VERSLAG VAN HET COLLOQUIUM 16 november 2010 Vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld : HOE DE SLACHTOFFERS BESCHERMEN? WELKE SAMENWERKING TUSSEN PROFESSIONALS? De inhoud van de in dit werk opgetekende uitspraken verbindt enkel de auteurs ervan. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 INHOUDSOPGAVE Dankwoord.............................................................................................................................3 Inleiding.................................................................................................................................4 1. Opening van het colloquium...................................................................................................6 • Isabelle Thiry...................................................................................................................6 • Inleiding door Christine Flamand.........................................................................................8 2. Contextualisering van de diverse problemen............................................................................ 10 • Khadiatou Diallo............................................................................................................. 10 • Karima Safia.................................................................................................................. 12 • Amandine De Cannière.................................................................................................... 18 3. Gedwongen huwelijken: gendergerelateerde normconflicten - tussen traditie en moderniteit........... 24 • Pascale Jamoulle 4. Welke rol speelt cultuur bij vrouwelijke genitale verminking? ..................................................... 35 • Philippe Woitchik 5. Rondetafelgesprek “Vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijken, zogenaamde eergerelateerde misdrijven en het recht op asiel” ................................................... 38 • Valentine Audate............................................................................................................ 38 • Marthe Verswijver.......................................................................................................... 42 • Christine Loudes............................................................................................................. 43 • Céline Verbrouck ...........................................................................................................49 6. Het beroepsgeheim: welke informatie wordt gedeeld?...............................................................54 • Patricia Jaspis 7. Rondetafelgesprek: Van preventie tot repressie: welke beschermingsmaatregelen? .........................60 • Bernard De Vos..............................................................................................................60 • Paule Goldfischer............................................................................................................ 63 • Zahra Ali.......................................................................................................................66 • Fatma Arikoglu...............................................................................................................68 8. Vooruitzichten en acties: overlegde strategieën ter bestrijding van genitale verminking ................. 70 • Myriam Dieleman 9. Conclusies ........................................................................................................................ 77 • Benoit Van der Meerschen 10. Afsluiting van het colloquium ............................................................................................. 79 • Slotwoord door Bruno de Lille Bijlage I. Programma............................................................................................................... 82 Bijlage II. Lijst van de experten en sprekers ................................................................................84 Bijlage III. Lijst van de deelnemers/deelneemsters........................................................................ 85 1 2 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 DANKWOORD Dit colloquium is het resultaat van de samenwerking tussen de vzw Intact en de gewestelijke coördinatie inzake partner- en intrafamiliaal geweld van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onze dank gaat natuurlijk in de eerste plaats uit naar de vzw Intact die dit colloquium mee heeft georganiseerd. We willen ook alle deelnemers hartelijk danken en verder ook de sprekers en spreeksters, de animatoren en animatrices, de ervaringsdeskundigen en de professionals, de leden van het gewestelijk overlegplatform inzake partner- en intrafamiliaal geweld. Dankzij jullie is deze dag kunnen uitgroeien tot een succes en we zijn blij dat we deze akten kunnen publiceren zodat het colloquium en zijn inhoud niet worden vergeten. We willen ook onze dank betuigen aan de Directie Human Ressources en Gelijke Kansen en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen,Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheit en Ontwikkelingssamenwerking. De Staatssecretaris bevoegd voor Mobiliteit, Ambtenarenzaken, Gelijke Kansen en Administratieve Vereenvoudiging. 3 INLEIDING Sinds 2008 is er tussen de verschillende bevoegde ministers overleg geweest over de problematiek van geweld tegen vrouwen, zowel op federaal niveau als op het niveau van de deelstaten. Het Nationaal actieplan 2010-2014 gaat uit van een breder toepassingsgebied. Het viseert enerzijds het partnergeweld en anderzijds andere vormen van intrafamiliaal geweld. Onder die andere vormen vallen gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Omwille van het toegenomen aantal gevallen van vrouwelijke genitale verminking en “andere schadelijke traditionele praktijken” (gedwongen huwelijken, kindhuwelijken, eergerelateerd geweld, …) dat zich in België de afgelopen jaren voordoet en dat samenhangt met een toename van de migratiestromen, lijkt het noodzakelijk om alle actoren op het terrein op te roepen om samen het debat in België aan te zwengelen. Vrouwen en meisjes zijn zelf het slachtoffer van de verminkingen, maar ze zijn eveneens de groep die de praktijk in stand houdt. Ze hebben ook sterk te lijden onder gedwongen huwelijken. Iedereen is het er over eens dat zij de doelgroep van de preventieacties moeten zijn, maar wat is de juiste aanpak? De opdracht van de gewestelijke coördinatie is om - onder de voogdij van de minister-president en de staatssecretaris bevoegd voor Gelijke Kansen en in samenwerking met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen – de behoeften van de verschillende actoren die te maken hebben met partner- en intrafamiliaal geweld in kaart te brengen, de bevolking bewust te maken over deze problematiek, de zorg voor slachtoffers en de aanpak van daders te verbeteren, de actoren op het terrein te informeren en op te leiden en instrumenten te ontwikkelen voor toekomstige Brusselse professionals, … 4 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 De coördinatie beheert eveneens het gewestelijk overlegplatform dat Brusselse experts/ professionals uit verschillende sectoren (politie, justitie, opvangtehuizen, diensten voor gelijke kansen van de gemeenten, bemiddelingsdiensten, kantoren voor hulp aan slachtoffers, …) verenigt. In 2010 werd haar actieterrein uitgebreid naar intrafamiliaal geweld, meer in het bijzonder vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijken en zogenaamd eergerelateerd geweld. Het is in die context dat dit colloquium georganiseerd werd. Het voornaamste streefdoel van dit colloquium is om een juridisch antwoord te formuleren op de verschillende vragen over intrafamiliaal geweld en de Brusselse beroepskrachten hulpmiddelen aan te reiken voor begrip, opsporing en interventie op dit gebied. De vzw Intact werd opgericht in 2009. Ze wil dé referentie worden in juridische kwesties m.b.t. deze problematieken en hoopt nauw te kunnen samenwerken met een netwerk van nationale en internationale verenigingen en instellingen die in de sector actief zijn. Intact heeft in het kader van haar activiteiten vooral juridisch advies verstrekt aan particulieren en professionals en biedt een concrete tweedelijnsondersteuning aan professionals wanneer juridische stappen nodig blijken (opvolging van asielprocedures, doorverwijzing naar een gespecialiseerde advocaat, hulp bij het neerleggen van klacht, organisatie van bemiddelingspogingen, voorbeelden van brieven en contracten, gespecialiseerde rechtspraak). Intact streeft er ook naar om expertise te verwerven in actuele kwesties met het oog op het formuleren van concrete adviezen voor overheden die deze schadelijke “traditionele” praktijken in België willen voorkomen of doeltreffend bestraffen. 5 1. O PENING VAN HET COLLOQUIUM Openingsrede Isabelle Thiry Attaché bij het Kabinet van de minister-president, de heer Charles Picqué Dames en heren, Partner- en intrafamiliaal geweld in de vorm van genitale verminking bij vrouwen, gedwongen huwelijken en zogenaamd eergerelateerd geweld is een uitermate gevoelige problematiek, waarmee onze hedendaagse samenleving van zeer nabij te maken krijgt. De overheid moet dan ook haar verantwoordelijkheid opnemen om de integriteit van meisjes en vrouwen te beschermen en hun gelijk statuut kracht bij te zetten. Welke aanpak is hiervoor nodig? Wij beschikken uiteraard over wetten en structuren om deze vormen van geweld te voorkomen en te bestraffen. Het is echter van het grootste belang om inspanningen te blijven leveren op het vlak van voorlichting en vorming. In 2001 gaf Laurette ONKELINX, als minister van Gelijke Kansen, de aanzet tot het eerste Nationaal Actieplan ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. De doelstellingen van dit plan waren duidelijk: de bestrijding van iedere vorm van geweld, met prioritaire aandacht voor de bestrijding van geweld binnen partnerrelaties. Daarbij kwam het erop aan het optreden van alle betrokken overheidsinstanties te coördineren. Later lanceerde een interministeriële conferentie van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten, die op initiatief 6 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 van minister van Gelijke Kansen en Integratie Christian Dupont was samengeroepen, het Nationaal Actieplan tegen Partnergeweld 2004-2007. De verdienste van deze conferentie was dat ze een nauwkeurige definitie opleverde van het begrip partnergeweld. Zij bood ons een duidelijk kader voor de ontwikkeling van onze acties. Het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen speelde een vooraanstaande rol in de ontwikkeling en de concrete uitwerking van het Nationaal Actieplan; het evalueert het plan op regelmatige basis en coördineert het. Ik wens het Instituut hier daarom van harte te danken voor het werk dat het verricht. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft minister-president Charles PICQUÉ samen met de staatssecretaris voor Gelijke Kansen, Bruno DE LILLE, een gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld opgericht. Met het oog op een geïntegreerde aanpak was het noodzakelijk om een netwerk uit te bouwen waarin alle Brusselse operatoren konden worden samengebracht. Daarom hebben wij tevens een overlegplatform in het leven geroepen, waarin zowel de Brusselse professionals van politie en parket als van de sociale, psychosociale, medische en paramedische sector vertegenwoordigd zijn. Al snel bleek dat een goede voorlichting essentieel is, maar toch ontbrak er nog een praktisch instrument om de sector beter zichtbaar te maken en personen die erom verzoeken, makkelijker te kunnen doorverwijzen. Vandaag beschikken wij dan ook over een upto-date inventaris van de gewestelijke instan- ties die actief zijn op het vlak van partner- en intrafamiliaal geweld. Wij hebben ons eveneens toegelegd op opleidingen die inzicht helpen verwerven in geweldcycli en -mechanismen. Met professionele ondersteuning kwamen tweetalige opleidingsmodules tot stand die verstrekt worden aan de politieschool en andere sectoren. Uiteraard werden ook de gemeenten niet vergeten: jaarlijks wordt rond de thema’s gelijke kansen en partner- en intrafamiliaal geweld een projectoproep uitgeschreven om relevante initiatieven ter zake aan te moedigen. Naast de voortzetting van de initiatieven die ik u zonet heb beschreven, wordt momenteel een campagne rond geweldpreventie gericht op jongeren voorbereid. Tevens gaat bijzondere aandacht uit naar de transitopvangstructuren om tegemoet te komen aan de dringende noden. Tot slot is het tevens van groot belang colloquia in te richten, zoals het colloquium dat ons hier vandaag samenbrengt. Wij rekenen in sterke mate op uw expertise en uw getuigenissen. Graag willen wij de communicatie-inspanningen en de samenwerking voortzetten en alle krachten bundelen om geweld en in het bijzonder partnergeweld te blijven bestrijden. Dames en heren, Aragon zei ooit “Voor de mens is niets ooit echt verworven”. Voor vrouwen geldt dit des te meer.... Iedere gewonnen strijd wordt gevolgd door zovele andere! Dat is vandaag wel gebleken. Ik dank u voor uw aandacht. 7 Inleiding Christine Flamand Juriste, lid van de vzw “Intact” Namens de ploeg van de vzw Intact heet ik u van harte welkom op dit colloquium, gewijd aan de problematiek van schadelijke vormen van cultureel geweld tegen vrouwen: vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijk en zogenaamd eergelateerd geweld. Intact is een jonge vzw die een juridisch steunpunt biedt rond deze thematiek en wil juridische bijstand verlenen aan professionals of particulieren die met deze problematiek in aanraking komen. Sinds juli 2010 heeft de vzw fondsen ontvangen om dit project uit te bouwen. Intact werkt rond internationale bescherming van vrouwen die asiel vragen in België maar ook rond preventie van deze praktijken. Professionals zoals wij allemaal komen steeds meer in aanraking met deze vormen van geweld. Sinds kort beschikken we over cijfers rond het aantal vrouwen dat het slachtoffer wordt van dit geweld. Maar dit is nog maar een begin. Het thema dat we vandaag vooral willen benadrukken en uitdiepen is: hoe kunnen beroepskrachten het best samenwerken met het oog op de bescherming van mogelijke slachtoffers. Deze nieuwe vormen van geweld waarmee onze maatschappij wordt geconfronteerd, moeten we gezamenlijk aanpakken en iedereen is mee verantwoordelijk voor het uitbannen van dit geweld. We zijn ervan overtuigd dat een betere kennis van deze problematiek een betere benadering van deze kwestie zal bevorderen. Veel sectoren komen met de problematiek in aanraking: de gezondheidssector, jeugdhulp, vreemdelingenrecht en vluchtelingenrecht, strafrecht. Het feit dat zoveel actoren mogelijk zouden kunnen tussenkomen, moet ons doen nadenken over hoe we het best samenwerken, hoe we het best kunnen doorverwijzen zodat iedereen op een gepaste aanpak kan rekenen en de nodige begeleiding krijgt. 8 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Deze dag zal worden gevuld met belangrijke uiteenzettingen en we kunnen rekenen op experts om ons te begeleiden in deze studiedag; De voormiddag is vooral gewijd aan de socioculturele benadering van gedwongen huwelijken en VGV door twee experts, antropologen en etnopsychiater. Daarna zal er een rondetafel plaatsvinden over de verschillende aspecten van de internationale bescherming van de vrouwen: wie kan er bescherming krijgen en welke bescherming voor vrouwen en mannen die dit geweld ontvluchten omdat de Staat hen niet kan beschermen tegen dit geweld, ook al zijn er wetten voorhanden. De namiddag zal gewijd zijn aan de strafrechtelijke aspecten van deze vormen van geweld en de mogelijkheden om preventief op te treden. Er zal ook nadruk gelegd worden op de samenwerking tussen de verschillende actoren en de rol van het beroepsgeheim in dit kader. In de documentatiemap vindt u de verschillende internationale richtlijnen rond deze thema’s en ook een brochure rond het specifieke thema van het beroepsgeheim en de VGV, die vandaag eveneens aan bod zullen komen. Om te starten, luisteren we eerst naar drie belangrijke figuren van vzw’s die zich inzetten op het terrein en die deze problematiek aanpakken in de mate van hun mogelijkheden. Vooraleer hen het woord te geven, wil ik de gewestelijke coördinatie inzake partner- en intrafamiliaal geweld bedanken voor deze gezamenlijke organisatie. Ik wens jullie allemaal een leerrijke en interessante studiedag toe. 9 2. CONTEXTUALISERING VAN DE DIVERSE PROBLEMEN Khadiatou Diallo Voorzitter van GAMS België Genitale verminking bij vrouwen slaat op alle ingrepen die leiden tot een gedeeltelijke of volledige verwijdering van de externe geslachtsorganen van de vrouw of elke andere vorm van verminking van deze organen, die toegepast wordt om culturele of andere redenen en niet om therapeutische redenen (Wereldgezondheidsorganisatie, 1997). We spreken over besnijdenis als de clitoris weggesneden is (en een deel van of de volledige kleine schaamlippen). Dit is het geval bij 80% van de vormen van genitale verminking. We spreken over infibulatie als – nadat de clitoris en de kleine schaamlippen zijn weggesneden – de grote schaamlippen worden dichtgenaaid tot er enkel nog een klein gaatje overblijft waar urine en menstruatiebloed door kunnen. In meer dan 28 Afrikaanse landen worden meisjes nog altijd blootgesteld aan besnijdenis en infibulatie. Genitale verminking wordt hoofdzakelijk beoefend in Sub-Saharaans Afrika en op het Arabische schiereiland (Jemen, de Verenigde Arabische Emiraten, Oman). In mindere mate komt genitale verminking ook voor bij bepaalde groepen in het Midden-Oosten (Irak, Israël) en in Azië (Indië, Indonesië, Maleisië). In de betrokken Afrikaanse landen wordt de verminking uitgevoerd door oude vrouwen, traditionele vroedvrouwen of barbiers, en soms door artsen of verloskundigen met een medische opleiding, hoewel de Wereldgezondheidsorganisatie dit verbiedt. 10 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Er worden uiteenlopende redenen aangehaald om de meisjes te besnijden, bijvoorbeeld zaken als reinheid en maagdelijkheid, esthetische redenen of zelfs vruchtbaarheid in bepaalde landen. Nochtans zijn de gevolgen zeer ernstig. Mogelijke onmiddellijke gevolgen zijn een bloeding, infectie van de wonden, urineretentie. Mogelijke gevolgen op lange termijn zijn urineweginfecties, menstruatiepijn, cysten, abcessen. De meisjes lopen ook het risico om besmet te worden met het hiv-virus, ze kunnen een infectie aan de eileiders oplopen en onvruchtbaar worden. Genitale verminking kan een vrouw voor het leven tekenen. Het kind kan de traumatische ervaring op het moment van de ingreep zelf verdringen en er jaren later op verschillende manieren last van krijgen. Er bestaat in België een extraterritoriaal geldende wet tegen genitale verminking bij vrouwen, die alle vormen van vrouwelijke genitale verminking veroordeelt en bestraft: het verwijderen van de clitoris en infibulatie, of dat nu in België gebeurt of in het land van oorsprong. 11 Karima Safia Verantwoordelijke van de vzw « Insoumises et Dévoilées » Korte voorgeschiedenis van de vzw Na de publicatie van mijn boek “Insoumise et Dévoilée” (opstandig en ongesluierd), ontving ik honderden getuigenissen. Door deze getuigenissen besefte ik dat ik geen alleenstaand geval was en dus besloot ik om mijn vzw op te richten. Eerlijk gezegd kon ik me toen, twee jaar geleden, niet inbeelden dat gedwongen huwelijken en intrafamiliaal geweld verbonden aan archaïsche tradities nog steeds bestonden. Aanvankelijk kreeg ik enkel de steun en hulp van de heer J.F. Istasse. Ik wil hem daarvoor danken. Hoewel veel mensen met me sympathiseerden, stond ik er alleen voor en ik had me nooit kunnen voorstellen dat er zoveel gevallen zouden zijn in mijn gemeenschap. Personen belden me rechtstreeks op mijn gsm en ik wierp me enthousiast in de strijd zonder me af te vragen hoe het nu verder moest. Vervolgens groeide de vzw in België zo snel en sterk dat er steeds meer mensen die van ver of dichtbij te maken hadden gekregen met gedwongen huwelijken en intrafamiliaal geweld, zich bij me aansloten. Deze personen zetten zich elke dag samen met mij in om mensen te helpen en de uitdaging aan te gaan. 12 Ons doel Omdat wij opsluiting hebben gekend, mishandeling vanwege vastgeroeste tradities, omdat sommigen verplicht werden om zich te sluieren, streven we ernaar deze jonge meisjes en vrouwen, die dezelfde familiale en/ of sociale problemen ervaren, te ondersteunen, advies te geven en te helpen. De controle van de gemeenschap, de angst voor de familie, de vader, de broers, de ooms zijn steeds aanwezig in hun hoofd en vaak vergeten ze dat ze persoonlijke rechten hebben. Ons werk Valse medische attesten maakten zodanig veel indruk op me dat ik besloot om een minienquête uit te voeren. We selecteerden 10 willekeurige dokters in Verviers en vroegen per telefoon een medisch attest onder het voorwendsel dat ik moslima was en dat mijn kinderen niet konden meedoen aan de turnen zwemlessen. De eerste dokter vroeg me om mijn adres en stuurde me het attest zonder het kind te onderzoeken en zonder me om een honorarium te vragen. Zeven van de 10 geselecteerde dokters gaven me een attest dat mijn dochter voor één jaar vrijstelling gaf van de turn- en zwemlessen op school. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Van de 3 dokters die weigerden, was er één dokter van Marokkaanse oorsprong die me duidelijk maakte dat sport goed is voor het kind en dat er geen sprake van kon zijn dat hij aan mijn vraag tegemoet zou komen. Aanvankelijk wilden we samenwerken met opvangcentra voor mishandelde vrouwen. De meisjes wilden er na enkele dagen al weer weg. En we kwamen tot de conclusie dat deze meisjes geen sociale gevallen waren. Hun plaats was niet in een opvangcentrum. Hoewel ze trauma’s hadden opgelopen door gedwongen huwelijken en intrafamiliaal geweld, hechtten ze erg veel belang aan het familiale milieu waarin ze zich ontwikkelden. De familiale cocon bleef ondanks alles alomtegenwoordig. Dus besloten we om opvangfamilies te zoeken. Het werd een verpletterend succes en ondertussen zijn er 18 zulke families. Vandaag zijn er verspreid over België 184 gevallen. Op één mislukking na, is het een volledig succes en daar zijn we heel fier op. Dit succes hebben we ook te danken aan de politiediensten, de procureurs des Konings en het gerecht, maar vooral aan de moed van deze meisjes, die op een bepaald moment in hun leven, tegen de tradities in, het hebben aangedurfd om ons te bellen in een poging om te ontsnappen aan hun problemen. Dikwijls met gevaar voor eigen leven. Vandaag voelen deze meisjes zich niet langer schuldig; ze zijn volledig of bijna volledig financieel zelfstandig, volgen groepstherapie en willen in een land leven waar al hun vrijheden worden gerespecteerd en verworven zijn. 13 Onze acties Als Arabisch-islamitische vrouwen met een vergelijkbare levenservaring weten we uit ervaring dat het voor een jong moslimmeisje moeilijk is om alles achter te laten om te ontsnappen aan de dagelijkse kwellingen, of die nu fysiek of psychologisch van aard zijn. Hulp: Op eenvoudig verzoek van een schooldirecteur, een jong meisje of jonge vrouw in nood, een politiedienst, … ontmoeten we eerst de betrokken persoon om haar motieven en haar noden te kennen. Samen met haar overlopen we de mogelijke oplossingen. In ieder geval beslist zij of ze uiteindelijk haar familiale omgeving wil verlaten of terugkeren. Ze heeft altijd de vrije keuze. Het is dus van het grootste belang dat de meisjes en vrouwen omringd worden door bekwame personen die onze cultuur, ons onderwijssysteem en de problemen die worden ondervonden, kennen om ze zo goed mogelijk te begeleiden zodat ze hun eigen beslissingen in eer en geweten kunnen nemen, zonder schuldgevoel. Beetje bij beetje worden ze er zich van bewust dat ze slachtoffer zijn en dat hen zelf geen schuld treft. Onderdak: Wanneer een jong meisje beslist om haar familiale omgeving te verlaten, is het belangrijk om haar een nieuwe leefomgeving te bezorgen waarin ze zich op haar gemak en veilig voelt. We zorgen dus voor onderdak voor onze beschermelingen in een van onze opvanggezinnen. We werken ook zeer nauw samen met de politiediensten, de sociale actoren, psychologen, dokters, juristen, advocaten en in zeer specifieke gevallen met een imam, mevrouw Clérin (substituut van de procureur des Konings) en mevrouw Wilwerth (procureur des Konings). 