Klassieke en Hedendaagse Kennissociologie. Werkboek. Willem Halffman 6 april - 8 juli 1999 Wetenschaps- en technologiedynamica, UvA Wetenschapssociologie 2 Voorwoord In dit werkboek vind je een volledige beschrijving van de cursus. In de inleiding staat het doel en een algemene beschrijving van onze 'reis'. Daarna wordt per college aangegeven wat er precies aan bod komt. Er is een omschrijving van het thema van elke bijeenkomst, wat er precies van je wordt verwacht en daarnaast zijn ook alle praktische gegevens aangegeven, zoals plaats en tijd van elke bijeenkomst. Op onze tocht door de sociologie van wetenschap en kennis is dit werkboek de reisgids. Bij elke bijeenkomst wordt het thema aangegeven: een korte beschrijving die je helpt om het college te plaatsen in de bredere context van de cursus. Bovendien krijg je een idee van waarom je nou precies deze teksten voorgeschoteld krijgt, zodat je weet waar je bij het lezen op moet letten. Als verdere sturing bij het lezen, krijg je een lijstje met vragen voor elke tekst. Wat er van je wordt verwacht is doorgaans dat je bij elk college de aangegeven teksten hebt gelezen en dat je tijdens het college de bijgeleverde vragen kan beantwoorden. Let bij de praktische gegevens goed op de collegezaaltjes: we veranderen nogal eens van locatie. We beginnen telkens om 13u precies. Verder is het wel handig om te weten hoe je de docent kan bereiken: Willem Halffman Roeterseiland, kamer B523 Tel: 525.65.90, secretariaat: 525.65.95 e-mail: [email protected] Je wordt voor dit college beoordeeld op basis van een essay en een tentamen. Het essay bestaat uit het analyseren van een artikel uit de kennissociologie. De opdracht luidt om het artikel in een theoretische context te plaatsen en te bespreken. Daarnaast is er een tentamen. In principe is dit een modeling tentamen over de teksten die voor de colleges zijn gelezen, maar als je wil mag je het tentamen ook schriftelijk afleggen. Het essay en het tentamen tellen beide voor 50% van je eindcijfer. Je vindt nog meer uitleg aan het eind van dit werkboek. Nog niet duidelijk? Geen zorg, we hebben het er tijdens het college nog over. Tot slot: studenten vinden dit vak doorgaans 'pittig' en dat is het ook. De reis leidt door lastig theoretisch landschap. Het is makkelijk om de weg kwijt te raken, maar daar heb je nou net een docent voor, natuurlijk. Als je het idee hebt dat je begint te verdwalen, moet je dat meteen aan je reisleider duidelijk maken. Hoe sneller je dat doet, hoe makkelijker het is om je weer op het juiste pad te zetten. Wetenschapssociologie 3 Opzet van de cursus. Doel: de kaart. Het doel van deze cursus is in de eerste plaats om je een 'mentale kaart' te verschaffen van de sociologische component van het wetenschapsonderzoek. Aan het eind van deze cursus heb je de belangrijkste stromingen in de wetenschapssociologie bezocht en heb je een idee van hoe die zich tot elkaar verhouden. Onze reisweg door het land van de wetenschapssociologie is opgezet langs de discussie tussen de verschillende benaderingen, zoals die is gevoerd in zowat de afgelopen 30 jaar. We beginnen bij de Mertoniaanse wetenschapssociologie, die dominant was tot begin jaren 70. We eindigen bij bijvoorbeeld actor/netwerk theorie of neo-institutionalisme, stromingen uit de jaren 90. We houden het echter niet bij deze hedendaagse stromingen. Om beter te begrijpen waar de discussies tussen de verschillende scholen vandaan komen, gaan we niet alleen bij al deze koninkrijkjes op bezoek, maar we duiken ook in hun geschiedenis. Deze struktuur is terug te vinden in de opzet van de colleges: de behandeling van de verschillende scholen wordt afgewisseld met colleges over de achtergronden van deze scholen. In de achtergrond-colleges duiken we telkens even de klassieke sociale theorie in, om daarmee de cenrale thematiek van een benadering naar boven te halen. Ter verduidelijking vindt je hier een 'kaart' van onze reisroute. Deze kaart is nu waarschijnlijk nog onleesbaar, maar dat wordt straks anders als we de 'locaties' hebben bezocht. REISROUTE ACHTERGRONDEN 1.Inleiding 2. Merton 3. functionalisme 4. Weber 5. De reactie op Merton: sociologie van wetenschappelijke kennis @dit kaartje aanvullen als de indeling vast staat De pointe: tekst in context. We lezen in deze cursus dus niet alleen hoe verschillende benadering in elkaar zitten, maar we proberen ook de samenhang te zien met de context waarin de stromingen zich ontwikkelden. De reden voor deze aanpak is dat je de 'pointe' van de verschillende wetenschapssociologische stromingen niet kan begrijpen als geen oog hebt voor de context waarin ze staan. Elk van de benaderingen die we behandelen geeft niet alleen aan hoe je wetenschap en kennis in een maatschappelijke context moet analyseren, maar heeft bovendien een eigen manier om wetenschap te 'problematiseren'. De benaderingen hebben hun eigen vragen, hun eigen aspecten van wetenschap die ze belangrijk vinden en waarover ze een punt willen maken. De ene benadering onderzoekt bijvoorbeeld hoe wetenschap anders is dan andere aktiviteiten in de samenleving, de andere laat juist zien hoe weinig wetenschap afwijkt. De cursus relateert de verschillende benaderingen in wetenschapsonderzoek aan twee contexten. In eerste instantie is dat de context van de sociale theorie: de bredere discussies en problemen van verschillende theoretische tradities waarin deze benaderingen staan. Dat gebeurt vooral in de achtergrondcolleges. In tweede instantie is er de maatschappelijke context waarin de benaderingen staan of waarin ze zichzelf plaatsen. Sociale wetenschappen zijn nou eenmaal geen wetenschap die zich van het maatschappelijk leven isoleren, maar zijn in min of meerder mate betrokken op wat zich daarin afspeelt. In de colleges zijn daarom ook teksten opgenomen die iets van het maatschappelijke kader laten zien waarin de verschillende benaderingen functioneerden. Wetenschapssociologie 4 Lezen Om greep te krijgen op een divers theoretisch gebied is er maar één manier: veel lezen. Dat gaan we dan ook doen tijdens deze cursus. Voor elk college wordt van je verwacht dat je minstens de aangegeven teksten leest. Als richtlijn heb ik gemikt op 50 pagina's per college. Dat lijkt niet zo ontzettend veel, maar