Hogeschool van Amsterdam Hogeschool van Amsterdam Algemene projecthandleiding Auteurs Doelgroep Datum Jos de Kleijn Elly Mathijssen Studenten / Docenten Error! Number cannot be represented in specified format. Readercode Dit exemplaar behoort aan: Naam De kunst van het loskomen De kunst van het vragenstellen voordat je antwoorden geeft. Herziene versie nummer 3 © Deze uitgave is verzorgd door: Instituut Maatschappelijk Werk en Sociaal Juridische Dienstverlening Instituut Culturele en Maatschappelijke Vorming / Sociaal Pedagogische Hulpverlening Instituut Personeel En Arbeid Hogeschool van Amsterdam Foto voorkant: Wim Peperzak 1967 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 2 Wij zijn dank verschuldigd aan Mien Seger van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde van de Universiteit Maastricht. Zij ontwikkelde het concept overall toets en gaf hierover trainingen op de Hogeschool van Amsterdam Voor zeer inspirerend commentaar op deze derde versie zorgden: Michael Nieweg [email protected] [email protected] Telefoon werk: 020 5240255 Wilfred Diekman [email protected] [email protected] Telefoon werk: 020 5240266 Voor de technische en talige afhandeling zorgden: Maria Van Holten Marja Magneé Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 3 Inhoudsopgave 0. Leren – Leren, een inleiding 7 0.1 Leren-Leren, een rollercoaster met een vliegeffect 7 0.2 Leren-Leren, een sociaal café 8 0.3 Leren-Leren door projectmatig leren 9 0.4 Korte inhoudsopgave 10 1. Van een probleem - via een opdracht - naar een product 12 1.1 Het probleem 12 1.2 De opdracht 14 1.3 Het product 14 1.4 Productcriteria 15 1.5 Het startdocument 16 1.6 De ondersteuning van projecten 16 1.7 Samenvatting 17 2. De systematiek van het zelfstandig werken 19 2.1 De kunst van het loskomen als je vastzit 19 2.1.1 Het maken van een aspectenschema 20 2.1.2 De aspecten geordend 21 2.1.3 De kunst van het op een rijtje zetten: er zijn veel aspecten tegelijkertijd aan de orde 23 2.2 De kunst van ‘het vragen stellen’. 24 2.3 Hulpmiddelen helpen je bij het stellen van vragen 26 2.4 Het gebruik van werkmodellen 27 2.5 Een voorbeeld van een werkmodel voor de start van de eerste bijeenkomst 28 2.6 De rol van de begeleiding bestaat uit het helpen goede vragen te formuleren. 28 2.7 Docenten hebben verschillende taken 30 3. De systematiek van het projectmatig werken 32 3.1 Projectstappenplan 32 3.1.1 Het projectstappenplan helpt je op een aantal manieren.34 3.2 Fase 0: het maken van afspraken voor het beheersen van het project. 36 3.2.1 Welk product levert fase 0 op. 37 3.3 Het startdocument 38 3.4 Fase 1: de oriëntatiefase. 39 3.4.1 Welk product levert fase 1 op 42 3.5 Fase 2: de analysefase 42 3.5.1 Centrale vraag: het achterliggende probleem 43 3.5.2 De analysefase in het startdocument 43 3.5.3 Welk product levert fase 2 op 48 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 4 3.5.4 Het bestuderen van literatuur of andere bronnen 49 3.5.5 Het startdocument en de theorie 50 3.6 Fase 3: het formuleren van concrete doelen voor het project uitgewerkt in een plan van aanpak 50 3.6.1 Een startdocument is een offerte 52 3.6.2 Veel startdocumenten zijn te licht 53 3.6.3 Veel startdocumenten zijn te schools 54 3.6.4 Het begeleiden en beoordelen van een startdocument 54 3.6.5 De beoordeling van het startdocument 55 3.6.6 Andere tussenproducten 57 3.7 Fase 4: de uitvoeringsfase 58 3.8 Fase 5: de controlefase 59 3.9 Fase 6: de evaluatiefase 59 4. De projectvaardigheden, het logboek, de notulen en het procesverslag. 60 4.1 Het leren van projectvaardigheden 60 4.2 Het invullen van het scoreformulier projectvaardigheden 61 4.3 Het individuele gedeelte van het procesverslag 62 4.3.1 Wijze van opbouw van het individuele gedeelte van het procesverslag 63 4.4 Het groepsgedeelte van het procesverslag 64 4.4.1 Het logboek 64 5. Het toetsen en beoordelen van het eindproduct 66 5.1 Inleiding 66 5.2 Drie toetsonderdelen voor het project. 66 5.2.1 De beoordeling van het eindproduct 67 5.2.2 De overall toets, een individuele toets 68 5.2.3 De beoordeling van het projectvaardigheden 71 5.3 Het toekennen van de studiepunten en de eindcijfers. 72 5.4 Richtlijnen voor aanwezigheid: 73 5.4.1 Uitgangspunten: 73 5.4.2 Richtlijnen voor aanwezigheid 73 6. Organisatie: Vragen van studenten. 75 6.1 De achterliggende filosofie van het projectmatig werken 75 6.1.1 Waarom wordt het vastzitten zo positief beoordeeld. 75 6.2 Over de groep 75 6.2.1 Hoe worden de groepen samengesteld? 75 6.2.2 Hoeveel keer mag ik afwezig zijn en wat te doen met studenten die weg zijn en wegblijven? 76 6.2.3 Wat doe je als je er niet uitkomt en de projectbegeleider is er niet? 76 6.2.4 Wat te doen als een studentenvoorzitter zijn rol niet Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 5 speelt? 76 6.2.5 Wat doen we als de groep te klein wordt? 77 6.2.6 Het tempo van studenten: sommigen lopen voor, anderen achter 77 6.2.7 Wat doen we als we een betweter in de groep hebben?77 6.2.8 Wat zijn geldige redenen van afwezigheid? 77 6.2.9 Wat te doen met klachten? 77 6.3 De organisatie 78 6.3.1 Wordt de projecttijd in het rooster aaneengesloten? 78 6.3.2 Welke tijden zijn eigenlijk ingeroosterd 78 6.3.3 Wanneer krijgen we de projectopdrachten? 78 6.3.4 Hoe zit het met de aanschaf van boeken? 78 6.4 Toetsen 79 6.4.1 Hoe gaat het toetsen in zijn werk ? 79 6.4.2 Wordt mijn cijfer mede bepaald door mijn medestudenten? 79 6.4.3 Wat doen we als we tijdens het maken van een verslag een tentamen hebben van een vak uit het overig onderwijs? 79 6.5 Praktisch 79 6.5.1 Wanneer is de bibliotheek open? 79 6.5.2 Wat is een studielandschap? 79 6.5.3 Zijn de colleges verplicht? 80 7. Bijlage 1: Toetsregeling voor het project 1997/1998 81 8. Bijlage 2: Scoreformulier voor Projectvaardigheden 85 9. Bijlage 3: Werkwijze 'tussenevaluatie' 87 10. Bijlage 4: werkmodellen voor projectmatig werken. 89 11. Over de auteurs 112 12. Andere interne uitgaven: 113 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 6 0. Leren – Leren, een inleiding 0.1 Leren-Leren, een rollercoaster met een vliegeffect Een kermisexploitant uit Eindhoven deed begin 1997 een alleraardigst verzoek aan de Technische Universiteit in Delft, afdeling vliegtuigoperaties. De kermisexploitant wilde een nieuw type rollercoaster laten ontwikkelen. Bij al zijn rollercoasters zaten de mensen in de wagentjes op de baan. In zijn wildste dromen had hij de mensen onder de rollercoaster zien hangen. Hij wilde nu een rollercoaster laten ontwerpen, waarin de wagentjes en de mensen onder de rollercoaster vastzitten. De kermisgangers zouden op die manier een soort vliegeffect ervaren. Daarmee kon hij de trend voor de komende jaren neerzetten. Nee, de afdeling vliegtuigoperaties kreeg niet meteen al het geld dat nodig was voor de ontwikkeling van de vliegende rollercoaster. Zij moesten eerst maar eens onderzoeken of het überhaupt mogelijk was een dergelijke constructie te maken. In de beroepspraktijk worden meestal projectgroepen opgericht die een dergelijke opdracht tot een goed einde moeten brengen. Er moet immers nieuwe kennis ontwikkeld worden. De oude kennis is kennelijk niet voldoende om een nieuw product, een rollercoaster te ontwerpen en te construeren. Hoe moet je bijvoorbeeld de mensen onder het wagentje vastmaken. Met magneten? Met een leren tuigje? In een stevige overall? Projectgroepen zijn in staat een traject uit te zetten om dergelijke kennis te ontwikkelen. Daarmee is de ontwikkeling van een nieuwe rollercoaster een aardige illustratie van wat de essentie van het Leren-Leren principe is. Vooral de zin ‘Zij moesten eerst maar eens onderzoeken of het mogelijk was een dergelijke constructie te ontwerpen’ De zin betekent dat de projectgroep in twee fasen werkt, dat de projectgroep uiteindelijk twee producten moet opleveren. Zo zal ze een prototype maken van een wagentje dat onder de baan kan hangen en mensen op een veilige, maar spannende, manier sensaties bezorgt. Dat is het eindproduct. Daarvóór echter zal de projectgroep een startdocument moeten maken. In dat startdocument zal ze een plan van aanpak ontwikkelen om uiteindelijk het prototype, d.w.z. het Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 7 eindproduct te kunnen ontwikkelen. In dat startdocument zal die projectgroep op basis van bestaande kennis een plan van aanpak maken om nieuwe kennis te ontwikkelen. Met die kennis kan het prototype ontwikkeld worden. 0.2 Leren-Leren, een sociaal café Een ander voorbeeld: De directie van de Faculteit Sociaal Agogische Dienstverlening heeft in interviews met studenten geconstateerd dat studenten behoefte hebben aan een plek om elkaar ook buiten de studie te treffen. Ook een bureau voor marktonderzoek signaleerde in groepsinterviews met studenten van de Hogeschool van Amsterdam de behoefte aan een informele werk- en studeerplek, al varieert die behoefte nogal tussen verschillende groepen studenten. Vooral aan het einde van de dag willen veel studenten nog even wat kunnen drinken, napraten, muziek maken. Sommige groepen treffen elkaar nog in kroegen in de buurt, zoals ergens in de Jordaan ergens tussen de Droogbak en het Kartuizerplantsoen. Anderen nemen de kortste weg naar het Centraal Station. De directie besluit een groep studenten de opdracht te geven de behoefte onder studenten verder te onderzoeken en met een ontwerp te komen voor een ‘sociaal café’. Een sociaal café zou erg goed passen bij de nieuwe onderwijsvorm projectmatig leren. De directie verwacht bovendien dat een informele ontmoetingsplaats een gunstige invloed heeft op studieresultaten. Zij wil daarom ook de relatie tussen informele ontmoetingen en activiteiten enerzijds, en arbeids- en studieresultaten anderzijds in het onderzoek uitgewerkt zien. Dit ‘probleem’ zou de start kunnen zijn van een project waaraan je als projectgroep gaat werken. Met zes of acht studenten krijg je flink de tijd, soms meer dan de helft van de week en dat gedurende tenminste tien weken om een ontwerp voor een sociaal café uit te werken. Dat is jullie eindproduct. Het kan ook een ander onderwerp zijn: een reclasseringsrapport, een wervings- en selectieplan, een hulpverleningsplan, een preventieplan, een activiteitenprogramma voor kinderen. De onderwerpen zijn afhankelijk van het instituut waar je studeert. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 8 0.3 Leren-Leren door projectmatig leren Dit ‘project’ is een andere start van je leerproces dan je wellicht gewend bent. Al werkende aan het project leer je veel. Je leert de praktijk van het werk kennen en de bijbehorende begrippen en ideeën, de zogenaamde ‘body of knowledge’ van het beroep. Aldoende leer je ook de vaardigheden die je nodig hebt. Dat zijn praktische vaardigheden zoals onderhandelen, interviewen, observeren, maar ook analytische vaardigheden als een analyse maken, een probleem formuleren, keuzen beargumenteren en verantwoorden. Een aantal specifieke beroepsvaardigheden, zoals gesprekstechnieken, komen in aparte trainingen aan bod. De bedoeling van projectmatig leren is dat je een belangrijk deel van de kennis en vaardigheden in je studie opdoet door actief aan de slag te gaan met het oplossen van problemen die ontleend zijn aan de beroepspraktijk. Je eigent jezelf kennis toe door zelf te onderzoeken en (nieuwe kennis) te ontwikkelen. De resultaten hiervan presenteer je in de vorm van een product: een rapport, een scholingsmap, een hulpverleningsplan. In het voorbeeld dat we in deze handleiding gebruiken, een sociaal café, gaat het om een probleem van studenten dat serieus genomen wordt door de directie. De directie vraagt om een onderzoek. Dit mondt uit in een voorstel, een behoefteonderzoek, een ontwerp. Producten waar een managementteam besluiten over neemt. Deze nieuwe vorm van leren, projectmatig leren, is een buitengewoon actief proces. Voor het grootste deel bestaat dit leren uit zelf doen. Als student stuur je je eigen leerproces. Overdracht en toetsing van kennis door docenten moet dit proces ondersteunen in plaats van sturen. Immers ook tijdens je stage(s) en na je studie zul je zelfstandig moeten denken en beslissingen nemen. Het werken in projecten is ook bedoeld om te leren-leren: het formuleren van doelstellingen, het ontwerpen van plannen om die doelstellingen te realiseren en het eventueel bijstellen van die plannen. Het is bedoeld om ‘nieuwe’ kennis en vaardigheden te ontwikkelen, die je nodig hebt om beroepsproblemen ‘op te lossen’. Het zelfstandig formuleren en oplossen van beroepsvragen, het daartoe ontwikkelen van nieuwe kennis en methoden, alsmede het in staat zijn jezelf te blijven ontwikkelen (te blijven leren) zijn eigenschappen die beroepsbeoefenaren maken tot professionals Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 9 Een aanzienlijk deel van het projectmatig leren bestaat uit het bestuderen van allerlei boeken, nota's, artikelen en het werken met leermiddelen uit de informatie- en communicatietechnologie. De kennis die je aldus opdoet spoor je op aan de hand van de projectopdracht en pas je toe in het project. Dit is een uitdagender en pittiger manier van studeren dan alleen ‘blokken voor een tentamen’. Je onthoudt er ook meer van onder het motto Tell me and I will forget Show me and I will remember, may be Involve me and I will know! In het klassieke onderwijs worden vooral lineaire leerprocessen gestimuleerd. Dit zijn leerprocessen, waarin het één voorwaardelijk is voor het ander. Eerst Nederland bestuderen en dan pas Europa is een klassieke voorbeeld van een lineair leerproces. Een ander voorbeeld: je mag je stage niet in als je niet eerst bijvoorbeeld onderdeel 4 en 5 hebt afgesloten. Met de projecten willen we een vliegwiel leerprocessen in gang zetten. Leerprocessen op gang zetten rond een bepaald onderwerp. Daarmee doe je vaardigheden op die je straks in de praktijk kunt gebruiken. Ook ontwikkel je kennis om nieuwe problemen op te lossen. Dit betekent soms ook zweten, worstelen met je groepsgenoten en pittig bevraagd worden door de projectbegeleider tijdens de rit en aan het einde bij de toets. In deze handleiding vind je een uitvoerige uitleg over alle aspecten van projectmatig leren geïllustreerd aan de hand van het voorbeeld over het sociaal café. Je kunt het toepassen op je eigen project. Daarnaast vind je ook hulpmiddelen om deze manier van werken in praktijk te brengen. Tot slot vind je praktische informatie. 0.4 Korte inhoudsopgave Hoofdstuk 1 bevat net als de projecthandleidingen die je steeds aan het begin van een project krijgt uitgereikt, een overzicht van het probleem dat via een opdracht moet worden bewerkt tot een product. In hoofdstuk 2 vind je een opstap tot het projectmatig werken. Dit vindt voor het merendeel in groepen plaats. Je moet samen met je groepsleden een aantal aspecten van het werken in projectgroepen Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 10 tegelijkertijd aanpakken. Hoe doe je dat en welke begeleiding kun je daarbij verwachten? Hoofdstuk 3 bevat de systematiek van het projectmatig werken. De begrippen en de werkwijze die je hierin aantreft zul je ook weer tegenkomen in iedere projecthandleiding. Hoofdstuk 4 beschrijft de projectvaardigheden, de notulen, het logboek en het procesverslag. In hoofdstuk 5 wordt de toets- en beoordelingsprocedure van de projecten beschreven. In hoofdstuk 6, wordt een antwoord gegeven op veel door studenten gestelde vragen. Bijlage 1 bevat de officiële toetsregeling. Bijlage 2 bevat het scoreformulier projectvaardigheden. Bijlage 3 bevat en werkmodel voor de tussenevaluatie van het projectmatig werken. Bijlage 4 bevat een aantal werkmodellen die onder de naam projectwaaier ook apart te verkrijgen is. Het zijn werkmodellen die je kunt raadplegen tijdens het werken in projecten. Je kunt ze gebruiken om bepaalde afspraken te maken, problemen op te lossen, conflicten bij te leggen, besluiten te nemen enzovoorts. Deze handleiding is bedoeld om je te helpen, niet om je alles voor te schrijven. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 11 1. Van een probleem - via een opdracht - naar een product Hoofdstuk 1 bevat net als de projecthandleidingen die je steeds aan het begin van een project krijgt uitgereikt, een overzicht van het probleem dat via een opdracht moeten worden bewerkt tot een product. 1.1 Het probleem Het probleem dat we in het inleidende hoofdstuk introduceerden, ‘studenten willen elkaar ook treffen buiten de studie’, is weliswaar een echt probleem, maar niet een beroepsprobleem voor een sociaal agogisch werker. In de opleiding zullen deze problemen vanzelfsprekend zijn ontleend aan de ‘echte’ praktijk van een sociaal agogisch werker. Bijvoorbeeld: een buurthuis heeft een programma van activiteiten dat niet aansluit bij de vraag van de multiculturele buurtbewoners (CMV) een instelling voor maatschappelijk werk constateert dat de eerste opvang van cliënten heel verschillend gebeurt en wil daar meer lijn in brengen (MWD) de afdeling personeelszaken van een bedrijf werkt met een verouderde wervings- en selectieprocedure (P&A) een psychiatrische instelling wil een dagbehandeling voor klinische patiënten (SPH) het Leger des Heils wil een goed voorlichtingsplan hebben binnen preventieplannen rond dak- en thuislozen (Propedeuse welzijnswerk) de reclassering wil graag een nieuwe vorm van een reclasseringsrapport om beter aan te sluiten bij de ontwikkeling van alternatieve straffen (SJD) In het begin van je opleiding gaat het om aan de praktijk ontleende, door de opleiding geformuleerde problemen. Deze worden vaak in de vorm van een of meerdere cases aan je voorgelegd. In het derde en vierde jaar zal je steeds meer werken met problemen die door praktijkJos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 12 instellingen rechtstreeks aan je worden voorgelegd. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 13 1.2 De opdracht Bij het probleem hoort een opdracht. Een opdracht om een bijdrage te leveren aan de oplossing van het probleem. Bij het probleem dat de directie van de sociaal agogische opleidingen formuleerde hoort de volgende opdracht. Ontwikkel een beleidsvoorstel voor een sociaal café dat aansluit op de reeds gesignaleerde behoefte van studenten elkaar buiten de studie te treffen. De opdracht is de uiteindelijke formulering van de ‘leertaak’. Het gaat meestal, nadat je zaken hebt onderzocht, om het ‘ontwerpen’ van iets, een beleidsvoorstel voor een sociaal café, een activiteitenprogramma, een videoproductie, een map voor cursusleiders, een muurkrant. 1.3 Het product De opdracht levert een tastbaar en toetsbaar product op. En wel een product dat voldoet aan een aantal productcriteria, ook wel kwaliteitscriteria genoemd. Soms zijn deze criteria in de projecthandleiding gegeven. Soms zullen de leden van de projectgroep deze zelf moeten opsporen. Dat heet het specificeren van de opdracht of kortweg: het formuleren van opdrachtspecificaties. Naar aanleiding van ons voorbeeld 'het sociale café' geven we een aantal productcriteria: 1. De directie van de sociaal agogische opleidingen wil een voorstel voor een sociaal café dat voldoet aan de behoeften van voltijd- en deelstudenten, studenten met verschillende etnische en culturele achtergronden en vrouwelijke en mannelijke studenten. 2. De directie van de Faculteit wil een voorstel voor een sociaal café dat ook recht doet aan de doelstellingen van de opleiding 3. Aan het voorstel dient een visie ten grondslag te liggen over het belang van een informele ontmoetingsplaats in een formele opleidings- en werkomgeving. Deze visie moet vergeleken worden met tenminste twee andere visies. 4. De directie wil in het voorstel een activiteitenprogramma zien voor Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 14 het eerste jaar met daaraan toegevoegd een begroting. 5. De directie ontvangt graag suggesties voor de inrichting van een ruimte in het souterrain en een schetsontwerp erbij dat kan worden voorgelegd aan de Dienst Huisvesting. Verbouwingskosten mogen niet meer dan 50.000,= bedragen. 6. De exploitatie moet (afgezien van de huur die voor rekening komt van de Faculteit) kostendekkend zijn. 7. Het voorstel moet binnen 10 weken worden gepresenteerd. 