De Nieuwe Hollandse Waterlinie Concept Gebiedsvisie-Zuid. Pact van Loevestein. Juni 2002 Arnhem SAB INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 1 INLEIDING 3 de opgave 3 relatie met andere opdrachten 4 planproces 5 NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE ZUID 6 wat vooraf ging aan de waterlinie 6 de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie 6 werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Zuid 8 DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE NU 12 landschappelijke typering 12 zichtbaarheid van de Nieuwe Hollandse Waterlinie binnen het landschap 15 functies in het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie 16 bedreigingen en potenties 18 GEBIEDSVISIE-ZUID 21 inleiding 21 uitgangspunten 22 visie 24 uitwerking 27 AANDACHTSPUNTEN 37 BIJLAGE 1 39 BIJLAGE 2 42 LITERATUURLIJST 43 SAMENVATTING De provincies Gelderland, Noord-Brabant en Zuid-Holland hebben gezamenlijk het initiatief genomen tot het opstellen van een gebiedsvisie voor het zuidelijk deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Verenigd in het Pact van Loevestein is door de 18 betrokken partijen besloten een gemeenschappelijke gebiedsvisie te ontwikkelen. Deze gebiedsvisie is een bouwsteen voor het ‘voorontwerp linieperspectief’ dat voor de gehele Nieuwe Holllandse Waterlinie wordt opgesteld. Het doel van de gebiedsvisie is het zuidelijk deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, als onderdeel van de gehele linie, tot een herkenbare ruimtelijke eenheid te maken en deze duurzaam in stand te houden. De Gebiedsvisie Zuid doet recht aan de unieke cultuurhistorische betekenis van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, bestaande uit een waterhuishoudkundig systeem om gebieden te inunderen en een stelsel van bouwkundige elementen van forten, kazematten en schuilplaatsen. uitgangspunten Om sturing te kunnen geven aan de Gebiedsvisie Zuid is het nodig dat er randvoorwaarden worden opgesteld. Randvoorwaarden hebben een tweeledige functie. Ze worden gebruikt als kwaliteitstoets bij het beoordelen van de aspecten behouden en herstellen en als toets bij het beoordelen van ontwikkelingen. Er zijn drie strategieën ontwikkeld om het bovengenoemde doel te bereiken: Behouden; behoud is aan de orde wanneer de huidige waarden en functies passen in de doelstellingen die er voor de linie zijn opgesteld. Herstellen: van herstel moet sprake zijn als een gebied verstoord is, maar door ligging of omvang wel een wezenlijk onderdeel van de Waterlinie uitmaakt. Herstel betekent niet dat de oorspronkelijke situatie moet worden teruggebracht, maar dat de verstoring wordt opgeheven of dat de functie wordt vervangen door een die beter past in de doestellingen voor de linie. Ontwikkelen: van ontwikkeling is sprake als nieuwe elementen worden toegevoegd of bestaande functies een ander gebruik krijgen. Uitgangspunt voor ontwikkelen is dat nieuwe elementen enkel toelaatbaar zijn wanneer ze een bijdrage leveren aan het vergroten of versterken van de identiteit van de linie, of wanneer ze een structurele bijdrage leveren aan de economische basis van de instandhouding van de linie. visie algemeen De Nieuwe Hollandse Waterlinie als Nationaal project vraagt om een visie op de linie en het landschap waar de linie deel van uitmaakt. De linie vormt een fraaie dwarsdoorsnede van de verschillende in Nederland voorkomende landschapstypen. De doelstelling is het versterken en ontwikkelen van de aanwezige verschillen en de potenties die het landschap, waarvan de linie onderdeel uitmaakt, en de herkenbaarheid van de te onderscheiden eenheden te vergroten. Uitgangspunt voor de visie is dat de linie zijn onzichtbare of verscholen mystieke elementen van inundatievelden en –kanalen, schootsvelden en wetmatigheden behoudt. Juist het onzichtbare deel maakt de linie tot een intrigerend geheel. De De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 1 - forten, kazematten en een aantal in- en uitlaatsluizen worden als herkenbare manifeste oriëntatiepunten in het landschap versterkt. De kazematten, als lijn in het landschap herkenbaar, vormen op deze wijze een verbinding tussen de forten. Het openhouden en vrijwaren van bebouwing van de inundatievelden is geen vanzelfsprekendheid en wordt niet zozeer bepaald vanuit het systeem van de linie alswel vanuit de landschappelijke verscheidenheid. Daar waar openheid wenselijk is kunnen landbouw en waterberging instrumenten zijn om dit te bewerkstelligen. zonering Het landschap beschouwende in de provincies Zuid-Holland, Gelderland en NoordBrabant kunnen we langs de Nieuwe Hollandse Waterlinie globaal drie gebieden/zones van noord naar zuid benoemen waar verschillende potenties en de kwaliteiten sturend zijn voor ontwikkelingen binnen zowel het landschap als de linie: De groene zone: het noordelijk deel biedt vooral mogelijkheden voor de ontwikkeling van natuur. Ten oosten van de Diefdijk zijn natte natuurgebieden aanwezig en wordt gestreefd naar aansluiting met de uiterwaarden langs de Waal en het natuurgebied Beesdsche veld en de Regulieren. Dit eventueel in combinatie met mogelijk noodzakelijke berging van water. De rode zone: rondom Gorinchem en Leerdam is sprake van stedelijke druk. De recreatieve druk op het omringende gebied neemt in grote mate toe. Reeds aanwezige functies bieden potenties voor uitbreiding van recreatieve waarden, die daarmee een bijdrage kunnen leveren aan de instandhouding en ontwikkeling van de linie. Dit gebied vormt een van de economische motoren. De blauwe zone: het meest zuidelijke deel ligt op de overgang van het rivierenlandschap naar het zeekleigebied. De invloed vanuit zee is nabij in de vorm van de Biesbosch. Water heeft hier grote invloed gehad op het landschap en zijn bewoners. Vanuit verschillende beleidslijnen worden met name in dit gebied potenties gezien voor de berging van water. Binnen deze zonering zijn de genoemde potenties het meest kansrijk en sluiten aan op gewenste landschappelijke ontwikkeling. Uiteraard vindt er een verweving plaats met aanwezige andere functies en waarden in de deelgebieden. Van belang is het creëren van een breed draagvlak voor de visie. Op deze wijze wordt de visie bruikbaar als toetsingskader voor de verschillende initiatieven en kan het functioneren als basis voor het uitvoeren van projecten. Een drietal voorbeeldprojecten wordt, vanuit de gebiedsvisie uitgewerkt. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 2 - 1. INLEIDING de opgave Van het huidige IJsselmeer tot aan de Biesbosch strekt zich over circa 85 kilometer het verdedigingsstelsel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie uit. Dit verdedigingsstelsel bestaat uit een samenhangend geheel van zichtbare en onzichtbare delen. De zichtbare delen zijn de militaire objecten als forten, schuilplaatsen, kazematten en de waterbouwkundige werken in de vorm van inundatiekanalen, watergangen, sluizen en dijkjes. De onzichtbare delen in het gebied zijn de inundatiegebieden, die bij oorlogsdreiging onderwater gezet konden worden maar in vredestijd in beeld en gebruik een niet te onderscheiden deel van het landschap vormden. Het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie bestrijkt vijf provincies, 27 gemeenten en 5 waterschappen. Daarnaast zijn er nog talloze gebruikers die delen van het gebied voor verschillende doeleinden gebruiken. Inmiddels heeft de Waterlinie al een groot aantal jaren haar militaire betekenis verloren. Wat resteert is een aantal relicten in de vorm van de vele militaire objecten en een veranderd landschap, waarin de sporen van het militaire gebruik soms maar met moeite zijn terug te vinden. Nu de betekenis van cultuurhistorie en cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke planning wordt erkend, is het niet vreemd dat een stelsel met zo een grote reikwijdte als de Waterlinie zo'n ruime aandacht krijgt. Die aandacht vindt op diverse niveaus plaats. De Nieuwe Hollandse Waterlinie komt prominent voor in de nota Belvedère, de Architectuurnota, de Vijfde Nota op de Ruimtelijke Ordening en het Structuurschema Groene Ruimte II. Maar ook op provinciaal niveau, in streekplannen is er aandacht voor de linie. De aandacht komt niet alleen voort uit de cultuurhistorische betekenis van de linie maar ook vanwege de kansen en bedreigingen van de identiteit van de linie als gevolg van de grote ruimtelijke druk in dit gebied. De grote waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt door alle betrokken partijen erkend. De Nationale Stuurgroep Nieuwe Hollandse Waterlinie werkt aan het Linieperspectief, waarin wordt aangegeven hoe de linie als structuur kan worden behouden en worden benut als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De provincies Gelderland, Noord-Brabant en Zuid-Hollande hebben gezamenlijk het initiatief genomen tot het opstellen van een gebiedsvisie voor het zuidelijk deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Verenigd in het Pact van Loevestein is door de 18 betrokken partijen besloten, een gemeenschappelijke gebiedsvisie te ontwikkelen. Deze gebiedsvisie is een bouwsteen voor het ‘Voorontwerp Linieperspectief’ dat voor de gehele Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt opgesteld. Het doel van de gebiedsvisie is het zuidelijk deel van de NHW, als onderdeel van de gehele linie, tot een herkenbare ruimtelijke eenheid te maken en deze duurzaam instand te houden. De Gebiedsvisie-Zuid heeft tot doel voldoende fundament te creëren voor het draagvlak. Niet voor niets hebben de drie provincies bij de opdrachtverlening De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 3 - gesteld dat het gebiedsperspectief in nauw samenspel met alle betrokken partijen moest worden opgesteld. Dat was niet alleen bedoeld om zoveel mogelijk creativiteit te mobiliseren, maar ook om draagvlak te creëren. De opdracht voor de Gebiedsvisie Zuid luidt samengevat: Een cultuurhistorisch en landschappelijk erfgoed tot een ruimtelijke en herkenbare structuur te maken en dit duurzaam instandhouden, herstellen en ontwikkelen. Basis voor de opstelling hiervoor moet zijn: de vigerende plannen en de mate waarin deze al zijn gerealiseerd; een analyse van de ruimtelijke ontwikkelingen; een visie op mogelijk nieuwe functies; een integrale Gebiedsvisie waarbij ook mogelijke gevolgen voor de inrichting van het gebied worden duidelijk gemaakt. De Gebiedsvisie-Zuid moet recht doen aan de unieke cultuurhistorische betekenis van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, bestaande uit een waterhuishoudkundig systeem om gebieden te inunderen en een stelsel van bouwkundige elementen van forten, kazematten en schuilplaatsen. Belangrijk is dat de Gebiedsvisie een grote hechting krijgt, ook op lokaal niveau. Daarom dienen de gebruikers en direct betrokkenen een belangrijke rol te spelen bij het tot stand komen van de Gebiedsvisie-Zuid. Meer nog dan een heldere metafoor zal de Gebiedsvisie een gedragen en uitvoerbaar strategie voor behoud, herstel en ontwikkeling moeten bevatten. relatie met andere opdrachten Linieperspectief Gelijktijdig met het ontwikkelen van de Gebiedvisie-Zuid is onder verantwoordelijkheid van de Nationale stuurgroep NHW hard gewerkt aan het nationale linieperspectief. Doel van het Linieperspectief (voluit; voorontwerp linieperspectief ruimtelijk perspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie) is een samenhangend beleid voor de gehele linie te ontwikkelen. Beide ontwikkelingen zijn voortdurend met elkaar afgestemd. robuuste verbinding In de nota "Natuur voor mensen, mensen voor natuur" is afgesproken dat er in het jaar 2020 tenminste zeven robuuste verbindingen zijn gerealiseerd. Een daarvan is de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In het kader van het opstellen van het Linieperspectief is aan bureau Vista opdracht gegeven om deze verbinding nader uit te werken. Het is niet ondenkbaar dat de functie van robuuste natuurverbinding in samenhang met de cultuurhistorische waarden van het gebied ontwikkeld kunnen worden. Er zal afstemming plaatsvinden over de plaatsen waar natuurontwikkeling is in te passen in de Gebiedsvisie-Zuid. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 4 - Water langs de linie: gebied Molenkade Om na te gaan wat de gebruiksmogelijkheden van inundatievelden kunnen zijn, is voor het gebied Molenkade, gelegen daar waar Diefdijk en A2 elkaar kruisen, opdracht verleend om een inrichtingsvoorstel op te stellen. Dit inrichtingsvoorstel kan als voorbeeldproject dienen voor hergebruiksmogelijkheden van inundatievelden elders in de linie. Kern van het inrichtingsvoorstel is dat zichtbaar wordt gemaakt hoe een inundatieveld er uitzag als het onder water was gezet. Hiertoe worden aan weerszijden van de A2 ter hoogte van de Diefdijk waterplassen ontwikkeld. Dit wordt gecombineerd met natuurontwikkeling, waterberging en waterzuivering. planproces Om er voor te zorgen dat de Gebiedsvisie niet een abstract document wordt, maar een gedragen visie met een grote mate van hechting op lokaal niveau, is het planproces intensief begeleid door een projectgroep waarin vertegenwoordigers van de drie provincies, van de betrokken gemeenten, de waterschappen en staatsbosbeheer zitting hadden. De samenstelling van de projectgroep is als bijlage in dit rapport gevoegd. Om op de hoogte van de werkzaamheden van het Nationale Projectbureau te blijven, maakte ook een vertegenwoordiger van het projectbureau deel uit van de projectgroep. Op bestuurlijk niveau is het proces begeleid door bestuurders van de onderscheiden provincies, gemeenten en waterschappen, verenigd in het Pact van Loevestein. Hierbij is ook de intentieverklaring voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie opgesteld en onderschreven. In het planproces is een aantal stappen onderscheiden. Allereerst is het bestaande beleid van zowel rijk, provincies, gemeenten als waterschappen in beeld gebracht, alsmede bestaande plannen. Vervolgens zijn randvoorwaarden opgesteld. Binnen dit kader is de gebiedsvisie ontwikkeld. Deze randvoorwaarden zijn middels een drietal bijeenkomsten tot stand gekomen. Een bijeenkomst met de projectgroep, een bijeenkomst met de gebruikersgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van landgebruikers (agrariërs en staatsbosbeheer) recreatieondernemers, beheerders van forten en de Stichting Militair erfgoed en een bijeenkomst met de bestuurders. Vervolgens zijn, na de tussenrapportage van het Nationale Linieperspectief, eerste aanzetten voor een Gebiedsvisie-Zuid voorgelegd aan de projectgroep en is de Gebiedsvisie-Zuid vervolgens verder aangescherpt en uitgewerkt. Het resultaat hiervan is deze nota. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 5 - 2. NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE ZUID wat vooraf ging aan de waterlinie Reeds lang voor de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, werd water ingezet als bruikbaar instrument in oorlogstijd. Het laaggelegen land, in combinatie met de nabijheid van water, bood veldheren talrijke mogelijkheden. Vanaf de Romeinse tijd tot de Tachtigjarige Oorlog waren de inundaties vaak geïmproviseerd, waarbij gebruik gemaakt werd van de omstandigheden zoals die op dat moment voor handen waren. Vanaf de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) werd door de achtereenvolgende stadshouders Maurits, Frederik Hendrik en Willem III op een meer planmatige wijze gewerkt aan het middel inundatie. Vaak bleef het echter bij plannen. Slechts een enkele keer is een waterlinie werkelijk gebruikt. Toen de Franse dreiging in 1672 aanzienlijk toenam, is in hoog tempo de Hollandse Waterlinie aangelegd. Voor deze linie waren geen militaire waterwerken aangelegd, maar werden bestaande dijken doorgestoken en sluizen opengezet. Bij de eerste Franse dreiging was de linie een succes. Aan het einde van de 18e eeuw werd de waterlinie opnieuw tegen de Fransen ingezet. Nu bood de linie echter geen redding. Het vroor zo hevig dat zelfs de rivieren dicht vroren en de Fransen zich over het ijs heen konden verplaatsen. De Fransen, Napoleon Bonaparte, zagen wel iets in het concept van de waterlinie en maakten tijdens hun overheersing gebruik van het ter beschikking staande vakmanschap. C.R.T. Krayenhoff was arts, genie-officier en cartograaf en de Fransen stelden hem aan als directeur der Hollandse fortificatiën en vervolgens als Minister van Oorlog. Ook Koning Willem I onderkende, na de Franse overheersing, zijn vakmanschap en stelde Krayenhoff aan als inspecteurgeneraal der fortificatiën. Krayenhoff was de persoon die aan de wieg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie stond en tevens een begin maakte met de latere Stelling van Amsterdam. de aanleg van de nieuwe hollandse waterlinie Met alle werkzaamheden aan diverse waterlinies ontstonden rond 1813 de benamingen ‘Oude Hollandse Waterlinie’ voor de linie langs Woerden en Schoonhoven en ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’ (NHW) voor de linie langs de oostkant van Utrecht. De Nieuwe Hollandse Waterlinie was volledig gebaseerd op de eigenschappen van het bestaande rivieren- en polderlandschap. Als cartograaf wist Krayenhoff als geen ander de bestaande polderindeling, het hoogteverloop van het terrein en het bestaande afwateringsstelsel te benutten voor het creëren van moeilijk overbrugbare waterbekkens. De inzet van het waterrijke landschap als verdedigingsmiddel bespaarde bij de bouw en het onderhoud veel tijd en kosten. Door het landschap te benutten betrof het aanleggen van de Waterlinie niet veel meer dan het realiseren van een ingenieus stelsel van kleine kunstwerken, zoals inlaatsluizen, duikers, dammen, en gemalen voor een snelle inundatie van het gebied vanuit de rivieren. Op de meest zwakke plaatsen werd de linie aangevuld met forten. Er werd vanuit gegaan dat de aanvaller uit het hoger gelegen oosten zou komen. De verdediger zat in het westen achter de linie in Holland. Tussen de aanvaller en de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 6 - verdediger kon een gebied, variërend in breedte van 3 tot 5 kilometer onder water worden gezet. Een waterhoogte tussen de 30 en 50 centimeter werd als meest effectief gezien: te ondiep voor boten, maar voor soldaten, karren en paarden te diep om zich snel zonder verdrinkingsgevaar te verplaatsen. Rivieren, rivierdijken en andere watervrije gebieden vormden gaten of “accessen” in de waterverdediging. De doorgang van de vijand via deze accessen werd voorkomen door verdediging vanuit de forten. Daarnaast moesten de forten cruciale onderdelen van het inundatiesysteem beschermen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie was volledig gebaseerd op de eigenschappen van het aanwezige polder- en rivierenlandschap. Nieuwe ontwikkelingen in het landschap, zoals de aanleg van hoger gelegen en bredere wegen en spoorlijnen, noodzaakten tot voortdurende aanpassingen aan de Waterlinie. Ieder gat in de verdedigingslinie, als gevolg van de aanleg van infrastructuur, maakte een aanvulling noodzakelijk in de vorm van een fort of een ander verdedigingswerk om de linie weer te sluiten. In de Tweede Wereldoorlog werd duidelijk dat het systeem van de Hollandse Waterlinie, vanwege de gewijzigde methode van oorlogsvoering (onder meer vanuit de lucht), geen zin meer had. Vanaf die tijd is de linie in onbruik geraakt. Het onderhoud van de linie stopte formeel in 1953, maar grote delen en vele werken bleven in eigendom van Defensie. Waar voorheen het inundatiesysteem het belangrijkste onderdeel van de linie was geweest, verschoof de aandacht nu naar de afzonderlijke werken. Een deel van de werken kreeg een nieuwe functie, vaak opslag van materialen. Veel werken bleven echter zonder functie. Plaatselijk ontwikkelde de omgeving van de werken zich tot kleine natuurgebiedjes. Hoewel de Nieuwe Hollandse Waterlinie vanaf 1815 in ontwikkeling was, heeft de linie zich ondanks de investeringen nooit kunnen bewijzen, in tegenstelling tot de Oude Hollandse Waterlinie. Waarschijnlijk was dit bewijs niet nodig vanwege de afschrikwekkende werking van de Oude Hollandse Waterlinie. Drie keer heeft de linie op scherp gestaan, maar tot inundatie kwam het niet. De periodes van alertheid waren juli 1870 (Frans-Pruissische oorlog), augustus 1914 (Eerste Wereldoorlog) en 1939-1940 (Tweede Wereldoorlog). Kenmerkend voor de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is dat zij gebruik maakte van laagten in het landschap en natte gebieden. De linie vormde geen statisch verdedigingssysteem. Voortdurend werd aan de linie gebouwd en verbouwd vanwege de voortgaande ruimtelijke ontwikkelingen. Voorbeeld van zo’n strategische landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is het gebied rondom Woudrichem in Noord-Brabant. De geschiktheid van deze streek voor het voeren van het defensieve gevecht heeft geleid tot de stichting van de vestingplaats Woudrichem. In de negentiende eeuw heeft men bovendien op de zuidelijke oever van de Nieuwe Merwede (aanleg begonnen in 1849) in eerste instantie een torenfort gebouwd aan de doorgaande De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 7 - wegverbinding tussen Amsterdam en Parijs, in de tweede helft van de negentiende eeuw gevolgd door de aanleg van de zuidelijke tak van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, bestaande uit een serie inundatiegebieden met de benodigde sluizen en keringen, op de accessen voorzien van vestingwerken (vestingnederzetting Woudrichem, forten Giessen, Uppelsche Dijk, Aan de Bakkerskil en Aan het Steurgat). Dit systeem werd verder uitgebouwd in 1939-1940 met gewapend betonnen kazematten en schuilplaatsen. In het geval van Woudrichem en de forten geldt dat de langdurige status als vestingwerk (tot 1953) elke vorm van permanente stenen bebouwing direct bij of in het schootsveld van de vesting tot na de Tweede Wereldoorlog belemmerd heeft. werking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zuid De kern van de Waterlinie bestond uit inundatiegebieden. Op plaatsen waar geen water stond of waar het water bevaarbaar, zoals de accessen bij dijken en wegen en hoger gelegen gebieden, werd het inundatiesysteem aangevuld met forten en andere verdedigingswerken. inundatiegebieden De inundatiegebieden bestonden uit laaggelegen polders en landerijen die als waterbekkens konden worden benut. Via verschillende inlaatpunten en een enkel inundatiekanaal werd water uit de Lek, Waal, Merwede, Biesbosch, Maas en Linge (via een inundatiekanaal vanuit Tiel) aangevoerd om de bekkens vol te laten lopen. Feitelijk begint het watersysteem van de linie stroomopwaarts, bij Pannerden, dicht bij de Duitse grens, waar een juiste verdeling van water over de Waal en de Rijn wordt veiliggesteld. Eenmaal aangekomen ter hoogte van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zelf, kon voor het zuidelijke deel op de volgende plaatsen water ingelaten worden: aan de Lekdijk bij het werk bij ’t Spoel en fort Everdingen, fort Asperen, bij Dalem, Woudrichem, bij het batterij onder Poederoijen en bij het werk aan de Bakkerskil. Het water was vooral afkomstig van de Waal, Maas en de Lek. Na opstuwing van het water in de Linge, kon men ook vanuit deze rivier water inlaten. In het begin nam het inunderen 26 dagen in beslag. In 1866, na vele verbeteringen, duurde het inunderen 12 á 13 dagen bij lage rivierstanden en kon bij een gemiddelde zomerstand het gebied in 4 á 5 dagen onderlopen. Ondergelopen was de gehele Nieuwe Hollandse Waterlinie 85 km lang en 3 à 5 km breed. Het inunderen bestond uit 5 fases: Fase 1. Er wordt nagegaan of het systeem nog functioneert; Fase 2. Het water wordt opgeslagen en opgestuwd door het sluiten van sluizen (fort Asperen); Fase 3. Men laat de sloten vollopen in de inundatiegebieden; Fase 4. De percelen en locale wegen worden onder water gezet, maar zo dat het eigen leger zich nog over de droge hoofdwegen door de linie kan terugtrekken; Fase 5.Tot slot wordt het gehele gebied onder water gezet. Zeewater kon worden ingelaten vanuit de Biesbosch door de zeedijk (thans secundaire dijk) bij het werk aan de Bakkerskil via de waaiersluis genaamd “Papsluis”. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 8 - Voor zowel het inundatiegebied ten zuiden van de Lek, als ten noorden van de Waal was aanvoer van water uit de Linge van groot belang. Via een aanvoerkanaal vanuit Tiel werd de Linge ook gebruikt voor de aanvoer van Waalwater. De inundatiegebieden ten zuiden van de Lek konden zo vrijwel geheel met Waalwater worden gevuld. Het water van de Lek kon zodoende worden gereserveerd voor een snelle bevloeiing van de inundatievelden ten noorden van de Lek tot voor de stad Utrecht. kaden/dijken Vanwege de zorgvuldige locatiekeuze van de Waterlinie kon voor het controleren van de oppervlakte (en diepte) van het inundatiegebied vrijwel worden volstaan met het gebruik van kaden en dijken die reeds in het landschap aanwezig waren. Slechts incidenteel waren extra kaden noodzakelijk. waterwerken Via sluizen werd het water vanuit de rivieren de inundatievelden ingelaten. forten Forten boden extra bescherming op plekken waar de linie zwak was. Te denken valt aan plaatsen waar een weg of spoorlijn droge passages door de inundatievlaktes vormden of waar een kanaal of rivier de inundatievlaktes bevaarbaar maakten. De rivieren vormden de meest zwakke plekken. Daar waar de linie de Lek, de Linge en de Waal, Merwede kruiste zijn dan ook de meeste forten te vinden. In de forten waren manschappen gelegerd die met vuurwapens de accessen in de linie moesten beschermen. Ten tijde van het functioneren van de Waterlinie moest rondom ieder fort het schootsveld vrijgehouden worden. In dit schootsveld lagen de zogeheten verboden kringen (van 300, 600 en 1000 meter). In de verboden kringen golden strenge regels ten aanzien van het oprichten van gebouwen en het wijzigen van hoogteligging en waterhuishouding. Afhankelijk van het type fort mocht in de binnenste kring uitsluitend in hout of een ander gemakkelijk te verwijderen materiaal gebouwd worden. In de middelste kring mocht slechts deels in steen worden gebouwd. In de buitenste kring was alleen na toestemming van de koning verandering in wegen, waterlopen of de hoogteligging mogelijk. Ook de beplanting in de omgeving van werken werd bepaald door degenen die verantwoordelijk waren voor de landsverdediging. Bomen dienden in eerste instantie als camouflage, maar in tijden van beleg konden de bomen gekapt worden en het hout kon als bouwmateriaal gebruikt worden. Om de aanvallers te hinderen bij een eventuele bestorming, werden doornige hagen aangeplant. De taaie wortels van de hagen hinderden de aanvallers bij een poging tot ondermijning van wallen. loopgraven en kazematten Forten bleken in de loop van de tijd kwetsbaar, mede door de ontwikkeling in het geschut. Een fort was zichtbaar hetgeen een zwak punt was. Tevens was een fort groot en dus makkelijk door vijandelijk artillerie te raken. Met een grote De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 9 - concentratie van geschut en manschappen in een fort, ontstond er bij de uitschakeling van het fort direct een groot gat in de verdedigingslinie. Om deze nadelen op te heffen werd de linie aangevuld met loopgraven en talrijke kazematten (kleine groepsverblijven). Deze kazematten lagen verscholen in het landschap, ze waren moeilijk te raken door hun kleine omvang en bij een treffer viel slechts een beperkt aantal slachtoffers onder de manschappen te betreuren. relatie met eigenschappen van het landschap De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een typisch Nederlandse verdedigingslinie. Het belangrijkste middel dat werd ingezet voor de strijd was het water. Het toenmalige landschap behoefde niet te worden aangepast voor de aanleg van de linie, maar was juist de inspiratiebron. Het bijzonder lage maaiveldniveau en de ruime beschikbaarheid van water maakten het mogelijk om zonder grootschalige ingrepen een 85 km lange verdedigingslinie op te werpen. Het gebruik maken van deze gebiedskenmerken en bestaande waterwerken bespaarde veel tijd, mankracht en financiën. De werkzaamheden ten behoeve van de Waterlinie bestonden vooral uit technische ingrepen in de waterhuishouding. Dat de het landschap van zeer grote invloed was op de locatiekeuze van de linie wordt ondermeer duidelijk doordat zij precies is gesitueerd op de overgangen tussen verschillende landschappelijke eenheden. Het gaat om de volgende overgangen: de overgang van het veenweidegebied naar het riviergebied in het noordelijke deel; De Diefdijk vormt de fysieke grens tussen beide; de overgang van de open komgebieden naar de besloten oeverwallen; de overgang van het rivierengebied naar de oude zeekleigebieden. Door de linie te baseren op de eigenschappen van het aanwezige landschap, hebben vrijwel alle bouwwerken en waterwerken zich op een natuurlijke wijze gevoegd naar het landschap: zichtbare forten op de hogere delen, inundatievelden (onzichtbaar en openheid) in de lagere delen en de kazematten als verdedigingslijn op de grens met de inundatievelden. Voor de toevoer van water werd gebruik gemaakt van het bestaande stelsel van watergangen. De noodzakelijke in- en