Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Redactie Bestuurswetenschappen - Rik Reussing Ambtelijk statuut met een pluspakket Reactie uit de bestuurlijke praktijk Marcel van Bijnen ‘Een ambtelijk statuut is noodzakelijk voor het morele gezag van de overheid.’ Het pleidooi van Van den Brink en Jansen laat zien dat er volop morele gezagsbron‐ nen zijn, maar dat deze door de overheid stelselmatig onderbenut worden. Een stevig ambtelijk statuut kan in hun ogen waarborgen dat ambtelijk vakmanschap werkelijk structureel gebruik kan gaan maken van deze morele gezagsbronnen. De insteek van de auteurs is interessant en geeft een goed inzicht in de morele kant van het werk van ambtenaren. Het huis van bestuurlijk en ambtelijk gezag is in verval geraakt betogen zij, en moet nodig gestut worden. Dat ondersteun ik van harte. Een van de kernproblemen in onze westerse samenleving is dat de histori‐ sche vertrouwensinfrastructuur grotendeels is weggevallen (God, dominee, dok‐ ter, directeur, overheid enz.) en dat we op zoek zijn naar een nieuwe vertrouwens‐ infrastructuur. In deze dynamische tijd is het cruciaal dat ambtenaren elke dag het gezicht kunnen zijn van het morele gezag van de overheid. Zij zijn tenslotte degenen met de dagelijkse contacten met inwoners en bedrijven. Zij moeten sim‐ pel kunnen uitleggen waarom de overheid handelt zoals ze handelt. Dat is elke dag weer het moment van de waarheid waar de normstelling écht plaatsvindt. Maar helpt een ambtelijk statuut nu écht om deze gesprekken met meer gezag te kunnen voeren? Een eerste observatie is dat de vraag of er een statuut moet komen, niet hard beantwoord is door Van den Brink en Jansen. Als ik mijn cynische bril opzet, kan ik zeggen dat een statuut onnodig is: de goede professionals doen hun werk toch wel goed (met of zonder statuut) en de slechtwillenden zeggen dat ze zich aan het statuut houden en doen het uiteindelijk toch niet. Zonder meer positief is dat invoering van een statuut het gesprek binnen organisaties over waarden en nor‐ men op een hoger niveau kan tillen. Elke overheidsorganisatie heeft een discussie nodig over wat publieke waarden zijn, waarom we een overheid hebben, hoe we die overheid inrichten en wat we afkeuren en wat we goedkeuren. Het is een kwestie van continu bespreken en collectief fijn slijpen van de normen die we hanteren. Veel organisaties maken in deze tijd een crisis door. Het zou raar zijn als ook de overheid zichzelf niet opnieuw zou moeten uitvinden. Airbnb en Uber zijn voorbeelden van nieuwe organisatievormen die aansluiten bij nieuwe waar‐ den in onze samenleving. Het is voor overheidsinstanties logisch ook na te den‐ ken hoe het beste kan worden aangesloten op deze ‘nieuwe’ waarden. Ook is het, denk ik, goed om te realiseren dat veel organisaties een ‘crisis’ doormaken. De overheid is echter een instituut dat ongeacht de maatschappelijke veranderingen blijft voortbestaan (een rol heeft in de samenleving). Het zou echter raar zijn als ook de overheid zichzelf niet opnieuw zou hoeven uit te vinden. Airbnb en Uber 88 Bestuurswetenschappen 2016 (70) 2 doi: 10.5553/Bw/016571942016070002007 Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Redactie Bestuurswetenschappen - Rik Reussing Ambtelijk statuut met een pluspakket zijn voorbeelden van nieuwe organisatievormen/bedrijven die aansluiten bij nieuwe waarden in onze samenleving. Er is een metamorfose nodig in werkwijze, cultuur, houding en gedrag. In aanvulling op Van den Brink en Jansen: we hebben versnellers nodig met gezag! Het gezamenlijk versterken van de overheid aan de voorkant en het vergroten van de effectiviteit en efficiency aan de achterkant. Kijk als overheid eens naar de manier waarop kan worden aangesloten bij de ‘nieuwe’ waarden in de samenleving. Invoering van een statuut helpt deze discus‐ sie versnellen! Als dit statuut geen krachtig instrument wordt, verergert het de kwaal en neemt alleen de bureaucratie toe … Mijn vraag is: hoe wordt dit een krachtig statuut? Leidt het tot nieuw elan in publieke waarden? Wil het statuut werken, dan moet het inzoomen op de belangrijkste vragen, op