8. De omvang van het rapport is maximaal 25 pagina's. 1.4 Productcriteria De bovenstaande productcriteria zijn kwaliteitscriteria die je op weg helpen om het probleem ‘goed’ en scherp op te lossen. Maar let op, soms moet je deze zelf bedenken of zul je de gegeven criteria aan moeten vullen of nog verder moeten specificeren. Wellicht heb je zelf ook productcriteria als je aan zo'n opdracht denkt. Je denkt bijvoorbeeld na over door wie zo'n sociaal café beheerd moet worden, of het ook open staat voor andere groepen dan sociaal agogische studenten. Misschien wil je het begrip ‘sociaal’ (uit sociaal café) wat nader omschrijven, voordat je het gaat onderzoeken. Stel je voor dat iemand bij het inleveren van de eindontwerp aan je vraagt: wat is nu het sociale aan het café? De oriëntatie op het probleem leidt zo tot nieuwe aangescherpte productcriteria. Veel productcriteria vragen om nadere analyse. Het is daarom goed om in dit stadium van het project verschillende (deel)vragen die uitgezocht moeten worden te formuleren en om daaraan (deel)taken te verbinden. In ons voorbeeld ligt het erg voor de hand dat je: de verschillende wensen van studenten op het spoor komt, bijvoorbeeld door met de verschillende groepen te gaan praten. te weten komt hoe je een activiteitenprogramma construeert. er achter komt of deze activiteiten voldoen aan het criterium ‘sociaal’. aan de weet komt hoe je een begroting opstelt en hoe je een bouwkundig schetsontwerp maakt. verschillende theorieën en visies opspoort over het belang van een informele ontmoetingsplaats in een formele opleidings- en werkomgeving. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 15 checkt of je ontwerp voldoet aan de doelstellingen van de sociaal agogische opleidingen. 1.5 Het startdocument Wanneer de productcriteria d.m.v. analyses verhelderd en nader gespecificeerd zijn (men spreekt i.p.v. productcriteria ook dikwijls van productspecificaties) is al een veel duidelijker beeld ontstaan van het beoogde product. Vervolgens gaat het om de vraag hoe dit product feitelijk tot stand zal gaan komen. De plannen daarvoor worden beschreven in een plan van aanpak. Alle tot nu toe verzamelde inzichten, opvattingen en plannen (inclusief het plan van aanpak) worden opgenomen in het startdocument. Aan de hand hiervan kunnen de opdrachtgever en docent en de projectgroep zelf (1) beoordelen of de plannen in voldoende mate stroken met de opdracht en geformuleerde kwaliteitseisen of producteisen. Wanneer dit het geval is kan begonnen worden met de uitvoering van het plan van aanpak. Essentieel voor projectmatig werken en dus ook voor projectmatig leren is dat de opdracht van de opdrachtgever centraal staat. De steeds beter gespecificeerde productcriteria zijn hierbij steeds het referentiepunt. Uiteraard ook bij de beoordeling van het product. In hoofdstuk drie gaan we uitgebreid in op de systematiek van projectmatig leren: de verschillende projectfasen en het startdocument. 1.6 De ondersteuning van projecten Voor het tot het goed einde brengen van projecten zijn het goed faseren van projecten en het maken van tussenproducten (zoals het startpapier) dus van groot belang. Daarnaast, zo zal in hoofdstuk drie beschreven worden, zijn het 'beheersen' van tijd, organisatie, informatie en kwaliteit noodzakelijk. Op deze punten speelt het gebruikmaken van de mogelijkheden die de opleiding biedt in veel opzicht een belangrijke rol. Om op het spoor te komen van de antwoorden op alle soorten vragen kun je verschillende bronnen gebruiken. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 16 (1) Soms wordt er literatuur voorgeschreven, soms alleen maar gesuggereerd. (2) Soms zul je zelf achter je bronnen aan moeten. De mediatheek (boeken, video’s, internet) kan je daarbij flink van dienst zijn. (3) Er kunnen ook colleges zijn, bijvoorbeeld een werkcollege over het opstellen van een begroting. Of een ondersteunend (flankerend) college over de precieze doelstellingen van de faculteit. Over het begrip ‘sociaal’ valt ook het een en ander te zeggen. (4) Ook practica behoren tot de mogelijkheden. In dit voorbeeld zouden we zeker een practicum organiseren voor het maken van een schetsontwerp op schaal. (5) Je kunt ook hulpmiddelen gebruiken zoals het houden van interviews. (6) ‘Werkbezoeken’ brengen aan universiteitskroegen (of zijn dat geen voorbeelden van sociale cafés??) (7) Bronnen zijn nota's en verslagen. (8) Bronnen zijn ook: de ervaringen van de projectgroepleden, oudere jaars studenten. (9) Bronnen zijn eerdere eindproducten over hetzelfde onderwerp. Steuntjes (1,3,4) worden je zeker in het eerste deel van de opleiding geboden. Waar en hoe lees je in de projecthandleiding. Het is de kunst om hiervan goed gebruik te maken. Colleges en practica moet je in je planning opnemen. De theorie en vaardigheden die daar worden gepresenteerd en geoefend zul je moeten toepassen in je project. Voor deeltijdstudenten geldt vaak dat de ervaring die in de praktijk wordt opgedaan wordt ‘bewerkt’ in de projecten. De contacten met de praktijk die voor voltijdstudenten, vaak in overleg met de projectbegeleider, georganiseerd moeten worden, zijn voor deeltijdstudenten een continue bron waaruit kennis en ervaring geput kan worden. 1.7 Samenvatting Een belangrijk deel van de projecthandleiding bestaat uit het beschrijven van de opdracht die je in de projectgroep moet uitvoeren. Een opdracht kent meestal productcriteria of specificaties. Deze criteria leiden tot taken en deeltaken. Als alle taken en deeltaken uitgevoerd zijn leidt dat tot een product. Dat product wordt uiteindelijk beoordeeld. Steun krijg je van projectbegeleiders tijdens het werken in de projectgroep en van docenten die ondersteunende lessen, colleges en Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 17 trainingen verzorgen. In de mediatheek tenslotte kun je zelf een hoop antwoorden op je eigen vragen vinden. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 18 2. De systematiek van het zelfstandig werken In hoofdstuk 2 vind je een opstap tot het projectmatig werken. Dit vindt voor het merendeel in groepen plaats. Je moet samen met je groepsleden een aantal aspecten van het werken in projectgroepen tegelijkertijd aanpakken. Hoe doe je dat en welke begeleiding kun je daarbij verwachten? 2.1 De kunst van het loskomen als je vastzit Daar zit je dan in een groep van zes tot acht studenten. Het product dat je moet leveren is wel duidelijk, alhoewel wat is eigenlijk een rollercoaster of een sociaal café? Waar moet een ontwerp (= een eindproduct) nu precies aan voldoen? Wat is een tussenproduct of een startdocument? Er speelt veel meer dan alleen deze inhoudelijke vragen. Misschien ken je je medestudenten niet eens. Wie zijn ze eigenlijk? We kunnen nog wel even doorgaan met het noemen van andere aspecten. De gesprekken in de groep zullen niet meteen van een leien dakje gaan. Iedereen praat door elkaar en over verschillende dingen. Er zal snel een behoefte ontstaan om een voorzitter en een notulist te benoemen. Hoe zit je eigenlijk voor en hoe maak je relevante notulen? Moet de notulist ook het logboek bijhouden en wat moet er precies in het logboek staan? Maar zelfs met een voorzitter en een notulist zullen misschien je medestudenten een verschillende aanpak van het probleem voorstellen. Wil de een eerst eens gaan kijken bij een bestaand sociaal café (doenersaanpak), de ander wil eerst een boek lezen (boekenwurmaanpak) en daarna gaan toepassen wat in het boek staat (uitvoerdersaanpak). Een laatste tenslotte, wil eerst eens precies nadenken over wat er als opdracht werkelijk staat (denkersaanpak). Hoe kom je tot een gemeenschappelijke aanpak? En als er eenmaal een gemeenschappelijke aanpak is vastgesteld, wie gaat dat doen en wat gaan de anderen doen? Kortom, hoe organiseren we ons zelf binnen de projectgroep. Wanneer komen we na de eerste dag weer bij elkaar? Ook de regels binnen de projectgroep zelf zal een te bespreken aspect zijn. Mogen we te laat komen en moeten we dat wel controleren? Hoe willen we samenwerken en wat gaan we doen als Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 19 sommige studenten problemen geven in de groep? Tot slot zal iedereen een hoop vragen hebben over de beoordeling in het projectmatig leren. Hoe wordt er getoetst en beoordeeld, wordt er een groepscijfer of individueel cijfer toegekend, vindt alles plaats in groepsprojecten? Wat betekent het dat elke student zich moet kunnen verantwoorden voor het uiteindelijke product? 2.1.1 Het maken van een aspectenschema Een aspectenschema kan een eerste stap zijn om los te komen. Vaak stormen de vragen in het begin op je af. Er is veel waar je aandacht aan moet besteden. Dat kan, zeker in het begin, lastig zijn. Schrik daar niet van: het is juist een van de achterliggende bedoelingen van projectmatig werken dat je leert om in relatief ingewikkelde zaken zelfstandig lijn aan te brengen. Een aspectenschema kan een eerste stap zijn om beter overzicht te krijgen. Hoe maak je zo'n aspectenschema? In de eerste plaats moet je natuurlijk zoveel mogelijk relevante vragen verzamelen. Die kan je koppelen aan een 'soortnaam'. Zo zijn er vragen die betrekking hebben op het eindproduct, op de stappen van het projectmatig werken enzovoorts. Die vragen kun je dan in het schema op de volgende bladzijde onderbrengen. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 20 Aspecten van projectwerk Aspecten Bijbehorende vragen (o.a.) 1. Het startdocu- Wat is een ment startdocument? Wat staat er in? 2. Aanpak: de Hoe pakken we het stappen in het probleem aan? project Wat te doen Het antom woord antwoorden te vinden? Inpassen in het grotere geheel Kijken in hoofdstuk 3 Oude startdocumenten opsporen en bekijken Wat is een sociaal café? Wat is een ontwerp? Wie gaat wat doen? Mogen we bijvoorbeeld te laat komen? Hoe wordt er getoetst? Wat is een groepscijfer? Wat betekent verantwoorden? 7. ProjectWanneer komen we organisatie waar bij elkaar en wat doen we dan? 8. Kennismaken Hoe heten mijn groepsleden? Waar zijn ze goed in? 9. Voorzitten en Wat doet een voorzitter? Notuleren Hoe schrijven we notulen? 10. Samenwerken Wat doen we bij conflicten? 3. Het eindproduct 4. Taakverdeling 5. Regels in de groep 6. Beoordeling 2.1.2 De aspecten geordend Zo'n aspectenschema is een eerste ordening om greep te krijgen op complexe problemen. Nu komt het er op aan te gaan ontdekken welke aspecten bij elkaar horen (clusteren), een bepaalde relatie hebben of in een bepaalde volgorde komen te staan. Daardoor krijgt het aspectenschema structuur. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 21 Geordende aspecten van projectwerk Aspecten Bijbehorende vragen (o.a.) 1. Het startdocument Wat is een startdocument? Wat is de relatie met het eindproduct? 2. Het eindproduct Wat is een sociaal café? Wat is een ontwerp? 3. Aanpak: de stappen in het project 4. Taakverdeling 5. Projectorganisatie 6. Beoordeling 7. Kennismaken 8. Voorzitten en Notuleren 9. Regels in de groep 10. Samenwerken Wat te doen Het ant- Inpasom antwoor- woord sen den te vinden? Kijken in hoofdstuk 3 Oude startdocumenten opsporen en bekijken Hoe pakken we het probleem aan? Welke taken zijn er? Wie gaat wat doen? Wanneer komen we waar bij elkaar en wat doen we dan? Hoe wordt er getoetst? Wat betekent verantwoorden? Hoe heten mijn groepsleden? Waar zijn ze goed in? Wat doet een voorzitter? Hoe schrijven we notulen? Mogen we te laat komen? Wat doen we bij conflicten? De eerste zes aspecten bijvoorbeeld hebben te maken met de kenmerken van projectmatig werken en leren. Deze worden in hoofdstuk drie verder uitgelegd. De volgende vier aspecten hebben meer te maken met het werken in een groep (aan een project). Hiervoor vind je in de werkmodellen verschillende steuntjes. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 22 2.1.3 De kunst van het op een rijtje zetten: er zijn veel aspecten tegelijkertijd aan de orde Soms heb je desondanks het gevoel dat je 'vastzit'. Er is weliswaar enige orde aangebracht in alle vragen waarmee je zat, maar je bent nog niet zo zeker van deze ordening of je weet nog niet zo goed hoe je nu verder moet. Het is dan ook plezierig dat er bij de start van het projectwerk een projectbegeleider aanwezig is. Deze lost weliswaar niet de problemen voor je op, maar kan wel behulpzaam zijn bij het op een rijtje zetten van al deze aspecten. Maar de projectbegeleider is niet altijd aanwezig. Het merendeel van de tijd zul je dit zelf moeten doen. Sterker nog: een van de doelen van projectmatig leren is dat je zelf leert de aspecten van een probleem of van problemen een naam te geven en op een rijtje te zetten. Voor het in kaart brengen van deze aspecten hebben we onderstaand schema ontwikkeld. Loskomen als je vastzit: bij het op een rijtje zetten van aspecten van probleem X. Aspecten Bijbehorende Wat te doen Het Inpassen vragen (o.a.) om antwoord in het antwoorden grotere te vinden? geheel etc. Dit schema kan altijd gebruikt worden. Door de voorzitter of door een groepslid of door de notulist. Als je het idee hebt dat er over meerdere verschillende zaken gesproken wordt, probeer dan structuur aan te brengen in de chaos door bijvoorbeeld een ‘aspectenschema’. Het kan om verschillende zaken gaan, maar ook om verschillende kanten van Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 23 een probleem. Na het invullen van het schema kun je beslissen verschillende aspecten eerst te clusteren. Daarna stel je vast wanneer en hoe je welk aspect behandelt. Je zult zien - het is even wennen maar de bijeenkomsten zullen meer gestructureerd verlopen. Het aspect projectfasering (de stappen in het project) is zo belangrijk dat we er in hoofdstuk drie uitgebreid aandacht aan besteden. Dit aspect wordt uitvergroot onder het kopje Projectstappenplan op pagina 32. 2.2 De kunst van ‘het vragen stellen’. Het op een rijtje zetten van aspecten is een eerste systematische stap. Het helpt om te bepalen wat de relatie is van de verschillende aspecten en wanneer je welk aspect bespreekt. De tweede kolom is bedoeld om helder te krijgen hoe je het bespreekt. Jezelf vragen stellen. De bij het aspect horende vragen opschrijven. Iemand zegt bijvoorbeeld over het aspect ‘aanpak’: ‘Laten we eens gaan kijken bij Oibibio’ Dat lijkt een goed idee, ergens gaan kijken is altijd stimulerend, maar welke vraag zit er achter? Waarom wil je gaan kijken? Het antwoord kan zijn: ‘Ik zou wel eens willen weten wat er allemaal meespeelt in een sociaal café’. Dat geeft feitelijk de vraag weer. Je wilt je oriënteren. Met het je leren vragen stellen stuur je jezelf en daarmee het project. Dit is een belangrijk aspect van het zelfstandig leren of ‘Leren-Leren’. Dat vragenstellen lijkt een erg voor de hand liggende vaardigheid te zijn. Toch ben je er vermoedelijk slecht in getraind. Als je er even bij stil staat, realiseer je dan dat in het traditionele schoolsysteem, bijvoorbeeld havo, mbo, vwo - of het nu kort of lang geleden is - er meer op antwoorden gelet werd dan op de bijbehorende vragen. Proefwerkcijfers kreeg je voor goede antwoorden en niet voor goede vragen. Goede vragen werden zelfs lang niet altijd op prijs gesteld. Je was dan 'lastig' in plaats van leergierig. Toch is ‘het stellen van vragen’ het begin van een goed antwoord. Geen enkel (beroeps)probleem, zelfs een ogenschijnlijk eenvoudig probleem, geeft die vragen uit zichzelf. Het ingewikkelde is dat professionals het stellen van vragen en het geven van antwoorden tegelijkertijd doen. In een opleiding zul je dit moeten leren onderscheiden, vandaar de vijf kolommen in ons schema. Laten we het sociale café nemen en toepassen hoe we het Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 24 aspectenschema kunnen gebruiken. Uit het aspectenschema van pagina 23 nemen we het aspect ‘eindproduct’ om ons eens verder te verdiepen. Zet aspecten van het eindproduct Sociaal Café op een rijtje Aspecten Bijbehorende vragen (o.a.) 1. Sociaal café Wat maakt een sociaal café, tot een ‘sociaal’ café? Welke elementen zitten er in? Welke functie heeft een sociaal café? 2. Specificatie 1I: Welke verschillende voldoen aan behoeften zijn er? behoefte Zijn er verschillen in behoeften tussen typen studenten? 3. Specificatie II: Wat zijn de recht doen aan doelstellingen van de de doelopleiding? stellingen van Hoe constateer je dat de opleiding iets recht doet aan de doelstelling? 4. Specificatie III Enzovoorts 5. Specificatie IV 6. Etc Wat te doen om Het Inpassen in antwoorden te antwoord het grotere vinden? geheel Ergens gaan kijken Brainstormrondje maken Boeken lezen (welke?) Iemand (Wie?) vragen Onderzoek doen (Hoe?) Vragen formuleren Met zo’n zelfgemaakt schema sla je drie vliegen in een klap. De eerste klap is dat zo’n schema meer structuur aanbrengt in een vergadering. Een voorzitter van de vergadering kan bijvoorbeeld een rondje maken langs alle leden en aan iedereen vragen: Wie heeft er nog een aspect dat bij het eindproduct hoort? Wie heeft er een vraag om dat aspect te specificeren? Wat gaan we doen om die vragen te beantwoorden? De tweede klap is dat het te maken product (‘het ontwerpen van een sociaal café’) verbonden wordt met het achterliggende probleem. Als Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 25 het achterliggende probleem is ‘dat studenten elkaar willen ontmoeten’, en het ‘sociaal café’ daar een oplossing voor moet zijn, dan is het wel nodig om te weten wat die studenten precies willen. Studeerruimten? Praatruimten? Feestruimte? Ruimte voor computers? Door vragen te stellen over het achterliggende probleem worden langzamerhand relaties gelegd. Het verhelderen van het achterliggende probleem met de bedoeling om te komen tot een verheldering van de productcriteria, wordt analyse genoemd. De derde klap is dat het mogelijk gemaakt wordt om taken te verdelen en vervolgafspraken te maken. Het verdeelt nu eenmaal makkelijk door af te spreken wie, welke vraag voor zijn rekening neemt. Als na een tijd groepsleden de antwoorden gevonden hebben, dan kunnen deze antwoorden besproken worden. Mogelijk moet je ook nadenken over hoe ze in het grote geheel in te passen. Bijvoorbeeld ‘het antwoord op deze vraag moet vooral in hoofdstuk 2 van ons verslag komen’. Misschien roepen de antwoorden nieuwe vragen op. Natuurlijk hoef je niet precies dit schema te gebruiken. Misschien staat er in je projecthandleiding een ander of beter schema of misschien kun je met een zelfgemaakt schema beter uit de voeten. Voor alle schema’s blijft echter gelden: voordat je aan het werk gaat, zul je vragen moeten stellen. Dat je af en toe vast komt te zitten, is logisch. Eerlijk gezegd hopen we dat ook een beetje. Het maken van plannetjes om er zelf uit te komen, is een belangrijke projectvaardigheid, die je moet leren. Dit ‘loskomen bij het vastzitten’ is ook het soort vaardigheid die je in de meeste beroepen nodig hebt. Of je nu een maatschappelijk of cultureel werker aan het werk ziet, een manager of een leerkracht, een technicus of econoom. Een gemeenschappelijk kenmerk is dat zij, gesteld voor een nieuw beroepsprobleem, goede vragen kunnen stellen. Deze vragen zetten het vliegwiel in werking, waarmee losgekomen wordt en uiteindelijk het probleem opgelost wordt. Dat is Leren-Leren ten top. 2.3 Hulpmiddelen helpen je bij het stellen van vragen Het zal wel wennen zijn. Of je nu voltijd- of deeltijdstudenten bent, de meeste studenten komen uit een schoolsysteem, waarin de leerkracht je losmaakte uit het vastzitten, waarin als het ware de leerkracht het vliegwiel van het leren in beweging zette. Dat losmaken gebeurde meestal doordat de leerkracht antwoorden gaf. Soms werden er Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 26 antwoorden gegeven, terwijl je niet eens een vraag gesteld had. Dit soort losmaken vinden we strijdig met het doel van een beroepsopleiding. Een zelfstandige beroepsbeoefenaar kan zelf loskomen wanneer hij/zij vastzit en een beroepsopleiding dient hem of haar dat te leren. Dat betekent niet dat als je vastzit tijdens het projectmatig leren, je meteen in de steek gelaten wordt. Er is immers (1) een interessant beroepsprobleem, een (2) projectbegeleider, er zijn (3) ondersteunende colleges, er zijn (4) goede verwijzingen naar boeken en er is (5) een mediatheek met up to date studieboeken en andere studiebronnen. Ook is er (6) een projecthandleiding en in deze algemene handleiding (7) tenslotte vind je een aardige serie stappenplannen of werkmodellen. Deze stappenplannen en werkmodellen kun je inzetten als je even vastzit. Het eerste stappenplan, het aspectenschema, hebben we al gegeven. Andere kun je lezen in de bijlagen. In het onderstaande schema hebben we de namen van de werkmodellen op een rijtje gezet. 