Provincie NoordBrabant Bestuursakkoord 2003-2007 “Samen werken aan uitvoering” 2 Inhoud 1 Inleiding ........................................................................................................................................................ 5 2 Ruimtelijke ordening en wonen .................................................................................................................. 7 3 Revitalisering landelijk gebied/Reconstructie Buitengebied .................................................................... 9 4 Milieu, water en natuur ............................................................................................................................. 11 5 Verkeer en vervoer ..................................................................................................................................... 12 6 Versterken economische positie van Brabant en verbeteren werkgelegenheid .................................... 13 7 Zorg ............................................................................................................................................................. 14 8 Cultuur en Sport......................................................................................................................................... 15 9 Positionering van Brabant in (inter)nationaal perspectief ..................................................................... 17 10 Veiligheid en handhaving ...................................................................................................................... 19 11 Bestuur, organisatie en middelen ......................................................................................................... 21 12 Financiën................................................................................................................................................. 23 Bijlagen ................................................................................................................................................................ 27 3 1 Inleiding Brabant ontwikkelt zich als een toekomstgerichte en contrastrijke provincie, met een optimale verhouding tussen economische, ecologische en sociaal-culturele doelen. Dat vergt een maximale inspanning van het provinciaal bestuur om te blijven werken aan een samenleving die problemen oplost en kansen grijpt. Uitdagingen zijn er genoeg: Noord-Brabant, een provincie met 2,4 miljoen mensen, met ondernemingen die samen voor meer dan één miljoen banen zorgen, steden met pit en dorpen met karakter. Steden die de motoren zijn van sociale en economische verandering, waarbij de kenniseconomie steeds belangrijker wordt. Een platteland dat een diep ingrijpend vernieuwingsproces doormaakt. Veranderingen in het zicht van onzekere economische perspectieven, een veranderende bevolkingssamenstelling, in een (inter)nationale samenhang, in relatie tot Brussel en Den Haag. Wij willen werken aan die samenleving. Op basis van heldere keuzes en het durven stellen van prioriteiten verschuift het accent naar de uitvoering van bestaand beleid en het behalen van meetbare resultaten. Waar dat kan met minder geld, regels en een efficiëntere organisatie. “Samen werken aan uitvoering” is uitgangspunt voor het werken aan Wonen, Werken en Welzijn voor een nóg beter Brabant. De provincie moet daarbij voor de burger zichtbaar en herkenbaar zijn. Kwaliteit, uitvoering en meetbare resultaten staan hierbij voorop. In de volgende hoofdstukken worden deze intenties voor deze bestuursperiode verder uitgewerkt. 5 2 Ruimtelijke ordening en wonen De ruimtelijke hoofdstructuur uit het Streekplan blijft het uitgangspunt voor beleid. Verstedelijking wordt zoveel mogelijk geconcentreerd. De uitwerkingsplannen die voor de stedelijke en landelijke regio’s worden opgesteld, zijn deze bestuursperiode daarvoor het primaire planproces. Voor de landelijke regio’s blijft het uitgangspunt “bouwen voor migratiesaldo-nul”. Binnen dit beleidskader bouwt elke gemeente zoveel woningen als tenminste nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei, te beoordelen op basis van een goed onderbouwd volkshuisvestingsplan. Bij de uitwerking van dit beleid is er daarenboven zorg voor de positie van ouderen en starters op de woningmarkt in de kleine kernen van het landelijk gebied, met name voor degenen met een laag inkomen. De gemeenten worden gestimuleerd om voor deze groepen maatwerk te leveren. De provincie nodigt hen uit met een onderbouwd plan te komen dat aangeeft hoeveel woningen, voor welke doelgroepen, in welke prijsklasse, op welke locatie moeten worden gebouwd. De prioriteit ligt bij inbreiden, herstructureren en intensiveren van bestaand bebouwd gebied. Uitbreiden is pas aan de orde als is aangetoond dat er geen reële mogelijkheden zijn binnen bestaand bebouwd gebied. Een combinatie van inbreiding- en uitbreidingsplannen is bespreekbaar als dat noodzakelijk is vanwege de financiële haalbaarheid. Kwalitatieve argumenten geven daarbij de doorslag. Als de gemeenten met goed uitgewerkte volkshuisvestingsplannen komen, is de provincie bereid om slagvaardig oplossingen te bieden voor de knelpunten.Van de gemeenten wordt eenzelfde slagvaardigheid verwacht. Zij verbinden zich aan het snel indienen van deze plannen, zodat binnen deze bestuursperiode met de uitvoering kan worden begonnen. De voortgang hiervan wordt jaarlijks bezien. De achterblijvende woningbouw in de steden is zorgwekkend. Er wordt met de steden overlegd over de oorzaken van deze achterblijvende woningbouw. Dit leidt tot een plan van aanpak en een impuls voor de woningbouw, waarbij zorgvuldig ruimtegebruik uitgangspunt is. Ook hierbij is aandacht voor starters en ouderen op de woningmarkt. 