Provincie Noord-Brabant Startnotitie Grotestedenbeleid (GSB) uitwerking bestuursakkoord 2003-2007 voor wat betreft de samenwerking met de B5. Deze startnotitie is een nadere uitwerking van het provinciaal bestuursakkoord 20032007 voor wat betreft de vitaliteit van de grote steden. De startnotitie is tot stand gekomen in nauw overleg met de B51. 1. Achtergronden Raamconvenant grotestedenbeleid Noord-Brabant 2000-2003 In 1995 is de Provincie gestart met een eigen grotestedenbeleid. De vorige bestuursperiode kreeg dat een vervolg via het zogenaamde "raamconvenant grotestedenbeleid Noord-Brabant 2000-2003". Met dit stedenbeleid heeft de provincie een bijdrage willen leveren aan het meer compleet maken van de vijf grootste steden van Brabant. Ter ondersteuning van de meerjaren-ontwikkelingsprogramma's (MOP's) van de B5 is 4,5 miljoen euro beschikbaar gesteld. Verder hebben GS ook uit reguliere middelen projecten van de grote steden ondersteund. Er zijn een aantal gestructureerde overlegvormen met de B5 ontstaan en een belangrijke spin-off van het grotestedenbeleid van het vorige college was de coalitie met de grote steden rondom het concept "BrabantStad". Evaluatie grotestedenbeleid Noord-Brabant Het grotestedenbeleid 2000-2003 is uitvoerig geëvalueerd via zelfanalyse en een visitatiecommissie (rapportage aan de staten februari 2003). Als positief werd ervaren: de bestuurlijke verhoudingen met de grote steden zijn sterk verbeterd; er is meer aandacht bij de provincie voor de problematiek van de steden; de specifieke GSB-middelen zijn tot besteding gekomen conform de MOP’s van de B5 en in hoofdzaak binnen de sociale pijler; de provincie heeft ook verder substantieel bijgedragen (of toegezegd dat te doen) aan projecten van steden / stedelijk netwerk: 135 miljoen in 4 jaar. Voor verbetering vatbaar: integrale benadering kwam moeizaam van de grond: GSB heeft niet als breekijzer gefungeerd voor ontkokering binnen de provinciale organisatie; de inhoudelijke visie en de rolinvulling van de provincie kreeg te weinig profiel; de meerwaarde van het provinciale aandeel in het stedenbeleid en de effectiviteit van de inzet van extra middelen konden onvoldoende duidelijk worden gemaakt. Sterke steden in sterke regio’s: memorandum van de B5 ten behoeve van Provinciale Staten 1 Breda, Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg. Startnotitie GSB/Van Driel/Van Ree/20 januari 2004 In maart 2003 hebben de steden hun inhoudelijke wensenpakket voor deze bestuursperiode op tafel gelegd bij de fractievoorzitters. Gepleit werd onder meer voor: serieuze ontkokering; actieve provinciale werkgelegenheidspolitiek; versnelde revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en vergemakkelijking van de aanleg van nieuwe terreinen; een fonds voor gezamenlijke topvoorzieningen op het niveau van het stedelijk netwerk; een investeringsvolume ten behoeve van de grote steden van tussen de 250 en 300 miljoen euro. Bestuursakkoord 2003-2007 Met de evaluatie is het provinciale grotestedenbeleid op basis van het raamconvenant 2000-2003 feitelijk afgerond. De collegepartijen hebben aangegeven zich ook in de periode 2003-2007 sterk te willen maken voor de grote steden. In het Bestuursakkoord is de volgende passage over de vitaliteit van de steden opgenomen: “Hoewel de provincie geen formele rol heeft richting de steden, is het belangrijk om bij de uitvoering en integrale aanpak van de stedelijke knelpunten op één lijn te komen. Er wordt ingezet op het, samen met de B5, opstellen en uitvoeren van (re)vitaliseringsplannen voor de grote steden in Brabant, waarin knelpunten op het gebied van infrastructuur, woningbouw, voorzieningen, sociale veiligheid, aanpak van achterstandswijken et cetera worden aangepakt. Voor deze integrale aanpak wordt cofinanciering beschikbaar gesteld. Er worden gezamenlijk prioriteiten benoemd, in combinatie met afrekenbare doelstellingen en een adequate monitoring van de voortgang. In