14 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Voordrachten in scholen: Het is belangrijk om enerzijds jonge meisjes en jongens bewust te maken van de problematiek van het geweld waar jonge moslimmeisjes het slachtoffer van kunnen worden en anderzijds om onze acties kenbaar te maken en zo de hand te reiken aan jonge meisjes in nood. Op deze manier willen we er ook voor zorgen dat hun klasgenoten aandacht kunnen opbrengen voor het feit dat ze zich slecht in hun vel voelen Voordrachten voor volwassenen: Vaak jaagt de islam angst aan omdat de koranverzen door sommigen worden verdraaid. We vinden het belangrijk om aan de bevolking onze kijk op de islam uit de doeken te doen, uit te leggen wat er in de teksten staat zodat iedereen elkaar begrijpt. Deelname aan debatten: We nemen met volle overtuiging deel aan debatten om onze acties kenbaar te maken. Wat is ons werkveld? Het hele Belgische grondgebied, soms ook daarbuiten. Onze volgende uitdagingen ·· Vanuit dezelfde invalshoek en overtuiging zoals die boven werd geschetst, verder werken. ·· Nauw samenwerken met alle personen en diensten die het lot van deze jonge meisjes willen verbeteren. ·· Onze gemeenschap bewust maken van het feit dat er zaken moeten veranderen. ·· Ons eigen opvangtehuis hebben. Daarin zouden we enkel onze meisjes opvangen. We beloven aan onze meisjes dat we er zullen geraken, we blijven om uw hulp vragen, en werken verder met volharding. 15 Dankzij de inzet van de verantwoordelijken van de vereniging en haar vrijwilligers kunnen we u vandaag met veel plezier ons groene nummer aankondigen: 0800 23 243 Sommigen zullen zeggen: “Waarom een groen nummer?” Het was iets dat we al langer wilden. Dankzij ons doorzettingsvermogen is de lancering van het groene nummer vandaag een feit. Maar vooral: ·· Veel personen kunnen ons niet bereiken omdat ze niet genoeg geld hebben. ·· Veel jonge meisjes en vrouwen worden inde gaten gehouden en hebben geen gsm of toegang tot het internet. ·· Eén enkel nummer voor de vzw terwijl er vroeger een was voor Brussel en omgeving en een ander voor Verviers en omgeving. ·· Het nummer is gemakkelijk te onthouden. ·· Dit unieke nummer zal worden uitgehangen in scholen, ziekenhuizen, commissariaten, bemiddelingscentra, enz. … Omdat ze weten dat het vandaag mogelijk is, zullen ze niet meer aarzelen om te bellen. We gaan de uitdaging aan om van dit unieke Belgische nummer een Europees nummer te maken. Dit gezegd zijnde, willen we u meedelen dat onze grote blijdschap om dit groene nummer enigszins vergald wordt omdat bepaalde personen uit de politieke wereld vandaag proberen om munt te slaan uit wat wij beschouwen als de essentie van onze strijd: de menselijkheid en familiale warmte die onze meisjes hervinden bij onze vzw! We veroordelen deze laaghartige politieke daden met klem, temeer omdat onze vzw zich politiek ongebonden opstelt. We zijn zeer verheugd om vast te stellen dat wat wij al bijna twee jaar aanklagen, meer bepaald de problematiek van gedwongen huwelijken en intrafamiliaal geweld, de lijdensweg van deze meisjes, hun angsten, nu eindelijk de aandacht heeft getrokken van die politici. En OH HOE WONDERLIJK, er zou zelfs al een proefproject op touw zijn gezet!!! Dames en heren, vergeet alstublieft niet 16 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 dat wij de problematiek hebben aangeklaagd met gevaar voor eigen leven, dat een deel van onze gemeenschap en onze familie ons helemaal verstoten heeft. U heeft beslist om ons na te apen en eenzelfde structuur op poten te zetten als de onze. Terwijl wij ons elke dag inzetten voor deze meisjes, terwijl we voor alles zorgen, terwijl we werken zonder echte financiële middelen, kopieert u ons project zonder u daar vragen bij te stellen. We hebben u een taboe-onderwerp op een gouden schaal aangeboden en u maakt er schaamteloos misbruik van, ten koste van onze meisjes. Die meisjes die wij zelf weer in de maatschappij hebben opgenomen. We hopen in ieder geval met deze persconferentie duidelijk te maken aan deze personen dat ze zich vergissen. We willen protest aantekenen en u erop wijzen dat het verderfelijk en oneerlijk is om een zaak die gedurende drie generaties taboe is gebleven, nu te proberen recupereren en te politiseren. Wij werken vanuit onze emoties, ons buikgevoel en laten pas los wanneer onze meisjes helemaal hun plaats hebben gevonden. Aan alle meisjes die onze vzw nodig hadden, aan alle meisjes die ons nodig zullen hebben, beloven we plechtig dat we onze manier van werken nooit zullen veranderen.wij zullen hen altijd voorrang geven op de politieke klasse. Enkel hun welzijn interesseert ons. Zien hoe ze hun leven weer opbouwen, hoe ze evolueren, zich emanciperen, zonder schuldgevoel, met geheven hoofd en zonder angst, dat is voor ons het mooiste geschenk. Elke keer weer duiken wij in ons verleden en herbeleven samen met de meisjes en vrouwen die lijdensweg. Dames en heren, wij staan pal voor onze vzw en zonder in herhaling te willen vallen zou ik willen stellen dat onze vzw Insoumise et Devoilée concreet werk levert en zich politiek totaal ongebonden weet. We willen meer in het bijzonder alle vrijwilligers danken voor hun steun, om aan onze zijde te staan en die zich tot geen enkele partij bekennen. Vanuit de grond van mijn hart, duizendmaal dank. 17 Amandine De Cannière Gemeentelijke dienst voor slachtofferhulp van SintJans-Molenbeek, lid van het “Réseau Mariage et Migration” Om de problematiek van de gedwongen huwelijken goed te begrijpen, moeten we deze presentatie beginnen met de contextualisering van de problematiek. Daarna zal ik enkele cijfergegevens aanhalen en het bestaande wettelijke kader bespreken. Tot slot zal ik het Réseau Mariage et Migration voorstellen en de basisprincipes en doelstellingen van het netwerk. Contextualisering van de problematiek Waarom spreken we over het huwelijk in een migratiecontext? Het huwelijk is een instituut dat ons allen aangaat en dat veel maatschappelijk debat uitlokt. Het huwelijk als instelling weerspiegelt de waarden die uitgedragen worden in een samenleving door de verschillende gemeenschappen die er deel van uitmaken en door de individuen die deel uitmaken van die gemeenschappen. Het huwelijk is bepalend voor een individuele en collectieve identiteit, en wordt op zijn beurt bepaald door die identiteiten. De migratiecontext op zich is over het algemeen erg destabiliserend. Mensen die geconfronteerd worden met migratie kunnen daardoor kwetsbaar worden. Migratie kan leiden tot een identiteitscrisis (verandering van het referentiekader, of dat nu is op geografisch vlak of op sociaaleconomisch, milieu-, cultureel of zelfs religieus vlak, enz.). 18 Een huwelijk op zich brengt heel wat problemen met zich mee. Als daarbij ook nog een migratie gelinkt aan het huwelijk komt, nemen de risicofactoren alleen maar toe. In die migratiecontext, en geconfronteerd met een risico op een gedwongen huwelijk, worden jonge meisjes of mannen die geïmmigreerd zijn verscheurd tussen respect voor de traditie en moderniteit. Ze willen loyaal blijven ten opzichte van hun familie en hun gemeenschap, maar ze willen ook hun eigen projecten voortzetten. Ze proberen dus om strategieën te vinden die hen eigen zijn, maar komen heel vaak in een conflictsituatie terecht, die gepaard gaat met lijden en wanhoop. Enkele cijfers Er bestaan geen volledige en betrouwbare statistieken op Belgisch niveau, voor alle gemeenschappen samen, over de problematiek van het gedwongen huwelijk. Het is heel moeilijk om een cijfer te plakken op dit fenomeen, maar we kunnen wel met zekerheid zeggen dat deze praktijk lang geen randverschijnsel is. Er is wel universitair onderzoek naar verricht, zodat we een idee hebben van de omvang van deze praktijk. Maar die cijfergegevens liggen waarschijnlijk onder de werkelijke cijfers. Zo heeft de VUB in 1999 een studie uitgevoerd. Volgens die studie zegt 27% van de VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Marokkaanse en Turkse vrouwen ouder dan 40 dat ze onder dwang gehuwd zijn. In 2004 heeft de UCL een onderzoek gevoerd naar “de verlangens en verwachtingen van jongeren rond het huwelijk”. In dit onderzoek werden 1.200 leerlingen tussen 15 en 18 jaar uit Brussel, Luik en Charleroi opgenomen. Uit de studie bleek dat 23% van de ondervraagde jongeren toegaf van dichtbij of verder af betrokken te zijn geweest bij het fenomeen van gedwongen huwelijken, dat 7% van deze jongeren weet had van een gedwongen huwelijk binnen hun familie en tot slot dat 16% van hen die praktijk had vastgesteld in hun omgeving. In 2007 is er een enquête gevoerd bij 270 studenten hoger onderwijs (70% meisjes en 30% jongens) van twee hogescholen in Bergen. De resultaten van die enquête sluiten aan bij de vorige. Wettelijk kader In de meeste Europese landen en landen van herkomst zijn gedwongen huwelijken bij wet verboden. In België is het de wet van 2007 die deze praktijk van gedwongen huwelijken bestraft. In België bestaat er eigenlijk een dubbele bescherming tegen een gedwongen huwelijk: in het burgerlijk wetboek en in het strafwetboek. De artikelen die hieronder worden geciteerd, beschermen echtgenoten die tot een huwelijk worden gedwongen in België. Door het beginsel van niet-inmenging mag België feiten die zijn gepleegd in een ander land niet vervolgen. Er bestaan wel internationale akkoorden tussen staten, waaronder een bepaald aantal Europese staten. Het burgerlijk wetboek voorziet in artikelen 146 en 146 bis twee voorwaarden opdat een huwelijk geldig zou zijn: allereerst de toestemming en ten tweede de wil om een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen. Die laatste voorwaarde werd op 4 mei 1999 toegevoegd en is op 1 januari 2000 van kracht geworden. 19 Artikel 146. Er is geen huwelijk wanneer er geen toestemming is. Artikel 146bis. <Ingevoegd bij W 1999-05-04/63, art. 12, 006; Inwerkingtreding: 01-01-2000>. Er is geen huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde. Via de wet van 25 april 2007 (dezelfde wet die deze praktijk bestraft) heeft de wetgever een nieuw artikel, 146 ter, toegevoegd aan het burgerlijk wetboek. Dit artikel is toegevoegd in het kader van een breder debat over de problematiek van gedwongen huwelijken en met de bedoeling om vrouwen beter te beschermen. Artikel 146ter. <Ingevoegd bij W 2007-04-25/76, art. 3; Inwerkingtreding: 25-06-2007>. Er is evenmin een huwelijk wanneer het wordt aangegaan zonder vrije toestemming van beide echtgenoten en de toestemming van minstens een van de echtgenoten werd gegeven onder geweld of bedreiging. Met diezelfde wet wilde men deze praktijk bestraffen door een artikel 391 sexies toe te voegen aan het strafwetboek. Art 391sexies. <W 2007-04-25/76, art. 2, 005; Inwerkingtreding: 25-06-2007>. Hij die iemand door geweld of bedreiging dwingt een huwelijk aan te gaan, wordt bestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar of met een geldboete van honderd tot vijfhonderd euro. De poging wordt bestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar of met een geldboete van vijftig euro tot tweehonderd vijftig euro. 20 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Er is dus al behoorlijk wat vooruitgang geboekt op dit vlak. Er bestaat immers een volledig arsenaal aan wetten. Maar de wet op zich volstaat niet: culturele, traditionele, eeuwenoude praktijken kun je niet van de ene op de andere dag wijzigen. Bovendien is een klacht indienen tegen je eigen ouders, je eigen familie een stap die veel jonge meisjes of jongeren niet bereid zijn te zetten. Het is van belang deze maatregelen aan te vullen met preventie, bewustmaking, permanente vorming en een systeem voor de adequate begeleiding van de slachtoffers. De verenigingen op het terrein beschikken momenteel nog niet over voldoende middelen voor dit alles. Ze worden in hun beroepspraktijk dagelijks geconfronteerd met dit type huwelijk en met de gevolgen ervan (intrafamiliaal of partnergeweld, emotionele chantage, kwetsbaarheid, ontgoocheling, risico op uitwijzing en chantage met papieren, sociaal isolement, mentale gezondheidsproblemen, stoppen met school, enz.). Daarom is het Réseau in 2006 opgericht, om deze problematiek openbaar te maken en de politieke overheden aan te manen, om een bewustwordingsproces in gang te zetten en mogelijke individuele of collectieve oplossingen voor dit probleem te zoeken. Het Réseau Mariage et Migration bestaat momenteel uit een vijftiental verenigingen die actief zijn op het vlak van preventie, sensibilisering, permanente vorming, slachtofferbegeleiding, enz. Vóór 2006 werd men zich ook al bewust van dit fenomeen: ·· In 2004 bestelt en publiceert de Franse Gemeenschap de studie “Mariages subis, mariages choisis : quels enjeux pour les jeunes” (“Huwelijken die ondergaan worden, huwelijken waarvoor gekozen wordt: met welke uitdagingen worden jongeren geconfronteerd?”). ·· In 2005 raadpleegt de Koning Boudewijnstichting de verenigingen op het terrein door een projectoproep te lanceren met betrekking tot dit soort huwelijken. ·· In 2006 voert de Universiteit Gent (voor de minister van Integratie en Gelijke Kansen) de “studie van de factoren die de vrije keuze van een partner beperken in bevolkingsgroepen van buitenlandse origine in België”. 21 Basisprincipes van het Réseau Mariage et Migration Doelstellingen en actiepistes van het Réseau 1) Keuze voor een netwerk: om de krachten te bundelen, om samen na te denken over interventiestrategieën en mogelijke acties in België en in de landen van herkomst, om hulpmiddelen en ervaringen uit te wisselen op het vlak van huwelijken in een migratiecontext. 1) De dialoog opstarten over huwelijken in een migratiecontext. 2) Een multidisciplinaire aanpak: een denkproces integreren dat leidt tot een betere duiding van interculturele en gendergerelateerde zaken, vanuit een intergenerationeel perspectief, om te komen tot een gecontextualiseerd en genuanceerd begrip van de werkelijkheid. 3) Een grondige kennis van de praktijken en van de analyse van de realiteit door de verenigingen. 4) Begeleiding van de betrokken personen opdat ze de situaties waarin ze terechtkomen zelf in handen zouden nemen, opdat ze hun eigen strategieën zouden kunnen ontwikkelen. 22 2) De specialisering van de beroepssectoren bevorderen via een betere transversale kennis van de problematiek, door reflectie- en vormingsruimtes te creëren zodat de verschillende diensten (medisch-sociale sector, gerechtelijke sector, sociale cohesie, permanente vorming, schoolse en buitenschoolse sector) de krachten kunnen bundelen en een onderlinge communicatie ontwikkelen en zo de kwaliteit van de hulp die ze het publiek bieden, kunnen verhogen. 3) De krachten bundelen met het Nederlandstalige netwerk en met de landen van herkomst van de migranten. 4) Collectief sociale en politieke actie eisen op elk interventiegebied. Op juridisch en politiek niveau, op het vlak van individuele begeleiding en op het vlak van de opvangen huisvestingsstructuren. 5) Een breed intergenerationeel publiek bewustmaken en waarschuwen via gerichte sensibiliseringsacties, door sensibiliseringsen preventiehulpmiddelen die het debat aanwakkeren, mee op te stellen en te verspreiden, door plaatselijke initiatieven van de verenigingen van het Réseau te ondersteunen vanuit het standpunt van hun acties en hulpmiddelen. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Enkele acties van het Réseau Mariage et Migration tijdens het afgelopen jaar Het Réseau wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie, door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Franse Gemeenschap (sinds 2010 - uitbreiding dus van de activiteit van het Réseau naar het grondgebied van de Franse Gemeenschap). ·· Opleidings- en uitwisselingscycli, in drie dagen of specifiek - 135 mensen, voor het grootste deel professionals, hebben al deelgenomen aan deze opleidingen. Er worden hulpmiddelen gebruikt zoals de film “Mariage aller-retour” van Mustafa Balci, “Notre Mariage” van Tülin Ôzdemir, …. ·· Regelmatige denkvergaderingen voor de verenigingen die lid zijn van het Réseau. ·· Organisatie van een studie- en expertisedag “Femmes et violences: état des lieux et perspectives d’action. Mariages forcés, mutilations génitales et crimes d’honneur: journée de réflexion et d’échanges” (Vrouwen en geweld: stand van zaken en geplande acties. Gedwongen huwelijken, genitale verminking en eremoorden: denkdag waarop ook ervaringen worden uitgewisseld) – in samenwerking met de vzw La Voix des Femmes. ·· Krachtlijn sensibilisering-preventie – Théâtre Forum Amours Mortes: er hebben ongeveer 40 opvoeringen plaatsgevonden in 2010. In 2011 zijn andere opvoeringen voorzien. ·· Lancering van een nieuwe brochure voor het Réseau. ·· Delegatie in Turkije (Emirdag) om een samenwerking tussen beide landen op te starten (studies over het onderwerp, campagne en sensibiliseringsbrochures, …). ·· Opname in het Nationale Actieplan onder druk van het Réseau en zijn leden. ·· … 23 3. “ GEDWONGEN HUWELIJKEN: GENDERGERELATEERDE NORMCONFLICTEN – TUSSEN TRADITIE EN MODERNITEIT” Pascale Jamoulle Antropologe bij “Le Méridien” en aan de UCL Genderverhoudingen in de migrantenwijken1 Brussel is een erg kosmopolitische stad. Zesentwintig procent van de Brusselaars heeft een vreemde nationaliteit en 46,3% is van buitenlandse origine2. Toch is onze stad nog altijd eerder opgedeeld in sociaal en etnisch homogene wijken. De oude arbeiderswijken rond het stadscentrum verarmen. In de “arme sikkel”, van SintJoost-ten-Node tot Sint-Gillis3, spreken professionals over wijken met een sterke concentratie van allochtonen, terwijl jongeren het zelf hebben over Turkse, Marokkaanse of zwarte wijken. Tegelijk blijven de welgestelde Belgische of buitenlandse Brusselaars wegtrekken uit de volksbuurten om zich te vestigen in het zuidoosten van de stad of in de randgemeenten. Als wijken zich afsluiten in een etnische cocon, kan het gender – namelijk de opvattingen over het mannelijke en het vrouwelijke, de rollen van partners en van de ouders – verstarren en niet langer evolueren. Stedelijke segregatie, in zichzelf gekeerde gemeenschappen en genderspanningen vloeien samen. Als de tegenstelling tussen traditie en moderniteit radicaliseert, nestelt ze zich in het privéleven en tast ze de relaties aan tussen broers en zussen, de verhoudingen tussen generaties, de partnerkeuze, het huwelijk en de seksualiteit. 24 1 - Deze genderstudie is gepubliceerd in het derde deel van mijn meest recente boek. Pascale JAMOULLE, Fragment d’intime. Amours, corps et solitude aux marges urbaines, Parijs, La Découverte, 2009. 2 - WILLAERTS D. en DE BOOSERE P., Buurtatlas van de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de aanvang van de 21e eeuw, nr. 42, Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Uitgeverij Iris, 2005. Deze auteurs definiëren het begrip ‘van buitenlandse origine’ op basis van de nationaliteit bij de geboorte. Bruno VINIKAS, voorzitter van het Centre Bruxellois d’Action Interculturelle, heeft het dan weer over 56% mensen van buitenlandse origine die geregistreerd zijn in Brussel. Hij berekent het anders. Hij telt de 26% mensen van buitenlandse origine op bij de 30% mensen die de Belgische nationaliteit hebben verkregen via naturalisatie, waardoor er maar 44% ‘rasechte’ Belgen overblijven in Brussel. Zie met betrekking tot dit onderwerp ook het redactionele artikel van Bruxelles en Mouvement, nr. 205, nov. 2008. 3 - De Atlas van de Brusselse wijken toont aan dat de wijken geleidelijk homogener worden qua opleidingsniveau, sociaalprofessionele status en culturele oorsprong van de inwoners. 46,3 % van de Brusselse bevolking is van buitenlandse origine. Didier WILLAERTS, Patrick DE BOOSERE, Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse, ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Uitgeverij Iris, 2005. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 De dienst voor geestelijke gezondheidszorg Le Méridien, waar ik werk, heeft zich een twintigtal jaar geleden gevestigd in het hart van de Turkse wijk in Brussel, een klein gebied op de grens tussen Schaarbeek en Sint-Joost-tenNode, waar volgens de Brusselse buurtatlas 80% van de inwoners van Turkse origine is. Het is dan ook op dat buurtterrein dat ik de evolutie van de sekseverhoudingen heb proberen te vatten. Drie jaar lang heb ik groepsgesprekken gevoerd in het zevende jaar beroepsonderwijs, in een school in onze wijk waar zowat 90% van de leerlingen van Turkse origine is. Deze jongeren zijn onderworpen aan een volwassen wereld waar ze niet veel vat op hebben. Ze hebben hun familiegeschiedenis uit de doeken gedaan, het beeld dat ze hebben van zichzelf, van hun wijk, van het vrouwelijke en het mannelijke, van het koppel en het huwelijk. Ze hebben vooruitgekeken, hebben hun standpunten langzaam ontwikkeld en hebben hun ervaringen vergeleken. Tezelfdertijd heb ik het levensverhaal opgetekend van jonge ouders die wonen in de ‘grote familiegroepen’ van de wijk, waarin vaak drie generaties samenwonen. Ik heb geprobeerd de standpunten van die gesprekspartners weer te geven: wat ze hebben beleefd en waargenomen, wat ze denken en voelen. 4 - Na de twee militaire staatsgrepen is er een groepje Turkse, seculiere en hoogopgeleide politieke vluchtelingen aangekomen. Dorpelingen blijven emigreren via huwelijken of gezinshereniging. 5 - MANÇO A. (dir.), Turquie : vers de nouveaux horizons migratoires ?, L’Harmattan, Paris, 2004. 6 - Zie met betrekking tot dit onderwerp JAMOULLE P., Fragments d’intime. Amours, corps et solitudes aux marges urbaines, La Découverte, 2009. En ook « Mariages en migration.», Agenda interculturel, nr. 245, september 2006. 7 - Cf. De indicatieve kwantitatieve studie gecoördineerd door Altay MANÇO (IRFAM, ULG, 1995). Die toont ook aan dat de ouders elkaar in 60% van de gevallen al kenden voor het huwelijk. (In de Marokkaanse gemeenschap kende slechts 33% van de ouders elkaar al). Zie ook de film: “Mariage aller-retour” van Mustafa BALCI, die in 2006 geproduceerd werd door de Groupe Santé Josaphat. Verarming en afsluiting van de Turkse ‘cocon’ De grootste Turkse immigratiegolf kende de wijk in de jaren 65/754. De migranten kwamen hoofdzakelijk uit bergdorpen in de subprefectuur Emirdag, in de provincie Afyon in Anatolië, een van de armste regio’s van Turkije. Het was bij hen de gewoonte dat jongeren trouwden met hun volle neven of nichten, zo mogelijk van vaderskant, om zo de cohesie van de groep te versterken. Als ze immigreren, blijven de samenlevingsverbanden en de huwelijken vaak gestructureerd door verwantschap en door het dorp waar de migranten vandaan komen. Twee à drie generaties na de eerste migratiegolf blijven het land en de taal van herkomst hun aantrekkingskracht behouden in de Turkse wijk5. Er wordt nog altijd heel veel Turks gesproken bij de gezinnen, in de winkels en op de speelplaats van de buurtscholen. Tijdens de zomer loopt de wijk leeg, de meeste gezinnen zijn dan in Emirdag6. Dit is de tijd van de huwelijken, waarvan er steeds meer ‘gearrangeerd’ worden in het land van herkomst, vaak met een lid van de uitgebreide familie7. In de school waar ik heb gewerkt, woont de familie van de leerlingen over het algemeen al twee à drie generaties lang in Brussel, maar vaak is een van hun ouders een nieuwkomer. Die komt uit Turkije hier terecht via het huwelijk en spreekt weinig of geen Frans. 