7 3 Revitalisering landelijk gebied/Reconstructie Buitengebied De revitalisering van het landelijk gebied heeft tot doel het landelijk gebied in Brabant in 2015 ecologisch, economisch en sociaal in balans te brengen. Dit is beschreven in de nota’s Reconstructie aan zet (“het Koepelplan”) en Hand aan de Ploeg, die Provinciale Staten in 2001 hebben vastgesteld. Deze plannen zijn uitgangspunt voor de uitvoering van beleid, het beschikbaar stellen van financiële middelen en voor de toetsing van de reconstructie- en gebiedsplannen. Gelet op de prioriteiten van het Rijk geeft de provincie voorrang aan de volgende, in willekeurige volgorde opgenomen, punten: De uitplaatsing van de intensieve veehouderij in de extensiveringsgebieden gekoppeld aan de inplaatsing en de ontwikkeling van de intensieve veehouderij op duurzame locaties. Economische ontwikkeling en behoud van de leefbaarheid in het landelijk gebied. De realisering van de ecologische hoofdstructuur en herstel en bescherming van het landschap. De ontwikkeling van natuurlijke watersystemen (waterberging, beekherstel, vernatting). De agrarische sector vraagt om helderheid over de beperkingen en de ontwikkelingsmogelijkheden in de diverse gebieden. Daarom rondt de provincie de planvorming zo snel mogelijk af en wordt een voortvarende doorstart gemaakt met de uitvoering van de plannen. Een sterke bestuurlijke aanpak, deregulering en afstemming van regelgeving en het oprichten van een reconstructiefonds waar de beschikbare middelen ontschot kunnen worden, zijn hierbij van belang. Het Rijk stelt eisen aan de uitwerking van de reconstructieplannen en stelt financiële middelen beschikbaar. De provincie geeft daarnaast vanuit haar ambities helder aan op welke wijze zij planologisch en financieel de bedrijven tegemoet treedt in de extensiveringsgebieden. Een flexibele invulling van de extensivering die rekening houdt met schaal en ontwikkelingsfase van de bedrijven kan tot een optimaal resultaat leiden zonder dat de beschermingsregels van de groene hoofdstructuur uit het streekplan worden aangepast. Om de doelen van de revitalisering te realiseren zijn, naast het geld van het Rijk, extra financiële middelen noodzakelijk. De provincie zal, naast de huidige inzet van middelen, ook andere financieringsbronnen onderzoeken. Het is echter niet een taak van de provincie alleen om financiële oplossingen te bedenken. De provincie spreekt andere overheden en partners aan op hun verantwoordelijkheden en bepaalt prioriteiten in relatie tot het beschikbare budget. 9 4 Milieu, water en natuur Milieu in een grensoverschrijdend perspectief Voor het milieu is elke grens denkbeeldig. De kwaliteit van lucht en water worden in Brabant ook beïnvloed door menselijk handelen over de (provincie)grens. Belangrijke natuurgebieden liggen aan weerszijden van deze grens. Een goede grensoverschrijdende samenwerking, ook met de Vlaamse buren en in de context van de Europese Unie, is een belangrijk element bij de zorg voor duurzaamheid. Er zijn grote vorderingen gemaakt in het milieubeleid. Toch kan geconstateerd worden dat er nog een aantal knelpunten aanwezig is in de lucht-, bodem-en waterkwaliteit die een goed ecologisch herstel van het buitengebied van Brabant belemmeren. De luchtkwaliteit in de steden vormt door de groei van het verkeer en vervoer een risico voor de volksgezondheid. Een ambitieus programma voor de versterking van het ecologisch kapitaal blijft noodzakelijk. Proefprojecten die inspelen op de consequenties van Europese richtlijnen en ook voor Europese subsidiëring in aanmerking komen, worden zoveel mogelijk ondersteund. In deze bestuursperiode bestaat de wettelijke verplichting om het provinciaal milieubeleid te actualiseren. Ook de streekplanuitwerkingen en reconstructieplannen worden afgerond. De provincie streeft ernaar deze plannen te gebruiken als opmaat voor een integraal omgevingsbeleid. Het milieubeleid kan daar dan een onderdeel van zijn. Voor de uitvoering van het waterhuishoudingsplan en het Natuur- en landschapsoffensief investeert de provincie in de diverse onderdelen van deze plannen. De uitbreiding van het agrarisch natuurbeheer (zoals de regeling St. Oedenrode), biologische landbouw en de uitvoering van de zogenaamde ‘blauwe’ diensten (waterconservering en waterberging) door agrariërs krijgen bijzondere aandacht. Ze worden gestimuleerd en indien nodig ook gefaciliteerd. De opstelling en uitvoering van de gemeentelijke natuur- en landschapsregelingen voor boeren en particulieren wordt actief bevorderd. De provincie wil dat op basis van de inventarisaties van verschillende biotopen, de bescherming van de verscheidenheid van soorten krachtig ter hand wordt genomen. De kwetsbare natuurreservaten worden gekoesterd. Dat kan door een slechte bereikbaarheid en een beperkte toegankelijkheid. De openstelling van de overige bos- en natuurgebieden wordt bevorderd evenals het aanleggen van gebruiksnatuur