er zitten een paar behoorlijk moeilijke teksten bij. Lezen lijkt een eenvoudige klus. Je leest een tekst en probeert de zinnen te begrijpen. Die eenvoud is echter heel bedrieglijk. Er zijn juist allerlei verschillende manier om een tekst te lezen. Zo kan je een tekst lezen als een bron van informatie. Je leest een tekst alsof je door een raam naar buiten kijkt. Doorgaans is dat de manier waarop we met handboeken omgaan. We lezen ze om wat te leren over het onderwerp van het handboek. Zo zullen we ook met de handboekteksten omgaan tijdens het college. Maar je kan een tekst ook lezen als een lens. Je gaat er dan niet zomaar van uit dat een tekst een onvertekend beeld geeft van de werkelijkheid, maar je probeert er juist achter te komen hoe een tekst iets laat zien, wat een andere tekst nou weer anders laat zien. Dat is nou precies wat we van plan zijn met de verschillende benaderingen in de wetenschapssociologie: uitzoeken hoe elke benadering een beeld geeft van de werkelijkheid, waar ze scherp stellen en waar het beeld vaag wordt of waar de blinde vlekken zitten. We kunnen daar achter komen door teksten van verschillende benaderingen met elkaar te vergelijken. Daarom lezen we oorspronkelijke teksten en voorbeelden van het soort onderzoek dat er uit voortkomt. Verder kan je een tekst ook lezen als een argument in een ruimere context. Ik heb al aangegeven dat we hieraan ook veel aandacht zullen besteden. Waarom maakt iemand zich nou zo druk over een kwestie? Waarom wordt ergens zo veel belang aan gehecht? Tegen wie zet men zich af en waarom? Tot slot zou je ook naar de argumentatieve struktuur van de tekst kunnen kijken. Het maakt je dan niet zo ontzettend veel uit wat de auteur's verborgen agenda was, of welke informatie de tekst doorgeeft. Je beperkt je dan tot waar de tekst zelf beweert over te gaan, de dingen die de tekst met elkaar in verband brengt en de manier waarop dat gebeurt. Deze manier van lezen laten we vooralsnog op de achtergrond, maar we komen er later in het college nog op terug. Thema's. We gaan op onze reis door de sociologie niet zomaar een beetje in de rondte kijken. We hebben een paar punten waarop we de benaderingen met elkaar willen vergelijken. @ uitbreiden of weghalen Wetenschapssociologie 5 Beschrijving van de colleges 1. Inleidend college Dinsdag 6 april, D317, 13-15u. (Hoorcollege) Tijdens het inleidende college krijg je een overzicht van de reis die ons te wachten staat. @ aanvullen: centrale thema's en vragen (nog eens?) Lees vooraf: Dit werkboek. 2. De Mertoniaanse wetenschapssociologie. Donderdag 8 april, C302, 13-15u. Enkele uitzonderingen daargelaten, begint de wetenschapssociologie pas echt bij Robert K. Merton en de school die aan hem haar naam ontleent. Je zal tegenwoordig nog maar zelden verwijzingen naar Merton in teksten uit het wetenschaps- en technologie-onderzoek terugvinden, al wordt hij af en toe 'herontdekt'. Een groot deel van het wetenschapsonderzoek uit de jaren '70 en '80 is echter ontwikkeld met de mertoniaanse wetenschapssociologie als oriëntatie-punt, vaak als tegenstander of kop van jut. Ook al komt er nog slechts occasioneel weerwerk uit de mertoniaanse school, veel stellingnames van het vroege wetenschapsonderzoek zijn nauwelijks te begrijpen zonder dat je weet waar men zich tegen keerde. Merton beschrijft wetenschap in de eerste plaats als een aktiviteit van mensen die een eigen specifiek stel normen hanteren. In zoverre Merton zich bezig hield met wetenschappelijke kennis, ging het hem om hoe het mogelijk is dat wetenschap zich ontwikkelt en welke factoren haar groei en ontwikkeling beinvloeden, niet om de inhoud van die kennis. Het is precies daartegen dat men zich later zal afzetten: ook de inhoud van wetenschappelijke kennis moet aan sociologische analyse worden onderworpen. Daarnaast is het heel belangrijk om te letten op het belang dat de mertonianen hechten aan de onafhankelijkheid van wetenschap. Dat is ook niet zo vreemd in een historische context waarin wetenschap hardhandig door (totalitaire) staten wordt ingelijfd. De functionalistische sociologie beschreef hoe een zichzelf regulerende wetenschappelijke gemeenschap tot wetenschappelijke waarheid kon komen, maar ook daartegen wordt later gereageerd. Lees vooraf: R.K. Merton, "The Normative Structure of Science", in: idem, The Sociology of Science: Theoretical and Empirical Investigations, U. of Chicago Press, 1973 (1942), p. 267-78. R.K. Merton, "The Matthew Effect in Science", in: idem, The Sociology of Science: Theoretical and Empirical Investigations, U. of Chicago Press, 1973 (1968), p. 439-59. Edward A. Shills, "The Autonomy of Science" in: Bernard Barber and Walter Hirsch, The Sociology of Science, Free Press, NY, 1962, p.610-622. Wie meer wil: Robert K. Merton, "The Sociology of Science", Chicago University Press, 1973, bijvoorbeeld hfst. 12 "Science and the Social Order" of hfst. 14 "Priorities in Scientific Discovery". 3. Achtergronden: het struktureel-functionalisme Dinsdag 13 april, D317, 13-15u. Merton staat in een lange traditie van functionalistische sociologen. In de na-oorlogse periode (na WOII) was het functionalisme zelfs nagenoeg synoniem voor "sociologie", in ieder geval voor de mainstream sociologie in de VS. Een centrale stelling van het functionalisme is dat de maatschappij is "gedifferentieerd": het sociale systeem bestaat uit verschillende subsystemen, zoals politiek, economie of wetenschap. De manier waarop aan die algemene stellingname vorm wordt gegeven varieert. We nemen Merton en Talcott Parsons daarom wat nader onder de loupe. Wetenschapssociologie 6 De oorsprong van het functionalisme ligt bij een biologische metafoor: zoals een organisme zich aanpast aan een omgeving, zo ook passen maatschappijen en onderdelen daarvan zich aan. Sociale strukturen hebben daarom 'functies', ze dienen ergens voor, ook al lijken ze op het eerste zicht ongewenst. Het latere functionalisme heeft zijn best gedaan om een aantal van de tekortkomingen van het organicisme te voorkomen, met wisselend succes. We graven daarom nog even dieper en belanden bij het negentiendeeeuwse evolutionaire denken, waarin Herbert Spencer een centrale rol bekleedde. Lees vooraf: Ritzer, George, "Structural Functionalism, neofunctionalism and conflict theory" (fragment), in: id., Modern Sociological Theory, McGraw-Hill, NY, 1996, p.95-121 (deel hfst. 3, Parsons, Merton en 'criticisms', neo-functionalisme komt later). Turner, Jonathan H., "The Emergence of Functionalism" in: id., The Structure of Sociologcal Theory, Wadsworth, Belmont, 1991, p. 33-50 (hfst2). Goddijn, H.P.M., P. Thoenes, J.M.M. de Valk, J.P.Verhoogt, "De sociale evolutieleer", in: id., Geschiedenis van de sociologie: achtergronden, hoofdpersonen en richtingen, Boom, Meppel, 1980, p.97-113 (hfst8). Wie meer wil: Jonathan H. Turner, The Structure of Sociological Theory, Wadsworth, Belmont, 1991, hfst.3 (Parsons) of hfst.4 (Merton). 