uitlaten, duikers en sluizen zijn kleine elementen die niet opvallen in het waterrijke landschap. In feite vormen de inundatiegebieden en het inundatiesysteem de onzichtbare onderdelen van de linie. In het gebied tussen Vianen en Gorinchem ligt de linie op de scheiding van het rivierlandschap en het veenweidegebied. Tussen Vianen en Leerdam is deze scheiding tussen de landschaptypes zeer prominent aanwezig in de vorm van een lange, kaarsrechte dijk die loodrecht op de natuurlijke ordening van het rivierenlandschap staat: de Diefdijk. Het veenweidegebied ten westen van de Diefdijk bestaat uit smalle, langgerekte kavels. Dit landschap was van zeer grote betekenis vanwege het veen dat er gestoken kon worden. De bebouwing werd met name langs de dijk gesitueerd, waardoor lange bebouwingslinten ontstonden. De komgronden ten oosten van de Diefdijk waren lange tijd niet interessant door het moerassige karakter en het gevaar van overstromingen door de rivieren. Het gebied is hier als De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 10 - werkverschaffingsproject bebost met voornamelijk populieren en wilgen. Vanwege de bebossing hebben deze komgronden een ander karakter dan de komgronden tussen de Linge en de Waal, die vooral een open en grootschalig karakter hebben. De komgronden aan de oostzijde van de Diefdijk werden vanwege het overstromingsgevaar nauwelijks bebouwd. Voorbij Leerdam valt de overgang tussen rivierlandschap en veenweidegebied samen met de Linge. De Nieuwe Hollandse Waterlinie volgt hier de Nieuwe Zuider Lingedijk en vervolgens de oostgrens van het kleinschalige en besloten Lingegebied tot aan Gorichem. De omgeving van Nieuwe Zuider Lingedijk en de Linge zelf heeft een natuurlijk karakter, gevormd door rabatbossen, wilgengrienden en plassen. Tussen de Waal, Merwede en de Maas bevindt de Waterlinie zich op de scheiding tussen rivierenlandschap en het zeekleigebied. De invloed vanuit zee is in de nabijgelegen Biesbosch nog duidelijk zichtbaar. De Maasmond, de Biesbosch met haar polders, grienden, eendenkooien en rietvelden, de Nieuwe Hollandsche Waterlinie met haar forten, inundatieterreinen, kazematten en schootsvelden, de vestingstad Woudrichem en de markante dijkstructuur met aangelegen buitendijkse gorzen en uiterwaarden langs de Afgedamde Maas en de Nieuwe Merwede, zij vormen het voornaamste cultuurhistorische erfgoed in de regio Brabants KleigebiedOost. Tussen Woudrichem en Werkendam wordt de begrenzing van de inundatievlakten bepaald door natuurlijke hoogteverschillen. De linie is hier zichtbaar in enkele objecten als forten, kazematten en waterkunstwerken die schijnbaar willekeurig zijn geplaatst in het landschap. Ten zuiden van Werkendam wordt de begrenzing van de inundatievlakte weer bepaald door een dijk van de oude zeekleipolder. In tegenstelling tot de onzichtbare inundatiegebieden, waren en zijn de forten goed in het landschap zichtbaar. Zij markeren als het ware de plaats van de verdedigingslinie. Over het algemeen werden de forten op de oeverwallen langs de rivieren opgericht. Vanouds waren de oeverwallen reeds bebouwd, waardoor de forten zich voegden in de bestaande landschappelijke ordening. Vanwege hun grootte, en de over het algemeen enigszins verhoogde ligging, waren het ook in die tijd markante bouwwerken. Het feit dat veel forten op een eiland of andere slecht toegankelijke plaatsen gelegen waren, droeg bij aan het bijzondere karakter van de bebouwing en de mysterieuze sfeer. Concluderend kan gesteld worden dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie weliswaar een verdedigingswerk van bijzonder grote schaal was, maar in het landschap als herkenbare en zichtbare doorgaande linie vrijwel afwezig was, en zich alleen locaal manifesteerde. Wel vormt de Nieuwe Hollandse Waterlinie vanwege haar ligging een prachtige dwarsdoorsnede van het landschap in het rivierengebied. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 11 - 3. DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE ZUID NU De Nieuwe Hollandse Waterlinie Zuid is, zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven, gebaseerd op de eigenschappen van het aanwezige landschap. In dit hoofdstuk wordt nader ingezoomd op de huidige karakteristiek van dit landschap, het ontstaan daarvan en de betekenis van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in het landschap. landschappelijke typering Het gehele gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Zuid is te karakteriseren als rivierenlandschap. De rivieren bepaalden het ontstaan en de occupatie van het landschap. Op de hogere stroomruggen langs de rivieren heeft men zich vanouds gevestigd; daar bevinden zich van oorsprong de boerderijen en de dorpen. Oude wegen kronkelen over de stroomruggen van dorp naar dorp. Het bouwland en de boomgaarden, die tot voor kort zeer talrijk waren, lagen oorspronkelijk alleen op de stroomruggen. Door het opruimen van de heggen, die hier vanouds de perceelsscheidingen vormden, maar vooral door het rooien en vervangen van de hoogstamboomgaarden heeft het landschap van de stroomruggen geleidelijk een meer open karakter gekregen. Het kleinschalige mozaïekachtige landschap is grotendeels verdwenen. In grote tegenstelling met de kleinschalige, besloten stroomruggen staan de laaggelegen komgronden. Dit zijn van oorsprong en ook nu nog grotendeels uitgestrekte graslanden, doorsneden door talrijke sloten. Slechts hier en daar vindt men opgaande beplanting, vooral rond de eendenkooien. Verspreid komen populierenbosjes en grienden voor. De typerende openheid van het landschap is door de ruilverkavelingen enigszins verloren gegaan. Grote delen van het plangebied hebben een herkenbaar landschap. Waarbij de herkenbaarheid gebaseerd is op de natuurlijke ontstaansgeschiedenis (abiotiek) en de menselijke component (occupatie). Gebieden die door deze combinatie uniek zijn, zijn in het rijksbeleid dan ook terecht aangegeven als Belvedèregebieden. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is eveneens als Belvedèregebied onderscheiden. De onderscheiden Belvedère gebieden kunnen als landschappelijk te onderscheiden deelgebieden worden beschouwd. Het gaat daarbij om de volgende deelgebieden: de Culemborgerwaarden en Tielerwaarden, de Vijfheerenlanden, de Bommelerwaard en het Land van Heusden en Altena. Binnen de Tieler-en Culemborgerwaarden is het Lingegebied nog als bijzonder waardevol gebied te onderscheiden. Tieler- en Culemborgerwaarden De Tieler- en Culemborgerwaarden vormen een typisch voorbeeld van het rivierenlandschap met oeverwallen en kommen, met de karakteristieke verschillen tussen uiterwaarden, kleinschalige besloten oeverwallen en grootschalige open kommen. De oeverwallen worden, naast de ligging van de dorpen, gekenmerkt door onregelmatige wegen en verkavelingpatronen, wielen, hoogstamboomgaarden en landgoederen (Mariënwaerd). De natte komgebieden werden pas laat ontgonnen. De ontginning was planmatig, zoals bij de cope-verkavelingen in de buurt van Culemborg. Het natte karakter van De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 12 - de gronden komt tot uiting in de aanwezigheid van eendenkooien, grienden en populierenbossen (Regulieren). Met name in de Culemborgerwaard is relatief veel opgaande beplanting aanwezig. Een groot deel van de verkavelingstructuur van de Culemborgerwaard is na 1850 weinig veranderd. Wel is het aandeel grienden sterk toegenomen als gevolg van werkverschaffing in de jaren 30 van de 20e eeuw. Vijfheerenlanden en Alblasserwaard De Vijfheerenlanden, direct ten westen van de Diefdijk, vormen een overgangszone tussen het veenweidelandschap van de Zuid-Hollandse Waarden en het rivierenlandschap van Gelderland. Het landschap is niet zo weids en open als in de andere waarden. Het hart van de Vijfheerenlanden is te beschouwen als een landschappelijke eenheid en kent een strakke indeling met zeer rechte, langgerekte ontginningsdorpen. Het noordelijke deel van de Vijfheerenlanden heeft een tamelijk besloten karakter door de aanwezigheid van grienden, populierenbossen, houtsingels, boomgaarden en beplante kaden. Alblasserwaard De Alblasserwaard grenst slechts op enkele plekken aan het plangebied NHW-Zuid. Derhalve wordt volstaan met de opmerking dat voor de Alblasserwaard de lange lintvormige ontginningsassen met een dubbele lintstructuur aan weerszijden van een vaart kenmerkend zijn. Lingegebied Tussen de Tieler- en Culemborgerwaard bevindt zich het gebied rondom de Linge. Dit gebied is een uniek kleinschalig, vrijwel ongestoord rivierengebied. Buitendijks meandert de Linge nog deels op natuurlijke wijze. Het Lingegebied strekt zich uit tussen Gorinchem en Tiel. Het Lingegebied heeft een besloten, kleinschalig en gaaf oeverwallenlandschap met de karakteristieke bochtige dijktracés, onregelmatige perceelpatronen, open essen of escomplexen, wielen, hoogstamboomgaarden, dijkwoningen, boerderijen, dijkdorpen, vergezichten en fraaie dorpsgezichten met karakteristieke langgerekte stratenpatronen, zoals de lintdijkdorpen Spijk en Acquoy. Bommelerwaard De Bommelerwaard wordt ruimtelijk gescheiden van het liniegebied door de Waal en de Maas. Hierdoor vormt de Bommelerwaard landschappelijk gezien min of meer een eiland. Overigens vertoont dit ”eiland” alle kenmerken van het rivierenlandschap. Rondom de kernen Brakel en Poederoijen komt veel glastuinbouw voor die het kenmerkende open karakter van het komgebied aantast. De kern van de komgronden heeft echter nog steeds zijn open karakter behouden. Kenmerkend is ook de Nieuwe dijk. Deze heeft een groen karakter. De ligging van het robuuste Slot Loevestein in het buitendijkse gebied is uniek. Land van Heusden en Altena Het Land van Heusden en Altena wordt voor een deel in de begrenzing van de Bommelerwaard (als Belvedèregebied) opgenomen. Het Land van Altena en Heusden dient echter als een zelfstandige landschappelijke eenheid worden beschouwd. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 13 - In het bijzonder geldt dat de visuele openheid van dit gebied zeer karakteristiek is. Er is sprake van schaarse bebouwing en infrastructuur en een op akkerbouw afgestemd bodemgebruik. Hierdoor bestaat er een sterk contrast tussen de kern, de bebouwingslinten en de omringende gronden. Vrijwel alle stadia van de landschappelijke ontwikkeling zijn in het gebied nog afleesbaar, met een bijzondere ruimtelijke verscheidenheid aan polders, boezempolders, uiterwaarden en gorzen, het Biesbosch-complex met grienden, kleine polders met bouwland en grasland, rietvelden en waterpartijen. De dorpen in de regio zijn vaak van origine dijknederzettingen, met karakteristieke, parallel aan en op het dijktalud gebouwde woningen. Aan de voet van de dijk vindt men vaak de grotere boerderijen, veelal gesitueerd op huisterpen. In een enkel geval is zo een karakteristieke en zeldzame nederzettingsvorm ontstaan, bestaande uit een zwerm huisterpen (bijvoorbeeld Uppelsche Hoek). Over het algemeen hebben de dorpen een belangrijke historische relatie met de polders of de dijken waaraan zij gesitueerd zijn. In plaatsen als Uppel, Nieuwendijk en Korn is de historische relatie met dijk, kreekrelicten of polder nog goed afleesbaar. De meer stedelijke nederzettingen zoals Werkendam zijn sterk verdicht. In het geval van Woudrichem is de stedelijke nederzetting ontstaan als gestichte vestingstad met een kenmerkende compacte, dicht bebouwde kern. Het stenige karakter van deze steden staat in markant contrast met de groene, open ruimte van vestingwerken en schootsvelden eromheen. De beplantingen bestaan in deze regio uit bomenrijen, houtwallen, bossen, grienden, struwelen of boomgroepen. Bossen zijn in het gebied vaak restanten van grienden, die door het achterwege blijven van een periodiek hakbeheer weelderig zijn uitgegroeid. Griendrestanten liggen ondermeer bij Rijswijk, Sleeuwijk en Drimmelen (De Worp). Daarnaast komen in het gebied karakteristieke begroeiingen voor langs de rivieren en kreken. Kenmerkend zijn hier de eendenkooien. Ze vallen op in het kale land door de dichte boombegroeiing, bestaande uit grotendeels uitgegroeid hakhout of restanten van een wilgengriend. Even opvallend in het landschap zijn de restanten van oude fortificaties zoals bij Werkendam (Schenkeldijk) en Almkerk (langs de Oude Alm). bedijking In het gehele gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Zuid komen dijken voor. De dijken hebben in het landschap een prominente rol, vooral omdat de dijken het land beschermen tegen overstromingen. De dijken zijn te verdelen in rivierdijken en dwarsdijken. Beide type dijk hebben een waterkerende functie, maar zijn om verschillende redenen aangelegd. rivierdijken Het heeft enige eeuwen geduurd voordat een doorlopende bedijking langs de rivieren tot stand was gekomen (rond 1300). Om doorbraken te voorkomen, voorzag men de doorgaande dijken zo mogelijk van enig voorland, de uiterwaarden. Deze vervulden bij hoge waterstand een bufferfunctie wanneer de rivier buiten haar oevers trad. Plaatselijk voorzag men de dijken van een overlaat. Dit waren gedeelten van de dijk waar het water overheen kon stromen wanneer de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 14 - rivier een zeer hoog niveau had bereikt. Hierdoor werden andere gebieden voor wateroverlast gespaard. In de loop van de tijd zijn de dijken langs de rivieren steeds opgehoogd, waardoor ze tegenwoordig steeds prominenter in het landschap aanwezig zijn. Zeedijken Naast polderdijken en rivierdijken komen in Noord-Brabant ook zeedijken voor. Vanwege een bijzondere intrinsieke waarde van de zeedijken (ouderdom, tracé, profiel, verharding, aanwezigheid van Muralt-zeewering en zeldzame inundatiesluis) worden ze cultuurhistorisch zeer hoog gewaardeerd. In zuidoost-noordwestelijke richting getraceerd tussen Werkendam en Drongelen bevindt zich een reeds in 1461 vermelde zeedijk en polderdijk. De dijk staat bekend als de Kornsche Dijk en heeft een belangrijke rol gespeeld in de herovering van land in de Biesbosch na de Sint-Elisabethsvloed in 1421. Door de aanleg van de voormalige zeekerende dijk werd voorkomen dat meer land verloren ging. De doorlopende dijk in noordelijke richting getraceerd rond het Fort aan de Bakkerskil en vervolgens als Schenkeldijk in noordelijke richting aansluiting vindend op Schans had een belangrijke functie als schakel in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Niet alleen vormde het aardlichaam een voor de vijand aantrekkelijk acces door de inundaties benoorden Kil en Nieuwendijk, ook is in het dijklichaam opgenomen de technisch bijzondere en typologisch zeldzame