2.4 Het gebruik van werkmodellen Bij elk van de aspecten van projectmatig werken en leren, hebben we soms één, soms verschillende werkmodellen gemaakt. Je vindt deze modellen in hoofdstuk 3 en 4 en in de bijlagen. De werkmodellen leveren vaak handige vragen op of tips om een bepaald onderwerp aan de orde te stellen. Let wel er zijn duizend en één werkmodellen. Het is de manier om een theorie of concept bruikbaar te maken. Een werkmodel is een samenvatting van een theorie zou je kunnen zeggen in de vorm van een serie vragen die in een bepaalde volgorde staan, een checklist, een stappenplan of een aantal aan elkaar gekoppelde opdrachten. In de bijlagen van deze algemene projecthandleiding vind je een serie werkmodellen bij elkaar. Net als de stappenplannen of werkmodellen in deze algemene projecthandleiding worden ook in de specifieke projecthandleidingen stappenplannen en werkmodellen verstrekt. In het project van het ‘sociaal café’ kan een voorbeeld een model van een begroting als bijlage in de handleiding zijn opgenomen. Ook zouden aandachtspunten bij het houden van gestandaardiseerde interviews opgenomen kunnen zijn. Bijvoorbeeld in de vorm van een A4-tje waarop de belangrijkste vragen in de goede volgorde zijn afgebeeld Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 27 Dit soort werkmodellen zal je later in de opleiding meer zelf maken en gebruiken in nieuwe situaties. Werkmodellen lenen zich ook uitstekend om ze (gedeeltelijk) te veranderen of te herformuleren. Immers de problemen waarop ze betrekking hebben veranderen vaak. Het bewust gebruiken van werkmodellen is een belangrijke competentie van professionals. Door de achterliggende redeneringen van het model onder woorden te brengen, verantwoord een professional zijn werkwijze. Het verantwoorden ("legitimeren") van het beroepshandelen is een absolute eis die aan professionals gesteld kan worden. 2.5 Een voorbeeld van een werkmodel voor de start van de eerste bijeenkomst Hoe begin je nu met projectmatig werken? We geven hieronder een aantal suggesties. Begin met (1) kennismaken. De projectbegeleider zal hiervoor wel een idee hebben, maar als je het alleen moet doen, maak dan een simpel rondje en vraag aan een ieder wat je wilt vragen. Het (2) aanwijzen van een weekvoorzitter en notulist, lijkt ook zo’n begintaak. Misschien moet je wel als nummer één een dagvoorzitter kiezen. De precieze verdeling van weekvoorzitters en notulisten komt later wel, nu is er in ieder geval een dagvoorzitter. Een (3) echte start met het project. Wat wordt er eigenlijk gevraagd. Welke vragen levert dat bij ons zelf op. De notulist zou het ‘aspectenschema’ op het bord kunnen zetten, zodat allerlei vragen opgeschreven kunnen worden. Na de lijst met vragen komt (4) de taakverdeling, wie gaat wat doen en wanneer. Ook de vervolgafspraken (organisatie) (5) moeten gemaakt worden. Misschien moet je eindigen (6) met het maken van algemene afspraken. Sommigen willen hier graag mee beginnen en dat lijkt ons ook geen probleem. Uit de punten (1) tot en met (6) kun je in ieder geval een ‘agenda’ halen voor de eerste bijeenkomst. 2.6 De rol van de begeleiding bestaat uit het helpen goede Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 28 vragen te formuleren. De projectbegeleider is gedurende de looptijd van het project een beperkt aantal uren aanwezig. Hoe vaak dat is, hangt af van de fase waarin het project zich bevindt. In het begin wat meer en langer dan halverwege de rit als iedereen lekker aan het werk is. Denk in ieder geval goed na over hoe je die uren zo productief mogelijk kunt maken. Als hij/zij aanwezig is, vervult hij/ zij vooral een begeleidende taak. Hij/zij zal niet veel uitleggen tijdens het begeleiden. Bij deze docent hoef je niet aan te komen met vragen als: ‘Kunt u nu precies vertellen wat een sociaal café is?’ of ‘Hoe moeten we nu onderzoek doen om de behoeften van studenten vast te stellen’. Dit zijn inhoudelijke vragen. Die zul je zelf moeten uitzoeken. De projectbegeleider geeft wel hulp bij: (1) Waar je allemaal aan moet denken bij zo’n onderzoek: het op een rijtje zetten van aspecten die aan de orde zijn. (2) het formuleren van (scherpere) vragen, (3) het op een rijtje zetten van alle vragen en (4) het bedenken van een plan van aanpak voor de vragen, en (5) het inpassen van de (deel)antwoorden in het grotere geheel van het project. Je mag natuurlijk wel aan de projectbegeleider vragen of je de goede vragen stelt. Trouwens hij/zij zal zelf ook komen met vragen. De belangrijkste vragen van de projectbegeleider zijn: Welke aspecten zijn aan de orde? Zijn dat alle aspecten? Welke relaties bestaan tussen de aspecten? Welke vragen heb je bedacht? Zijn dat alle vragen? Welk plan heb je om de vragen te beantwoorden? De taak van de projectbegeleider bestaat dus uit het helpen bij het formuleren van vragen en het maken van plannen voor het ontwerpen van een sociaal café. Je ziet aan de voorbeelden dat een projectbegeleider er niet is om de zaak voor te kauwen. Het kan zijn dat de projectbegeleider: Je helpt bij het maken van een plan om groepsproblemen op te lossen, zoals te laat komen, vastzitten, niet aan afspraken houden. Je helpt bij het maken van een plan om de bijeenkomsten en Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 29 vergaderingen gestructureerd te laten verlopen. Je helpt bij het maken van een plan om moeilijke begrippen en procedures aan de weet te komen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar boeken of andere docenten. Je feedback geeft op leerproblemen als hoofd- en bijzaken zijn niet goed onderscheiden, er zitten te veel details in de vraagstelling, het startdocument is te mager uitgewerkt. De projectbegeleider heeft twee petten op. Naast de begeleidende pet ook een beoordelende pet. Al vrij snel aan het begin, in veel gevallen na 25% van de projecttijd, beoordeelt hij/zij jullie startdocument. In dit startdocument (zie Projectstappenplan op pagina 34) heb je het projectplan beschreven. De projectbegeleider beoordeelt of dat plan een kansrijk plan is. In het gesprek over de inhoud van het startdocument zal de projectbegeleider ook inhoudelijk commentaar geven. Ook aan het eind beoordeelt de projectbegeleider (vaak met een collega-docent) of het uiteindelijke product voldoende is. Vaak zal een docent zijn beoordelende rol vormgeven door de plaats van de opdrachtgever in te nemen. In het project is het uiteindelijk een opdrachtgever die moet toetsen of naar tevredenheid aan de opdracht is voldaan. Dat betekent dat de productcriteria voldoende moeten zijn uitgewerkt in een ontwerp dat in de praktijk toegepast kan worden. 2.7 Docenten hebben verschillende taken Docenten vervullen verschillende taken. Naast de projectbegeleider die jullie begeleidt, zijn er docenten die colleges en practica geven. Het kan natuurlijk wel dezelfde persoon zijn. Daarnaast - en je kunt dat precies lezen in de specifieke projecthandleidingen - zullen sommige docenten een consultancy -taak vervullen. Deze docenten zijn aangewezen vanwege hun specifieke kennis over het projectonderwerp. In de projecthandleiding staan dan bijvoorbeeld spreekuren van deze docent of er staat aangegeven wanneer hij de projectgroep bezoekt. Aan deze docent kun je alles vragen over je onderwerp: van relevante boeken tot ingewikkelde samenhangen en meer. Alle docenten die met het project te maken hebben, zullen ook, tenminste een keer in de veertien dagen, met elkaar overleggen over de voortgang van alle projecten. Op deze manier kunnen ze ook snel wat doen als er iets structureel mis dreigt te gaan. Om het plaatje Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 30 compleet te maken, zijn er ook docenten die trainingen geven, bijvoorbeeld een training gespreksvoering. Deze trainingen hebben wel vaak te maken met het project, maar maken daar geen deel van uit en worden apart beoordeeld. Deze laten we hier buiten beschouwing. De colleges en practica hebben een ondersteunende taak bij het project. Deze colleges zullen gaan over aspecten waar je zelf niet zo makkelijk op komt, bijvoorbeeld een college over ‘Waar zijn ideeën van sociale cafés ontstaan en waarom’. of ‘Hoe maak je eigenlijk een begroting en wat is de functie van een begroting’. SJD-ers krijgen vast colleges over ‘de structuur van het strafrecht’. Immers zij moeten een reclasseringsrapport ontwerpen. P&A-ers krijgen een college over ‘de functie van de arbeidsovereenkomst’, CMV-studenten over het werken met kinderen, SPH-studenten over opvattingen over hulpverlening en Maatschappelijkwerk-studenten over het maken van een ecogram. Zij moeten het sociale netwerk van een cliënt in kaart brengen. Soms staat in de projecthandleiding de mogelijkheid om zelf onderwerpen voor colleges aan te dragen. Maak daar gebruik van. Draag zo’n onderwerp aan bij de projectbegeleider. Hij zal in het overleg met andere docenten er een college over organiseren. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 31 3. De systematiek van het projectmatig werken Hoofdstuk 3 bevat de systematiek van het projectmatig werken. De begrippen en de werkwijze die je hierin aantreft zul je ook weer tegenkomen in iedere projecthandleiding. De onderwerpen die je uitwerkt zijn nogal omvangrijk van aard. Een ontwerp van een sociaal café is niet iets wat je op een achternamiddag doet. Natuurlijk heb je er meteen ideeën over, wie niet, maar die zullen uitgewerkt, getoetst en verantwoord moeten worden. Een opdrachtgever zit niet verlegen om zomaar ideeën. Die kan hij/zij zelf ook wel bedenken. Het gaat dus om een gedegen ontwerp. Een ontwerp dat ook verantwoord en beargumenteerd wordt. Een ontwerp waar een professional geen echte gaten meer in kan schieten. Een ontwerp dat zo in de praktijk toegepast kan worden. Wie zich dat eigen maakt, is hard op weg zelf een professional te worden. Want wat geldt voor opdrachtgevers, geldt ook voor je latere collega's en leidinggevenden: zij zitten verlegen om gedegen inbreng. Vandaar dat we planmatig werken. Het is een van de belangrijkste kenmerken van projectmatig werken. Je werkt systematisch aan een product dat voldoet aan een aantal kwaliteitscriteria. Projectmatig werken is niet maar eens wat proberen en nog eens iets erbij improviseren. Een kijkje nemen bij Oibibio is uitstekend voor de beeldvorming van het product, maar is absoluut onvoldoende om maar de simpelste vragen rond een sociaal café te beantwoorden. Projectmatig werken is ook niet het afwerken van een geprogrammeerde instructie, het doen van een invuloefening of het routinematig een klus opknappen. 3.1 Projectstappenplan Projectmatig werken is het systematisch, volgens bepaalde stappen, werken aan de oplossing van een probleem. Wij onderscheiden in projectmatig werken zes stappen of fasen. Je zult later merken dat het er ook vier of tien hadden kunnen zijn. Het gaat er maar om hoe gedetailleerd je bepaalde fasen onderscheidt. In elke fase werk je toe naar een mijlpaal. Dit is een datum waarop je een tastbaar resultaat gereed hebt. Op deze manier kun je controleren of je op schema ligt. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 32 Het hoofdschema van een projectstappenplan ziet er als volgt uit: 0. 1. 2. 3. Algemene afspraken/ projectbeheersingsafspraken Oriënteren op het product Analyseren van de achtergronden Formuleren van precieze doelen: maak een plan van aanpak 4. Uitvoeren: voer het plan van aanpak uit (en stel bij) 5. Controleren en beoordelen 6. Evalueren Stap 0 is geldig voor het hele project. Afspraken over tijd, geld, kwaliteit, organisatie en informatie worden feitelijk gedurende het gehele project gemaakt, onderhouden of veranderd. Vandaar het begrip ‘projectbeheersen’ Als halverwege het project de planning mis gaat (tijd!) dan zul je opnieuw afspraken rond tijd moeten maken. Voor de uitleg in deze algemene projecthandleiding, doen we even alsof het maken van projectbeheersingsafspraken stap 0 is, een stap die je als allereerste zet. Weet echter dat stap 0 tijdens de hele rit van belang is. Het stappenplan is bedoeld om systematisch vooruit te gaan, maar ook om - als het fout gaat - terug te keren op je schreden. In schema gezet: (zie volgende bladzijde) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 33 Het projectstappenplan Project beheersen Maak Afspraken over: A. Tijd B. Geld C. Kwaliteit D. Organisatie E. Informatie Hoofdfasen Voorbereiden 1. Oriënteren op het product 2. Analyseren van de achtergronden 3. Formuleren van precieze doelen: maak een plan van aanpak 4. Uitvoeren: voer het plan van aanpak uit (en stel bij) 5. Controleren en beoordelen 6. Evalueren Tussenproducten StartDocument Eerste versie van het product Definitieve versie van het product Verwerking procesverslag 3.1.1 Het projectstappenplan helpt je op een aantal manieren. Op de eerste plaats helpt het projectstappenplan je in te zien dat je een ander soort vragen zal moeten stellen in de oriëntatiefase dan bijvoorbeeld in de analysefase in de oriëntatiefase bijvoorbeeld: wat is 'sociaal' in 'sociaal café'? In de analysefase bijvoorbeeld: 'welke behoeften leven er eigenlijk, waarop een sociaal café een antwoord moet geven?'. Het eerder besproken aspectenschema kan nu voor elke fase (elke stap) in het project een eigen invulling krijgen. Daarvan vind je in de volgende paragrafen voorbeelden. Duidelijk wordt dat er nu veel meer en bovendien scherper geformuleerde vragen mogelijk zijn, dan dat we in eerste instantie bij het voorbeeld van het sociaal café noemden. Op de tweede plaats helpt het projectstappenplan je door de vragen in de juiste fase te zetten. Vaak bedenk je in het begin al Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 34 vragen die je pas later hoeft uit te zoeken. Het gevaar bestaat dan, dat je die later niet meer weet. Het stappenplan maakt het mogelijk ze voorlopig in de juiste fase te 'parkeren'. Later kan je dan alsnog bekijken wat je er precies mee gaat doen. Maar ook dwingt het stappenplan je om zorgvuldig, fase voor fase, na te gaan wat je daar moet doen of uitzoeken. Soms krijgen vragen daardoor een andere plek. Vragen zoals: ‘Wat is eigenlijk een sociaal café?’; ‘Welke functie vervult het?’; ‘Uit welke onderdelen bestaat het?’, Wat is het achterliggende probleem?’, behoren duidelijk tot de oriëntatiefase en de analysefase. Deze vragen zul je in de eerste weken op moeten zien te lossen. Vragen als: ‘Hoe gaat het ontwerp er precies uit zien, welke doelen geven we aan een sociaal café?’, zijn vragen die in fase 3 (formuleren van doelen) aan bod komen. Op de derde plaats maakt een projectstappenplan een planning over een langere periode mogelijk. Daardoor krijg je overzicht op de tussenproducten en de mijlpalen die je moet halen. In het projectmatig werken in de beroepspraktijk zelf zul je ervaren dat het bespreken van tussenproducten cruciale fasen zijn in een project. In deze bespreking van belanghebbenden bij het project kunnen afspraken gemaakt worden over het bijsturen van het project of over het aanscherpen van de productcriteria. In principe zijn er drie hoofdmijlpalen: het startdocument (kost je meestal 25% van de projecttijd), een eerste versie van het product wordt na 75% van de projecttijd opgeleverd. Een definitieve versie van het product na 90%. Deze fasering maakt het mogelijk te beoordelen of het project 'de goede kant opgaat'. De opdracht en de (inmiddels) geformuleerde productcriteria zijn steeds de belangrijke referentiepunten. In uitzonderlijke gevallen kan besloten worden tot het 'afblazen' van het project. De resterende tijd gebruik je om het logboek tot een procesverslag bij te werken en je voor te bereiden op de beoordeling en de eventuele presentatie van je project. Daarmee maakt het projectstappenplan een planning over een langere periode mogelijk. Op de vierde plaats zie je in het projectschema (eerste kolom) dat je het hele project door een aantal afspraken zult moeten maken. Of je nu in de oriëntatiefase bent of in de uitvoeringsfase, je zult bijvoorbeeld moeten afspreken wanneer je elkaar weer tegenkomt en wat je dan doet. Je zult na moeten gaan wat je doet met de informatie die andere projectgroepleden verzamelen. Krijg je die op een bijeenkomst te horen of moet je er maar zelf achter zien te Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 35 komen. 3.2 Fase 0: het maken van afspraken voor het beheersen van het project. Het is handig om een aantal algemene afspraken te maken. Afspraken die gedurende het gehele project gelden en die mogelijkerwijze gedurende de rit bijgesteld kunnen worden. Je kunt dit samenwerkingsafspraken noemen, maar de afspraken gaan over een aantal aspecten, zoals tijdsafspraken, afspraken rond de organisatie, afspraken rond de wijze waarop je informatie verzamelt en uitwisselt en tenslotte afspraken om de kwaliteit van je product in de gaten te houden. Bij het maken van afspraken speelt natuurlijk ieders ervaring mee; ervaringen met deze onderwijsvorm of met elkaars motieven voor deze studie. Een belangrijke tip blijkt deze: als er weinig routine in de groep aanwezig is bij het maken van afspraken, zijn goede afspraken over de gemeenschappelijke aanpak des te belangrijker. Zulke afspraken worden ten onrechte wel eens uitgelegd als wantrouwen naar elkaar. Dat is natuurlijk onzin. Als het mogelijk blijkt, kan je best de teugels wat laten vieren. Maar beginnen met te losse teugels is niet aan te raden. In onderstaand aspectenschema (zie volgende bladzijde) hebben we al vast een aantal voor de hand liggende zaken ingevuld. Je kan er zoveel aan toevoegen of uit weg schrappen als je voor je eigen project van belang vindt. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 36 Werkmodel Fase 0 Afspraken voor het beheersen van het project. Aspect Bijbehorende vragen Tijdsbeheer Wat te doen om antwoorden te vinden? (Bijvoorbeeld....) Welke afspraken moeten we maken om de projectuitvoering op tijd te laten lopen? Maak een lijst van mogelijke activiteiten die ervoor kunnen zorgen dat de projectuitvoering op tijd blijft lopen. Formuleer de activiteiten zo concreet mogelijk. Kwaliteits Welke afspraken Maak een lijst van beheer moeten we maken om mogelijke activiteiten die het project uiteindelijk ervoor kunnen zorgen aan alle eisen te laten dat het uiteindelijke voldoen? product aan alle eisen Welke kwaliteitseisen voldoet. zijn door de opleiding geformuleerd? InforWelke afspraken Maak een lijst van matiemoeten we maken om manieren waarop je beheer de projectinformatie informatie op papier kunt goed uit te wisselen? zetten (notatievormen). Wie moeten we Maak een informeren: informatielijstje met data opdrachtgever, begeleider, gebruikers van het product, etc. Organisat Welke afspraken Maak een lijst van iebeheer moeten we maken om mogelijke afspraken of de organisatie zo maatregelen die ervoor efficiënt mogelijk te kunnen zorgen dat de laten verlopen? organisatie van het project zo soepel mogelijk verloopt: aanen afwezigheid, deelname, voorbereiding Het antwoord Inpas (Bijvoorsen beeld...) We starten om 8.30u. We maken afspraken rond presentie We laten de eerste versie lezen door een andere projectgroep van studenten. We gebruiken Word 6 of word97. Notulen worden voor iedereen gekopieerd. We stellen een adressenlijst samen 3.2.1 Welk product levert fase 0 op. Fase 0 staat vroeg op de agenda van de projectgroep. Het levert een schriftelijk verslag. Vermoedelijk een verslag van een vergadering waarin deze voorstellen ontwikkeld en besproken zijn. Het verslag Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 37 wordt toegevoegd aan de notulen of het logboek. Op die manier kan iedereen het raadplegen. Het logboek wordt bijgehouden om later een verslag te maken over hoe de groep gewerkt heeft: een groepsprocesverslag. Zie pagina 64. Deze serie afspraken wordt ook wel een 0-papier genoemd. Dit om aan te geven dat het de echte start van het project is. Het 0-papier kan later als bijlage in het startdocument opgenomen worden, zie hiervoor ook ‘Het begeleiden en beoordelen van een startdocument‘ op pagina 54. Vervolgens begint het werken aan het startdocument. Dat is het belangrijkste tussenproduct van het projectmatig werken en leren. 