Charter. IWT - klantenrelatie CHARTER IWT - KLANTENRELATIE Werkgroep.ADL, BDP, DVS, LDB, MB, MS, PS, PT, VD, YM 1. Doelstelling ............................................................................................................................... 1 2. Bedrijfsvriendelijkheid versus belangen van de belastingbetaler ............................................. 2 3. Rechter-partij............................................................................................................................. 4 4. Communicatie naar klant i.v.m. beslissingen ............................................................................ 8 5. Klantvriendelijkheid in de omgang ........................................................................................... 9 6. Objectiviteit, neutraliteit en credibiliteit ................................................................................. 10 1. Doelstelling Het IWT heeft als mandaat om technologische innovatie in de bedrijfswereld aan te moedigen, waarbij het IWT steun verleent via dienstverlening of via een projectmatige subsidie voor O&O. De evaluatie van deze aanvragen is één van de kerntaken van het IWT. Op basis van deze korte omschrijving volgen reeds twee duidelijke spanningsvelden die intrinsiek verbonden zijn aan de opdracht van het IWT. Ten eerste zijn de verwachtingen die gesteld worden in het instituut zeer verschillend bij verschillende actoren. Vanuit het standpunt van de bedrijven die steun ontvangen is het logisch dat men een klantvriendelijke service verwacht met minimale administratie en/of controle. Vanuit het standpunt van de belastingbetaler is het dan weer logisch dat men een onderbouwde en verantwoordelijke besteding van de overheidsmiddelen verwacht. De overheid stelt middelen ter beschikking voor aanmoediging van innovatie in het bedrijfsleven vanuit de overtuiging dat dit op termijn een economische meerwaarde kan/zal creëren voor de gemeenschap. De toekenning van een subsidie is dus een middel, geen doel op zichzelf en dient te gebeuren met de nodige onderbouwing. Deze tegengestelde verwachtingen creëren een spanningsveld waarbij de houding die dient ingenomen te worden door het IWT niet altijd voor de hand liggend is. Ten tweede heeft het IWT de opdracht de bedrijven aan te moedigen om te innoveren. Eenmaal de bedrijven beslissen om deze optie te nemen is het de taak van het IWT op te treden als "controleur". Dit spanningsveld "aanmoedigen↔evalueren↔controleren" manifesteert zich zowel op niveau van het instituut als op niveau van individuele adviseurs. Hierdoor treedt het instituut tegelijkertijd op als "rechter en partij". Een ander "rechter-partij" spanningsveld stelt zich bij interne selectiviteit wanneer men een keuze moet maken tussen verschillende projecten waarvoor een advies uitgebracht werd door verschillende adviseurs. Het huidige document wenst een richtlijn te geven voor een houding in beide spanningsvelden. Verder geeft het document een richtlijn voor communicatie naar de (ontevreden) klant, voor een klantvriendelijke houding in de omgang met de aanvragers en voor het handhaven van een neutrale en objectieve houding. Aangezien het IWT de aanmoediging van innovatie verwezenlijkt met financiële middelen van de gemeenschap is het belangrijk dat de beslissingen niet enkel doelmatig zijn maar ook gebeuren op basis van een gelijke behandeling van verschillende aanvragers. 21/07/17 Pagina 1/12 Charter. IWT - klantenrelatie 2. Bedrijfsvriendelijkheid versus belangen van de belastingbetaler Probleemstelling. Bedrijven die interageren met het IWT verwachten, terecht, een klantvriendelijke service met minimale administratie en/of controle. Vanuit het standpunt van de belastingbetaler is het dan weer logisch dat men een onderbouwde en verantwoordelijke besteding van de overheidsmiddelen verwacht. In de houding naar klant toe vervult het IWT dus een tweevoudige opdracht waarbij de verschillende verwachtingen niet altij gelijklopend en soms zelfs tegengesteld kunnen zijn. Evaluatie en opvolging. Bij invulling van de term klantvriendelijkheid dient men een onderscheid te maken tussen een administratieve coördinatie van de uitbetaling van een subsidie waarop de begunstigde recht heeft enerzijds en een evaluatie waarbij onderzocht wordt of een projectaanvraag al dan niet in aanmerking komt voor een subsidie anderzijds. Eenmaal vastgesteld werd dat een bedrijf "recht" heeft op een bepaalde subsidie zou dit zo snel mogelijk en met zou weinig mogelijk bureaucratie moeten uitbetaald worden, waarbij vertraging dient vermeden te worden. Zolang nog niet vastgesteld is of een project en/of een bedrijf in aanmerking komt voor een toezegging van steun of de uitvoering van een betaling, primeert evenwel de noodzaak voor een professionele en grondige doorlichting van het project waarbij de belangen van de belastingbetaler (aandeelhouder) primeren. Op dat stadium mag klantvriendelijkheid in geen geval verward worden met "zo veel mogelijk middelen" met "zo weinig mogelijk papierwerk" te investeren in de bedrijven. Dezelfde dualiteit bestaat gedurende de opvolging van lopende projecten waarbij dient vastgesteld te worden of de afspraken waarop steun toegezegd werd daadwerkelijk uitgevoerd werden. Het is absoluut normaal dat een bedrijf zijn kansen op financiële steun zal trachten te maximaliseren, dat een bedrijf hierbij niet uitgaat van het "nationaal belang" en dat een bedrijf enkel de informatie zal beschikbaar maken die strikt noodzakelijk is voor het verwerven van de subsidie. Het is, per definitie, de opdracht van de adviseur een advies voor te stellen aan de raad van bestuur waarbij rekening gehouden wordt met al de relevante gegevens. Hieruit volgt dus ook de opdracht om op een professionele en geïnformeerde basis de bedrijfsgegevens kritisch te benaderen en, indien vereist, additionele informatie op te vragen vooraleer een advies op te stellen. Het is belangrijk dat de bedrijven begrijpen dat in het stadium van evaluatie het niet de opdracht noch de intentie is van een adviseur is om maximaal tegemoet te komen aan de "wensen" van het bedrijf, maar om de correcte toekenning van overheidsmiddelen in te schatten. Zolang er misverstand blijft bestaan over de rol van de adviseur in deze fase zal de invulling van klantvriendelijkheid van de instelling steeds verkeerd begrepen worden. Bijgevolg dient het IWT deze houding aan te nemen in de interactie met de klanten. Het IWT dient zich bewust te zijn dat in een onderhoud met een bedrijf gedurende een evaluatie het bedrijf geëvalueerd wordt door het IWT, maar het IWT evenzeer gewogen door het bedrijf. Een rechtlijnige en professionele houding is essentieel voor behoud van de credibiliteit van de instelling. De houding van het IWT dient dus een balans in te houden tussen enerzijds beleefdheid en hoffelijkheid naar het bedrijf en anderzijds standvastigheid en vastberadenheid om een correct en onderbouwd advies op te stellen. 21/07/17 Pagina 2/12 Charter. IWT - klantenrelatie Samenvattend kan gesteld worden dat bij interactie met de klant de finaliteit van de opdracht van het IWT voor ogen gehouden dient te worden. Een subsidie aan een R&D project heeft tot doel om innovatie aan te moedigen met een economische meerwaarde voor de gemeenschap. Hierbij ligt de nadruk op ondersteuning van risicovolle onderzoeksprojecten met een potentieel voor de toekomst waarbij het bedrijf verantwoordelijk is voor projectuitvoering en commercialisatie. Enerzijds is het dus zeker niet de bedoeling om via een "sinterklaaspolitiek" maximaal steun te verlenen aan bedrijven. Bij steunverlening primeert de bezorgdheid voor een professionele en onderbouwde besteding van middelen van de overheid op individuele bedrijfsbelangen. Het is de taak van het IWT de gegevens verstrekt door de aanvrager kritisch te benaderen en desgevallend bij de beslissing bijzondere voorwaarden in te bouwen om de belangen van de belastingbetaler te verdedigen. Anderzijds blijft de essentie de evaluatie van een projectvoorstel ingediend door een bedrijf dat tot doel heeft om innovatie uit te voeren om op termijn nieuwe producten en/of processen te commercialiseren die competitief zijn op de vrije markt. De steunverlening blijft een "aanmoediging" waarbij een dirigistische en/of bewust marktverstorende houding vermeden dient te worden. De noodzaak voor een kritische houding neemt evenmin weg dat de IWT ook een aantal administratieve normen dient te respecteren die een efficiënte behandeling van de dossiers beogen, zoals bv. doorlooptijd, maximale antwoordtijd enz.... Dienstverlening. Ook bij dienstverlenende opdrachten geldt de algemene regel dat het IWT klantvriendelijk optreedt maar hierbij ook de belangen van de belastingbetaler behartigt. De situatie is niet ingrijpend verschillend van een evaluatie voor financiële ondersteuning. In beide gevallen wordt overheidssteun verleend aan een bedrijf, hetzij als directe financiële steun hetzij als een "service" bekostigd met overheidsmiddelen. De dienstverlening zal, evenals projectfinanciering, finaal individuele bedrijfsbelangen ten goede komen en zal bij de uitvoering zo klantvriendelijk mogelijk georganiseerd worden. In de fase waarin beslist wordt of al dan niet gevolg zal gegeven worden aan een vraag dient de bezorgdheid voor een optimale besteding van overheidsmiddelen te primeren. In geval de dienstverlening tot doel heeft om Vlaamse entiteiten aan te moedigen om projecten in te dienen bij externe programma's, is het uiteraard in het voordeel van de Vlaamse belastingbetaler dat zoveel mogelijk Vlaamse projecten slagen. Aangezien het beschikbare budget onvermijdelijk gelimiteerd is en bij aanvragen steeds betere en minder goede aanvragen zitten blijft het evenwel belangrijk dat het IWT een faciliterende rol speelt waarbij de intrinsieke kwaliteit van het voorstel en de selectie van de externe programma's doorslaggevend blijven. De gemeenschap is gebaat bij een situatie waarbij de Vlaamse aanvragers gecoacht worden