inundatiesluis van het waaiertype, ontworpen aan het begin van de negentiende eeuw naar idee van waterstaatkundig ingenieur Jan Blanken. In de as van de dijk is daarom, op schootsafstand, het Werk of Fort aan de Bakkerskil gesitueerd. Het open schootsveld is hier nog goed herkenbaar en wordt ter plaatse prachtig geïllustreerd door de afwezigheid van de overigens in deze contreien doorgaande Muralt-zeewering, die hier omstreeks 1930-1935 geplaatst is. Vanwege de mogelijke dekking die een dergelijk doorgaand betonwerk aan vijandelijke infanterie zou kunnen geven, werd door Defensie afgedwongen dat de beveiliging tegen golfoverslag ter plaatse in hout zou worden uitgevoerd. dwarsdijken en terpen Andere karakteristieke elementen van het rivierengebied zijn de dwarsdijken. Voorbeelden hiervan zijn de Meidijk in de Bommelerwaard, de Nieuwe Dijk ten westen van Brakel en de Diefdijk. Deze dijken moesten het binnendijkse achterliggende land beschermen tegen het binnenstromende water in geval van een overstroming of doorbraak van de rivierdijken. Preventief (en niet ten onrechte) gingen de bewoners hun woonerven (met name voor/ten oosten van de dwarsdijken) ophogen; soms zijn zelfs hele dorpskernen opgehoogd (Brakel). De ophogingen vonden vooral plaats in de 14de en 15de eeuw. De terpen zijn aan de oostzijde van de dwarsdijken vrij hoog, omdat hier de waterstanden het hoogst opliepen. zichtbaarheid van de Nieuwe Hollandse Waterlinie binnen het landschap Kenmerkend voor grote delen van de Waterlinie is dat deze onzichtbaar zijn. Met name de inundatiegebieden zijn ruimtelijk niet afgebakend en herkenbaar. De belangrijkste elementen van de NHW die de zichtbaarheid bepalen zijn de gebouwde, overwegend militaire complexen en waterbouwkundige werken. Dat zijn o.a.: De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 15 - de vestingsteden, kastelen en forten; schuilplaatsen en batterijen; waterbouwkundige kunstwerken in de vorm van een inundatiekanaal, sluizen, inlaten en dijken. De forten en andere militaire objecten vormen de meest herkenbare elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dat wordt versterkt door de eenduidigheid in de ruimtelijke situering en architectuur. In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de huidige forten en het huidige gebruik. Forten Huidig gebruik fort Everdingen opslag van munitie (gevarencirkels!!) (Ministerie van Defensie werk aan 't Spoel is nu deels gekraakt (Domeinen) fort Asperen overwinteringsplaats vleermuizen, cultuurfort, (SBB) expositieruimte fort aan de Nieuwe Steeg particulier gebruik (SBB) werk aan de Diefdijk wordt deels bewoond door een particulier (SBB) fort Vuren tentoonstellingsruimte, (SBB) overnachtingsmogelijkheden, winterverblijfplaats vleermuizen, fortwachterswoning bewoond fort Steurgat appartementen (particulier) werk aan de Bakkerskil deels in gebruik als opslag voor defensie (Ministerie van Defensie) fort aan de Uppelse dijk opslag defensie (Ministerie van Defensie) fort Giessen in gebruik gegeven aan verschillende (Stichting Brabants Landschap) verenigingen, verblijfplaats vleermuizen slot Loevesteijn museum Batterij onder Brakel natuur, winterverblijfplaats vleermuizen (SBB) Batterij onder Poederooijen natuur, winterverblijfplaats vleermuizen (SBB) fort Pannerden (gekraakt) Functies forten nu functies in het landschap van de nhw landbouw Het grootste deel van het liniegebied is in gebruik als agrarisch gebied. Het betreft overwegend grondgebonden landbouw, met op de oevergronden in een aantal De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 16 - delen fruitteelt. In de Bommelerwaard komt op enige schaal glastuinbouw voor, met name op de oeverwallen bij Brakel en Poederoijen. De agrarische bedrijven zijn, met name in de kommen, voor een groot deel gebouwd tijdens de grootschalige ruilverkavelingen en liggen als een netwerk verspreid over het gebied. Op de oeverwallen komen concentraties van bedrijven voor. ecologie Binnen het rivierengebied vormen de rivieren de landschappelijke hoofdlijnen en maken deel uit van de ecologische hoofdstructuur. De Biesbosch is een belangrijk groot natuurkerngebied binnen de ecologische hoofdstructuur. De Nieuwe Hollandse Waterlinie staat haaks op deze oost-west georiënteerde ecologische hoofdstructuur. De ecologische betekenis van het landschap en de Nieuwe Hollandse Waterlinie is gevarieerd en heeft hoofdzakelijk een lokale ecologische betekenis. Natuurwaarden zijn met name gelegen in de kleinere natuurgebiedjes in de vorm van grienden, eendenkooien, kolken en wielen, welke hoofdzakelijk voorkomen in de inundatiegebieden. Enkele komgebieden hebben betekenis als weidevogelgebied. Een aantal forten fungeert als overwinteringplaats voor vleermuizen. De gebieden op en rondom de forten herbergen natuurwaarden of zijn daar potenties voor aanwezig. recreatie Binnen het plangebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie komen diverse terreinen voor met een recreatief gebruik. Het Lingebos vormt een belangrijk recreatiegebied. Het bestaat uit grienden, een groot loofbos met diverse waterpartijen, picknickplaatsen, speelweiden en een kampeerterrein. De gemeente Lingewaal streeft naar uitbreiding van de recreatieve functie. Ook ligt een aantal recreatieve routes langs of door het gebied van de linie. Het gaat hierbij om fiets- en wandelroutes met een deels lokale functie. Het waterliniepad is een gebieddoorsnijdend wandelpad. Enkele forten hebben een recreatieve functie. Zo biedt fort Vuren een beperkte horecafunctie met overnachtingsmogelijkheden. Fort Asperen vervult in het voorjaar en de zomer een museale functie. Daarnaast is er sprake van een kleinschalige horecavoorziening. Loevestein vervult een belangrijke museale/recreatieve rol. Per jaar komen er 100.000 bezoekers naar Loevestein, waarmee dit kasteel een attractie van formaat is. overige functies Naast bovengenoemde functies als landbouw, ecologie en recreatie, komen ook functies als wonen, werken en infrastructuur in het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie voor. Binnen het liniegebied wordt er voornamelijk gewoond in geconcentreerde vorm op de stroomruggen, waar de dorpen en stadjes van oudsher zijn ontstaan en als vorm van solitair wonen bij agrarische bedrijven of voormalige agrarische bedrijven. Een tussenvorm is te vinden langs de oude dijken, zoals de Diefdijk. De bebouwing is sinds het in gebruik nemen van de Waterlinie sterk toegenomen. Niet alleen in de stedelijke gebieden, maar ook daarbuiten. Er zijn steeds meer agrarische bedrijven verschenen, ook in de kommen. Tevens zijn de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 17 - stedelijke gebieden in de kommen uitgebreid. Voorbeelden hiervan zijn Gorinchem en Culemborg, twee steden die in de inundatiegebieden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie woonwijken hebben gerealiseerd. Veel bedrijventerreinen in het liniegebied liggen tegen de steden aan, of worden ontwikkeld langs de snelwegen zoals de A15. Wat de infrastructuur betreft, hebben met name de autonome grote infrastructurele werken een grote invloed gehad op de linie en het landschap. De steeds verdergaande versnijding van het landschap door snelwegen en door de realisering van de Betuweroute heeft de samenhang en continuïteit van de linie en landschap steeds verder verminderd. bedreigingen en potenties Als gevolg van een aantal maatschappelijke en economische ontwikkelingen staat de landschappelijke en cultuurhistorische betekenis van de Nieuwe Hollandse Waterlinie onder druk. Het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie biedt echter veel potenties voor ruimtelijke ontwikkelingen die kansrijk zijn en die de ruimtelijke kwaliteit kunnen vergroten. Van belang is deze kansen te benutten en bedreigingen te onderkennen en middels regelgeving zoveel mogelijk te elimineren. Hieronder wordt een beeld geschetst van de belangrijkste bedreigingen en kansen voor de identiteit van de linie. landbouw. In de landbouw wordt hoofdzakelijk gestreefd naar schaalvergroting en intensivering van het grondgebruik. Dit heeft o.a. tot gevolg dat er in de Bommelerwaard een concentratie van glastuinbouw is ontstaan. De vigerende plannen bieden mogelijkheden om het areaal in dit gebied verder uit te breiden. Dit heeft tot gevolg dat de karakteristieke openheid van de kommen wordt verkleind. Daarbij wordt tevens afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden. Door het realiseren van kassen binnen de voor de forten karakteristieke verboden kringen, worden cultuurhistorische waarden aangetast, doordat de kenmerkende en wenselijke openheid rondom de forten verdwijnt. Ook intensivering in de vorm van boomkwekerijen heeft negatieve gevolgen voor de openheid van met name de komgebieden. Nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven hoeft geen belemmering op te leveren zolang de openheid van de komgebieden maar gewaarborgd blijft. Een zorgvuldig gekozen locatie is daarbij van belang. Naast bedreigingen biedt de landbouw ook kansen als beheerder van het landschap en het waarborgen van gewenste openheid. Er is immers sprake van beperkte bebouwing en infrastructuur. Daar komt bij dat het agrarisch gebruik in delen van het liniegebied door zijn goede bedrijfstechnische omstandigheden als duurzaam kan worden aangemerkt. natuur Natuurontwikkelingen kunnen zowel een bedreiging vormen, als kansen bieden voor de kwaliteit van de linie. Wanneer er sprake is van natte natuurontwikkelingen die passen in de karakteristiek van het huidige landschap kunnen we spreken over De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 18 - kansen. Voorbeelden hiervan zijn grienden, vernatting ten behoeve van weidevogels etc. Bij een sterke ruimtelijke verdichting in de vorm van opgaande beplanting in de komgebieden, is sprake van een bedreiging van de gewenste openheid. Wanneer een doorgaande ecologische verbinding in een opgaand lijnelement wordt gezocht, welke indruist tegen de aanwezige landschappelijke ordening, kan tevens van een bedreiging gesproken worden. Hetzelfde geldt in feite voor de forten. Als forten beheerd worden als natuurgebied of als overwinteringplaats voor vleermuizen, kan dit ten koste gaan van de eventueel gewenste cultuurhistorische waarden van de forten. Uiteraard zijn inrichtingsvarianten denkbaar waarin zowel behoud van cultuurhistorische kwaliteiten, als natuurontwikkeling mogelijk is. Een voorbeeld hiervan is fort Asperen. Daar komt bij dat natuur als een duurzame gebruiksvorm kan worden beschouwd. Als zodanig kan natuur ook een bijdrage leveren aan de instandhouding van de linie. water In het plangebied zijn potenties aanwezig ten behoeve van het bergen van water. Vanuit de beleidslijn “Ruimte voor de Rivier” wordt extra bergingscapaciteit gezocht in het verruimen van de uiterwaardgebieden. Anderzijds is er behoefte om water te bergen in binnendijks gelegen gebied. Waterschappen hebben nog niet geheel inzichtelijk welke capaciteit daarbij nodig zal zijn. In de eerste plaats moet echter het huidige functioneren van de polders voor de landbouw worden gegarandeerd. Op een aantal plaatsen wordt de waterhuishouding afgestemd op de natuurfunctie. De lager gelegen delen van de komgebieden komen voor mogelijke berging het meest in aanmerking. Dit biedt mogelijkheden voor het zichtbaar maken van de werking van de waterlinie. recreatie Van alle gebruiksvormen kent recreatie de grootste diversiteit in gebruiksmogelijkheden. Deze varieert van attractieparken met 200.000 bezoekers tot stiltegebieden met slechts enkele recreanten. Een attractiepark vraagt een inrichting die volledig is ingesteld op wensen van de bezoekers en de bereikbaarheid daarvan. Bij een stiltegebied is de inrichting ondergeschikt en vormen natuurwaarden de kwaliteit. Als aparte recreatievorm is verblijfsrecreatie te onderscheiden. Het gaat hierbij eveneens om een breed scala aan voorzieningen variërend van eenvoudige natuurcamping tot luxe hotelaccommodaties. Als gevolg van toenemende verstedelijking groeit de vraag naar recreatieruimten nog steeds. Daarbij is een tendens waar te nemen van een breder aanbod van voorzieningen met een hogere kwaliteit. Opmerkelijk hierbij is ook dat er een sterke groei is waar te nemen van cultuurtoerisme, het bezoeken van oude steden en objecten met een grote cultuurhistorische uitstraling. De vraag naar verblijfsaccommodaties in de vorm van recreatiewoningen stagneert. Niet alleen als gebruiksvorm is recreatie een belangrijke functie, ook als economische drager vervult recreatie een steeds grotere rol voor een duurzaam ruimtegebruik. In bovengeschetste eigenschappen van de recreatieve functie zitten niet alleen kansen maar ook bedreigingen. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 19 - Voorzieningen voor een groot aantal recreanten vragen zichtbaarheid, comfort en een adequate infrastructuur. Het aanbod moet zich voegen naar de wensen van de bezoekers en dat levert conflicten op met bijvoorbeeld de cultuurhistorische input. Tegemoet komen aan deze wensen betekent dat er een erosie kan optreden van de cultuurhistorische betekenis. Kleinschalige recreatieve voorzieningen die zich voegen in de cultuurhistorische context, bieden zeker wel perspectieven. Voorwaarde is dat de recreatieve inrichting en voorzieningen qua ruimtelijke uitstraling ondergeschikt moeten zijn aan de cultuurhistorische beeldwaarde. overige functies De uitbreiding van stedelijke gebieden in het liniegebied vormt in de regel een bedreiging voor de cultuurhistorische betekenis van de linie. Zeker als dit plaatsvindt in de verboden kringen rond de forten. Hoewel de kringenwet is afgeschaft hebben de verboden kringen nog steeds een onverbrekelijke samenhang met de forten en batterijen. De inundatiegebieden waren grotendeels onbebouwd en open. Van oudsher is in de inundatiegebieden op slechts beperkte schaal gebouwd. De begrenzing van de inundatiegebieden is geen duidelijk lijn en onzichtbaar in het landschap. Het toevoegen van bebouwing zou een bedreiging kunnen vormen voor de aanwezige openheid. Er liggen echter ook kansen bij het verder occuperen van het landschap door bebouwing. Overgangen en randen, met name de hoofdweerstandsstrook, kunnen verder worden geaccentueerd. Daarbij liggen er kansen vanuit het principe dat rode functies groene functies meefinancieren. Het blijft essentieel dat er een grote terughoudendheid blijft bestaan ten aanzien van het bouwen in het liniegebied. Waar het individuele occupatie in de vorm van agrarische bedrijven betreft, is te verwachten dat er veel agrarische bedrijven in de loop van de tijd hun functie zullen verliezen. Als dit resulteert in een hergebruik voor allerlei op groei gerichte, economische activiteiten dan vormt dit een bedreiging. Wanneer dat gebeurt in de vorm van nieuwe vormen van woonbebouwing gekoppeld aan landschapsbouw en beheer, liggen er kansen. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 20 - 4. GEBIEDSVISIE ZUID Inleiding In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie beschreven. Deze is gebaseerd op de geformuleerde randvoorwaarden en uitgangspunten. Vanuit de algemene visie op het gehele plangebied wordt ingezoomd op de verschillende deelgebieden die worden onderscheiden. Uitgangspunten en randvoorwaarden Om sturing te kunnen geven aan de Gebiedsvisie is het nodig dat er uitgangspunten worden opgesteld. Uitgangspunten hebben een tweeledige functie: als kwaliteitstoets bij het beoordelen van de aspecten behoud en herstel en als toets bij het beoordelen van ontwikkelingen. De hoofddoelstelling luidt: Het cultuurhistorisch en landschappelijk erfgoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie instandhouden, herstellen en ontwikkelen tot een ruimtelijk herkenbare structuur en deze duurzaam instandhouden. Vanuit deze hoofddoelstelling kunnen drie strategieën nader worden omschreven: behouden Behoud is aan de orde als de huidige waarden en functies passen in de doelstellingen die er voor de linie zijn opgesteld. Uitgangspunt is een relatief goede staat van onderhoud van een gebied of een object. Behoud is aan de orde in het geval dat: het (deel)gebied of object cultuurhistorisch waardevol is; er sprake is van een duurzaam gebruik en een duurzame samenhang; er geen bedreigingen in een gebied voorkomen. Cultuurhistorisch waardevol betekent dat het bij de aanleg van de linie bestaande verdedigingssysteem, verkavelingspatroon en bebouwingspatroon nog herkenbaar aanwezig zijn. Behoud vraagt om het treffen van beheersmaatregelen. Er zijn beperkte investeringen mee gemoeid en voor bestaande gebruikers geeft continuïteit weinig belemmeringen. herstellen Herstel is wenselijk wanneer een bepaalde functie afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden of herkenbaarheid van de linie. Verstoring kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de openheid (een deel is bebost, waar openheid gewenst is) of op een gebruiksfunctie die afbreuk doet aan de bijzondere eigenschappen van onderdelen van de linie. Herstellen betekent niet dat de oorspronkelijke situatie moet worden teruggebracht, maar dat de verstoring wordt opgeheven of dat de functie wordt vervangen door een die beter past in de doestellingen voor de linie. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 21 - ontwikkelen Van ontwikkelen is sprake als nieuwe elementen worden toegevoegd of bestaande functies een ander gebruik krijgen. Uitgangspunt voor ontwikkelen is dat nieuwe elementen enkel toelaatbaar zijn wanneer ze een bijdrage leveren aan het vergroten of versterken van de identiteit van de linie en in samenhang hiermee een structurele bijdrage leveren aan de economische basis van de instandhouding van de linie. Als gevolg van maatschappelijke veranderingen kunnen bepaalde ontwikkelingen (zoals woningbouw) wenselijk of noodzakelijk zijn. In dat geval is het nodig om te toetsen of ontwikkelen past in de (cultuurhistorische) doelstellingen van de linie. De randvoorwaarden fungeren dan als zeef waarop de ontwikkelingen worden gemeten. Ontwikkelen kan gewenst zijn om de herkenbaarheid of identiteit van de linie te vergroten of om de economische basis te vergroten. Door aan (onderdelen van) de linie een nieuwe recreatieve functie te geven, kan het beheer van een fort of een reeks van forten een economische basis krijgen, waardoor de duurzaamheid vergroot wordt. Waar het om gewenste ontwikkelingen gaat kan de Gebiedsvisie-Zuid gebruikt worden om nieuwe functies te werven. De Gebiedsvisie-Zuid moet private partijen uitnodigen om bepaalde ontwikkelingen in het gebied in gang te zetten. Ook voor ontwikkelen geldt dat de bandbreedte voor ontwikkelingen afhankelijk is van de ligging en cultuurhistorische betekenis die een bepaald gebied of functie heeft in de linie. Uitgangspunten Vanuit de inventarisatie van het beleid van de verschillende overheden, de karakteristiek van het plangebied en gehouden brainstormsessies zijn randvoorwaarden geformuleerd waarop de visie gebaseerd wordt. Per thema wordt ingegaan op de voor de visie geldende randvoorwaarden. Cultuurhistorie De cultuurhistorie vormt een primaire insteek voor de gebiedsvisie. Het systeem en de structuur van het militaire stelsel dient te worden behouden, maar niet te worden geconserveerd. Naast het behoud van de huidige waarden dienen ook nieuwe waarden en functies ontwikkeld te kunnen worden. Het ontwikkelen van nieuwe functies draagt bij aan een duurzame instandhouding van de Waterlinie. Cultuurhistorie is geen statisch begrip. Vanuit het verleden zijn nu gewaardeerde eigenschappen (kwaliteiten) altijd het gevolg geweest van bepaalde functionaliteiten. Functie en ontwikkeling (op termijn waardering) gaan hand in hand. Landschap Randvoorwaarde ten aanzien van het landschap van de Waterlinie voor de gebiedsvisie, is dat de gebiedseigen kenmerken bepalend zijn bij behoud, herstel en ontwikkeling. Dit betekent dat de karakteristieke landschappelijke opbouw herkenbaar dient te blijven. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 22 - De ruimtelijke doelstellingen voor het landschap van het zuidelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn: versterken en verbeteren van de identiteit van de landschappen door ontwikkeling van structuurdragers; behoud en versterking van cultuurhistorische en ecologische waarden; versterken van de visuele samenhang tussen bebouwing en omgeving; handhaven van openheid langs infrastructuur, waarmee de panorama’s op het landschap behouden blijven; landschappelijk passende en beheerste ontwikkeling van de toeristischrecreatieve sector. Natuur De Nieuwe Hollandse Waterlinie is binnen de EHS aangemerkt als een robuuste ecologische verbindingszone. Het is echter de vraag of deze als ecologische verbindingszone op het niveau, zoals voorgesteld bij robuuste verbindingen, kan fungeren. Deze robuuste verbindingen hebben een rol als leefgebied voor grote diersoorten zoals otter, bever en edelhert. De Nieuwe Hollandse Waterlinie herbergt wel diverse natuurterreinen, maar deze zijn redelijk ver van elkaar verwijderd en bieden geen ruimte voor grote populaties van bovengenoemde soorten. Opvallend is dat er op nationaal niveau ook geen doelen zijn gesteld aan de invulling van de NHW als robuuste ecologische verbinding, terwijl dit bij andere robuuste verbindingen wel het geval is. Gezien het karakter van de gebieden binnen de Waterlinie en het ontbreken van een landschappelijke structuur die de eenheid moet maken op nationaal niveau, ligt een andere typering van de verbindende functie voor de hand. Deze ecologische verbindingen moeten eerder op lokaal tot regionaal niveau worden gezocht, zoals ten dele in de provinciale en gemeentelijke plannen is voorgesteld. De gebiedsvisie vindt hierin zijn basis. Een aantal forten vormt een belangrijke verblijfplaats voor vleermuizen. Voor vleermuizen geldt een strikte bescherming. Ontheffing van de Natuurbeschermingswet is in beginsel mogelijk, maar wordt zelden tot nooit afgegeven wanneer het gaat om verstoring in de winter. Ontheffing van de Habitatrichtlijn is alleen mogelijk wanneer het gaat om projecten van nationaal belang. Dit betekent dat voor die forten die een belangrijke functie vervullen voor vleermuizen, dit als randvoorwaarde bij eventueel hergebruik dient te worden meegenomen. Water Vanuit de waterhuishouding geldt de randvoorwaarde dat het water binnen het eigen gebied zolang en zoveel mogelijk wordt vastgehouden, geborgen en dan afgevoerd. Dit betekent dat er gebieden zullen worden aangewezen waar een gecontroleerde wateropvang mogelijk is. Water dient binnen het Nieuwe Hollandse Waterliniegebied tevens ingezet te worden als bijdrage aan het accentueren van het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Landbouw Binnen het Waterliniegebied dient een duurzame landbouw mogelijk te zijn, welke een blijvende drager vormt voor de omgevingskwaliteit. Landbouw kan als bouwsteen worden ingezet voor het waarborgen van bepaalde gewenste landschappelijke kwaliteiten als de openheid. Daarnaast dient de landbouw als De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 23 - beheerder van het landschap te kunnen worden ingezet en kan er binnen bepaalde gebieden ruimte worden geboden aan het ontwikkelen van neventakken. Ontwikkelingen die de karakteristieke openheid van de komgebieden en de van elementen van de Waterlinie aantasten, zoals grootschalige kassenbebouwing, dienen te worden voorkomen. Recreatie De Nieuwe Hollandse Waterlinie dient recreatieve mogelijkheden te bieden die een bijdrage vormen aan de duurzame instandhouding van het systeem van de Waterlinie en de herkenbaarheid daarvan. Hierbij mag de Waterlinie niet verworden tot een mega-attractie met massarecreatie. De recreatieve functies dienen te passen in de karakteristiek en functioneren van het landschap. De Nieuwe Hollandse Waterlinie dient als routestructuur te worden ontwikkeld en onderdeel uit te maken van verschillende andere routestructuren. Het militaire systeem en de structuur van de Waterlinie vormen een leidraad bij de ontwikkeling en uitwerking van de verschillende recreatieve functies. Er dient een verbetering te worden nagestreefd binnen het NHW gebied van de verblijfsrecreatie, waterrecreatie en routing. Wonen en werken Stedelijke uitbreidingen, bedrijventerreinen en woonwijken dienen bij voorkeur niet plaats te vinden in de inundatiegebieden. Gestreefd dient te worden naar uitbreiding op de hogere, droge delen van het landschap, zoals de stroomruggen. Aansluiting bij huidige stedelijke structuren zijn daarbij van belang. Er mag geen versnippering en een verstening van het buitengebied ontstaan. De forten dienen vrijgesteld te blijven van bebouwing. Bebouwing is aan de randen van de inundatiegebieden mogelijk, aansluitend op reeds bestaand stedelijk gebied. Hierbij dienen echter in de stedenbouwkundige opzet de aspecten en het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als leidraad te worden meegenomen. Naast de reguliere uitbreidingen dient er ruimte te zijn voor het ontwikkelen van bijzondere woonvormen, zoals nieuwe landgoederen of buitenplaatsen. Deze ontwikkelingen kunnen alleen daar plaatsvinden, waar ze een bijdrage leveren aan het verbeteren en versterken van de karakteristieke aanwezige landschappelijke structuur en het systeem en de elementen van de Waterlinie. visie algemeen Het landschap en de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De Nieuwe Hollandse Waterlinie als Nationaal project vraagt dan ook enerzijds om een visie elementniveau, anderzijds om een visie op het landschap waar de waterlinie deel van uitmaakt. De linie vormt een fraaie dwarsdoorsnede van de verschillende in Nederland voorkomende landschapstypen. Gestreefd wordt naar het herstellen en ontwikkelen van de ruimtelijke en herkenbare structuur van de Nieuwe Hollandse Waterlinie op basis van de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 24 - aanwezige verschillen en potenties die het landschap biedt. Hierbij wordt gestreefd naar het versterken van de herkenbaarheid van de te onderscheiden landschappelijke eenheden en onderdelen van de linie. De linie was een verdedigingswerk dat zich in 150 jaar steeds verder verfijnde in een veranderend landschap. De forten, kazematten, en waterbouwkundige werken vormen het zichtbare deel van de linie. Onzichtbaar zijn de inundatievelden, de wetten die behoorden bij het functioneren van de linie en de in het landschap verscholen infrastructuur ten behoeve van de in- en uitlaat van het water. Uitgangspunt voor de visie is dat de linie zijn onzichtbare of verscholen mystieke elementen van inundatievelden en –kanalen, schootsvelden en wetmatigheden behoudt. Juist het onzichtbare deel maakt de linie tot een intrigerend geheel. Alleen het weten wordt dan belangrijk. Slechts op een enkele plek of in een bepaalde periode van het jaar zal het onzichtbare van de linie, de inundatievelden, zichtbaar worden. Het militaire aspect en de betekenis van de linie in vredes- en oorlogstijd vormen een uitgangspunt voor de Gebiedsvisie Zuid. De hoofdweerstandstrook zal ruimtelijk geaccentueerd worden, waardoor de scheidslijn tussen het droog te houden westelijke gebied en de oostelijke inundatievelden zichtbaar wordt. De forten, kazematten en een aantal in- en uitlaatsluizen worden als herkenbare manifeste oriëntatiepunten in het landschap versterkt. De kazematten, als lijn in het landschap herkenbaar, vormen op deze wijze een verbinding tussen de forten. Samengevat ligt het zwaartepunt bij herstellen, behouden en ontwikkelen van die forten en elementen die een bijdrage leveren aan de herkenbaarheid en het begrip van de linie. Het openhouden en vrijwaren van bebouwing in de inundatievelden is geen vanzelfsprekendheid en wordt niet zozeer bepaald vanuit het systeem van de linie alswel vanuit de landschappelijke verscheidenheid. De functie van de Waterlinie als verdedigingsmechanisme is niet langer de meest belangrijke. Binnen het landschap moeten aspecten als landbouw en woningbouw als zodanig kunnen blijven functioneren. Ten tijde dat de Waterlinie nog als verdedigingsmiddel functioneerde, werd ondanks de aanwezigheid van bebouwing toch besloten het gebied onder water te zetten in geval van oorlogsdreiging. Juist dat aspect kan als leidraad, metafoor dienen in gebieden waar met name de stedelijke druk (woningbouw en intensieve recreatie)op de inundatievelden groot is. Daar waar openheid wenselijk is kunnen agrarisch grondgebruik en waterberging instrumenten zijn om dit te bewerkstelligen. De landschappelijke hoofdopbouw, bepaald door de rivieren, vormt de leidraad voor de ontwikkelingen te weten: natuurrijke uiterwaarden langs de Waal, Lek en Maas; bebouwde en intensief gebruikte stroomruggen waar ruimte is voor intensievere stedelijke ontwikkelingen; komgebieden die zowel ruimte bieden aan grootschalige landbouw als natuurontwikkeling en waterberging in de laagste en natste gebieden; De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 25 - Lingegebied: kleinschalig besloten landschap, smalle uiterwaarden en oeverwallen, sterke verweving van bebouwing, natuur, graslanden, boomgaarden, aaneengeregen langs de Linge; oude zeekleigebied: open