25 De Turkse wijk blijft nog altijd het immigrantenleven van zijn inwoners veiligstellen. De jongeren voelen zich er minder vreemd dan elders, maar de wijk sluit hen ook op en verstikt hen. Er zijn jongeren die verhuizen naar andere gemeenten om zich af te zetten tegen de gemeenschap waar ze vandaan komen en zich te manifesteren als individu. Maar daar moeten ze een zware prijs voor betalen. Het isolement kan ervaren worden als een psychische dood. Het is niet de concentratie van een arme bevolking die van een plaats een getto maakt, dat benadrukt Didier Lapeyronnie8. Een getto wordt pas gevormd als er sprake is van zowel sterke segregatie als de oprichting van een tegensamenleving, solidariteitsnetwerken die enigszins de wonden van de verbanning compenseren. De school waar we onderzoeksgesprekken georganiseerd hebben, telt bijna 90% leerlingen van Turkse origine. In Brussel is de vrije scholenmarkt in alle liberalisme geëvolueerd tot het huidige systeem, namelijk scholen met een erg homogene samenstelling op sociaaleconomisch en etnisch vlak. Onderzoekers spreken over vormen van schoolse apartheid die vooral de leerlingen van buitenlandse origine benadeelt. In België is de kloof tussen de schoolprestaties van leerlingen van buitenlandse origine en die van autochtone origine het grootst in heel Europa9. In de school waar ik heb gewerkt, gaat de kennis van het Frans er op achteruit en zijn er almaar meer schoolverlaters. Zolang er geen mix is van leerlingen met verschillende sociale en etnische achtergronden, bestaat er weinig kans dat de dynamiek zich omkeert. In onze klasgroepen zeggen de jonge ‘Belgische Turken’ dat ze globaal gezien veel lager geschoold zijn dan hun neven/nichten die in het land zijn gebleven. De generatie van hun ouders of grootouders is gekomen om te werken. Bepaalden onder hen hebben misschien gedacht dat emigratie de scholing van hun kinderen ten goede zou komen, maar vaak is het tegenovergestelde gebeurd. Onder de jongeren uit de Turkse wijk heerst een zekere moedeloosheid, een gevoel van sociale achteruitgang ten opzichte van hun ouders, die volledige werkgelegenheid hebben gekend. De laatste vijftien jaar zijn de Turkse immigranten armer geworden. Veertien procent van de rasechte Belgen leeft in armoede, maar 26 8 - Didier LAPEYRONNIE, Ghetto urbain. Ségrégation, violence, pauvreté en France aujourd’hui, Parijs, Robert Lafont, 2008, p.19 9 - Dirk JACOB, Andréa RÉA, Céline TENEY, Louise CALLIER, Sandrine LOTHAIRE, De sociale lift blijft steken. De prestaties van allochtone leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, Koning Boudewijnstichting, mei 2009. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 dit cijfer loopt op tot 59% voor de bevolkingsgroep van Turkse origine10. Door discriminatie op de arbeidsmarkt en de inkrimping van de werkgelegenheid zijn veel gezinnen in een kwetsbare situatie terechtgekomen. Laaggeschoolde jongeren werken almaar vaker in de plaatselijke informele sector of in etnische werkgelegenheidsnetwerken, waardoor ze niet bepaald openstaan voor multiculturele samenlevingsverbanden. Zonder arbeidsovereenkomst of juridische bescherming nemen ze deel aan een overlevingseconomie, die weinig vooruitzichten biedt en waarin het moeilijk is een zekere drempel van economisch succes te overschrijden. Een onzeker inkomen en de huurcrisis dwingen almaar meer jongeren om in de Turkse ‘grote huizen’ te blijven wonen, waar vaak drie generaties samenwonen. Emigreren is een angstaanjagend en risicovol avontuur. De meeste gezinnen vermengen zich en veranderen door de ervaringen die ze in andere streken opdoen. Maar als ze gediscrimineerd worden in het land waar ze terechtkomen, als ze er weinig middelen en betrouwbare relaties vinden, dan richten migranten zich op het verleden. Ze plooien zich terug op zichzelf, zelfvoorzienend, in een plaatselijke, enge en terughoudende basis. Hoewel de Turkse wijk dus open en kosmopolitisch blijft, zijn er ook afsluitingsmechanismen aan het werk. Voor een deel van deze bevolkingsgroep is de ‘zuiverheid van de Turkse identiteit’ een centrale referentie geworden, als link met het verleden, met hun afkomst, die ze idealiseren en waarnaar ze terugverlangen. 10 - MARTINIELLO Marco, PERRIN Nathalie, VAN ROBAEYS Bea en VRANKEN Jan, Armoede bij personen van buitenlandse herkomst: rapport van een onderzoek over de relatie tussen migratie en armoede, Koning Boudewijnstichting, CEDEM/ULG, OASeS/Universiteit Antwerpen, 2007. 11 - Mary DOUGLAS, De la souillure. Essai sur les notions de pollution et de tabou, La Découverte, Parijs, 2001 (1966). De zuiverheidsregels11 hebben betrekking op voeding, kleding, de strikte scheiding tussen mannen en vrouwen, kuisheid en partnerkeuze… Door andere nationaliteiten te ontmoeten op sociale ankerplaatsen buiten de wijken riskeren “de kinderen te vergeten waar ze vandaan komen”. Het wordt vaak afgekeurd dat ze vrienden hebben die niet Turks zijn. Ze worden verondersteld de banden met de uitgebreide familie en met de buren uit hetzelfde dorp van oorsprong voorop te plaatsen. De dorpssolidariteit, die vroeger de kern en de zin was van het onzekere bestaan van de Anatolische boeren, verandert soms in een strenge sociale rechtbank, die afwijkingen genadeloos bestraft omdat families die dicht bij elkaar wonen, elkaar in de gaten houden. Ze zijn bang voor de blik van de buurman, voor de roddels, voor wat de mensen zullen zeggen. De sfeer van heimelijkheid, valse schijn, hypocrisie weegt soms zwaar op hen. De heersende islamofobie – die de moslimgemeenschap almaar meer treft – de discriminatie op school en op de arbeidsmarkt zijn onmiskenbaar factoren die hebben geleid tot de geslotenheid van de wijk. Geslotenheid verwijst naar het semantische veld van bescherming: geheimhouding, culturele geslotenheid, wantrouwen. Het is een reactie op de verarming, het sociale lijden en de etnisch-religieuze uitsluiting buiten de wijk. Het maatschappelijk geweld dat ervaren wordt door jongeren met een immigratieachtergrond lijkt niet vaak te leiden tot vormen van georganiseerde sociaalpolitieke strijd. 27 Het uit zich eerder in een protestklimaat op het vlak van identiteit. Hoe meer de buitenwereld zich vijandig opstelt, hoe meer de gemeenschap zich uitgesloten voelt uit de maatschappelijk succesvolle kringen, hoe meer ze zich zal terugplooien en afsluiten, de zelfbeschermende cirkel aanhalen en haar gendernormen verstrakken. Genderspanningen De genderverhoudingen worden steeds problematischer in de Turkse wijk, in de monoculturele scholen, maar ook in veel gezinnen. De mannelijke superioriteit, een erfenis uit de Turks-islamitische traditie, botst met het verlangen van de Turkse meisjes van hier naar de gelijkheid van de seksen. De modellen van radicale differentiatie en hiërarchisering van de seksen worden vaak doorgegeven via de familiale opvoeding. In de grote familiegroepen is het traditioneel de schoonmoeder die voor haar kleinkinderen zorgt en ze opvoedt. Zo is het de gewoonte dat een moeder gezag heeft over haar schoondochter en de kinderen van haar zoon grootbrengt, zoals haar schoonmoeder haar kinderen heeft grootgebracht. Schoonmoeders herhalen in de opvoeding de psychische conditionering die zijzelf hebben ondergaan en fabriceren zo “kleine mannetjes die niet aangepast zijn aan de moderne maatschappij”12. Ze overwaarderen de gender van de jongens en doordringen hun kleinkinderen van de overtuiging dat er een radicale tweedeling bestaat tussen mannelijke en vrouwelijke stemmingen. Mannen zouden geleid worden door begeerte, seksu- 28 ele driften, het verlangen naar dominantie. Ze zouden eenvoudig en voorspelbaar zijn, terwijl vrouwen enigmatischer van aard zouden zijn. Goed opgevoede vrouwen zouden in staat zijn af te zien van hun verlangens en zich neer te leggen bij hun lot, maar onbekende, gevaarlijke krachten hitsen hen op en moeten beheerst worden. Vandaar dat het belangrijk is de meisjes te ‘beschermen’, hen vrij ‘kort’ te houden. Bij migranten zijn er meerdere plaatsen die jongeren culturele structurering bieden en zijn er ook meerdere gendernormen. Scholen, de sociale interventie en bepaalde groeperingen binnen de migrantengemeenschappen pleiten voor emancipatie en gelijke kansen voor beide seksen. Sinds de mannelijke superioriteit niet langer als ‘normaal’ wordt beschouwd, is ze een twistappel geworden tussen broers en zussen en binnen het koppel. Vóór mannen van vrouwen worden gescheiden, scheiden die ‘afwijkingen van het normale’ broers van zussen. Zussen delen een gevoel van onrechtvaardigheid als hun moeder systematisch hun broer voortrekt. Zo ontstaan er barsten in de genegenheid en solidariteit tussen broer en zus. Uit angst om bepaalde voorrechten te verliezen, nemen jongens uit opportunisme hun toevlucht tot de ‘mentaliteit van vroeger’. Hun familie hemelt hen op, maar daarbuiten raken ze hun dominante positie kwijt. Als reactie daarop bevestigen broers in hun privéleven ostentatief hun gevoel van superioriteit, wat wrevel opwekt bij hun zussen. Globaal gezien verslechteren de verhoudingen tussen meisjes en jongens op school, vooral in kleine klassen, waar jonge meisjes het woord 12 - Félice DASSETO. Niet-gepubliceerde tekst. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 niet durven nemen omdat ze bang zijn voor de mannelijke ‘sociale rechtbank’. In de hogere klassen zouden beide seksen zich kunnen ‘vermengen’, maar op de speelplaats houden de regels inzake respect en de geruchtenmolen de seksen op afstand. Tegelijkertijd zou het sociale en familiale toezicht op tienermeisjes in onze wijk toenemen, terwijl de mentaliteit in het moderne Turkije evolueert naar de emancipatie van vrouwen en jongeren. Bij migranten zijn het ‘serieuze’ gedrag van tienermeisjes en hun discretie essentiële kenmerken die de eer en de respectabiliteit van hun familie bepalen. Er wordt in de gaten gehouden hoe ze zich kleden. Hoge hakken en korte rokken dragen, zich opmaken, parfum gebruiken, passeren langs de ‘straathoeken’ waar groepjes jongens zich gewoonlijk ophouden na school: het wordt vaak beschouwd als een vorm van provocatie. De relaties tussen tieners worden gekenmerkt door de morele verplichting van de jongens om viriel te zijn en die van de meisjes om maagd te blijven. Jongens worden bespot zolang ze geen seksuele ervaring hebben, terwijl de meisjes hun maagdelijkheid moeten behouden, anders maken ze hun familie te schande, die al erg te lijden heeft onder de ballingschap. Dat creëert situaties met de nodige conflicten en leugens. De sociale druk en het morele oordeel van de gemeenschap kunnen zwaar wegen als jongeren de traditionele orde op het vlak van genderverhoudingen omverwerpen. Nochtans zorgen veel jongeren er in de Turkse gemeenschap voor dat de tradities evolueren. Een generatie jonge ouders maakt aanstalten om via de opvoeding de gebruikelijke conditionering teniet te doen om zo de jeugd uit die gespannen en absurde situatie te halen. 13 - Hoe meer we naar West-Turkije gaan, in de richting van de zee, hoe beter de communicatie met andere groepen en culturen ontwikkeld is en hoe minder jongeren er uitgehuwd worden aan dichte familieleden. Een indicatieve kwantitatieve studie onder leiding van Altaï Manço toont aan dat in de Turkse gemeenschap in België in 25% van de gevallen gehuwd wordt onder neven en nichten. Naar alle waarschijnlijkheid zijn die schattingen nog te laag ingeschat in de Turkse wijk, waar tradities nog meer in ere worden gehouden dan in meer gemengde woonzones. « Mariages, unions et migrations : arrêt sur les niveaux de lecture », Altay MANÇO, Agenda interculturel nr. 245, sept. 2006, pp 4 tot 6 De kwestie van gekozen of gearrangeerde huwelijken ligt al even gevoelig. Ze verdeelt kinderen en ouders, mannen en vrouwen. Naar aloude Anatolische gewoonte zijn huwelijken een familieaangelegenheid, een aangelegenheid tussen volle neven en nichten zelfs13. Het traditionele verwantschapssysteem is communautair en gerontocratisch (de ouderen hebben gezag over de jongeren). Zo wonen veel jongeren waarmee we gewerkt hebben in ‘het warme nest”, in wat ze “het grote huis” noemen. De vorm ervan evolueert, maar in het algemeen leven er drie generaties samen. 29 De broers, als ze eenmaal getrouwd zijn, nu soms zelfs de zussen met hun partner, blijven bij hun ouders wonen, soms onder hun gezag. De partners en de jonge ouders beschikken over een verdieping of een kamer. De rest van het huis delen ze met de hele familie. Deze samenlevingswijzen bieden een veilig nest. Ze kunnen ook leiden tot geweld achter gesloten deuren, als de grootouders autoritair de groep leiden en het budget van de hele familie beheren. De culturele modellen van het gastland staan de emancipatie van de jeugd voor en het leven in een kerngezin, wat veel ouderen kwetst. De ouderen vrezen vooral voor de ontwrichting van de “grote huizen” in het gastland, en blijven dus erg gehecht aan traditionele en vroege huwelijken die gearrangeerd worden door de families. Ook draaien conflicten tussen generaties vaak om de vrije keuze van de partner, aangezien veel jongeren sterk protesteren tegen huwelijksbanden die “van in de wieg” overeengekomen zijn en tegen gedwongen huwelijken. De kwestie van leven in een kerngezin of in het “grote huis” verdeelt ook de ouders en de kinderen. Het toezicht van de ouderen kan het verlangen naar onafhankelijkheid van de jongeren dwarsbomen. Momenteel zouden in de Turkse gemeenschap zeven huwelijken op de tien gelinkt zijn aan migraties14. In de families in onze wijk zijn veel schoonkinderen afkomstig uit Turkije. De druk om een gearrangeerd huwelijk aan te gaan tussen jongeren van hier en jongeren uit Turkije lijkt toe te nemen, en daar zijn meerdere redenen voor15. 30 De migratieketen voortzetten via het huwelijk haalt opnieuw de banden aan met de oorspronkelijke familie. Deze huwelijken bieden de ouders een zone waar ze zich kunnen terugtrekken en beschermd worden in het dorp, een niet te verwaarlozen voordeel als je oud wordt zonder al te veel middelen. Sommige ouders worden “gekweld door hun oorsprong”. Ze schamen zich omdat de “Belgische speelplaats” hun kinderen veranderd heeft en ze “vergeten zijn waar ze vandaan komen”. Ze voelen zich schuldig dat ze het ‘genos’ (de onderdelen van de oorspronkelijke culturele identiteit) niet hebben kunnen doorgeven, terwijl hun “gemengde” kinderen, waarin ze zich niet herkennen, hun plaats niet vinden in de Belgische maatschappij16. Ze denken dat de “Turkse zuiverheid” van de ingevoerde partner hun kind zal beschermen, de wonden die de ballingschap bij hen heeft achtergelaten zal genezen en zal zorgen voor psychisch sterke kinderen. Aangezien veel ouders hun traditionele gezag niet meer kunnen uitoefenen, denken ze ook dat een neef uit het dorp hen zal helpen “de schroef aan te draaien”, terwijl een “meisje uit de bergen” zich beter zal kunnen aanpassen aan de communautaire samenlevingsvormen in de “grote huizen”. 14 - Op cit. 15 - Op dit punt zijn de resultaten van twee indicatieve kwantitatieve enquêtes consistent en gelijklopend. De ene enquête werd gecoördineerd door Altaï Manço (IRFAM, ULG, 1995) en de andere werd, tien jaar later, uitgevoerd door Franck Caestecker (Universiteit Gent, Huwelijksmigratie, een zaak voor de overheid?, uitg. Acco, 2005). 16 - Fethi BENSLAMA,”Identité et exil cosmopolite” (Kosmopolitische identiteit en ballingschap), een conferentie die plaatsvond op 17/11/06 in Brussel, georganiseerd door het Réseau d’aide aux toxicomanes. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Andere ouders sturen voor hun dochter aan op een huwelijk met “een Turk van ginder” opdat ze bij hen zou blijven wonen en zou ontsnappen aan een leven als de dienstmeid van een echtgenoot en een schoonfamilie. Veel huwelijken vinden plaats tijdens de vakantie, door een plotselinge verliefdheid, door de druk van de familie en door de droom van emigratie. Maar bij aankomst in België kunnen de jonggehuwden erg teleurgesteld zijn. Maar al te vaak vallen ‘vroege’, ‘aanvaarde’, ‘ondergane’, ‘gedwongen’ … huwelijken tegen. De mentaliteitsverschillen tussen Turken van hier en Turken van ginder maken de koppels kwetsbaar. Neven of nichten uit Turkije passen zich niet aan. In het dagelijkse leven worden de spanningen soms ondraaglijk. Ingevoerde schoondochters verkeren in de minst benijdenswaardige situatie. Die nichten komen uit Turkije met vaak overdreven verwachtingen. Bepaalde van hen zijn hooggeschoold. Ze zijn getrouwd met een Turk uit België met het oog op vrijheid. Zodra ze hier zijn, ontdekken velen van hen een traditionele jongen, die erg aan zijn familie hangt. De schoondochters zijn afhankelijk van hun schoonmoeders, worden opgesloten en gebruikt om het huishouden te doen en de familie te dienen. Ingevoerde schoonzonen voelen zich vreemdeling in België en in hun eigen huishouden. Ze zeggen dat ze ‘scheef bekeken’ worden, dat ze vervrouwelijkt worden door hun leeftijdsklasse. Zodra de papieren in orde zijn, laten sommigen hun vrouw en kinderen in de steek om de stad in te trekken. Toch blijven ouders schoonkinderen invoeren uit het dorp, omdat ze teleurgesteld zijn door de ballingschap. In die context hebben conflicten met betrekking tot gendernormen een significante invloed op het privéleven, de relatie met het lichaam en met zichzelf, ondanks het wankele kaartenhuis aan originele oplossingen dat ze in het gastland hebben opgebouwd. Identiteitscrisissen Belgisch-Turkse jongeren vertellen dat het moeilijk is de verschillende culturele kanten van hun identiteit met elkaar te verzoenen. Het lukt hen niet altijd om hun ‘Turkse kant’ te ‘mengen’ met hun ‘Belgische kant’. Ze zeggen dat ze verscheurd zijn vanbinnen. Zelfs bij hun dichtste vrienden en familie dragen ze een masker, tonen ze ‘twee gezichten’, gaan ze van de ene persoonlijkheid naar de andere, leiden ze soms twee levens naast elkaar. Jongeren die loyaliteitsconflicten ondervinden tussen hun Turkse afstamming en hun Belgische banden en daar nergens over kunnen spreken, zijn angstig en verdeeld. Ze leiden een dubbelleven en creëren een aangepaste dubbele persoonlijkheid. De kracht van het verlangen naar vrijheid van de jongeren, beknot door de sociale controle in de wijk, gedwarsboomd door het lijden van de ouders, dwingt hen vaak om te leren liegen en veinzen. Voor migrantenkinderen bestaat de grootste uitdaging erin om nieuwe vormen van denken en leven uit te vinden op basis van de verschillende culturele modellen die zij in zich dragen, zonder ontworteld te raken. Voor bepaalde kinderen is de ballingschap een leerschool waarin ze culturele verschillen weten te overbruggen, een gemengde eigenheid ontwikkelen, en ori- 31 32 ginele persoonlijkheden, partnerrelaties en gezinnen opbouwen die standhouden. Maar door cultuurconflicten kunnen jongeren ook in tragische situaties terechtkomen, die tegen hun diepste verlangens ingaan en waarin ze vast zitten als in een val waaruit ze niet kunnen ontsnappen. spanningen verinnerlijkt en opgebouwd in het lichaam, dat lijdt onder en verscheurd wordt door onuitgesproken verlangens en woede. De lichamelijke klachten wijzen op thema’s die niet aan bod komen bij het koppel, de familie, het sociale leven en de cultuur; ze leggen de barsten in het privéleven bloot. Professionals en jonge ouders die we hebben ontmoet, constateren almaar meer depressieve episodes bij de jonge Turkse vrouwen in de enclave. Ze hebben een leven ‘in hun hoofd’ en een ander leven, dat daar niet aan beantwoordt. De conflicten met hun echtgenoot en met de familie destabiliseren hen. Sommige vrouwen zitten ‘te diep in de put’, zijn te wanhopig om te reageren. Of het nu gaat om onderworpen of rebelse meisjes, onderworpen schoondochters of dominante echtgenotes van een neef die zich verloren voelt in de stad, meisjes van hier van wie de ouders van een andere plaats komen met een patriarchale traditie zijn heel kwetsbaar voor psychische klachten. Fragiele bruggetjes bouwen, en daarna bruggen en oversteekplaatsen tussen hun ‘Turkse kant’ en hun ‘Belgische kant’, dat vraagt tijd en gaat gepaard met crisissen die zwaar kunnen doorwegen. Terwijl hun psyche gespleten wordt, torst hun lichaam soms de last van hun stille wanhoop. Het culturele en familiale vermengingsproces kan lang duren en aanleiding geven tot sociaal risicogedrag en pijnlijke lichamelijke klachten. Het lichaam van jonge vrouwen van wie het huwelijk voor hen is beslist, of hen zelfs is opgelegd door de familie, lijdt onder hun gefrustreerde verlangens, het gevoel meer en meer opgesloten te worden. In uitzichtloze situaties worden de Jongeren lijden al evenzeer, maar uiten het anders. Wat ze leren op straat en hun betrokkenheid bij kleinschalige zwendel zijn vaak het gevolg van het gevoel zowel uitgesloten te worden uit de maatschappij waar ze vandaan komen als uit de maatschappij van het gastland. Jongeren worden weggeduwd en geïsoleerd in hun wijk, zowel hier als daar uitgesloten. Ze hebben de indruk dat ze zowel door hun familie als door de maatschappij ‘scheef bekeken’ worden. Ze zijn niet de kinderen die hun ouders graag hadden gewild en tezelfdertijd wordt de toegang tot schools en maatschappelijk succes steeds beperkter. Dan blijft alleen nog de straat over om zich te groeperen, een gebied te bezetten en samen handeltjes op te zetten. Bepaalde jongeren richten hun woede tegen hun eigen lichaam, dat ze in een roes brengen door gokgedrag en drugsmisbruik. Hoewel de ontknoping soms dramatisch is, vinden we toch steeds meer hybride situaties in de Turkse wijk. Ongerustheid en transcultureel lijden zijn vaak de prijs die betaald moet worden voor de uitvinding van een gemengde aard. Het verlangen van jongeren naar vrijheid en interculturele liefdesrelaties veranderen de mentaliteit. De groepsgesprekken met tieners wijzen op hybride denkvormen, die ontstaan zijn uit keuzes tussen de verschillende culturele VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 modellen die ze in zich dragen en waarover altijd opnieuw kan worden onderhandeld. Ze onthullen originele en creatieve communautaire levenswijzen, solidair maar steeds open voor een vermenging van culturen en voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Conclusies: privéconflicten in de migrantenwijken De genderspanningen in de Turkse gemeenschap in onze wijk worden versterkt door ruimtelijke en schoolse gettovorming, door discriminatie en door werkloosheid. Al die destabiliserende factoren wijzigen je relatie met jezelf, je lichaam en je naaste vrienden en familie. Zo doen families zich terugplooien op nostalgie naar het verleden en etnisch-religieuze reddingsmiddelen. Jongeren gaan zich groeperen volgens hun origine, op grondgebieden die ze tot de hunne maken. Dat remt de culturele vermenging en de sociale en stedelijke mobiliteit af. De maatschappelijke onzekerheid versterkt de legitimiteit van communautaire solidariteitsverbanden, de ‘grote huizen’ en de gearrangeerde huwelijken tussen naaste bloedverwanten volgens de logica dat cohesie noodzakelijk is om te overleven. Twee tegengestelde krachten doorkruisen de verarmde zones van Brussel waar veel migranten wonen. Bepaalde bevolkingsgroepen richten zich op een heruitgevonden verleden, maar sommige tradities en culturen zijn ook in beweging. Als jongeren en ouders in contact kunnen komen met andere levenswijzen, als ze ontsnappen aan de beslotenheid van de cultuur van herkomst, dan leveren ze het bewijs dat ze, van crisis tot crisis, originele relaties kunnen opbouwen binnen hun leven als koppel en binnen hun familie. Het monoculturele ruimtelijke en schoolse isolement daarentegen veroorzaakt geweld en teruggetrokkenheid. Daarom is het zo belangrijk om de grendels die jongeren opsluiten in hun wijken en hun scholen, los te maken. Dit kan door de deur open te stellen en de toegang vrij te maken tot ‘andere’ plaatsen in de stad. In die zin is elk mobiliteitsbevorderend initiatief interessant. Dat is een van de voorwaarden voor sociale mobiliteit en interculturele 33 ontdekking. In dat opzicht moet de overheid de scholenmarkt dringend regelen en de monoculturele groepsvorming in de scholen tenietdoen. De culturen die je in je draagt, vermengen, de cultuur van de ander in je opnemen: het houdt risico’s in, het is een continu zoekproces, knowhow van de ballingschap. Om rust te vinden, moeten deze jongeren zichzelf opnieuw kunnen uitvinden op basis van de verschillende cultuurmodellen die ze in zich dragen. De uitvinding van nieuwe genderrelaties, bijvoorbeeld, is een collectieve praktijk. De jongeren hebben discussie- en studieplaatsen nodig waar ze hun zegje kunnen doen en waar ze hun geschiedenis kunnen bestuderen, hun standpunten langzaam kunnen ontwikkelen en weer vertrouwensbanden kunnen aanknopen met de anderen. Individuele bijstand is niet per se geschikt voor hen. Collectief en gemeenschapswerk is dan ook uiterst zinvol in de volkswijken. Het gaat erom te luisteren naar wat hun leven zin geeft, naar de problemen en de ongerustheid van de jongeren. Beter begrijpen wat ze meemaken, informeren naar wat ze weten en kunnen, hen een discussieforum bieden… Dat ondersteunt de genderconstructies die hen geruststellen. Om zichzelf een identiteit aan te meten, moeten jongeren multiculturele overgangsruimtes kunnen vinden, waar ze hun creativiteit en hun reflectieve bewustzijn volop kunnen ontplooien. In groep op ontdekkingstocht gaan, biedt hen de kans om hun mening te geven, zich nieuwe vragen te stellen, er collectief over na te denken. Ze hebben kunnen nadenken over hun lot, over hun relatie met zichzelf, met hun leeftijdsgenoten, met hun gemeenschap. Die jongeren willen hier hun plaats vinden, maar niet tegen elke prijs. Ze willen nemen wat hen goed uitkomt, hun eigen synthese maken, de individualistische waarden en die van de gemeenschap vermengen, onder meer binnen het koppel en in het gezinsleven. 