zodat ze in functie van hun eigen inzet hun slaagkansen kunnen verhogen, het is evenwel niet in het belang van de gemeenschap dat via personeelsinzet substantiële investeringen gemaakt worden in projecten die niet voldoen aan de kwaliteitsnormen en/of niet bereid zijn om zelf hun inzet te maximaliseren. Het IWT behartigt wel degelijk belangen van individuele aanvragers, maar doet dit met het doel een toegevoegde waarde te creëren voor de gemeenschap in haar geheel. In het bijzonder wanneer de aanvragen voor assistentie de beschikbare tijd overschrijden dient een afweging gemaakt te worden in welke mate verdere inzet voor individuele ondersteuning mogelijk/opportuun is. In deze afweging primeert het belang van de gemeenschap of de toegevoegde waarde voor de belastingbetaler. 21/07/17 Pagina 3/12 Charter. IWT - klantenrelatie 3. Rechter-partij Probleemstelling. Het is de taak van het IWT de Vlaamse bedrijven aan te moedigen om te innoveren en dit proces actief te ondersteunen. In het geval van financiële steunverlening is het uiteraard eveneens de taak van het IWT om de ingediende projecten te evalueren. Hoewel beide opdrachten hetzelfde doel beogen profileert het IWT zich in eerstgenoemde situatie aan de zijde van het bedrijf terwijl het in de tweede situatie eerder een rechter-rol vervult. Een andere "partij-rechter" contradictie kan ontstaan gedurende de evaluatie indien adviseurs bij interne selectiviteit en/of communicatie naar de raad van bestuur de verdediging op zich nemen van projecten waarvoor zij de evaluatie uitgevoerd hebben. Bijgevolg is het voor het instituut en voor de adviseur vaak niet duidelijk welke houding aan te nemen. In het huidige hoofdstuk wordt een richtlijn gegeven voor een éénduidige houding in deze "rechter-partij" spanningsvelden waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen: (1) een interactie met de bedrijfswereld bij evaluatie van ingediende projecten en opvolging van goedgekeurde projecten, (2) een interactie met de bedrijfswereld vanuit een dienstverlenend perspectief zonder dat er sprake is van indiening van een IWT project en (3) een interactie met de bedrijfswereld in het traject tussen eerste kennismaking en projectindiening; Evaluatie en opvolging. Eenmaal een project ingediend is speelt het IWT de rol van "evaluator". In de evaluatiefase vervult het IWT als instituut duidelijk de rol van "rechter". De finale beslissing hierin wordt genomen door de raad van bestuur op basis van een voorstel tot beslissing ingediend door een adviseur. Het is dus de kerntaak van de adviseur om al de nodige informatie te verzamelen en op basis hiervan een betoog op te stellen voor een beslissing voor de projectaanvraag. Hoewel de adviseur dus niet zelf de "rechter" rol invult (maar eerder deze van auditeur) blijft de profilering naar de bedrijven deze van een "evaluator" die finaal een onderbouwd voorstel zal indienen, niet deze van een pleitbezorger die opkomt voor de bedrijfsbelangen. Een onderzoeksproject is geen statisch gegeven. Het is niet ongewoon dat condities wijzigen gedurende een evaluatieprocedure en dat een aanvrager wenst deelaspecten te herwerken. Indien de adviseur gedurende de evaluatie door een duidelijke toelichting van de verwachtingen van het IWT de aanvrager motiveert om een bijsturing te verrichten die resulteert in een project dat meer toegevoegde waarde biedt voor Vlaanderen en/of meer opties voor innovatie biedt, wordt naast evaluatie een meerwaarde geboden die in overeenstemming is met het mandaat van het IWT. Dat men bij deze mogelijkheid voor bijsturing meer begrip opbrengt voor een KMO dan voor onderzoeksintensieve grote bedrijven is een positief gegeven. Het blijft evenwel essentieel dat de adviseur de mogelijkheid tot bijsturing duidelijk biedt vanuit de positie van een evaluator die in staat is zwakke en sterke punten toe te lichten en niet vanuit het standpunt van een "bondgenoot" van het bedrijf die de slaagkansen maximaliseert. De kerntaak van het IWT is niet om een project op te stellen en/of om een project aanvaard te krijgen, maar om een project te evalueren, dit dient ook voor het bedrijf continu duidelijk te blijven. De adviseur zal in zijn omgang met de bedrijven deze functie duidelijk toelichten. Onder geen beding zal een adviseur actief medewerking verlenen aan het opstellen en of herschrijven van een aanvraag Ook bij de interactie met externe deskundigen moet de perceptie van pleitbezorger vermeden worden. De externe deskundigen reiken technische elementen aan die geïncorporeerd worden in een integraal advies. Uiteraard kan een adviseur in de evaluatie zoals hierboven vermeld de aanvrager ertoe aanzetten om een aantal technische gegevens beter toe te lichten. Het is evenwel 21/07/17 Pagina 4/12 Charter. IWT - klantenrelatie belangrijk nooit de perceptie te geven dat de adviseur optreedt als een "vriend" van het bedrijf die het project maximaal zal verdedigen tegen een externe jury. Dit ondermijnt de interactie tussen IWT en aanvrager: opnieuw