SOCIAAL STATUUT Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 1 SOCIAAL STATUUT PREAMBULE Het bestuur van Leerrijk! heeft gekozen voor het voeren van een actief werkgelegenheidsbeleid. Het voeren van een actief werkgelegenheidsbeleid heeft een belangrijk e functie binnen het formatie- en personeelsbeleid. In dit kader is het noodzakelijk een Sociaal Statuut op te stellen. VOORWOORD Toen in 1995 de verplichte bestuursaanstelling een feit werd kwam er een afvloeiingslijst op bestuursniveau. De volgorde van afvloeiing en eventueel ontslag was gebaseerd op starre regelgeving. Het bestuur is voornemens in haar personeelsbeleid meer aandacht te geven aan het behoud van werkgelegenheid. Dit beleid geeft aan haar personeelsleden meer zekerheden voor de toekomst. Het behoud van werkgelegenheid vraagt van het bestuur een actieve rol in deze. In dit statuut wordt dit beleid verder uitgewerkt in de vorm van regels en voorschriften die het bestuur zich zelf oplegt. Door de keuze voor werkgelegenheidsbeleid vervalt de afvloeiingssystematiek die we al jaren kennen, het principe "last in, first out" is dan ook niet langer meer van toepassing. Dit Sociaal Statuut geeft aan volgens welke grondregels en voorschriften gehandeld dient te worden indien de werkgelegenheid binnen Leerrijk! in gevaar komt. In het Sociaal Plan wordt de concrete uitvoering van het beleid beschreven t.a.v. personeel dat boventallig is. Het Sociaal Statuut vormt daarbij het kader, de formele basis van de afspraak. Met het Sociaal Plan krijgt het Sociaal Statuut in een concrete situatie ‘handen en voeten’. OUDE VERPLICHTINGEN Bij de reorganisatie van de managementstructuur van Vaart en Duin is een werkgelegenheidsgarantie van vier jaar afgegeven. Deze loopt op 31 -7-2006 af. Voor (een deel van) het personeel van de scholen van de Stichting Katholiek Basis - en Speciaal Onderwijs Waalwijk is in 2002 een werkgelegenheidsgarantie afgeven welke op 31 -7-2007 afloopt. Beide garanties lopen in feite als vanzelf door. Conform de werking van dit statuut is het immers pas mogelijk om per 1-8-2007 ontslag te verlenen. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 2 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN In dit Sociaal Statuut dient te worden verstaan onder: Centrales: 1. Ambtenarencentrum (AC); 2. Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP); 3. Christelijke Centrale van Overheidspersoneel en Onderwijspersoneel (CCOOP); 4. Centrale van Middelbare en Hogere functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF). Formatieplan: Een jaarlijks binnen het kader van een voortschrijdend meerjarenformatieplan vast te s tellen overzicht van de beschikbare formatie (personeelsbudget), van de beoogde organisatiestructuur en van de te onderscheiden functies naar aantal, aard en niveau. Herplaatsing: Het belasten van de medewerker met een andere of een nieuwe functie binne n de organisatie conform de CAO PO. Mobiliteitsbevorderende maatregelen: Maatregelen waardoor werknemers op andere plaatsen en/of andere functies inzetbaar zijn. Boventallige werknemer: In de eerste fase wordt gesproken van een boventallige werknemer, omdat n og niet bekend is welke werknemers boventallig zijn. Werknemers zijn dan (nog) niet in persoon aangewezen als boventallige, maar wel met ontslag bedreigd . Met ontslag bedreigde werknemer: Een werknemer wiens functie per 1 augustus van het volgend jaar wo rdt opgeheven (tweede fase) en die in het RDDF is geplaatst. Passende functie: Een functie is passend als: de functie-inhoud redelijkerwijs aansluit bij de huidige werkzaamheden; en/of de werkzaamheden aansluiten bij de persoonlijke omstandigheden van de werknemer; het een functie betreft