Preek op 25 september 2016 in de Morgensterkerk over Matteüs 6

advertisement
Preek op 25 september 2016 in de Morgensterkerk over Matteüs 6: 5-15
‘Onze Vader die in de hemelen zijt’
Lieve gemeente,
Vandaag dus de eerste zin van het Onze Vader, de aanhef. Misschien is het wel goed als we ons
gewoon maar aan de tekst houden. En daarom bestaat de preek vandaag uit drie delen. Was vroeger
ook zo, toen had je: ellende, verlossing, dankbaarheid. Vandaag hebben we: onze, vader, in de
hemel.
1. Onze
Bidden is altijd persoonlijk. Algemene praatjes, daar heeft niemand iets aan. Het gebed kan al het
persoonlijke van een mens bevatten: elke vreugde, elke nood. Er is niets persoonlijks wat niet in het
gebed past. En dat mag ook op iedere, eigen manier. De een zingt het uit, terwijl het gebed van de
ander zwijgen is en voor een derde een intiem gesprek. Heel persoonlijk.
Maar nu begint het Onze Vader met het woordje ‘onze’. Zo leert Jezus zijn leerlingen bidden. En met
dat ene kleine woordje worden wij aan elkaar geknoopt. Jezus zegt:
Bidden jullie dan zó:
Onze…
Het gebed is persoonlijk. Maar dit ene, eerste woordje waakt ervoor dat dat persoonlijke smal wordt,
ik in mijn klein hoekje, ik met mijn god. Door dat ene, eerste woordje word je meteen uit je eigen
kleine kring getild en verbonden aan allen die dat zo bidden.
En wie zijn die allen? Dat krijgen we voor ogen als we naar de context kijken. Het Onze Vader maakt
deel uit van de bergrede, dat grote manifest van menselijkheid. Tot wie is dat gericht? Wie worden
hier aangesproken? Welnu, Jezus trekt rond door Galilea, legt Torah uit, geneest zieken en geeft
kracht aan krachtelozen. Mensen komen van heinde en verre om al hun zieken bij Jezus te brengen.
En dan staat er: toen hij de menigten zag – die eindeloze massa van leed – toen ging hij de berg op…
En zijn leerlingen kwamen bij hem…
Dan komen dus zijn leerlingen bij hem en dan begint Jezus te zeggen waar het om draait. Hij richt
zich tot zijn leerlingen, de gemeente, die groep van mensen die in het bijzonder bij hem horen, die
van hem weten en die ook bij hem wíllen horen. Zoals wij hier nu ook vandaag bij elkaar komen. Hij
richt zich tot hen, zijn gemeente, zijn leerlingen. Hij richt zich tot ons. Maar, omwille van de menigte.
Hij ziet al die mensen. En hij zegt tegen zijn leerlingen: Zien jullie ze ook! Zie toch al die mensen, zie
de zieken, zie de pijn, zie de tranen. Jullie, als groep, je staat temidden daarvan.
Zo leert Jezus zijn leerlingen bidden: Onze…
Dat ‘onze’, die ‘wij’, dat is dus om te beginnen de kring van leerlingen, de gemeente, de kerk, zo u
wilt. Die kring, zoals wij zometeen ook inderdaad in de kring staan. Maar die kring is geen gesloten
bijeenkomst. Die kring staat niet op zichzelf. Het ‘onze’ van het Onze Vader reikt verder. Het gebed
dat met dit woordje begint heeft dus allen op het oog. Alle mensen. En wel in het bijzonder al die
mensen die lijden, die aan het eind van hun latijn zijn. Met het oog op hen wordt er gebeden. Voor
hen wil deze God een vader zijn.
2. Vader
Ja, want daarvoor staat dus het woord ‘vader’: voor ontferming. Ontferming over al die vele lijdende
mensen. Ontferming over al die vele mensen in angst. Ontferming over de zeer ouden in hun
verpleeghuisbedden en over de te kleine hummeltjes in hun couveuses. Ontferming, dat is de
invulling van dat woord ‘vader’.
Daar moeten we goed op letten. En daar zullen we de komende weken steeds streng op moeten
letten: de invulling van het woordje ‘vader’ is ontferming, erbarmen, solidariteit.
Ik zeg dat nu met zoveel nadruk, omdat dit in de christelijke traditie niet altijd goed gezien is. Denk ik.