bij natuurreservaten (à la Aakvlaai). Er komen experimenten voor het integreren van (schone) recreatie in de natuur (kamperen, picknickplekken et cetera) en kleinschalige recreatiebedrijfjes nabij bos- en natuurgebieden. Dat moet zo gebeuren dat de recreatieve druk op de natuurgebieden niet toeneemt. Het nationaal Bestuursakkoord Water wordt door de provincie planologisch en financieel uitgewerkt. In het kader van de wateropvang in het benedenrivierengebied worden nut en noodzaak van het concept van “groene rivieren” afgewogen. Deze afweging vindt plaats tegen de achtergrond van veiligheid, natuur, water en perspectiefvolle landbouw. De provincie zal samen met Rijkswaterstaat en de reconstructie- en gebiedscommissies de mogelijke (duurzame) alternatieven onderzoeken. Voor de uitvoering van het Natuur- en Landschapsoffensief moeten, naast de nog in te zetten middelen, extra externe financiële impulsen komen. De provincie stimuleert hiervoor ook mogelijkheden van PPS (Publiek Private Samenwerking), vooral om de perspectieven Groen in de Stedelijke Regio’s en Landelijke Natuur te realiseren. Hierbij wordt gedacht aan PPS-constructies voor wonen en werken, recreatie en natuur (buitenplaatsen, landgoederen, stadsuitbreidingen en bedrijventerreinen). 11 5 Verkeer en vervoer Voor deze bestuursperiode geeft de provincie hoge prioriteit aan het realiseren van de rijksweg A4 en wordt een bestuurlijke inspanning geleverd om de verbreding van de A27, met name het knelpunt bij de brug bij Gorinchem, opgenomen te krijgen in het Meerjaren Investeringsprogramma van het Rijk. De Noordwesttangent rond Tilburg, de Westtangent van Breda en de Zuidwesttangent bij ‘s –Hertogenbosch hebben eveneens hoge prioriteit. Daarnaast zal de provincie deze bestuursperiode maximale bestuurlijke inspanning leveren richting Rijk en andere partners om de ruit rond Eindhoven snel gerealiseerd te krijgen. Ook wordt deze periode een besluit genomen over een duurzame oplossing voor de A69/N69. Er is aandacht voor de verbetering van de veiligheid en doorstroming van het provinciale wegennet, onder andere uit oogpunt van leefbaarheid. Uit het oogpunt van bereikbaarheid wordt gestreefd naar een optimale samenhang tussen rijkswegen, het provinciaal wegenstelsel en het gemeentelijk wegenstelsel, in combinatie met het openbaar vervoer. Openbaar vervoer In het kader van het OV-netwerk BrabantStad zal de provincie door cofinanciering knooppunten van openbaar vervoer bij de steden mogelijk maken. Het gebruik van het openbaar vervoer wordt gestimuleerd om de leefbaarheid van zowel het platteland als het stedelijk gebied te verhogen. De bevoegdheden van de provincie worden ingezet om het openbaar vervoer zo laagdrempelig mogelijk te maken. Een goede prijs-kwaliteitverhouding is daarbij van groot belang. De provincie zal de proefprojecten, die aansluiten bij de positieve resultaten uit het project Personenvervoer voor Morgen, voortzetten en er wordt een aantal nieuwe proefprojecten gestart. Daarnaast spant de provincie zich bestuurlijk in om samen met de Nederlandse Spoorwegen een “nachtnet” tussen de grote steden in Brabant tot stand te brengen en dit te laten aansluiten op het landelijk “nachtnet”. Goederenvervoer De provincie wil dat het Rijk middelen ter beschikking stelt voor een aparte goederenspoorlijn langs de A17, mits dit traject rendabel en haalbaar blijkt. Daarnaast wil de provincie dat het Rijk zo spoedig mogelijk de veiligheid en leefbaarheid langs het huidige traject vergroot door middel van tijdelijke maatregelen. De provincie zal hiervoor: zich maximaal bestuurlijk inspannen om omleidingen bij woonkernen gerealiseerd te krijgen. sterker inzetten op goederenvervoer per water en minder risicovol vervoer over spoor en weg. het vaarwegenstelsel optimaliseren (beter benutten en verbeteren capaciteit en kwaliteit met name van de sluizen). Ook dit vraagt inspanningen van het Rijk. Fietsen en wandelen In deze tijden waar het accent vaak ligt op snelheid en hectiek wil de provincie ook nadrukkelijk aandacht besteden aan rustigere vormen van verplaatsing: fietsen en wandelen. Een goed fiets- en wandelpadennet is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De uitvoering van Brabant Fietst! wordt voortgezet. Samen met gemeenten en andere partners worden de mogelijkheden voor langeafstands-routes verkend en wordt de ontwikkeling van (knooppunten van) recreatieve fiets- en wandelroutes gestimuleerd. 12 6 Versterken economische positie van Brabant en verbeteren werkgelegenheid Het versterken van de economische positie van Brabant en het verbeteren van de werkgelegenheid heeft de hoogste prioriteit, zeker gezien het huidige economische klimaat. De provincie zet in op: Afstemming tussen zowel het lager beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt, als afstemming tussen het hoger beroepsonderwijs/ universitair onderwijs en de arbeidsmarkt (strategisch arbeidsmarktbeleid). Innovatie en stimulering van een kenniseconomie in brede zin (voortzetting Pact Brabant, versterking beroepsonderwijs, ICT in stedelijk en landelijk gebied, Brabant Medical School). Tijdig ontwikkelen van nieuwe ruimte voor bedrijvigheid op basis van het Streekplan. Het accent wordt deze bestuursperiode gelegd op een goede en actuele monitoring van het bedrijventerreinenbeleid, revitalisering