4. Achtergronden: Weber en de rationaliseringsthese Donderdag 15 april, C302, 13-15u. De mertoniaanse wetenschapssociologie vind niet alleen haar oorsprong bij het functionalisme en organische metaforen. Daarnaast is er ook nog een andere erfenis waarmee men aan de slag gaat, namelijk die van Max Weber, achteraf beschouwd als de grondlegger van de sociologie in Duitsland. Ook voor Weber was de onafhankelijkheid van wetenschap een belangrijke kwestie, die hij het scherpst aan de order heeft gesteld in zijn beroemde redevoering "Wissenschaft als Beruf" (1919). Een andere directe lijn tussen Merton en Weber, was de interesse voor de rol van het Protestantisme. Weber zocht naar een relatie van onderlinge versterking ("Wahlverwantschaft") tussen ascetisch Protestantisme en het opbloeien van het kapitalisme in de 17de Eeuw. Op zeer vergelijkbare manier bouwde Merton in zijn porefschrift een voetnoot van Weber uit, waarin werd gesuggereerd dat een vergelijkbare relatie kon worden gelegd tussen Protestantisme en de 17de eeuwse bloei van wetenschap. Maar Weber's agenda was breder. Een centraal thema in zijn werk is rationalisering van de Westerse samenleving: in toenemende mate raken maatschappelijke processen doordrongen van een calculerende rationaliteit, gevat in een "ijzeren kooi" van kille rationaliteit. Verwetenschappelijking was daar een voorbeeld van, maar ook in het overheidsapparaat, het recht, de economie en zelfs in de kunst zag hij dat proces aan het werk. Voor Weber resulteerde die onomkeerbare ontwikkeling in een "onttovering" van de wereld. Lees vooraf: Ritzer, George, "Max Weber", in: id. Classical Sociological Theory, McGraw-Hill, NY, 1996, 217-64 (hfst 7, fragmenten) 217-30, 243-259. We legen bij de selectie van stukken uit het handboek de nadruk bij Weber's methodologie, wetenschapsopvatting en zijn theorie over rationalisering. Max Weber, "Wetenschap als beroep en als roeping" (vert. E.Tellegen), Samson, Alphen a.d. Rijn, 1970, p.14-31 (fragment). De meester zelf aan het woord in een fragment uit zijn beroemde rede. De meeste van de thema's die we behandelen zijn hier terug te vinden. Ritzer, George, "Credit Cards, Fast-Food Restaurants and Increasing Rationalisation" in: id., The MacDonaldization Thesis, Sage, 1998, 95-110 (deel hfst.8) Is een aardige, heldere en hedendaagse illustratie van het 'rationaliseringsproces'. Wie meer wil: Wetenschapssociologie 5. 7 Max Weber, The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism, Counterpoint, Londen, 1985, hfst II en IV, een zeer leesbare klassieker, met een aardige inleiding van Anthony Giddens. De reactie op Merton: sociologie van wetenschappelijke kennis Dinsdag 20 april, D317, 13-15u. Hoorcollege Vanaf begin jaren '70 zwelt de kritiek op de mertoniaanse school aan. De kritiek loopt langs twee hoofdlijnen. De eerste lijn van kritiek stelt dat de mertonianen een te optimistisch beeld van wetenschap hebben. Wetenschap is volgens deze kritiek helemaal niet zo onafhankelijk als de mertonianen deden voorkomen. Er wordt aanvankelijk vooral gewezen op de manier waarop wetenschap wordt ingeschakeld in het militaire apparaat van de Koude Oorlog en de hete oorlog in Vietnam. Maar ook het inschakelen van wetenschap en technologie als productiemiddelen komt onder vuur. Wetenschap (en techniek) worden gezien als een onderdeel van een machtsapparaat, beinvloed door belangen en economische macht. De tweede lijn van kritiek lijkt in politiek opzicht minder radicaal, maar heeft een kennistheoretische aanzet. Deze kritiek is dat de mertonianen zich onvoldoende met de inhoud van wetenschappelijke kennis bezig houden. Men stelt dat de mertoniaanse wetenschapssociologie een sociologie van slechts wetenschappers is, maar dat ook wetenschappelijke kennis onderworpen moet worden aan sociologische analyse. De grote inspiratiebron voor deze kritiek is Kuhn's "The Structure of Scientific Revolutions". De "radicale" en relativistische lezing van Kuhn stelt dat de natuur niet zomaar dicteert aan de wetenschappelijke theorie en schept daarmee ruimte voor een sociologische analyse van wetenschappelijke kennis. Kuhn zelf verzet zich heftig tegen de relativistische implicaties van een kennissociologische aanpak. De mertonianen zelf verweren zich met het argument dat Merton wel degelijk allerlei kennissociologisch werk had geproduceerd, maar ook met het argument dat Kuhn verkeerd is geïntepreteerd. Lees vooraf: Pinch, Trevor, "Kuhn: The Conservative and Radical Interpretations", in: Social Studies of Science, 1997, jg. 27, p.465-482. Pinch laat zien hoe er twee interpretaties zijn van Kuhn, één die compatibel is met de mertionaanse sociologie en één die dat niet is. Kuhn, Thomas S., The Structure of Scientific Revolutions, Chicago University Press, 1962, (fragmenten). Mulkay, Michael, De Vooruitgang van wetenschap, Boom, Meppel, 1975 (1972), 9-18 en 33-51. Deze tekst laat het aarzelend begin zien van de sociologie van wetenschappelijke kennis en hoe Kuhn daar een belangrijk orientatiepunt voor is. 6. Achtergronden: Mannheim en de erfenis van de kennissociologie. Donderdag 22 april, C302, 13-15u. Tijdens de aarzelende eerste stappen van de sociologie van wetenschappelijke kennis moet men niet alleen argumenten zien te vinden tegen het wetenschapsfilosofische 'standaard beeld' van wetenschap. Ook in de 'eigen' traditie van de kennissociologie is voor wetenschappelijke kennis altijd een uitzondering gemaakt. Die uitzonderingspositie is nadrukkelijk gemarkeerd door Karl Mannheim en door de latere kennissociologen overgenomen. Het