bestaansmiddelen kunnen we in verschillende sectoren verdelen. Wat is kenmerkend voor de primaire sector? A B C D producten worden mechanisch verwerkt tot eindproducten producten worden rechtstreeks uit de natuur onttrokken productie vindt alleen op grote schaal plaats productie is alleen bestemd voor de export 17. Binnen de landbouw maakt men gebruik van bepaalde productiefactoren. Welke productiefactor is extra belangrijk bij de bio-industrie? A B C D een groot aantal arbeidskrachten een groot landbouwoppervlakte hoeveelheid beschikbare water kapitaal voor aangepaste voeding 18. Het fysisch milieu heeft invloed op de landbouwactiviteiten. In ons Binnenland wordt aan shifting cultivation gedaan. Om welk fysisch element is deze landbouwvorm ontstaan? A een chemisch onvruchtbare bodem B een relatief hoge temperatuur C een tekort aan natuurlijke vegetatie D een tekort aan neerslag 19. De landbouw is een verzamelnaam van verschillende agrarische activiteiten, zoals akkerbouw en tuinbouw. Hieronder staanbeweringen over de akkerbouw en de tuinbouw. I. Akkerbouw is de meest intensieve landbouwvorm en er is een grote oppervlakte aan cultuurgrondnodig. II. Tuinbouw is de meest intensieve landbouwvorm en is dichtbij de afzetmarkt gelocaliseerd. Voor deze beweringen geldt: A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist 20. Suikerriet is een product dat in de Caribbean door de Europeanen geїntroduceerd werd. Het groeit onder bepaaldefysische omstandigheden. Welke fysische omstandigheid is nietgunstig voor de groei? A B C D een bloeiminimum van ± 25⁰ C een temperatuur van 21 ⁰ tot 25⁰ C gedurende het gehele jaar minder neerslag gedurende het oogstseizoen voldoende neerslag gedurende het rijpingsproces -621. Ook bananen werd geїntroduceerd en groeit onder bepaalde fysische omstandigheden. Hieronder staan drie beweringen. I. Gedurende het gehele jaar een relatief hoge temperatuur. II. Voldoende neerslag gedurende de groeiperiode. III. Goed gedraineerde bodems, waardoor irrigatie minder noodzakelijk is. Wat is juist? A I en II zijn juist en III is onjuist B I en III zijn juist en II is onjuist C II en III zijn juist en I is onjuist D I, II en III zijn juist 22. Een boerderij wordt in kavels verdeeld, waarbij het vee wordt toegestaaneen bepaald deel af te grazen, terwijl het gras in de andere kavels door kan groeien. Hoe heet deze vorm van veeteelt in Jamaica? A B C D beweide boomgaarden paddocks peasant veeteelt rotation grazing 23. We onderscheiden verschillende soorten van tuinbouw in de Caribbean. Eén van deze soorten is de substraatteelt. Welke zijn de belangrijkste factoren bij de uitoefening van deze vorm van tuinbouw? A B C D grond en arbeidskrachten arbeidskrachten en kapitaal kapitaal en water water en voedingsstoffen 24. In ons land komen een aantal lichte industrieën voor. Hieronder staan twee beweringen over deze industrie. I. Lichte industrieën zijn gevestigd in en rond Paramaribo, omdat ze voornamelijk voor de buitenlandse markt produceren. II. Lichte industrieën gevestigd in en rond Paramaribo, gebruiken zware en omvangrijke locale grondstoffen. Wat is correct? A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist -725. Industrieën kunnen we indelen op basis van de eigendomsrelaties. Welke twee industrietypen behoren tot deze indeling? A B C D éénmansbedrijven en compagnies kleding- en textielindustrieën lichte en zware industrieën moderne industrieën en industriecomplexen 26. De aanwezigheid van grondstoffen en de locatie bij de afzetmarkt zijn vestigingsplaatsfactoren. Bij welke type industrie zijn het geen belangrijke vestigingsplaatsfactoren? A B C D éénmansbedrijven foot-loose industrieën multinationals zware industrieën 27. In de Caribbean streeft men naar de toename van lokale industrie bedrijven. Welke maatregel kan men nemen om de groei van de lokale industrie te bevorderen? A Het vestigen van importvervangende industrieën met een spin-off effect. B Het vestigen van offshore industrieën in de free trade zones. C Het vestigen van runaway industrieën in het stadscentrum D Het vestigen van zware industrieën die halffabrikaten produceren. 