DE GESCHIEDENIS VAN HET CHRISTENDOM De vroege kerkgemeenschappen Naast de eerste kerkgemeenschap in Jeruzalem ontstonden nieuwe groepen christenen in Palestina en in andere streken rond de Middellandse Zee. Paulus en zijn reisgezellen trokken daar naar de joodse gemeenschappen en spraken ook niet-joden aan. Zij getuigden dat Jezus Christus iedereen opriep om mee te werken aan de opbouw van het koninkrijk van God en stichtten nieuwe 'gemeenten'. Die vroege kerkgemeenschappen wilden een zichtbaar teken zijn van Gods liefde voor de mensen door: - broederlijk met elkaar hun bezittingen te delen, - samen te komen rond 'het breken van het brood', - open te staan voor de verkondiging van Jezus' boodschap, - tot God te bidden om Hem te loven. (Zie Hnd 2,42.) Deze gemeenschappen van christenen spraken elkaar aan met 'broeder' en 'zuster'. Vanaf het begin was het voor de christenen duidelijk dat Christus hen samenriep tot deelname aan 'de maaltijd van de Heer'. De vervolgingen van de christenen Tijdens de eerste drie eeuwen werden christenen in het Romeinse Rijk geregeld vervolgd. Dat kwam onder meer omdat ze weigerden de keizer te aanbidden. Op een bepaald moment werden zij als vijanden van de staat beschouwd en bij het gewone volk kregen ze de schuld van alles wat misging. Sommige christenen sloegen op de vlucht of lieten hun geloof vallen. Anderen legden openlijk getuigenis af van Christus en werden tijdens volkse spelen in de arena's als prooi voor wilde dieren gegooid. Velen stierven zo een vreselijke marteldood. Mensen die sterven voor hun geloof noemen we martelaren. Nog altijd worden in bepaalde landen christenen vervolgd en gedood omwille van hun geloof. In 1980 werd Mgr. Romero, die opkwam voor het onderdrukte volk in El Salvador, vermoord. De verspreiding van het Christendom Het begin van de vierde eeuw betekende voor de christenen een keerpunt. Keizer Constantijn liet zich namelijk dopen tot christen. Christenen konden voortaan hun geloof vrij beleven en kregen veel aanzien, invloed en macht. In 380 legde keizer Theodosius iedere onderdaan van het Romeinse rijk op om het Christendom te aanvaarden als het ene, ware geloof. Vanaf dat moment kon de Kerk volop naar buiten treden met haar boodschap en bijdragen tot een samenleving waar iedereen tot zijn recht komt. Het Christendom kreeg zo de kans geleidelijk uit te groeien tot een wereldgodsdienst. Maar de macht die het Christendom genoot als staatsgodsdienst, had ook tot gevolg dat kerkleiders soms meer met andere dingen bezig waren dan met het evangelie. Ook vandaag is de Kerk geroepen om openlijk op te komen voor het evangelie en afstand te doen van macht. Evangelische samenlevingsvormen Benedictus (480-547), werd geboren in Nursia (Italië). Op een heuvel in Cassino (Italië) stichtte hij een klooster waar hij zijn regel schreef, die kort samengevat luidt: ora et labora (bid en werk). Zo waren er per dag acht uren gebed, acht uren arbeid en acht uren rust. De monnik legde na een lange voorbereidingstijd drie geloften af: - gehoorzaamheid aan de abt die de vertegenwoordiger van Christus is - armoede door alle bezit te delen met de gemeenschap - zuiverheid door af te zien van een huwelijk om zich helemaal aan God en de gemeenschap te kunnen wijden. Voor Benedictus was de kloostergemeenschap een familie. De abt stond aan het hoofd van zo'n familie. Maar er was ook een familieraad. Voor belangrijke beslissingen moest hij zelfs de raad van de jonge monniken inroepen. Tot op vandaag proberen monniken te leven volgens de regel van Benedictus. Begijnen In de dertiende eeuw trokken gelovige vrouwen zich niet enkel terug in kloosters. Sommigen kozen ervoor om in een begijnhof te wonen. Ze woonden in aparte huisjes die gebouwd werden rond een grote binnentuin, meestal in de buurt van een ziekenhuis of een gasthuis. Zo'n begijnhof was een afgesloten wijk binnen een stad. Ze legden de gelofte van gehoorzaamheid en van zuiverheid af, niet die van armoede. Het leven in het begijnhof was verbonden met een eigen regel. Die regel was een wegwijzer om te leven volgens het evangelie. In hun kapel kwamen de begijnen samen om te bidden, eucharistie te vieren en Maria te vereren. Begijnhoven worden nu beschermd als werelderfgoed. Soms leven daar nog enkele begijnen. Hervormingsbewegingen De armoedebeweging van Franciscus van Assisi (Italië) Franciscus van Assisi (1182-1226) was de zoon van een rijk lakenkoopman. Hij leefde in een tijd waarin de handel uitbreiding nam en de steden ontstonden. Het was ook de tijd van de kruistochten. Hij wou ridder worden, maar toen hij deelnam aan een oorlog, werd hij gevangengenomen. Dat was voor hem een keerpunt in zijn leven. Na zijn vrijlating werd hij getroffen door armen en melaatsen. Later voelde hij zich in een eucharistie opgeroepen door Jezus' zendingswoorden: 'Ga en verkondig het Rijk Gods. Neem geen goud, geen schoeisel, geen stok ... Als je een huis binnengaat, wens het dan vrede.' (Mt 10,9-12) Franciscus ontdeed