wat het meeste onder druk staat. Het moet niet alleen ingaan op moraliteit, maar ook richtingge‐ vend zijn op wat vakmanschap moet zijn. De belangrijkste vragen zijn wat een excellente overheid is en hoe we partnerships bouwen met de samenleving. Een tweede observatie is dat de schrijvers uitsluitend over een individuele kwestie spreken (ambtenarenstatuut per ambtenaar) en andere mechanismen om de nor‐ men en waarden te verankeren in ambtelijk handelen niet behandelen. Dat is een belangrijk gemis. Ik denk aan aspecten als teamwork, leidinggeven (tone at the top), partnerships kunnen bouwen met de samenleving en governance-modellen resp. toezicht en verantwoording. Hoe leggen uitvoerders en toezichthouders ver‐ antwoording af? Goede codes zoals deze in het bedrijfsleven steeds vaker worden toegepast, zien meer op processen en procedures dan op individuen. Dit sluit aan op de theorie van Mark Moore uit 2013, die in Recognizing public value betoogt dat als je als instelling je legitimiteit en steun vergroot, je meer autoriteit verwerft om publieke waarde te kunnen definiëren. Wanneer organisaties verantwoordelijk‐ heid afleggen door middel van een public value account, dwingt dit hen om een goede definitie van publieke waarde te hanteren. Het ondersteunt hen om legiti‐ miteit en steun te organiseren met behulp van deze wijze van verantwoording. En daarnaast geeft het richting aan de operationele capaciteit, waardoor je gerichter acteert op het creëren van publieke waarde. Waardecreatie als begrip wordt steeds belangrijker, gezien de veranderende behoeften: niet langer massaal en hetzelfde, maar specifiek en individueel. Dit vraagt om een ander perspectief op de huidige wijze van verantwoording en inrichting van publieke organisaties. Een derde observatie betreft een ander groot vraagstuk: de eisen waarmee uit‐ voerders geconfronteerd worden vanuit de politiek. Deze leiden steeds vaker tot gezagsproblemen. Als we heftige dossiers als de pgb’s, SVB, azc’s en jeugdgezond‐ heidszorg bekijken, missen we een ‘bezielend verhaal’ van de politiek. Medewer‐ kers aan de keukentafel bij mensen thuis moeten een verhaal hebben dat logisch is, waar ze in geloven, dat hun bezieling geeft. Dat zorgt voor sterke uitvoerders die kunnen uitleggen wat ze doen en waarom ze het doen. Dat bevordert gezag. Als je het moet doen met ‘dat schrijft de wet nu eenmaal voor’ of ‘we hebben een efficiencykorting van 30% gehad van het Rijk omdat de kracht van de samenle‐ ving meer benut moet worden’, krijg je het vreselijk moeilijk. Politieke bestuur‐ ders hebben een ‘bezielend verhaal’ nodig voor de afwegingen die ze maken, geba‐ Bestuurswetenschappen 2016 (70) 2 doi: 10.5553/Bw/016571942016070002007 89 Dit artikel uit Bestuurs­wetenschappen is gepubliceerd door Boom bestuurskunde en is bestemd voor Redactie Bestuurswetenschappen - Rik Reussing Marcel van Bijnen seerd op publieke waarden. Dat bevordert de robuustheid van hun eigen politieke mandaat en inspireert en bindt ambtenaren. Op dit moment zien we dat nauwe‐ lijks terug in de politiek en dat is in mijn ogen een belangrijk gemis in het debat over publiek waarden. Invoering van een ambtelijk statuut is een goede zaak. Het helpt de discussie over waarden en normen naar een hoger niveau te tillen. Maar dan moet het wel een krachtig statuut zijn dat ingaat op de zaken die écht onder druk staan. Maar er is een breder pakket nodig dan een statuut alleen. De politieke bestuurders moeten meedoen, er is échte bezieling nodig, beter teamwork, steviger leiderschap, part‐ nership met de samenleving, codes én imagebuilding. In de dagelijkse praktijk leren uitvoerders elke dag. Er worden fantastische dingen gedaan, maar ook fou‐ ten gemaakt. Steeds belangrijker wordt: kan elke medewerker uitleggen waarom de overheid handelt zoals ze doet? Dat bevordert vakmanschap en gezag. Het is een hartstikke mooi overzicht, we moeten het evenwicht bewaren, maar als dit geen krachtig instrument wordt, verergert het de kwaal. Mijn vraag is: hoe wordt dit een krachtig document? 90 Bestuurswetenschappen 2016 (70) 2 doi: 10.5553/Bw/016571942016070002007