is opvallend dat Mannheim zich de hele tijd afzet tegen een relativistische interpretatie van kennis. Hij wil relaties leggen tussen kennis en sociale omstandigheden, maar wil daarmee geenszins gezegd hebben dat het daarmee allemaal om het even is. Het is een thema dat ook in de sociologie van wetenschappelijke kennis nog lang bezig zou houden. Nochtans zijn er bij Mannheim wel aanknopingspunten te vinden voor een sociologie van wetenschap die zich ook verdiept in de inhoud. Af en toe duiken wetenschapsonderzoekers dan ook weer elementen uit Mannheim op en gaan ermee aan de slag. Een voorbeeld daarvan is te vinden in de tekst van Hagendijk, die zijn analyse van wetenschappelijke generaties baseert op een wat minder bekend deel van Mannheim. Ritzer, George, "Karl Mannheim", in: id., Classical Social Theory, McGraw-Hill, NY, 1996, p.329-353 (deel hfst. 10). Wetenschapssociologie 8 Mannheim, Karl, Ideology and Utopia, Routledge and Kegan Paul, Londen, 1976 (1936), p.23756. Mulkay, Michael, Science and the Sociology of Knowledge, Goerge Allen & Unwin, Londen., 1979, p 10-21. Wie meer wil: Hagendijk, Rob, Wetenschap, Constructivisme en Cultuur, Amsterdam, 1996, p. 161-178 is een voorbeeld van elementen uit de moderne wetenschapssociologie die teruggrijpen naar Mannheim, in dit geval over generaties. 7. Het "Sterke Programma" Dinsdag 27 april, D317, 13-15u. In relatief korte tijd radicaliseert de kennissociologische aanpak van wetenschap. Gebaseerd op de radicale lezing van Kuhn, gaat met name de Britse wetenschapssociologie de wetenschappelijke kennis te lijf met een relativistische insteek. Het Sterke Programma onderzoekt wetenschappelijke controversen en komt tot de conclusie dat hun uitkomst niet door 'de natuur' of zelfs door heersende wetenschappelijke opvattingen verklaard kunnen worden. Als mogelijke verklarende factoren voert het Sterke Programma twee elementen aan. Wetenschappelijke kennis zou kunnen worden verklaard door processen de nietwetenschappelijke sociaal-economische omgeving. De inspiratie voor deze benadering ligt bij Marx, waaraan we in het volgende college meer aandacht zullen besteden. Daarnaast zou ook de sociale struktuur van wetenschappers zelf een verklaring kunnen bieden voor het soort van wetenschappelijke kennis dat ze produceren. Hiervoer zoekt het Sterke Programma inspiratie bij Durkheim, een achtergrond die we zelf ook zullen onderzoeken. Lees vooraf: Hagendijk, Rob, Wetenschap, Constructivisme en Cultuur, Amsterdam, 1996, p. 41-58. We hanteren deze tekst als handboektekst. Barnes, B. Interests and the Growth of Knowledge, Routledge, Londen, 1977, p 1-14, 19-26. Lawrence, Christopher, "The Nervous System and Society in the Scotish Enlightenment" in: B. Barnes en S. Shapin (eds.), NaturalOrder, Sage, Londen, 1979, 19-36. Deze tekst is een aardig voorbeeld van het soort analyse dat het Serke Programma voorstaat, in dit geval van de marxistische variant. 8. Achtergronden: Marx Donderdag 29 april, C302, 13-15u. Het oeuvre van Karl Marx, al dan niet samen met Frierich Engels, is buitengewoon omvangrijk. Wie wat over de aard van wetenschappelijke kennis wil leren, moet echter diep spitten. Er zijn wel een paar bronnen, maar die worden doorgaans vooral aan Engels toegeschreven en zijn weinig representatief voor het globale werk van Marx. Het is dan ook niet in de eerste plaats de visie op wetenschap die invloedrijk is geweest in de 20ste eeuwse analyses van wetenschap, maar wel de stijl van analyse van kennis, denken en ideologie die Marx voorstond. In het Sterke Programma wordt wetenschap opgenomen in de culturele 'bovenbouw' of 'suprastruktuur' van de samenleving die kan worden begrepen vanuit de sociaaleconomische klassenstruktuur van de samenleving, de 'onderbouw' of 'infrastruktuur'. Marx noemde dat een 'materialistische' verklaring en zette zich daarmee sterk af tegen de idelaistische traditie in de Duitse filosofie. We vinden dat bijvoorbeeld helder terug in zijn uitspraken over religie. De precieze relatie tussen bovenbouw en onderbouw is een eeuw lang onderwerp van debat en splijtzwam tussen allerlei marxistische, anti-marxistische en neo-marxistische stromingen. Ook Weber's werk over de rol van religie in de ontwikkeling van het kapitalisme kan als onderdeel van die discussie worden gezien. We kunnen die hele discussie hier natuurlijk niet uit de doeken doen, maar kiezen ervoor op het basisschema van een Marxistische analyse aan te geven. Lees vooraf: Wetenschapssociologie 9. 9 Ritzer, George, "Karl Marx" in: id., Classical Sociological Theory, McGraw-Hill, NY, 1996, 149182. Marx, Karl, 'Stellingen over Feuerbach' in: F. Engels, Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie, Pegasus, Amsterdam, 1970, p. 69-72. Marx, K en Friedrich Engels, De Duitse Ideologie. Deel I: Feuerbach, SUN, Nijmegen, 1974, p.19-41. Achtergronden: het strukturalisme van Durkheim Dinsdag 4 mei, D317, 13-15u. Naast inspiratie in het marxisme, vindt het Sterke Programma ook inspiratie bij het strukturalisme van Durkheim en de uitwerking daarvan in de 'cultural theory'. In plaats van de verklaring van de inhoud van wetenschappelijke kennis te zoeken in de sociaal-economische context, gaat hier de aandacht uit naar de struktuur van de gemeenschap als verklaringsbron. Emile Durkheim (1858-1917) heeft een sleutelrol gespeeld in het vestigen van de Franse sociologie. Zijn inzet was om sociologie zowel empirisch als theoretisch gestelte te geven als een exacte wetenschap, aan de hand van een aantal klassieke studies over zelfmoord, religie en arbeidsdeling in de samenleving. Deze aanpak was gebaseerd op de argumentatie dat sociale verschijnselen ook feiten zijn, die niet zijn terug te brengen tot een simpele optelsom van het handelen van individuen, het handelen van staten of regeringen, of geografische of fysieke omstandigheden. Verschijnselen als alledaagse kennis, kunst, of geloof werden door Durkheim tot de 'sociale feiten' gerkend, die dus ook op een eigen manier moesten worden verklaard - vandaar de nood aan een sociologie: een studie van die sociale feiten. In Durkheims sociologie krijgen sociale verschijnselen dus een redelijk 'harde' vorm. Het zijn de strukturen waarbinnen het handelen van mensen zich afspeelt. Vanwege het grote belang dat aan strukturen wordt gehecht, spreekt men hier van 'strukturalisme'. Lees vooraf: Ritzer, George, "Emile Durkheim", in: id., Classical Social Theory, McGraw-Hill, 1996, 183-203 en 211-216. Durkheim, Emile en Marcel Mauss, "Primitive Classification", U. of Chicago Press, 1963 (1903), 3-26 en 81-88. 