dient de adviseur zich duidelijk te profileren aan de kant van de rechter, niet aan de kant van de pleitbezorger. Na positieve evaluatie dient steeds een overeenkomst opgesteld te worden waarbij een adequate begroting en werkplanning vereist is. De adviseur kan zich klantvriendelijk opstellen door bv. zelf chaotisch verkregen informatie in een werkplan of budget te gieten. De kerntaak van het IWT is evenwel de evaluatie van de aanvragen op basis van inhoudelijke gegevens, niet het opstellen van de administratief vereiste documenten die deel uitmaken van een projectaanvraag. De situatie gedurende de evaluatie is niet verschillend bij opvolging van gesteunde projecten, ook hier blijft het IWT de rol van evaluator vervullen die erop dient toe te zien dat voldaan werd aan de verschillende voorwaarden. Dezelfde houding dient ook aangenomen te worden bij interne selectiviteit. Bij rechtstreeks contact met de klant blijft het relatief voor de hand liggend zich te profileren als een vertegenwoordiger van de overheid die verantwoordelijk is voor evaluatie van projectvoorstellen. Bij een interne interactie waarbij een selectiviteit gehanteerd wordt over verschillende adviseurs en technologiedomeinen is het evenwel menselijk dat de behandelende adviseur de verdediging op zich zal nemen voor de projecten waarvoor hij/zij een advies uitgebracht heeft. Het is onvermijdelijk dat een adviseur het advies dat hij/zij voorstelt zal verdedigen, dit mag evenwel niet leiden tot de verdediging van projecten en/of bedrijven en mag zeker niet leiden tot interne competitie tussen technologiegebieden en sectoren. Dit kan zeer snel een imago naar de buitenwereld geven dat de adviseur een contactpersoon is voor een bedrijf bij de overheid die bij competitie tussen verschillende projecten de positie van het bedrijf verdedigt. Hierdoor profileert men zich als pleitbezorger, wat contrasteert met de rol van het IWT gedurende de evaluatie. Eigenlijk is de selectiviteit een verderzetting van de evaluatie, in het hele proces vervult het IWT de rol van "evaluator" die tot doel heeft de beste projecten te identificeren. Het belang van de gemeenschap en van de instelling primeert, niet de individuele bedrijfsbelangen. Dit geldt eveneens voor het intern beslag op middelen (medewerkers, financiële middelen enz...) Het globaal belang van de instelling met haar prioriteiten (vast te leggen op niveau directiecomité of zelfs op niveau van de raad van bestuur) moet primeren op het belang van de afzonderlijke programma's en acties en uiteraard naar de hiermee verbonden projecten en/of klanten. Traject tussen kennismaking en projectindiening. Dit traject is complex, in een eerste kennismaking of klantenwerving kunnen de bedrijven slechts optimaal geïnformeerd worden indien de adviseur abstractie kan maken van een instituut waar hij/zij dagelijks deel van uitmaakt en in staat is om de situatie te presenteren vanuit de invalshoek van het bedrijf. Dit vraagt een inlevingsvermogen waardoor de adviseur zich onvermijdelijk profileert aan de zijde van het bedrijf. In deze fase is het de taak om het bedrijf de meest gunstige opties aan te bieden en toe te lichten, ongeacht of deze opties finaal door IWT programma's of door externe programma's aangeboden worden. Deze rol kan beperkt blijven tot deze van een raadgever die neutrale informatie verstrekt maar kan ook verder gaan tot deze van een raadgever die de mogelijkheden voor de bedrijven om steun te verwerven voor innovatie maximaliseert en actief optreedt als stimulator. Hoewel ook in deze fase de adviseur zich nooit opstelt als een lobbyist profileert men zich aan de zijde van het bedrijf, wat contrasteert met de latere rol van het IWT gedurende de evaluatie. 21/07/17 Pagina 5/12 Charter. IWT - klantenrelatie Deze eerste kennismaking verschilt van een voorbespreking die aangevraagd wordt door een bedrijf dat min of meer klaar is om een project in te dienen. Op dat ogenblik wenst het bedrijf te spreken met personen die later de evaluatie zullen uitvoeren of op zijn minst hiermee goed vertrouwd zijn. De rol van het IWT is hier niet langer om aan te moedigen, maar om te informeren over de modaliteiten van de evaluatie en de vereisten die aan de aanvrager zullen gesteld worden. Op dit ogenblik is de houding van de adviseur niet verschillend van deze tijdens de evaluatie. Gedurende het voortraject tussen eerste kennismaking en projectindiening verschuift de rol van het IWT waarbij men zich eerst aan de zijde van de "partij" profileert en later aan deze van de "rechter". Om verwarring bij de aanvragers te vermijden is het essentieel dat de adviseurs zich bewust zijn van de fase waarin ze zich bevinden en consequent de overeenkomstige rol aanhouden. Om zoveel mogelijk de integriteit te bewaren is het verder opportuun deze verschillende functies voor een individueel dossier maximaal door verschillende adviseurs te laten uitvoeren. Deze richtlijn betreft geen opsplitsing in de structuur van het instituut en/of specialisatie