het kader van de gesprekken die met de grote steden worden gevoerd, wordt aandacht besteed aan de veiligheid op wijk- en buurtniveau. Mogelijk kan deze totaalaanpak op termijn worden opgeschaald naar de stedelijke regio’s.” Samenwerken aan de kracht van de stad: uitwerking grotestedenbeleid van Balkenende-II Ook de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing trekt de lijnen door van het stedenbeleid van vorige kabinetten, dat blijkt uit het beleidskader GSB-III dat binnenkort naar de Tweede Kamer wordt gestuurd en als concept circuleert. Uitgangspunten voor het GSB-III zijn vermindering van bureaucratie, sturen op resultaten, ruimte voor maatwerk en eigen keuzes voor de stad, transparantie van beleid en integraliteit. Het beleidskader GSB-III voegt aan de tot dusver gebruikelijke pijlers (fysiek, economie, sociaal) twee thema's toe: veiligheid en integratie. Bij elk van de pijlers hoort een serie doelstellingen. Voor de uitvoering van de MOP’s van de G30 - onze B5 maken daar deel van uit - komt er waarschijnlijk een zogenaamde "Brede doeluitkering" beschikbaar waarin financiële regelingen worden gebundeld. 2/9 2. Samenwerking van de Provincie met de vijf grote steden in deze bestuursperiode Uitgangspunten Ook de komende jaren wil de provincie een bijdrage leveren aan de uitvoering van de meerjarenontwikkelingsprogramma’s van de afzonderlijke steden én aan de ontwikkeling van het stedelijk netwerk BrabantStad waarin de B5 samen optrekken. De provinciale bijdrage gaat in principe over alle bestuursinstrumenten: beleid, beleidsruimte, regelgeving, expertise, communicatiekracht maar uiteraard ook over (co)financiering van programmaonderdelen of specifieke projecten. De provincie hanteert daarbij de volgende uitgangspunten: we richten ons op alle pijlers van het stedenbeleid, zoals ook door het rijk zijn gedefinieerd: fysiek, economie & werk, sociaal, integratie en veiligheid; speciale aandacht willen we besteden aan de relatie tussen de centrumstad en de omliggende gemeenten c.q. de stedelijke regio; een provinciale bijdrage – of dat nou extra geld is of een andere inspanning - moet er toe doen, moet als het ware het verschil maken; met de inspanningen – zowel financieel alsook anderszins – wordt mede bereikt dat de provinciale bestuurslaag beter zichtbaar wordt. Vormen van samenwerking Met deze uitgangspunten in het achterhoofd, werken GS deze bestuursperiode op verschillende manieren samen met de vijf grote steden: 1. Samenwerking in het kader van het stedelijk netwerk BrabantStad, met het accent op ruimtelijk-economisch beleid en externe profilering. 2. Versteviging van het bestuurlijk netwerk met de B5, via bestuurlijk overleg op allerlei beleidsterreinen en door ambtelijke expertise uit te wisselen tussen de zes organisaties. 3. Continueren van de financiële bijdrage (6,4 miljoen) aan de MOP’s van de vijf grote steden, met een focus op het thema (sociale) veiligheid. 4. Organiseren van accountmanagement per stad met de intentie om over de volle breedte van het beleid samen te werken en stedelijke projecten te ondersteunen uit reguliere provinciale middelen. 5. Bevorderen van de samenwerking tussen centrumsteden en gemeenten in de stedelijke regio’s, onder meer met het oog op samenloop met streekplanuitwerkingen en verstedelijkingsafspraken. 2.1 BrabantStad BrabantStad is de samenwerking van de B5 en de Provincie, die als doel heeft een stedelijk netwerk te gaan vormen en Brabant nadrukkelijk op de Europese kaart te zetten als toonaangevende kennisregio. Stedelijke netwerken zijn onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland zoals opgenomen in de Nota Ruimte. Basis voor de samenwerking is het Programma BrabantStad. Dat programma gaat over de ruimtelijkeconomische infrastructuur met inbegrip van het OV-netwerk, over topvoorzieningen, de groene mal (waaronder nationaal landschap Het Groene Woud) en over 3/9 innovatiebeleid. Een conceptprogramma voor de