10. Achtergronden: Durkheim en cultural theory in het Sterke Programma Donderdag 6 mei, C302, 13-15u. In dit college kijken we nog eens goed naar hoe het Sterke Programma met de strukturalistische traditie aan de slag is gegaan. De tekst van Bloor, een prominent vertegenwoordiger van het Sterke Programma, grijpt terug naar Durkheim en Mauss en geeft aan hoe dat schema op wetenschappelijke kennis kan worden toegepast. Een later produkt van de strukturalistische traditie, met name in de culturele antropologie, is de zogenaamde 'culturele theorie'. Deze theorie heeft het idee dat de basispatronenen van culturele verschijnselen kunnen worden verklaard vanuit sociale condities geformaliseerd in het zogenaamde groep/raster schema. De tekst van Louis Boon geeft aan hoe je die benadering op wetenschap kan toepassen, sterk volgens de lijnen van het Sterke Programma. Lees vooraf: Bloor, David en Marcel Mauss, "Durkheim and Mauss revisited: Classification and the Sociology of Knowledge" in: Studies in the History and Philosophy of Science, jg. 13, 1982, 267-297. Boon, Louis, "Selecectieomgeving en sociale struktuur. De groep-raster theorie en de wetenschap" in: id., De list der Wetenschap, Boom, Meppel, 1983, p. 155-180. 11. Empirisch relativisme: "Sociology of Scientific Knowledge" Achtergronden: Wittgenstein en de kennissociologie Dinsdag 11 mei, D317, 13-15u. Wetenschapssociologie 10 Collins Derksen K&M Donderdag 13 mei Hemelvaart 12. Het laboratorium in: ethnomethodologie en het constructivisme Dinsdag 18 mei, D317, 13-15u. Begin jaren '80 worden in korte tijd enkele ethnomoethodologische studies gepubliceerd over leven en werk in het laboratorium. Met de voor ethnomethodologie kenmerkende afstandelijkheid en oog voor detail wordt beschreven hoe wetenschappers tot hun verhaal over de natuur komen. Systematisch volgden deze wetenschapsonderzoekers het arbeidsproces van het experiment, via de print-outs van de meetapparatuur, naar de eerste kladversies van artikelen, de versie die opgestuurd werd naar een wetenschappelijke tijdschrift, de commentaren van de referees, tot aan de uitendelijk gepubliceerde versie. Ook volgden ze de mensen die in het lab werken op de voet: hoe het hoofd van het lab praat met onderzoekers, opdrachtgevers, journalisten, enzv. Met deze benadering kwamen deze wetenschapsonderzoekers tot een paar provocerende conclusies. Zo gaven ze bijvoorbeeld aan dat 'de natuur' die in een laboratorium wordt bestudeerd wel een beetje een vreemde natuur is. Het is een natuur die in een arbeidsintensief proces is losgemaakt uit haar omgeving, verpakt, gelabeld, gezuiverd, tot een soort "geabstraheerde" natuur is onstaan - in de chemische zin van abstractie: ontrokken. Ook het proces dat volgt, de route tot het artikel, bestaat uit een arbeidsintensieve herwerking van het materiaal. De uiteindelijke stelling was dan ook dat zowel 'de natuur' en het wetenschappelijk verhaal erover een gemaakt, een 'geconstrueerd' proces is. Lees vooraf: Knorr Cetina, Karin, "The ethnogrpahic Study of Scientific Worlds: Towards a Constructivist Interpretation of Scince" in: Sicence Observed, Londen, 1983, 115-140 Latour, Bruno en Steve Woolgar, "An anthropologist visits the Laboratory" in: id., Laboratory life, Princeton UP, Princeton, 1979, 43-69 (deel hfst 2) 13. Achtergronden: etnomethodologie Donderdag 20 mei, C302, 13-15u. De technieken en onderzoeksbenadering die plots hun kop opstaken in het wetenschapsonderzoek kwamen natuurlijk niet uit de lucht vallen. In de sociale wetenschappen had "etnomethodologie" reeds een lange traditie. De etnomethodologen concentreerden zich op de struktuur van het alledaagse leven door daar radikaal aftsand van te nemen. Het alledaagse werd juist als iets heel vreemds beschouwd, om op die manier te laten zien hoe mensen de hele tijd op allerlei creative manier bezig zijn om op heel praktische manier betekenis te geven aan hun leven. De etnomethodologen zetten zich daarmee sterk af tegen de neiging van sociologen om de betekenis van het handelen zelf te 'verzinnen'. Ze probeerden juist nadrukkelijk om te laten zien hoe aktoren zelf de hele tijd die beteknis creëren en hercreëren. Ze zijn dan ook sterk empirisch gericht. Door het in groot detail weergeven van alledaagse, schijnbaar evidente handelingen, of door juist de dagelijkse routine te doorbreken met gekken experimenten, probeert de etnomethodologie patronen te ontdekken. De etnomethodologie is nauw verwant met een school die we later zullen behandelen, namelijk het symbolisch interactionisme. Lees vooraf: Ritzer, George, "Ethnomethodology", in: id., Modern Sociological Theory, McGraw-Hill, NY, 1996, 235-261. Cicourel, Aaron, "Common Sense Reasoning in Medical Decision Making", in: Gernot Boehme en Nico Stehr (eds.) The Knowledge Society, D. Reidel, Dordrecht, 1986, p. 87-122. Voor wie meer wile: Garfinkel, Harold, Studies in Ethnomethodology, Prentice Hall, Eaglewood Cliffs, 1967, heeft verschillende klassieke en erg fascinerende voorbeelden van Garfinkel's benadering. Vooral het verhaal van Agnes, al kort beschreven door Ritzer, is onvergetelijk. Wetenschapssociologie 11 14. Wetenschap als taal : Discours-analyse en reflexivisme Dinsdag 25 mei, D317, 13-15u. Na de aanzetten tot constructivisme uit de laboratoriumstudies wordt door een kleine groep wetenschapsonderzoekers het voorschirft van de ‘reflexiviteit’ van het Sterke Programma nog verder doorgetrokken. Parallel daaraan wordt ook de nadruk op de analyse van taal en talige strukturen sterker, in de ‘discours analyse’. De reflexieve studies vertrekken van het idee dat de wetenschapsonderzoeker net zo goed een weytenschapper is als de wetenschappers die worden onderzocht. Het verhaal wat men over zichzelf vertelt, moet dus ook consisten zijn met het verhaal dat men over de onderzochte wetenschappers vertelt. Vooral in een sterk relativistisch programma leidt dat tot de