zich meteen van alles, hield alleen een ruw kleed over en vond de vreugde in de beleving van een evangelische armoede en de inzet voor de armen. Tot op vandaag leven de franciscanen in zijn spoor. De hervormingsbeweging van Maarten Luther (Duitsland) Op de avond voor Allerheiligen 1517 spijkerde de monnik Maarten Luther (1483-1546) een bericht aan de deur van de slotkapel in Wittenberg. Het was een open brief met 95 stellingen tegen een aantal scheefgelopen praktijken in de Kerk. Er stond bijvoorbeeld in dat het verkeerd was te denken dat een mens zijn hemel kon verdienen door met geld zijn zonden af te kopen bij de geestelijken. Alleen God kan iemand vergiffenis schenken! Luther droomde er ook van dat de gewone mensen de bijbel konden lezen in hun eigen volkstaal. Hij moest echter onderduiken en begon aan de vertaling van de bijbel in het Duits. Hij kon rekenen op de steun van enkele Duitse vorsten die hem volgden in zijn protest. Dat leidde tot een scheuring met Rome. Zo lag Luther aan de oorsprong van een hervormingsbeweging die zich buiten de katholieke Kerk ontwikkelde. Daaruit groeiden de protestantse kerken. Tot op vandaag stellen protestanten dat alleen de Schrift het hoogste gezag heeft. De voorganger, de dominee (man of vrouw), wordt verkozen door de gemeente en mag huwen. In een protestantse gemeente kent men enkel de doop en het Avondmaal. De katholieke hervorming van Ignatius van Loyola (Spanje) In 1491 werd Inigo Lopez de Loyola in Spaans Baskenland geboren, in het kasteel van zijn ouders. Als soldaat vocht hij met zijn landgenoten tegen Frankrijk. In 1521 werd hij getroffen door een kanonskogel die zijn rechterbeen verbrijzelde. Op zijn ziektebed las Ignatius veel heiligenlevens en ook een leven van Jezus. Hij raakte ervan onder de indruk en wou 'soldaat van God' worden. Hij schreef zijn 'Geestelijke Oefeningen'. Samen met zijn gezellen richtte hij in Parijs de 'gemeenschap van Jezus' (de orde van de jezuïeten) op. Opkomen voor vrede en gerechtigheid Vincentius a Paulo (1581-1660) zet zich in voor mensen die lijden. Ziekenhuizen, rust- en verzorgingshuizen dragen zijn naam. Wie was die man? Hij werd in Frankrijk geboren en kwam uit een arm gezin. Hij werkte hard en besloot om priester te worden. Een oudere priester riep hem op om het leven van Jezus die door God naar de armen gezonden was, verder te zetten. Met 'antennes van liefde' leek hij iedere noodkreet van lijdende mensen te hebben opgevangen: die van galeislaven in de Franse havens, vondelingen, bedelaars, verwaarloosde jeugd, zieken en krankzinnigen. Hij had ook aandacht voor de nood van mensen die ontheemd en gevlucht waren voor de dertigjarige oorlog. In Parijs stichtte hij verscheidene gemeenschappen van zusters en broeders die instonden voor de verzorging van zieken en het onderwijs aan straatkinderen. Hij organiseerde ook gaarkeukens waar vrouwen eten klaar maakten voor de armen. Hij schreef veel brieven die oplossingen aanboden, die troost gaven en aanspoorden. In een van zijn brieven deed hij de volgende oproep: 'Zusters, zorg ervoor de zieken met hartelijkheid te dienen. Lijd met hen mee en luister als een moeder zelfs naar hun minste klachten. Want de armen beschouwen u als hun moeder die voor hun eten zorgt, en die hun door God te hulp is gezonden ...' Hij was ook het grote voorbeeld van Jozef Triest (1760-1836). De pauselijke wereldbrief Rerum Novarum (1891) en de christelijke sociale beweging. Paus Leo XIII (1810-1903) was op de hoogte van de ellendige situatie van de fabrieksarbeiders. In zijn wereldbrief 'Rerum Novarum' kondigde hij af dat het recht op eigendom ook verplichtingen inhield. Hij wees er tevens op dat werkgevers een rechtvaardig loon moesten uitbetalen en dat werknemers plichten hadden tegenover hun werkgevers. Maar hij stelde dat arbeiders toch ook het recht hadden om eigen vakverenigingen op te richten om hun rechten te verdedigen. Hij schreef bovendien: 'Gods liefde gaat bij voorkeur naar de kleinen en naar hen die onrecht lijden.' In Aalst was priester Adolf Daens (1839-1907) ervan overtuigd dat de pauselijke leer van Rerum Novarum hem tot handelen dwong. In een brief aan zijn bisschop schreef hij: 'Ik heb de encycliek van de paus tot gids genomen ... Priester Daens klaagde de slechte werkomstandigheden aan in de fabrieken van Aalst. Op twaalfjarige leeftijd ging Jozef Cardijn (1882-1967) luisteren naar priester Daens. Hij vroeg aan zijn ouders om priester te worden. Aan het sterfbed van zijn vader beloofde hij 'priester in dienst van de arbeiders' te zijn. Hij bezocht vooral de arbeiderswijken. Hij stichtte de Katholieke Arbeiders Jeugd (KAJ). Toen hij 83 oud was, werd hij door paus Paulus VI tot kardinaal benoemd. Hij koos als spreuk: 'Aan de armen de Blijde Boodschap brengen'. Bidden voor de vrede Sinds het jubeljaar 2000 organiseert de katholieke Kerk Wereldjongerendagen waar gemiddeld 1 miljoen jongeren samenkomen om in dialoog te treden met mekaar en hun geloof te vieren.