polders, bouwlanden, weinig bebouwing, versterken krekenpatronen, dijken. zonering Het landschap beschouwende in de provincies Gelderland, Zuid-Holland en NoordBrabant kunnen we langs de Nieuwe Hollandse Waterlinie globaal drie gebieden van noord naar zuid benoemen, waar verschillende potenties en kwaliteiten sturend zijn voor ontwikkelingen binnen zowel het landschap als de linie: De groene zone: het noordelijk deel biedt vooral mogelijkheden voor de ontwikkeling van natuur. Ten oosten van de Diefdijk zijn natte natuurgebieden aanwezig en wordt gestreefd naar aansluiting met de uiterwaarden langs de Waal en het natuurgebied Beesdsche veld en de Regulieren. Dit zo mogelijk in combinatie met eventuele noodzakelijke berging van water. De rode zone: rondom Gorinchem en Leerdam is sprake van stedelijke druk. De recreatieve druk op het omringende gebied neemt hier steeds verder toe. Reeds aanwezige functies bieden potenties voor uitbreiding van recreatieve waarden, die daarmee een bijdrage kunnen leveren aan de instandhouding en ontwikkeling van de linie. Dit gebied vormt een van de economische motoren. De blauwe zone: het meest zuidelijke deel ligt op de scheiding van het rivierenlandschap en het zeekleigebied. De invloed vanuit zee is nabij in de vorm van de Biesbosch. Water heeft hier grote invloed gehad op het landschap en zijn bewoners. Vanuit verschillende beleidslijnen worden met name in dit gebied potenties gezien voor de berging van water. Het gaat bij de bovengenoemde ontwikkelingen om accenten binnen de verschillende te onderscheiden zones. Uiteraard vindt er een verweving plaats met aanwezige andere functies en waarden in de deelgebieden. In elke genoemde zone spelen vragen en ontwikkelingen op zowel het groene (natuur en landschap), rode (stedelijke ontwikkelingen en recreatie) als blauwe vlak (waterberging en inundatie) een rol. Binnen deze zonering zijn echter de genoemde potenties het meest kansrijk en sluiten aan op de gewenste landschappelijke ontwikkeling. Recreatie vormt een belangrijke pijler voor het onder de aandacht brengen van de Waterlinie en kan (in beperkte mate) een economische drager vormen voor herstel en behoud van de Waterlinie. De Waterlinie dient echter niet als een attractiepark te worden geëxploiteerd. Dit zou het landschap en de linie te zwaar belasten en afbreuk doen aan de waarden en kwaliteit van beide. Routes vormen een denkbeeldige verbindende lijn langs de objecten en het landschap van de linie en vormen daarmee een uitstekend middel om de herkenbaarheid van de linie onder de aandacht te brengen. Het weten over de linie en het landschap kan een andere beleving en daarmee waardering voor beide teweeg brengen. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 26 - Bij de recreatieve ontwikkelingen wordt ingespeeld op de volgende thema’s, gekoppeld aan de eerder genoemde zonering: Blauw: de accenten liggen op water: het systeem van de linie waarbij de wijze van inunderen inzichtelijk wordt gemaakt, waterberging, water en natuur; Rood: gericht op intensiever gebruik van zowel de forten als het omringende gebied, waarbij het accent komt te liggen op het organiseren van evenementen, gericht op kunst en cultuur; Groen: gericht op het tonen van de natuurwaarden in de natte omgeving, binnen de forten (vleermuizen) of de directe omgeving van de forten. Inspelend op de specifieke potenties van de verschillende zones, worden recreatieve actiegebieden aangewezen. De forten en vestingsteden vormen binnen iedere zone de spil. Gestreefd wordt naar het ontwikkelen van routes voor wandelaars, fietsers en deels kano’s langs de linie, waarbij aan de forten bijzondere recreatieve functies kunnen worden toegekend. Deze functies passen bij de eerder genoemde thematiek en de mogelijkheden van het betreffende fort. In de forten die zich daarvoor lenen, wordt een stukje van het mysterie van de linie en zijn historie onthult. De verschillende thema’s zullen voor een verschillend gebruik en recreatieve druk op de gebieden zorgen. De thema’s kunnen op verschillende manieren worden uitgewerkt: als museum, tentoonstelling, voorstellingen, educatief programma voor scholen, etc. Daarnaast is er aandacht voor het landschap waarvan de linie onderdeel uitmaakt. Ook dit kan in verschillende forten onder de aandacht worden gebracht. Er kunnen horeca- en overnachtingsmogelijkheden worden gecreëerd in de vorm van bijvoorbeeld bed & breakfast. Aan enkele forten kan een ‘winkel’ gekoppeld worden die producten verkoopt gerelateerd aan de linie, routebeschrijvingen en bijvoorbeeld streekeigenproducten (voorbeeld: National Trust Engeland, landgoedwinkel Marienwaard). Uitwerking de groene zone In de groene zone liggen de meeste potenties en kansen voor natuurontwikkeling. De Diefdijk vormt de ruimtelijke begrenzing van het veenweidegebied en de komgebieden van het rivierengebied. Dit vormt de verdedigingslijn van de linie. Deze lijn dient als zelfstandig element met zijn wielen, forten en kazematten, in het landschap te worden versterkt. Het reeds aanwezige contrast langs de Diefdijk tussen de meer stenige/stedelijke west- en groene natuurrijke oostzijde wordt versterkt. Ten westen van de Diefdijk ligt het open veenweidegebied. Het huidige karakter blijft gehandhaafd: open gebied met natte graslanden en dichte lintbebouwingen. Zowel natuur als landbouw kunnen bijdragen aan het behoud van de hier gewenste openheid. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 27 - De karakteristieke landschappelijke opbouw aan de oostzijde, de rivieren met natuurontwikkeling en verruiming van de rivier in de uiterwaarden, de besloten kleinschalige stroomruggen met een verscheidenheid aan functies en de kommen, wordt versterkt. Natuur en landschap Het komgebied in deze zone heeft niet de openheid die verwacht wordt bij een komgebied. Vanwege de aanwezige natuurwaarden in de vorm van bosschages, ruigtes en moerasachtige gebieden is het streven dan ook niet gericht op het handhaven en versterken van de openheid. Gestreefd wordt naar het versterken en vergroten van de natte natuurwaarden, waardoor een gevarieerd landschapsbeeld ontstaat van plas-drasbermen, vochtige (schraal)graslanden, ruigtes, struwelen en kleine bosschages. Poelen vormen hierin belangrijke stapstenen. Herstel van de openheid (zichtassen) door middel van verwijdering van bestaande bossen en landschappelijke beplanting ter versterking van het militair-historisch besef, danwel ten gunste van de militair landschappelijke beleving voor het publiek bij forten, kazematten e.d. zal echter wel mogelijk zijn. In het noordelijke deel langs de Diefdijk wordt voorgesteld de nu nog ontbrekende ecologische schakels/verbindingen naar de Lek, de Linge en het gebied Lage veld/Regulieren te ontwikkelen. Op lokaal niveau ontstaat zo een fijnmazig samenhangend ecologisch netwerk van open water, moeras en natte graslanden. In dit netwerk is sprake van een aantal accessen zoals de A2, de Leerdamse weg en in mindere mate het spoor. De openheid van het landschap ten zuiden van de Nieuwe Graaf wordt gehandhaafd. Beleid dient gericht te zijn op het behouden en waar mogelijk herstellen van de openheid, begrensd door de Nieuwe Graaf en de stroomrug van de Linge. Zowel de spoorlijn als de Leerdamse weg doorsnijden dit gebied. Van belang bij een nadere uitwerking is dat de Diefdijk en de puntelementen van de linie als zelfstandige herkenbare elementen in het landschap herkenbaar blijven. Het gebied rond de kazematten en de forten dient vrij gehouden te worden van opgaande beplantingen. Water, moeras en natte graslanden kunnen tot aan deze elementen worden doorgezet. Op deze wijze speelt de directe omgeving van de forten een rol als stapsteen in het ecologisch functioneren van het landschap. Bij een nadere uitwerking dienen de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de forten voorop te staan. Water Het gebied langs de Diefdijk en het gebied Lage Veld/ Regulieren biedt kansen voor het bergen van water. Hierdoor wordt tevens een bijdrage geleverd aan de voorgestane ontwikkeling van natte natuur. Met name in de natte seizoenen zal er periodiek zichtbaar water aanwezig zijn. Op deze momenten worden de inundatievelden van de linie zichtbaar. Daarnaast is het bergen van water op de oppervlakte mogelijk in kleinere ‘bekkens’. In het project water langs de Linie is een inrichtingsvoorstel ontwikkeld waarbij aan weerszijden van de A2 grote waterplassen worden ontwikkeld en aan de zuidzijde een piekbergingsvijver (retentie gebiedseigen water) en waterzuivering ook een belangrijke rol. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 28 - Rondom het fort aan de Diefdijk, de kruising met het spoor en de Leerdamse weg zou ook een dergelijke oplossing mogelijk zijn. Hier zou, evenals langs de Nieuwe Zuider Lingedijk is gebeurd, een spaarbekken kunnen worden aangelegd waarin water vanuit de Linge wordt ingelaten, waarna het water voor de na te streven natuurdoelen afdoende wordt gezuiverd en vervolgens ingelaten wordt in de aangrenzende natuurterreinen. Landbouw Landbouw vormt een van de middelen om het zuidelijke deel van deze zone open te houden. In het deel ten noorden van de Nieuwe Graaf bepaalt de na te streven natuurdoelstelling het agrarische gebruik: extensief gebruik met een natuurgericht beheer. Stedelijke ontwikkelingen Culemborg ligt aan de oostzijde van de linie op de overgang tussen de stroomrug en de komgronden. De westelijke uitbreidingen liggen in de inundatiegebieden van de linie. Vanuit Culemborg ligt eveneens een vraag voor stedelijke uitbreidingen. Aan de westzijde van Culemborg zijn uitbreidingsmogelijkheden beperkt. Eerder zou gestreefd moet worden naar een afronding van de kernrand. Het eventueel te bergen en te zuiveren stedelijke water kan bijdragen aan het verbeelden van het onder water zetten van het oostelijke deel waar juist de bebouwing in het water stond. Het voor de na te streven natuurdoelen voldoende gezuiverde water kan vervolgens worden ingelaten in de natuurgebieden langs de Diefdijk. Overige uitbreidingen zouden plaats moeten vinden op de hogere stroomrug. Nieuwe landgoederen en buitenplaatsen In het gebied ten noorden van de Nieuwe Graaf, dat als natuurgebied zal worden ontwikkeld, is omvorming van agrarische bedrijven tot landgoederen mogelijk bij beëindiging van het agrarisch bedrijf. Op deze wijze wordt de milieubelasting van het gebied verminderd, wat ten gunste komt van het gestelde natuurontwikkelingdoel in dit gebied. Een buitenplaats of landgoed betreft een ‘statig hoofdgebouw’ (dit betekent dat een deel van de agrarische bebouwing zal verdwijnen) en een bos- of natuurterrein van minimaal 5 ha, dat grotendeels openbaar toegankelijk is. De openheid dient door deze ontwikkelingen niet verder te worden verdicht en de landschappelijke karakteristiek dient als uitgangspunt te worden gehanteerd. Recreatie Het accent ligt in de groene zone op natuurbeleving en op de ontberingen van de manschappen. Het leven in de forten zelf en de ondoordringbaarheid van de inundatievelden worden verbeeld en zijn te beleven in en om het fort Everdingen. Hier is ruimte voor een museale functie en een kleinschalige horecavoorziening in de aanwezige bijgebouwen. Survival-activiteiten zouden passen binnen dit thema. Er dient echter rekening te worden gehouden met de huidige beperkte ontsluiting en daarmee lastige bereikbaarheid van het fort. Er dient een duidelijke relatie te worden gelegd met de forten van het Lekacces. Een pontje naar fort Honswijk vanuit Everdingen kan bijdragen aan het realiseren van deze relatie. Fort Everdingen vormt de uitvalbasis voor het maken van wandelingen in de aangrenzende De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 29 - natuurgebieden langs de Lek en de Diefdijk. De gebieden met natuurwaarden langs de Diefdijk, Lage Veld/ Regulieren en de uiterwaarden bieden mogelijkheden voor een extensief recreatief gebruik. Natuurbeleving en rust staan hier voorop. Een samenhangend netwerk van paden, waardoor een uitwisseling kan ontstaan tussen de verschillende gebieden, is belangrijk. de rode zone In de zone tussen Leerdam en Gorinchem is de druk vanuit het stedelijk gebied groot, zowel gezien vanuit de gewenste stedelijke uitbreidingen als de toename van de recreatieve druk op het Lingegebied. Het Lingegebied vormt de kern in deze waterliniezone en wordt gekenmerkt door een kleinschalig, compact en gevarieerd landschap. Lintbebouwingen, kleine bebouwingsconcentraties, boomgaarden, weilanden en natuurgebieden wisselen elkaar op korte afstand af. Dit is tevens de kracht en kwaliteit van het gebied. Maar hierin schuilt ook de bedreiging. Het is een aantrekkelijk woon- en recreatieklimaat. Daarnaast zijn er belangrijke natuurwaarden gelegen in met name de natte grienden langs de Linge. Van belang is dat bij ontwikkelingen binnen het Lingegebied de variatie en kleinschaligheid als uitgangspunt en leidraad dient. De zichtbare elementen van de Waterlinie liggen verscholen in dit kleinschalige landschap. Deze zouden een duidelijkere plek mogen krijgen in de rijke schakering van het Lingelandschap en beter herkenbaar mogen worden als onderdeel van de Waterlinie. De dichte zone van de Linge begrenst de grootschalige open komgebieden ten oosten van Gorinchem. De Nieuwe Zuider Lingedijk vormt een eigenzinnig en karakteristiek element dat in feite de overgang vormt tussen de komgronden en de stroomrug. Deze dient als zodanig te worden gehandhaafd en versterkt. De openheid in de komgebieden dient behouden te blijven. De Betuwelijn en de A15 doorsnijden deze open kom. Met name de taluds van de Betuwelijn zorgen voor een tweedeling. De elementen van de Waterlinie lopen dwars door dit open komgebied. Hier is geen sprake van een duidelijk zichtbare grens tussen oost (inundatiegebied) en west (te beschermen gebied), zoals de Diefdijk en de stroomrug van de Linge. De lijn van elementen van de linie dienen in dit komgebied ruimtelijk sterker tot uitdrukking te worden gebracht. Voorgesteld wordt een groen-blauwe lijn te ontwikkelen, welke tevens kan fungeren als ecologische en recreatieve verbinding tussen de Linge, Lingebos en de uiterwaarden van de Waal. Aan de zuidoostkant van Gorinchem bevindt zich een belangrijke uitlaat van dit komgebied, de Dalemse Sluis. Deze sluis dient ter afwatering van het komgebied als zich stroomopwaarts een dijkdoorbraak voordoet. Daardoor is dit gebied te beschouwen als een onderdeel van het inundatiegebied van de linie. Bij stedelijke uitbreidingen aan de oostzijde van Gorinchem dient dit als uitgangspunt te worden meegenomen. Natuur en