34 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 4. “WELKE ROL SPEELT CULTUUR BIJ VROUWELIJKE GENETISCHE VERMINKING ?” Philippe Woitchik Etnopsychiater Goeiedag. Ik vind het een beetje verontrustend om zo weinig mannen in de zaal te zien. Ik hoop dat er op het volgende congres wat meer mannelijke aanwezigheid zal zijn!!! Een onderzoeksrechter had me gevraagd om een etnoculturele psychiatrische analyse te maken van de familie van een jonge Pakistaan die twee jaar eerder zijn zus had vermoord. Voordat ik aan mijn kleine toespraak begin, zou ik graag nog iets willen toevoegen aan wat Mevrouw Jamoulle heeft gezegd. Ik herinner me nog dat ik enkele jaren geleden in de gang van het ziekenhuis naast een Turkse vader zat na afloop van een consultatie en dat ik hem even apart had genomen en hem zei: In dit geval dacht ik aan eremoord, want zoals iedereen lees ik de kranten. De eerste keer dat ik naar het Justitiepaleis van Charleroi ging om de familie te ontmoeten, waren er twee families aan het wachten: een familie in djellaba, traditioneel gekleed dus, en een familie gekleed in leren jekkers en jeans. Automatisch begeef ik me in de richting van de meer traditioneel geklede familie, die me zegt: “Ah nee, dat zijn wij niet, maar zij!” • Trouwens, zegt men in het Turks ook niet, net zoals in België, ‘zo sterk als een Turk’? • Hij antwoordde me: “Ja, maar dat was vroeger!!!” Ik zou het in de eerste plaats willen hebben over de enigszins vreemde verhouding die Europeanen kunnen hebben met anderen. En dat merk je in de media. Nog een kleine anekdote voordat ik begin over seksuele verminking. In West-Afrika heb ik hetzelfde meegemaakt. De eerste keer dat ik hoorde van een veranderde houding tegenover seksuele verminking was in 1979 in Afrika naar aanleiding van een artikel dat was geschreven door een gynaecologe die was getrouwd met een medisch antropoloog en die een enquête had gehouden bij de besnijdsters van Mali. Een van de besnijdsters zei, in 1977/1978, dat de meisjes die ze ontving uit Frankrijk kwamen. Ze wist dat deze besnijdenissen catastrofale gevolgen hadden en ze wilde ze niet uitvoeren, maar het maakte deel uit van haar takenpakket. 35 Ze vertelde: “De meisjes komen bij mij, ik neem twee kleine steentjes waarmee ik de clitoris een beetje platdruk, zodat het meisje doet van ‘au’ …. De moeders die hen begeleiden, horen dat … maar ik snijd niets weg en ik haal niets weg.” We hadden daar in Mali 40 jaar geleden dus al te maken met een valsspeelster. Het is waar dat westerlingen zeer veel felle kritiek hebben en dat die volgens mij ook niet geheel ten onrechte is … Maar er is wel iets dat ik heb opgemerkt tijdens mijn werkzaamheden en dat is dat seksuele verminking en meer bepaald besnijdenis – volgens mij ook door het zeer feministische discours van bepaalde verenigingen – vooral een zaak was van mannen die de besnijdenis aan vrouwen oplegden. Dat gaat op voor een deel van de bevolking en vooral bij de Peul, maar men moet weten dat besnijdenis een vrouwenzaak is. De benadering waarbij men de man bekritiseerde, was fout. Want het waren vooral mannen die een kruistocht tegen besnijdenis begonnen omdat het om hun dochters ging. Misschien omdat de mannen zich meer verplaatsten, omdat ze in de stad gingen wonen of omdat ze naar Europa kwamen… Misschien zijn ze zich daarom bewust geworden van de pijnlijke gevolgen van seksuele verminking. Het is belangrijk om daarmee rekening te houden. We hebben zeer zeker de indruk dat er minder en minder besnijdenissen plaatsvinden in West-Afrika en meer en meer in de migrantengemeenschappen. Volgens mij is dat niet helemaal hetzelfde. Wanneer we bijvoorbeeld naar de processen in Frankrijk kijkt, dan ziet we dat er veel mannen op de beklaagdenbank zitten en dat is in Afrika niet het geval. De vraag is of de seksuele verminking die plaatsvindt in het kader van migratie een voortzetting is van wat er in het land van herkomst gebeurt dan wel iets totaal anders? Een van de hypothesen is dat er misschien vanuit de traditie een systeem is gegroeid binnen de migratie, dat in mijn ogen veel weg heeft van een maffieuze cultuur. Er heeft nooit migratie bestaan zonder maffia. En we hebben de indruk dat dit soort sociale druk zich sinds een veertigtal jaar laat voelen in het kader van vrouwelijke genitale verminking. Dat is mijn mening. 36 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Ik weet wel dat het niet voor de hand ligt om een enquête ter plaatse uit te voeren m.b.t. dit onderwerp, maar dat is onze indruk. Wat ons hier verontrust, zijn de verhalen die we hebben opgevangen over gevallen waarin Belgische artsen vrouwelijke genitale verminking zouden toepassen, met een vrij naïef excuus… Ik herinner me een verhaal waar men me om raad had gevraagd over een Oost-Afrikaanse vrouw die hier was aangekomen en die helemaal door het lint ging. De vrouw was hier gearriveerd om te bevallen; ze was dichtgenaaid. De vrouw is bevallen, men had haar verdoofd en toen ze weer wakker werd, besefte ze dat ze haar opnieuw hadden dichtgenaaid. De dokter zei dat ze zo was binnen gekomen en dat ze dus ook zo weer zou moeten buitengaan, want het ging hier zeker om een culturele aangelegenheid…. Er bestaan gelijkaardige verhalen. Dus ik denk dat we die enorme nadruk op het culturele zouden moeten verminderen en aan preventie moeten doen. Het belangt ook ons aan en dan vooral de medische wereld, die niet echt op de hoogte is. Toen we Intact oprichtten, had ik een gesprek met een arts. Hij vertelde me over de indrukwekkende vaststelling dat als je foto’s van meisjes aan artsen toont, de artsen vaak niet in staat zijn om te zeggen of het meisje in kwestie nu besneden is of niet… Toen besefte ik dat we tijdens onze opleiding als arts nooit enige informatie hadden gekregen, helemaal niets… Zo, dat waren enkele zaken die ik wilde zeggen. Misschien moeten we een zekere terughoudendheid aan de dag leggen m.b.t. wat men ‘culturele elementen’ noemt. We moeten de Afrikanen die strijden tegen besnijdenis – en daar horen veel mannen bij – ondersteunen in plaats van hen te bekritiseren! 37 5. RONDETAFELGESPREK “VROUWELIJKE GENITALE VERMINKING, GEDWONGEN HUWELIJKEN, ZOGENAAMDE EERGERELATEERDE MISDRIJVEN EN HET RECHT OP ASIEL” Valentine Audate Specialiste/coördinatrice gendervraagstukken bij het CGVS Het CGVS, asielinstantie, beschermende instantie Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) is de centrale asielinstantie in België. Het is een onafhankelijke organisatie die bescherming biedt aan vreemdelingen die, in geval van terugkeer naar hun land van herkomst, een risico lopen op vervolging of ernstige schade. De opdracht van de CGVS is vastgelegd in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen17 (hierna wet van 15 december 1980 genoemd). Welke bescherming voor vrouwen die slachtoffer zijn van deze vervolgingen (vanuit juridisch oogpunt)? België kan een vreemdeling op twee manieren beschermen: hem een vluchtelingenstatuut toekennen of subsidiaire bescherming bieden. 38 17 - Zie met name art 57/6 van de wet van 15 december 1980 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 De voorwaarden om van een van deze twee statuten te kunnen genieten, zijn bepaald door de wet van 15 december 198018. Wat de toekenning van het vluchtelingenstatuut betreft, bepaalt de Belgische wet dat de asielinstanties de Conventie van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het aanvullend protocol van New York van 31 januari 1967 toepassen. België zal bijgevolg elke persoon als vluchteling erkennen (verwijzend naar de definitie van de Conventie van Genève) die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, zijn godsdienstige overtuiging, zijn nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, en die zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit en die zich niet kan of zich, vanwege deze vrees, niet wil beroepen op bescherming door dat land. De Belgische wet voorziet wel in subsidiaire bescherming voor de vreemdeling die niet als vluchteling kan worden beschouwd maar voor wie er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat hij of zij in geval van een terugkeer naar het land van herkomst, het risico loopt op ernstige schade (zoals de doodstraf of terechtstelling, marteling, onmenselijke of vernederende straffen en behandelingen…). Van deze twee biedt het vluchtelingenstatuut de meest betrouwbare vorm van bescherming, omdat ze een onbeperkt verblijf in België garandeert en aan de erkende vluchteling ook vergelijkbare rechten toekent als die van een Belg. Het statuut van subsidiaire bescherming geeft in eerste instantie recht op een tijdelijke ver- 18 - Art. 48 tot 48/4. blijfsvergunning, die jaarlijks hernieuwbaar is; de rechten van de rechthebbende zijn minder uitgebreid dan die van een erkende vluchteling of Belg. De Belgische asielinstanties erkennen vrouwelijke genitale verminking (VGV), gedwongen huwelijken en zogenaamde eergerelateerde moorden als vervolgingen in de zin van de Conventie van Genève. Slachtoffers (of potentiële slachtoffers) voor wie een gegronde vrees kon worden vastgesteld en die geen daadwerkelijke bescherming in hun land van herkomst genieten, worden omwille van deze redenen dan ook als vluchteling erkend. Hoe behandelt het CGVS de asielaanvragen van de betrokken meisjes/ vrouwen (vanuit proceduraal oogpunt) concreet? Hoe zorgt men ervoor dat slachtoffers (of potentiële slachtoffers) erover durven praten? Aan de hand van een geheel van maatregelen creëert het CGVS een gunstige context die elke vrouwelijke asielzoeker ertoe aanzet om ALLE zaken te vermelden die bij terugkeer naar haar land een gegronde reden voor vrees zouden zijn. Elke asielzoeker die een asielaanvraag indient bij de Dienst Vreemdelingenzaken heeft de mogelijkheid om tijdens het verhoor bij het CGVS te worden ondervraagd door een beambte en tolk van het vrouwelijke geslacht. De beambte die het verhoor bij het CGVS leidt, wordt verzocht een empathische houding aan 39 te nemen, een klimaat van vertrouwen te scheppen en te onderhouden en in het bijzonder de nadruk te leggen op vertrouwelijkheid. Op gezette tijden vraagt de beambte van het CGVS aan de vrouwelijke asielzoeker om zowel de redenen voor het vertrek uit haar land bekend te maken als ALLE redenen waarom ze denkt bang te moeten zijn in een geval van een terugkeer naar haar land. In het bijzonder voor VGV zijn er verschillende opleidingen die beambten vertrouwd maken met de verschillende aspecten van deze realiteit. Het is ook belangrijk om weten dat elke vrouwelijke asielzoeker bij het CGVS wordt gehoord zonder aanwezigheid van andere familieleden (partner, echtgenoot, broer of zus), zelfs wanneer een vrouw haar asielaanvraag aan deze van een van die personen (die de hoofdaanvrager is) verbindt en zelfs wanneer deze vrouw van tevoren heeft verklaard dat ze “niets anders heeft meegemaakt dan de feiten die de man, partner, broer, enz. te melden heeft”. De mogelijkheid om minstens één keer alleen te worden gehoord door de Belgische overheid vormt de gelegenheid om eventuele gewelddadige feiten (of de vrees ervoor) - zoals de feiten die in dit colloquium aan bod komen vast te stellen. Een informatiebrochure (“Asiel voor vrouwen” / “l’asile au féminin”, eveneens beschikbaar in 5 andere talen) wordt bij de Dienst Vreemdelingenzaken en in de opvangcentra aan alle vrouwelijke asielzoekers uitgedeeld. (Naast informatie over hun rechten en plichten tijdens de asielprocedure, bevat deze brochure enkele adviezen m.b.t. andere aspecten 40 die een aantal vrouwen kunnen aanbelangen: gezondheidskwesties en welzijn in het algemeen, mogelijkheid tot hulp en ondersteuning in België in geval van huiselijk geweld of mensenhandel, enz.) We weten immers uit ervaring dat vrouwelijke asielzoekers niet op de hoogte zijn van bepaalde rechten en plichten die hen in het kader van de asielprocedure aanbelangen, noch van bepaalde regels voor een goed verloop van het verhoor bij het CGVS en die vooral voor vrouwen van belang zijn. Het feit dat ze op de hoogte zijn van hun rechten en plichten vóór de aanvang van het verhoor bij het CGVS (doordat ze die informatie hebben gelezen in de brochure) kan een factor zijn die in grote mate bijdraagt aan een lager stressniveau bij vrouwelijke asielzoekers. Het kan ook zorgen voor een betere voorbereiding en een beter verloop van het verhoor. Hoe zorgt men ervoor dat slachtoffers (of potentiële slachtoffers) daadwerkelijk en doeltreffend beschermd worden (naast de toekenning van het vluchtelingenstatuut)? Het lijkt erop dat voor sommige categorieën vrouwelijke asielzoekers de toekenning van het vluchtelingenstatuut geen echt doeltreffende bescherming tegen de gevreesde vervolging biedt. Dat is bijvoorbeeld het geval voor personen die het risico lopen om slachtoffer te worden van zogenaamd ‘eergerelateerd’ geweld VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 of VGV. De bescherming die de Belgische politie kan bieden aan potentiële slachtoffers moet worden aangevuld met specifieke preventieve maatregelen, die beantwoorden aan de bijzondere noden van bepaalde categorieën van mensen. De Belgische overheid is zich van het probleem bewust en heeft verschillende werkgroepen opgericht die hebben nagedacht over de beste manier om deze preventie en bescherming te organiseren. Het CGVS (evenals de actoren van het Belgische middenveld) werd bij deze werkgroepen betrokken. Wat VGV betreft, bevinden we ons vandaag in België in een situatie waarin ondanks de lancering van deze initiatieven geen enkele gespecialiseerde instantie instaat voor de opvolging van de fysieke integriteit van de meest kwetsbare personen zoals meisjes uit landen of regio’s waar de praktijk van VGV is vastgesteld. Zoals eerder uitgelegd, kent het CGVS het vluchtelingenstatuut toe aan meisjes die blootstaan aan dit risico alsook aan (de) ouder(s) die er de wettelijke voogdij over uitoefent/uitoefenen in België. Omdat er soms grote druk wordt uitgeoefend op ouders om hun kinderen genitaal te verminken, vond de CGVS het belangrijk om een specifieke procedure op te stellen voor een opvolging m.b.t. de integriteit van meisjes die omwille van dat motief als vluchteling zijn erkend. In het kader van die procedure ontvangt een beambte van het CGVS elke betrokken ouder voor een persoonlijk gesprek. Die wordt (en) verzocht om een verklaring op eer te ondertekenen waarmee hij/zij/ze zich verbindt (en) om hun kind niet te besnijden. Tijdens diezelfde gelegenheid brengt de beambte de ouder op de hoogte van het feit dat de Belgische wet de praktijk van VGV streng bestraft. Deze procedure schrijft eveneens voor dat de ouders elk jaar een medisch attest moeten bezorgen aan het CGVS, dat bewijst dat hun kind, dat om die reden asiel heeft gekregen, geen VGV heeft ondergaan na het verkrijgen van dat statuut. Het CGVS informeert de ouders eveneens over het feit dat het CGVS bij vaststelling van VGV bij een kind het federale parket zal inschakelen. 41 Marthe Verswijver Advocate aan de Brusselse balie Marthe Verswijver, advocate bij de Balie van Brussel sinds 2007, startte haar carrière als advocate bij Blanmailland, een kantoor voornamelijk gespecialiseerd in internationaal privaatrecht, vreemdelingenrecht en mensenrechten. Automatisch kwam ze daar ook snel in aanraking met dit soort zaken. Vanaf het begin van haar stage legde ze zich toe op de begeleiding van asielzoeksters die te maken hadden met de problematiek van FEMALE GENITAL MUTILATION en meer in het algemeen, met geweld tegen vrouwen. Mevr. Marthe Verswijver belichtte de praktische kant van de behandeling van asielzaken, meer bepaald zaken van VGV. Welke vragen moeten er aan de asielzoekers gesteld worden? Waarbij moet worden stilgestaan? Hoe moet op een menselijke en constructieve manier worden achterhaald wat deze vrouwen hebben doorgemaakt? In dergelijke zaken heeft de vrouw immers het recht om erkend te worden als vluchteling op grond van artikel 48/3 paragraaf 2 van de vreemdelingenwet. Vrouwelijke genitale verminkingen worden door de internationale gemeenschap beschouwd als foltering. Besnijdenis is een vorm van vervolging in de zin van de Conventie van Genève. Opdat de vluchtelinge echter zou kunnen worden erkend, moet het CGVS ten minste overtuigd zijn van de geloofwaardigheid van haar relaas. De advocate en sociaal assistent moeten de vluchtelinge hierin bijstaan. Getuigenissen moeten worden doorgegeven aan het CGVS, indien mogelijk samen met de resultaten van een gynaecologisch onderzoek op VGV. De communicatie met de vluchtelinge, de samenwerking met sociale assistenten en de mededelingen aan het CGVS worden in haar toespraak belicht. 42 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Christine Loudes Directrice End FGM Amnesty International Ierland Asiel en vrouwelijke genitale verminking: Europese ontwikkelingen Ik zou graag het Brussel Hoofdstedelijk Gewest en de vereniging Intact danken voor hun uitnodiging om hier vandaag te spreken over de Europese campagne End FGM van Amnesty International en meer in het bijzonder over de recente Europese ontwikkelingen op het gebied van asiel. Met de campagne End FGM pleiten we voor de erkenning van mensenrechten en oefenen we druk uit op de Europese instellingen opdat de Europese Unie werk maakt van een globale en coherente aanpak met het oog op de beëindiging van vrouwelijke genitale verminkingen (VGV). Vrouwelijke genitale verminking onder welke vorm dan ook wordt door de internationale gemeenschap erkend als een ernstige aantasting van de mensenrechten van vrouwen en meisjes. Het gaat om een praktijk die neerkomt op het niet respecteren van de mensenrechten en meer in het bijzonder: ·· Het recht op fysieke en mentale integriteit ·· Het recht op de best mogelijke gezondheid ·· Het recht om niet te worden gediscrimineerd op basis van geslacht en om geen slachtoffer te zijn van geweld tegen vrouwen ·· De rechten van het kind ·· Het recht om niet onderworpen te worden aan foltering, wrede, onmenselijke en vernederende behandelingen ·· Het recht op leven (wanneer deze praktijk de dood tot gevolg heeft) 43 Het doel van deze campagne is om van vrouwelijke genitale verminkingen (VGV) een van de prioriteiten te maken op de agenda van de Europese Unie en om de stem van vrouwen en meisjes te laten horen die het slachtoffer zijn geweest van VGV of die dat risico lopen. ·· De promotie van een Europese wetgeving en beleid gericht op andere landen, dat VGV uit de wereld moet helpen. Ik zal nu dieper ingaan op het aspect m.b.t. asiel en de ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie en de Raad van Europa. Om dit te bereiken hebben we een strategie uitgewerkt waarin onze eisen en de bevoegde Europese instellingen worden beschreven. Dat hebben we gedaan in samenwerking met partnerorganisaties die zich op nationaal niveau bezighouden met de kwestie VGV in de gemeenschappen die met deze praktijk worden geconfronteerd. In België is GAMS onze partner. Volgens de Raad van Europa zijn 52% van de vluchtelingen in Europa vrouwen of meisjes. Volgens de gegevens van Eurostat komt 30% van de asielaanvragen in de EU van vrouwen. Door een gebrek aan statistisch materiaal m.b.t. het soort van aanvragen is het onmogelijk om de aanvragen op basis van vervolgingen vanwege gender te evalueren. We geven de voorrang aan de volgende 5 aspecten die onder de bevoegdheid van de Europese instellingen vallen: ·· Het verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens om de prevalentie van VGV te bepalen en de vragen om dienstverlening en de toewijzing van middelen in de EU-lidstaten te evalueren. ·· Zorgen voor meer en betere mogelijkheden van de gezondheidssector om tegemoet te komen aan specifieke behoeften van vrouwen die het slachtoffer zijn van VGV. ·· Aangepaste maatregelen om meisjes en vrouwen die risico lopen op VGV voor te lichten en beschermen. ·· Een coherent en gemeenschappelijk Europees beleid m.b.t. asielaanvragen die zijn ingegeven door de vrees voor VGV. 44 Wanneer we het hebben over VGV in een context van internationale bescherming moeten we voor ogen houden dat het gaat om een specifieke vorm van vervolging die verband houdt met gender en om de vervolging van kinderen. De personen die asiel aanvragen, worden vervolgd door daders die niet gebonden zijn aan de staat, meestal familieleden of leden van hun gemeenschap. Daar komt nog bij dat VGV een vorm van geweld is die permanent aanwezig is en dat de vervolging dus niet ophoudt wanneer het kleine meisje verminkt wordt, de gevolgen blijven duren en het meisje kan naderhand worden blootgesteld aan andere verminkingen of vormen van geweld tegen vrouwen - zoals gedwongen huwelijken. De personen die bescherming vragen zijn over het algemeen moeders en jonge meisjes die risico lopen op VGV; soms gaat het om de hele familie. In bepaalde gevallen gaat het om mannen omdat hun verzet tegen deze praktijk hen blootstelt aan vervolging (we hebben weet van VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 twee gevallen in Polen die van Sierra Leone afkomstig waren). Voor meer informatie kan u de Oriëntatienota’s raadplegen die het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen vorig jaar heeft gepubliceerd. Enkele problemen m.b.t. het toekennen van asiel vanwege de vrees voor VGV Ten eerste is er de moeilijkheid om melding te maken van VGV tegenover de administratieve diensten omdat het hier om zeer persoonlijke zaken gaat. De situatie ligt nog moeilijker als de persoon die de administratie vertegenwoordigt een man is. Precies daarom komt het motief ‘VGV’ niet altijd aan het licht bij een eerste onderhoud. In het algemeen stellen we in de EU-lidstaten vast dat er te weinig rekening wordt gehouden met het genderaspect bij het onderzoek van asielaanvragen. ·· Informatie over het land van herkomst die niet relevant is m.b.t. gender; of die beperkt is tot de vermelding van een wet die VGV tot een misdrijf maakt zonder na te gaan of die wet wordt toegepast en of er in het betrokken land preventieof beschermingsmaatregelen bestaan. ·· Men is niet op de hoogte van de oriëntatienota’s en leidende principes van het UNHCR ·· Er is eveneens een terughoudendheid vanwege bepaalde staten om VGV te erkennen als een reden voor de toekenning van het vluchtelingenstatuut, bijvoorbeeld in Italië. Het vluchtelingenstatuut worden niet altijd toegekend aan vrouwen die hun land verlaten omdat hun dochters het risico lopen om slachtoffer te worden van VGV. ·· Er is geen coherente en gemeenschappelijke aanpak van deze kwestie op Europees niveau. ·· Het is moeilijk om de ontwikkelingen te evalueren want er zijn maar weinig landen die statistische gegevens verzamelen over asielaanvragen gebaseerd op de vrees voor VGV (de uitzonderingen zijn België en Frankrijk). 