en hergebruik van bestaande (verouderde) bedrijven-terreinen door middel van de opzet en financiering van een Herstructureringsmaatschappij. Er wordt, in het licht van de monitoring van bedrijventerreinen, gekeken naar knelpunten in de regeling voor de verplaatsing van bedrijven groter dan 5000 m2 van een landelijke kern naar een bedrijventerrein in een stedelijke regio of op één van de drie te ontwikkelen regionale bedrijventerreinen ( Land van Heusden en Altena, de Kempen en het Land van Cuijk) . Waar nodig wordt naar oplossingen gezocht. Onderzoek naar de stagnatie in de ontwikkeling van de regionale bedrijventerreinen in de genoemde landelijke regio’s. Het initiatief ligt bij de samenwerkende gemeenten; de provincie vervult waar nodig een regisserende rol en waar noodzakelijk vanuit de Nota grondbeleid een participerende rol. Versterking van het innovatief vermogen en de kwaliteit van de toeristisch-recreatieve sector. In samenwerking met het Platform Brabants Toeristisch Bedrijfsleven en het Brabants Bureau voor Toerisme wordt aan de sector een kwaliteitsimpuls gegeven. De opschaling van lokale naar regionale VVV’s zal op korte termijn haar definitieve beslag moeten krijgen. De bijdrage van de provincie aan deze nieuwe structuur is onlosmakelijk verbonden aan de bijdragen die gemeenten hieraan leveren. Bedrijventerrein “Moerdijkse Hoek” De provincie hecht aan de totstandkoming van het bovenregionale bedrijventerrein “Moerdijkse Hoek”. De lopende herziening van het Streekplan en de m.e.r.-procedure worden voortgezet en afgerond; de locatie is met een ster opgenomen in het vigerende Streekplan. Dit uitgangspunt wordt uitgewerkt volgens onderstaande criteria: De nut en noodzaak van dit terrein zijn aangetoond. Voorwaarden bij de totstandkoming zijn: bovenregionale functie, milieucategorieën 4 en 5 (categorie 6 wordt niet toegelaten), duurzame inrichting, intensief ruimtegebruik, compenserende milieumaatregelen zoals de teelt van biomassagewassen in de nabijheid, goede bereikbaarheid en koppeling van energie en afval (synergie) (stedenbouwkundig ontwerp december 2002). Mogelijke flankerende maatregelen zijn: selectie aan de poort van (de aard van) bedrijven, schade aan natuur en landschap wordt volledig gecompenseerd in West-Brabant, extra impuls aan de leefbaarheid binnen de gemeente Moerdijk, inclusief extra woningen. De aantallen hectares vloeien voort uit bovenstaande selectie en de uitkomsten van de nu lopende m.e.r.-procedure. Glastuinbouw op Moerdijkse Hoek kan vervallen onder de voorwaarde dat in West-Brabant in de Streekplanuitwerkingen andere locatie(s) worden aangewezen. Deze locatie(s) zijn in principe bedoeld voor de Brabantse glastuinders. 13 7 Zorg Een onderzoek naar de bundeling van financiële middelen (onder andere door het inzetten van het Combifonds) kan bij het sociaal beleid en de zorg leiden tot een hogere efficiency. Vanuit het totale woon-zorg-welzijn traject ligt prioriteit bij de integrale ouderenzorg, kleinschalige projecten voor gehandicapten, multifunctionele woonzorg gebouwen in kleine kernen en een kenniscentrum ouderen. Er wordt onderzocht of een projectbureau dat alle projecten uit de samenleving en de gemeenten coördineert, een bijdrage kan leveren aan de versterking van de uitvoering van het beleid. Hierbij wordt ook bekeken wat de meest efficiënte en effectieve vorm van een dergelijk projectbureau is. Er wordt meer ingezet op de combinatie jongeren/ouderen (intergenerationeel) in aansluiting op beleid per specifieke doelgroep. In onze maatschappij leven oud en jong soms in “gescheiden werelden”. Door aan de relatie tussen jong en oud extra aandacht te geven, kunnen impulsen worden gegeven aan het onderlinge begrip en de solidariteit in de samenleving. Voor een vitale maatschappij is deze onderlinge samenhang en solidariteit, zeker in het licht van de demografische ontwikkelingen ontgroening en vergrijzing, van bijzonder belang. Wat betreft de jeugdzorg wordt stevig ingezet op het wegwerken van de wachtlijsten jeugdzorg, preventief jeugdbeleid en een ketenbenadering (afstemming jeugdhulpverlening, justitie, onderwijs en dergelijke). Als voor het wegwerken van de wachtlijsten jeugdzorg, aanvullend op Rijksmiddelen, cofinanciering nodig is, dan zal de provincie een bijdrage leveren. Omwille van de bereikbaarheid en kleinschaligheid van voorzieningen in de basisgezondheidszorg: Is de provincie voorstander van een goede spreiding van regionale ziekenhuizen. Moet het ambulancevervoer in Brabant voldoen aan de ministeriële richtlijn bij spoedvervoer. Deze landelijke richtlijn geeft aan dat een ambulance binnen 15 minuten na melding op de plaats van bestemming moet zijn. Wordt het initiatief om het huisartsentekort te verminderen van onder andere Brabant Medical School ondersteund. Vitaliteit steden Hoewel de provincie geen formele rol heeft richting de steden, is het belangrijk om bij de uitvoering en integrale aanpak van de stedelijke knelpunten op één lijn te komen. Er wordt ingezet op het, samen met de B5, opstellen en uitvoeren van (re)vitaliseringsplannen voor de grote steden in Brabant, waarin knelpunten op het gebied van infrastructuur, woningbouw, voorzieningen, sociale veiligheid, aanpak van achterstandswijken et cetera worden aangepakt. Voor deze integrale aanpak wordt cofinanciering beschikbaar gesteld. Er worden gezamenlijk prioriteiten benoemd, in combinatie met afrekenbare doelstellingen en een adequate monitoring van de voortgang. In het kader van de gesprekken die met de grote steden worden gevoerd, wordt aandacht besteed aan de veiligheid op wijk- en buurtniveau. Mogelijk kan deze totaalaanpak op termijn worden opgeschaald naar de stedelijke regio’s. 14 8 Cultuur en Sport Het instandhouden van de sociaal-culturele pijler is deze bestuursperiode een belangrijk speerpunt. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar: Het invullen van een monumentenbeleid voor waardevolle kerken, boerderijen en molens. Het realiseren van een aantal topvoorzieningen in Brabant met internationale uitstraling: Zwemstadion in Eindhoven Het bouwen van een zwemstadion in Eindhoven versterkt de sportinfrastructuur in Brabant. De provincie zal het plan van de gemeente Eindhoven ondersteunen door medefinanciering. Kunstcluster in Tilburg De provincie stimuleert professionele huisvesting voor het kunstvakonderwijs in de vorm van een “kunstcluster” in de gemeente Tilburg. Zeven kunstvakopleidingen worden onder één dak samengebracht. Door een koppeling met onder andere de gemeentelijke Muziekzaal en de Stadsschouwburg kunnen de studenten, naast hun opleiding, podiumervaring opdoen in een professionele omgeving. Museum voor religieuze kunst in Uden In Noord-Brabant zijn geen door het rijk gesubsidieerde musea, ondanks het grote belang van tal van museale collecties. Dit geldt in het bijzonder voor het Museum voor Religieuze Kunst in Uden. Het Rijk vindt de collectie van het museum van nationaal belang. Het museum heeft plannen voor uitbreiding door middel van nieuwbouw ontwikkeld. Onderzocht moet worden of het museum in aanmerking komt voor subsidie van het Rijk (eerste “Rijksmuseum” in Brabant). Als er voldoende zicht is op de haalbaarheid van deze rijkssubisidie is de provincie bereid het museum tijdelijk te ondersteunen door middel van een provinciale subsidie voor de exploitatie. Een éénmalige provinciale medefinanciering voor de nieuwbouw kan beschikbaar komen om een subsidie vanuit het Ceresprogramma zeker te stellen. Naast deze grootschalige projecten blijft de provincie zich intensief inzetten voor verdere versterking van de culturele sector en de sportsector in de gehele provincie. De provincie ziet de ondersteuning en stimulering van kunst en cultuur als een belangrijk middel om de leefbaarheid van stad en platteland te versterken. Cultuurparticipatie biedt immers volop kansen tot zelfontplooiing en zinvolle tijdsbesteding. In samenhang met het basis- en voortgezet onderwijs en brede school initiatieven biedt het daarnaast mogelijkheden tot een essentiële bijdrage aan de ontwikkeling van jongeren tot verdraagzame en betrokken burgers binnen de samenleving. Vrijwilligers zijn belangrijke dragers van kunst en cultuur, gesteund door het werk van professionele instellingen. De regierol die de provincie heeft bij de herindeling van het openbaar bibliotheekwerk zal binnen de bestaande budgettaire kaders worden voortgezet. Dit vanuit het besef dat het werk van de bibliotheken ook in kleinschalige gemeenschappen en wijken kansen biedt om verbindingen te leggen met het kleine kernenbeleid, zorg, onderwijs, welzijn en cultuur. Ondanks de gewenste schaalvergroting, blijven bibliotheken als breed georiënteerde, laagdrempelige voorzieningen voor velen een betrouwbare toegang tot de informatiemaatschappij. In samenwerking met de Provinciale Bibliotheek Centrale streeft de provincie in dit verband naar vernieuwde samenwerkingsrelaties met (clusters van) gemeenten. De stimulering van (mogelijkheden tot) sportdeelname is evenzeer een belangrijke pijler van het provinciaal beleid. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk inwoners van Brabant aan sport kunnen deelnemen. De inzet van de provincie is gericht op een duurzame versterking van de ondersteuning van de lokale sportinfrastructuur op gebied van breedtesport. 15 Uit oogpunt van interculturalisatie wil de provincie door de onderlinge afstemming van het beleid van de steunfuncties, bevorderen dat autochtone en allochtone groeperingen elkaar op sportief en cultureel gebied ontmoeten. Omroep Brabant biedt voor de provincie een belangrijke mogelijkheid om de Brabantse samenleving op een objectieve en onafhankelijke manier te belichten. Gezien de provinciale taak die uit de Mediawet voortvloeit, wil de provincie deze mogelijkheid blijven benutten op een zodanige wijze dat de onafhankelijkheid van de omroep niet in twijfel kan worden getrokken. 