beschuldiging dat de verhalen van de wetenschapsonderzoeker dus net zo relatief zijn als de verhalen van de wetenschappers die hij/zij onderzoekt. Daarentegen zijn er zeer aardige relfexieve analyses die juist proberen om de tekst van de wetenschapsonderzoeker een voorbeeld te laten zijn van het punt dat wordt gemaakt. Dergelijke experimenten leiden tot allerlei gechoochel met ‘nieuwe literaire vormen’: pogingen om uit de beperking van taal te onstnappen - of in ieder geval de taal van het klassieke wetenschappelijke artikel. De andere aanpak van dit probleem is dat van de ‘discourse analysis’. De term is een beetje ongelukkig gekozen, maar heel specifiek gaat het hier om een geheel andere uitweg dan die van de reflexivisten: geef de verhalen, de taal der wetenschappers in detail weer, analyseer die, en vergelijk de verschillende ‘discoursen’ tussen verschillende contexten. Deze aanpak loopt sterk parallel aan de etnomethodologie. Beide benaderingen die hier aan bod komen vinden nauwelijks aansluiting in het mainstream wetenschapsonderzoek. Toch gaan we er hier op in, voornamelijk omdat ze ingaan op problemen waarvoor wetenschapsonderzoekers meestal het liefst de ogen sluiten. Of dat een goed idee is of niet, is nog vaak het onderwerp van discussie. Lees vooraf @mulkay./yearly Woolgar@ @ashmore 15. Wetenschap als taal … of toch niet?: Actor-netwerktheorie (ANT) Donderdag 27 mei, C302, 13-15u. De actor-netwerk theorie is zonder twijfel één van de meest bediscussieerde theorieën in het wetenschapsonderzoek. Je zal de discussies over ANT ongetwijfeld nog in andere colleges tegenkomen. We zullen ons hier dan ook beperken tot een algemene situering van de theorie in de discussielijnen die we tot hiertoe hebben gevolgd. Je kan ANT het best begrijpen tegen de achtergrond van de ontwikkelingen die we hebben behandeld in de vorige colleges. Voortbouwend op een argument van de etnomethodologie verzet Latour zich sterk tegen het idee dat sociologen het handelen van actoren moeten interpreteren en vervolgens verklaren vanuit die interpretatie. Als antropoloog gaat Latour dit veel te sterk naar een soort etnocentrisme ruiken, waarbij de ‘etnos’ hier de sociologie is. Het soort van theorieën die daaruit voorvloeien die bijvoorbeeld ‘de’ wetenschap verklaren in termen van ‘de’ sociale struktuur, of die ‘de’ wetenschap juist autonoom verklaren ten opzichte van ‘de’ politiek, vindt Latour zeer verdacht.Latour zoekt naar een ‘infratheorie’, een positie van waaruit je al die grote aannames, de grote dure woorden, niet hoeft te veronderstellen. Het is natuurlijk geen wonder dat Latour zich daarmee onder sociologen niet altijd even populair heeft gemaakt. Ter oriëntatie moet je weten dat ANT twee gezichten heeft. Enerzijds is er de Latour die uitgaat van wetenschap-als-tekst. Wie de struktuur van teksten ernstig neemt, ziet dan plots dat in wetenschap niet alleen mensen als aktoren optreden, maar ook apparaten, micro-organismen, publieken, opdrachtgevers, meetmethoden, etc. Latour neemt deze ‘aktoren’ (hij noemt ze ‘actants’) dan ook op in zijn analyse op gelijke voet met de niet-menselijke aktoren. Net zoals je een menselijke actor kan volgen als hoofdpersonage in een tekst, kan je dat ook met een niet-menselijke actor. Anderzijds is er ook de Latour die uitgaat van wetenschap-als-materiële-praktijk. In deze aanpak gaat Latour niet in de eerste plaats kijken in teksten, maar observeert hij de manier waarop weteschappers hun netwerk opbouw op een heel concrete manier: kijk gewoon naar wat zo’n wetenschapper allemaal uitvoert, hoe hij/zij anderen overtuigt van het belang van zijn/haar werk, hoe hij middelen verzamelt om een claim hard te maken. Wetenschapssociologie 12 Lees vooraf: @@Pasteurization of France? Give me a lab and I will raise the world Science in Action Kritisch stuk Dinsdag 1 juni, B343 geen college 16. Het symbolisch interactionisme in het wetenschapsonderzoek: ‘social worlds’ theorie Donderdag 3 juni, B343, 13-15u. @ 17. Achtergronden: het symbolisch interactionisme in de sociologie Dinsdag 8 juni, B343, 13-15u. Het symbolisch interactionisme dat populair is in het wetenschapsonderzoek is eigenlijk een heel specifieke lijnen binnen een brede benadering met een lange traditie. @ 18. Brede achtergronden: Foucault Donderdag 20 juni, B343, 13-15u. Steeds weer duikt Foucault op in de voetnoten van het wetenschapsonderzoek, al treedt men zelden expliciet in dialoog met zijn werk. Eigenlijk is hij zowat overal in het constructivistische wetenschapsonderzoek wel weer op één of andere manier terug te vinden. Je zou kunnen argumenteren dat er een sterkere affiniteit bestaat met het symbolisch interactionisme (bijvoorbeeld via het werk van Erving Goffman), maar verder laten we het symbolisch interactionisme maar even los en beschouwen Foucault als een gedeelde achtergrond van een groot deel van het wetenschapsonderzoek, als eerste van een reeksje colleges over de bredere achtergronden in de sociale theorie van het recentere wetenschapsonderzoek. Foucault is niet de meest makkelijke auteur om te begrijpen. Vooral de filosofen hebben zich de afgelopen decennia uitgebreide met de exegese van zijn teksten bezig gehouden. We zullen ons hier echter meer beperken tot de aspecten van Foucault die de sociologen het meest hebben aangesproken. Lees vooraf: Ritzer, George, "Michel Foucault: Part 1: Archeology of Knowledge; Genealogy of Power" in: id., Postmodern Social Theory, MacGraw-Hill, NY, 1996, 37-62 (hfst.3) Ritzer, George, "Michel Foucault: A Biographical Sketch", in: id., Modern Sociological Theory, Foucault, Michel, "Truth and Power", in: Charles C. Lemert (ed.) French Sociology: rupture and Renewal since 1968, Cloumbia University Press, 1981, 293-307 (hfst.16). @@ de rest nog beter? Liever tekst van Foucault zelf? Rose, Niklas, "Engineering in the Human Soul: Analyzing Psychological Expertise", in: Science in Context, jg. 5, 1992, 351-369. Voor wie meer wil: Foucault, Michel, Discipline and Punish: The Birth of the Prison, Allen Lane, Londen, 1977, is één van Foucaults meest toegankelijke boeken. 