45 Ontwikkelingen op het niveau van de Raad van Europa Resolutie 1765 (2010) Asielaanvragen die verband houden met gender, goedgekeurd op 8 oktober 2010 Deze resolutie zet de lidstaten aan om vrouwen en meisjes te identificeren die het slachtoffer zouden kunnen zijn van geweld en ervoor te zorgen dat zij ten persoonlijke titel een asielaanvraag kunnen indienen. De resolutie dringt aan op het volgende: ·· Het verhoor alsook de vertaling gebeurt door een vrouw. ·· De vrouwen dienen zelf hun aanvraag in en hun echtgenoot mag tijdens het verhoor niet aanwezig zijn. ·· Opleiding van de personen die de verhoren leiden. ·· Vragen die te maken hebben met geweld tegen vrouwen, opnemen in de verhoren. ·· Up-to-date informatie over de landen van herkomst. ·· De beambten moeten zijn opgeleid om gendergerelateerd geweld tegen vrouwen op te sporen. ·· Erkenning van gecumuleerde discriminaties als een vorm van vervolging zoals bedoeld in de Conventie van Genève. ·· Toekenning van het vluchtelingenstatuut aan een meisje dat geboren werd na de vlucht van de ouders, zelfs wanneer deze laatsten al enige tijd het in asielland verblijven. CAHVIO : conventie ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld in de fase van goedkeuring (discussie vond afgelopen week plaats) Hoofdstuk VII betreft immigratie en asiel. Verblijfsvergunning Vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld moeten van een verblijfsvergunning kunnen genieten onafhankelijk van hun partner, zelfs in het geval van gedwongen huwelijken. 46 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Een aanpak die rekening houdt met gender Er moet een aanpak worden gehanteerd in de geest van de Conventie van Genève, die rekening houdt met gender op het niveau van het onthaal alsook bij de diensten ter ondersteuning van asielzoekers. Het principe van niet-uitwijzing moet nogmaals worden bevestigd ten aanzien van deze vrouwen. EHRM Een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens die van nabij wordt opgevolgd, is die van Izevbekhai versus Ierland. Het betreft een vrouw en haar twee dochters die het risico lopen om slachtoffer te worden van verminkingen indien ze naar Nigeria worden teruggestuurd. Naar een gemeenschappelijke Europese regelgeving i.v.m. asiel in de EU Het Stockholm-programma voorziet in een gemeenschappelijke Europese regelgeving m.b.t. asiel. De bedoeling is om beslissingen m.b.t. asiel binnen de EU te stroomlijnen. Vier richtlijnen werden herzien en aangepast om een gecoördineerde aanpak van kwesties m.b.t. internationale bescherming mogelijk te maken. Drie daarvan zijn bijzonder interessant wat betreft gendergerelateerde vervolging: ·· De richtlijn betreffende de opvangvoorwaarden voor asielzoekers, die de minimale normen vastlegt voor de opvang van asielzoekers. In het Voorstel van de Commissie bij de herziening van de richtlijn wordt de nadruk gelegd op de noodzaak om rekening te houden met sekse en leeftijd van de aanvragers. ·· De richtlijn betreffende de asielprocedure garandeert dat alle procedures aan dezelfde minimale normen onderworpen zijn. Het voorstel van de Commissie stelt voor om verhoren zo te organiseren dat ze rekening houden met gender zodat aanvragers vervolging omwille van gender ter sprake durven brengen. ·· In de richtlijn betreffende de voorwaarden voor asielzoekers om toegang te krijgen tot het statuut van vluchteling wordt eveneens verwezen naar gender en leeftijd van de aanvrager. De onderhandelingen over deze richtlijnen zijn aan de gang in het Parlement en de Raad en hun goedkeuring is gepland voor eind 2012. Bovendien verwijst de Europese Commissie in haar Strategie voor gendergelijkheid die in september 2010 werd goedgekeurd naar het asielbeleid; ze wijst er met name op dat in de Europese wetgeving m.b.t. asiel rekening moet worden houden met de kwestie van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Wat betreft de structuren voor de ondersteuning van dit gemeenschappelijk asielsysteem in de EU moet worden gewezen op de oprichting van het Europees Asiel Ondersteuningsbureau (EASO). De functie van dit bureau is het verzamelen van informatie over de landen van herkomst en het bijdragen aan de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten van de EU. 47 De raad van bestuur van EASO komt voor de eerste keer samen in november en de oprichting van het bureau is gepland voor 2011. Het bureau zal gevestigd zijn in Malta. Ook daar is het nodig om het genderaspect en een aanpak met oog voor gender te integreren in de structuren en het programma van dat agentschap, zoals de Strategie voor gendergelijkheid vereist en met name wat betreft de opleidingen en de goede praktijken m.b.t. de specificiteiten van elk geslacht. In het kader van het Europese opleidingsprogramma op het vlak van asiel werd een module uitgewerkt die moet bijdragen aan de opleiding van ambtenaren die werken in het domein van de internationale bescherming. Het CGVS werkt samen met het Zweedse bureau voor migratie en heeft aangekondigd dat er tussen vandaag en eind 2010 100 ambtenaren deze opleiding zullen hebben gevolgd. Hoe kunnen we bijdragen aan de erkenning van VGV in het Europese beleid? In het kader van de END FGM-campagne zal tussen 25 november en 10 december 2010 een Europese actie worden georganiseerd met het oog op de bewustmaking van personen die in Europa wonen over het feit dat de Europese Unie een grote rol te spelen heeft op het vlak van de uitroeiing van deze praktijk. Met uw handtekening ondersteunt u een coherente Europese strategie die een einde moet maken aan VGV. Onderteken de petitie samen met GAMS België. Onderteken de petitie op onze website: www.endfgm.eu. Dank u voor uw aandacht. 48 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Céline Verbrouck Advocate aan de Brusselse balie en voorzitster van de vzw “Intact” Voorstelling van INTACT Intact is een juridisch aanspreekpunt dat gespecialiseerd is in zogenaamd ‘cultureel’ geweld (gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking (VGV), enz.). Haar opdracht: Juridisch advies verstrekken aan personen (particulieren, professionals, instellingen). Ontwikkelen van instrumenten om professionals bij te staan die geconfronteerd worden met die vormen van geweld (proceduremodellen, documentatiebronnen, technische fiches en brochures over onderwerpen zoals beroepsgeheim, strafrecht, mogelijkheden tot bemiddeling, asielrecht, enz.). Deelnemen aan politieke debatten op nationaal en internationaal niveau. Het Belgische wettelijke kader m.b.t. de bescherming van slachtoffers van zogenaamd ‘cultureel’ geweld De bescherming tegen deze praktijken in België Twee opmerkingen: In de eerste plaats moet men voor ogen houden dat het bij zogenaamd ‘cultureel’ geweld gaat om de zoveelste vorm van psychisch (pesterijen, enz.) of fysiek (slagen en verwondingen, moord, enz.) geweld en dat dit geweld dus onder onze strafwet vallen. Bijgevolg kan men gebruikmaken van de klassieke actiemiddelen zoals klacht neerleggen, zich burgerlijke partij stellen, rechtstreekse vordering, een procedure voor de burgerlijke rechtbank of de jeugdrechtbank, de sector jeugdzorg, … Merk op dat in de statuten van INTACT een mogelijkheid wordt voorzien om eventueel in rechte op te treden (onder voorbehoud van de ontvankelijkheid van de vordering). We hadden bijvoorbeeld de hypothese in gedachten van een meisje dat ten gevolge van een besnijdenis zou sterven in België en voor wie er geen burgerlijke partij is. 49 De effectieve bescherming van personen wordt in de praktijk bemoeilijkt omdat het niet gemakkelijk is om zogenaamd ‘cultureel’ geweld op te sporen. Er zijn drie belangrijke redenen die de opsporing bemoeilijken: Het taboe rond en het clandestiene karakter van deze praktijken (dikwijls intrafamiliaal). De onwetendheid m.b.t. deze praktijken bij alle betrokkenen (politie, onderwijzers, sociale werkers, rechters, enz.). Het feit dat de behandelende arts dikwijls meteen van zijn stuk wordt gebracht door de ‘culturele aspecten’ van deze praktijken. De bescherming tegen deze praktijken in het buitenland Het is in dit kader dat men het recht op asiel moet bekijken. (Merk op dat er naast het recht op asiel soms een mogelijkheid bestaat om een verblijfsvergunning te krijgen voor medische of humanitaire redenen die het voorwerp uitmaken van specifieke procedures). De definitie van een vluchteling gaat terug op de Conventie van Genève van 1951. Een vluchteling is een persoon die gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging vanwege: ·· zijn of haar politieke overtuiging ·· zijn of haar ras ·· zijn of haar religieuze overtuiging ·· zijn of haar nationaliteit ·· het feit dat zij of hij tot een bepaalde sociale groep behoort. 50 Afgaande op de ontwikkelingen van de rechtspraak, de doctrine en de uitwerking van de richtlijnen van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR), bestaat er vandaag consensus over het feit dat de vrees voor VGV, een eergerelateerd misdrijf of een gedwongen huwelijk onder het toepassingsgebied van de Conventie van Genève valt en dus in sommige gevallen recht kan geven op de toekenning van het vluchtelingenstatuut. Zelfs wanneer het geweld plaatselijk of intrafamiliaal (privéconflict) is. Men moet de mogelijkheid van de buitenlandse Staat om de bedreigde persoon op een doeltreffende manier te beschermen, bekijken, los van het feit of er in dat land een wet bestaat die deze praktijken veroordeelt, of dat er plaatselijke ngo’s zijn die strijd leveren tegen deze praktijken. Het is duidelijk noodzakelijk om elke situatie te benaderen met deze vraag in het achterhoofd. Het recht op asiel is in de eerste plaats een kwestie van bewijs. In principe is het de kandidaat-vluchteling die het bewijs moet kunnen leveren. Omdat het om zeer kwetsbare personen gaat wordt de bewijslast voor een deel overgenomen door de asielinstanties en soms wordt de situatie zelfs helemaal omgekeerd wanneer de asielzoeker aantoont dat hij al vervolgd is geweest. De asielinstanties analyseren elk geval apart. In België gaat het om het Commissariaatgeneraal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) en in geval van beroep de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 In de praktijk is de asielprocedure een uiterst veeleisende procedure: twijfel speelt heel vaak in het nadeel van de asielzoeker, die moet kunnen bewijzen dat: nen leiden tot het verlies van geloofwaardigheid van de aanvrager in de ogen van de asielautoriteiten. In het algemeen: Enkele eisen van de vzw INTACT ·· Er in zijn land van herkomst VGV, gedwongen huwelijken en eergerelateerde misdrijven bestaan. ·· De staat niet in staat is om de slachtoffers van deze praktijken te beschermen. ·· Meer specifiek: ·· De persoon zelf vreest om het slachtoffer te worden van deze vervolging (voor zichzelf of een familielid). Hoewel een kandidaat-vluchteling in principe geen documenten nodig heeft om als vluchteling te worden erkend (de asielinstanties nemen genoegen met samenhangende en geloofwaardige verklaringen), blijkt het woord van een asielzoeker in de praktijk minder en minder waard te zijn. Onze landen zijn beducht voor fraude en misbruik van de procedure. Dat heeft twee negatieve gevolgen: Het wordt noodzakelijk om elk asieldossier te documenteren, zowel op een objectieve manier (krantenartikels, internationale studies, medische rapporten waarin besnijdenis al dan niet is vastgesteld, …), als op een subjectieve manier (getuigenissen, medische en psychologische attesten, …) erken in een netwerk, binnen het kader van W een gedeeld beroepsgeheim, kan zeer nuttig zijn om kandidaat-vluchtelingen op te sporen, door te verwijzen en te helpen. Weerslag van valse documenten of verklaringen: ze kun- Prioritaire inoverwegingneming van de gegrondheid van vrees voor vervolging We betreuren ten zeerste de huidige tendens om een kandidaat-vluchteling definitief uit te sluiten van het recht op asiel wanneer hij of zij ervan verdacht wordt een vals document te hebben ingediend of een valse verklaring te hebben afgelegd met betrekking tot het geweld dat ons bezighoudt en wel om de volgende twee belangrijke redenen: Er zijn veel kandidaat-vluchtelingen die dit soort van geweld niet durven aanhalen in het kader van hun eerste asielaanvraag of die zich pas enige tijd na hun aankomst op het territorium bewust worden van deze problematiek. We moeten dus meer dan vandaag het geval is oog hebben voor de specifieke kwetsbaarheid van deze kandidaat-vluchtelingen en ook voor de moeilijkheid om over deze soort van problematiek te praten. Het debat zou zich in de eerste plaats moeten toespitsen op de objectieve nood aan bescherming van een persoon, en meer bepaald van kinderen. Het is in die geest dat de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties zich heeft uitgesproken in een communiqué van 21.05.2010 aangaande een asielaanvraag in Canada van een Guinese moeder die VGV vreesde voor haar dochter: het objectieve risico heeft voorrang op de eventuele geloofwaardigheid. 51 Verificatie van ambtswege van de behoefte aan bescherming Vandaag volstaat een simpel verhoor van een asielzoeker door de overheid niet langer om na te gaan of een persoon behoefte heeft aan internationale bescherming of niet. De asielinstanties verifiëren de behoefte aan bescherming niet van ambtswege en ze gaan ervan uit dat ze zich kunnen beperken tot het onderzoeken van de vrees voor vervolging zoals ze werd geuit tijdens het verhoor en dat ze niet moeten ingaan op een vrees die te maken heeft met een objectieve externe situatie. Maar een typisch geval van een objectieve situatie die volgens ons een bescherming van een kind rechtvaardigt, onafhankelijk van de geestesgesteldheid van de ouders, is die van een familie die afkomstig is van een land waar besnijdenis een wijdverspreid gebruik is, waarvan de moeder besneden is en het meisje nog niet. Zodra het meisje weg is uit het voor haar meest acuut bedreigende milieu (haar land van herkomst) moeten er andere acties worden ondernomen om haar in België te beschermen (informatie over het wettelijke verbod op besnijdenis, controles, eventueel repressie). Verdeling van de bewijslast, zo veel mogelijk rekening houden met de context van discriminatie en het principe van het voordeel van de twijfel zo breed mogelijk toepassen voor slachtoffers van ‘cultureel’ geweld. Over het algemeen eisen we dat de verdeling van de bewijslast meer consequent zou worden toegepast in het kader van zogenaamd ‘cultureel’ geweld. We denken ook dat het gerechtvaardigd is om in dit verband vaker bescherming te bieden, ook al is er twijfel mogelijk, omdat het gaat om zwaar geweld dat dikwijls verband houdt met een brede context van discriminatie en vervolging, waarmee men dikwijls ook niet genoeg rekening houdt. Afschaffing van de controleprocedure via een medisch attest na verkrijging van het statuut voor de gevallen waarin het vluchtelingenstatuut werd toegekend aan de ouders van een intact meisje (een procedure die 52 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 werd ingesteld door het CGVS) en de uitvaardiging door de staat van controlemaatregelen die moeten worden uitgevoerd door organisaties die bekwamer zijn. De controleprocedure van het CGVS aan de hand van een jaarlijks medisch verslag is aanvechtbaar op juridisch vlak en men kan zich ook vragen stellen bij het nut ervan, omdat de procedure zorgt voor: ·· Een vermenging van rollen (bescherming en repressie) vanwege het CGVS. ·· Discriminatie in vergelijking met elke andere situatie waarbij het vluchtelingenstatuut wordt toegekend. We zijn vooral bezorgd over de mogelijke uitwassen van dit systeem (bijvoorbeeld het intrekken van een statuut van iemand die zijn jaarlijkse attest niet heeft ingediend terwijl het daarom helemaal niet zeker is dat het meisje besneden is en wanneer ze dat wel zou zijn; dan zijn de voorwaarden voor een intrekking niet noodzakelijkerwijs vervuld, ten minste niet in hoofde van het kind). Dit systeem staat nog verder af van wat er in de eerste plaats moet worden onderzocht: de effectieve behoefte van een persoon aan bescherming. De Orde van Geneesheren heeft zich uitgesproken over deze door de CGVS gevraagde attesten, maar haar advies is in onze ogen nogal ambigu. Wij vinden dat een arts altijd het recht heeft om aan de patiënt zelf een medisch attest te overhandigen (en niet rechtstreeks aan de overheid) wanneer de patiënt daarom verzoekt en het niet in zijn of haar nadeel is. De arts moet wel begrijpen dat zijn attest voor allerlei doeleinden kan worden gebruikt en hij moet blijk geven van terughoudendheid bij het opstellen van een attest. We blijven er in ieder geval van overtuigd dat er in België mechanismen voor bescherming, controle en bestraffing moeten worden ontwikkeld, los van de asielprocedure als dusdanig. Daarentegen stellen we vast dat een medische controle toelaat om een kwetsbare familie psychologische, medische en sociale opvolging te bieden. Het helpt in de eerste plaats ook om de familie te ondersteunen bij hun gevecht om te ontsnappen aan een traditie die diepe wortels heeft in haar gemeenschap, zelfs buiten hun land van herkomst. 53 6. H ET BEROEPSGEHEIM: WELKE INFORMATIE WORDT GEDEELD? Patricia Jaspis Onderzoeksrechter aan het Brussels parket ·· “Diara vertelt me tijdens een doktersbezoek dat ze besneden is, maar haar jongere zussen nog niet.” ·· “Fatima weet dat haar ouders haar de komende vakantie willen uithuwelijken in Marokko en dat ze niet zal kunnen weigeren.” ·· “Naïma wordt in de gaten gehouden door haar broers en als ze niet absoluut aan hen gehoorzaamt, bedreigen ze haar; ze kreeg al klappen en ze vreest voor haar leven want ze is verliefd op een jongen die ze in het geheim ontmoet en denkt dat haar broers iets in de gaten hebben.” Deze voorbeelden zijn in ons strafrecht strafbaar, of het nu gaat om gedwongen huwelijken (artikel 391sexies van het Strafwetboek), moord, het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, foltering, onmenselijke en vernederende behandeling, vrouwelijke genitale verminking (artikels 392 tot 418) en ook verwaarlozing, ontvoering, vrijheidsberoving (artikels 423 tot 430) en stalking (artikel 442bis). Deze situaties hebben iets gemeenschappelijks: een ernstig risico op een aanslag op de vrijheid of de integriteit van een jong meisje of jonge vrouw vanwege redenen die te maken hebben met een bepaalde opvatting over de traditie. Het zijn onrustwekkende situaties en sommige kunnen zelfs reden zijn voor hoogdringendheid of paniek. Wanneer men op de hoogte is, kan, wil en moet men soms zelfs ingrijpen. Maar hoe? Met hulp van wie? 54 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Welke aanpak? – Tijdens deze rondetafel zullen professionals hun ervaringen delen en over dit thema debatteren. Soms faalt preventie en dan moet er een dossier worden opgesteld waarin alle tastbare bewijzen worden verzameld. De verspreiding van informatie roept cruciale strategische vragen op. Deze verspreiding is noch vrij, noch neutraal; omdat ze geheim is, en toevertrouwd is in het kader van een vertrouwensrelatie mag deze informatie enkel aan derden worden doorgegeven onder strikt afgebakende voorwaarden. Als een professional die gebonden is aan de plicht tot geheimhouding heb je de mogelijkheid om al dan niet informatie te delen, te verspreiden. Om te bepalen welke de voorwaarden zijn waaronder men informatie mag delen, zullen we hieronder enkele terzake doende juridische begrippen uit het strafwetboek en de rechtspraak (dat betekent beslissingen van rechtbanken) bespreken: artikel 458 dat de overtreding van het beroepsgeheim bestraft en het begrip noodtoestand, het artikel 458bis dat bekendmaking onder strikte voorwaarden toelaat, wanneer het minderjarigen betreft, artikel 422bis dat schuldig verzuim strafbaar stelt, d.w.z. het niet verlenen van hulp aan een persoon in gevaar. We willen ook het artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering aanhalen, dat handelt over de meldingsplicht voor ambtenaren die in de uitoefening van hun ambt kennisnemen van een misdaad of misdrijf. De tekst met deze wettelijke bepalingen vindt u aan het einde van deze tekst. Het beroepsgeheim is een belangrijk onderdeel van de deontologische codes van verschillende beroepen (artsen, psychologen, sociaal assistenten, juridisch assistenten). Het is in principe absoluut. Het beoogt de bescherming van: ·· de persoon, zijn of haar vrijheid, privé- en familieleven; ·· de noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen de persoon die om hulp vraagt en bepaalde hulpverleners; ·· de belangen van de maatschappij. Artikel 458 van het Strafwetboek bestraft het openbaarmaken van het geheim. Het houdt dus impliciet in dat men moet zwijgen. Deze verplichting geldt voor “artsen, chirurgen, gezondheidswerkers, apothekers, vroedvrouwen en alle personen die van overheidswege of uit hoofde van hun beroep een geheim bewaren”, m.a.w. psychologen, sociaal assistenten, juridisch assistenten maar ook vrijwilligers, straathoekwerkers, opvoeders, enz. Het geheim slaat niet enkel op wat er wordt gezegd tijdens een gesprek of consultatie maar heeft eveneens betrekking op de bevindingen van de zorgverlener, eventueel zonder medeweten van de patiënt (zoals sporen van geweld) en op informatie over de persoon die buiten het kader van een gesprek verkregen is. De betrokken persoon (patiënt, cliënt) kan de zorgverlener niet ontslaan van zijn beroepsgeheim. Het komt aan de persoon zelf toe om de informatie eventueel aan derden mee te delen. 55 Strafrechtelijke vervolging die enkel gebaseerd is op bewijselementen die zijn verkregen door schending van het beroepsgeheim is in principe ongeldig. Het strafbare karakter van de gepleegde feiten mag dan wel reëel zijn - het kan zelfs gaan om zeer zware feiten - maar wanneer ze aan justitie ter kennis worden gebracht terwijl hun bekendmaking verboden is door het beroepsgeheim, dan kan de strafrechtelijke vervolging niet tot een veroordeling leiden. Artikel 458 bevat uitzonderingen op het beroepsgeheim: in geval van een getuigenis voor de rechtbank (een getuigenis onder eed voor een onderzoeksrechter, een hof of een rechtbank) of voor een parlementaire onderzoekscommissie, staat de wet toe om het beroepsgeheim te doorbreken, maar het is geen verplichting. Artikel 422bis van het strafrecht bepaalt dat iedereen verplicht is om bijstand te verlenen aan een persoon die blootstaat aan een reëel, actueel en ernstig gevaar. Een simpele vrees volstaat niet. De kennis die we hebben van het bestaan van dat gevaar kan direct of indirect (we worden door anderen op de hoogte gebracht) van aard zijn. Men moet zelf hulp bieden of een beroep op anderen doen. Vanzelfsprekend mag men zichzelf (of derden) niet ernstig in gevaar brengen. 1. In de context die ons hier bezighoudt komt de hulpverlener zaken te weten binnen de context van een vertrouwensrelatie, die hem tot geheimhouding verplicht. Hij moet natuurlijk in de eerste plaats zelf afdoende hulp bieden. Dat is de kern van zijn professionele opdracht en zijn deontologie. Deze verplichting wordt 56 nog verzwaard door het feit dat hij te maken krijgt met zware en concrete problemen die zich hier en nu stellen en die hij moet definiëren en analyseren. Hij komt eveneens zijn verplichtingen na wanneer hij of zij, in het geval dat hij/zij vaststelt dat hij of zij niet kan helpen, een beroep doet op derden, die ook professionals zijn die gebonden zijn aan de zwijgplicht. In dit geval spreekt men van gedeelde geheimhouding. Deze vorm van geheimhouding is ook gebonden aan bepaalde voorwaarden: de nagestreefde doeleinden van de verschillende actoren, die allemaal gebonden zijn door de zwijgplicht, moeten dezelfde zijn (dat is niet zo in het geval van een politieagent en een sociaal assistent); de betrokken persoon moet zijn toestemming verlenen en moet in staat zijn om die toestemming in alle vrijheid te geven, meer bepaald op het vlak van leeftijd en geestelijke toestand. Overigens moet enkel die informatie worden vrijgegeven die de andere professionals nodig hebben voor hun opdracht. Het gaat dus vooral om elementen die nuttig kunnen zijn, niet over het geheel van toevertrouwde zaken. Elke vorm van teamwerk, zeker wanneer dit multidisciplinair is, veronderstelt een bijna permanente gedeelde geheimhouding: de alledaagsheid van deze gedeelde geheimhouding doet niets af aan het principe van geheimhouding op zich. Daar moet toch wel de nadruk op worden gelegd. Wanneer men in een netwerk werkt, moet men nog voorzichtiger omspringen met informatie die afkomstig is van personen die verder af staan. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 2. De analyse of evolutie van de situatie vereist soms niettemin dat de gedeelde geheimhouding op een gegeven moment ophoudt. Beroepsgeheim versus plicht tot bijstand: een afweging van de voorliggende feiten doet de balans zodanig overhellen dat de geheimhouding onhoudbaar wordt. De hulpverlener bevindt zich hier in een (in principe zeer zelden voorkomende) toestand van overmacht. Het Hof van Cassatie (meer bepaald in een arrest van 13.05.1987, gepubliceerd in de Revue de droit pénal et de criminologie, 1987, p. 856) vindt dat de professional zelf een afweging moet maken van de botsende waarden en vervolgens moet beslissen welke houding hij of zij aanneemt. Men kan het de professional niet kwalijk nemen dat hij of zij de zwijgplicht heeft doorbroken wanneer hij of zij vaststelt dat iemand anders door een ernstig gevaar wordt bedreigd en zich in de onmogelijkheid bevindt om zelf op efficiënte wijze op te treden of een beroep te doen op andere professionals, en bijgevolg de feiten aan het parket heeft doorgespeeld. Om te kunnen concluderen dat men zich in een toestand van overmacht bevindt (en het beroepsgeheim moet doorbreken), moet men eerst: ·· De concrete situatie zo volledig en objectief mogelijk analyseren. ·· Een afweging maken van de waarden die in het geding zijn (evenredigheidsprincipe). ·· Alle mogelijke manieren om in te grijpen hebben uitgeput, meer bepaald via de gedeelde geheimhouding (subsidiariteitsprincipe). ·· De ernst en dreiging van het gevaar – dat een risico voor de toekomst inhoudt - zo goed mogelijk inschatten. Geruchten of eenvoudige vermoedens gebaseerd op het land van herkomst en leeftijd volstaan bijvoorbeeld niet. Gesprekken tussen leerlingen, de familiale geschiedenis kunnen aanleiding geven tot gerechtvaardigde vermoedens, maar zonder dat er noodzakelijkerwijs sprake is van reële hoogdringendheid. 3. Omdat het minderjarigen betreft, geeft artikel 458bis de professional de uitdrukkelijke toestemming (maar het is geen verplichting) om bepaalde feiten bekend te maken: mishandeling, aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, doodslag, slagen en verwondingen, vrouwelijke genitale verminking, verwaarlozing. De toestand van overmacht wordt hier geformaliseerd. De wet schrijft voor dat de drager van het geheim het slachtoffer persoonlijk moet hebben onderzocht of op de hoogte is gebracht van zijn persoonlijke verhaal, dat er sprake moet zijn van ernstig en dreigend gevaar voor de mentale of fysieke integriteit van de betrokken persoon en dat hij of zij niet in staat is om, alleen of met de hulp van een derde, deze integriteit te beschermen. Wanneer een minderjarige patiënte haar psycholoog meedeelt dat haar oudere zus in haar kindertijd het slachtoffer is geworden van verminking en dat ze goede redenen heeft om aan te nemen dat haar hetzelfde lot beschoren is als ze zou terugkeren naar haar land van herkomst, dan bevindt die psycholoog zich eventueel in een toestand van overmacht ‘in de brede zin’ maar niet in de zin van artikel 57 458bis, omdat het gevaar zich in de toekomst situeert. In het geval dat de pogingen van het team (gedeelde geheimhouding) om de ouders hun plannen uit het hoofd te praten, mislukt, is aangifte geen strafbare overtreding van het beroepsgeheim. Artikel 458bis zou daarentegen eventueel van toepassing kunnen zijn in het geval van een besneden meisje dat behoefte aan verzorging heeft en waarin de professional vaststelt dat deze zorgen haar worden ontzegd (door de familie). De minderjarige moet in de mate van het mogelijke en rekening houdend met de leeftijd op de hoogte worden gebracht van de geplande stappen. 4. Ten slotte nog enkele woorden m.b.t. artikel 29 van het Strafwetboek dat stelt dat elke overheidspersoon, elke ambtenaar of ministerieel ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis neemt van een misdaad of misdrijf, de procureur des Konings hierover moet inlichten. De situatie van ambtenaren die in het psycho-medische domein werken, kan delicaat lijken omdat ze tegelijk zijn gebonden aan de ogenschijnlijk tegengestelde verplichtingen van geheimhouding en aangifte. Met het oog op een goede uitvoering van hun opdracht moeten ze voorrang geven aan de verplichting tot geheimhouding en dus gelden alle hierboven aangehaalde overwegingen ook voor deze professionals. Conclusie: Het beroepsgeheim is in de eerste plaats een waardevol instrument. Binnen de cocon van de vertrouwensrelatie garandeert het een 58 open dialoog en stelt het de persoon in staat om te streven naar een zo groot mogelijke autonomie ten opzichte van zijn familie en gemeenschap, indien hij dat wenst. We hebben hier te maken met een uiterst gevoelig onderwerp. Veel meisjes kampen met vrijwel onoplosbare loyaliteitsconflicten. Wanneer het gevaar onafwendbaar wordt en er geen andere oplossingen voorhanden zijn, mag het beroepsgeheim geen keurslijf blijven. Zoals bij andere vormen van geweld of misbruik moet ook hier de professional de grootst mogelijke voorzichtigheid en nauwkeurigheid in acht nemen. Niet in paniek raken, zijn emoties in de hand houden, zich bewust zijn van de grenzen van het eigen kunnen, de eigen vragen delen met de teamleden, gebruikmaken van bestaande voorschriften, andere gespecialiseerde professionals contacteren, de politiediensten of justitie enkel weldoordacht contacteren,… Het zijn allemaal zaken die men kan doen om te vermijden dat men overhaast te werk gaat of onnodig stigmatiseert. Of om nefaste gevolgen te vermijden, zoals een brutale en ondoordachte breuk met de familie. De beste manier om personen te beschermen die zich in een kwetsbare positie bevinden, is professioneel handelen, de situatie op een correcte en volledige manier analyseren, de ernst van de situatie inschatten alsook het gevaar dat de persoon loopt en de nodige stappen die moeten ondernomen worden. Men moet daarbij ingrijpen op het juiste niveau, tussen preventie en repressie, maar steeds met respect voor de betrokken persoon, die grondig moet worden ingelicht over de stappen die worden ondernomen. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Wettelijke bepalingen van kracht in het Belgische strafrecht Schuldig verzuim (van het verlenen van hulp) – Niet bijstaan van een persoon in gevaar (strafwet) te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheimen bekend te maken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en een geldboete van honderd tot vijfhonderd frank. Art. 422bis. Art. 458bis. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij wanneer hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij wanneer die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Om te kunnen spreken van een misdrijf, is het nodig dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen. Heeft de verzuimer niet persoonlijk het gevaar vastgesteld waarin de hulpbehoevende verkeerde, dan kan hij niet worden gestraft, indien hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat het verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan verbonden was. De straf bedoeld in het eerste lid wordt op twee jaar gebracht indien de persoon die in groot gevaar verkeert, minderjarig is. Beroepsgeheim (strafwet) Art. 458. Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis hebben van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij opgeroepen worden om in rechte (of voor een parlementaire onderzoekscommissie) getuigenis af Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en die hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in artikelen 372 tot 377, 392 tot 394, 396 tot 405ter, 409, 423, 425 en 426, gepleegd op een minderjarige kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 422bis, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings, op voorwaarde dat hij het slachtoffer heeft onderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werd genomen, er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de psychische of fysieke integriteit van de betrokkene en hij deze integriteit zelf of met hulp van anderen niet kan beschermen. Meldingsplicht, voor een ambtenaar (wetboek van strafvordering) Art. 29. Iedere gestelde overheid, iedere openbare officier of ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een strafbaar feit, is verplicht daarvan dadelijk kennis te geven aan de procureur des Konings bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd of de verdachte zou kunnen worden gevonden, en aan die magistraat alle desbetreffende inlichtingen, processen-verbaal en akten te bezorgen. 59 7 RONDETAFELGESPREK: “VAN PREVENTIE TOT REPRESSIE: WELKE BESCHERMINGSMAATREGELEN?” Bernard De Vos Délégué Général aux Droits de l’Enfant (equivalent kinderrechtencommissaris bij de Franse Gemeenschap) De ‘Délégué Général aux Droits de l’Enfant’ (DGDE - het equivalent van de kinderrechtencommissaris bij de Franse Gemeenschap) is een veelzijdige instelling met als opdracht het waarborgen van de rechten en belangen van kinderen. De instelling grijpt pas in derde lijn in, namelijk als de twee eerste lijnen (algemeen welzijnswerk en gespecialiseerd welzijnswerk) ondoeltreffend of onvoldoende zijn gebleken. Het is belangrijk om te benadrukken dat ik regelmatig samenwerk met mijn collega van de Vlaamse Gemeenschap, Bruno VANOBBERGEN, vooral wat federale zaken betreft, zoals genitale verminking bij vrouwen. In dat opzicht wil ik getuigen van het grote belang dat de heer Vanobbergen ook hecht aan deze materie. De Regering heeft de instelling belast met vijf opdrachten: 1. Informeren over kinderrechten en -belangen en die kinderrechten en –belangen ook promoten. 2. De correcte toepassing van de wet- en regelgeving met betrekking tot kinderen controleren. 60 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 3. Aan de regering, het Parlement en elke overheid die bevoegd is ten aanzien van kinderen elk voorstel aanbevelen dat erop gericht is de geldende regelgeving aan te passen om kinderrechten en -belangen nog vollediger en nog efficiënter te beschermen. ledig gekant is tegen dergelijke praktijken en weerlegt ook dat deze verminking zogezegd in het belang van de kinderen beoefend kan worden. Dit standpunt is overigens nog eens uitvoerig beschreven in de slotbeschouwingen die het comité in juni vorig jaar richtte aan België. 4. Informatie, klachten en vragen om bemiddeling ontvangen met betrekking tot de schending van kinderrechten en -belangen. Het tweede artikel (artikel 12) wil het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht verzekeren die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen. Aan de mening van het kind moet passend belang worden gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid. We weten dat de meeste meisjes tegen hun zin VGV ondergaan, maar zelfs als ze er schijnbaar mee instemmen, weten we welke enorme impact de sociale druk heeft en hoe die de mening van kinderen kan vervormen. 5. Op vraag van het Parlement onderzoek verrichten naar de werking van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschap die betrokken zijn bij deze opdracht. Wat de klachten betreft, proberen we er in de mate van het mogelijke voor te zorgen dat er altijd een link is met één of meerdere artikelen uit het Internationale Kinderrechtenverdrag. Wat genitale verminking bij vrouwen betreft, zijn er veel artikelen waaruit we kunnen afleiden dat deze materie volledig in strijd is met de rechten van het kind. Ik som er maar 3 op. Het eerste (artikel 3) is een van de basisartikelen van het Internationale Kinderrechtenverdrag, waarin wordt erkend dat de belangen van het kind de eerste overweging moeten vormen bij alle beslissingen die kinderen betreffen. Natuurlijk kunt u zich het mogelijke protest voorstellen ten opzichte van ouders die hun kind VGV doen ondergaan in de overtuiging dat ze daarmee haar belangen respecteren, gezien de sterke sociale druk die er heerst. Maar het Kinderrechtencomité in Genève heeft al ontelbare keren herhaald dat het vol- Ik vermeld ook (maar deze opsomming is lang niet volledig) artikel 24 (het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid) en artikel 19, dat eist dat de staat alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied neemt om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik. Welnu, we weten perfect dat naast het geweld van de verminking zelf, de VGV heel ernstige trauma’s kan veroorzaken op middellange en lange termijn. Ik wil dus nog eens herhalen dat het verdrag heel duidelijk is en in geen geval gebruikt kan worden om VGV te verantwoorden. 61 We ontvangen heel zelden klachten over VGV. We behandelen het meest alledaagse situaties zoals vechtscheidingen en het hoederecht over de kinderen. Een andere, zeer belangrijke opdracht van de instelling is de promotie van het Kinderrechtenverdrag. Aangezien wij maar de derde lijn zijn, proberen we samen te werken met de mensen die actief zijn op dit vlak en voor wie dit een van de hoofdopdrachten is. Zo hebben we al samengewerkt met GAMS en met Intact. Als algemene dienst moeten we ons baseren op de expertise van dergelijke verenigingen, maar voor hen kan de steun van het kinderrechtencommissariaat soms een concrete hulp zijn. En ons lijkt het dan weer belangrijk om geconfronteerd te worden met de werkelijke situatie op het terrein, in het kader van actuele problemen, zoals diegene waarover we het vandaag hebben. Tot slot is er de opdracht om aanbevelingen te formuleren en de overheid te wijzen op alle schendingen van kinderrechten, een opdracht die eigenlijk alle andere opdrachten met elkaar verbindt. Het is dus een heel belangrijke opdracht, aangezien het kinderrechtencommissariaat geen enkele macht heeft (en die ook niet wil). Het commissariaat probeert gewoon vooruitgang te boeken op het vlak van de praktijken in de Franse Gemeenschap. Ik wil ook nog verduidelijken dat de instelling ook als bemiddelingsinstantie kan fungeren. Nochtans vind ik al sinds ik dit mandaat heb gekregen en vaak gevraagd word om te bemiddelen bij hoederechtproblemen en dergelijke, dat die bemiddeling erg delicaat ligt. 62 Allereerst omdat we niet echt opgeleid zijn om dit te doen en daarnaast ook omdat ik het moeilijk vind mijn rol als neutrale en onpartijdige derde te behouden in een situatie met twee ouders en een kind. Ik heb dus eerder beslist om mijn bemiddelende rol te beperken tot institutionele bemiddeling, om het contact van jonge burgers (of volwassenen die hen verdedigen) met instellingen of administraties te vergemakkelijken. Onlangs heb ik nochtans met Intact een erg speciale situatie meegemaakt. Ze hadden informatie binnengekregen over jonge meisjes die naar Guinea gingen vertrekken en daar eventueel VGV zouden ondergaan. Dat is een erg uitzonderlijke situatie en ik ben dan ook heel bewust aan de kant van het kind gaan staan, tegen de ouders en tegen een, zoals we weten, heel sterke maatschappelijke conventie in. In die uitzonderlijke situatie heb ik er mee ingestemd hen te vergezellen. We moeten het er nog eens over hebben, maar voor die persoon van Intact was het ongetwijfeld belangrijk om vergezeld te worden door de kinderrechtencommissaris, die op het niveau van de Franse Gemeenschap garant staat voor de naleving van de kinderrechten en de toepassing van het Kinderrechtenverdrag. Het heeft immers de waarschuwing aan die familie met betrekking tot mogelijke VGV tijdens de terugkeer naar het land van origine kracht bijgezet. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Paule Goldfischer Verantwoordelijke van de jeugdrectie van het Brussels parket Om deze toespraak voor te bereiden heb ik onderzoek gedaan naar genitale verminking en eerwraak, en in mijn hoedanigheid van parketmagistraat moet ik bekennen dat ik wat op mijn honger bleef zitten. In veel internationale documenten komt het beleid dat moet worden toegepast aan bod, alsook de instrumenten die moeten worden ingevoerd, maar ik heb niets gevonden over de instrumenten waar ik, in mijn hoedanigheid van juriste, over beschik om de specifieke doelstellingen te bereiken: de slachtoffers beschermen en de daders straffen. Ik zal mijn frustratie verduidelijken voor het enige dossier waar ik in tien jaar aan de balie en zestien jaar parket kennis van heb genomen : Enkele maanden geleden nam INTACT contact met me op om me te melden dat een moeder van Guinese origine van plan was om zonder haar echtgenoot, maar met haar drie dochters die tussen acht en vijftien jaar oud waren, naar Guinea te trekken om de familie die daar gebleven was te bezoeken. De vrees voor een reis om de kinderen te laten besnijden werd nog reëler omdat de informatie verstrekt werd door de meerderjarige broer die zich in Nederland gevestigd had. Wat kan het parket doen? Het parket is opgedeeld in verschillende gespecialiseerde diensten die onderling verbonden zijn, waaronder de dienst die dossiers behandelt ten laste van meerderjarigen (ouder dan 18): economische en financiële sectie, zedensectie, sectie burgerlijke stand, sectie verkeer, sectie misdaad, enz., en een sectie belast met minderjarigen die dader of slachtoffer zijn van strafbare feiten. Wat meerderjarige daders van strafbare feiten betreft - en hier gaat het om daders die genitale verminking hebben gepleegd of mogelijk hebben gemaakt - voorziet artikel 409 van het straf63 wetboek het volgende: “Hij die eender welke vorm van verminking van de genitaliën van een persoon van het vrouwelijke geslacht uitvoert, mogelijk maakt of bevordert, met of zonder haar toestemming, wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie jaar tot vijf jaar. De poging wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar.” §2 stelt dat als de verminking uitgevoerd wordt op een minderjarige of met een winstoogmerk, de straf vijf tot zeven jaar opsluiting is. §3 en 4 beogen de gevolgen van de verminking, ofwel een ongeneeslijke ziekte ofwel de dood, en impliceren zwaardere straffen. §5 stelt: “Is de verminking op een minderjarige of een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien, uitgevoerd door zijn vader, moeder of andere bloedverwanten in de opgaande lijn, of door enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige of de onbekwame, of door een persoon die hen onder zijn bewaring heeft, of door een persoon die occasioneel of gewoonlijk samenwoont met het slachtoffer, dan wordt de minimumstraf verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting.” Artikel 458bis van het strafwetboek waarover mevrouw Jaspis u heeft verteld, is ook een behoorlijke stap vooruit. Ik vermeld ook nog artikel 10ter van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, dat voorziet dat zelfs een strafbaar feit dat in het buitenland wordt gepleegd, strafbaar is in België als de dader 64 zich in België bevindt. De verjaringstermijn bedraagt 10 jaar en begint pas te lopen vanaf het moment waarop het slachtoffer de leeftijd van 18 jaar bereikt. Wat de minderjarigen betreft, de slachtoffers, zal het parket tussenkomen met als doel ze te beschermen. Hoe? Door de jeugdrechter te vragen om het meisje buiten de familiekring te plaatsen, in toepassing van artikel 9 van de verordening van 29 april 2004 van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake hulpverlening aan jongeren (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 1 juni 2004). Dit zijn de voorwaarden voor de toepassing van artikel 9: ·· Hoogdringendheid ·· De fysieke of psychische integriteit van de jongere loopt momenteel en rechtstreeks ernstig gevaar. ·· In het belang van de jongere kan niet worden afgewacht. De maatregel die de rechter neemt, is geldig voor een termijn van dertig dagen, die één maal kan worden verlengd. Tijdens die termijn van dertig dagen wordt het dossier verstuurd naar het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, dat vrijwillige hulpverlening zal aanbieden aan de gezinnen, in overeenstemming met de wens om de dossiers te onttrekken aan de rechterlijke macht. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Hoe gaan we in de praktijk te werk? Ik kom terug op het geval dat ik daarnet heb aangehaald. Waarover beschikken we? Over een aanklacht die niet ondersteund wordt door feiten, een vrees. Wat de ouders betreft, is er geen enkel doel dat toelaat hen zelfs ook maar voor een poging te vervolgen. Wat de kinderen betreft, is er geen enkel element dat het ernstige en dreigende gevaar ondersteunt dat de jeugdrechter had kunnen overtuigen om een bevel tot plaatsing te geven. De moeilijkheid bestaat erin een geheel van objectieve elementen op te stellen, van dien aard dat ze de rechter overtuigen van het bestaan van hetzij een inbreuk, hetzij de dreiging ervan, waarvoor het nodig is om een maatregel te nemen om het kind te beschermen. Zo zijn de beperkingen van gerechtelijke tussenkomst mij opgevallen. Hoe zijn we te werk gegaan? Terwijl de politie de broer ondervroeg om te achterhalen om welke redenen hij de gevolgen van deze reis vreesde, is een team van INTACT naar het gezin gegaan om de meisjes te ontmoeten, in samenwerking met de kinderrechtencommissaris van de Franse Gemeenschap. Het bleek dat de broer ruzie had met zijn vader. Tijdens het bezoek aan het gezin heeft het team een gesprek gehad met de oudste dochter van het gezin, waaruit bleek dat ze wist wat genitale verminking was, dat ze niet bang was voor de reis en veel vertrouwen had in haar ouders, met wie ze heel open kon praten. Door die nauwe samenwerking hebben we een gerechtelijke tussenkomst kunnen vermijden, als die al gegrond was, waar ik aan twijfel. De kinderen plaatsen, leek me niet de juiste oplossing, al zouden de kinderen zou tijdelijk kunnen worden beschermd. Hoe wordt deze verwijdering uit de familiekring opgenomen door gezinnen bij wie tradities en het voorouderlijke geloof zwaar doorwegen? Hoe kunnen we bovendien met hen werken aan re-integratie in de familiekring en dus de meisjes opnieuw aan hetzelfde gevaar blootstellen zonder hen bewust te maken van het gevaar van dergelijke praktijken? Het is opmerkelijk dat de specifieke strafbepalingen niet hebben geleid tot meer gerechtelijke vervolgingen. De geheimhouding rond deze praktijken en de terughoudendheid van de kinderen om hun ouders te beschuldigen zijn daar niet vreemd aan. Veroordelingen kunnen een voorbeeldrol spelen die we zouden moeten evalueren, maar ik blijf ervan overtuigd dat we deze plaag enkel kunnen uitroeien door de gezinnen te wijzen op de wettelijke en medische gevolgen van VGV, door risicogroepen te informeren over: ·· Wat vrouwelijke genitale verminking inhoudt. ·· Welke gevolgen die verminking heeft. ·· Hun rechten. ·· Diensten die tot hun beschikking staan om hen te helpen om de moeilijke stap naar een aanklacht te zetten en diensten die de familieband helpen herstellen. 65 Zahra Ali GAMS België GAMS België is opgericht in 1996. Het is een groep mannen en vrouwen van Afrikaanse en Europese afkomst die zich inzetten voor de afschaffing van vrouwelijke genitale verminking. In 1997 is GAMS België officieel erkend door het Comité Inter-Africain pour la lutte contre les pratiques affectant la santé de la mère et de l’enfant (CIAF) als Belgische afdeling. GAMS België is een actief lid van het Europese netwerk tegen vrouwelijke genitale verminking (EuroNet-FGM). Het thema vrouwelijke seksuele verminking is complex en ligt buitengewoon gevoelig in de betrokken gemeenschappen van nieuwkomers in België. Het is van belang dat de vrouwen die bij ons aankloppen vertrouwen stellen in de medewerkers van GAMS België. Daarom bestaat onze aanpak en methode erin om onze doelgroep te betrekken bij concrete projecten en activiteiten die aansluiten bij hun basisbehoeften. Zo slagen we erin om op een meer doeltreffende wijze voorlichting te geven over vrouwelijke seksuele verminking. GAMS België heeft workshops ontwikkeld om vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van genitale verminking de kans te bieden elkaar te ontmoeten en over zichzelf te praten om de pijn die ze hebben doorgemaakt onder woorden te brengen. Alfabetiseringscursussen in het Frans, een naaiworkshop die geleid wordt door een vrijwilligster die via haar materiaal (naald, draad, schaar) een dialoog op gang weet te brengen, zodat de vrouwen onder woorden kunnen brengen wat ze hebben meegemaakt. Vanaf dan komen de tongen los en delen de vrouwen een gemeenschappelijk leed. Er is ook een kapsalon opgericht, maar door een gebrek aan personeel of vrijwilligers is dit nog niet actief. 