APPENDIX II Mogelijke verbanden tussen lichaam en geest In hoofdstuk 7 werd Toevoeging van de START&GO-methode uitgelicht. Bij alle ijsbergen die ik in mijn werk en persoonlijk leven ben tegengekomen bleek er een verband te zijn tussen hoofd en lichaam. Vaak ook tussen hoofd, hart en lichaam. Het ontbreken van passie (het hart) maakt dat zowel het hoofd als het lichaam haperingen vertonen. Er zijn veel gezegdes, spreuken, uitspraken en andere taalkundige virtuositeiten die met lichaamsdelen te maken hebben. Dat geeft al aan hoe belangrijk het lichaam in het dagelijks leven is. Onderstaande tekst is geheel vanuit mijn interpretaties van situaties geschreven. Deze informatie is alleen bedoeld om je aan het denken te zetten en de taal en signalen van je lichaam meer te betrekken bij je leven en de veranderingsprocessen die je wilt aangaan. Deze tips zijn absoluut niet bedoeld om je te stimuleren een klacht of pijn alleen door veranderprocessen te laten verminderen, of de klacht niet serieus te nemen. In de natuurgeneeskunde staat het rechterdeel van het lichaam voor het lichamelijke en het linkerdeel van het lichaam voor het mentale. Wat zou pijn en ongemak van specifieke lichaamsdelen kunnen betekenen? Hierbij wat overdenkingen. Bewegingsstelsel Je nek, schouders, armen, heupen, benen: alles waardoor je je kan voortbewegen. Hoe star of flexibel ben jij als het om je gewrichten gaat? 266 Schouders: daar zit je nek en hoofd op en hangen je armen aan. Gezegdes/uitspraken: brede schouders hebben, je schouders ophalen. Hoe breed zijn jouw schouders? Kan jij alles aan wat er op jouw schouders gelegd wordt? Hoeveel inspanning kan en wil je leveren? Ellebogen: scharniergewricht waardoor je je armen kan buigen. Gezegdes/uitspraken: achter de ellebogen hebben, tenniselleboog. Hoe beweeglijk ben je, voor jezelf en voor anderen? Maak jij misbruik van anderen om succes te verkrijgen? Pols: twee-assig gewricht, verbinding tussen hand en arm, zeer flexibel. Gezegdes/uitspraken: vinger aan de pols, niet verder springen dan de pols lang is Houd jij alles in de gaten? Kan jij loslaten? Wil je graag iemand uithoren? Hoe flexibel ben jij? Heupen: uitstekend lichaamsdeel waar de benen aan vast zitten. Gezegdes/uitspraken: het op je heupen hebben, het gewicht zit op de heupen, uit de heup schieten. Hoe ongenuanceerd ben jij? Schiet je met losse flodders? Hoe zenuwachtig ben jij? Wat houd jij vast op je heupen? Knieën: een scharnierend gewricht dat slechts één kant op draait, dus niet zo flexibel als de pols is. De beenspieren houden de knieën op hun plaats. Noodzakelijk om te kunnen lopen. Gezegdes/uitspraken: knikkende knieën, door de knieën gaan. Hoe vaak ga jij door de knieën voor iets of iemand terwijl dat tegen je indruist? Hoe onwrikbaar ben jij? 267 Voeten/tenen: lichaamsdeel wordt gebruikt voor de voortbeweging. Gezegdes/uitspraken: aan iemands voeten liggen, met de tenen wiebelen, het heeft nogal wat voeten in de aarde, kromme tenen krijgen. Hoe zelfstandig loop jij? Uit jij je of houd je jezelf in? Zie jij overal problemen of zie je juist mogelijkheden? Zintuigen Horen, zien, proeven, voelen, ruiken. Hoe ontvang jij invloeden van buitenaf ? Hoe ga je daar verder mee om? Oren: daarmee ontvang je letterlijk geluid. Gezegdes/uitspraken: iemand een oor aannaaien, tegen dovemansoren spreken. Hoeveel geluid vang jij op, hoe vaak heb jij verstopte oren, wil jij wel horen wat een ander of jijzelf