16 9 Positionering van Brabant in (inter)nationaal perspectief Het is van belang Brabant duidelijker te positioneren in de externe betrekkingen met Den Haag en Brussel. De bestaande belangenbehartiging wordt geïntensiveerd door synergie te zoeken met de Brabantse grote steden en de kenniscentra, zoals de universiteiten. De bestaande contacten met de provincies Limburg en Zeeland en met de Belgische buurprovincies, de provincies Antwerpen, Limburg en het Vlaams Gewest, worden gecontinueerd en zo mogelijk geïntensiveerd. Bovendien zullen bestaande samenwerkingsrelaties zoals Interregio (Zuidoost) en Rijn-Schelde-Delta (West) onderdeel uitmaken van de gewenste en noodzakelijke grensoverschrijdende ruimtelijk-economische afstemming. In deze bestuursperiode zal de synergie tussen innovatie in het bedrijfsleven en duurzame ontwikkeling een extra impuls krijgen door overleg met de sociale partners en de milieubeweging in de Strategische Agenda Milieu Economie en Ruimte. Ondermeer activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en een verder streven naar absolute ontkoppeling worden ondersteund. Hierbij hoort ook het ondersteunen van de innovatie van de agrarische sector. Ook in in de communicatie van de provincie staat een continu streven naar een duurzame en innovatieve samenleving centraal. De partners uit de Strategische Agenda en de diverse door (onder andere) de provincie gesubsidieerde (steunfunctie)instellingen dragen daar aan bij. Dat betekent ook dat in de komende tijd de samenwerkingsrelaties met deze instituten en organisaties geijkt gaan worden op deze aspecten. De opdracht waar de provincie in dit kader de komende jaren voor staat is: Een sterke impuls te geven aan de discussie over de relatie Europa-Brabant, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan innovatie die voortkomt uit het vinden van een goede balans tussen economische ontwikkeling, ecologie en sociaal-culturele aspecten. De ontwikkelingen in Europa, onder andere in relatie tot de aanstaande uitbreiding, die van invloed zijn op het landelijk gebied van Brabant bijzonder nauwlettend te volgen. De internationale en regionale kennisstructuur in groter samenhang te laten opereren op aspecten die relevant zijn voor de relatie Europa - Brabant. Brabant neer te zetten als een Europese proeftuin voor duurzaamheid, en als bron van daaraan gerelateerde kennis en technologische vernieuwing. Een impuls te geven aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat steeds meer aandacht krijgt in Europees en mondiaal kader en deze impuls te plaatsen in relatie tot het versterken van het internationale ondernemingsklimaat van Brabant. Van alle partners wordt hierin een bijdrage verwacht. De permanente vertegenwoordigingen in Den Haag en Brussel moeten daarbij een voorhoederol vervullen.Daarbij moet voortdurend rekening worden gehouden met de invloed die eigen beleidskeuzes hebben op de positie van Noord-Brabant in een internationaal perspectief. 17 18 10 Veiligheid en handhaving Veiligheidsrisico’s moeten zoveel mogelijk worden verminderd en waar mogelijk worden weggenomen. Er wordt adequate voorlichting gegeven, zodat bij de Brabantse burgers het bestaande gevoel van onveiligheid vermindert. In dit bestuursakkoord wordt op verschillende plaatsen aandacht besteed aan veiligheidsaspecten onder andere bij verkeer, bij milieu en bij zorg. Het totale beleid moet doordrongen zijn van het besef dat de veiligheid van burgers op alle gebieden zo goed mogelijk gewaarborgd moet zijn. De provincie intensiveert op de terreinen waarop zij bevoegd gezag is (risicovolle bedrijven, vuurwerk, sociale veiligheid) een adequaat uitvoeringsniveau en integreert de diverse gespreide handhavingsactiviteiten. De provincie coördineert bovenlokale veiligheidsaspecten en streeft naar heldere verantwoordelijk-heden van gemeenten en provincie. In het bijzonder worden door de provincie in het kader van de grensoverschrijdende veiligheid protocollen opgesteld en gecontroleerd op naleving. Ook wordt er een grensoverschrijdend alarmeringssysteem opgezet met Vlaanderen. 19 11 Bestuur, organisatie en middelen De komende bestuursperiode zal volledig in het teken staan van de omslag van beleidsontwikkeling naar beleidsuitvoering. Waar overdracht plaatsvindt van rijkstaken naar de provincie, geldt als uitgangspunt dat dit gecompenseerd moet worden met financiële middelen. Waar deze middelen ontbreken, zal de provincie in principe niet uit eigen middelen de tekorten compenseren die het Rijk veroorzaakt. De omslag van beleidsontwikkeling naar beleidsuitvoering heeft gevolgen voor de provinciale organisatie. Er wordt tegen het licht gehouden op welke wijze de provinciale organisatie op dat onderdeel moet worden aangepast. Hierbij wordt ook het uitbesteden van werk en het inschakelen van adviesbureaus betrokken, waarbij gestreefd moet worden naar een substantiële reductie. De systematiek “oud-voor-nieuw” blijft onverkort gehandhaafd indien er sprake zou zijn van nieuw beleid. De provincie streeft stabilisatie van de omvang van haar personeelsbestand na. Op korte termijn worden de omvang, werkwijze en aard van het werk van de adviescolleges van de provincie onderzocht. Bij dit onderzoek worden ook de taken en verantwoordelijkheden van de steunfuncties bekeken. Een en ander leidt tot een aanpassing van het samenstel van de (vele) adviescolleges, werkgroepen en commissies: minder adviesorganen per beleidsgebied, bundeling van werkzaamheden en een heldere verantwoordelijkheidsverdeling van adviesorgaan, bestuur en volksvertegenwoordiging. Deregulering wordt voortvarend opgepakt. Per beleidsterrein vindt een (externe) doorlichting plaats van de noodzaak, omvang en complexiteit van de regelgeving. Het doel is te komen tot een versnelling en verkorting van de doorlooptijd van procedures. Het streven is gericht op een vereenvoudiging en vermindering van de regelgeving in 2005. Systematisch vindt evaluatie van beleid plaats. De keuze van de beleidsonderdelen vindt in nauwe samenwerking plaats met de nieuwe commissie voor de