jaren 2004-2008 is op 30 januari jl. oriënterend besproken in de Commissie EMG. 2.2 Bestuurlijk netwerk met de B5 B5-dinsdagen De samenwerking tussen Provincie en de B5 strekt zich uit over vele beleidsterreinen. Er functioneren op dit moment ambtelijke en bestuurlijke overleggremia op het terrein van ruimtelijke ordening, verkeer & vervoer, economische zaken, sociaal beleid en cultuurbeleid. Verder overleggen burgemeesters en CvdK over hun specifieke taken, onder meer op het terrein van de veiligheid. Met ingang van 2004 wordt alle bestuurlijke B5-overleggen geconcentreerd op vaste dinsdagen (tweemaandelijks). Idee daarachter is primair vereenvoudiging van de overlegstructuur, maar ook betere aansluiting tussen de vakgebieden en betere aantakking van de gezamenlijke belangenbehartiging. Uiteraard dragen de B5-dinsdagen bij aan versteviging van het netwerk van bestuurders van B5 en provincie. Ambtelijke expertise uitwisselen Een belangrijk winstpunt van het grotestedenbeleid is het delen van kennis en ervaringen en de verspreiding van "best-practices". Een andere verworvenheid van het grotestedenbeleid is de intensivering van de contacten tussen grote steden, provincie en rijksoverheid en daarmee de bekendheid met elkaars problemen, elkaars instrumenten en elkaars manier van werken. We willen de samenwerking tussen grote steden en provincie de komende jaren verder ontwikkelen via uitwisseling van ambtenaren. De provincie- en gemeentesecretarissen vervullen daarbij een initiërende rol. 2.3 Ondersteunen projecten (sociale) veiligheid van de B5 Financiële bijdrage aan de MOP's van de B5 Net zoals in de afgelopen collegeperiode, willen GS in de jaren 2003-2007 bijdragen aan de Meerjarenontwikkelingsprogramma's (MOP's) van de B5. Daarvoor is door PS een bedrag beschikbaar gesteld van ca. 6,4 miljoen euro voor 4 jaar. We zijn voornemens daarbij - net zoals in het verleden - een verdeelsleutel te hanteren die gebaseerd is op het inwoneraantal (zie bijlage 1). Focus op één thema: sociale veiligheid De provinciale bijdrage is substantieel (1 á 1,5 miljoen per stad), maar tegelijk beperkt ten opzichte van de rijksbijdrage in het kader van het GSB die oploopt tot tientallen miljoenen. Daarom bestaat zowel aan onze kant als bij de B5 de behoefte om de inzet van provinciale middelen te focussen op één thema. Dat voorkomt versnippering en vergroot de herkenbaarheid van het provinciale aandeel. Na uitvoerig overleg met de B5 is gekozen voor het thema "sociale veiligheid". Argumentatie: 4/9 veiligheid is een maatschappelijk en politiek actueel thema waarbij nog veel te winnen is; een veilig imago van een stad of van een regio is een kernkwaliteit en van belang voor (internationale) investeerders; de bevoegdheden van steden en provincie inzake (sociale) veiligheid kunnen elkaar versterken; het thema sluit goed aan bij prioriteiten binnen het rijks-GSB Vervolgaanpak. De B5-steden worden uitgenodigd om vóór het zomerreces één of meerdere projecten in te dienen die bijdragen aan versterking van de (sociale) veiligheid in de centra, de wijken of op bedrijventerreinen. Projecten maken deel uit van het MOP of zijn anderszins herleidbaar tot het gemeentelijk beleid (b.v. de programmabegroting). Projecten zijn innovatief en hebben een voorbeeldwerking. De steden houden rekening met het maximaal beschikbare bedrag in het kader van de provinciale GSB-regeling. Aanvullend wordt door de provincie een inventarisatie uitgevoerd naar "best practices sociale veiligheidsaanpak" in Brabant en in Nederland. Deze inventarisatie wordt gebruikt als referentiekader om na het zomerreces - in dialoog tussen GS en B&W - de door de steden ingediende projecten te beoordelen. Het gaat er hier niet om dat de provincie bepaalt wat goed is voor de stad, wel om te bevorderen dat er een Brabants veiligheidsbeleid ontstaat met een eigen gezicht. Zo beschouwen GS het idee van "veiligheidshuizen" waarmee Tilburg en Eindhoven