van de adviseurs, maar een duidelijke profilering naar de aanvrager. Het blijft belangrijk dat de adviseurs op de hoogte blijven van de IWT producten en de IWT regels, en individuele adviseurs kunnen in verschillende dossiers een verschillende rol spelen. Voor een individueel dossier is het evenwel raadzaam de rol van "stimulator" en "evaluator" door verschillende personen te laten vervullen. Een goede communicatie naar de bedrijven over de rol van IWT in verschillende fasen kan hierbij mogelijke misverstanden vermijden. Uiteindelijk zal men in het voortraject vaak intermediare situaties aantreffen. Indien het niet te vermijden is dat de "stimulator" rol en de "evaluator" rol simultaan aan de orde komen kan een samenwerking tussen twee adviseurs waarbij elk zijn rol speelt een oplossing bieden. De noodzaak voor een gezamenlijke vergadering dient evenwel afgewogen te worden in functie van de mogelijkheid om een hybride situatie al dan niet te vermijden, en in functie van een efficiënte inzet van de middelen door het IWT. De rol van stimulator in de eerste fase zal nog versterkt worden wanneer het IWT actief naar bedrijven stapt. Om de doelgroep maximaal te bereiken is dit mogelijk vereist. Bedrijven die zelf de stap zetten naar het IWT hebben, ook bij de eerste kennismaking, doorgaans reeds de intentie om te innoveren, indien de condities voor het bedrijf gunstig zouden blijken. Om bedrijven aan te moedigen die niet overtuigd zijn van de voordelen van innovatie is een nog grotere overtuigingskracht nodig waardoor het IWT zich, nog meer dan vandaag, zal moeten profileren aan de zijde van het bedrijf. In samenvatting kan het traject tussen kennismaking en projectindiening in grote lijnen in drie fasen opgedeeld worden: Fase I Fase II Fase III Eerste kennismaking, klantenwerving Intermediaire situatie Voorbespreking aan de hand van concreet idee voor een project ■ ■ □ □ INDIENING Waarbij: ■ = rol van stimulator (pleitbezorger) en □ = rol van evaluator (of rechter). 21/07/17 Pagina 6/12 Charter. IWT - klantenrelatie Dienstverlening. Indien de IWT medewerker zich in een dienstverlenende opdracht bevindt, zonder dat er sprake is van een overgang naar projectindiening is er weinig sprake van een rechter situatie. De adviseur profileert zich in de eerste plaats aan de zijde van het bedrijf en tracht in de mate van het mogelijke de bedrijven maximaal te steunen. Indien adviseurs met een dienstverlenende opdracht Vlaamse bedrijven aanmoedigen om projecten in te dienen bij programma's extern aan het IWT wordt het project overgedragen aan een andere instantie zodra de "evaluator" of "rechter" rol begint. Bijgevolg kunnen de IWT adviseurs maximaal de rol van "pleitbezorger " en "stimulator" spelen. Sympathie-antipathie. Wanneer een adviseur geregeld met een aantal klanten in aanmerking komt is het normaal dat een gevoel van antipathie/sympathie zal ontwikkeld worden naar bepaalde klanten toe waarbij men door kleine raadgevingen al dan niet bewust de slaagkans van bepaalde klanten kan verhogen. Hoewel sympathie en antipathie uiteraard nooit mogen interfereren met een objectieve IWT beslissing, hetzij voor financiële steunverlening hetzij voor dienstverlening, is het onvermijdelijk dat kleine raadgevingen van het IWT finaal de slaagkansen van vaste klanten kunnen beïnvloeden. Hierbij dient men zich opnieuw bewust te blijven van de fase waarin men zich bevindt. Gedurende een eerste kennismaking zijn raadgevingen de norm. Gedurende de evaluatie kunnen raadgevingen enkel zolang die gegeven worden vanuit de positie van een evaluator zoals eerder toegelicht, maar niet indien die gegeven worden vanuit de positie van een pleitbezorger. 21/07/17 Pagina 7/12 Charter. IWT - klantenrelatie 4. Communicatie naar klant i.v.m. beslissingen De houding van het IWT in de beide vermelde spanningsvelden dient niet enkel aangenomen te worden door de betrokken werknemers in hun respectievelijke rol, maar ook als dusdanig medegedeeld aan de klanten bij externe communicatie. Vooral bij communicatie naar "ontevreden klanten" is dit voor behoud van de credibiliteit van het instituut van cruciaal belang. Bij een negatieve beslissing kan een adviseur in de communicatie de indruk geven dat hij/zij zich maximaal ingezet heeft voor het bedrijf maar hierin niet gevolgd werd. Dit compromitteert de rol van de adviseur naar de buitenwereld. De perceptie van een pleitbezorger ontstaat wat in tegenstrijd is met de functie van de adviseur in deze fase. Anderzijds dient een bedrijf dat ontevreden is over een mogelijke strenge aanpak van de adviseurs en/of hoopt op een vlottere klantvriendelijke service ook op de ware toedracht van de rol van de adviseurs gewezen te worden indien het IWT zijn credibiliteit als instituut wenst te bewaren. Bij bepaalde programma's is de slaagkans laag waardoor een meerderheid van de kandidaten per definitie ongelukkig zal zijn. Bij individuele evaluatie van bottom up ingediende dossiers zijn het eerder de bepaling van het onderzoeksgehalte