66 VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Er zijn ook computerlessen voor beginners om een heel andere doelgroep te benaderen, de ‘mannelijke doelgroep’, die al even betrokken is bij deze kwestie. Want al wordt deze praktijk gepland door vrouwen en door vrouwen uitgevoerd bij kleine meisjes, het is gewoon voor de mannen dat het gebeurt!! Opdat hun kleine schat morgen een echtgenoot zou kunnen vinden en zou voldoen aan de maatschappelijke norm!! We slagen er via deze activiteit dus in om mannen bewust te maken van deze praktijk. Elke laatste vrijdag van de maand is er een bijeenkomst voor vrouwen die lid zijn van GAMS België over diverse thema’s: seksualiteit, het hiv-virus, de rechten en plichten van buitenlanders, … Er zijn ook praatgroepen, ‘Entr’Elles’, waarin het onderwerp seksualiteit wordt behandeld. Daarover wordt in hun land van origine niet gesproken, hoewel seksualiteit vaak problemen en soms lijden veroorzaakt. Deze groepen staan onder leiding van een klinisch psycholoog en een seksuoloog/psychotherapeut. Tot slot heeft GAMS twee jaar geleden nog een sensibiliseringstool opgestart, een toneelstuk met als titel “The Thing”. Dit toneelstuk is een kreet die de wanpraktijken aanklaagt, die niet meer stil te krijgen of te onderdrukken valt, een oproep aan ons om de realiteit onder ogen te zien en een luide kreet die al het lijden van deze vrouwen erkent. In het toneelstuk worden niet enkel vrouwelijke genitale verminking en gedwongen huwelijken aangekaart, maar ook en vooral de context waarin vrouwen mishandeld worden en gevangen zitten in diepe pijn. De titel van het stuk is een aanklacht van het taboe, de geheimhouding en het verzwijgen van dit geweld en van besnijdenis. Via dit toneelstuk willen we protesteren tegen besnijdenis, willen we erover durven praten, het durven ‘benoemen’ … 67 Fatma Arikoglu SAMV vzw Het Steunpunt Allochtone meisjes en Vrouwen is hét kenniscentrum op het vlak van gender en etniciteit. Als gelijkekanseninitiatief ondersteunen we emancipatie, participatie en empowerment van allochtone v/m. We ontwikkelen educatief materiaal om te informeren en sensibiliseren over een aantal cruciale thema’s: relatievorming (partnerkeuze, huwelijksmigratie, gemengde relaties, seksuele diversiteit…), rolpatronen binnen relaties, werk, vrijetijdsbesteding, onderwijs, genderbewuste opvoeding… We organiseren colloquia, workshops, opleidingen rond deze thema’s, zowel voor allochtone organisaties en gemeenschappen, gezinnen als zgn. tussenpersonen en -instanties zoals hulpverleners, onderwijs, beleid… Verder zetten we ook interne debatten op binnen allochtone gemeenschappen met het oog op erkenning, het bespreekbaar maken van en ruimte creëren voor uiteenlopende meningen. Gender gaat immers over ideeën, opvattingen en verwachtingen m.b.t. ‘vrouwelijkheid’ en ‘mannelijkheid’. Het gaat om sociale en culturele constructies, de krijtlijnen die bepalen waarbinnen respectievelijk vrouwen en mannen zich mogen ontwikkelen. Alle vormen van achterstelling die mensen ervaren omwille van beperkende genderrollen, zijn een bekommernis voor het gelijkekansenbeleid. Zelfstandig denken, zelfbewust zijn en kritisch durven zijn over bepaalde gangbare meningen/overtuigingen staan hierbij centraal. 68 In bijlage een kort overzicht van ons aanbod aan educatief materiaal. M.b.t. huwelijksmigratie: het SAMV heeft jarenlange ervaring rond deze thematiek en ontwikkelde reeds enkele methodes en publicaties om jongeren, ouders en tussenpersonen te informeren over dit thema. Daarnaast organiseren we ook vormingen, workshops, colloquia m.b.t. dit thema. Anno 2010 wordt huwelijksmigratie vaak gezien als een cultureel en identiteitsfenomeen en vergeet men veelal de rol van gender. Zonder de impact van cultuur en identiteit te willen ontkennen, wil ik hier toch enkele andere factoren vermelden die gendergerelateerd zijn en een grote invloed hebben op relatievorming en dus ook op relaties/ huwelijken met een partner uit het land van herkomst van de ouders: sociaaleconomisch lage positie van veel ‘allochtonen’ in België (lage scholingsgraad, grote werkloosheid…), genderongelijkheid (manier waarop jongens en meisjes opgevoed worden), sterk verschillende leefwerelden, voorhuwelijkse relaties en de beperkte bespreekbaarheid ervan, beeldvorming (!!) van allochtone jongens over allochtone meisjes en omgekeerd, beperkte ontmoetingsmogelijkheden, vakantie in het land van herkomst en de grotere vrijheid, vrije setting daar, de indirecte en impliciete rol van ouders en omgeving in de partnerkeuze, weerbaarheid van jongens en meisjes, bespreekbaarheid van relationele thema’s, rollenpatronen, de mythe rond ‘zekerheid’ om met iemand van het land van herkomst van de ouders te trouwen, migratiecontext/diaspora…. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Het SAMV heeft een huwelijksmigratiebox ontwikkeld om dit thema te bespreken met groepen v/m: we zien een steeds groeiend bewustzijn m.b.t. de positieve en negatieve aspecten rond huwelijksmigratie. Steeds meer allochtone jongeren van de 2e en 3e generatie verkiezen een partner van hier omdat ze zich steeds meer bewust worden van bepaalde problemen die kunnen ontstaan binnen een zgn. migratiehuwelijk. We werken hierbij niet enkel met jongeren, maar ook met ouders. Het SAMV tracht ook geweld beter bespreekbaar te maken, in een eerste fase aan de hand van genderstereotypen en traditionele rollenpatronen die vaak aan de basis liggen van de weerbaarheid van v/m en het gebruik van geweld. We moedigen v/m aan om hulp te zoeken. Interculturalisatie van (hulp)organisaties is een belangrijke voorwaarde willen we v/m wegwijs maken in de zoektocht naar hulp. Helaas werd dit punt die dag amper besproken. 69 8. V OORUITZICHTEN EN ACTIES: OVERLEGDE STRATEGIEËN TER BESTRIJDING VAN GENITALE VERMINKING Myriam Dieleman Onderzoekster bij het “Observatoire du SIDA et des sexualités-FUSL De overlegde strategieën ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminkingen: een referentiekader voor analyse en actie.* In het kader van een colloquium gewijd aan de samenwerking tussen professionals lijkt een voorstelling van de overlegde strategieën ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminkingen bijzonder aangewezen, aangezien dit overlegproces, dat in 2009 is opgestart, als doel heeft om samen met iedereen die betrokken is bij de besnijdenisproblematiek een referentiekader op te stellen. VGV in België Allereerst moeten we benadrukken dat vrouwelijke genitale verminking (VGV) een realiteit is op het terrein. De problematiek betreft immers niet enkel de Afrikaanse landen waar VGV hoofdzakelijk beoefend wordt en gemeld wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), maar ook Westerse landen, die door het dubbele proces van diversificatie en vervrouwelijking van de migratiestromen geconfronteerd worden met besnijdenis op hun grondgebied. Bovendien is de problematiek niet echt nieuw in België, aangezien ze heel concreet de kop heeft opgestoken in de jaren negentig, toen mensen uit Somalië en Djibouti, die een burgeroorlog ontvluchtten, hier asiel aanvroegen. Besneden 70 * Communicatie ter gelegenheid van het colloquium “Vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijk, eerwraak: hoe de slachtoffers beschermen, welke medewerking tussen beroepskrachten?”, dat op 16 november 2010 werd georganiseerd in Brussel door de vzw INTACT en de gewestelijke coördinatie inzake intrafamiliaal en partnergeweld. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 en/of geïnfibuleerde vrouwen en hun gezinnen hadden gepaste gezondheidszorg nodig, terwijl toen heel weinig professionals gesensibiliseerd of opgeleid waren met betrekking tot dit onderwerp. In 2010 zijn twee onderzoeken gevoerd naar besnijdenis. Die zijn voor het eerst besproken tijdens de studiedag die het Observatoire du sida et des sexualités heeft georganiseerd op 29 oktober aan de Facultés universitaires Saint-Louis (het verslag van deze dag staat online: www.observatoire-sidasexualites.be). Enerzijds heeft het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen, met de steun van de FOD Volksgezondheid en met de medewerking van het ICRH, het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, de ONE, Kind & Gezin, Fedasil en het Commissariaat voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, onderzocht hoeveel besneden vrouwen en meisjes die het risico lopen besneden te worden, verblijven op ons grondgebied21. Via deze studie konden we inschatten dat op 1 januari 2008 6.260 vrouwen heel waarschijnlijk besneden waren en 1.975 meisjes het risico liepen besneden te worden. Uit de studie blijkt ook dat bijna 80% van de vrouwen in kwestie uit tien Afrikaanse landen afkomstig zijn: Guinea, Somalië, Egypte, Nigeria, Ethiopië, Ivoorkust, Sierra Leone, Senegal, Burkina Faso en Mali. Tot slot wees de studie uit dat het aantal bevallingen van wellicht besneden vrouwen stijgt: 21 - DUBOURG D., RICHARD F. (2010) Studie over de prevalentie van en het risico op vrouwelijke genitale verminking in België, Brussel, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Online beschikbaar: http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/socialissues/ excision/19065009. 22 - DIELEMAN M. (2010) Excision et migration en Belgique francophone, Brussel, Ed. GAMS België. Online beschikbaar: www.observatoire-sidasexualites.be. 23 - LEYE E., YSEBAERT I., DEBLONDE J., CLAEYS P., VERMEULEN G., JACQUEMYN Y., TEMMERMAN M. (2008) ”Female genital mutilation: Knowledge, Attitudes and Practices of Flemish gynaecologists”, The European Journal of Contraception and Reproductive Health Care, vol. 13, nr. 2, juni 2008, p. 182-190. de laatste tien jaar is dat aantal verdrievoudigd, en in 2007 ging het naar schatting om 600 bevallingen. Anderzijds heeft het Observatoire du sida et des sexualités (FUSL), op initiatief van GAMS België, een kwalitatief onderzoek van sociaalantropologische aard gevoerd naar besnijdenispraktijken bij de betrokken migranten en het beeld dat ze van besnijdenis hebben22. In dit onderzoek is aangetoond dat hoewel de Belgische context besnijdenis in principe tegenwerkt, hoofdzakelijk door de gevolgen van migratie en preventie-, repressie- en beschermingssystemen, het ‘besnijdenissysteem’, tussen voortzetting en stopzetting in, toch niet helemaal opnieuw ter discussie wordt gesteld. De strategieën die door de migranten worden gehanteerd, tonen aan dat er constant geschipperd wordt tussen hygiënische overwegingen, de eisen van de ‘gemeenschap’ en de huwelijkslogica. De ondervraagde vrouwen en mannen gaven aan dat om de traditie te behouden maar de gevolgen ervan voor de gezondheid te beperken, de voorkeur kon uitgaan naar een gemedicaliseerde besnijdenis of een verminking die als ‘minder’ verminkend wordt beschouwd (het kapje van de clitoris opensnijden of wegsnijden, kiezen voor besnijdenis in plaats van infibulatie, enz.). Met andere woorden, de besnijdenis wordt waarschijnlijk niet helemaal opgegeven maar eerder anders geregeld. Een vorige studie van het ICRH uit 2007 had al uitgewezen dat Vlaamse gynaecologen dat jaar meerdere aanvragen hadden gekregen van gezinnen om een besnijdenis uit te voeren23. 71 Die artsen hebben dan wel geweigerd om de meisjes te besnijden, maar het onderzoek heeft toch bevestigd wat we al meerdere jaren wisten: het gebeurt dat ziekenhuisartsen een vrouw opnieuw dichtnaaien na een bevalling, zonder dat ze daar overigens voor vervolgd worden, hoewel de Belgische wet straffen voorziet voor mensen die zich schuldig maken aan vrouwelijke genitale verminking. Het onderzoek wijst er onder meer op hoe de vermeende ‘cultuur’ van de patiënt een factor is die de houding van bepaalde hulpverleners wijzigt, in die mate zelfs dat ze de medischdeontologische principes schenden. Tot slot bleek uit deze studie hoe machteloos professionals zich voelen ten opzichte van dit soort situaties en dat ze nood hebben aan protocollen die bepalen wat de passende interventie is. Uit die diverse Belgische onderzoeken moet we onthouden dat de mensen die actief zijn op het terrein op diverse vlakken betrokken zijn bij de VGV-problematiek: ·· De zorg die aan de betrokken vrouwen moet worden geboden. ·· Preventie, sensibilisering, voorlichting van de betrokken gemeenschappen. ·· Strafrechtelijke repressie (cf. artikel 409 van het strafwetboek). ·· En tot slot de bescherming van vrouwelijke minderjarigen en migranten (cf. hervorming van het asielrecht en vervolging op grond van geslacht). 72 Overlegde strategieën ter bestrijding van VGV Natuurlijk zijn er veel actoren die, vaak al jarenlang, verschillende acties voeren op het vlak van VGV. Twee jaar geleden maakten ze een eerste vaststelling ter gelegenheid van de internationale dag “Nultolerantie tegen VGV” op 6 februari 2008. Tijdens debatten die GAMS België organiseerde, hadden hulpverleners op het terrein de behoefte aan een betere coördinatie van ieders inspanningen uitgedrukt. Naar aanleiding daarvan nam GAMS België het initiatief om een intersectoraal overlegproces op te starten, dat in het jaar 2008-2009 van start ging, met twee centrale doelstellingen: 1.De kwaliteit van de interventies en van het overleg verbeteren. 2. De huidige en toekomstige interventies laten erkennen door de bevoegde administratieve en politieke overheden. GAMS België heeft het Observatoire du sida et des sexualités (FUSL), dat sinds 2004 in samenwerking met de SIPES (ULB)24 de gezamenlijke strategieën coördineert van de sector ter preventie van soa’s/aids in de Franse Gemeenschap, gevraagd om methodologische en wetenschappelijke steun. Zo is een vernieuwende overlegmethode ingevoerd onder de naam ‘de overlegde strategieën ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminkingen’ (OS-VGV). Het overleg wordt gestuurd door een multidisciplinaire steungroep die moet waken over de kwaliteit van het initiatief en de resultaten ervan. 24 - MARTENS V., PARENT F. et al. (2006) Stratégies concertées du secteur de la prévention des IST/SIDA en Communauté française 2007-2008, Brussel, Observatoire du sida et des sexualités (FUSL), december 2006. Beschikbaar online: http://www. strategiesconcertees.be. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Concreet zijn er tussen oktober 2008 en januari 2009 vijf participatieve workshops georganiseerd met een veertigtal Belgische actoren die betrokken zijn bij de VGV-problematiek en die er adequater op willen kunnen reageren. De deelnemers kwamen uit de doelgroep (in het bijzonder vertegenwoordigers van de gemeenschappen en betrokken vrouwen), uit de wetenschappelijke wereld en instellingen die actief zijn in meerdere sectoren: seksuele en reproductieve gezondheid, soa’s/aids, asiel en migratie, kinderen en jongeren. Tijdens deze workshopdagen hebben de deelnemers de situatie geanalyseerd, met andere woorden een grondige diagnose opgesteld van het probleem. Op basis daarvan is een operationeel plan uitgewerkt, dat een concreet antwoord zou moeten bieden op wat vastgesteld is op het terrein door doelstellingen, strategieën en activiteiten te formuleren. Het geleverde werk is in meerdere stappen collectief goedgekeurd tijdens de workshops. De OS-VGV berusten op het beheer van de participatieve en systemische projectcyclus, waarin gebruikgemaakt wordt van het logische kader als hulpmiddel en die de logische fasen van een programma bepaalt (namelijk: analyse van de situatie, opstellen van een actiekader, budgettering, evaluatie)25. 25 - PINEAULT R. & DAVELUY C. (1995), La Planification de la santé : conceptsméthodes-stratégies. Québec, Éditions Nouvelles. OFFICE DE COOPERATION EUROPEAID (2004), Lignes directrices. Gestion du cycle de projet, Brussel, Europese Commissie. GREEN L.W., KREUTER M.W. (2005) Health Program Planning: An Educational and Ecological Approach, 4th Ed. Mc Graw Hill, http:// www.lgreen. net. PARENT F. (2006) Déterminants éducationnels et facteurs favorables à une meilleure adéquation entre formation et compétences attendues des professionnels de la santé dans les organisations de santé en Afrique. Étude sur la gestion et le développement des ressources humaines en santé, Doctoraatsthesis, Brussel, École de Santé Publique de l’ULB, maart 2006. 26 - DIELEMAN M., RICHARD F. MARTENS V., PARENT F. (2009) Stratégies concertées de lutte contre les mutilations génitales féminines. Un cadre de référence pour l’action en Communauté française de Belgique, Brussel, Uitg. GAMS Belgique. Online beschikbaar: http://www.strategiesconcertees-mgf.be. Dit proces heeft geleid tot de opbouw van een gemeenschappelijk referentiekader voor de analyse (die een antwoord geeft op de vraag: wat is het probleem en wat zijn de doorslaggevende elementen ervan?) en de actie (die een antwoord geeft op de vraag: hoe lossen we dit probleem op?). Het speciale aan de aanpak van de overlegde strategieën ter bestrijding van VGV is dat de vaststellingen en antwoorden geformuleerd worden van op het terrein (de doelgroepen en de professionals die deze situaties meemaken) en op basis van de beschikbare gegevens (epidemiologisch, onderzoeken) met wetenschappelijke ondersteuning. Dit verleent het proces kracht en legitimiteit en zorgt ervoor dat de nodige voorwaarden voor verandering zijn vervuld. Dit collectieve werk heeft het voorwerp uitgemaakt van een publicatie gericht aan alle professionals die betrokken zijn bij de VGV-problematiek en die activiteiten willen opstarten of hun huidige activiteiten willen aanpassen26. De publicatie wordt gratis verdeeld door GAMS België en kan worden gedownload op de volgende website: http:// www.strategiesconcertees-mgf.be. Op de website van de OS-VGV kunt u het nieuws over het netwerk volgen. De strategieën worden gestuurd door GAMS België (http://gams.be) en vormen een open en dynamisch netwerk waar u zich altijd bij kunt aansluiten. U hoeft niet te hebben deelgenomen aan de eerste workshops in 2008 en 2009 om deel te kunnen nemen aan nieuwe activiteiten. 73 Doeleinden en voordelen Tot nu toe hebben de overlegde strategieën ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking er allereerst voor gezorgd dat meerdere actoren het referentiekader kunnen gebruiken om projecten te ontwikkelen die zo relevant mogelijk zijn. Er is immers een kader voorzien om de actoren te helpen hun projecten op het terrein te verfijnen. Zo heeft GAMS België bijvoorbeeld haar buurtwerk nog preciezer kunnen afstemmen op de betrokken gemeenschappen. Vervolgens heeft dit collectieve werk het netwerken tussen de hulpverleners behoorlijk gestimuleerd via de uitwisseling van kennis en praktijken en het opstellen van een gemeenschappelijk kader. Vroedvrouwen van de vzw Aquarelle (UMC Sint-Pieter, Brussel) CHU St-Pierre, Brussel) hebben bijvoorbeeld deelgenomen aan de workshops en hebben de banden aangehaald met verenigingen die actief zijn op het terrein, wat de heroriëntering van het doelpubliek verbetert. Door dit initiatief hebben de deelnemers ook hun globale kennis van de situatie kunnen uitbreiden en werd ook het verzamelen van gegevens gestimuleerd. Een deelneemster aan de workshops werkte bijvoorbeeld voor Fedasil, en toen tijdens de analyse van de situatie bleek dat we in België over te weinig gegevens beschikken, heeft ze het initiatief genomen om een intern statistisch overzicht op te stellen van het aantal vermoedelijk verminkte asielzoeksters die in opvangcentra verblijven. Het vierde doel en voordeel van het proces is dat de overlegde strategieën op institutioneel en politiek vlak erkend zijn als referentiekader, 74 wat dan weer de erkenning van meerdere activiteiten door de bevoegde overheden mogelijk moet maken. De OS-VGV zijn immers gebruikt ter ondersteuning bij de voorbereiding van het Nationale actieplan (NAP) ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010-2014, dat de Interministeriële Conferentie Integratie in de Maatschappij heeft goedgekeurd op 23 november 2010. Doelstellingen en prioritaire acties Een uitbreiding van het NAP ter bestrijding van partnergeweld naar vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijken en zogenaamd eergerelateerd geweld is voorzien in het federale regeerakkoord dat op 18 maart 2008 is afgesloten. Hiervoor is tijdens het voorgaande NAP (2008-2009) een werkgroep opgericht voor de uitbreiding van het NAP, gecoördineerd door het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Het doel van deze werkgroep was: analyseren welke methode het meest geschikt was om die ‘nieuwe’ vormen van geweld op te nemen in het NAP. GAMS België en het Observatoire du sida et des sexualités hebben bij die gelegenheid het deelnemersnetwerk van de OS-VGV vertegenwoordigd om het actieplan bekend te maken en om een reeks doelstellingen en prioritaire acties goed te keuren. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 In het kort werd in het NAP-luik ‘bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld’ 2010-2014 dat gewijd is aan VGV op de volgende doelstellingen en maatregelen gewezen: Om de kennis van de situatie met betrekking tot VGV in België te verbeteren, wil het NAP: ·· Relevant, multidisciplinair en methodologisch betrouwbaar onderzoek verrichten, zowel kwalitatief als kwantitatief, inclusief de verspreiding van de resultaten bij de betrokken actoren (politieke besluitvormers, medische en maatschappelijke hulpverleners). ·· De gebleken gevallen van verminking registreren en ook routinematig opgespoorde gevallen registreren (bij artsen, gynaecologen, kinderartsen, enz.). ·· Het proces van de overlegde strategieën ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminkingen voortzetten en het in het bijzonder uitbreiden naar de Vlaamse Gemeenschap om de strategieën een nationale basis mee te geven. Wat preventie betreft, dringt het NAP erop aan: ·· Te informeren, te sensibiliseren en het opleidingsaanbod voor de betrokken professionals te evalueren door bijgewerkte hulpmiddelen te verspreiden, inclusief de volledige lijst met organisaties die betrokken zijn bij de preventie en de opvang van verminkte meisjes en vrouwen. ·· Overlegvergaderingen te organiseren om met alle betrokken actoren (ONE en Kind & Gezin, SOS Enfants en de Vertrouwenscentra, DGDE, Aide à la jeunesse, Justitie en Politie, verenigingen op het terrein, CGVS), experten rond dit thema en kinderspecialisten, de beste aanpak te bepalen op het vlak van identificatie, opsporing en opvolging van de meisjes die het risico lopen op of het slachtoffer zijn van VGV. Wat de globale ondersteuning betreft van meisjes en vrouwen die verminkt zijn of het risico lopen verminkt te worden en hun omgeving, wil het NAP: ·· De kennis en vaardigheden van de betrokken professionals aanscherpen via opleidingen en via de verspreiding van een gids voor preventie en multidisciplinaire ondersteuning. ·· De verenigingen die werken met de gemeenschappen die betrokken zijn bij VGV versterken, de efficiëntie van hun acties verhogen en de geografische dekking ervan uitbreiden. ·· 75 ·· Proactieve maatregelen nemen om vrouwen die het slachtoffer zijn van VGV de nodige behandelingen te bieden, vooral in opvangcentra voor asielzoekers. Wat de opvang betreft van migranten die vervolgd worden of het risico lopen vervolgd te worden op grond van hun geslacht, heeft het NAP meerdere maatregelen getroffen om professionals die ermee belast zijn de vrouwen en hun dochters op te volgen, te informeren en op te leiden (opleidingen voor de tolken en de personeelsleden van het CGVS die dossiers moeten behandelen die te maken hebben met een vrees voor VGV). Tot slot dringt het NAP erop aan - wat de internationale bijdrage van België aan de strijd tegen VGV betreft - om in het kader van de politieke dialoog met de landen waar VGV op grote schaal wordt beoefend, de toepassing op te volgen van de ratificatie van het protocol van Maputo27. Het NAP beveelt ook aan om in het kader van een wederzijdse samenwerking de inspanningen te ondersteunen van de partnerlanden van ontwikkelingssamenwerking, alsook de initiatieven van de burgermaatschappij met het oog op het afzien van vrouwelijke genitale verminking en de hulp aan slachtoffers. 