Afsluiten van een convenant over het tijdelijk project betreffende de vervanging van korte afwezigheden. Deze mededeling en het model van convenant dat als bijlage wordt toegevoegd kwamen in samenspraak tussen het VVKBaO en COV tot stand. 1 Situering In CAO VII werd opgenomen dat regionale proeftuinen zouden worden georganiseerd om personeelsleden die minder dan 10 werkdagen afwezig zijn, te kunnen vervangen. Deze bepaling werd geconcretiseerd in hoofdstuk I van het besluit van de Vlaamse regering tot invoering van een tijdelijk project betreffende vervangingen van korte afwezigheden, bedrijfsstages en mentorschap. 2 Organisatie van de proeftuin De proeftuin wordt georganiseerd op het niveau van een scholengemeenschap of een samenwerkingsplatform. Het is dus ook op dat niveau dat beslist wordt om al dan niet tot de proeftuin toe te treden. Een samenwerkingsplatform bestaat uit een scholengemeenschap enerzijds en één of meerdere scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap anderzijds Het contingent vervangingseenheden1 die binnen de proeftuin de vervanging in korte afwezigheden mogelijk maakt, wordt toegekend aan de scholen die toetreden tot de proeftuin. Het contingent vervangingseenheden wordt samengelegd op niveau van de scholengemeenschap of het samenwerkingsplatform. Het kan enkel worden aangewend indien een convenant werd afgesloten. De scholengemeenschap of het samenwerkingsplatform zal het contingent beheren. Wij raden aan om over de wijze waarop het contingent beheerd wordt, afspraken te maken in het convenant. 3 Afsluiten van een convenant Als bijlage bezorgen wij u een model van convenant. Het model kan zowel door scholengemeenschappen als door een samenwerkingsplatform worden gehanteerd. De bepalingen specifiek voor een samenwerkingsplatform worden gecursiveerd weergegeven. De inhoud wordt hierna besproken. 1 In tegenstelling tot het besluit dat spreekt over een enveloppe vervangingseenheden, kozen wij voor de bewoording contingent vervangingseenheden. We willen zo verwarring met de andere (punten)enveloppe voor het beleids- en ondersteunend personeel vermijden. 3.1 Aard van de overeenkomst Een convenant is een overeenkomst tussen twee of meer partijen. Een overeenkomst is er van zodra alle partijen akkoord gaan. In principe is een geschrift niet noodzakelijk. Een geschrift is echter onontbeerlijk om ondubbelzinnig het akkoord te kunnen vaststellen. Een convenant tussen scholengemeenschap en vakbondsafgevaardigden verschilt inhoudelijk dus niet van een akkoord binnen het OCSG. 3.2 Partijen 3.2.1 Convenant binnen een scholengemeenschap Art. 3, § 2 van het besluit bepaalt dat het convenant moet worden afgesloten tussen schoolbesturen en één of meerdere vakorganisaties. Aangezien binnen de scholengemeenschap het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap (OCSG) het platform is waar schoolbesturen en vakorganisaties elkaar ontmoeten, lijkt het ons evident dat het convenant daar wordt onderhandeld en afgesloten. Een scholengemeenschap is echter niet van rechtswege bevoegd voor het afsluiten van een convenant. Het decreet laat toe dat aan de scholengemeenschap bijkomende bevoegdheden worden toegekend. Aangezien enkel een scholengemeenschap in zijn geheel, en dus geen individuele scholen, aan de proeftuin kan deelnemen, moet de beslissing tot deelname op het niveau van de scholengemeenschap worden genomen. Wij stellen voor om deze beslissing aan het bestuursorgaan van de scholengemeenschap (CASS) over te laten. Ons model is in die zin opgesteld. Dat betekent echter dat in de meeste gevallen de bevoegdheid om een convenant over de vervangingen van korte afwezigheden door de schoolbesturen aan de scholengemeenschap moet worden overgedragen. Deze delegatie kan zonder veel vormvereisten gebeuren. Binnen het OCSG zetelen de vakbondsafgevaardigden die namens hun vakorganisatie het convenant voor hun scholengemeenschap kunnen afsluiten. De bevoegdheid om over een convenant te onderhandelen en het vervolgens af te sluiten rust dus bij de lokale vertegenwoordigers van de vakorganisatie. 