beleidsevaluatie van Provinciale Staten. Bij beleidsvoorstellen aan Provinciale Staten wordt steeds aangegeven of het om wettelijke taken of om extra en/of bovenwettelijke taken van de provincie gaat. De wettelijk verplichte invoering van het duale stelsel wordt met kracht ter hand genomen. Uitgaande van het feit dat Provinciale Staten gaan sturen op hoofdlijnen en pro-actief zijn met de mogelijkheden zelf initiatieven te ontplooien, zullen Gedeputeerde Staten zich met name bezig moeten houden met beleidsuitvoering, conform dit Bestuursakkoord. Dat biedt ook een uitgelezen kans om het provinciebestuur dichter bij de burger te brengen en de provincie zichtbaarder en herkenbaarder te maken. Om hun werk zo goed mogelijk te kunnen doen, krijgen statenleden adequate ondersteuning ook in materiële zin. De provincie ontwikkelt zich de komende periode nog meer tot een communicatieve overheid. De campagne ‘Provincie in de Buurt’ wordt in de komende bestuursperiode voortgezet. Verder zal een beleidskader relatiemanagement worden ontwikkeld dat systematisch communicatiedoelen, doelgroepen en beschikbare middelen op elkaar afstemt. 21 12 Financiën Inleiding en procedure De onzekerheidsmarges voor de komende jaren zijn groot. Het is dan ook verstandig om bij aanvang van de nieuwe bestuursperiode de financiële ontwikkelingen voorzichtig in te schatten om de kans op tegenvallers beperkt te houden. Tegelijkertijd staat de provincie voor verschillende belangrijke beleidsopgaven en beleidskeuzes die vragen om een meerjarige aanpak en om een meerjarige financiële planning en budgettering. Onzekerheden schuilen vooral in de bezuinigingen door het Rijk die via de normeringmethodiek doorwerken op de uitkering van het Provinciefonds en in mogelijke aanverwante kortingen. De eerder becijferde vrije begrotingsruimte staat daardoor onder druk. Gezien de formatiebesprekingen in Den Haag mag verwacht worden dat pas over enkele maanden duidelijkheid ontstaat over de gevolgen voor de provincie(s). Voorgesteld wordt dan ook de financiële afbakening en invulling van het bestuursakkoord 2003-2007 te verschuiven naar een later tijdstip en te betrekken bij de begrotingsbehandeling in november 2003. Horizonplanning In 1999 is gestart met de zogenoemde horizonplanning waarbij het nieuw ingezette beleid gebonden is aan een termijn, te weten uiterlijk 2003. De bijbehorende uitgaafposten zijn vanaf 2004 overgeheveld en gereserveerd op een aparte stelpost die kan worden aangewend om het desbetreffende beleid in 2004 alsnog voort te zetten. De stelpost horizonplanning beloopt circa € 25 mln. op jaarbasis en beslaat voor 2004-2007 een begrotingsvolume van ruim € 100 mln. Voortzetting van beleid dat valt onder de horizonplanning vraagt om een expliciete beleidsbeslissing. Voorgesteld wordt om in juli 2003 een ontwerpbesluit voor te leggen aan de statencommissies, waarin wordt aangegeven welke projecten – mede in relatie tot het bestuursakkoord – om voortzetting vragen en welke onderdelen kunnen worden beëindigd. Ook wordt voorgesteld het principe van de horizonplanning ook voor deze bestuursperiode voort te zetten. Algemene uitgangspunten Met betrekking tot het financiële kader en het begrotingsbeleid 2003-2007 worden vooraf twee algemene uitgangspunten benoemd: 1. Flexibiliteit Financiële afspraken moeten een zekere mate van flexibiliteit hebben, namelijk: a. lang genoeg om mee te gaan tot 2007 b. veerkracht om meevallers te verdelen en tegenvallers te kunnen opvangen. c. extra vrije ruimte om nieuwe ontwikkelingen te kunnen opvangen en te kunnen reageren op veranderende inzichten. 2. Resultaatgericht en afrekenbaar In het nieuwe bestuursakkoord wordt het accent gelegd op resultaatgerichtheid en afrekenbaarheid. Resultaatgerichte sturing is gebaat bij wat in de nieuwe programmabegroting de www-vragen worden genoemd: a. wat willen wij bereiken (in meetbare doelen en prestaties)? b. wat gaan wij daarvoor doen (in concrete activiteiten)? c. wat mag dat kosten (normering, limitering en beheersbaar)? d. op welk moment wordt geëvalueerd (programmering van evaluaties)? 23 Integrale afwegingen en oud-voor-nieuw-principe Ter bevordering van de resultaatgerichtheid en een efficiënte bedrijfsvoering gelden bij de integrale afweegmomenten de volgende uitgangspunten: 1. Oud-voor-nieuw-principe Toepassing van oud-voor-nieuw-principe als continu proces, wat betekent dat elk integraal afweegmoment (Voorjaarsnota) vergezeld gaat van ombuigingsvoorstellen, per beleidsveld of portefeuille. 2. Periodieke financiële doorlichtingen Consequente doorlichting van begrotingsposten, reserves en voorzieningen op hun verloop en meerjarige uitgavenplafonds vindt plaats. Dit om reële uitgavenkaders te stellen en het aantal overhevelingen terug te dringen. Onderuitputtingen vallen toe aan het rekeningresultaat, dat op zijn beurt weer betrokken kan worden bij de integrale afwegingen. Regels met betrekking tot de inkomsten Inkomstenmeevallers, voor zover hiermee niet al rekening is gehouden in de meerjarenramingen en het financieel perspectief 2003-2007, in de sfeer van algemene inkomsten (Provinciefonds, opcentenopbrengst motorrijtuigenbelasting en dividenden) worden bij voorrang ingezet voor: het structurele evenwicht van de meerjarenbegroting; de in het bestuursakkoord vastgelegde beleidsprioriteiten. In het geval van financiële tegenvallers gelden, in volgorde van prioriteit, de volgende regels: 1. Bezuinigingen door het Rijk op doeluitkeringen leiden in principe tot gelijke aanpassing van de uitgaven en dus ook van de ambities en activiteiten op het desbetreffende beleidsterrein. 