3.3 Het startdocument Nadat je algemene afspraken hebt gemaakt, begint het werken aan de inhoud van het project. Het eerste product dat daarbij past is het startdocument. Een startdocument is het plan dat de projectgroep schrijft waarmee ze aangeeft hoe er aan de opdracht gewerkt gaat worden en welke resultaten er te verwachten zijn. In het startdocument staan de doelstellingen voor dit project. In het startdocument staat het plan van aanpak. Dit plan geeft aan hoe de projectgroep het product voor dit project denkt te realiseren. Daarmee geeft het de kern weer van het Leren-Leren. Het startdocument wordt meestal na 25% van de tijd op papier gezet. Er zijn verschillende variaties startdocumenten. Zie hiervoor pagina 48 twee variaties in startdocumenten. In een van de variaties wordt na het startdocument nog een plan van aanpak gemaakt. Dan is het startdocument bescheidener in pretentie. Een startdocument heeft verschillende functies. Het geeft het contract tussen de projectgroepleden weer Het is de afsluiting van de oriëntatiefase Het is de eerste outline van de analysefase Er staan doelstellingen van het project in geformuleerd Het kijkt vooruit op de uitvoering van het project Het geeft een eerste plan van aanpak (taakverdeling en planning) Zie voor de verdere concrete uitwerking van het startdocument.Fase 3: het formuleren van concrete doelen voor het project op pagina 50 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 38 3.4 Fase 1: de oriëntatiefase. In de praktijk van het projectwerk blijkt dat een goede en brede oriëntatie voor elk project goud waard is. In de oriëntatiefase maak je een eerste beeld van het gewenste product (de wervings- en selectieprocedure, de intakeprocedure, het reclasseringsrapport) en de omgeving of context waarin dit product moet functioneren. Uiteraard zijn de opdracht van de opdrachtgever en de al door hem geformuleerde (kwaliteits) criteria uitgangspunt. Maar je moet ook een goed beeld hebben van de omgeving, anders wordt niet duidelijk wat het belang en de functie van het product zijn. Zo wordt duidelijk om wat voor beroepsprobleem het project eigenlijk draait. Je brengt met een groothoeklens als het ware het gehele landschap in beeld. Zwaai die film maar lekker heen en weer. Het volgende werkmodel kan hierbij behulpzaam zijn. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 39 Werkmodel fase 1 De oriëntatie of beeldvorming Aspect Bijbehorende vragen De verschillende posities in de projectorganisatie. De plaats van het product in de context van het beroep (setting) De omschrijving en interpretatie van de opdracht. De waardenoriëntaties De verschillende onderdelen waaruit het product bestaat (structuur van het product) Volgorde van de onderdelen (strategie) Wie is de opdrachtgever? Wie zijn de andere belanghebbenden bij het project ? Welke rol spelen of welk belang hebben die belanghebbenden? Wie zijn de gebruikers van het product en hoe zouden die er mee om moeten gaan? In welke context- of taakomgeving functioneert het product en de projectgroep? Aan welke criteria moet het product voldoen? Wat weten we zelf van het product? Wat wordt er in de literatuur overgeschreven? Welke typische beroepskwesties vertegenwoordigt het product? Uit welke onderdelen of aspecten bestaat het? Hoe is het product intern gestructureerd? Wat te Het doen antom ant- woord woorden te vinden? Inpassen in het grotere geheel Literatuur Interviewen Brainstormen In welke volgorde staan de onderdelen of moeten de onderdelen bestudeerd worden? Je maakt je druk om de eerste beeldvorming van het product. Toegepast op het sociale café kom je bijvoorbeeld tot de volgende vragen. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 40 Wat weet je zelf van een sociaal café? Waar bestaat een sociaal café uit? Wordt er in de literatuur over dit soort producten geschreven en wat zegt een encyclopedie erover? Waar kunnen we er een gaan bezoeken? Zijn er door anderen al beleidsnota’s over geschreven? Waarom is er ineens zo’n belangstelling voor een sociaal café? Zijn er voorbeelden van sociale cafés? (Schriftelijke bronnen raadplegen, Homepages bekijken op het internet) Wie zijn de initiatiefnemers? Wie de gebruikers? Wat kan je met een ‘sociaal café’ bereiken? De opdrachtgever heeft een zekere verwachting van wat het effect of nut van jullie eindproduct zal zijn. Hij/zij wil dat het iets oplevert wat 'past'. Maar wat is een passende oplossing? Daar kun je op uiteenlopende manieren op oriënteren. 1. Je kan oplossingen passend vinden die door anderen in soortgelijke situaties al zijn toegepast. 2. Je kan oplossingen passend vinden die optimaal gebruik maken van wat er op dit moment aan kennis en kunde voorhanden is. 3. Je kan oplossingen passend vinden die schetsen welke ontwikkelingen in de nabije toekomst zullen plaatsvinden. 4. Je kan oplossingen passend vinden die je het meest wenselijk acht en die dus een verandering inhouden ten opzichte van de huidige situatie. 5. Je kan oplossingen passend vinden die uitgaan van de wensen van de gebruikers en de andere belanghebbenden van dit ogenblik. Zij hebben allen eigen verlangens en belangen en het kan nodig zijn om daartussen een keuze te maken. Je ziet dat er meerdere manieren zijn om je op het eindproduct te oriënteren. Soms wordt er in de projecthandleiding al naar een bepaald type oplossing gevraagd. Dan helpt bovenstaande je om na te gaan wat voor een soort vraag dat eigenlijk is. In andere gevallen laat de opdrachtgever het aan de projectgroep over om een 'passende oplossing' te ontwerpen. Dan helpt bovenstaande je om tot een gemotiveerde keuze te komen voor één of meerdere van deze Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 41 benaderingen. Soms zelfs kan het zijn dat de projectgroep en de opdrachtgever van mening verschillen over het meest wenselijke type oplossing. Dán is het onderhandelen geblazen..! 3.4.1 Welk product levert fase 1 op Fase 1 (de oriëntatie) en fase 2 (de analyse) zullen in de praktijk een beetje door elkaar heenlopen. In deze fasen zul je dus veel kleine verslagen maken, voorstellen om ergens te gaan kijken, lijsten maken met titels van boeken die later geraadpleegd zullen worden, eerste samenvattingen van artikelen en boeken en vooral eerste antwoorden formuleren op de door jou gestelde vragen. Maak ook notulen. Zij zijn later van groot belang, omdat de eerste gesprekken structuur geven aan het gehele project. Later hoef je dan niet meer te reconstrueren. Uiteindelijk zullen deze vragen, de eerste antwoorden en jullie stappen om verdere antwoorden te vinden in het startdocument terechtkomen. Later in het project zullen deze vragen en antwoorden deel gaan uitmaken van het eindproduct. Hierover hoef je je nu nog geen zorgen te maken. Nu al een hoofdstukindeling van de beleidsnota ‘Sociaal café’ maken is erg voorbarig. Samenvattend: de fase van de oriëntatie levert het volgende op. 3.5 Een eigen omschrijving en interpretatie van de opdracht De formulering van de productcriteria De Beeldvorming van het -product (na deze fase) Formulering van (deel)vragen en (deel)taken die in de analysefase aangepakt gaan worden. Fase 2: de analysefase Hoe scherper je beeld van de situatie die aanleiding geeft tot het probleem, hoe preciezer je later kunt aanduiden dat het ontwikkelde product ook daadwerkelijk een oplossing is. Stel dat je meteen gaat beginnen aan het ontwikkelen van de elementen van een sociaal café, terwijl achteraf blijkt dat de opdrachtgever de onderzoeksgegevens verkeerd heeft geïnterpreteerd of de behoeften van studenten onvoldoende onderzocht heeft. Merk bijvoorbeeld op dat de directie ‘een relatie gelegd wil zien tussen het sociaal café en de arbeids- en studieresultaten.’ Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 42 Misschien wil de directie wat anders dan waaraan studenten behoefte hebben. In ieder geval is een analyse van de achterliggende zaken belangrijk. Vergelijk de analysefase met het inzoomen op details in het landschap van wisselende grootte en karakter (een kerkje, een bos, een boom, een plaquette) met behulp van de telelens -stand. Even opletten: telelenzen hebben een nadeel: je verliest het overzicht en een kijk op het verband tussen de onderdelen. Dus: af en toe uitzoomen naar normaal of zelfs naar groothoekstand. In deze fase staat logischerwijze het gedetailleerde in kaart brengen van het landschap centraal. Dus inzoomen op achterliggende zaken: de aanleiding, de echte knelpunten, de belangen van de belanghebbenden, de vraagstelling. 3.5.1 Centrale vraag: het achterliggende probleem Zoomen we in op de analysefase dan zoomen we vooral in op het achterliggende probleem. De centrale vragen die je moet beantwoorden zijn: Voor wat voor soort problemen dient het te ontwerpen product (hier een sociaal café) eigenlijk een oplossing dient te zijn. In het algemeen wordt deze achterliggende problematiek door een casus verteld. Niet een recht toe recht aan casus, waarin docenten al alles op een rijtje gezet hebben (een zogenaamde ‘well-formed’ casus) maar over het algemeen een ‘ill-formed’ casus, waarin de belangrijkste problemen, net als in de werkelijkheid verstopt zitten. Sommige cases gaan direct over het probleem. In ons voorbeeld déze directie, déze instelling, déze studenten. Soms gaan de cases over concrete personen of instellingen waar wat mee aan de hand is. Een jongere die hulp nodig heeft, een bedrijf dat in de problemen zit enzovoorts. Die cases hebben dan een dubbele bedoeling. Aan de ene kant vormt de casus de achtergrond van het product dat ontworpen moet worden. De casus beschrijft de situatie die eigenlijk aanleiding is om het product te maken. Aan de andere kant beschrijft de casus ook ‘probleemgevallen’, cliënten waar een instelling wat mee wilt of die wat van die instelling willen. 3.5.2 De analysefase in het startdocument Lieten we ons in de oriëntatiefase inspireren door allerlei vragen uit het ontwerpen van iets. In de analysefase laten we ons inspireren door het Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 43 onderzoeken van iets. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 44 Werkmodel fase 2 De eerste analyse van het achterliggende probleem Aspect Aanleiding Omschrij- ving van het probleem Bekende onderzoeks resultaten Knelpunten Definities Conclusie Bijbehorende vragen Wat doen Welke feiten en omstandigheden vormen de aanleiding voor het project? Wat zijn de knelpunten? Waar geeft het product een antwoord op? Welke behoeften spelen een rol? Welke vraagstelling zit daar achter? Wat is nu precies het probleem, waarvoor de projectgroep een oplossing aan moet dragen? Welke theorieën en visies zijn bekend over dit probleem en deze feiten? Welke ervaringen en onderzoeksresultaten zijn bekend voor vergelijkbare problemen? Welke omschrijvingen geven we of worden gegeven van de belangrijkste begrippen? Welke keuzen worden door de projectgroep gemaakt m.b.t. de hanteren begrippen, theorieën, visies, oplossingsalternatieven? Welke eisen worden aan het product gesteld? Wat zijn de doelstellingen of functies van het product? Hoe zou na de analyse het uiteindelijke product er uit kunnen zien? Welk plan van aanpak ontwikkel je? Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 45 In de oriëntatiefase was het vooral het product dat centraal staat: de elementen, de structuur, de gebruikers enzovoorts. In de analyse zijn het vooral de achterliggende problemen. De aanleiding, de knelpunten, de omstandigheden, de context en de achterliggende belangen die een rol spelen. In de analysefase ga je wat dieper in op het project of product dat je uiteindelijk moet ontwikkelen door op de achtergronden van het probleem in te gaan dat opgelost moet worden. Als we deze voor elk project geldende vragen toepassen op het sociale café, dan kunnen o.a. de volgende vragen ontstaan. Waarom wil de directie nu precies dat sociale café? Willen studenten dat ook? Welk onderzoek heeft de directie precies laten verrichten? Wat zijn de knelpunten voor studenten? (voltijd, deeltijd, man, vrouw, allochtoon, autochtoon)(Studenten uit alle groeperingen interviewen) Zijn er ook knelpunten voor docenten en het management? (Gesprekken organiseren met docenten en management) Zijn er oudere jaars studenten die al eens initiatieven hebben ondernomen om deze knelpunten op te lossen? (Oudere jaars studenten raadplegen) Hebben de knelpunten soms een historie? Wat kun je als student ondernemen om dit probleem op te lossen en hoe moet je daarin samenwerken met andere belanghebbenden en betrokkenen? (medestudenten, docenten, overig personeel). Wat is er bekend over de samenhang tussen studieresultaten en een informele ontmoetingsplek? Heeft de directie het voornemen dit ontwerp ook voor andere doelen te gebruiken? Hoe weten we dat een sociaal café een antwoord biedt op de behoefte aan een informele ontmoetingsplek? Wat is in de theorie bekend over deze behoeften van verschillende groepen studenten? Is er op universiteiten en hogescholen onderzoek naar gedaan? (Het boek lezen van Haringsma; de verslagen van de studentenverenigingen Twente en Maastricht en drie artikelen bestuderen die in de oriëntatiefase op de literatuurlijst zijn terechtgekomen.) Welke ervaringen zijn er met sociale cafés (ook internationaal)? Op Internet zoeken onder ‘Social pubs’, ‘Social activities’. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 46 Welke visies zijn er op de functie van een informele ontmoetingsplek in een formele opleidings- en werkomgeving? Theorieën van Jan, Marietje en Piet over primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden... Wat zijn de doelstellingen van de Faculteit? Kan een sociaal café daaraan een bijdrage leveren? (Notitie van de directie goed lezen) Wat is een schetsontwerp? Wat is de overeenkomst of het verschil met een bestek, tekening, maquette? (Boek ‘Bouwkunde’ van Jansen lezen) Wat zijn exploitatiekosten? (Hoofdstuk 3 en 4 uit ‘Financieel Handboek Stichtingen en Verenigingen’ van Pietersen bestuderen) (Voorbeelden van ‘kostenplaatjes’ van verenigingen opzoeken) Wat is een begroting; uit welke elementen bestaat deze? (Hoofdstuk 2 en 5 uit ‘Financieel Handboek Stichtingen en Verenigingen’ van Pietersen bestuderen) (Voorbeelden opzoeken bij verenigingen a, b en c) Uit welke onderdelen is een beleidsvoorstel opgebouwd? (Boek van Dr. O.O.G. Bak ‘Aanwijzingen voor goed beleid, het schrijven van beleidsnota’s’ en het doorspitten van het computerprogramma ‘beleid maken’) Welke deelproducten horen bij het eindproduct? (Inventarisatiedag met projectgroep) Nu al kunnen we noemen: personeelsbeleid van het café, activiteitenbeleid, drankbeleid, openstellingsbeleid, beheer van het café, financieel beleid, Uit de oriëntatiefase zetten we op een rijtje wie nu uiteindelijke de gebruikers zijn, welke rol zij kunnen spelen en welke belangen zij hebben. Moeten de gebruikers eigenlijk betrokken worden bij het ontwikkelen van activiteiten in het café? Als de gebruikers verschillende behoeften hebben, waardoor worden die verschillen bepaald? (Culturele achtergronden, thuissituaties?) De vragen bedenk je zo. Lees de projecthandleiding van je project maar eens door en zet maar eens op een rijtje wat er van je verwacht wordt. We geven je op een briefje dat het eerste boek of artikel dat je over je onderwerp leest, meer vragen oproept, dan antwoorden geeft. In deze fase van het project is dat volstrekt normaal. (Denk nog eens aan de ondertitel van dit boekje de kunst van het vragen stellen voordat je antwoorden geeft.) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 47 In deze fase moet ook het probleem gepreciseerd en gespecificeerd worden. Het is het probleem waar het sociale café uiteindelijk een antwoord op is. In ons voorbeeld zou dat kunnen luiden: De directie signaleert dat studenten behoefte hebben aan een ontmoetingsplaats buiten de studie en denkt dat een sociaal café hiervoor een oplossing biedt. Studenten vinden dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen een activiteitenprogramma en een ontmoetingsplaats. 3.5.3 Welk product levert fase 2 op We schreven al dat fase 1 (de oriëntatie) en fase 2 (de analyse) in de praktijk een beetje door elkaar heenlopen. Ook in deze fase zul je dus veel kleine verslagen maken. Nu zijn het echter niet alleen voorstellen om ergens te gaan kijken of lijsten met boeken die later geraadpleegd kunnen worden. Nu zijn het ook verslagen van de antwoorden van de gestelde vragen en toegesneden samenvattingen van artikelen en boeken. Uiteindelijk is dit alles echter bedoeld om dezelfde punten als in de oriëntatie verder te verhelderen. Dus: Een eigen omschrijving en interpretatie van de opdracht van de opdrachtgever. De formulering van de productcriteria De beeldvorming van het product na deze fase. Als het goed is zul met name over de laatste twee punten veel specifieker kunnen zijn dan aan het einde van de oriëntatiefase. Je kunt ze bovendien veel beter onderbouwen door de resultaten van de gepleegde analyses. De belangrijkste inhoud van het startpapier is nu geformuleerd. De vraag hoe het product nu in werkelijkheid gerealiseerd moet gaan worden: het zogenaamde plan van aanpak, is echter nog niet beantwoord. Twee variaties in startdocumenten. In sommige projecten is het erg handig (en sommige docenten stellen dat erg op prijs) om a.h.w. twee afzonderlijke documenten te maken: (1) een startdocument en (2) een plan van aanpak. Het startdocument verwijst dan meer naar de oriëntatie- en analysefase. Het plan van Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 48 aanpak verwijst naar de wijze waarop het product op basis van die analyse ontworpen gaat worden, dus meer naar de oplossingskant. Andere docenten willen graag een startdocument zien waarin beide aspecten aanwezig zijn, zowel de oriëntatie en de analyse aan de ene kant, als het plan van aanpak aan de andere kant. Vraag even bij je docent na, wat hij het meest geschikt acht voor het project waar je mee bezig bent. Het 0-papier, waarin je de projectbeheersing regelt, behoort bij beide variaties. Overzicht producten Fasen Oriëntatiefase Analysefase Plan van aanpak Uitvoeren Beoordelen Evalueren Variatie 1 0-Papier Startdocument Plan van aanpak Concept eindproduct Eindproduct Procesverslagen Variatie 2 0-papier Startdocument Concept eindproduct Eindproduct Procesverslagen 3.5.4 Het bestuderen van literatuur of andere bronnen Tussen de regels door is al verteld dat je zonder literatuur niet ver komt. In eerste instantie kun je wel volstaan met brainstormen, d.w.z. informatie uit jezelf en de andere groepsleden halen, maar daar kom je uiteindelijk niet ver genoeg mee. Welke literatuur of andere bronnen moet je dan zoeken en hoe moet je daarmee omgaan? Soms verraadt de projecthandleiding al in welke richting je moet gaan zoeken. Er wordt dan verplichte literatuur of een verplichte bron aangegeven of een lijst met suggesties: vaktijdschriften, interviews met mensen uit het werk, (ex)stagiaires uit het 3de en 4de jaar, video’s en een fantastische bibliotheek. Soms zul je zelf verder moeten kijken dan je neus lang is. Het is handig om te weten dat literatuur voor een professional meestal staat voor theoretische concepten die hem helpen scherper naar het probleem te kijken. Gek genoeg gebruikt een professional deze boeken nauwelijks om daar tips uit te halen voor het concrete handelen in de praktijk. Concepten worden gebruikt om scherper naar het probleem te kijken. Het probleem wordt onder woorden gebracht wordt in termen en begrippen van de theorie. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 49 3.5.5 Het startdocument en de theorie In de oriëntatiefase en analysefase moet je de meeste literatuur al globaal hebben doorgenomen. Zonder literatuur kun je nauwelijks de elementen van een product goed onder woorden brengen of de achterliggende analyse maken. Zeker met het oog op het te ontwerpen eindproduct van het project en de later te houden overall toets, een individuele toets die ‘the body of knowledge’ van het project toetst, is het raadzaam in het startdocument de boeken op te nemen die je al – globaal – gelezen hebt en die je gebruikt heb om bijvoorbeeld de achterliggende analyse te plegen. In een startdocument staat nooit een verwijzing naar een boek dat je nog nooit gezien hebt. Uitzonderingen daargelaten. In een startdocument staan wel boeken die je al hebt ingekeken. 3.6 Fase 3: het formuleren van concrete doelen voor het project uitgewerkt in een plan van aanpak Het resultaat van de oriëntatie- en de analysefase is dat je langzamerhand een scherp beeld gevormd hebt van het product dat je moet gaan maken: de eisen, de functies, de elementen e.d. Ook weet je de achtergronden ervan, m.n. de knelpunten in de situatie waar je product een antwoord op is. Let wel, je hebt het product weliswaar nog niet ontwikkeld, maar je hebt een goed beeld gekregen hoe je dat moet gaan doen. Je bent nu toe aan het trekken van conclusies voor je startdocument. Een conclusie trek je in de vorm van het formuleren van concrete doelstellingen en een plan van aanpak. Je weet wat je wilt ontwikkelen, je weet wat er achter zit of steekt (het waarom). Dus een plan van aanpak dat aansluit op de vraag van de opdrachtgever. Dat betekent niet dat de analyse of oriëntatie is afgesloten. Tijdens de verdere ontwikkeling van je product zul je nog veel analyses moeten maken. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 50 Werkmodel fase 3 Het formuleren van precieze doelen Aspect Bijbehorende vragen Formulering van doelen en deeldoelen Welke deeldoelen vloeien voort uit de analyse? Tot welke deelproducten leiden die? Hoe komen de deeldoelstellingen overeen met de opdrachtspecificaties en de kwaliteitscriteria? Wat te doen om antwoorden te vinden? . Het ant- Inpaswoord sen in het grotere geheel Als we dit algemene schema toepassen op ons sociaal café, dan zijn bijvoorbeeld de volgende doelen mogelijk: In het beleidsvoorstel willen we de volgende deelelementen verder ontwikkelen. Elk van die elementen vormt een hoofdstuk in ons beleidsvoorstel. personeelsbeleid activiteitenbeleid drankbeleid openstellingsbeleid beheer van het café financieel beleid (begroting) Voor het ontwikkelen van een activiteitenplan, doen we nog een extra onderzoek naar de behoeften van m.n. allochtone studenten. Deze zijn er in een eerder onderzoek een beetje bekaaid afgekomen. M.n. willen Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 51 we de vraagstelling onderzoeken: Wat voor type sociale activiteiten worden wenselijk geacht? Het antwoord op deze vraag hebben we nodig om de eerste serie activiteiten te programmeren. We willen een nauwkeurige beschrijving maken van allerlei functies die het sociaal café voor de diverse belanghebbenden (studenten, docenten, directie) kan hebben. We willen deze beschrijving ontwikkelen vanuit de symbolisch interactie theorie van Zijderveld. Deze duidt m.n. aan dat de betekenissen die mensen aan situaties geven, tegelijkertijd de functies van het product vastleggen. Zijderveld ontwikkelde een methodiek om deze betekenissen op het spoor te komen. Hierbij willen we nog opmerken dat allerlei functies die een sociaal café kan hebben, door ons onderscheiden worden. Een ontmoetingsplaats heeft een andere functie dan een activiteitenprogramma. Ook verschillende activiteiten kunnen weer verschillende functies hebben. Als we eenmaal functies van een sociaal café (en activiteiten daarbinnen) hebben vastgesteld, dan kunnen we per functie een lijst van alternatieven maken. Elk alternatief moet aangeven hoe die functie vervuld gaat worden. De argumenten of achterliggende redeneringen om het ene alternatief wel en het andere alternatief niet te nemen, proberen we systematisch op een rij te krijgen. Als je doelen en deeldoelen hebt geformuleerd, dan kun je per doel aangeven welke informatie je nodig hebt of welke studie je wilt maken om uiteindelijk je doelstellingen en daarmee je eindproduct te realiseren. 3.6.1 Een startdocument is een offerte Het is lastig om een goede vergelijking te vinden voor een startdocument. Het beste kun je een startdocument vergelijken met een uitgebreide offerte. In projectwerk is een startdocument het moment dat de opdrachtnemers, nadat zij de zaak bekeken hebben, met voorstellen aan de opdrachtgever komen over hoe zij het product (verder) willen realiseren. In een startdocument vertellen zij als het ware hoe zij de projectopdracht zien, welke kanten er aan zitten en hoe zij de opdracht denken te realiseren. Het is het document dat aan de opdrachtgever laat zien hoe de projectgroep het project - op basis van een voorlopig Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 52 onderzoek - inhoudelijk en organisatorisch aan gaat pakken, hoeveel geld het kost en wanneer het klaar is. Het vertelt de opdrachtgever bovendien wat de projectgroep vindt van de opdracht. De opdrachtgever kan dan natuurlijk bijsturen. Hij betaalt immers. 3.6.2 Veel startdocumenten zijn te licht Studenten vatten een startdocument vaak te licht op. Zo’n (te) licht startdocumenten bestaat dan alleen maar uit een herkauwen van de projectopdracht. Studenten verwarren dan het 0-papier met het startdocument. Er staat bijvoorbeeld in de projectopdracht ‘Er zal een adequate leiding voorgesteld moeten worden.’ In startdocumenten wordt dit dan: ‘Jan gaat in week 3 onderzoeken hoe de leiding er uit moet zien. Jan zal daarbij criteria ontwikkelen voor wat adequaat is’. Hiervoor zal hij de directie en een viertal studenten interviewen.’ Je ziet er staat bijna niets meer in dan al gegeven was. Hooguit dat er geïnterviewd gaat worden. Een andere formulering is de volgende. ‘We hebben ontdekt dat er aan een sociaal café verschillende elementen zitten: een programma van activiteiten, de organisatie daarvan, de leiding van het café, de openstelling. Voor het programma van activiteiten hebben we een gesprek gehad met iemand van Oibibio. Die vertelde ons dat je vooral een visie moet hebben om een keuze te maken uit activiteiten. Waar wil je naar toe? Daarnaast hebben we nog eens goede gekeken naar het achterliggende probleem. Door het boekje ‘Sociale cafés in Nederland’ te lezen ontdekten we dat je niet zomaar een behoefte van studenten aan een ontmoetingsruimte om moet zetten in een sociaal café. Eigenlijk zijn we op het probleem gestoten: wat willen die studenten nu eigenlijk. Dat lijkt ons een belangrijke doelstellingen. We willen te weten komen wat de studenten willen.’ Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 53 Het verschil mag duidelijk zijn. In het tweede voorbeeld is het duidelijk dat de opdracht niet wordt nagepraat. Studenten hebben meer gedaan. Ze hebben zich verdiept in de opdracht. Zij maakten een eigen interpretatie van de opdracht. Analyseerden het achterliggende probleem, zodanig dat er een eigen probleemformulering ontstaan is. Op basis hiervan konden doelstellingen geformuleerd worden. Deze doelstelling leidt tot een nog uit te voeren bredere analyse. Een plan van aanpak en de te gebruiken bronnen moeten nog geformuleerd worden. Maar dat is gemakkelijk als de doelstellingen van het project onder woorden zijn gebracht. 3.6.3 Veel startdocumenten zijn te schools Om je bij het schrijven van een startdocument te helpen hebben we drie werkmodellen gegeven. Een werkmodel oriënteren op pagina 40 Een werkmodel analyseren op pagina 45 Een werkmodel het formuleren van doelen op pagina 50 Veel studenten gebruiken deze werkmodellen als invuloefening. Ze beantwoorden alleen de vragen die in de werkmodellen gesteld worden en dan nog in de volgorde die staat aangegeven. De werkmodellen zijn bedoeld als een lijst van aandachtspunten, opdat je niets vergeet. Je zal echter je eigen offertetekst moeten maken. Een opdrachtgever zit niet te wachten op schools beantwoorde vragen. 3.6.4 Het begeleiden en beoordelen van een startdocument In het onderwijs is een startdocument belangrijk. Daarin wordt het Leren-Leren principe gerealiseerd. De opleiding wil immers dat je naast het ontwikkelen van een eindproduct er ook nog een hoop van leert. Zij wil het ontwikkelen van een project door een projectgroep gebruiken als een vliegwiel voor het leerproces. Dat betekent dat de projectbegeleider heel nauwkeurig zal beoordelen of er voldoende kwaliteit in jullie startdocument zit. Het startdocument is een belangrijk tussenproduct. Uit het startdocument blijkt of je het project inhoudelijke en organisatorisch goed op de rails hebt gezet. Onder het motto ‘beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’, krijg je ook begeleiding en commentaar op dit document. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 54 3.6.5 De beoordeling van het startdocument Zonder goedgekeurd startdocument mag je het project niet uitvoeren. Het startdocument wordt meestal 2,5 week na aanvang van het project ingeleverd. De precieze spelregels hiervoor vind je in de afzonderlijke projecthandleidingen. De projectbegeleider zal het startdocument toetsen aan de onderstaande criteria. In het hierna volgende overzicht kun je de criteria lezen waar aan een startdocument moet voldoen. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 55 Kwaliteitscriteria startdocument Inhoudelijk deel van het startdocument: de breedte en diepgang Het organisatorische deel Te bestuderen literatuur Relaties gelegd Oriëntatie en Analyse Zijn voldoende (samenhangende) aspecten van product (de opdracht) geformuleerd? Zijn voldoende(samenhangende) aspecten van het achterliggende probleem onder de loep genomen? Zijn t.a.v. deze aspecten relevante ervaringen, begrippen en theorieën in kaart gebracht? Is het probleem en de eruit voortvloeiende opdracht met een eigen interpretatie geformuleerd? (Probleemformulering en interpretatie van de opdracht). Klopt deze interpretatie met de bedoelingen van de opdrachtgever? Laten studenten zien dat zij praktijkervaringen, literatuur, ervaringen uit eerdere projecten verwerken in de operationalisatie van hun probleemformulering? Leggen zij een relatie tussen verschillende onderdelen van de (uit te voeren) analyse? Zijn de richting en de voorlopige keuzen van studenten bij het verder analyseren van het probleem duidelijk en kansrijk genoeg? Zijn deze voorlopige keuzen onderbouwd? Vormgeving inhoudelijk deel startdocument Is het inhoudelijke deel van het startdocument een eigen document, (te vergelijken bijvoorbeeld met een offerte) dat relevante informatie geeft aan de opdrachtgever en begeleider? D.w.z. Geen herhaling van de opdrachtspecificaties Geen ingevulde vragenlijst Geen procesverslag Geen verzameling notulen Is de planning over de projectperiode uitgezet (precies voor dichtbij, globaler voor veraf)? Is de planning concreet en haalbaar? Zijn de verschillende fasen van het project in de planning opgenomen? Zijn er afspraken gemaakt over de naleving van deze planning en bijstelmogelijkheden? Hoe worden die verslagen in de projectboekhouding? Wordt literatuur aangeven en wordt bij de aangegeven literatuur verteld naar welke element of achterliggende analyse het verwijst: het waarom en waarvoor wordt vermeld? Geen: we gaan dit boek lezen statements. Worden relaties gelegd tussen elementen van het product en achterliggende analyses? Zijn er analyse opmerkingen uit andere bronnen gehaald? Komen ontwerpeisen voort uit een analyse? Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 56 Als een startdocument te licht is kan er door de projectbegeleider een no-go uitgesproken worden. Dat betekent een herkansing. Voldoet ook de herkansing niet aan de criteria dan is men gezakt. Het project moet dan over. De projectbegeleider spreekt met een no-go uit dat dit startdocument niet leidt tot het ontwerpen van het product dat in de opdracht gevraagd wordt. De lijdensweg van het project wordt bekort. Maar zover is het nog lang niet. De projectbegeleider geeft in principe schriftelijk commentaar op het startdocument. De projectbegeleider zal in het geval het niet voldoet aan de criteria eerst vragen om een aanvulling te schrijven. De projectbegeleider kan beslissen om: Een aantal extra vragen te formuleren die meegenomen moeten worden in de verdere uitwerking. Een extra aspect te benoemen. De groep kan verplicht naar consultancy gestuurd worden (als dat gehouden wordt). De groep kan verplicht worden een extra boek te lezen om vandaar uit op een aantal punten het startdocument bij te stellen. Je ziet dat een projectbegeleider eerst alles zal proberen om je te helpen te begeleiden naar een voldoende startdocument. Maar vergeet niet: uiteindelijk kan het ook afgekeurd worden en kun je – na herkansing – zakken voor dit project. Het project moet dan over. Zie ook de toetsregeling in bijlage 1. 3.6.6 Andere tussenproducten Het kan zijn dat de ‘opdrachtgever’, de directie van de sociaal agogische opleidingen in ons voorbeeld, nog andere tussenproducten wil zien. Bijvoorbeeld: De directie vraagt als tussenproduct een overzicht van de vraag van studenten gekoppeld aan een overzicht van een mogelijk aanbod aan activiteiten die in het sociaal café zouden kunnen plaatsvinden. Zij wil dit overzicht na zes weken om te kunnen inschatten of de plannen ook financieel haalbaar zijn. Als de opdrachtgever geen tussenproducten voorschrijft zal de projectgroep zelf in haar projectplanning moeten kijken op welk Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 57 moment welk onderdeel van het project in welke vorm moet worden afgerond. Je zult dus je eigen mijlpalen en resultaten moeten plannen en in het startdocument opnemen. 3.7 Fase 4: de uitvoeringsfase Over de uitvoeringsfase valt feitelijk nog weinig te zeggen. Dit is erg afhankelijk van de plannen die in het startdocument worden voorgesteld. In deze fase van het project, die gemiddeld 50-60% van de tijd in beslag neemt, wordt gewerkt aan een eerste versie van het te ontwikkelen eindproduct. Meestal heeft de projectgroep een vaste agenda. In deze fase worden boeken gelezen, soms voor een tweede keer, samenvatting besproken, vragenlijsten gemaakt en besproken, deelverslagen uitgedeeld en bediscussieerd enzovoorts. Werkmodel fase 4: De uitvoeringsfase Aspect Plan van aanpak Uitvoeren Bijbehorende vragen Wat te doen ? Welke planning wordt ontwikkeld? (spoorboekje) Welke vaste agenda kan ontwikkeld worden? Hoe controleren we (blijvend) de afspraken uit fase 0: Planning Organisatie Tijd Kwaliteit Beheer Samenwerking Hoe informeren we elkaar? Hoe lossen we de deelproblemen op? Hoe brengen we verband en relaties aan in de afzonderlijke analyses en voorstellen van de leden van de projectgroep? Hoe combineren we de verschillende deelproducten? Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 58 3.8 Fase 5: de controlefase De controlefase zit aan het einde van het project. De eerste versie van het product ‘sociaal café’ is nu ontwikkeld. Voorstellen erover zijn in de projectgroep besproken. Nu wil je er mee naar buiten treden. Voordat je het aan de opdrachtgever overhandigt, wil je in deze fase controleren of aan alle kwaliteitscriteria is voldaan. Het is verstandig in deze fase het product aan anderen te laten lezen of het product toe te passen op mogelijke gebruikers. Mogelijk is er een parallelgroep die het wil lezen. Mogelijk ben je het verplicht aan een andere projectgroep te presenteren. Werkmodel fase 5 De controlefase Aspect Controle 3.9 Bijbehorende vragen Wat te doen? Beantwoordt het product aan de gestelde kwaliteitscriteria? Wat vinden anderen van het product? Fase 6: de evaluatiefase Het product is klaar. Het is gecontroleerd op de kwaliteitscriteria. De evaluatie is bedoeld om zowel het probleemoplossingsproces als het samenwerkingsproces op zijn waarde te schatten en te beoordelen. Fase 6: Aspect Evaluatie De evaluatiefase Bijbehorende vragen Hoe wordt het logboek verwerkt? Welke aspecten van het probleemoplossingsproces worden beschreven? Welke aspecten van het samenwerkingsproces worden beschreven? Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. Wat te doen? 59 4. De projectvaardigheden, het logboek, de notulen en het procesverslag. Hoofdstuk 4 beschrijft de projectvaardigheden, de notulen, het logboek en het procesverslag. In het bovenstaande zijn we vooral inhoudelijk ingegaan op het probleem van het sociaal café. Uiteindelijk moet er toch een product komen. Je kon dat zien aan allerlei inhoudelijke vragen, waar uiteindelijk een antwoord op moest komen. Naast inhoudelijke vragen vinden we het ook belangrijk dat je nadenkt over hoe je uiteindelijk in een groep met je medestudenten tot dat eindproduct gekomen bent. In iedere opleiding is het belangrijk dat je dit soort beroepsvaardigheden leert: voorzitten, samenwerken, samen conflicten oplossen, feedback geven, een planning maken. 4.1 Het leren van projectvaardigheden We hebben maar liefst 17 projectvaardigheden onder woorden gebracht, verdeeld over vier categorieën. Leren-Leren en systematische probleemoplossingsvaardigheden o.a. het kunnen analyseren van een probleem, het leren formuleren van doelstellingen Taakgericht samenwerken, o.a. het voorzitten, het nemen van besluiten Sociale en communicatieve vaardigheden o.a. het geven en ontvangen van feedback Werkattitude, o.a. het omgaan met regels, zelfkritiek en assertiviteit We hebben deze projectvaardigheden niet alleen abstract benoemd. Aan elke omschrijving hebben we 2 gedragscriteria gehangen. We geven twee voorbeelden elk met twee gedragscriteria. Het leidinggeven (of voorzitten, bij onderwerpkennis) Structureert de discussie (o.a. houdt informatieronden ter voorbereiding van een beslissing) Houdt de discussie op gang binnen de gestelde kaders. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 60 Het analyseren en het gebruik van informatie Herkent en analyseert complexe situaties. Kan informatiebronnen zoeken, benutten en verantwoorden. Zie voor een omschrijving van de andere criteria het Bijlage 2: Scoreformulier voor Projectvaardigheden op pagina 85 Je zou echt een wonderkind zijn als je alle projectvaardigheden in één project leerde. Dat hebben zelfs professionals niet voor elkaar gekregen. Vandaar dat we de lange weg van het leren van projectvaardigheden geplaveid hebben met een aantal opdrachten. Tijdens het werken in het project zijn dat er drie. 4.2 Je vult verschillende keren tijdens het project een scoreformulier in en ook de andere studenten doen dat voor jou. Je maakt een procesverslag waarin je reflecteert op je eigen ervaringen vanuit één of meerdere aspecten of categorieën van de projectvaardigheden (individueel gedeelte procesverslag). Je maakt een procesverslag waarin je reflecteert op je eigen ervaringen vanuit de ontwikkeling van het groepsproces (groepsgedeelte procesverslag). Het invullen van het scoreformulier projectvaardigheden Het scoreformulier houdt de stand van zaken bij. Je vult het tijdens het project drie keer in. De weeknummers zijn bij wijze van voorbeeld aangegeven. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 61 Week 1: je zelfscore Week 4 of 5: zelfscore en score van anderen Week 4 of 5: nabespreking Week 7 of 8: zelfscore Week 10: de beoordeling 4.3 Het invullen van de score op de lijst projectvaardigheden voor je zelf. Vergeet niet in elke categorie een voorbeeld te geven. Het invullen van de score op de lijst van projectvaardigheden voor jezelf. Het invullen van de score op de lijst projectvaardigheden voor ieder van de andere studenten. Vergeet niet in elke categorie een voorbeeld te geven. Het voeren van een gesprek over de verschillen tussen de scores. Het invullen voor jezelf en voor alle anderen. Nu echter worden de lijsten meegegeven aan de projectbegeleider. Die moet uiteindelijk een beoordeling geven mede op basis van deze scorelijsten. Het individuele gedeelte van het procesverslag Je kunt reflecteren vanuit drie gezichtpunten. De dagelijkse vragen: wat ging goed, fout, kon beter, was sterk, was zwak, wat kon je leren e.d. Een dicht bij de ervaring blijvende reflectie, waarin je makkelijk kan zien of je ook vooruitgang boekt d.w.z. of je wat geleerd hebt over de projectvaardigheden. De categorie projectvaardigheden die tijdens dit project centraal staan. In de projecthandleidingen worden deze meestal benoemd. In het ene project gaat het over de categorie LerenLeren, in het andere project wordt expliciet aandacht besteed aan de categorie taakgerichte samenwerking. Individuele leerdoelen. Deze houden vaak verband met één of meer projectvaardigheden, maar kunnen ook voortkomen uit een gesprek met de projectbegeleider of studieloopbaanbegeleider. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 62 Als in de projecthandleiding niet aangegeven wordt van waaruit je dient te reflecteren, dan kies je zelf een categorie uit de lijst van projectvaardigheden. Praat deze keuze met je projectbegeleider door. Bij het reflecteren op een categorie projectvaardigheden zul je de kenmerken van deze categorie moeten uitleggen. Je kunt niet reflecteren op bijvoorbeeld het voorzitten, zonder duidelijk gemaakt te hebben wat voorzitten is en wat de belangrijkste strategieën van een voorzitter zijn. 4.3.1 Wijze van opbouw van het individuele gedeelte van het procesverslag Een mogelijke vormgeving (er zijn er veel meer) van het procesverslag kan er dan als volgt uit zien. Let wel: procesverslagen zien er achteraf altijd systematischer uit dan het in werkelijkheid heeft plaats gevonden. Werkmodel Opbouw procesverslag Beschrijf eerst de categorie van waaruit je wilt of dient te reflecteren. Geef een korte samenvatting van de kenmerken die bij deze categorie horen. Vanuit week 1: geef aan hoe je zelfscore is. Wat waren je verbeterplannen? Vanuit week 2,3,4,: beschrijf een voorval per week en je eiogen commentaar erop. Vanuit week 4 of 5: geef je zelfscore weer, de scores die anderen van je gemaakt hebben en verklaar de verschillen het liefst met behulp van de kenmerken. Bijvoorbeeld n.a.v. het gesprek dat je met de projectbegeleider hierover hebt gevoerd. Een samenvatting van dit gesprek voeg je ook toe aan je verslag. Vanuit week 6,7,8: beschrijf weer een voorval per week. Vanuit week 8: geef je zelfscore weer, de scores van anderen. Verklaar de verschillen. Trek conclusies. Voorspel met argumenten bijvoorbeeld je cijfer voor projectvaardigheden. Maak plannen voor een volgend project. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 63 Op deze manier krijg je wel lijn in je verslag. Je volstaat niet met het alleen invullen van de scorelijst projectvaardigheden in. In je procesverslag laat je zien wat je geleerd of ontwikkeld hebt als onderbouwing van de wijze waarop je de scorelijst hebt ingevuld. 4.4 Het groepsgedeelte van het procesverslag Bij de individuele projectvaardigheden en het individuele deel van het procesverslag gaat het om een individueel leerproces. Bij het groepsverslag gaat het om een door de groep gemaakt verslag dat de ontwikkelingen binnen de groep als geheel tot onderwerp heeft. Hierbij zijn vier aspecten aan de orde: 1. Inhoud: in hoeverre is de groep erin geslaagd te voldoen aan de opdracht en de gestelde eisen? 2. Projectmatig werken: hoe is het projectmatig werken (faseren, beslissen en beheersen) verlopen? 3. Samenwerken in de projectgroep: hoe zijn de processen in de groep verlopen? 4. Individuele leerdoelen en leerprocessen: hoe is de groep hiermee omgegaan? 4.4.1 Het logboek Omdat je een groepsverslag niet meteen begint te schrijven, kun je afspreken een logboek bij te houden. Dan wordt er bijgehouden wat er in het project plaatsvindt. In deze zin is het logboek niets anders dan de uitgebreide notulen van de vergadering. Het geeft allereerst een inhoudelijk verslag van de activiteiten van de groep. Daarnaast geeft het aan welke afspraken zijn gemaakt en welke afspraken zijn uitgevoerd. De projectbegeleider kan het logboek inkijken. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 64 Werkmodel: Het logboek Organisatorische zaken Planning Inhoudelijk verslag Bijlagen Procesverslagen Ontwikkeling van projectvaardigheden (Afhankelijk van de gekozen categorie) Wie is aanwezig? Hoe laat is er begonnen? Welke afspraken zijn gemaakt? Hoe ziet de weekplanning eruit? Welke projectplanning? Welke taken moeten er gedaan worden? Hoe lang duren die? De notulen: over welke problemen is er gepraat, welke plannen zijn er voor gemaakt, wie gaat wat doen? Verslag van een presentatie en de discussie daarover. De gehouden presentaties, de gemaakte deelproducten. Hoe is het werkproces verlopen? Wie heeft welk aandeel geleverd aan het groepsproduct Feedback vanuit een van de aan de orde zijnde categorieën van de projectvaardigheden. Bijvoorbeeld. Feedback op de rol van de voorzitter Hoe vindt de groep dat de samenwerking verlopen is? Welke punten voor verbetering zijn aan te geven? Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 65 5. Het toetsen en beoordelen van het eindproduct In hoofdstuk 5 wordt de toets- en beoordelingsprocedure van de projecten beschreven. 5.1 Inleiding Het gaat bij een project om relatief veel punten. Voor sommige projecten worden vijf studiepunten toegekend, voor andere soms acht studiepunten. Het beoordelen van het startdocument, het beoordelen van het eindproduct en het toekennen van de studiepunten is aan regels gebonden. In de studiegids en deze projecthandleiding vind je de algemene regels. In de specifieke handleidingen van elk project vind je soms aanvullende, soms afwijkende regelingen. In de specifieke projecthandleiding wordt dus aangegeven of, en zo ja, waar er wordt afgeweken van deze richtlijnen. Het gaat dan om de volgende zaken: of aanvullende beoordelingscriteria worden gehanteerd of naast het startdocument, het procesverslag en het eindproduct nog andere (tussen)producten gemaakt moeten worden en indien dit het geval is wat daarvoor de beoordelingscriteria zijn en hoe de beoordeling ervan meegewogen wordt in het eindoordeel wie de verschillende producten beoordeelt (de projectleider en/ of andere docenten) of, en zo ja, hoe andere partijen (studenten of vertegenwoordigers van het werkveld) bij de beoordeling betrokken worden) wanneer de verschillende producten moeten worden ingeleverd. 5.2 Drie toetsonderdelen voor het project. Het startdocument is een tussenproduct, geen eindproduct. Voor de beoordeling van het startdocument zie De beoordeling van het startdocument op pagina 55. Voor de beoordeling van het project zie Bijlage 1: Toetsregeling voor het project 1997/1998 op pagina 81. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 66 Het project wordt op drie manieren getoetst. 1. De beoordeling van het eindproduct 2. De individuele beoordeling in een overall toets 3. De beoordeling van de projectvaardigheden 5.2.1 De beoordeling van het eindproduct In het eindproduct geef je als groep aan welk product jullie, op welke wijze hebben ontworpen. Hierbij heb je mede gelet op de specificaties en kwaliteitscriteria die voor het product golden. Daarnaast geef je aan welke probleem je hebt opgelost, welke vraagstelling je beantwoord hebt en wat het antwoord op die vraagstelling is. Het probleem is meestal verwoord in de casus of cases. Tot slot geef je aan welke overwegingen je bij de verantwoording gebruikt hebt: methodische, theoretische, ethische, soms filosofische, maatschappelijk en politieke overwegingen. Een eindproduct kan meer bevatten dan alleen een verslag. Ook een presentatie kan tot het eindproduct behoren. In de specifieke projecthandleidingen kan ook aangegeven zijn dat een individueel procesverslag en een groepsprocesverslag tot het eindproduct van dat project behoren. Een projectbegeleider waardeert dit groepswerk met een groepscijfer. Dat kan een voldoende of onvoldoende zijn. In beide gevallen wordt de beoordeling (en het commentaar) van de projectbegeleider schriftelijk gegeven. De beoordeling wordt ook toegelicht. Consequenties bij een onvoldoende voor het eindproduct Een onvoldoende voor een eindproduct betekent een aanvullende opdracht voor de groep. Deze opdracht wordt door de projectbegeleider gegeven. De projectbegeleider houdt hierover ruggespraak met een andere projectbegeleider. Een ernstige onvoldoende kan betekenen dat grote delen van het project of het gehele project moeten worden overgedaan. Een onvoldoende voor de aanvullende opdracht betekent dat de betreffende studenten gezakt zijn. Er wordt maar eenmaal de gelegenheid gegeven een project over te doen. In overleg met de Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 67 studieloopbaanbegeleider wordt beslist wanneer het project overgedaan kan worden. 5.2.2 De overall toets, een individuele toets Natuurlijk zijn we nieuwsgierig wat elke student afzonderlijk aan bruikbare kennis in het project heeft geleerd. Daarvoor hebben we de OAT1 ontwikkeld. We noemen dit een overall-toets omdat in de toekomst niet alleen de projectkennis, maar ook de andere studieonderdelen uit datzelfde kwartaal met een OAT getoetst worden. In het eerste jaar (1997-1998) gebruiken we de OAT echter alleen om de projectkennis te toetsen. Daarvoor is een aparte toets ontwikkeld. De kenmerken van een OAT zijn: Het is een casusgerichte toets Het is een probleemgerichte toets Het gaat om het kunnen hanteren van "the body of knowledge", het kennisdomein van het project Het is een open -boek toets Het is een toets met open en gesloten vragen (half om half) Je kan je voorbereiden op de toets Bij het bespreken van je eindproduct ontvang je één of meerdere cases. Bij elke case zijn studierichtlijnen geformuleerd in de vorm van bijvoorbeeld aanwijzingen of doelstellingen, waarvan we vinden dat je deze moet beheersen. Het gaat daarbij om de 60% à 70% kennis uit het project die hoort bij het beroep waarvoor je wordt opgeleid. Soms zit er een extra artikel bij een case. Je kan je voorbereiden De OAT vraagt niet naar in je hoofd gestampte kennis of naar geniepige details. Het vraagt wel naar het kunnen hanteren van "de body of knowledge", het kennisdomein van het project. Dit maakt meteen duidelijk dat deelname aan het project de beste voorbereiding op de OAT is. Daarnaast bestudeer je de cases met 1 Het concept vand e OAT is ontwikkeld door Mien Segers op de faculteit voor economie en bedrijfskunde te Maastricht. Mien Segers trainde ons de OAT vorm te geven op de Hogeschool van Amsterdam Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 68 behulp van de studierichtlijnen: Je analyseert de achtergronden van deze cases met behulp van de begrippen, concepten, modellen en theorieën die ook in het project aan bod zijn geweest. Je ontwerpt vervolgens oplossingen voor de cases Je beoordeelt deze oplossingen met behulp van de criteria die voortkomen uit de achterliggende theorieën, modellen, concepten en begrippen die in het project aan bod zijn geweest Je denkt na over de achterliggende visies of uitgangspunten en stelt desgewenst je oplossingen bij Maar je kan meer doen. Je maakt aantekeningen, je stopt gele plakkertjes in de boeken, je maakt spiekbriefjes om mee te nemen naar de OAT. Dat spaart je zoekwerk. Want daar worden pas de vragen gesteld. Het is een casus en probleemgerichte toets Het projectmatig leren gaat er vanuit dat kennis - hoe theoretisch ook - bruikbare kennis op moet leveren. Vandaar dat we de vragen zoveel mogelijk stellen vanuit een case, waarin een probleem wordt gesteld. Je gebruikt de opgedane kennis om deze case op te lossen zoals een HBO -professional dat zou doen. Een casustoets bevat zowel open als gesloten vragen . Een voorbeeld van een open vraag. (CMV) Bij programmaonderdelen 2, 6 en 10 van de Meisjes doe-dag uit casus twee ontbreken doelstellingen. Benoem bij elk van deze onderdelen één doelstelling, in haalbaar concreet gedrag. (MWD) Marlies vindt dat de contactlegging geslaagd is. Noem tenminste 3 elementen uit het gesprek, die ten grondslag kunnen liggen aan deze conclusie van Marlies. De gesloten vragen hebben meestal drie mogelijkheden Juist ? Onjuist Het vraagteken is bedoeld om aan te geven dat je past. Dat je het Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 69 antwoord niet weet. De regels daarbij zijn als volgt. Heb je een vraag juist dan krijg je één punt. Heb je een vraag onjuist dan gaat er één punt vanaf. Passen betekent geen punten. Een paar voorbeelden. (MWD) De hypotheses en vragen die de verschillende teamleden formuleren zijn beïnvloed door de methodiek, van waaruit ze denken en problemen beoordelen. De hypothese van Gijs wordt geformuleerd vanuit het perspectief van het social casework. Juist/?/onjuist (SJD) De heer Arenden wordt overtreding van Artikel 307 Sr. ten laste gelegd. Dit artikel is opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Juist/?/Onjuist We noemen het een overall toets, omdat het ons de mogelijkheid geeft ook andere studieonderdelen uit die periode tegelijkertijd te toetsen of toetsen te ontwikkelen die bijvoorbeeld over twee projecten gaan. Open boek tentamen Bij een open boek tentamen kan je al je spullen meenemen. Dat is geen ‘spieken’, dat is verstandig. Je mag zo veel of zo weinig meenemen als je wilt. Zo is het in elk geval verstandig om de casus me te nemen naar het tentamen. Het is ook verstandig om je aantekeningen mee te nemen. Het kan verstandig zijn om boeken mee te nemen of fotokopieën van belangrijke passages. Het is verstandig om je spullen te gebruiken tijdens het tentamen. Realiseer je wel dat je maar een uur tijd hebt. Het is dus óók verstandig goed te kijken wat je wel en niet meeneemt. Alles hangt af van je voorbereiding. Consequenties bij een onvoldoende voor de overall toets Ook voor de overall toets kun je zakken. Je hebt recht op één herkansing in dat jaar. Die herkansing heeft meestal plaats in de volgende projectperiode. Zak je voor de herkansing dan ben je alsnog voor het project gezakt. We vinden dan dat je als individuele student uit de projectperiode te weinig gehaald hebt. Het projectverslag als groepsproduct kan dus als voldoende beoordeeld worden, maar een individuele student kan zakken voor een project. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 70 5.2.3 De beoordeling van het projectvaardigheden De projectbegeleider beoordeelt de projectvaardigheden. Hij maakt hierbij gebruik van veel informatiemateriaal. De scores op de lijst projectvaardigheden. De informatie uit het procesverslag. De eigen waarnemingen. Eventueel nog eigen onderzoek. Het cijfer wordt in de vorm van een AVV (aan de verplichtingen voldaan) of NAVV (niet aan de verplichtingen voldaan) gegeven. Meestal zal de projectbegeleider de gegeven beoordeling toelichten. Daarvoor wordt een bijeenkomst aan het einde van het project georganiseerd, waar de projectbegeleider naast de uitslag van het product ook deze uitslag zal toelichten. Daarnaast kan deze bijeenkomst gebruikt worden om het project te evalueren. Consequenties bij een onvoldoende voor de beoordeling van de projectvaardigheden Ook de beoordeling van de projectvaardigheden moet voldoende zijn om uiteindelijk de studiepunten van het project bijgeschreven te krijgen. Aangezien het leren van de projectvaardigheden een lange leerweg is, zijn we wat genuanceerder voor eerste jaarsstudenten. Nuances voor eerste jaars De nuances die we aanbrengen zijn als volgt. In de eerste projectperiode heeft een onvoldoende geen consequenties voor het behalen van je studiepunten. Het heeft misschien wel consequenties voor je studiegedrag. Sommige afdelingen zijn nog bezig daar plannen voor te ontwikkelen. Maar wees gerust als het eindproduct voldoende was en je slaagde voor de overall toets: dan krijg je de studiepunten. In de tweede projectperiode gaan we er al vanuit dat je een voldoende haalt. Haal je om de een of andere reden een onvoldoende, dan moet je tenminste zorgen dat je in de derde periode een voldoende haalt. Die voldoende compenseert dan automatisch. Pas als je die voldoende haalt, krijg je de studiepunten Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 71 uit de tweede periode. Haal je in de derde of vierde periode je tweede onvoldoende, dan heb je echt een probleem. Immers je hebt veel punten niet behaald en dat leidt tot een negatief bindend studieadvies. Zelfs als je de eerste onvoldoende herkanst hebt, leidt de tweede onvoldoende niet tot een tweede herkansing. Haal je in de laatste twee perioden de eerste onvoldoende, dan val je in de regeling die ook voor de hoofdfase geldt. Nuances voor tweede en hogere jaars In de hoofdfase mag je per projectjaar één onvoldoende halen op de beoordeling van de projectvaardigheden. In dat geval wordt er één herkansing ontwikkeld. Deze herkansing is maatwerk. De herkansing is gebaseerd op het onderzoek van de studieloopbaanbegeleider naar de precieze oorzaak van deze onvoldoende. In samenspraak met de projectbegeleider en de student wordt door de studieloopbaanbegeleider een studieplan ontwikkeld. Dit studieplan ligt in de vorm van een contract voor. De herkansing bestaat uit het voldoende realiseren van dit contract 5.3 Het toekennen van de studiepunten en de eindcijfers. De studiepunten van een project worden alleen in zijn geheel aan een student toegekend als de drie onderdelen van het project met minimaal een voldoende zijn beoordeeld. Nogmaals dat betekent dat de volgende onderdelen alle drie voldoende moeten zijn. Het eindproduct (inclusief de eventuele presentatie.) Het individuele leerresultaat van de student dat behaald is op de overall toets. De beoordeling van de projectvaardigheden. Het cijfer van het project wordt bepaald door het gemiddelde van de eerste twee onderdelen. De beoordeling van de projectvaardigheden wordt immers gegeven met een AVV en dat is lastig te middelen. Alle voorgenoemde beoordelingen worden door de beoordelaars mondeling of schriftelijk onderbouwd, en wel zodanig dat projectgroepen of individuele studenten te horen krijgen aan welke Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 72 zaken meer aandacht besteed kan of moet worden. 5.4 Richtlijnen voor aanwezigheid: De sociaal agogische opleidingen onderscheiden: aanwezigheid bij projecten aanwezigheid bij niet aan projecten gekoppeld onderwijs, zoals trainingen, theorieprogramma's, keuzevakken. Bij de projecten wordt in de projecthandleiding verteld of studenten zelf nadere afspraken kunnen maken over ieders aanwezigheid, of dat de aanwezigheidsregeling als uitgangspunt geldt. Vooral in de beginfase zal gewoonlijk onderstaande aanwezigheidsregeling worden meegegeven, die ook geldt voor trainingen en practica. 5.4.1 Uitgangspunten: Studenten zijn verplicht aanwezig te zijn bij: De geplande en afgesproken bijeenkomsten en activiteiten van de projectgroepen waaraan ze deelnemen. Practica en trainingen die ze moeten volgen c.q. gekozen hebben. Vakantie buiten de opleidingsvakanties is geen geldige reden om afwezig te zijn (ongeoorloofd verzuim) en leidt daarom tot uitsluiting van deelname aan de betreffende onderwijsactiviteit. 5.4.2 Richtlijnen voor aanwezigheid Indien wegens ziekte of bijzondere omstandigheden (b.v. begrafenis of een bruiloft) de student niet aan de genoemde verplichtingen kan voldoen gelden de volgende regels: 1. Bij projecten mogen studenten niet meer dan 20% van de geplande en afgesproken bijeenkomsten van projectgroepen missen. In het logboek moet worden aangegeven hoe de betreffende student zijn achterstand (binnen die 20%) inhaalt en welke afspraken er met de overige leden van de projectgroep over extra uit te voeren werkzaamheden gemaakt zijn om zijn of haar afwezigheid te compenseren. 2. Trainingen of practica, die geconcentreerd (aaneensluitende Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 73 dagen of dagdelen) gegeven worden moeten bij (gedeeltelijke) afwezigheid geheel worden overgedaan. Bij trainingen of practica die gespreid over een lesperiode worden gegeven mag niet meer dan 20% van de bijeenkomsten worden gemist. Voor elke gemiste bijeenkomst moet een aanvullende opdracht worden uitgevoerd. 