momenteel experimenteren, als een kansrijk concept. Het is de bedoeling om dit najaar met elk van de steden afspraken vast te leggen over de besteding van de provinciale GSB-bijdrage en de verantwoording van de resultaten. De wijze waarop dat gebeurt, is maatwerk per stad. Relatie met het Brabantbrede veiligheidsbeleid Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 7 november 2003 is een motie van de VVD over Veiligheid aangenomen. Het College bereidt nu een Integraal Programma Veiligheid voor. Dat programma beslaat enerzijds de milieuveiligheid en rampenbeheersing, anderzijds de sociale veiligheid provinciebreed. Het (sociale) veiligheidsbeleid voor de B5 zal een prominent onderdeel zijn van het totaalprogramma. De staten worden hierover separaat geïnformeerd. Hier bestaat derhalve een duidelijke relatie met het grotestedenbeleid, dat zich op (sociale) veiligheid focust. Gedeputeerde Hoes heeft tijdens de behandeling van de motie in Provinciale Staten aangegeven dat het College van GS eventueel komt met een aanvullende claim voor (sociale) veiligheid, onder meer voor de grote steden. Gedeputeerde Staten hebben inmiddels in het kader van bespreking van het Beleidskader Jeugd 2004-2007” de intentie uitgesproken om extra financiële middelen in te zetten voor veiligheidsbeleid, inclusief de zogenaamde “veiligheidshuizenproblematiek”. Deze intentie bestaat er ook als het gaat om andere beleidsvelden. 2.4 Samenwerkingsagenda’s met elk van de vijf grote steden 5/9 GS willen met de vijf grote steden tot samenwerkingsagenda's komen. In principe over de volle breedte van het beleid, maar dan wel beperkt tot die projecten waarbij het provinciaal bestuur écht iets voor de stad kan betekenen. Dat betreft logischerwijs niet meer dan een handvol onderwerpen. Dit is onze invulling van de passage over "vitaliteitsplannen" uit het bestuursakkoord 2003-2007. Duidelijk mag zijn dat de samenwerkingsagenda's naar aard geen planfiguur zijn, maar veel meer de notificatie van onderling gemaakte afspraken, gerelateerd aan de MOP’s of de gemeentelijke programmabegroting. De samenwerkingsagenda's zijn opmaat voor een vorm van "accountmanagement" die vanuit de provincie voor elk van de steden georganiseerd zal gaan worden. De precieze invulling van dat accountmanagement wordt nader vorm gegeven binnen de ambtelijke organisatie. Verplichte nummers op de samenwerkingsagenda's De inhoud van de gezamenlijke "samenwerkingsagenda's" van provincie en elk van de vijf steden is maatwerk. Dit zijn onderwerpen die in ieder geval aan de orde moeten komen: afspraken over sociale veiligheid en de besteding van de provinciale GSB-bijdrage; afspraken over majeure projecten in het kader van het stedelijk netwerk BrabantStad, voorzover ze de desbetreffende stad rechtstreeks aangaan; afspraken over andere relevante onderwerpen, b.v. in het kader van de streekplanuitwerking of de woningbouwopgave; afspraken over de wijze waarop de centrumstad voor afstemming zorgt binnen de stedelijke regio en welke rol daarin de provincie kan vervullen, ook in verband met het maken van afspraken met gemeenten uit de stedelijke regio’s voor het leveren van bijdragen aan de problematiek uit de centrumstad. Ruimte binnen de reguliere begroting voor de B5 Naast de provinciale bijdrage aan de veiligheidsprojecten van de B5 (6,4 miljoen) is de provincie bereid zich ook deze bestuursperiode weer in te spannen om andere onderdelen van de MOP's en majeure projecten die belangrijk zijn voor het stedelijk netwerk financieel te ondersteunen vanuit de reguliere begroting. Anders dan bij de GSB-bijdrage wordt hier niet gekozen voor een verdeelsleutel vooraf. De kwaliteit van de projecten is bepalend. Op basis van een quick scan die in het verlengde van de financiële uitwerking van het bestuursakkoord 2003 - 2007 is uitgevoerd (waarbij extra financiële middelen zijn verdeeld), kan worden aangenomen dat – inclusief de reeds eerder in de provinciale begroting gereserveerde middelen voor de stedelijke tangenten – naar schatting 130 à 150 miljoen euro naar de vijf grote steden zal gaan. In de loop van dit jaar, parallel aan het opstellen van de verschillende samenwerkingsagenda’s, zal meer inzicht ontstaan over de totale financiële middelen – zoals in de reguliere begroting zijn opgenomen – die door de provincie ter beschikking worden gesteld voor de 5 grote steden. 