19. Bredere achtergronden: postmodernisme. Dinsdag 15 juni, B343, 13-15u. Foucault maakte deel uit van een bredere stroming in de sociale theorie die 'postmodernisme' wordt genoemd. De term is echter zeer problematisch. Sommige denkers die als vooraanstaande vertegenwoordigers van het postmodernisme worden beschouwd, wijzen het label bijna met walging af (zoals Baudrillard). Anderen kibbelen dan weer onderling over wat postmodernisme dan wel precies Wetenschapssociologie 13 betekent, of zien in de 'vloeibare' betekenis van postmodernisme zelf het beste voorbeeld van het postmoderne denken zelve. Buitenstaanders kunnen zich dan weer ontzettend opwinden over de soms knotsgekke experimenten die postmodernisten uithalen om uit de gevestigde manieren van denken van het modernisme te komen. Uit het kleurrijke pallet van het postmodernisme, kiezen we enkele thema's en auteurs die sterke affiniteit hebben met het wetenschapsonderzoek in drie bijna legendarische teksten. Een eerste thema is het afwijzen van 'moderniteit' als metafoor voor de laat 20ste eeuwse samenleving. Binnen de klassieke sociologische traditie heeft moderniteit een redelijk afgebakende betekenis: de moderne maatschappij is gedeifferentieerd in verschillende sferen, zoals de markt, de politiek, of de wetenschap, met elk hun zeer eigen sociale processes. De tekst van de Franse filosoof/socioloog Lyotard illustreert het verzet van de postmodernen tegen dit beeld van de maatschappij, tegen deze 'grote verhalen' die als het ware de maatschappij totaliseren, haar ontwikkeling vaster leggen dan ze eigenlijk is, en daarmee leiden tot conservatisme. Een tweede thema is de worsteling met het subject. In het modernistisch discours is heeft het subject steeds een duidelijk omschreven identiteit. De moderne wereld bestaat uit zelfbewuste, handelende subjecten, of dat nu het zelfbewuste proletariaat is van de Marxisten, de rationeel handelende actor van de micro-economie, of de burger die stemt op een politiek vertegenwoordiger. We hebben reeds gezien dat Foucault zijn pijlen richtte op dat moderne subject. Het thema blijft echter terug komen in de postmoderne literatuur. Hoe kunnen identiteiten anders worden gedacht? Wat blijft er dan over van het model van 'de aktor' zoals dat functioneert in de klassieke sociologie? Aan de hand van de tekst van Haraway bekijken we deze worsteling. Donna Haraway is een Amerikaanse antropologe en prominent denkster in de feministische theorie van wetenschap. Een derde thema dat we hier behandelen is de poging van de postmodernen om tot andere vormen van kennis en metaforen te komen om het sociale leven te beschrijven. Een voorbeeld daarvan is de afkeer van de postmodernen om de maatschappij te benaderen in termen van vooraf gedefinieerde classificaties, zoals 'wetenschap' of 'politiek', metaforen die op één of andere manier 'gefundeerd' zijn in een onderliggend essentialistisch schema. De metafoor van 'het heterogene netwerk' die we al bij Latour hebben gezien, behoort tot het centrale gedachtengoed. Eén van de bronnen voor deze metafoor ligt bij het merkwaardige pamflet van Deleuze en Guattari, twee Franse filosofen met een sterke affiniteit met Michel Foucault. Lyotard, Jean-François, Het Postmoderne Weten, 1992 (1979), 50-66 (hfst 4 en 5). Haraway, Donna, "The Cyborg Manifesto" @@aanvullen Deleuze, Gilles en Felix Guatarri, Rizoom: een inleiding, uitgeverij rizoom, Utrecht, 1998 (1976), 29-61 (fragment). 20. Achtergronden: Post-strukturalisme: Giddens en Bourdieu Donderdag 17 juni, B343, 13-15u. Giddens staat in de sociologie vooral bekend om zijn pogingen om tot een synthese te komen van verschillende sociologische tradities, met name op het vlak van de spanning tussen struktuur en aktie (handeling). De uitdrukking dat struktuur 'constraining and enabling', dat wil zeggen teglijk dingen mogelijk maakt en anderzijds ook weer beperkingen aangeeft, is ook in het wetenschapsonderzoek een referentiepunt geworden. Daarnaast probeert Giddens echter ook één of andere notie van maatschappelijke differentiatie in stand te houden, al zet Giddens zich met zeer veel nadruk af tegen de opvattingen van het functionalisme en de evolutionaire theorie. Voor Giddens is het modernisme in ieder geval voorlopig nog sterk aanwezig, al heeft hij wel steeds meer oog gekregen voor de postmodernisten en hun kritiek. Bourdieu bekleedt een min of meer vergelijkbare positie in de Franse sociologie. Ook hij zocht naar een tussenweg tussen een opvatting van harde, onpersoonlijke strukturen en voluntaristisch handelende aktoren. Hij bouwt sterker voort op Marx door de nadruk te leggen op het process van accumulatie dat ontstaat door handelen: aktoren bouwen op allerlei manieren 'kapitaal' op, middelen die ze kunnen gebruiken om te handelen. In tegenstelling tot Giddens, heeft Bourdieu ook aangegeven hoe zo'n benadering uitpakt wanneer die wordt toegepast op wetenschap in een lastige, maar heel rijke tekst. Lees vooraf over Giddens: Turner, Jonathan, "Structuration Theory: Anthony Giddens", in: id., The Structure of Sociological Theory, Wadswirth, Belmont, 1991, p. 519-539 (hfst 26) Wetenschapssociologie 14 Ritzer, George, "Anthony Giddens: The Juggernaut of Modernity", in: id., Postmodern Social Theory, McGraw-Hill, NY, 1997, p.143-149. Lees vooraf over Bourdieu: Turner, Jonathan, "Constructivist Structuralism: Pierre Bourdieu", in: id., The Structure of Sociological Theory, Wadswirth, Belmont, 1991, p. 508-518. Bourdieu, Pierre, "The Specificity of the Scientific Field and the Social Conditions of the Progress of Reason" Social Science Information, jg.14, 1975, 19-40. 