die de werknemer zelf geschikt voor hem/haar acht en bereid is te vervullen; de salarisschaal zoveel mogelijk overeenstemt met de eerder uitgeoefende functie, doch maximaal 2 schalen lager is. CAO-po: De Collectieve Arbeidsovereenkomst die geldt voor het bijzonder Primair Onderwijs (CAO PO). RDDF: Het Risico Dragend Deel van de Formatie, als bedoeld in artikel B3 van de CAO PO 2002 -2004. Reorganisatie: Het planmatig wijzigen van een of meer organisatorische eenheden/ond erdelen, met inbegrip van de reductie van de formatie anders dan door natuurlijk verloop. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 3 Sociaal plan: Plan waarin de concrete uitvoering van het beleid wordt beschreven t.a.v. personeel dat boventallig is. Het Sociaal Statuut vormt daarbij het kader, d e formele basis van de afspraak. Met het Sociaal Plan krijgt het Sociaal Statuut in een concrete situatie ‘handen en voeten’. Vacature: De aanwezigheid van een onbezette of niet vervulde taakstelling waarvoor een dienstverband opengesteld kan worden. Werkgever: Het bestuur van Leerrijk! Werknemer: Het personeelslid dat een vast dienstverband of een tijdelijk dienstverband met uitzicht op een vast dienstverband heeft bij de werkgever. Afkortingen: BAPO: WW: BBWO: CAO: DGO: FPU: GMR: OC&W: RDDF: RPB WPO/WEC: Bevordering Arbeids-Participatie Ouderen. Werkloosheidswet. Besluit Bovenwettelijke Werkeloosheidsregeling voor Onderwijspersoneel Primair en Voortgezet Onderwijs en Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie. Collectieve Arbeidsovereenkomst. Decentraal Georganiseerd Overleg. Flexibel Pensioen en Uittreden. Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad. Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen. Risico Dragend Deel van de Formatie. Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 4 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN De procedure. De werking van het Sociaal Statuut geschiedt in drie fasen, onderscheiden in een eerste vrijwillige fase, een tweede gedwongen fase en een derde fase van nazorg. R.d.d.f.-plaatsingen en eventuele ontslagaanzeggingen kunnen pas worden gedaan, nadat gebleken is dat de eerste fase van het Sociaal Statuut niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Werkgelegenheid. Dit sociaal statuut vervangt het sociaal statuut van de Stichting Katholiek Basis - en Speciaal Onderwijs Waalwijk en de oude afvloeiingssystematiek van Vaart en Duin en de Anton Pieckschool en dient er voor de werkgelegenheid van het personeel in Leerrijk! zo goed als mogelijk te garanderen. De bekostiging van het Sociaal Plan. Leerrijk! vormt een noodfonds met een minimumsaldo van € 250.000,-. Jaarlijks vindt indexering conform de CPB-norm plaats. Over bestedingen worden in het kader van het d.g.o. ten aanzien van het Sociaal Plan nadere afspraken gemaakt. De ontwikkeling van dit fonds wordt jaarlijks in het meerjarenformatieplan weergegeven en is als zodanig ook onderwerp van gesprek met de g.m.r. De vaststelling van het Sociaal Statuut. Dit Sociaal Statuut wordt door het bevoegd gezag van Leerrijk! en de centrales vastgesteld. De doelgroep. Het Sociaal Statuut heeft betrekking op alle door Leerrijk! in stand te houden scholen voor primair onderwijs. Het Sociaal Statuut heeft betrekking op al het personeel dat in vaste dienst is en op personeel in tijdelijke dienst met uitzicht op een vaste aanstelling gedurende de periode dat het Sociaal Statuut geldt. De werkingsduur. Het Sociaal Statuut is geldig vanaf 1 januari 2005. Beide partijen, bevoegd gezag en centrales, kunnen jaarlijks voor 1 mei te kennen geven het statuut te willen wijzigen. Indien hiervan geen gebruik wordt gemaakt behoudt het statuut zijn