3. Indien de bovengenoemde percentages overschreden worden, wordt door de opleiding na overleg met de betreffende student en de betrokken docenten naar een oplossing gezocht die zo weinig mogelijk studie -achterstand met zich meebrengt. Elke afdeling wijst hiertoe één of meer functionarissen aan. 4. Indien afwezigheid wegens ziekte of bijzondere omstandigheden te voorzien is, wordt dit gemeld bij de docenten die de betreffende onderdelen verzorgen of begeleiden en in het geval van een project aan de projectgroep. Indien afwezigheid wegens ziekte of bijzondere omstandigheden niet te voorzien is, wordt deze aan het begin gemeld bij het secretariaat van de betreffende afdeling met het verzoek dit aan de betrokken docenten door te geven. In het geval van een project moet de student het ook melden bij één van de andere leden van de projectgroep. 5. In het logboek van de projectgroep wordt per bijeenkomst en activiteit de afwezigheid van studenten bijgehouden. Dit geldt ook voor afwezigheid tijdens flankerend onderwijs. 6. Indien voor een programma - onderdeel andere regels gelden dan aangegeven bij punt 1 t/m 5, wordt dit in de studiegids bij de beschrijving van het betreffende onderdeel vermeld of in de projecthandleiding van het betreffende project. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 74 6. Organisatie: Vragen van studenten. In hoofdstuk 6, wordt een antwoord gegeven op veel door studenten gestelde vragen. We verzamelden een hoop vragen van studenten over de organisatie van het projectmatig leren. We lopen ze allemaal langs. 6.1 De achterliggende filosofie van het projectmatig werken 6.1.1 Waarom wordt het vastzitten zo positief beoordeeld. Vastzitten in je eigen leerproces heeft jammer genoeg een negatieve klank. Vroeger was dat het moment dat je het als student of leerling niet meer wist. Gelukkig was er dan altijd een leerkracht, die je verder hielp. De laatste jaren hebben vooral beroepsmensen geklaagd over het niet zelfstandig zijn van pas afgestudeerden. Ze kenden weliswaar alle theorie goed, maar op het moment dat ze zelfstandig een probleem moesten oplossen of een project moesten starten, ging het mis. Veel afgestudeerden hebben 1,5 tot 2 jaar nodig gehad om zelfstandig in een beroep te functioneren. Als beroepsopleiding willen we dat niet meer. We willen studenten afleveren die zelfstandig een probleem kunnen oplossen. Dat betekent dat zij nieuwe situaties kunnen analyseren en aangeven hoe zij die situatie ‘oplossen’. Dat betekent veel vastzitten, nieuwe ideeën krijgen, de dingen eens van een andere kant zien, informatie opzoeken. Dat is de situatie die we ook in de projecten willen creëren. Het vastzitten is daar een onderdeel van. We wensen dan ook elke student veel situaties toe, waarin hij vast komt te zitten. Het leren om daar uit los te komen is de beste voorbereiding voor een latere werksituatie. Let wel: het vastzitten is hier wel ‘licht’ bedoeld. 6.2 Over de groep 6.2.1 Hoe worden de groepen samengesteld? De eerste groep waarin je ingedeeld wordt, wordt door de afdeling samengesteld. De meeste afdelingen zullen zo’n groep zo verschillend Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 75 mogelijk samenstellen. Later op in het studiejaar zullen er ook mogelijkheden ontwikkeld worden om zelf je eigen groep te kiezen. 6.2.2 Hoeveel keer mag ik afwezig zijn en wat te doen met studenten die weg zijn en wegblijven? Eigenlijk moet je er altijd zijn. Als je door omstandigheden als ziekte of een begrafenis moet verzuimen, dan laat je bericht aan je projectgroepleden. Bovendien doe je zelf een voorstel hoe je je bijdrage levert of inhaalt. Dit regelen jullie allemaal in jullie samenwerkingscontract. In het begin geeft de opleiding een aantal regels ten behoeve de samenwerkingscontracten. Later zul je die in de groep moeten formuleren. Een van die regels is dat je nooit meer dan 20% van de bijeenkomsten van je projectgroep mag verzuimen. Overschrijd je die dan wordt dit ‘probleem’ ook met je projectbegeleider besproken. 6.2.3 Wat doe je als je er niet uitkomt en de projectbegeleider is er niet? Dan zit je vast. Een goede gelegenheid om zelf te oefenen om los te komen. Stel een aspectenschema op, ontwikkel vragen, verdeel vragen enzovoorts. Het kan ook zijn dat je de dagdelen niet goed gepland hebt of dat je vergeten hebt afspraken over de begeleiding in je startdocument te zetten. 6.2.4 Wat te doen als een studentenvoorzitter zijn rol niet speelt? Allereerst moet iedereen deze rol leren. Dus fouten zullen gemaakt worden. Geef je voorzitter feedback hierop en evalueer hoe het voorzitten gelopen is. Een voorzitter hoeft ook niet alles in een groep in zijn of haar eentje te doen. Het is de verantwoordelijkheid van ieder dat de bijeenkomsten goed verlopen; de voorzitter heeft daarin nog een extra taak. Zo zie je in de lijst projectvaardigheden niet alleen de vaardigheid leiding geven, maar ook de vaardigheid het opereren als lid van een team. Lukt het desalniettemin stelselmatig niet, dan is het een bespreekpunt met de projectbegeleider. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 76 6.2.5 Wat doen we als de groep te klein wordt? Onderling nagaan wat de consequenties zijn voor jullie opdracht, taakverdeling, etc. en met de projectbegeleider overleggen over een mogelijke oplossing. 6.2.6 Het tempo van studenten: sommigen lopen voor, anderen achter In de projectgroep is het belangrijk een goede planning te maken, waar iedereen zich ook aan houdt. Je moet immers op een bepaald tijdstip je (eind)product inleveren. In het project moet je dus rekening met elkaar houden. Een valkuil waar je gemakkelijk intrapt is: de snellen al het werk gaan doen. Je zult snel merken dat dit een echte valkuil is. Het is verstandiger om andere studenten aan te spreken op het werk dat nog moet gebeuren. Als studenten in het totaal van hun studie voor- of achterlopen zijn er via keuzevakken, projecten die herhaald worden, verschillende projecten die tegelijkertijd worden aangeboden en (in de hoofdfase) via enkele ‘individuele’ projecten mogelijkheden om sneller of langzamer te gaan. 6.2.7 Wat doen we als we een betweter in de groep hebben? Ieder lid van de groep brengt zijn of haar eigen bagage mee. Soms zijn mogelijk sterke kanten (ergens veel van weten) ook zwakke kanten (hier niet goed mee omgaan in de groep). Een storende betweter kan zijn of haar gedrag corrigeren als hij/zij goede feedback krijgt en ontvangt. Wacht hiermee niet tot de irritaties de pan uitrijzen. 6.2.8 Wat zijn geldige redenen van afwezigheid? Die zijn niet aan te geven. Kun je bij 38° koorts komen en bij 38,5° niet meer? Kun je als het openbaar vervoer staakt 5 km lopen? De regel is daarom 100% aanwezigheid. Als je onverhoopt een keer moet verzuimen haal je je bijdrage in en neem je daarin ook zelf het initiatief. Als je om wat voor redenen dan ook meer dan 20% verzuimt ligt er een probleem dat met de projectbegeleider besproken moet worden. 6.2.9 Wat te doen met klachten? Klachten worden in eerste instantie besproken met je groepsleden. Heb je een gemeenschappelijke klacht of een persoonlijke klacht, Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 77 dan is de projectbegeleider de volgende in de rij. Een klacht over een projectbegeleider kun je bespreken met het hoofd van de afdeling of het instituutshoofd. De meeste instituten hebben een klachtenprocedure. 6.3 De organisatie 6.3.1 Wordt de projecttijd in het rooster aaneengesloten? In het rooster is de projecttijd meestal in grote brokken aaneengesloten geroosterd. Dit maakt een betere planning mogelijk. De tijd dat de projectbegeleider begeleidt, is ook ingeroosterd. Dat is de tijd dat deze langs komt om de groep te begeleiden. 6.3.2 Welke tijden zijn eigenlijk ingeroosterd Per week zijn de overlegtijden met de projectbegeleider ingeroosterd. De andere tijden dat je in de groep werkt moet je onderling afspreken. Jullie moeten zelf een ruimte hiervoor reserveren. Per week zijn er variërend tussen de propedeuse en de hoofdfase voor de voltijdopleidingen 2½ tot 4 dagen voor projectwerk gepland. De deeltijdstudenten werken ongeveer de helft van hun opleidingsuren in en aan projecten. 6.3.3 Wanneer krijgen we de projectopdrachten? De meeste projecten beginnen met een introductiebijeenkomst. Dat is meestal de gelegenheid voor docenten om het project te starten en de projecthandleiding uit te delen. 6.3.4 Hoe zit het met de aanschaf van boeken? De opleiding schrijft een aantal standaardwerken voor die je in meer projecten moet gebruiken. Het is verstandig deze aan te schaffen. De mediatheek heeft een aantal gebruikersexemplaren maar nooit voldoende voor alle studenten. Voor de te kiezen literatuur kun je zelf bepalen of je deze aanschaft, leent of raadpleegt in de mediatheek. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 78 6.4 Toetsen 6.4.1 Hoe gaat het toetsen in zijn werk ? In deze handleiding vind je een uitgebreide toetsregeling. 6.4.2 Wordt mijn cijfer mede bepaald door mijn medestudenten? Ja, voorzover het eindproduct een groepsproduct is. Je maakt een groepsproduct dat je als groep ook presenteert. Zorg dus dat je in je projectgroep een werkwijze ontwikkelt die van het geheel meer maakt dan de som van de delen. Kaart samenwerkingsproblemen die je niet kunt oplossen tijdig aan bij de projectbegeleider! Daarnaast krijg je een individuele beoordeling via de overall toets in de vorm van een cijfer en een individuele beoordeling van je projectvaardigheden in de vorm van een AVV. Het uiteindelijke cijfer voor het project is het gemiddelde tussen het groepsproduct en de uitslag op de individuele OAT. Daarnaast moet je ook de projectvaardigheden voldoende hebben, Dit wordt afgesloten met een AVV. Projecthandleidingen kunnen van deze regeling afwijken. 6.4.3 Wat doen we als we tijdens het maken van een verslag een tentamen hebben van een vak uit het overig onderwijs? In het rooster wordt dit soort concurrentie zo veel mogelijk uitgesloten. In ieder geval worden tentamens niet in de week van het inleveren van het projectverslag gepland. Verder blijft het ook een zaak van plannen. Sommige hoogtepunten vallen nou eenmaal dicht bij elkaar. 6.5 Praktisch 6.5.1 Wanneer is de bibliotheek open? Vijf dagen in de week: maandag t/m vrijdag en (buiten de vakanties) vier avonden: maandag t/m donderdag. 6.5.2 Wat is een studielandschap? Een plek waar je alleen of met groepjes kunt studeren, dingen opzoeken, computers gebruiken, enzovoorts. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 79 6.5.3 Zijn de colleges verplicht? Er zijn twee soorten colleges. (1) Colleges die het project ondersteunen. Deze colleges worden niet apart getoetst. We gaan er vanuit dat de informatie uit deze colleges in het project verwerkt wordt. (2) Bij sommige vakken worden nog aparte colleges gegeven buiten het project om. Bij SPH bijvoorbeeld wordt een cursus ‘Theorie en methoden van een SPH-er’ gegeven. Over de aparte colleges kunnen we hier niets zeggen. Daarvoor zul je de handleiding van die aparte colleges moeten lezen. Over de colleges die het project ondersteunen is er formeel geen presentieplicht. Echter de informatie die via colleges wordt verstrekt en verwerkt wordt wel als de noodzakelijke kennis beschouwd die je toepast in je project en waarover je bij de individuele verantwoording aan het einde vragen kunnen worden gesteld. Bovendien is het informatie die je met je projectgroepleden bespreekt. Een deel van deze kennis komt zeker terug in de vragen in de individuele toets: de OAT. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 80 7. Bijlage 1: Toetsregeling voor het project 1997/1998 Deze regeling is bijgevoegd als voorbeeld. De instituten hebben zich op deze regeling gebaseerd. Soms wijken ze daarvan af. Vandaar dat deze regeling alleen ter informatie opgenomen is. Zij is t.o.v. de regelingen van het instituut niet rechtsgeldig. Elk project kent drie toetsonderdelen. (1) Het in te leveren eindproduct (vaak een verslag) (2) De overall toets (OAT) (3) De beoordeling van de projectvaardigheden (de projectvaardighedentoets) Elk van deze toetsonderdelen moet ten minste met een voldoende (dit is een 5.5 en hoger) zijn afgesloten. Dan pas worden de punten van het project toegekend. Het uiteindelijke cijfer voor het project bestaat uit het gemiddelde van de eerste twee cijfers en een beoordeling met een AVV (aan de verplichtingen voldaan) voor de projectvaardigheden. 1. Het eindproduct Het eindproduct is het uiteindelijke antwoord van de groep op de projectopdracht en de verantwoording daarvan. Een presentatie kan deel uit maken van dit eindproduct, evenals een individueel procesverslag en een groepsprocesverslag Het eindproduct levert een groepscijfer op. (1) Een onvoldoende voor een eindproduct betekent een aanvullende opdracht voor de groep. Deze opdracht wordt door de projectbegeleider gegeven. Een ernstige onvoldoende kan betekenen dat grote delen van het project of het gehele project moeten worden overgedaan. (2) Een onvoldoende voor de aanvullende opdracht betekent dat de betreffende studenten gezakt zijn. Er wordt maar eenmaal de gelegenheid gegeven een project over te doen. In overleg met de studieloopbaanbegeleider wordt beslist wanneer dat het geval is. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 81 2. De overall toets De OAT toetst de kennis en vaardigheden van de afgelopen periode in de context van het project. De OAT biedt de mogelijkheid om ook andere, bijvoorbeeld theoretische en methodische studieonderdelen tegelijkertijd te toetsen. In het invoeringsjaar (1997-1998) wordt de OAT alleen gebruikt in relatie tot het project. In het geval dat (later) ook andere studieonderdelen ‘overall’ getoetst worden, wordt de OAT gesplitst in secties van vragen. Elke sectie heeft een titel die verwijst naar het de toetsen studieonderdeel. De OAT is een individuele schriftelijke toets. Boeken en aantekeningen kunnen worden meegenomen. De toets kan voorbereid worden doordat de toetscasussen (niet de vragen) een week van tevoren worden uitgedeeld. (1) Een onvoldoende (een cijfer lager dan een 5.5) voor de OAT betekent een herkansing in een volgende periode. (2) Een onvoldoende voor de herkansing betekent dat de student als nog gezakt is voor het project. Er wordt eenmaal de gelegenheid gegeven het project over te doen. 3. De beoordeling van de projectvaardigheden De projectvaardigheden staan vermeld op het scoreformulier projectvaardigheden. Er worden vier categorieën projectvaardigheden onderscheiden. Zie: Bijlage 2: Scoreformulier voor Projectvaardigheden op pagina 85. (1) (2) (3) (4) Leren-Leren en systematische probleemaanpak. Werken in een taakgerichte groep. Sociale en communicatieve vaardigheden. Werkattitude. De projectbegeleider geeft uiteindelijk een beoordeling voor het bereikte resultaat. De projectbegeleider kan hierbij gebruik maken van de volgende vier informatiebronnen. (1) De score van studenten op het scoreformulier projectvaardigheden (zelfscore en scores van andere studenten). Dit scoreformulier wordt aan het begin van Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 82 het project uitgereikt. (2) De informatie uit het procesverslag behorend bij het project. Dit procesverslag kent een individueel deel en een groepsdeel. In de studiehandleiding behorend bij het project staat aangegeven hoe het individuele deel en het groepsdeel vormgegeven dienen te worden. Het verslag dient tezamen met het eindproduct te worden ingeleverd. (3) De eigen waarnemingen van de projectbegeleider en of informatie van eerdere projectbegeleiders. (4) Eventuele extra gesprekken met individuele studenten of de groep van studenten of met de projectbegeleider uit voorafgaande perioden. Een onvoldoende of voldoende score wordt formeel gegeven in de vorm van een AVV of NAVV (aan verplichtingen voldaan of niet aan verplichtingen voldaan) Een onvoldoende beoordeling van de projectvaardigheden kan verschillende consequenties hebben. Deze consequenties zijn afhankelijk van het studiejaar. Voor de propedeuse (1) De beoordeling van de projectvaardigheden in de eerste projectperiode van dat jaar heeft geen consequenties voor de punten van het project. De waarde ligt in de signaalfunctie die het heeft. (2) Een onvoldoende in de tweede projectperiode kan gecompenseerd worden door een voldoende in de derde periode. (3) Een onvoldoende in de derde of vierde projectperiode van het jaar leidt tot één herkansing. Deze herkansing is maatwerk. De herkansing is gebaseerd op het onderzoek van de studieloopbaanbegeleider naar de precieze oorzaak van deze onvoldoende. In samenspraak met de projectbegeleider en de student wordt door de studieloopbaanbegeleider een studieplan ontwikkeld voor de volgende projectperiode. Dit studieplan heeft de vorm van een contract. De herkansing bestaat uit het door de studenten in voldoende mate realiseren van dit contract. Pas dan worden ook de punten uit die periode toegekend. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 83 (4) Een onvoldoende voor het derde of vierde project als tweede onvoldoende leidt in principe tot een bindend negatief studieadvies en niet tot een tweede herkansing. Voor de hoofdfase. In principe dient de beoordeling van de projectvaardigheden voldoende te zijn. Een onvoldoende heeft twee consequenties. (1) Er worden géén punten toegekend voor deze projectperiode, totdat ook dit onderdeel, d.w.z. de herkansing, voldoende is. (2) Er wordt één herkansing ontwikkeld. Deze herkansing is maatwerk. De herkansing is gebaseerd op het onderzoek van de studieloopbaanbegeleider naar de precieze oorzaak van deze onvoldoende. In samenspraak met de projectbegeleider en de student wordt door de studieloopbaanbegeleider een studieplan ontwikkeld. Dit studieplan ligt in de vorm van een contract voor. De herkansing bestaat uit het voldoende realiseren van dit contract Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 84 8. Bijlage 2: Scoreformulier voor Projectvaardigheden Leren-Leren en Systematische probleemaanpak 1. Het zich oriënteren Kan zich een beeldvormen van het te ontwerpen product in een context Kan zich een beeld vormen van de voor die context typerende vraagstukken 2. Het analyseren en het gebruik van informatie Herkent en analyseert complexe situaties Kan informatiebronnen zoeken, benutten en verantwoorden 3. Het ontwerpen van een plan van aanpak Formuleert doelstellingen voorafgaand aan een plan Zet doelstellingen om in activiteiten voor een plan 4. Het controleren van werk Checkt in te leveren werk aan de hand van zelf opgestelde criteria Stelt indien nodig de plannen bij 5. Het zich zelf motiveren bij het ‘vast’ zitten Kan ideeën vormen om los te komen Kan zich enige tijd bezig houden met een taak die niet echt leuk gevonden wordt Subtotaal: Leren-Leren en probleemaanpak Werken in een taakgerichte groep 6. Het opereren als lid van een team Neemt loyaal en actief deel aan de vergadering en de 1 2 3 4 12 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 besluitvorming Draagt zelf bij en maakt gebruik van bijdragen van anderen 7. Het coördineren van de plannen 1 2 3 4 Kan taken verdelen en stemt taken op elkaar af Controleert de uitvoering van de taken 8. Het leidinggeven (voorzitten, bij onderwerpkennis) 1 2 3 4 Structureert de discussie (o.a. houdt informatieronden ter voorbereiding van een beslissing Houdt de discussie op gang binnen de gestelde kaders 9. Het nemen van besluiten 1 2 3 4 Betrekt voorstellen en suggesties van anderen Weegt verschillende mogelijkheden af tegen de doelstellingen die bereikt dienen te worden Subtotaal: werken in een taakgerichte groep Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 1 2 3 4 85 Sociale en communicatieve vaardigheden 10. Het geven en ontvangen van feedback Maakt opmerkingen die voor anderen verhelderend werken Kan luisteren naar commentaar op zichzelf zonder direct te oordelen 11. Het stimuleren van medestudenten Creëert een goed werkklimaat 12. Het omgaan met conflicten 1 2 3 4 Onderscheidt tijdig verschillende kanten aan een conflict Kan verschillende meningen van verschillende kanten in een constructief voorstel gieten Subtotaal: sociale en communicatie vaardigheden Werkattitude 13. Het omgaan met regels Volgt de regels, maar wijkt - in overleg – af indien nodig Spreekt anderen aan op afspraken 14. Assertiviteit Neemt initiatief zonder af te wachten wat anderen doen. Komt voor zich zelf op 15. Zelfkritiek Evalueert de eigen prestatie Maakt het eigen functioneren bespreekbaar 16. Zelfreflectie Brengt zijn / haar eigen aandeel onder woorden Reflecteert op eigen leerproces 17. Het omgaan met stress 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 Verkrampt niet in stress situaties Subtotaal Werkattitude Totaal 1 2 3 4 Afspraken 1. 