76 27 - Het Protocol met betrekking tot vrouwenrechten in Afrika, het zogenaamde Protocol van Maputo, is op 11 juli 2003 goedgekeurd door de Afrikaanse Unie. Dit protocol vult het Afrikaanse Handvest aan en bevordert de naleving van de fundamentele rechten van Afrikaanse vrouwen, de invoering van een gelijkekansenbeleid voor mannen en vrouwen en de uitroeiing van alle vormen van discriminatie en geweld ten opzichte van vrouwen in Afrika. Artikel 5 is gewijd aan de uitroeiing van ‘nefaste praktijken’ en moedigt de Afrikaanse regeringen er specifiek toe aan om “via wettelijke maatregelen met bijhorende straffen alle vormen van vrouwelijke genitale verminking, rituele insnijding, de medicalisering en paramedicalisering van vrouwelijke genitale verminking en alle andere nefaste praktijken te verbieden”. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 9. CONCLUSIES Benoit Van der Meerschen Voorzitter van de Liga voor Mensenrechten Dag dames en de enkele heren die ik in de zaal ontwaar. Het is toch opvallend en spijtig dat telkens wanneer het gaat over vrouwenrechten, er zo weinig mannen aanwezig zijn… Mijn dank gaat uit naar INTACT voor deze hoogstnoodzakelijke bijeenkomst. Sta me toe enkele opmerkingen te formuleren voordat ik enkele mogelijke acties voorstel. Het onderwerp van vandaag, in het bijzonder ‘het ding’ zoals er in een vorige bijdrage schroomvallig naar werd verwezen, heeft in de eerste plaats – en dat kan niet genoeg benadrukt worden – te maken met fysiek en mentaal lijden en zorgt voor blijvende gevolgen. Nu is het zo dat de internationale instanties voor de bescherming van de fundamentele rechten van de mens foltering en onmenselijke en vernederende behandelingen verbiedt, zowel hier als elders. We moeten dat steeds in het achterhoofd houden. Om te weten waar we naartoe gaan, is het belangrijk dat we ook weten waar we vandaan komen en deze dag heeft ertoe bijgedragen dat bepaalde contexten in perspectief kunnen worden geplaatst. We hebben ook verbanden kunnen leggen tussen situaties die misschien op het eerste zicht weinig met elkaar te maken hebben, maar die toch overeenkomsten vertonen of die zich op één of andere manier tot elkaar verhouden. Het is dus interessant om de verschillende problematieken te vergelijken met elkaar en de nadruk te leggen op de verbanden ertussen. Andere bedenking: ik denk dat wat we vandaag hebben besproken in een ruimere context moet worden gezien. B. Devos heeft terecht de Internationale Conventie voor de Rechten van het Kind en de principes die eruit voortvloeien, aangehaald. Ik wil u er aan herinneren dat de slachtoffers over wie we het hier hebben in eerste instantie vrouwen zijn en dat er een internationale conventie bestaat die vrouwen tegen ongelijke behandelingen beschermt. België werd op 21 november 2008 vermeld in de aanbevelingen van een Comité van de Verenigde naties. Meestal verwijst men naar dat comité wanneer het een of andere taalkwestie betreft, anders worden haar aanbevelingen terzijde geschoven. Maar er stonden nochtans interessante elementen in: discriminatie op basis van gewoonten (geslacht), zeker wat betreft de lonen, maar verder ook veel meer algemene aanbevelingen m.b.t. geweld tegen vrouwen en over het feit dat de bestaande middelen om dat geweld tegen te gaan, te weinig worden toegepast. Er was nog een andere passage die me zeer interessant leek en die betrekking had op de hardnekkigheid van stereotypen en de kijk die men op vrouwen heeft. Het is waar dat we instrumenten hebben, maar ze toepassen is 77 ongetwijfeld nog beter. En dat gaat zal volgens mij tijd kosten. We hebben het hier gehad over het feit dat alles begint met onderwijs en opleiding en bewustmaking en dat er een mentaliteitsverandering moet komen. Allemaal goed en wel, we weten dat dat allemaal tijd kost, maar ik weiger te vertellen aan de personen die vandaag het slachtoffer zijn: “Vrienden, dat kost tijd, jullie zijn een verloren generatie!”. Dus de toepassing van de bestaande maatregelen en wetgeving, waaronder het geheel aan straffen, is duidelijk een noodzaak. Ten slotte, laatste bedenking: “En wat doen we nu?” We hebben het zonet over strategieën gehad. Dat is goed. We zien dat er zaken gebeuren. Heel goed. Staat u me toe om ook mijn zegje te doen na wat ik vandaag allemaal heb gehoord. Ten eerste: we moeten deze zaken in de openbaarheid brengen. Ik hoor hier een spreekster zeggen dat “ik op het parket nooit zulke dossiers onder ogen krijg” en iemand uit de zaal die zegt “In Sint-Joost waar ik werk, heb ik geen weet van zulke zaken.” Ik denk dat we de zaken in de openbaarheid moeten brengen en die realiteit onder de aandacht brengen als we willen dat er iets beweegt. Daarna moet men nogmaals alle samenwerkingen, synergieën, partnerschappen en gedeelde ervaringen voortzetten en proberen de tegenstellingen te overstijgen, ook op juridisch vlak. We moeten ook vermijden dat we elkaars grenzen overschrijden; we moeten elkaar respecteren en streven naar een zo groot mogelijk professionalisme. En in dit alles is het belangrijk om bepaalde situaties bekend te maken. Met betrekking tot gedwon- 78 gen huwelijken schreef het Comité voor de uitschakeling van discriminatie van vrouwen van de Verenigde Naties in november 2008 dat ook België gegevens en specifieke informatie moest leveren en de impact van de getroffen maatregelen moest meten. Er is op dat vlak blijkbaar nog werk aan de winkel. Maar bovenal - naast het overleg, de synergieën enzovoort - moeten we ook proberen om van deze kwestie een prioriteit te maken. Ik kom hier terug op de toespraak van de juridische actoren. Het is interessant om hen hier te ontmoeten en kennis te maken met hun beperkingen en zo, … maar tegelijkertijd (en ik neem dat als voorbeeld) gaat het in hun dagelijkse praktijk om een prioriteit, in hun strafbeleid. Het is iets dat we bij heel wat actoren kunnen vaststellen. Om af te sluiten, zou ik willen stellen dat dit overleg vandaag een fase is en geen doel op zich. Wat sterk naar voor kwam is dat er nood is aan dialoog, overleg, instrumenten om te begrijpen, manieren om problemen op te sporen en te interveniëren. Dus ik heb maar één ding te zeggen: “Aan het werk”! VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 10. A FSLUITING VAN HET COLLOQUIUM Bruno De Lille Brussels staatssecretaris voor Gelijke Kansen Dames en heren, Eerst zou ik alle sprekers willen bedanken die hun expertise op het vlak van partner- en intrafamiliaal geweld met ons hebben gedeeld vandaag. Ik wil me verontschuldigen voor mijn afwezigheid. Ik wacht echter vol ongeduld op het verslag van dit colloquium want het onderwerp ligt me na aan het hart. Sinds een jaar ben ik samen met de minister-president bevoegd voor zaken van partner- en intrafamiliaal geweld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De cijfers m.b.t. deze vormen van geweld zijn verre van geruststellend. Alleen al in Brussel heeft de federale politie vorig jaar 3.235 gevallen van geweld tussen partners vastgesteld en 1.356 gevallen van geweld tegen kinderen of andere familieleden. En dat is nog maar het topje van de ijsberg want het probleem blijft taboe en velen durven er niet over spreken. Uit schaamte of omdat ze menen dat er geen vervolging zal komen en in vele gevallen ook uit angst. Men kan niet voorbijgaan aan de wreedheid van partnergeweld. Het vindt thuis plaats, de plaats waar men zich nu net het veiligst zou moeten voelen. Het geweld wordt gepleegd door personen die verondersteld worden van je te houden, die je zou moeten kunnen vertrouwen. En meestal blijft het niet bij één keer, maar houdt het geweld jarenlang aan. En dan vraagt men zich af waarom die vrouw toch bij die man blijft. Er zijn toch uitwegen? Niemand kan zoiets aanvaarden, toch? Spijtig genoeg is niet iedereen even vrij of sterk. Moeders vrezen de weerslag op het leven van hun kinderen. Anderen staan economisch niet sterk genoeg om op eigen benen te staan. Nog anderen zijn emotioneel uitgeput en vinden niet langer de kracht om zich te verdedigen. De vraag is dus niet waarom die vrouw bij haar man blijft, de vraag is wat we eraan kunnen doen. Partnergeweld is geen privéaangelegenheid, het is een structureel probleem dat de maatschappij niet mag ontkennen en dat moet worden aangepakt. We moeten ons niet enkel interesseren voor de slachtoffers maar ook voor de daders. Want als die niet doorhebben dat ze een fout hebben begaan, dan is alle inzet enkel een pleister op een houten been. Dikwijls wordt geweld gevolgd door woorden van spijt: “Het zal nooit meer gebeuren, dat beloof ik.” Maar al te vaak komen deze families terecht in een spiraal van geweld. Omdat de vrouw moet ‘getemd’ worden, omdat ze het verdiend heeft, omdat ze zogezegd iets fout heeft gedaan, of gezegd of omdat ze iets niet heeft gedaan. Zolang de dader niet inziet dat zijn gedrag onaanvaardbaar is, zal hij niet geneigd zijn om zich te laten helpen. En dat zou al het werk dat we doen om de slachtoffers en hun kinderen 79 te helpen, tenietdoen. De familie komt weer terecht in dezelfde hel of de dader beschouwt het geweld als ‘normaal’ en neemt het mee naar een volgende relatie. Ik hoef u niet te zeggen dat de economische crisis de zaken er alleen maar erger op maakt. Dikwijls haalt ze het slechtste in ons naar boven, of het nu op macroniveau is waar er op alle mogelijke vlakken bespaard wordt, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, of op microniveau, achter de gesloten deur van ons huis. Ik moet hierbij denken aan de uitspraak van Marshall, een advocaat gespecialiseerd in burgerlijk recht en de eerste Afro-Amerikaanse rechter in het Hooggerechtshof: “The measure of a country’s greatness is its ability to retain compassion in times of crisis.” Waarbij ‘compassion’ eerder moet worden vertaald als meevoelen, in plaats van medelijden. Het gaat hier om meer dan een woordspelletje, want in tegenstelling tot medelijden zet meevoelen aan tot actie, tot openheid naar anderen, tot de wil om anderen te helpen, tot het maken van keuzes. Dames en heren, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben we keuzes gemaakt. We aanvaarden geen enkele vorm van geweld. Geen geweld, punt aan de lijn. En daar wordt niet op teruggekomen. Daarom werken we sinds het begin van dit jaar niet enkel meer rond partnergeweld maar ook rond intrafamiliaal geweld: gedwongen huwelijken, vrouwelijke genitale verminking en zogenaamde eergerelateerde misdaden. Het komt eenvoudigweg neer op schendingen van de mensenrechten. Het gaat om geweld dat 80 de slachtoffers berooft van het fundamentele recht om hun eigen keuzes te maken. Doordat we onze actieradius uitbreiden naar intrafamiliaal geweld kunnen we in Brussel een coherenter beleid voeren en meewerken aan het nationaal actieplan 2010-2014, waarvan ik hoop dat het zal worden goedgekeurd zodra er een nieuwe federale regering is. Het is ook de reden waarom we dit colloquium hebben georganiseerd, want deze problematiek vraagt om een geïntegreerde aanpak. Dames en heren, u begrijpt ook wel dat er nog veel werk aan de winkel is. Ik zou graag alle aanwezigen bedanken. Samen met jullie wil ik de komende jaren bouwen aan een Brussel met minder geweld, in welke vorm dan ook. Een stad waar iedereen zich thuis voelt, waar men kan debatteren, waar problemen worden benoemd en aangepakt. Dat is de reden waarom ik de Veertiendaagse van de Gelijke Kansen en de Diversiteit wilde organiseren. Ik beweer hier niet dé uiteindelijke oplossing voor handen te hebben of het Brusselse platform bij uitstek te zijn. Nee, het doel is om te werken aan zichtbaarheid en zo ver mogelijk vooruit te kijken. Zodat we kunnen samenwerken. Het is immers niet door ons allemaal in ons eigen hoekje terug te trekken dat we de maatschappij gaan veranderen, zoveel is duidelijk. Bovendien zitten achter de problemen waarmee we te maken krijgen dikwijls dezelfde mechanismen verborgen. We moeten de maatschappij doen vooruitgaan. Tonen dat het zo echt niet verder kan. Ik hoop dat deze Veertiendaagse hieraan kan bijdragen. VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Om af te sluiten: de Veertiendaagse eindigt op 25 november, op de internationale dag tegen geweld tegen vrouwen. We zullen deze dag vieren met een slotevenement in La Tentation, vanaf 18 uur. Ik hoop u daar allemaal te mogen begroeten. 81 BIJLAGE I. PROGRAMMA 8.30 uur: Verwelkoming van de deelnemers 9.00-9.15 uur: Opening van het colloquium Door de heer Charles Picqué, Minister-President 9.15-9.30 uur: Inleiding Door de vzw Intact 9.30-10.00 uur: Contextualisering van de verschillende problematieken • GAMS (Groupe pour l’abolition des mutilations sexuelles) • Insoumises et dévoilées (voor zogenaamde eergerelateerde misdaden) • Réseau Mariage et migrations (voor gedwongen huwelijken) 10.00-10.30 uur: “ Gedwongen huwelijken: gendernormconflicten – tussen traditie en moderniteit” Door mevr. Pascale Jamoulle, Antropologe bij de dienst voor geestelijke gezondheidszorg “Le méridien” en aan de UCL 10.30-11.00 uur: “Vrouwelijke genitale verminkingen: welke rol speelt cultuur hierin?” Door de heer M. Philippe Woitchik, Etnopsychiater 82 11.00-11.15 uur: Koffiepauze 11.15- 12.05 uur: Rondetafel “Vrouwelijke genitale verminkingen, gedwongen huwelijken, eerwraak en asielrecht” Met: • Mevr. Valentine Audate, Specialiste/coördinatrice gendervraagstukken bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) • Mevr. Marthe Verswijver, Advocate aan de Brusselse balie • Mevr. Christine Loudes, Directrice, End-FGM Amnesty International Ierland • Mevr. Céline Verbrouck, voorzitster van de vzw Intact en Advocate aan de Brusselse balie 12.05-12.30 uur: Vragenronde 12.30-13.30 uur: Lunch VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 13.30 uur: “Het beroepsgeheim, welke informatie wordt gedeeld?” Door mevr. Patricia Jaspis, Onderzoeksrechter aan het Brussels parket 14.00 uur: Rondetafel “Tussen preventie en repressie: welke bescherming?” Met: • Dhr. Bernard De Vos, Kinderrechtencommissaris van de Franse Gemeenschap • Mevr. Paule Goldfischer, Substituut - verantwoordelijke van de jeugdsectie van het Brussels parket • Een vertegenwoordiger van het College van de Procureurs-generaal • Mevr. Khadia Diallo, Voorzitster van GAMS België • Mevr. Nele Spaas, Coördinatrice van SAMV vzw (steunpunt voor allochtone meisjes en vrouwen) 15.45 uur: “Perspectieven en acties: overlegde strategieën in de strijd tegen genitale verminkingen” Door mevr. Myriam Dieleman, Onderzoekster aan het Observatoire du sida et des sexualités-FUSL 16.00 uur: Conclusies Door dhr. Benoit Van der Meerschen, Voorzitter van de Liga voor Mensenrechten 16.15 uur: Afsluiting van het colloquium Door dhr. Bruno De Lille, Brussels staatssecretaris voor Gelijke Kansen 16.30 uur: Einde 15.15 uur: Vragenronde 83 BIJLAGE II. LIJST VAN EXPERTS EN SPREKERS (in volgorde van verschijning) 1. Mevrouw Isabelle Thiry, attaché bij het Kabinet van ministerpresident Charles Picqué 2. Mevrouw Christine Flamand, juriste en lid van de vzw “Intact” 3. Mevrouw Khadiatou Diallo, voorzitster GAMS België 4. Mevrouw Karima Safia, verantwoordelijke van de vzw “Insoumises et Dévoilées” 5. Amandine De Cannière, Gemeentelijke dienst voor slachtofferhulp van Sint-Jans-Molenbeek en lid van het “Réseau Mariage et Migration” 6. Mevrouw Pascale Jamoulle, antropologe bij «Le Méridien» en aan de UCL 7. Mevrouw Valentine Audate, specialiste/coördinatrice gendervraagstukken bij het Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (CGVS) 8. Mevrouw Marthe Verswijver, advocate aan de Brusselse balie 9. Mevrouw Christine Loudes, directrice End-FGM Amnesty International Ierland 84 10.Mevrouw Céline Verbrouck, advocate aan de Brusselse balie en voorzitster van de vzw «Intact» 11.Mevrouw Patricia Jaspis, onderzoeksrechter aan het Brussels parket 12.Dhr. Bernard De Vos, kinderrechtencommissaris van de Franse Gemeenschap 13.Mevrouw Paule Goldfischer, verantwoordelijke van de jeugdsectie van het Brussels parket 14.Mevrouw Zahra Ali, GAMS 15.Mevrouw Fatma Arikoglu, coördinatrice vzw SAMV 16.Mevrouw Myriam Dieleman, onderzoekster aan het Observatoire du sida et des sexualités -FUSL 17.Dhr. Benoit Van der Meerschen, voorzitter van de Liga voor Mensenrechten 18.Dhr. Bruno De Lille, Brussels staatssecretaris bevoegd voor Gelijke kansen VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 BIJLAGE III. LIJST VAN DEELNEMERS/ DEELNEEMSTERS Mevrouw ACKE Florence Klinisch psychologe Veiligheidsstraat 4 1081 BRUSSEL Mevrouw ADDAE Jennifer Juriste Gaucheretstraat 164 1030 BRUSSEL Mevrouw ADLERFLIGEL Annick Federale Overheidsdienst Justitie Vierarmenstraat 4 1000 BRUSSEL Mevrouw ALI CHEIK Zahra Receptie en animatie Dwarsstraat 125 1210 BRUSSEL Mevrouw ALIE Maryse Advocate Dageraadstraat 10 1000 BRUSSEL Mevrouw AUGUSTER Christine Klein Kasteeltje 9de Linielaan 27 1000 BRUSSEL Mevrouw BALLAUX Sandrine Hulp aan geplaatste personen Rue Jean d'outremeuse 93 LUIK De heer BELKACEMI Nicolas IGVM Ernest Blérotstraat 1 1070 BRUSSEL Mevrouw BIENFAIT Fabienne Commissaris Koning Albert II laan 26 A 1000 BRUSSEL Mevrouw BLOMMAERT Jessica CIRE Visvijverstraat 80-82 1050 BRUSSEL Mevrouw BOORE Maria Elisabeth Criminologe Poelaertplein 1 1000 BRUSSEL Mevrouw CHLIOUI Marianne Stagiaire Kabinet Mevrouw CLERIN Vanessa Parket van Verviers rue du Tribunal 4 4800 VERVIERS Mevrouw D'AGUANNO Annalissa Klinisch psychologe Dwarsstraat 125 1210 BRUSSEL Mevrouw DAL Cécile Gemeente Sint-Lambrechts Woluwe P. Hymanlaan 2 1200 BRUSSEL Mevrouw DE AGUIRRE Aintzane UNHCR RRWZ Van Eyckstraat 11 b 1050 BRUSSEL Mevrouw DE BOUYALSKI Catherine Advocate Paleizenstraat 154 1000 BRUSSEL Mevrouw DE BRABANTIER Greta Lokale politie Ukkel Marlowsquare 3 1180 BRUSSEL Mevrouw DE CANNIERE Amandine Gemeentelijke dienst voor Slachtofferhulp Graaf van Vlaanderenstraat 20 1080 BRUSSEL Mevrouw DE CRAENE Veerle Beleidsmedewerkster bij Oxfam-Solidariteit Vierwindenstraat 60 1080 BRUSSEL Mevrouw DE GOEYSE Sandrine Politiezone BrusselWest De Rooverelaan 3 1080 BRUSSEL 85 86 Mevrouw DE GRAAF Dominique Freelancejounaliste Zelestraat 38/101 2800 MECHELEN Mevrouw DE MERLIER Daphné Gemeente Etterbeek Mevrouw DE NAEYER Barbara Hoofdinspecteur – Dienst Jeugd, Familie, Zeden en FG - Politiezone Brussel-West De Rooverelaan 3 1080 BRUSSEL De heer DE SCHUTTER Brecht Advocaat Adolphe Lacomblélaan 59-61 bus 5 1030 BRUSSEL Mevrouw DE SMET Anneke Fedasil Keizerinlaan 2 1820 STEENOKKERZEEL Mevrouw DE VRIEZE Jeannine Lokale politie Ukkel Marlowsquare 3 1180 BRUSSEL Mevrouw DEBONGNIE Marie Advocate Congresstraat 49 1000 BRUSSEL Mevrouw DEFOURNY Françoise Aquarelle Clos de Gilles 7 1348 LOUVAIN LA NEUVE Mevrouw DELADRIERE Ariane Federaal gerecht De heer DELAHAYE Jean-Marc Conseil Régional De heer DELAHAYE Vehrigue Stagiaire UNHCR Van Eyckstraat 11 b 1050 BRUSSEL Mevrouw DESIR Caroline Brussels Parlement Eikstraat 14 1000 BRUSSEL Mevrouw DEVRESSE Anne Rue Verte Mevrouw DEVUYST Annie Rue Verte Mevrouw DIALLO KHADIDIATOU Voorzitster GAMS Dwarsstraat 125 1210 BRUSSEL Mevrouw DIF Farida Dienst Slachtofferhulp Graaf van Vlaanderenstraat 20 1080 BRUSSEL Mevrouw DJEMABOU Kone vzw femmes africaines Mevrouw DOERAENE Linda vzw Aquarelle Hoogstraat 322 1000 BRUSSEL Mevrouw DRUANT Fabienne Federale overheidsdienst Justitie Poelaertplein 1 1000 BRUSSEL Mevrouw DRUYTS Ellen VMC Vooruitgangstraat 323 Mevrouw FRANCO Nathalie Substituut-Procureur des Konings Vierarmenstraat 4 1000 BRUSSEL Mevrouw FRISQUE Ky Mevrouw GARABEDIAN Aida Collectif contraception Keltenlaan 50 1040 BRUSSEL De heer GELEYN Franz Advocaat aan de Brusselse balie Berckmansstraat 104 1060 BRUSSEL De heer GHEUDE Nicolas Polgroups Leuvensestraat 21 1000 BRUSSEL Mevrouw GILSOUL Laurence Forum national victimes Leuvensestraat 38 1000 BRUSSEL BEAUVAIS VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 Mevrouw GRINBERG Marie Advocate Dageraadstraat 10 1000 BRUSSEL Mevrouw GROUWELS Miep Advocate Adolphe Lacomblélaan 59 1030 BRUSSEL Mevrouw HOORENAERT Marie-Rose JRS chaussée de Tournai 55 7520 RAMEGNIES - CHIN De heer JOLIVET Arnaud Conseil Régional De heer KERSTEN Christophe Hoofdinspecteur referentiepersoon FG PZ 5339 Kolenmarkt 30 1000 BRUSSEL Mevrouw LEBLOIS Virginie Atmosphères Konininginneplein 35 1030 BRUSSEL Mevrouw LECLERCQ Isabelle Federaal gerecht Mevrouw LEJEUNE Caroline Advocate Dageraadstraat 10 1000 BRUSSEL Mevrouw LEYE Els ICRH De Pintelaan 185 P3 9000 GENT Mevrouw MANDANE Annick CCF Paleizenstraat 42 1030 BRUSSEL Mevrouw MARCHAND Caroline Advocate Dageraadstraat 10 1000 BRUSSEL Mevrouw MARIJNISSEN Karine Centre d'Intervention pour les Violences Intrafamiliales Payfa-Fosséprezplein 12 1170 BRUSSEL Mevrouw MARTIN GRACIA Virginia Rode kruis rue Trasenster 34/36 4870 FRAIPONT Mevrouw MICHAUX Benedicte Rue Verte Mevrouw MOESTERMANS Herlindis Nederlandstalige Vrouwenraad Middaglijnstraat 10 Mevrouw MORVAN Camille EPFDP Montoyerstraat 23 1000 BRUSSEL Mevrouw MUSAU KAFUKA Gertrude Gemeente Elsene Elsensesteenweg K96 1050 BRUSSEL Mevrouw NEIRA VIANELLO Carolina Gams Mevrouw NGO Sotieta Juriste Visvijverstraat 80 1050 BRUSSEL Mevrouw NICHOLSON Frances UNHCR RRWZ Van Eyckstraat 11 b 1035 BRUSSEL Mevrouw PAPAZOGLOU Julie Kabinet Huytebroeck Mevrouw PAQUAY Wivine Federale politie Victoria Réginasquare 1 1210 BRUSSEL Mevrouw PASTEEL Michel IGVM Ernest Blérotstraat 1 1070 BRUSSEL De heer PEETERS Philippe Service public de Wallonie avenue Bovesse 6 5100 NAMEN Mevrouw PIETRUSIAK Isabelle Gemeentedienst Graaf van Vlaanderenstraat 20 1080 BRUSSEL Mevrouw POUPART Maité Planning familial Aimer Jeunes St.-Jan-Nepomucenusstraat 28 1000 BRUSSEL De heer PREDARI Fabian vzw BRAVVO Emile Jacqmainlaan 95 1000 BRUSSEL Mevrouw QUIRINY Véronique Fedasil BEAUVAIS 87 88 Mevrouw REULIAUX Stéphanie Federale gerechtelijke politie Luchtmachtlaan 10 1040 BRUSSEL Mevrouw RUFFO DE BONNEVAL Diane Inspecteur PZ 5339 Kolenmarkt 30 1000 BRUSSEL Mevrouw RUGAUX Pascale Gerechtelijke politie Verviers Mevrouw RUIR Audrey Sociaal assistent Fedasil Pondrôme rue de Tombois 4 5574 PONDROME De heer SASSI Aly CIVIF A. Payfa-Fosséprezplein 12 1170 BRUSSEL Mevrouw SCHNEIDER Laurence Lokale Bemiddeling Graaf van Vlaanderenstraat 20 1080 BRUSSEL Mevrouw SEDZIEJEWSKI Vanessa Advocate Dageraadstraat 10 1000 BRUSSEL Mevrouw SOETENS Monique CPF des FPS du Brabant Zuidstraat 118 1000 BRUSSEL Mevrouw TAEYMANS Margot Federaal gerecht Mevrouw VAN DEN BERGHE Laurence CIVIF A. Payfa-Fosséprezplein 12 1170 BRUSSEL Mevrouw VAN DER HAERT Charlotte CBAR- BCHV Defacqzstraat 1 bus 10 1000 BRUSSEL Mevrouw VAN DER STRAETEN Karin DGDE Visverkopersstraat 11-13 bus 5 1000 BRUSSEL De heer VAN HEES Fien Caritas International Liefdadigheidsstraat 43 1210 BRUSSEL Mevrouw VAN HERCK Christine Bureau Slachtofferhulp Politiezone Schaarbeek/Evere/St.-Joost Koninklijke Sinte-Mariastraat 163 1030 BRUSSEL Mevrouw VANDERKAM Martine vzw Aquarelle Reyerslaan 104 1030 BRUSSEL Mevrouw VERBROUCK Céline Advocate Paleizenstraat 154 1030 BRUSSEL Mevrouw VERBRUGGHE Céline Dienst politionele slachtofferbejegening Victoria Reginasquare 1 1210 BRUSSEL Mevrouw VERLAEKEN Anne Lokale bemiddeling Graaf van Vlaanderenstraat 20 1080 BRUSSEL Mevrouw VERSLUYS Christelle Service d'action sociale Mevrouw VERSTREPEN Kati Advocate Mevrouw WILLEMS Sabine Rode Kruis rue de la Sapinière 26 4141 BANNEUX Mevrouw WILWERTH Christine Procureur des Konings Palais de justice 4800 VERVIERS Mevrouw WULLENS Lydia Preventiedienst Victor Gambierstraat 21 1180 BRUSSEL VGV, gedwongen huwelijken, zogenaamd eergerelateerd geweld: hoe de slachtoffers beschermen? Welke samenwerking tussen professionals? Verslag van het colloquium • 16 november 2010 De heer XHONNEUX Mirte Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid Leuvenseweg 38 1000 BRUSSEL Mevrouw CAIARELLI Brigitte Verantwoordelijke Dienst Gelijkheid Mannen-Vrouwen Vifquinstraat 2 1030 BRUSSEL Mevrouw GEERINCKX Carole Verantwoordelijke Dienst Gelijkheid Mannen-Vrouwen Oudergemselaan 113-115 1040 BRUSSEL Mevrouw INAMUGISHA Sandrine Sociale Dienst Paul Hymanslaan 2 1200 BRUSSEL Mevrouw GEUTEN Marie-Rose Verantwoordelijke Dienst Gelijkheid Mannen-Vrouwen Waversesteenweg 351 1040 BRUSSEL De heer KIEBOOMS Olivier Verantwoordelijke Dienst Gelijkheid Mannen-Vrouwen Elsensesteenweg 168 1050 BRUSSEL Mevrouw PACHIKIAN Noémie FASE Paul Hymanslaan 2 1200 BRUSSEL 89 90