en de criteria gehanteerd voor valorisatie in Vlaanderen die ontgoochelingen creëren. Het is hierbij menselijk dat aanvragers creatief zijn in het vinden van externe oorzaken en trachten de IWT procedure en/of uitvoering ervan in twijfel te trekken. Om de opdracht van het IWT correct en professioneel te blijven uitvoeren is het belangrijk dat bij klachten van ontevreden klanten de term klantvriendelijkheid correct geïnterpreteerd wordt. Luisterbereidheid is essentieel. Klantvriendelijkheid impliceert evenwel niet dat men de "brokken lijmt". Bij externe communicatie is de essentie dus niet om "iedereen te vriend" te houden en spanningen te vermijden maar om de buitenwereld ervan te overtuigen dat het IWT een rol te spelen heeft die correct en professioneel ingevuld wordt (en ervoor te zorgen dat dit ook gebeurt natuurlijk). In het kort kunnen de mogelijke reacties t.o.v. een melding van een ontevreden klant als volgt samengevat worden: Indien de IWT procedure niet correct toegepast werd en er sprake is van professionele fouten dient dit intern de nodige aandacht te krijgen, Indien blijkt dat de IWT procedure tekortkomingen toont wordt de procedure in haar geheel aangepast voor alle aanvragers, in functie van wat haalbaar is binnen de mogelijkheden van het instituut. Indien de procedure correct toegepast werd en de procedure binnen de mogelijkheden van het instituut voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen dient dit als dusdanig aan de aanvrager gemeld te worden. Deze reactie zal uiteraard niet altijd op sympathie onthaald worden en het is veel gemakkelijker de ontevreden klant te sussen en/of ervoor te zorgen dat tegemoet gekomen wordt aan de verzuchtingen van die ene klant zonder een wijziging in de strategie en procedure in het algemeen. Hoewel dit op korte termijn problemen en spanningen zal vermijden zal dit op lange termijn de credibiliteit ondermijnen. In geen geval zal een personeelslid de onvrede van een klant afwentelen op andere geledingen van het IWT (collega's, directie, Raad van Bestuur). Dit zou neerkomen op een beroepsfout. Evenmin kan een personeelslid de klant de indruk geven alleen en zelfstandig te kunnen beslissen over steunverlening. 21/07/17 Pagina 8/12 Charter. IWT - klantenrelatie 5. Klantvriendelijkheid in de omgang Hoewel bij uitoefening van een opdracht een verantwoordelijke en onderbouwde besteding van overheidsmiddelen voor het IWT primeert op individuele bedrijfsbelangen zal in de manier waarop deze opdracht uitgevoerd wordt maximaal klantvriendelijkheid nagestreefd worden. Dit impliceert: Luisterbereidheid. Ongeacht de gegrondheid van een "klacht" en/of opmerking zal het IWT maximaal iedereen de kans gunnen om zijn/haar situatie toe te lichten. Het IWT zal uiteraard slechts na een grondige analyse kunnen besluiten of hier al dan niet een engagement vereist is en al dan niet een standpunt dient ingenomen te worden. Bij een melding wordt uiteraard vermeden een standpunt in te nemen dat een engagement van de instelling impliceert, maar zal in elk geval een maximale bereidheid aan de dag gelegd worden om de luisteren naar het betoog van de (ontevreden) klant. Het IWT personeelslid zal, in de mate van het redelijke, zo bereikbaar mogelijk zijn voor de klanten en zal steeds reageren op een opmerking en/of vraagstelling. Indien de betrokken persoon niet in staat is om zelf een antwoord te verstrekken zal hij in elk geval alles in het werk stellen om de vraagsteller door te verwijzen naar de correcte persoon. Beschikbaarheid. Zelfs in ogenblikken van hoge werkdruk zal alles in het werk gesteld worden om tijd vrij te maken voor een uitzonderlijk probleem en/of voorval dat aandacht vraagt. Het aantal dossiers, de behandelingstijd en de grondigheid van de evaluatie zijn zaken die voor externen weinig betekenis hebben. De bereidheid om in een geval van een uitzonderlijke vraag en/of probleem de dagelijkse activiteiten neer te leggen tot deze zaak opgelost is zal altijd een gevoel van efficiëntie en klantvriendelijkheid nalaten. Uiteraard dient het instituut bij de capaciteitsplanning erop toe te zien dat er steeds een marge blijft voor dergelijke onverwachte gebeurtenissen. Transparantie In de communicatie met de aanvrager zal de procedure en de positie van een dossier in de te volgen procedure zo transparant mogelijk toegelicht worden. Efficiëntie. De IWT personeelsleden zullen alles in werk stellen om de behandelingstermijnen vooropgesteld door het IWT te respecteren. Voor een efficiënte behandeling van de dossiers zullen ook in functie van knelpunten voor individuele dossiers steeds de nodige middelen ingezet worden om een onderbouwd advies mogelijk te maken. Hierbij is het eveneens belangrijk dat verschillen in procedures steeds goed toegelicht worden. Taalgebruik In de communicatie zal een helder en eenvoudig taalgebruik aangewend worden waarbij overdreven ambtelijk taalgebruik en/of technisch jargon dient vermeden te worden. 