2. Score: 3 = De standaard 4 = Iets extra's t.o.v. de standaard 2 = Nog niet de standaard bereikt 1 = Nog ver van de standaard verwijderd Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 86 9. Bijlage 3: Werkwijze 'tussenevaluatie' Door: Wilfred Diekman (oktober 1997) Studenten evalueren de volgende punten: 1. Voortgang van het project Vragen als: Liggen we op schema?; Zijn de deelproducten van voldoende kwaliteit?; etc. 2. Samenwerking in de groep Aandachtpunten te halen uit de samenwerkingstraining 3. projectmatig werken Werken we planmatig 4. Functioneren van de projectgroepleden Aandachtspunten zijn opgenomen in de individuele scoringsformulieren; de projectgroepsleden proberen aan de hand van deze formulieren een beeld te krijgen van het eigen functioneren en dat van de ander. De procedure hierbij is als volgt: Elke student vult het eigen formulier in plus voor ieder medegroepslid een formulier. De formulieren betreffende de medestudenten worden aan deze studenten gegeven. Elke student bekijkt vervolgens het formulier dat anderen over hem/haar hebben ingevuld met elkaar en met het voor zichzelf ingevulde formulier; dit laat ongetwijfeld verschillen zien. Elke student formuleert vervolgens t.b.v. de evaluatiebijeenkomst twee vragen die hij/zij aan medegroepsleden wil stellen over het eigen functioneren. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 87 Evaluatieverslag De evaluatie mondt uit in een verslag en bevat: de aandachts- en discussiepunten die aan de orde zijn geweest (o.a. de zojuist genoemde vragen) alsmede de getrokken conclusies en voornemens voor het verdere functioneren van projectgroep en individuele projectgroepleden. Bespreken en vaststellen van het verslag Het verslag wordt in het bijzijn van de projectbegeleider besproken en vastgesteld (in de begeleidingsbijeenkomst van 2 of 3 oktober). Tips Tenslotte nog enkele tips: Trek voor de evaluatie voldoende tijd uit (zeker drie uur). Maak evt. gebruik van werkmodellen over evaluatie, feedback e.d. in de projectwaaier. Laat dit verslag door meerdere groepsleden maken. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 88 10. Bijlage 4: werkmodellen voor projectmatig werken. 1. Projectiquette Meld je van tevoren af en vraag wat je moet inhalen of stel voor wat je kunt inhalen. Laat dat niet aan de groep over. Spreek altijd een nieuw tijdstip af. Je hoeft nooit iets te ‘pikken’ wat je niet wilt. Maak een ‘probleem’ zo snel mogelijk bespreekbaar, eventueel met behulp van de projectbegeleider, en maak een plan voor het probleem. Leg ernstige problemen ook op het bordje van de projectbegeleider. Maak afspraken met de projectbegeleider over de begeleiding. Praat niet over maar mét iemand. Wees eerlijk in het geven van feedback. Wees eerlijk in het ontvangen van feedback Geef anderen ruimte om te reageren. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 89 2. Kennismaken Wijs eerst een voorzitter en een notulist aan. De voorzitter maakt een rondje langs iedereen en vraagt een aantal praktische gegevens: naam, leeftijd en van welke school je komt. Daarna kun je, als eerstejaars, iets vertellen over jezelf. Bijvoorbeeld: Waarom je deze opleiding bent gaan doen Of het moeilijk of makkelijk was om deze opleiding te kiezen Wat je verwachtingen zijn van de opleiding. Of je er zin in hebt of niet Welke opleidingen je al gedaan hebt Welke werkervaring je al hebt opgedaan Andere studenten hebben misschien wel vragen voor je. De voorzitter moet er opletten dat iedereen aan de beurt komt. Je mag wel even een gesprek toe laten, maar daarna zul je weer de draad van het rondje moeten oppakken. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 90 3. Het evalueren van het project 1. Zorg dat er bij iedereen duidelijkheid bestaat over het doel van de evaluatie 2. De evaluatie dient volgens een door ieder aanvaarde procedure te verlopen. 3. Gun ieder de tijd aan het begin van de evaluatie om de belangrijkste punten even op te schrijven. 4. Zorg dat de criteria op basis waarvan je evalueert duidelijk zijn. Welke criteria worden gehanteerd bij het waarderen van: het resultaat, de taakvervulling, de werkwijze, de taakverdeling, de tijdsplanning, de samenwerking. 5. Maak gebruik van evaluatie -vragenlijsten als die in de projecthandleiding staan. 6. Zorg dat er conclusies getrokken worden uit de evaluatie en dat de groep niet blijft steken in constateringen. 7. Werk deze conclusies uit in afspraken. 8. De gemaakte afspraken moeten voor iedereen duidelijke en uitvoerbaar zijn. 9. Zorg dat de gegevens bewaard worden. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 91 4. Een vergadering zit vast Een voorzitter zal het in het begin niet makkelijk hebben. Het leren goed voorzitten is een zeer langdurig leerproces. De eerste taak is dat je zorgt dat je een agenda maakt. Neem de volgende zes stappen. 1. Identificeer en analyseer het onderwerp of probleem. De voorzitter maakt een rondje en noteert: wat vindt iedereen dat het probleem is. 2. Maak een plan. De voorzitter maakt een rondje en vraagt aan iedereen een plan om dat probleem op te lossen. 3. Bespreek het plan. 4. Check het plan. De voorzitter checkt of iedereen het uiteindelijke plan begrepen heeft. 5. Voer het plan uit. De voorzitter maakt afspraken om het plan uit te voeren. 6. Evalueer het plan. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 92 5. Het vinden van agendapunten Je kunt het (voorafgaande) zesstappenmodel ook gebruiken om agendapunten aan het begin van een vergadering te bepalen. Het model ziet er dan als volgt uit: 1. Maak een rondje en noteer waar een ieder over wil spreken. 2. Maak een rondje en vraag aan iedereen hoe zij over hun agendapunt willen praten. 3. Bespreek een gezamenlijk plan. 4. Check of iedereen het uiteindelijke plan begrepen heeft. 5. Maak afspraken om het plan uit te voeren. 6. Evalueer het plan. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 93 6. Taken van de voorzitter De voorzitter voert zowel taakgerichte activiteiten uit (procedures bewaken, informatie verzamelen) als groepsgerichte activiteiten (luisteren, groepsleden aanmoedigen, benoemen wat er in de groep gebeurt). Samengevatte taken: Voorbereiden van de bespreking; wat is er afgesproken voor deze bijeenkomst. Openen van de bijeenkomst; wat staat er op de agenda, hoe gaan we dit bespreken. Introduceren van de agendapunten. Letten op de tijd. (tot hoelang, pauze) Geven van het woord. Ingrijpen als mensen door elkaar praten. Tussentijds en aan het eind samenvatten van de discussie. Stimuleren van bijdragen (bijv. van zwijgzame groepsleden). Begeleiden van de besluitvorming. (Als het echt nodig is) houden van stemmingen. Bewaken van ‘vergaderprocedures’. Bemiddelen bij conflicten. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 94 7. Aandachtspunten bij levende notulen Schrijf aspecten op. Schrijf vragen op en zet ze eventueel achter de aspecten Schrijf procedures op en afspraken. Schrijf antwoorden op. Vat analyses samen. Vat discussies samen. Schrijf agendapunten voor de volgende keer. 8. Aandachtspunten bij klassieke notulen Beschrijf agendapunten als ‘op te lossen problemen’. Beschrijf de discussie als het vinden van verschillende oplossingen. (Vergeet niet de discussie op te schrijven. Hierin staan vaak argumenten of de analyse die je later bij een verantwoording nodig hebt) Beschrijf wat er afgesproken wordt in termen van ‘de oplossing waarvoor gekozen is’. Beschrijf de argumenten voor of tegen deze gekozen oplossing Beschrijf de gemaakte afspraken. Werk eventueel de planning bij. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 95 9. Zes stappen van besluitvorming Waar gaat het over en heeft iedereen even veel informatie? Het onderwerp bepalen waar verder over doorgepraat moet worden. Lanceren van voorstellen. Kritisch doorpraten van voorstellen. Besluiten. Kijken wat consequenties zijn en wie wat gaat doen. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 96 10. Werkmodel reflecteren Kies eerst de categorie uit, van waaruit je wilt reflecteren. (Voorzitten? Samenwerken? Conflicten?) Omschrijf een voorval kort en helder. Omschrijf de context waarin het probleem zich afspeelde. Geef beïnvloedende aspecten aan. Geef aan waar de groep zich bevond. Beschrijf hoe je jezelf hebt voorbereid op de werksituatie waarin dat voorval speelde (waren er doelstellingen, strategieën, plannen (ook impliciete), een programma, een verantwoording daarvan. Moest je wat, wilde je wat. Omschrijf zo feitelijk mogelijk de gang van zaken en je eigen positie daarin. Beoordeel het beschreven vanuit de categorie die aan de orde is. Welke vragen of discussiepunten heb je naar aanleiding van je boordeling. Welke plannen maak je verder. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 97 11. Het presenteren van informatie De voorzitter zou structuur aan een presentatie kunnen geven met behulp van de volgende stappen. 1. 2. 3. 4. 5. Inventariseer de bijdragen (subgroep resultaten) Bepaal een volgorde in presentatie Laat elke presentatie toelichten. Laat commentaar geven op de presentatie en toelichting. Inventariseer en noteer via een rondje de gemeenschappelijke bespreekpunten 6. Bespreek de bespreekpunten: zoek mogelijke oplossingen. 7. Formuleer een gezamenlijk antwoord op de weektaak, het weekresultaat of het weekprobleem. 8. Pas het resultaat in het grote geheel in Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 98 12. Leiderschapsfuncties Er zijn minstens vijf belangrijke functies die in een projectgroep vervuld moeten worden. 1. initiëren: de groepsactie aan de gang houden of in beweging zetten. 2. reguleren: de richting en het tempo van het groepswerk bepalen. 3. informatie: informatie of opinies in de groep brengen of vragen. 4. ondersteunen: het scheppen van een aangename sfeer, waardoor het gemakkelijker wordt om aan de taak te werken en om een eigen bijdrage te leveren. 5. evalueren: de groep helpen bij het evalueren van de besluiten, doelstellingen of werkwijzen. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 99 13. Het geven van feedback Vier regels voor feedback Geef specifiek beschrijvend commentaar. Zeg: ‘Je bent al twee dagen niet geweest’ (beschrijvend) Zeg niet: ‘Je bent een luie donder of je doet niets’ (interpreterend) Geef de consequenties weer Zeg: ‘Zonder je bijdrage komen we niet op tijd klaar’ Zeg: ‘Nu moet iemand anders het werk doen’ Zeg niet: ‘Het is jouw schuld als we het niet halen’ Geef weer wat het voor jou betekent. Zeg: ‘Ik voel me daardoor gestresst’ Zeg: ‘Ik wil zo niet werken’ Zeg niet: ‘Ik krijg je nog wel’ Toets het effect. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 100 14. Wees duidelijk als spreker Gebruik bij je communicatie zoveel mogelijk eigen beweringen en ideeën. Spreek niet in vage termen. Beter kun je zeggen: ‘ik vind...’. Zorg ervoor dat je informatie zo volledig mogelijk is. Let wat dit betreft ook goed op de signalen van de ander. Zorg ervoor dat je verbale en niet-verbale communicatie zoveel mogelijk met elkaar in overeenstemming zijn. Gebruik bij de uitleg van je informatie zonodig middelen als een schoolbord, flap-over of een stuk papier. Vraag zonodig om feedback aan de ander: ‘Wat is er niet duidelijk?’ ‘Is mijn houding voor jou een belemmering?’ Zorg ervoor dat je informatie aansluit bij de gedachtewereld van de ander. Als je in de communicatie over je gevoelens spreekt beschrijf die dan duidelijk. Als een ander je belemmert in je communicatie, beschrijf die belemmeringen dan. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 101 15. Wees duidelijk als luisteraar Geef nauwkeurig in eigen woorden weer wat degene die zich tot jou richt met zijn communicatie bedoelt. Doe dat in eerste instantie zonder daaraan een oordeel te verbinden. Beschrijf met eigen woorden de gevoelens van degene die zich tot jou richt. Laat hem of haar blijken hoe jij je in zijn of haar situatie hebt ingeleefd. Geef duidelijk weer wat jouw oordeel is over datgene wat de communicatiegever jou vertelde. Geef tijdig duidelijke signalen als je iets onduidelijk is in de informatie van degene die zich tot jou richt. Probeer zoveel mogelijk vooroordelen uit te schakelen als je naar iemand luistert. Laat in je non-verbale gedrag zien dat je luistert. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 102 16. Het bespreekbaar maken van een conflict Maak een rondje over wat er aan de hand is. Laat iedereen uitspreken zonder te discussiëren. Probeer te achterhalen wat de oorzaken van het conflict zijn. Maak daarna een rondje Welke plannen of ideeën heeft iedereen. Houd je eigen mening voor je. over wat iedereen wil Maak geen verwijten, zoals: Jij had ook veel beter op tijd moeten komen. Pas als alles mislukt is, er geen plannen Help bij het maken van meer mogelijk zijn, kun je zelf beslissingen plannen. nemen: harde afspraken maken of het probleem op het bordje van de projectbegeleider leggen. Leg ogenblikkelijk al het werk stil Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 103 17. Gedrag om conflicten af te zwakken. In ik -termen spreken (ik begrijp dat, ik merk dat.) Voor jezelf spreken (ik kijk daar toch anders tegenaan.) Naar de mening van een ander vragen (wat vind jij daarvan?) Het gesprek op de kwestie en niet op de persoon richten (het gaat om veel geld en niet jij smijt met geld.) Geen stelligheden verkondigen (Het is nu eenmaal zo.) Het woordje 'nooit' vermijden. (Jij denkt nooit aan de financiële consequenties.) Het woordje 'altijd' vermijden. (Jij denkt altijd aan je eigen belang.) De deur openhouden. (Als je er nog eens op terug wilt komen.) De onderhandelingen niet afbreken. (Ik wil er verder niet meer op terug komen.) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 104 18. Het bespreken van conflicten. Openingsfase Onderzoeksfase (hoe kijken partijen tegen de kwestie aan?) Onderhandelingsfase Afrondingsfase a) b) c) d) e) f) g) aanleiding noemen grenzen stellen escalatie benadrukken medewerking vragen tijd afspreken en structuur voorstellen spelregels aangeven zienswijzen en belangen van partijen bespreken h) luisteren bevorderen i) tussentijds vragen om concretiseringen en samenvatten j) klachten omzetten in wensen k) communicatie herstellen l) oplossingen ontwikkelen m) concrete afspraken maken om escalaties te voorkomen n) afspraken opschrijven o) kopie van afspraken beloven p) volgende bespreking maken q) naar tevredenheid vragen Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 105 19. Een student lift mee Accepteer niets wat je niet zint. Stel het probleem aan de orde. Maak een rondje: wat vindt iedereen? Formuleer de taakachterstand. Vraag aan de meelifter wat hij/zij daarvan kan doen. Maak afspraken. Check of iedereen de afspraken begrijpt. Regels: De projectbegeleider wordt tijdig geïnformeerd. Studenten zetten nooit iemand uit de groep. Studenten mogen wel voorstellen doen aan de projectbegeleider. Studenten mogen het oneens zijn met de projectbegeleider. De projectbegeleider is de enige die dit soort zware beslissingen neemt. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 106 20. Problemen die de groep zelf oplost Te laat komen van medestudent. Een student komt een paar keer niet. Een student doet geen voorstel om het werk in te halen. Een student heeft een taak niet af. Een planning wordt (gedeeltelijk) niet gehaald. Een taakverdeling pakt anders uit. Een student houdt zich niet aan de afgesproken procedure. Een voorstel om een bepaalde student uit de groep te zetten. Het tijdig inlichten van een projectbegeleider Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 107 21. Problemen waarbij de projectbegeleider betrokken wordt. Een student is meer dan 20% van de tijd afwezig of afwezig geweest. Een planning wordt niet gehaald, waardoor het eindtraject de mist in dreigt te gaan. Een (meeliftende) student erbij te betrekken, na tenminste twee mislukte pogingen van de projectgroep zelf. Ernstige conflicten De beslissing om een student uit een groep te zetten. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 108 22. De kunst van het loskomen De kunst van het vragenstellen voordat je antwoorden geeft. Benoem de aspecten van dit ‘probleem’. Schrijf bijbehorende vragen op. Geef aan: wat te doen om antwoorden te vinden. Geef aan: wat is het antwoord. Hoe past het in het grote geheel? Aspecten Bijbehoren de vragen (o.a.) Wat te doen om antwoorden te vinden? Het antwoord Inpassen in het grotere geheel 1. 2. 3. 4. 5. 6. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 109 23. De belangrijkste vragen van de projectbegeleider zijn: Welke aspecten zijn aan de orde? Zijn dat alle aspecten? Welke relaties bestaan ertussen de aspecten? Welke vragen hebben jullie bedacht en zijn dat alle vragen? Welk plan heb je om de vragen te beantwoorden? Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 110 24. Zeven vragen die je stelt bij het ontwikkelen van programma’s Motto van dit werkmodel: Programmeren is scheel kijken: enerzijds oog houden voor de doelgroep, anderzijds oog voor de inhoud. 1. 2. 3. 4. 5. 6. Ga na wie je precies wilt bereiken. Ga na wat je precies wilt bereiken. Ga na waarover het programma gaat. Ga na voor welke werkvorm je kiest Ga na welke hulpmiddelen je kunt inschakelen. Ga na hoe je het hele programma in grote lijnen kunt organiseren en voorbereiden 7. Ga na hoe je het programma achteraf toetst. Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 111 11. Over de auteurs Elly Mathijssen, Onderwijskundige, stafmedewerker HvA Kooikersweg 3 2141 VR Vijfhuizen Tel werk: 020-5702610 E-Mail [email protected] Jos de Kleijn, Onderwijskundige, stafmedewerker HvA Prinsegracht 20 c, 26512 GA Den Haag Tel. 070-3648086 (+Fax) Tel werk: 020-5240192 E-Mail [email protected] E-mail [email protected] Homepage: http://homepage.cistron.nl/~jdk Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 112 12. Andere interne uitgaven: Jos de Kleijn. Vergaderen en conflicthantering. Februari 1995 (cursus) Jos de Kleijn. Het voeren van functioneringsgesprek. Maart 1995 (cursus) Jos de Kleijn, Klaas van Rijswijk. Handleiding en studiegids voor PGL (WOT). Juni 1995 Jos de Kleijn. De rol van flankerend onderwijs in probleemgestuurd projectonderwijs februari 1996 Jos de Kleijn. Jongleren met leerstijlen. Maart 1996 Jos de Kleijn, Hanny Deelen. De rol van de projectdocent als mentor. Juni 1996 (cursus) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. Werkmodellen (54) voor de ontwikkeling van projectmatig leren. Jos de Kleijn. Uitleggen en ervaringen. (Behoort bij de cursus: het ontwerpen en construeren van zelfsturende opdrachten) Februari 1997 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. Programmeringsregels voor het construeren van projecten. Oktober 1995 (cursus) Jos de Kleijn en Elly Mathijssen. Handvatten voor de rol van projectbegeleider,. November 1995 (cursus) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. Het schrijven van een projecthandleiding. December 1995 (cursus) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. (versie-3) December 1997 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. Projectwaaier (45 werkmodellen voor studenten voor projectmatig leren), Mei 1997 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. Het ontwerpen en construeren van zelf sturende opdrachten. Januari 1997 (cursus) Jos de Kleijn, Elly Mathijssen .Richtlijnen voor het schrijven van een docenthandleiding. Februari 1996 Jos de Kleijn. Het managen van leerstijlen, Maart 1996 Jos de Kleijn e.a. Scorelijst projectvaardigheden. Juni 1997 Jos de Kleijn. De didactiek van het Leren- Leren (cursus voor beginners), november 1997 Jos de Kleijn, Elly Mathijssen. De kunst van het loskomen. 113