landschap De Linge is aangewezen als belangrijk natuurmonument met grote natuurwaarden. Langs de Linge geldt dan ook een duidelijk streven naar het instandhouden en ontwikkelen van natuur. Natuurontwikkeling is gericht op oevervegetaties, grienden, wielen en moeras. Dit gegeven zal ook mede richtinggevend zijn voor het recreatieve gebruik van de Linge, als attractieve kanoroute en de ruimschoots De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 30 - aanwezige recreatievaart. Om de kwetsbare natuurgebieden te beschermen, is zonering en het gericht aanwijzen van bijvoorbeeld aanlegplaatsen van belang. Het natuurgebied rondom de Nieuwe Zuider Lingedijk vormt in feite de scheiding tussen de ‘verstedelijkte’ stroomrug langs de Linge en het open agrarische komgebied en volgt de verdedigingslijn van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Versterking en verbreding van deze zone wordt voorgestaan, zowel richting kom als richting stroomrug, waardoor de verdedigingslijn wordt versterkt. In het zuidelijke deel langs de linie wordt vanaf Kedichem een groene zone ontwikkeld die een ecologische verbinding kan gaan vormen tussen de Linge, de Nieuwe Zuider Lingedijk, het Lingebos en de uiterwaarden van de Waal. Aan de westelijke zijde van deze zone wordt een verdichting nagestreefd, terwijl aan de oostzijde gestreefd wordt naar een waterrijk gebied met een open structuur. De aanwezige eendenkooien spelen hierin een rol, maar ook sloten en oevers waar een ecologisch en natuurlijk beheer wordt voorgestaan. Het waarborgen van de openheid in het komgebied staat zoveel mogelijk voorop. Water Het water vormde een belangrijk element van de Waterlinie. Door het situeren van waterbergingsgebieden op de grens van de lijn met puntelementen (forten en kazematten) en de inundatievelden wordt het systeem (al dan niet tijdelijk) zichtbaar gemaakt. Tevens ontstaan hierdoor kansen voor natuurontwikkeling en recreatie. Bij Gorinchem kan door middel van water het scherpe contrast tussen het te beschermen westelijke stedelijke gebied en het oostelijke gebied worden verbeeld. Het water kan hier een permanent karakter krijgen en een rol spelen in mogelijke stedelijke en recreatieve ontwikkelingen aan de oostzijde van Gorinchem. Waterberging en zuivering van stedelijk water en landbouwwater zou een optie kunnen zijn, waarna het water, mits voldoende gezuiverd, ingelaten zou kunnen worden in aangrenzende natuurgebieden. Landbouw In de komgebieden speelt de agrarische sector een belangrijke rol als beheerder van het open houden van dit gebied. Grondgebonden landbouw kan in dit gebied, binnen vastgestelde kaders, de ruimte krijgen zich te ontwikkelen. Dit betekent dat er goede ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gecreëerd waarbij de productieomstandigheden worden verbeterd en mogelijkheden worden gegeven voor het ontwikkelen van neventakken als recreatie, natuur- en landschapsbeheer en waterberging. Stedelijke uitbreidingen Stedelijke uitbreiding van Gorinchem is mogelijk aan de oostzijde van de kom. Bij nadere uitwerking van de stedelijke uitbreiding zou gebruik gemaakt moeten worden van het gegeven dat de uitbreiding is gelegen in een inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Water dat eventueel geborgen dient te worden vanuit zowel het stedelijke als landelijke gebied kan hier worden ingezet om het systeem van de linie zichtbaar te maken en dus deels de inundatievelden onder water te zetten. Het zuidelijke deel van dit gebied maakte onderdeel uit van de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 31 - inundatievelden en bevat het uitlaatsysteem (Dalemse Sluis). Hier kan sprake zijn van een verweving van gebouwde elementen met het water, waarbij een transparante opbouw wordt voorgestaan. Landgoederen en buitenplaatsen Naast de stedelijke uitbreidingen worden mogelijkheden gezocht voor het ontwikkelen van nieuwe buitenplaatsen of landgoederen. Deze doen zich met name voor op de stroomrug langs de Linge ten noorden van het Lingebos en tussen de Nieuwe Zuider Lingedijk en de Linge. Op deze wijze kan een versteviging van de groene structuren langs de Linge tot stand komen. Gekoppeld aan het ontwikkelen van een landgoed of buitenplaats, geldt de verplichting tot het realiseren van bosen natuurgebied dat openbaar toegankelijk dient te zijn. Op deze wijze dragen landgoederen tevens bij aan het versterken van het recreatieve karakter van de Linge. Naast een woonfunctie zou een landgoed ook een recreatieve functie kunnen vervullen. Recreatie In de rode zone wordt een tweetal concentraties van forten aangetroffen: bij Leerdam en rondom Gorinchem. Rondom Leerdam wordt het accent, met betrekking tot recreatie, gelegd op cultuur. Rondom Gorinchem wordt voorgesteld het accent te leggen op evenementen. Het gebied rondom Gorinchem maakt deel uit van de zgn. Vestingsdriehoek. Het accent ligt in dit gebied op het spektakel, manschappen die ten strijde trekken, het innemen van de stellingen. Slot Loevenstein is hierbij de spil. Uitbreiding en versterking van de recreatieve activiteiten zijn hier mogelijk. De huidige bootdienst vormt een wezenlijk en attractief onderdeel van de driehoek en dient in stand te worden gehouden en zonodig verder worden uitgebreid. De recreatieve betekenis van fort Vuren kan binnen dit accent verder worden versterkt. Fort Asperen bij Leerdam is reeds een belangrijk centrum voor kunst en cultuur. Er is op het terrein een theeschenkerij aanwezig. Deze functie past prima binnen de hier voorgestelde culturele driehoek. Versterking hiervan is wenselijk. Het Lingebos is een belangrijk recreatiegebied voor de regio. Uitbreiding en versterking hiervan is wenselijk. De uitbreiding van recreatieve functies worden voorgesteld in westelijke richting. De huidige golfbaan en de wenselijke uitbreiding dienen opgenomen te worden in een totaalstructuur. Er wordt gestreefd naar goede overgangen vanuit het recreatiegebied naar de stroomrug van de Linge en de Betuwelijn-A15. Zoals reeds eerder is aangegeven vormen nieuwe landgoederen een middel om dit tot stand te brengen. Zoals voorgesteld bij de stedelijke uitbreidingen van Gorinchem en het streefbeeld natuur en landschap, kan water worden ingezet als middel om de scheidingslijn van de linie tot uitdrukking te brengen en een grotere recreatieve betekenis te geven. Het systeem van de linie kan inzichtelijk worden gemaakt. Grotere wateroppervlakken bieden mogelijkheden voor een intensiever recreatief gebruik. De blauw-groene zone langs de verdedigingslijn van de Waterlinie biedt mogelijkheden voor extensievere vormen van recreatie als natuurroutes, observatiepunten etc. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 32 - de blauwe zone Het zuidelijke deel van het plangebied is lange tijd in de ban geweest van water. In de zuidelijke komgebieden wordt vanuit overheidswege gezocht naar mogelijkheden voor ruimte voor de rivier en berging van water. De lager gelegen delen van de komgebieden vormen een zoekgebied voor tijdelijke berging van water. Hier kan tevens een natuurdoelstelling aan worden gekoppeld. De Biesbosch vormt het sluitstuk van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en neemt de verdedigingsfunctie van de Waterlinie hier over. Natuur en landschap Zowel de zee als de rivieren hebben hun stempel gedrukt op dit zuidelijke deel. Uitgangspunt vormen de bestaande cultuurhistorische identiteit en kwaliteit. In de eerste plaats is daarbij van belang dat vrijwel alle stadia van de landschappelijke ontwikkeling in het gebied nog afleesbaar zijn, waardoor er een bijzondere ruimtelijke verscheidenheid is (polders, boezempolders, uiterwaarden en gorzen, het aangrenzende Biesbosch-complex met grienden, kleine polders met bouwland en grasland, rietvelden en waterpartijen). Ook de van oudsher aanwezige visuele openheid is in redelijk belangrijke mate nog aanwezig. In meerdere polders is het contrast tussen de kernen en linten en het omringende land groot. Het gebied heeft een overwegend open karakter. Met name in de komgebieden dient de openheid gehandhaafd te blijven en versterkt te worden. De stroomruggen daarentegen mogen verder verdicht worden, passend binnen de kenmerkende structuur, kleinschalig en afwisselend. Natuurwaarden liggen met name in de uiterwaarden, in laaggelegen natuurgebieden in de kommen en langs de oude kreken. Landschapsbepalende elementen als watergangen (de Alm), kreken en dijken vormen de dragers in het open gebied en dienen versterkt te worden. Dit gebied strekt zich uit ten weerszijden van de A27 tot aan de Biesbosch. In de Bommelerwaard, dat in feite door de rivieren is afgesneden van de continue lijn van de Waterlinie, is de ruimtelijke structuur bepaald door de rivier. Ook hier wordt openheid van de komgebieden nagestreefd en is verdichting mogelijk op de stroomruggen. De Nieuwe Dijk vormt de begrenzing van de Bommelerwaard. Door het gebied ten westen hiervan terug te geven aan de rivier ontstaat een contrast tussen de open agrarische gronden en de natuurrijke uiterwaarden. Aan de oostzijde van de Nieuwe Dijk wordt voorgesteld de aanwezige moeraszone door te trekken. De batterijen onder Brakel en Poederoijen vervullen reeds een functie als natuurfort en zullen als zodanig beheerd worden. Tezamen met de zuidelijk gelegen uiterwaarden langs de Afgedamde Maas ontstaat zo een groter aaneengesloten natuurgebied. De dijk, opgespannen tussen de forten Brakel en Poederoijen vormt de feitelijke ruimtelijke begrenzing, zowel landschappelijk als in het systeem van de linie. De linie is in het meest zuidelijke deel van het plangebied het meest onzichtbaar. Natuurlijke hoogtelijnen bepalen de grens tussen nat en droog. De forten en kazematten staan schijnbaar willekeurig in het door de zee en de rivieren bepaalde landschap. Gestreefd wordt naar het aanzetten van de verdedigingslijn van de Waterlinie, waardoor een nieuwe ruimtelijke drager in het gebied ontstaat. Ten De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 33 - westen hiervan kan een, weliswaar beperkte, verdichting van het landschap plaatsvinden, door bijvoorbeeld lijnbeplantingen langs wegen, kavelgrenzen en waterlopen. Natuurwaarden in het zuidelijke deel van het plangebied zijn deels gelegen in de lager gelegen natte boscomplexen en de eendenkooien in de open komgebieden. De Biesbosch met zijn uitwaaierende krekenpatroon vormt uiteraard een natuurgebied van nationaal belang. Versterking van de kreekpatronen als groene aders in het overwegend agrarische landschap, wordt met name in het zuidwestelijke deel van het plangebied voorgestaan. Er wordt hierbij gestreefd naar het ontwikkelen van verbindingen vanuit de Biesbosch naar de uiterwaarden van de Waal. Ook de verdedigingslijn van de Waterlinie kan hiertoe bijdragen. Water In het gebied ten zuiden van de kernen Sleeuwijk en Woudrichem wordt in de laagste delen van de kom gezocht naar mogelijkheden voor periodieke waterberging. In aansluiting op de wetering en het natte bosgebiedje wordt voorgesteld in dit deel water te bergen wanneer dit nodig is. De grens van het inundatieveld wordt zichtbaar bij periodieke inundatie. De lagere natte delen die onder water gezet kunnen worden, worden gebruikt als extensief grasland of natuurgebied. Richting Bakkerskil, langs de huidige kreek, zijn eveneens mogelijkheden voor periodieke inundatie op deze wijze. Hiermee ontstaat tevens een duidelijke relatie naar de Biesbosch waar het natuurlijke water de landsverdediging overnam. Het gebied ten westen van Nieuwe Dijk tussen fort Brakel en fort Poederoijen wordt ontwikkeld ten behoeve van de rivierverruiming. Dijken worden geslecht en de uiterwaarden worden verruimd, waardoor meer bergingscapaciteit ontstaat voor de rivier. Het vergroten van de bergingscapaciteit kan gepaard gaan met eventuele ontkleiingen (voor zover aanwezig). Dit kan tevens een financiële bijdrage leveren aan de gewenste natuurontwikkeling. Landbouw In het komgebied van de Bommelerwaard kan grondgebonden landbouw de gewenste openheid waarborgen. De agrarische sector kan als beheerder van het landschap optreden. Evenals in het komgebied ten oosten van Gorinchem-Leerdam zullen hier optimale ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden voor de landbouw en ruimte aan het ontwikkelen van neventakken. Verdichting door uitbreiding van glastuinbouw is in dit gebied niet gewenst. Op de stroomruggen is dit vanuit de Nieuwe Hollandse Waterlinie gezien wel mogelijk, mits de forten en de schootsvelden vrijgesteld worden, zowel in de Bommelenrwaard als het gebied de stroomruggen ten westen van de A27. Ook voor het gebied ten zuiden van Woudrichem geldt dat de landbouw, naast berging van water, een middel is om de openheid te garanderen. Stedelijke uitbreidingen In dit zuidelijke deel van de Waterlinie is sprake van een aantal kleinere kernen. Deze kernen zullen hun uitbreidingsrichtingen met name moeten zoeken op de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 34 - stroomruggen. Verdichting is daar mogelijk, passend in de schaal van het landschap. Landgoederen en buitenplaatsen In het gebied ten westen van de hoofdweerstandstrook kunnen landgoederen danwel buitenplaatsen ingezet worden als middel ten behoeve van het realiseren van de gewenste landschappelijke en ecologische structuur. Het betreft hier enerzijds de mogelijkheid van het omvormen van bestaande agrarische bedrijven tot landgoed, anderzijds zouden mogelijkheden geboden kunnen worden om op beperkte schaal nieuwe landgoederen te ontwikkelen in dit gebied. Bij deze ontwikkelingen dienen de kringen van de forten gevrijwaard te blijven en de reserveringen voor de ‘groene rivieren’ intact te blijven. Recreatie In de blauwe zone ligt het accent op water: water ten behoeve van het inunderen van de linie, ruimte voor waterberging en water bepalend voor natuurontwikkeling. In en rondom de forten kan het watersysteem, de inundatievelden en de werking van de in- en uitlaten zichtbaar worden gemaakt. Dit kan door middel van tentoonstellingen, maar ook door het uitzetten van routes in het gebied langs de werken die van belang waren voor het inunderen van de linie. Fort Altena zou hiervoor goede mogelijkheden kunnen bieden. Dit fort is dicht tegen de snelweg gelegen en kan als uitvalsbasis worden gebruikt voor een ‘linieroute’. Auto’s kunnen hier worden geparkeerd en de tocht wordt voortgezet per fiets, voet of kano. Het gebied ten noorden van fort Altena wordt aangewezen als zoekgebied voor deze ontwikkeling. Daarnaast kan er bijvoorbeeld een pendelbus naar slot Loevestein worden ingezet die langs onderdelen van de linie voert. Door de centrale situering langs de snelweg zijn naast extensievere, recreatieve functies ook intensievere, recreatieve functies danwel andere functies denkbaar. Fort Altena behoort tot de voorbeelduitwerkingen van de Gebiedsvisie-Zuid. Nader onderzoek vindt plaats en zal als aparte rapportage verschijnen. Het gebied ten oosten van slot Loevenstein valt buiten een accentgebied voor recreatie. Recreatie is hier gericht op natuurbeleving en rust. Nabij de batterijen onder Brakel en Poederoijen zouden kleinschalige parkeervoorzieningen en informatiepanelen kunnen worden aangebracht van waaruit een wandeling door het natuurontwikkelingsgebied gemaakt kan worden. Onderzocht zou kunnen worden of er mogelijkheden zijn voor het realiseren van een kleinschalige natuurcamping, als overnachtingsmogelijkheid langs de linie. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 35 - Forten Toekomstig gebruik fort Everdingen Natuur / recreatie (Ministerie van Defensie werk aan 't Spoel Natuur / recreatie (Domeinen) werk aan de Diefdijk Wordt deels bewoond door een particulier, (SBB) kunst- en cultuur, natuur fort Asperen Kunst en cultuur, culturele evenementen, (SBB) nevenfunctie natuur (vleermuizen) fort bij de Nieuwe Steeg Natuur / recreatie (SBB) fort Vuren Recreatie, herberg (SBB) nevenfunctie natuur slot Loevesteijn Recreatie, evenementen, museum Batterij onder Brakel Natuur, winterverblijfplaats vleermuizen (SBB) Batterij onder Poederooijen Natuur / recreatie (SBB) fort Giessen Natuur / recreatie (Stichting Brabants Landschap) werk aan de Bakkerskil Natuur / recreatie (Ministerie van Defensie) fort Altena (Uppelse dijk) Recreatie, natuur, andere functies nader (Ministerie van Defensie) onderzocht, uitvalsbasis (voorbeeldproject) fort Steurgat Wonen (particulier) fort Pannerden Natuur / recreatie Functies forten toekomst De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 36 - 5. AANDACHTSPUNTEN De Gebiedsvisie en de geldende streekplannen zijn gezamenlijk tegen het licht gehouden. Zo kunnen de gewenste ontwikkelingen, die voortvloeien uit de visie, vergeleken worden met het huidige beleid. Tevens kunnen eventuele aandachtspunten geconstateerd worden. De drie geldende streekplannen zijn: Streekplan Gelderland 1996; Streekplan Zuid-Holland Oost 1995; Streekplan Noord-Brabant 2002. Om de gewenste ontwikkelingen, die voortvloeien uit de visie, te koppelen aan beleidspunten per deelgebied, is onderstaande kaart opgenomen. Deze kaart met ontwikkelingsrichtingen is ontleend aan de ideeënschets en is een weergave van de gewenste beleidsrichtingen die voortvloeien uit de visie. Hierdoor ontstaat een indeling in gebieden waarvoor een zelfde hoofdrichting voor beleid is voorzien. De grenzen van deze deelgebieden zijn overigens niet hard; zij vloeien vaak over in de gebieden die buiten deze gebiedsvisie vallen. Hoe nu verder De Gebiedsvisie Zuid geeft een visie op hoofdlijnen met een doorkijk in beelden naar hoe de linie en het landschap er in de toekomst uit zouden kunnen gaan zien. Om dit wensbeeld te realiseren zijn enerzijds aanpassingen van het bestaand beleid noodzakelijk. Anderzijds moeten projecten en initiatieven worden ontwikkeld en gestimuleerd die een bijdrage leveren aan het realiseren van de gewenste ontwikkelingen. De gebiedsvisie met de daarin gestelde uitgangspunten en randvoorwaarden dient daavoor als toetsingskader. Van belang is dat de Gebiedsvisie een breed draagvlak weet te creëren, waardoor de tot doel gestelde cultuurhistorische en landschappelijke samenhang van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het landschap gewaarborgd blijft en versnippering wordt tegengegaan. Waar het om gewenste ontwikkelingen gaat, kan de Gebiedsvisie gebruikt worden om nieuwe functies te werven. De Gebiedsvisie moet private partijen uitnodigen om bepaalde ontwikkelingen in het gebied in gang te zetten. Vanuit de nu opgestelde Gebiedsvisie Zuid wordt een drietal voorbeeldprojecten nader uitgewerkt: water langs de linie; zichtbaar maken van een inundatieveld; fort (Altena); hergebruiksmogelijkheden en nieuwe functies van het fort; uitbreiding Gorinchem-Oost; grootschalige woningbouw in het NHW gebied. Water langs de linie In het project water langs de linie is een inrichtingsvoorstel ontwikkeld. Dit inrichtingsvoorstel richt zich op de beleefbaarheid van de Waterlinie. Om inundatie zichtbaar te maken worden aan weerszijden van de A2 grote waterplassen ontwikkeld. Aan de zuidzijde van de A2 spelen piekbergingen (retentie gebiedseigen water) en waterzuivering een belangrijke rol. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 37 - Fort Altena Fort Altena valt binnen de Gebiedsvisie Zuid in de blauwe zone. Het fort heeft een gunstige situering ten opzichte van de A27, waardoor potenties aanwezig zijn voor het realiseren van nieuwe functies, welke een bijdrage kunnen leveren aan de beleefbaarheid van de Waterlinie en het instandhouden van het fort. Er vindt onderzoek plaats naar hergebruiksmogelijkheden en nieuwe functies die passen in en bij het fort. Uitbreiding Gorinchem-Oost Aan de oostzijde van Gorinchem is een grootschalige uitbreiding te verwachten. Deze valt binnen het inundatiegebied van de Waterlinie. Bij de ontwikkeling van deze grootschalige uitbreiding is het rekening houden en gebruik maken van de karakteristieken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie een voorwaarde. Er dient een heldere en duidelijke stedenbouwkundige opdracht te worden geformuleerd. Onder verwijzing naar de Architectuurnota, zal de rijksbouwmeester in het project worden betrokken. In dit gebied speelt de waterhuishouding een belangrijke rol. In de stedenbouwkundige opgave dient dit aspect eveneens als een belangrijk uitgangspunt. Hier ligt een duidelijk verband met de karakteristieken van de Waterlinie. We kunnen concluderen dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie Zuid veel potentie heeft om ontwikkeld te worden als interessant natuur-, recreatie- en woonlandschap. In deze visie is het landschap steeds basis voor de ontwikkelingen, passend binnen de randvoorwaarden voor de Waterlinie zoals die volgden uit de inventarisatie (werkdocument). Het plan zoals dat er nu ligt betreft een ideeënschets. De deelprojecten dienen in een latere fase (ontwerpfase) nader gedetailleerd te worden. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 38 - BIJLAGE 1 INTENTIEVERKLARING INZAKE DE NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE. Ondergetekenden, de dagelijkse besturen van: - de provincies Gelderland, Noord-Brabant, Zuid-Holland; - de gemeenten Bemmel, Culemborg, Geldermalsen, Gorinchem, Leerdam, Lingewaal, Tiel, Vianen, Werkendam, Woudrichem, Zaltbommel; het waterschap Rivierenland, het hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, het hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden; Staatsbosbeheer; spreken af: 1. Overweging De Nieuwe Hollandse Waterlinie is zo langzamerhand geen onbekend fenomeen meer. In het rijksbeleid komt de linie prominent voor: Nota Belvedere, Architectuurnota. Ook in de Vijfde nota RO en het Structuurschema Groene Ruimte II (SGRII) krijgt de linie veel aandacht. Die aandacht is er niet alleen vanwege de waarde van de linie, maar ook vanwege de kansen en bedreigingen die voortkomen uit de grote ruimtelijke druk in dit gebied. De enorme waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt door alle betrokkenen erkend. De nationale Stuurgroep werkt momenteel hard aan een beleidsdocument waarin wordt aangegeven hoe de linie als structuur kan worden behouden en ontwikkeld; het zogenaamde linieperspektief. Als onderdeel daarvan wordt in het zuidelijk deel van de linie (alles ten Zuiden van de Lek) een gebiedsvisie opgesteld. Tot het moment dat deze documenten bestuurlijk en planologisch zijn vastgesteld, zijn de vigerende streekplannen en bestemmingsplannen richtinggevend. Vooruitlopend op de vaststelling van het linieperspektief en de gebiedsvisie-zuid zouden er in het gebied van de linie geen ontwikkelingen moeten plaatsvinden die volledig voorbijgaan aan de waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie of sterker nog, afbreuk doen aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Voorgesteld is dan ook om de Nieuwe Hollandse Waterlinie nadrukkelijk te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen die afbreuk doen aan de linie te ontmoedigen. Hiermee wordt vooruitgelopen op een mogelijke toekomstige aanwijzing tot beschermd monument en wordt naadloos aangesloten bij de in de Nota Belvedere vastgelegde beleidsvisie die uitgaat van de gedachte dat cultuurhistorie de ruimtelijke inrichting van Nederland kan versterken en omgekeerd. 2. Ambitie De voor u liggende intentieverklaring is opgesteld door het pact van Loevestein. Het Pact van Loevestein is een bestuurlijk overleg van de dagelijkse besturen van de De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 39 - provincies Noord-Brabant, Gelderland en Zuid-Holland, de gemeenten Bemmel, Culemborg, Geldermalsen, Gorinchem, Leerdam, Lingewaal, Tiel, Vianen, Werkendam, Woudrichem en Zaltbommel, het waterschap Rivierenland het hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en Staatsbosbeheer. Het Pact wil met de intentieverklaring aangeven dat zij grote waarde hecht aan behoud en versterking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een en ander vooruitlopend op een eventuele bescherming van de linie door de Monumentenwet of anderszins. 3 Algemene ruimtelijke dragers van de linie Als algemene ruimtelijke dragers van de linie worden gezien: De in diverse perioden aangebrachte objecten van de waterlinie; De beslotenheid van de fortenterreinen; De openheid van inundatiegebieden, inrichting karakteristieken van de schootsvelden; De eenheid en samenhang van objecten onderling; De samenhang van objecten met het landschap, wederzijdse beïnvloeding van landschap en linie; De relatieve gaafheid van het strategisch landschap en de objecten. 4. Aandachtspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen De openheid van de inundatiegebieden en de voormalige schootsvelden waar mogelijk behouden en zo mogelijk verbeteren. De objecten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (forten, batterijen, werken, wegen, kades en dijken, sluizen, kleinere objecten) op zich en in hun onderlinge ruimtelijke relatie behouden en waar nodig herstellen. De samenhang van objecten onderling en met het landschap zichtbaar houden en zo mogelijk versterken en meer zichtbaar maken (gemeenschapswegen, zichtassen en schootsvelden). Watersystemen die een relatie hebben met de Nieuwe Hollandse Waterlinie als werkend systeem en in hun samenhang met het landschap in stand houden of reactiveren en benutten in het huidige waterbeheer. Bij nieuwe bestemmingen en functies en bij de inrichting en wijziging van gebruik van het landschap de karakteristieken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie waar mogelijk behouden. De mogelijkheden voor hergebruik binnen genoemd kader bevorderen en toeristisch-recreatief medegebruik zo goed mogelijk benutten. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 40 - 5. Intentieverklaring De leden van het Pact van Loevestein spreken met elkaar af dat zij zich, binnen ieders vermogen, actief zullen inzetten om: a. De Nieuwe Hollandse Waterlinie nadrukkelijk te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ongeacht de omstandigheid of dergelijke ontwikkelingen zijn vastgelegd in een vigerend plan. Daarbij worden in ieder geval de onder 4 genoemde aandachtspunten betrokken; b. Aantasting van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tegen te gaan; c. Ontwikkelingen te stimuleren die in positieve zin bijdragen aan behoud en versterking van de linie. Ondertekening Ondertekening door vertegenwoordigers van de dagelijkse besturen van de provincies Gelderland, Noord-Brabant, Zuid-Holland, de gemeenten Bemmel, Culemborg, Geldermalsen, Gorinchem, Leerdam, Lingewaal, Tiel, Vianen, Werkendam, Woudrichem, Zaltbommel, het waterschap Rivierenland, het hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, het hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden en Staatsbosbeheer. Ondertekening heeft plaatsgevonden op 21 maart 2002. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 41 - BIJLAGE 2 Leden projectgroep Gemeente Zaltbommel: mevr.M. Peereboom (Voorzitter) Provincie Gelderland: dhr H.C.de Jong (secretaris) Provincie Noord-Brabant: dhr. S.A.M. Arts Provincie Zuid-Holland: dhr. P.D.M. van Aurich Gemeente Bemmel: dhr.J.Mijland Gemeente Culemborg: dhr. J.A.M.Smits Gemeente Geldermalsen: dhr. T. van Welie Gemeente Gorinchem: mevr. W.M.A. van Hulten en dhr. H.Pouw Gemeente Leerdam: mevr. A. van Beuzekom Gemeente Lingewaal: dhr. P.Piket Gemeente Tiel: dhr. D.Passchier Gemeente Vianen: mevr. C. Jansen Gemeente Werkendam: dhr. A. J. van Eijk Gemeente Woudrichem: dhr. J.Bakker Gemeente Zaltbommel: dhr. G.J.J.Rinkel Waterschap Rivierenland:dhr. J.C.A. van der Meulen, dhr. K.B. te Velde Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch: dhr. J.P.G.M. Van Gils mevr. M. M. P. van Gestel Hoogheemraadschap Alblasserwaard en Vijfheerenlanden: dhr. M. Trompetter Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie: dhr. H.T.H. van den Berg Staatsbosbeheer: dhr. J.T. Wind Zuiveringsschap Hollandse waarden en eilanden: dhr. H. Kraal. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 42 - LITERATUURLIJST Belvedere; beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting Den Haag, 1999 Samenwerken aan groen Nederland; Structuurschema Groene Ruimte 2, deel 1 Den Haag, 2002 Natuur voor mensen, mensen voor natuur, nota natuur, bos en landschap in de 21 e eeuw Den Haag, 2001 Ontwerpen aan Nederland; nota architectuurbeleid 2001-2004 Den Haag, 2000 Ruimte maken, ruimte delen; Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening Den Haag, 2001/2002 Streekplan Gelderland; Stimulans voor ontwikkeling, ruimte voor kwaliteit en zorg voor omgeving Provinie Gelderland, 1996 Brabant in balans; ontwerpstreekplan Noord-Brabant 2002 en Ontwikkelingsprogramma Ruimtelijke Ordening van de Provincie Noord-Brabant Zuid-Holland Streekplan Oost, Provincie Zuid-Holland, 1995 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Alblasserwaard en Vijfheerenland Provincie Zuid-Holland, 1999 Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant, regio Brabants Kleigebied-Oost Provincie Noord-Brabant, 2000 Daarnaast zij vele plannen en visie op regionaal en gemeentelijk niveau geraadpleegd. De nieuw Hollandse waterlinie: gebiedsvisie zuid - 43 -