28. Het inblikken van fruit in de Caribbean, waarbij men gebruik maakt van locale grondstoffen en produceertvoor de lokale markt komt wijdverspreid voor. Hoe noemt men zulke industrie bedrijven? A B C D assemblage industrieën basisindustrieën exportindustrieën traditionele industrieën 29. De Caribbean is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor offshore industrieën. Wat is een reden hiervoor? A B C D de aanwezigheid van een grote afzetmarkt de aanwezigheid van goedkope arbeidskrachten de aanwezigheid van grondstoffen en hulpbronnen de aanwezigheid van toeleveringsbedrijven -830. Een kenmerk van de dienstensector is dat het zeer elastisch is. Hieronder staan twee beweringen over de dienstensector. I. De dienstensector zal toenemen als het B.N.P. toeneemt. II. De dienstensector zal toenemen door de groei van de verzorgende- en recreatieve dienstverlening. Wat is correct? A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist 31. Een dienst kan zowel een hoge drempelwaarde als een grote reikwijdte hebben. Waar in ons land zal zo’n dienst gelocaliseerd zijn? A B C D In Commewijne In Coronie In Paramaribo In Sipaliwini 32. Gelet op de wijze van transport kunnen we twee groepen van goederen onderscheiden. Hieronder staan twee beweringen. I. Grondstoffen van bepaalde zware industrieën worden los gestort in het ruim van het schip. II. Consumptiegoederen worden voornamelijk in containers vervoerd. Wat is correct? A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist 33. Verkeersstromen rond huishoudens nemen toe bij toename van de welvaart. Hieronder staan twee beweringen. I. De toename van de verkeersstromen rond huishoudens komt door forensisme. II. De toename van de verkeersstromen rond huishoudens is het gevolg van de verstedelijking van het platteland. Wat is correct? A Alleen I is juist B Alleen II is juist C I en II zijn beide juist D I en II zijn beide onjuist -9– 34. Vroeger was de handel tussen de Caribische landen erg beperkt. Wat was de reden hiervoor? A B C D De bevolking bestond uit maar twee etnische groepen. De bevolking van de verschillende eilanden was ongeveer even groot. Er was een geringe diversificatie van industrie- en landbouwproducten. Er was een grote diversificatie van industrie- en landbouwproducten. 35. De Caribische landen zijn bezig hun handel te diversificeren. Ze zijn bezig dit te bewerkstellingen, omdat ... A de migratiestroom tussen de verschillende eilanden gering is. B de toeristenstroom tussen de eilanden groot is. C het B.N.P. per eiland dan zal toenemen. D het verschil in cultuur dan zal afnemen. 36. De meeste toeristen die de Caribbean bezoeken zijn afkomstig van een bepaald continent. Welk continent en waarom de keuze voor de Caribbean? A B C D Continent Afrika Noord-Amerika West-Europa Zuid-Amerika Verklaring voor de keuze dezelfde taal de relatieve korte afstand de relatief lange afstand dezelfde cultuur 37. Suriname en Guyana behoren ook tot de Caribbean. Maar in deze landen is transport via de rivier en intern luchtverkeer belangrijk in vergelijking met de andere Caribische eilanden. Hoe moeten we dit verklaren? A Suriname en Guyana hebben een grote export vanlandbouwgewassen. B Suriname en Guyana hebben een grotere landoppervlakte. C Suriname en Guyana hebben een groot stadscentrum. D Suriname en Guyana hebben een groot aantal assemblage industrieën. -10- 38. Het stadsmodel van Burgess bestaat uit vijf concentrische zones. In één van deze zones vinden we een concentratie van winkels, overheidskantoren en culturele activiteiten. In welke zone van Burgess zijn deze activiteiten geconcentreerd? A Central Business District B Zone van de Commuters C Zone in transition D Zone van the working men homes 39. Nederzettingen hebben verschillende benamingen afhankelijk van het aantal inwoners en hun oppervlakte. Deze kunnen zijn: stad – agglomeratie – stadgewest – conurbatie. Welke benaming past het beste bij Paramaribo en waarom? A agglomeratie, vanwege de samensmelting met andere kleinere nederzettingen B conurbatie, vanwege de trek van mensen naar de randgebieden C stadgewest, vanwege de samensmelting met andere grotere nederzettingen D stad, vanwege het aantal inwoners en de trek van de mensen vanuit het platteland 40. De oudste gebouwen in Paramaribo vind je rond het onafhankelijksplein en de Waterkant. Van hieruit heeft Paramaribo zich uitgebreid tot de huidige omvang. Hoe wordt dit deel van de stad genoemd van waaruit de stad zich heeft uitgebreid? A C.B.D. B binnenstad C down town D stadscentrum -------------------------