3.2.2 Convenant binnen een samenwerkingsplatform Wanneer een scholengemeenschap en een school die niet tot een scholengemeenschap behoort, bijvoorbeeld een school voor buitengewoon onderwijs, een samenwerkingsplatform oprichten om aan de proeftuin “vervangingen van korte afwezigheden” deel te nemen, wordt het schoolbestuur van die instelling ook partij. Het convenant wordt onderhandeld met en afgesloten tussen alle partijen. De vertegenwoordigers van de vakorganisatie die het convenant mee afsluiten, zullen erover waken dat zij zowel de belangen van de personeelsleden van de scholengemeenschap als de personeelsleden van de instelling die het convenant mee afsluit, waarborgen. De vakorganisatie blijft één partij. De bevoegdheid om over een convenant te onderhandelen en het vervolgens af te sluiten, rust bij de lokale vertegenwoordigers van de vakorganisatie. Het convenant wordt dus afgesloten tussen drie partijen. Dat betekent dat elk van deze partijen uitdrukkelijk akkoord moet gaan over toetreding, over de voorwaarden en ook over latere eventuele wijziging van de voorwaarden. Ook wanneer het convenant binnen een samenwerkingsplatform wordt afgesloten, lijkt het OCSG ons de geschikte plaats om dat te doen. De vertegenwoordiger(s) van het schoolbestuur van de instelling voor bijvoorbeeld buitengewoon onderwijs en eventueel vertegenwoordigers van het personeel van die instelling (de leden van het LOC of de vakbondsafgevaardigde van die instelling) worden ad hoc op de vergadering van het OCSG uitgenodigd. Er moet worden gewaakt over een evenwichtige verhouding tussen vertegenwoordigers van het personeel van de scholengemeenschap en het personeel van bijvoorbeeld de instelling voor buitengewoon onderwijs. Wanneer we verder in deze mededeling over OCSG spreken, gaan we ervan uit dat voor de convenanten die worden gesloten binnen een samenwerkingsplatform, onder OCSG van de uitgebreide samenstelling wordt uitgegaan. 3.3 Doelstellingen In het model van convenant werden de doelstellingen van de Vlaamse regering overgenomen. Scholengemeenschappen die bijkomende doelstellingen willen realiseren, kunnen die ook opnemen. 3.4 Beheer Ook al verplicht het besluit dit niet uitdrukkelijk, wij raden de scholengemeenschappen aan om in het convenant op te nemen hoe het contingent vervangingseenheden zal worden beheerd. Het bestuur van de scholengemeenschap duidt de beheerder aan. Het brengt de vertegenwoordigers van de vakorganisatie binnen het OCSG hiervan op de hoogte. De beheerder houdt een register bij waaruit blijkt in welke omstandigheden vervangingseenheden worden gebruikt, hoeveel er worden verbruikt, wat het saldo is, en voor hoeveel afwezigheden die in principe hadden kunnen vervangen worden, er geen vervanger gevonden werd. In het model van convenant wordt de naam van de beheerder of eventueel de functie van de persoon die als beheerder optreedt, vermeld. Wij stellen voor dat in het basisonderwijs het CASS (Comité van Afgevaardigden van het Schoolbestuur van de Scholengemeenschap) de directeur met een coördinerende functie binnen de scholengemeenschap als beheerder van het contingent vervangingseenheden aanduidt. Indien binnen de scholengemeenschap die functie niet werd ingevuld, kan een andere directeur worden aangeduid. In het geval van een samenwerkingsplatform stellen wij voor dat het CASS en het schoolbestuur van de instelling voor bijvoorbeeld buitengewoon onderwijs in samenspraak de beheerder van het contingent aanduiden. In elk geval blijft elk schoolbestuur verantwoordelijk voor de aanstelling van zijn eigen personeelsleden. Enkel voor de mogelijkheid om een afwezigheid al dan niet te vervangen, worden criteria afgesproken. Wie in die vervanging wordt aangesteld, behoort tot de autonomie van het schoolbestuur, dat uiteraard de reglementaire bepalingen terzake naleeft. We denken hier in de eerste plaats aan het decreet rechtspositie en aan mogelijke afspraken die binnen de scholengemeenschap gemaakt werden ten aanzien van het personeelsbeleid. 