In de plaats van ‘ontferming’ is nogal eens ‘macht’ gekomen. Denk maar aan de eerste zin van de
apostolische geloofsbelijdenis: ‘Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en
der aarde.’ Dan is ‘vader’ dus ingevuld als: boven alles staan. Sterker zijn dan de rest.
Zo is dat in de christelijke leer gegaan, vaak, maar ook in mensenlevens, te vaak. Stel nu, dat je in de
kerk zit, en je steeds moet bidden: Onze Vader… maar stel nu dat je eigen vader helemaal niet mild
was? Stel, dat je vader nooit thuis was, of je negeerde? Stel, dat je vader enkel autoritair is? Of dat
een vader zijn kind mishandelt?
Zie je, dat is dan dus het tegengestelde – het totale tegengestelde – van wat de Bijbel hier bedoelt.
Maar dat wordt dan wel allemaal opgeroepen, dat klinkt allemaal mee. Dat kun je dan niet zomaar
uitzetten, als het vervolgens over ‘God’ als ‘vader’ gaat. En dan kan het nodig zijn – en neem vooral
die vrijheid! – om op zoek te gaan naar andere manieren om over God te spreken en om hem aan te
spreken. Die zijn er te over. Jesaja spreekt ook over God als moeder, die haar kind op haar heup
draagt en troost geeft… (Jes.66:12-13)
Deze associaties zouden wel eens de reden kunnen zijn dat je de term ‘vader’ als metafoor voor God
in de Bijbel nauwelijks tegenkomt. Moet u maar eens bladeren. Het beeld van de vader komt bijna
niet voor. Ik denk dat dat is, omdat de Bijbel huiverig is voor deze associaties: de vader als de baas,
die geen beter argument kent dan: ‘Omdat ik het zeg!’
Waar het beeld van de vader wel voorkomt: in Psalm 103. Prachtig:
‘Zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kind,
omringt ons met erbarmen God onze Vader, want wij zijn van Hem…’
Zo dus, arm om je heen. ‘Ach m’n jochie toch, m’n meissie, kom maar hier, waar doet het pijn?’ … Nu
ja, en als deze God dan zó is, dan schreeuw je het uit, of je fluistert, of je vertelt, of je valt stil. En voor
dat alles is ruimte. Ruimte is gebed, gebed is ruimte. Voor… wat dan ook, heel je ziel, heel je zijn, al
wat in je is.
3. In de hemel
Tenslotte, kort dit derde nog. Een ‘maar’. Om te voorkomen dat onze warme fantasieën zomaar met
ons weglopen… Hij is, deze God, in de hemel. En de hemel staat in de Bijbel voor de verborgenheid.
Dat is natuurlijk niet: als je maar lang genoeg naar boven reist, dan… Nee, ‘Onze Vader in de hemel’
wil zeggen: hij is verborgen. En dat is vreemd. Misschien ook wel een soort jammer. Misschien had ik
net ‘Amen’ moeten zeggen, toen alles zo mooi en zo fijn en zo rond was. Maar nu moet dit toch nog
gezegd: hij die zo God is, hij is in de hemel, hij is verborgenheid.
En dat maakt dat bidden niet alleen schreeuwen en fluisteren is, niet alleen zingen en zwijgen. Maar
ook zuchten. Verlangen. Gebalde vuisten, stampvoeten. Kwam hij maar. Kwam hij maar uit de
verborgenheid! Want we missen hem zo en we merken hem niet. Deze verborgenheid maakt dat
misschien zelfs wel een vloek ook een gebed is. Als namelijk in mensenlevens deze God té verborgen
is. Als mensen geen vaderschap, geen ontferming ervaren.
Onze Vader in de hemel… dat is ook zuchten. En dat is ook vloeken.
En nu ja, voordat ik dit nu weer mooi prekend dichtsmeer… laat ik dit gewoon maar staan. Ik sluit af.
We zullen zien, de komende weken, of in dit gebed van deze ene mens Jezus, die ons dit in de mond
legt… of daarin toch iets vanuit de verborgenheid op ons toe komt. Of daarin misschien toch de
hemel op de aarde komt. Misschien nu toch ook al, in de kring, rond de tafel.
Lof zij u, Christus!
Download