21/07/17 Pagina 9/12 Charter. IWT - klantenrelatie 6. Objectiviteit, neutraliteit en credibiliteit Neutraliteit. Bij zowel de evaluatie van een projectaanvraag als bij dienstverlening zal een IWT personeelslid een neutrale houding aannemen waarbij gelijke kwaliteitsnormen gehanteerd worden voor al de aanvragers; de beschikbare tijd objectief verdeeld wordt over de verschillende aanvragers; het personeelslid zich niet zal laten beïnvloeden door externe factoren. Dit gelijkheidbeginsel slaat op een gelijke behandeling van verschillende individuele aanvragers voor een bepaald type IWT-product en niet op een gelijke behandeling van aanvragen voor verschillende IWT-producten. Aandelen. Bezit van aandelen kan een belangenconflict opleveren. Indien een IWT personeelslid betrokken is bij een professionele actie van het IWT m.b.t. een bedrijf waarin hij/zij aandelen bezit ter waarde van minstens 100.000 BEF dient dit onder confidentialiteit gemeld te worden aan de persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het personeelslid. Afhankelijk van de opdracht kan de toewijzing gewijzigd worden en/of kan de nodige aandacht gegeven worden aan de uitkomst van de opdracht. Melding gebeurt bij toewijzing van een dossier of gedurende de opvolging van lopende dossiers bij een gewijzigde situatie met mogelijke relevantie voor de projectopvolging. De noodzaak voor melding geldt eveneens voor een onrechtstreekse participatie via een fonds dat op zijn beurt investeert in verschillende bedrijven, in zoverre de naam van de bedrijven waarin geïnvesteerd wordt gekend zijn. Anderzijds kan een IWT personeelslid door behandeling van O&O dossiers voorkennis hebben bij aankoop van aandelen. Het is onmogelijk een project te behandelen zonder deze kennis. Het is dus ook onmogelijk voor het IWT om de opdrachten zodanig te organiseren dat voorkennis uitgesloten wordt. Indien een IWT medewerker beslist aandelen te kopen is hij/zij uiteraard gebonden aan de gangbare wetten en richtlijnen m.b.t. voorkennis. Bij aankoop van aandelen zullen de IWT medewerkers dus rekening houden met eventuele voorkennis die zij hebben verkregen door medewerking aan een IWT opdracht in naleving van de bestaande wetgeving terzake. Belangenconflict door persoonlijke banden. Indien een IWT personeelslid directe familiale en/of vriendschappelijke banden heeft met vertegenwoordigers van een entiteit en betrokken is bij een professionele actie van het IWT m.b.t. die entiteit dient dit, zoals bij een belangenconflict door bezit van aandelen, gemeld worden aan de persoon die rechtstreeks verantwoordelijk is voor het personeelslid. Afgezien van directe familiale banden die altijd dienen gemeld te worden blijft het de verantwoordelijkheid van het personeelslid om op redelijke grond een inschatting te maken over de impact van een minder directe persoonlijke band. Samenwerkingsverbanden uit het verleden zijn geen belangenconflict zolang de interactie voltooid verleden tijd is. Dit dient enkel vermeld te worden indien er nog steeds een band is die de objectiviteit kan beïnvloeden. 21/07/17 Pagina 10/12 Charter. IWT - klantenrelatie Beïnvloeding. Bij behandeling van een project dient men uit te gaan van het principe dat het normaal is dat een aanvrager zal proberen het IWT te beïnvloeden. Interacties tussen de aanvrager en IWT personeelsleden buiten de projectevaluatie, zoals bv. tijdens een receptie, de opening van nieuwe gebouwen, een werklunch enz..zijn hiervoor ideale gelegenheden. Het is niet vereist en zelfs niet opportuun dat de IWT personeelsleden daarom al deze gelegendheden ontwijken. Representatie van het instituut is belangrijk en de interactie met de vertegenwoordigers van de industrie op dergelijke gelegenheden is ook nuttig om kennis te vergaren die belangrijk is voor de professionele IWT taken. Bij poging tot directe financiële beïnvloeding kan men als algemene regel stellen dat een IWT personeelslid geen voorwerpen van substantiële materiële waarde aanvaardt van bedrijven en/of organisaties die het hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks betrokken partij zijn in een IWT activiteit. Bij veel attenties weegt de persoonlijke beïnvloeding evenwel zwaarder dan de financiële beïnvloeding. Zo is de financiële waarde van een aangeboden lunch verwaarloosbaar maar kan op deze gelegenheid een sfeer van vriendschappelijkheid gecreëerd worden die een verdere professionele interactie zal bemoeilijken. In het algemeen dient men elke attentie en situatie te vermijden waarbij: men redelijkerwijs kan verwachten dat die een serene en objectieve relatie tussen de IWT medewerker en de aanvrager de verdere interactie kan ondermijnen; een attentie aangeboden wordt die niet behoort tot de standaardbeleefdheid en/of normale gastvrijheid; de perceptie van partijdigheid kan ontstaan bij de buitenwereld; het bedrijf het gevoel kan krijgen dat het IWT beïnvloedbaar is, ook wanneer dit eigenlijk niet zo is; Uiteindelijk is het evident dat IWT medewerkers zelf op elk ogenblik zullen vermijden de aanzet te geven tot het