2. Algemene financiële tegenvallers (waaronder het Provinciefonds) kunnen leiden tot ombuigingen waarbij rekening wordt gehouden met de in dit bestuursakkoord bepaalde beleidsprioriteiten. 3. Algemene financiële tegenvallers (waaronder het Provinciefonds) leiden in principe niet tot lastenverzwaringen. Financiële verdeling op hoofdlijnen De optimale verhouding tussen economische, ecologische en sociaal-culturele doelen is ook het uitgangspunt voor de financiële verdeling. Vooralsnog wordt uitgegaan van een vrije budgettaire ruimte van € 100 miljoen. Bij de verdeling van dit bedrag is gekozen voor een procentuele benadering en niet voor een absolute verdeling vanwege de onzekerheid over de exacte vrije ruimte. Daarnaast biedt een relatieve verdeling voldoende ruimte voor een 24 nadere politieke afweging binnen Provinciale Staten. De verdeling is gerelateerd aan de drie pijlers uit de duurzaamheidbalans in relatie tot de programma-indeling van de begroting. Rekening houdend met de prioriteiten in dit bestuursakkoord wordt de volgende procentuele verdeling voorgesteld: Ecologie 25% (water, milieu, natuur) Revitalisering landelijk gebied 25% Sociaal-cultureel 25% Economie 25% (sociaal beleid, volkshuisvesting) (verkeer en vervoer, sociaal -economische zaken) Revitalisering landelijk gebied heeft betrekking op alle drie de pijlers van deze duurzaamheidbalans. Hiervoor wordt dan ook een substantieel percentage (ook 25%) van de vrije ruimte gereserveerd. 25 26 Bijlagen 27 28 Bijlage 1 Portefeuilleverdeling Bestuurlijke coördinatie Openbare orde en veiligheid Rampenbestrijding Coördinatie asielvraagstukken Rijkstaken (o.a. burgemeestersbenoemingen) mr. F.J.M. Houben Ruimtelijke ontwikkeling drs. P.L.A. Rüpp CDA Ruimtelijke ordening Land- en tuinbouw Coördinatie Revitalisering landelijk gebied/ reconstructie/landinrichting Volkshuisvesting/r.o.-aspecten Zorg en welzijn Ouderen Jeugd Volkgezondheid Maatschappelijke zorg Volkshuisvesting/woningmarktonderzoek Stads- en dorpsvernieuwing Infrastructuur en mobiliteit Wegen Vaarwegen Vliegvelden Spoorwegen Openbaar vervoer Waterschappen/ waterschapsbestel Tracébesluiten wegen en waterwegen Milieu, water en natuur Milieu Integraal waterbeheer Natuur en landschap Bosbouw Ontgrondingen Cultuur, onderwijs en sociaal beleid Onderwijs Cultuur Sociaal-cultureel werk Sport Monumenten Participatiebeleid Arbeidsmarktbeleid Grote stedenbeleid/sociaal-culturele aspecten drs. R.H. Augusteijn CDA dr. E.J. Janse de Jonge CDA drs. L.H.J. Verheijen PvdA W.C. Luijendijk PvdA 29 Economische ontwikkelingen en internationale betrekkingen O. Hoes VVD Sociaal economisch beleid Toerisme en recreatie Coördinatie grote stedenbeleid Brabantstad Internationalisering Energie Nutsbedrijven Communicatie Bestuur en financiën Financiën Bestuurlijke organisatie Financiële control algemene zin Deregulering Strategische grondportefeuille P&O Automatisering Algemene juridische zaken Coördinatie aandeelhouderschappen drs. P.A. van Vugt VVD 30 Bijlage 2 Toelichting op hoofdstuk Financiën Relatie tussen claimdossiers en stelpost horizonplanning Een groot deel van de producten achter de horizon is te linken met de onderwerpen uit bijlage 3 van de bouwstenen 2003-2007, i.c. de attentielijst van dossiers met doorwerking naar de nieuwe bestuursperiode. Met andere woorden: voor de claimdossiers zijn de benodigde middelen al deels geraamd op de stelpost horizonplanning, zodat in die gevallen geen beroep hoeft te worden gedaan op de algemene begrotingsruimte. Procesplanning en tijdpad De gefaseerde uitwerking en besluitvorming m.b.t. het bestuursakkoord leidt globaal het volgende tijdschema in 2003: Beleidsdocument Bestuursakkoord Voorjaarsnota Voorstel horizonprojecten Jaarplan/Begroting 2004 Uitwerking Bestuursakkoord (Beleidsprogramma 20032007) Najaarsnota Accenten Beleidskader 2003-2007 Financiële herijking 2003-2007 plus eventueel noodzakelijke aanvullende bestedingen 2003 Voortzetting horizonprojecten vanaf 2004 i.r.t. Bestuursakkoord Begroting op basis van bestaand beleid, inclusief Voorjaarsnota Beleidsinhoudelijke en financiële uitwerking Bestuursakkoord, inclusief voort te zetten horizonprojecten Herijking op basis van laatste financiële ontwikkelingen, waaronder septembercirculaire Provinciefonds GS eind mei Commissie(s) medio juni PS 24 april 4 juli begin juni medio juli (*) - begin juli oktober 7 november augustus oktober 7 november oktober oktober 7 november *) Dit in overeenstemming met de afspraak in de Commissie ABA op 28 februari jl. om de horizonprojecten en evaluaties later dit jaar, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling, te bespreken met de functionele commissies. Na raadpleging van de commissies zullen de desbetreffende horizonprojecten worden opgenomen in het beleidsprogramma 2003-2007, in combinatie met de andere onderwerpen uit het bestuursakkoord. Het beleidsprogramma omvat aldus het nieuwe beleid 2003-2007 in aanvulling op het ontwerp-Jaarplan/Begroting dat in eerste instantie uitgaat van bestaand beleid. 31 32