geldigheid. Zolang er nog geen overeenstemming is over de voorgestelde wijzigingen blijven de oude bepalingen van kracht. Het Sociaal Statuut mag niet in strijd zijn met het op dat moment geldende RPB-WPO/WEC en de CAO-PO. Indien door wijzigingen in RPB-WPO/WEC of CAO de tekst van het Sociaal Statuut aangepast dient te worden, nodigt het bestuur de D.G.O. -partners uit voor overleg. Noodsituaties. Noodsituaties, b.v. het onverwacht of op korte termijn opheffen van functies door de overheid (vergelijk het opheffen van Oalt), kunnen tot een aangepaste uitvoering van het Sociaal Statuut aanleiding geven. Over de noodzaak daarvan wordt in een op het verzoek van het bevoegd gezag te beleggen d.g.o. besloten. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 5 DE WERKING VAN HET SOCIAAL STATUUT, DE EERSTE FASE. De eerste fase is vrijwillig van karakter. Deze fase gaat uiterlijk in op 1 augustus van het schooljaar (N+1) dat volgt op schooljaar (N) waarin in een d.g.o. vastgesteld is of er sprake is van boventalligheid op 1 augustus van schooljaar (N+2). Bedoeld d.g.o. vindt plaats voor 1 januari. In dit d.g.o. wordt de aard en omvang van de boventallighe id in deze fase vastgesteld. In het tijdens het d.g.o. op te stellen Sociaal Plan worden de maatregelen die tot het opheffen van de boventalligheid moeten leiden en het daarvoor beschikbare budget nader vastgesteld. Tijdens deze fase wordt getracht gedwongen ontslagen te voorkomen door het inzetten van mobiliteits- en vertrekbevorderende maatregelen. Deze maatregelen worden over de gehele breedte van de stichting aangeboden. Iedere maatregel die ertoe kan leiden dat de omvang van de boventalligheid wordt teruggebracht, wordt in deze fase onderzocht. Tijdens de eerste fase wordt als volgt omgegaan met personele verplichtingen: a. Een vacaturestop voor Leerrijk!, afgezien van in een d.g.o. vastgestelde bijzondere gevallen. b. Het niet verlengen van tijdelijke aanstellingen onder gelijktijdig opheffen van de functie. c. Waar mogelijk opheffen van functies in geval van natuurlijk verloop. d. Bevordering van mobiliteit. Het bestuur zal in deze fase het natuurlijk verloop stimuleren. Concrete maatregelen in dit verband kunnen onder meer zijn: Het stimuleren van deeltijdarbeid. Personeelsleden die in dit kader vrijwillig een kleinere werktijdfactor geaccepteerd hebben, komen bij vrijkomende formatie met voorrang in aanmerking voor het vergroten van hun werktijdfactor. Het stimuleren van de mogelijkheid tot het opnemen van de BAPO. Het stimuleren van de mogelijkheden gebruik te maken van (deeltijd-)FPU. Het onderzoeken van de mogelijkheden om personeelsleden elders te detacheren. Het verlenen van buitengewoon verlof aan personeelsleden die extern solliciteren. Het op verzoek van het personeelslid bekorten van de geldende opzegtermijn als dit de kansen van het betrokken personeelslid op een nieuwe functie elders vergroot. Het verstrekken van een nader overeen te komen financiële compensatie in het geval dat het personeelslid bereid is om mee te werken aan de vermindering van boventalligheid. Indien een personeelslid bereid is mee te werken aan herplaatsing in een tijdens deze fase beschikbare lagere functie garandeert het bevoegd gezag het salaris- en het salarisuitzicht van het betreffende personeelslid. Indien de oorspronkelijke functie binnen de stichting weer beschikbaar komt, wordt deze functie weer aangeboden aan het personeelslid dat gebruik maakt van de garantieregeling. Het in bijzondere gevallen medewerking verlenen aan de opname van (on)betaald verlof. Het bieden van mogelijkheden tot het uitvoeren van een stage. Gezien het feit dat kennis van de wensen van personeelsleden ten aanzien van werktijdfactor, outplacement/omscholing en loopbaanontwikkeling van groot belang kunnen zijn voor een gerichte aanpak van de boventalligheid worden deze elementen in de functioneringsgesprekken opgenomen. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 6 DE WERKING VAN HET SOCIAAL STATUUT, DE TWEEDE FASE. De tweede fase heeft een gedwongen karakter. Voor de aanvang van deze fase wordt, uiterlijk 1 januari, d.g.o. gevoerd. Hierbij komen aan de orde: Omvang en aard van het na de eerste fase nog resterend probleem. Nadere vaststelling van het Sociaal Plan, in het bijzonder vaststelling van de afvloeiingscriteria. Heroverweging / bijstelling van het budget voor flankerend beleid. Vóór de zomervakantie worden personeelsleden, op basis van vooraf in het d.g.o. vastgestelde criteria, aangewezen als een met ontslag bedreigde medewerker en opgenomen in het R.D.D.F. Zowel de werkgever als een met ontslag bedreigde medewerker, hebben een inspanningsverplichting om gedwongen ontslag en instroom in een ontslaguitkeringsregeling te voorkomen. De mobiliteitsbevorderende maatregelen zoals die in de eerste fase golden blijven van kracht voor degenen die bijdragen aan de vermindering van de boventalligheid. De mogelijkheden van interne mobiliteit dienen opnieuw te worden bezien. Voor het personeelslid dat met ontslag wordt bedreigd, geldt een verplichting tot medewerking. In het bijzonder mag een passende functie die wordt aangeboden niet worden geweigerd. Indien een personeelslid bereid is mee te werken aan herplaatsing in een tijdens deze fase beschikbare lagere functie garandeert het bevoegd gezag het dan geldende salarisniveau (inclusief de voor de sector geldende volgende indexeringen) van het betreffende personeelslid. Indien de oorspronkelijke functie binnen de stichting weer beschikbaar komt, wordt deze functie weer aangeboden aan het personeelslid dat gebruik maakt van de garantieregeling. Indien een personeelslid dat met ontslag wordt bedreigd een passende functie weigert, dan kan dat, met inachtneming van de geldende opzegtermijn, reden zijn tot ontslag. Als bemiddeling van een personeelslid dat met ontslag wordt bedreigd, geen succes heeft en deze situatie ook niet door andere oorzaken wordt opgeheven, dan volgt na de gestelde termijn ontslag wegens opheffing van de functie. Tijdens de tweede fase wordt in verband met de geldende opzegtermijn voor 1 februari d.g.o. gevoerd. Daarbij komen de volgende zaken aan de orde: definitief vaststellen van de omvang van het ontslag; evaluatie van de procedure; bepalen van de stand van zaken. DE WERKING VAN HET SOCIAAL STATUUT, DE DERDE FASE. Uit oogpunt van nazorg heeft de algemene directie regelmatig contact met ontslagen personeelsleden. Dit contact betreft: De formele verplichtingen ten aanzien van de eigen wachtgelders. Het actualiseren van de formatief beschikbare functies en het onve rwijld hiervan op de hoogte brengen van de eigen wachtgelders. Maatregelen die in een eerdere fase zijn gestart worden afgerond. Trajecten die in een eerdere fase zijn gestart worden door Leerrijk! financieel ondersteund. Dit binnen de middelen van het noodfonds. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 7 BEZWARENPROCEDURE. Het bestuur meent dat alle personeelsleden bezwaar moeten kunnen maken indien men van mening is dat het Sociaal Statuut, daaronder begrepen het Sociaal Plan, niet correct toegepast is. Daartoe is onderstaande bezwarenprocedure opgenomen. Deze bezwarenprocedure laat onverlet de wettelijke mogelijkheden van beroep. De procedure: Het belanghebbende personeelslid tekent bij de algemeen directeur schriftelijk bezwaar aan tegen de gang van zaken met betrekking tot de toepassing van het