bedingen van een gunst en/of gift van een bedrijf. Aangezien bedrijven zich in een projectevaluatie in een afhankelijke positie bevinden kan de perceptie ontstaan dat er geen sprake is van vrijwilligheid en kan na medewerking ook de perceptie ontstaan dat het IWT hen dankbaarheid verschuldigd is. Kortom, er zullen geen attenties van klanten aanvaard worden indien dit extern (collega's, directie, Raad van Bestuur, politieke overheid) zou kunnen gepercipieerd worden als een factor die kan wegen op de objectieve benadering van een dossier. In geval van twijfel dient dit voorgelegd te worden aan de persoon die rechtsreeks verantwoordelijk is voor het personeelslid. Credibiliteit. Beïnvloeding is uiteraard niet beperkt tot attenties en giften maar zal evenzeer gebeuren gedurende de zuiver professionele interactie van adviseur en aanvrager bij bv. een formeel bedrijfsbezoek. Ogenschijnlijk onschuldige diensten zoals bv een vertaling van een richtlijn van het IWT opnieuw ter beschikking te stellen van het IWT, aanbieden van bedrijfsfaciliteiten voor evaluatie van een dossier ingediend door het bedrijf enz.. kunnen door een bedrijf gebruikt worden om de perceptie van superioriteit te creëren waardoor de credibiliteit van de adviseur ondermijnd wordt. Deze vorm van onrechtstreekse beïnvloeding moet evenzeer vermeden worden als rechtstreekse beïnvloeding. Als algemene regel kan men stellen dat elke situatie dient vermeden te worden waarvan men redelijkerwijs kan verwachten dat het IWT zich dankbaar dient op te stellen. Het IWT is verantwoordelijk voor evaluatie van de bedrijven en beschikt over alle middelen om elke actie te stellen die vereist is voor deze evaluatie. Indien een 21/07/17 Pagina 11/12 Charter. IWT - klantenrelatie bedrijf hieraan twijfelt zal dit bedrijf ook geen waarde hechten aan het advies en of de dienstverlening van het IWT. Elke dienst aangeboden door een bedrijf die een hypotheek kan leggen op de geloofwaardigheid van het IWT dient van de hand gewezen worden door al de medewerkers, op eender welke positie in het instituut. De credibiliteit van het IWT komt sterk onder druk wanneer een bedrijf machtrelaties uitspeelt. Vaak is dit blufpoker en is het doel enkel om in te schatten hoe stevig de tegenpartij in het zadel zit. Het is belangrijk dat het IWT zich bij doorlichting van een sterk bedrijf hiervan bewust is en zich er ook van bewust blijft dat elke handeling die de indruk geeft dat dergelijke machtrelaties een invloed kunnen hebben, zelfs indien dit finaal niet zo is, de credibiliteit van de verdere evaluatie ondermijnt. Uiteindelijk mag men niet vergeten dat een projectevaluatie voor een bedrijf, en in het bijzonder zijn subsidioloog, een grote financiële implicatie kan hebben. Het is normaal dat men gedurende een instructie elke poging zal te baat te nemen die de slaagkans zal verhogen. Dit kan gaan van vleierij tot ondermijnen van credibiliteit. Doorgaans zal men inspelen op het gemoed van een adviseur die zichzelf liever affilieert met onderzoek en technologie dan bureaucratie en administratie. Terechte vragen naar een duidelijke projectstructuur kunnen gemakkelijk voorgesteld worden als een bureaucratische poging om de vrijheid van vorsers aan banden te leggen. Vragen over valorisatie kunnen dan weer gemakkelijk voorgesteld worden als "provinciaal" en "protectionistisch". Een behandelend adviseur dient zich ervan bewust te blijven dat zelfs maar de schijn van beïnvloedbaarheid hier zeer snel de credibiliteit ondermijnt. Perceptie. Als rode draad doorheen de vorige hoofdstukken blijft het belang van de perceptie naar de buitenwereld. Het is uiteraard niet enkel de taak van de IWT personeelsleden om de klantenrelatie correct in te vullen en bv. de rechter-partij rol correct te vervullen maar ook om het nodige te doen zodat dit als dusdanig ervaren wordt door de buitenwereld. Hierbij mag men evenwel niet uit het oog verliezen dat ondanks een correcte houding en de nodige inspanning naar communicatie de perceptie van een aantal actoren moeilijk te beïnvloeden is. Het is een algemeen gegeven dat in een complexe situatie een mening niet enkel gevormd wordt door bestaande feiten maar dat feiten eveneens geselecteerd worden in functie van een vooraf bestaande mening. Een perceptie die goed overeenkomt met persoonlijke belangen en of eigendunk zal zich ook niet laten beïnvloeden door harde gegevens. Ook is het niet opportuun om de procedures en activiteiten teveel aan te passen in functie van een externe perceptie indien men overtuigd is dat deze perceptie niet correct is Hierdoor krijgen externen met name een ingrijpende impact op de werking van het IWT wat opnieuw het mandaat van het instituut compromitteert. Samenvattend blijft het belangrijk dat het IWT zich niet enkel maximaal inzet voor een correcte klantenrelatie maar ook de nodige aandacht geeft aan de perceptie, waarbij men evenwel niet naïef mag zijn t.o.v. de mogelijke impact dat het instituut heeft op externe beeldvorming. 21/07/17 Pagina 12/12