3.5 Criteria Binnen het OCSG moeten afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de vervangingseenheden worden aangewend. De criteria voor de aanwending moeten worden opgenomen in het convenant. Het is de bedoeling dat op basis van de afgesproken criteria bij elke korte afwezigheid kan worden bepaald of al dan niet kan worden vervangen. Hieronder stellen wij een aantal principes voor die bij de bespreking van het convenant als uitgangspunt kunnen worden gebruikt. Het opstellen van deze criteria kan een moeilijke evenwichtsoefening worden. De middelen zijn immers beperkt en eenmaal het contingent is uitgeput, kunnen geen korte afwezigheden meer worden vervangen. Anderzijds kunnen de niet verbruikte vervangingseenheden niet worden overgedragen naar het volgende schooljaar. Wij stellen voor om de criteria te koppelen aan de te vervangen afwezigheid. De duur en de aard van de afwezigheid en het ambt van het personeelslid dat in aanmerking komt voor een vervanging, kunnen objectieve criteria leveren. Hierna leveren wij een aantal voorbeelden die kunnen aanzetten tot reflectie over de aanwending van het contingent. Wij raden ten stelligste af om bij het opstellen van de criteria het principe van de 'juste retour' toe te passen. Het toekennen van een aantal vervangingseenheden aan een school in functie van het aantal leerlingen lijkt ons in strijd met de doelstelling van de proeftijd wat betreft het 'flexibel personeelsbeleid op niveau van de scholengemeenschap. Er kan ook een combinatie van criteria moet worden toegepast. 3.5.1 De duur van de afwezigheid. Aangezien de enveloppe vervangingseenheden beperkt is, zal de scholengemeenschap vooral op dat punt een keuze moeten maken. Het criterium van de duur zal in vele gevallen aan een ander criterium gekoppeld moeten worden. Let op : vervangingen van afwezigheden van minder dan een halve dag zijn niet mogelijk. Bijvoorbeeld: Een afwezigheid wordt pas vervangen van zodra zij meer dan 3 werkdagen duurt. Bijvoorbeeld: Indien bij de opvolging van de aanwending in het OCSG in de maand mei blijkt dat er nog vervangingseenheden in de enveloppe zitten, wordt elke afwezigheid van meer dan 1 werkdag vervangen. 3.5.2 De aard van de afwezigheid De scholengemeenschap kan ervoor kiezen om bepaalde afwezigheden wel en andere niet te vervangen. Dat criterium kan een middel zijn om bepaalde projecten op niveau van de scholengemeenschap te ondersteunen. Het maakt het ook mogelijk om rekening te houden met de voorzienbaarheid van de vervanging en het comfort van de leerlingen. Mogelijke afwezigheden die vervangen kunnen worden: Nascholing die kadert in het nascholingsplan en die meerdere (al dan niet opeenvolgende) dagen duren Omstandigheidsverlof, uitgezonderd het verlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote Ziekteverlof van minder dan 10 kalenderdagen Profylactisch verlof Arbeidsongeval Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden Vakbondsverlof …. De scholengemeenschap of het samenwerkingsplatform kan ervoor opteren om voor voorziene afwezigheden, een voorafname op het contingent vervangingseenheden te doen. 3.5.3 Het te vervangen ambt Decretaal is voorzien wat onder vervanging van korte afwezigheden wordt verstaan: de afwezigheden van het onderwijzend personeel waarvoor op basis van de geldende regelgeving geen vervanger kan worden gesubsidieerd. Met