Sociaal Statuut. De algemeen directeur neemt na overleg met het betrokken personeelslid een beslissing inzake het bezwaar en deelt deze beslissing beargumenteerd, schriftelijk, gedagtekend en binnen 5 werkdagen aan betrokkene mede. Het personeelslid heeft de mogelijkheid binnen een periode van tien werkdagen bij de bezwarencommissie bezwaar aan te tekenen tegen de beslissing van de algemeen directeur. Het bezwaar wordt schriftelijk ingediend, voorzien van een dagtekening. Het bezwaar wordt met argumenten omkleed. De bezwarencommissie stelt beide partijen in de gelegenheid hun standpunt toe te lichten en brengt binnen 15 werkdagen advies uit aan het algemeen bestuur van de Leerrijk!. Het bestuur van de Leerrijk! neemt binnen 15 werkdagen een beslissing en stelt betrokkenen terstond, schriftelijk en met argumenten omkleed op de hoogte van de beslissing. De bezwarencommissie: De samenstelling van de bezwarencommissie: o één lid aan te wijzen door het bestuur van de stichting o één lid aan te wijzen door de GMR o een door beide leden aan te wijzen onafhankelijk voorzitter De bovenstaande leden mogen geen deel uitmaken van het bestuur, van de (G) M.R., van het D.G.O. en mogen geen personeelslid zijn. Bovendien zal voorafgaand aan een zitting van de bezwarencommissie voor alle leden bezien worden of er in het kader van de te behandelen klacht sprake is of kan zijn van belangenverstrengeling. De bezwarencommissie maakt afspraken over haar werkwijze welke niet in strijd mogen zijn met de geest van het Sociaal Statuut en legt deze vast in een huishoudelijk reglement. De taken van de bezwarencommissie zijn: o De bezwarencommissie behandelt bezwaren van individuele personeelsleden, die rechtstreeks getroffen worden door de besluiten die genomen zijn als gevolg van het Sociaal Statuut. o De bezwarencommissie toetst of genomen besluiten niet in strijd zijn met het Sociaal Statuut en of een besluit in redelijkheid tot stand is gekomen. o De bezwarencommissie brengt binnen 15 werkdagen advies uit. Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 8 ONDERTEKENING Aldus overeengekomen 01-03-2005 te Waalwijk. Namens de centrales, Namens het bestuur van Leerrijk! ---------------------------------AC ---------------------------------ACOP B. Knapen, voorzitter. ---------------------------------CMHF L. Grootswagers, secretaris. ---------------------------------CCOOP Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 9 1 AUGUSTUS JAAR N november Oriënterende fase december DGO: bepalen aard en omvang van de boventalligheid d.m.v. vergelijking prognoses van leerlingaantallen en personele verplichtingen op 1-8 N+3 opstellen Sociaal plan: o bepalen maatregelen die de boventalligheid opheffen o bepalen beschikbaar budget BESTUUR: constatering dreigend ontslag op 1 augustus jaar N+3 BESTUUR: activeren/uitvoeren maatregelen ter bestrijding boventalligheid. Deze lopen constant door tot 1 augustus van jaar N+3 1 AUGUSTUS JAAR N+1 december Aanvang vrijwillige (1 e) fase juni BESTUUR: Rddf-plaatsing en –melding aan betreffende personeelsleden 1 AUGUSTUS JAAR N+2 januari Aanvang gedwongen (2 e ) fase januari BESTUUR: verzenden ontslagaanzeggingen (ontslag per 1-8 N+3) 1 AUGUSTUS JAAR N+3 Aanvang nazorg- (3 e) fase DGO: bepalen aard en omvang van de resterende boventalligheid bepalen maatregelen die de boventalligheid opheffen heroverweging van het beschikbaar budget vaststelling afvloeiingscriteria DGO: bepalen definitieve omvang van het ontslag evaluatie van de procedure bepalen stand van zaken BESTUUR: start nazorgtraject Leerrijk! Sociaal Statuut 1-3-2005 Voortdurende communicatie met de personeelsleden van de stichting over de stand van zaken Bijlage 1: Tijdpad. 10