21. Neo-institutionalisme in het wetenschapsonderzoek Dinsdag 22 juni, D317, 13-15u. De laatste jaren is in het sociologische deel van het wetenschapsonderzoek een terugkeer merkbaar naar meer aandacht voor 'instituties', geroutiniseerde patronen van handelen of communiceren in en om wetenschap die de micro-omgeving van de individuele aktor overstijgen. De definitie is niet toevallig een beetje vaag. Onder de term schuilen namelijk zeer uiteenlopende benaderingen. Enerzijds is er het neofunctionalisme van Niklas Luhmann, wat een naam van enig gewicht is in de Duitse sociologie, maar die ook langzaam maar zeker in het Angelsaksische deel van het wetenschapsonderzoek begint door te sijpelen - niet zonder controverse, overigens. Luhmann vertrekt in zijn analyse van communicatie. De maatschappij is voor hem in de eerste plaats een communicatie-systeem. Dat communicatiesysteem is, in goede functionalistische traditie, gedifferentieerd. We zullen even proeven aan het soort analyse van wetenschap die dat oplevert. Daarnaast zijn er echter ook nog andere vormen van neo-institutionalisme die zich niet zo sterk richten op de functionalistische traditie en vertrekken van handelende aktoren in plaats van communicaties. De theoretische integratie is hier lang niet zo sterk als die is doorgezet bij Luhmann. Turner, Jonathan "Neofunctionalism: Niklas Luhmann" in: id., The Structure of Sociological Theory, Wadsworth, Belmont, 1991, 93-115. Loet en vd Besselaar of Loet over Luhmann Luhmann zelve Gili Drori Scott. Voor wie meer wil: Luhmann, Niklas, "Wissenschaft als System" in: id., Die Wissenschaft der Gesellschaft, Suhrkamp, Frankfurt am Main, 1990, 271-361 (hfst 5) 22. Afrondend college. De scholen: hun thema's en hun vragen Donderdag 24 juni, D317, 13-15u. In het afrondende college blikken we terug over de verschillende benaderingen in de sociologie en specifiek de wetenschapssociologie die aan bod zijn gekomen. Je kan de benaderingen aardig in kaart brengen als je bijvoorbeeld kijkt naar de manier waarop ze zich opstellen in een aantal spanningen, die steeds weer terug komen. Zo is er de spanning tussen struktuur en aktie in de verklaring van sociale verschijnselen. Zijn het in de eerste plaats creatieve of rationele aktoren die het sociale level maken, of ligt de nadruk bij strukturen waarin die aktoren gevangen zijn? Een andere spanning is die tussen een maatschappij als organisch geheel of als versnipperd netwerk. De spanningen liggen niet alleen op het vlak van de inhoud van de theorie. Je ziet ook een steeds weer terugkerende spanning tussen sociologie als (natuur)wetenschap en sociologie als literatuur in de stijl van analyse. Moet sociologie het sociale verklaren en voorspellen, of moet sociologie op een verhalende manier wat duidelijk maken over het sociale? Daarnaast kiezen verschillende theorieën ook voor een eigen opstelling ergens tussen objectiverende en begrijpende analyses. Moet je als socioloog afstandelijk en neutraal observeren, of moet Wetenschapssociologie 15 je juist proberen om in de leefwereld van de aktoren te kruipen en die van binnen uit begrijpen? Tot slot zie je aanzienlijke verschillen tussen sociale wetenschap die afstandelijk of betrokken is, die zich richt op het participeren in politieke debatten, of zich daar juist verre van houdt. Natuurlijk zijn dergelijke keuzes niet geheel onafhankelijk van elkaar - zo zijn ze hier ook niet bedoeld. We zullen enkele van de klassieke scholen nog eens doornemen om te kijken hoe zij zich op deze assen positioneerden. Naast een dergelijke indeling aan de hand van een paar centrale thema's uit de sociale theorie, blikken we ook nog eens terug op de grote vragen die de verschillende benaderingen hebben bezig gehouden, om de onderlinge verschillen te verhelderen. Zou is de ene benadering geobsedeerd door de vraag hoe in al de chaos van het sociale leven enige orde eigenlijk mogelijk is. De andere ziet juist ontzettend veel orde en vraagt zich af hoe er nog enige vrijheid voor handelende aktoren mogelijk is. Of een vergelijkbare tegenstelling, specifiek betrokken op wetenschap: de ene school slooft zich uit om te laten zien dat wetenschap niet echt zo verschrikkelijk veel anders is dan andere vormen van werk, terwijl de andere juist probeert aan te geven hoe radicaal anders wetenschap juist is. Met deze terugblik hopen we je te ondersteunen bij het kritisch bepalen van je eigen positie in de versnipperde sociale wetenschap. Daarnaast willen we je in staat stellen om de patronen van de sociale theorie te herkennen en terug te vinden in de voorbeelden van wetenschapsonderzoek die je onder ogen krijgt in andere colleges. Of dat ook is gelukt, mag je straks zelf aangeven. Het essay. Tijdens het laaste college krijg je een artikel uit het wetenschapsonderzoek. Ter beoordeling van dit college - naast het tentamen - schrijf je een essay van ongeveer 5 pagina’s over dit artikel. De opdracht luidt om het artikel in een theoretische context te plaatsen. Je kan hiermee heel wat kanten uit, maar de volgende vragen kunnen je helpen: - Welke stijl van analyse, welke theoretische school zie je hier terug? - Tegen welke andere benaderingen zet men zich af? - Herken je een typische vraagstelling of een typisch onderwerp van een benadering? - Wat voor consequenties heeft het hanteren van de betreffende benadering voor de manier waarop het empirsch deel van het artikel is uitgewerkt? - Hoe zou het empirsch onderzoek eruit hebben gezien met een andere benadering? - Kan je aangeven waar de sterke punten en de zwakke punten of zelfs blinde vlekken van deze benadering terug komen? Het essay moet worden ingeleverd op 8 juli, dat is de dag van het tentamen. Te laat inleveren leidt tot een lager cijfer. Einde colleges. Dinsdag 29 juni, D317, 13-15u. Geen college. 23. Vragenrondje. Donderdag 1 juli, D317, 13-15u. Je hebt inmiddels al stevig op de teksten zitten broeden en er zijn een paar van die dingen die eigenlijk nog helemaal niet helder zijn. We nemen die met z'n allen nog eens door. Dinsdag 6 juli, D317, 13-15u. Geen college. 24. Tentamen Donderdag 8 juli, D317, 13-15u. Het tentamen is in principe mondeling, maar als je het echt liever allemaal uitschrijft, dan mag dat ook. Je krijgt in ieder geval vooraf een half uurtje de tijd om even wat dingen voor jezelf op papier te zetten. Bij het beantwoorden van tentamenvragen wordt van je verwacht dat je: Wetenschapssociologie 1.de hoofdpunten aangeeft 2.de argumentatie uiteen zet (zeg maar: het volledige antwoord) 3.je voorbeelden geeft 4.je zelf nog wat toevoegt, bijvoorbeeld vergelijking met ander materiaal of eigen voorbeelden 5.je in een conclusie de hoofdpunten naar voren haalt Enkele voorbeelden van vragen zijn: - Waaruit bestaat een institutionele analyse van wetenschap? Geef voorbeelden. - Wat is actor/netwerk-theorie? - Hoe verschilt het Sterke Programma van een symbolisch-interactionistische analyse? Tijdens het tentamen lever je tevens het essay in! Te laat inleveren leidt tot een lager cijfer. 16