onderwijzend personeel in het basisonderwijs wordt bedoeld de ambten van onderwijzer (+ ASV) kleuteronderwijzer (+ASV) leermeester lichamelijke opvoeding, leermeester algemene en sociale vorming :specialiteit lichamelijke opvoeding, leermeester algemene en sociale vorming: specialiteit compensatietechniek-braille in type 6, leermeester godsdienst (+ASV), Is het zinvol om alle ambten te vervangen of maken we hierin een keuze? Personeelsleden kunnen ook binnen de ambten van het onderwijzend personeel verschillende opdrachten krijgen die niet noodzakelijk opdrachten zijn die op klasgroepniveau worden uitgevoerd. De noodzaak tot vervanging zal groter zijn naar gelang het personeelslid gedurende meer lestijden een (grotere) groep leerlingen begeleidt. Bijvoorbeeld: Wij opteren ervoor om enkel het onderwijzend personeel dat minimum 11/22 of 12/24 voor een klasgroep staat te vervangen in het kader van de korte vervangingen. 3.6 Afspraken over de opvolging van de aanwending Volgens het besluit moeten in het convenant afspraken worden opgenomen over de opvolging van de aanwending van de vervangingseenheden. Het OCSG wordt op de hoogte gehouden van het verbruik van de punten. 3.7 Evaluatie Na afloop zal de proeftuin moeten worden geëvalueerd binnen het OCSG. De deelnemende scholengemeenschap zal op dat ogenblik moeten nagaan of zij de doelstellingen van de proeftuin (opgenomen in punt 4 van het convenant) bereikte. Er zal m.a.w. moeten worden getoetst of de werkdruk van de leerkrachten verminderd is, of het comfort van de leerlingen verbeterd is, of het mogelijk is om op basis van de afspraken in het convenant een beleid te voeren dat tegemoet komt aan eigen noden en prioriteiten, of de toegekende middelen voldoende waren om de doelstellingen te bereiken,… Daartoe wordt door de beheerder van het contingent een register bijgehouden. Dat register bevat de gegevens die een evaluatie mogelijk moet maken. Elke afwezigheid die in aanmerking komt voor een vervanging via het contingent wordt hierin dus opgenomen. De duur en de reden van de afwezigheid worden vermeld, net als het aantal vervangingseenheden dat hiervoor moest worden aangewend. Ook indien geen vervanger werd gevonden, wordt de afwezigheid vermeld én wordt opgenomen dat geen geschikte vervanger gevonden werd. Wij raden aan om voor het huidige schooljaar volop te testen of de afgesproken criteria tot een goed beleid leiden. Zelfs wanneer blijkt dat het contingent op sommige ogenblikken zeer snel slinkt, is het goed om aan de eigen gestelde criteria vast te houden. Alleen zo kunnen de criteria werkelijk geëvalueerd worden. Wij stellen wel voor om op het einde van het schooljaar binnen het OCSG een interne evaluatie te houden. Als op dat ogenblik blijkt dat de criteria niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, kunnen de partijen de criteria aanpassen. De partijen kunnen op dat ogenblik ook de afspraken over de opvolging van de aanwending aanpassen indien zij van oordeel zijn dat ze op basis hiervan de doelstellingen beter kunnen bereiken. Wij willen er hier nogmaals op wijzen dat een wijziging van de criteria alleen maar mogelijk is indien alle partijen hiermee akkoord gaan. De criteria zijn immers opgenomen in het convenant en een overeenkomst niet door één partij eenzijdig gewijzigd worden. 3.8 Duur Het besluit legt de duur van het convenant niet vast. Aangezien de proeftuin tot het einde van het schooljaar 2006-2007 en een convenant een noodzakelijke voorwaarde is om aan de proeftuin te kunnen deelnemen, stellen wij voor om ook het convenant voor die duur af te sluiten. Indien de evaluatie 2of gewijzigde omstandigheden het nodig maken het convenant te wijzigen, dan is dit steeds mogelijk. Uiteraard is een wijziging enkel mogelijk met akkoord van alle partijen. 2 Zie punt 3.7 van deze mededeling.