jou te vertellen heeft? Ogen: daarmee zie je de wereld om je heen letterlijk: je ziet bijvoorbeeld kleur en beweging. Gezegdes/uitspraken: daar zitten nogal wat haken en ogen aan, de ogen openen, de ogen uitsteken, ogenschijnlijk. Zie jij wat werkelijk voor je neus staat of doe je alsof je blind bent? Kijk je weg van de werkelijkheid? Wanneer houd jij je ogen gesloten? Kan jij het licht in andermans ogen zien of verblindt jaloezie je? Tong: smaakgewaarwording, slikken, praten. Gezegdes/uitspraken: over de tong gaan, alsof een engeltje over je tong piest, een gladde tong hebben. Hoe praat jij over een ander, maar vooral hoe praat jij over jezelf ? Wat voor bewoordingen horen bij jou? Slik jij wel eens woorden in? 268 Wat proef jij als je praat? Zeg jij gelijk wat jij ingegeven krijgt? Huid: grootste orgaan, bekleding van het lichaam. Gezegdes/uitspraken: een dikke huid hebben, de huid vol schelden, de huid duur verkopen. Hoe ontvang jij alles wat je voelt? Kan je het van je laten afglijden of is je huid als een oude regenjas? Kan jij zorg voor jezelf dragen en jezelf beschermen? Neus: het orgaan waar we geuren mee waarnemen en zuurstof mee opnemen. Gezegdes/uitspraken: de neus ophalen, door de neus boren, ergens met je neus bovenop staan, wijsneus. Waar gebruik jij je neus voor? Interesse tonen, praatjes maken, de wijste wezen? Of laat jij je wel eens iets wijs maken? In welke richting staat je neus? Spijsverteringstelsel Mond/keel, maag, lever, galblaas, alvleesklier, darmen. Deze organen hebben allen te maken met het verwerken en verteren van voedsel, zowel lichamelijk als geestelijk Mond/keel: eerste verwerking van voeding, spreken, ademen en proeven. Gezegdes/uitspraken: het komt je de strot uit, naar adem happen, herkauwen, de mond snoeren. Hoe verwerk jij in eerste instantie dat wat jij tegenkomt? Wat is jouw eerste reactie? Laat jij je de mond snoeren? Neem jij wel eens een blad voor de mond? Houd jij je wel eens in of slik jij alles maar door? 269 Maag: deel van het spijsverteringsstelsel waar je eten terechtkomt na de mond en slokdarm. Gezegdes/uitspraken: zwaar op de maag liggen, ogen zijn groter dan de maag. Hoe verwerk jij letterlijk en figuurlijk alles wat binnenkomt in jouw leven? Blijft het als een steen op je maag liggen, heb je wel eens braakneigingen? Lever: zwaarste orgaan, twee graden warmer dan de rest van je lichaam, speelt een belangrijke rol bij verschillende stofwisselingen, daarnaast zuivert de lever het bloed. Gezegdes/uitspraken: wat heb je op je lever, long en lever verteren. Woorden als opleveren, overleveren, leveren. Hoe zuiver is jouw leven, lichaam, geweten? Hoe verwerk je wat binnenkomt in je leven? Hoe lever jij je over aan wat jouw overkomt? Hoe hard vecht jij, waar ligt jouw grens, wanneer begint het overleveren? Galblaas: opslagplek voor gal dat geproduceerd wordt door de lever en gebruikt wordt bij het verwerken van voedsel in de dunne darm. Gezegdes/uitspraken: je gal spuwen, de gal loopt hem over, naar de gallemieze gaan. Wanneer en hoe uit jij je? Slik jij je gal in? Ga je door tot je naar de gallemieze gaat, tot je niet verder kan? Hoe zwartgallig ben jij? Darmen: het verteren en opnemen van voedingsstoffen. Gezegdes/uitspraken: de kronkel in je darm hebben. Hoe verwerk jij alles wat je meemaakt? Welke kronkel leg jij in je verwerking? Welke stagnatie beleef jij in je leven en wat gaat juist zo snel dat je het niet verwerken kunt? 270