2.5 Bevorderen regionale samenwerking 6/9 Het is nog niet duidelijk of de Provincie van rijkswege een rol krijgt in de toetsing van de nieuwe generatie MOP's (of het equivalent daarvan). Waarschijnlijk is die rol beperkt. Alleen op het vlak van de regionale afstemming ziet de provincie voor zichzelf een stimulerende rol weggelegd. De Provincie gaat er van uit dat de MOP's op zorgvuldige wijze worden gecommuniceerd met de gemeenten binnen de stedelijke regio en dat de inhoud congruent is met b.v. de streekplanuitwerking en verstedelijkingsafspraken. Een dergelijk afstemmingsmoment geeft tevens ruimte om de problematiek van de centrumstad te bekijken met de omliggende gemeenten. Los van een eventuele formele provinciale rol op dit vlak (Beleidskader GSB-III) zullen Gedeputeerde Staten de voortgang in regionale samenwerking via het bestuurlijk overleg met de B&W's van de B5 aankaarten. Gedeputeerde Staten veronderstellen dat de gemeenten in hun jaarverslagen bij de MOP’s – of anderszins – zullen aangeven hoe zij invulling hebben gegeven aan de afstemming in hun regionale afstemming. 3. Relatie tussen het grotestedenbeleid en de samenwerking met andere gemeenten GS kiezen ervoor het stedenbeleid te concentreren op de vijf grootste steden. Dat zijn tegelijk de Brabantse steden die meedoen in het GSB van het rijk én het zijn de hoekpunten van het nationaal stedelijk netwerk BrabantStad in de Nota Ruimte. De B5 hebben dus een streepje voor, maar dat wil niet zeggen dat de middelgrote steden ("de M5") en de andere gemeenten buiten spel staan. De M5 en andere gemeenten worden bediend via het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Dat zijn rijksmiddelen die via de provincie worden weggezet. Het nieuwe ISV-programma wordt binnenkort aan de Commissie CZW. toegezonden. Daarnaast bevorderen GS dat ook buiten het netwerk van de B5 c.q. buiten BrabantStad vormen van intergemeentelijke samenwerking ontstaan. De samenwerking van Roosendaal en Bergen-op-Zoom is een goed voorbeeld van een regionaal netwerk in West-Brabant. Daarnaast zien Gedeputeerde Staten het uit te werken veiligheidsbeleid binnen de 5 grote steden ook als uitgangspunt voor het vormgeven van het veiligheidsbeleid binnen de M5 en andere gemeenten binnen de provincie. 4. Wijze waarop de Staten zullen worden betrokken bij het grotestedenbeleid GS stellen het volgende voor: behandeling van het Programma BrabantStad in PS in het voorjaar van 2004 jaarlijkse toezending van een verslag BrabantStad aan de commissie EMG, evenals regelmatige verspreiding van een nieuwsbrief over de voortgang van het programma; een tussenrapportage over de invulling van de provinciale bijdrage aan veiligheidsprojecten van de B5 die voorzien is voor het einde van 2004; 7/9 5. een tussenrapportage over het functioneren van samenwerkingsagenda's met de B5 en accountmanagement, te realiseren in de loop van 2005. Evaluatie In 2006 wordt de effectiviteit van het hiervoor geschetste provinciale aandeel in het grotestedenbeleid - BrabantStad, B5-overleg, ondersteuning veiligheidsprojecten en samenwerkingsagenda's - geëvalueerd ten behoeve van Provinciale Staten. 8/9 Bijlage 1: Verdeelsleutel provinciale bijdrage aan de MOP's / projecten (sociale) veiligheid van de B5 Steden Breda Eindhoven Helmond ’s-Hertogenbosch Tilburg Inwoneraantal* 163.459 204.773 82.871 130.502 197.000 Middelen 2004-2007 1.343.605 1.683.200 681.185 1.072.705 1.619.305 Totaal: 6.400.000 * bron inwoneraantal: Provinciale Almanak, Jaargang 2003, Provincie Noord-Brabant 9/9