Werkvormen bij `Elk kind heeft recht op een gelijke behandeling` 1

advertisement
Werkvormen bij ‘Elk kind heeft recht op een gelijke behandeling’
(Uit: Recht in de roos)
1.
De gelen en de groenen*
Doel
 Debatteren over regels in de maatschappij.
 Discriminatie ervaren.
 Macht en machteloosheid ervaren.
Benodigdheden
 Gekleurde zelfklevende etiketten in twee verschillende kleuren, bijvoorbeeld groen en geel.
 Maak op een groot blad papier een lijst op van 6 à 8 speciale regels die voor jouw groep geschikt zijn (zie verder
een voorbeeld).
Tijd
Bepaal zelf de limiet. Bijvoorbeeld 1 uur tijdens knutselen of een vrij keuze-uur of iets dergelijks.
Werkwijze
 Deel de etiketten willekeurig uit en vraag de deelnemers ze constant te dragen. Iedereen in de groep moet er één
hebben.
 Hang de regels op een opvallende plek en leg uit dat ze allemaal zonder uitzondering gevolgd moeten worden.
 Op alle andere vlakken zou deze les zo normaal mogelijk moeten verlopen.
 Zorg ervoor dat je voldoende tijd uittrekt voor de nabespreking. Begin met de kinderen te vragen hoe ze zich
voelden tijdens het spel en wat ze eruit leerden. Stel volgende vragen:
• Vond je dit een leuk spel?
• Vond je het eerlijk?
• Hoe voelde het om een ‘gele’ of een ‘groene’ te zijn?
• Wat was het beste/slechtste aan een ‘groene’ of een ‘gele’ te zijn?
• Heeft er iemand geprobeerd om zijn/haar etiket om te ruilen?
• In de kinderrechten is gelijkwaardigheid van alle kinderen een erg belangrijk principe. Daarom is er ook het
‘recht op een gelijke behandeling’. Je toont eventueel de tekening van dit recht.
• Kan je voorbeelden geven uit het echte leven waar kinderen niet op een gelijke manier behandeld worden? Op
school, bij je thuis, in een vereniging, op de bus, bij festiviteiten, …
• Wat vind je daarvan?
• Ken je nog andere soorten discriminatie?
• Hoe democratisch is de school?
• Wie heeft de macht om de regels te veranderen?
• Wat kan je doen om gelijke behandeling in de school te bevorderen?
*
Naar: ‘Allemaal anders, allemaal gelijk’; VORMEN vzw, naar ‘All different, All equal. Education Pack.’;
Raad van Europa
1 | Werkvormen bij ‘recht op een gelijke behandeling’
Tips voor de begeleider
 Bereid de regels zorgvuldig voor om controle te houden over het spel. Zorg ervoor dat je weet wie in welke groep
zit. Je kan het vormen van de groepen manipuleren, maar laat de leerlingen niet weten dat je dit hebt gedaan.
 Wees je ervan bewust dat deze activiteit sterke gevoelens aan de oppervlakte kan brengen. Zorg dat voor de
nabespreking iedereen duidelijk uit zijn rol kan stappen.
De regels (een voorbeeld)
Mensen met groene etiketten …
 mogen niet op de stoelen zitten;
 mogen niet op een plaats zijn met meer dan één persoon;
 mogen niet met een ‘gele’ praten, behalve als ze aangesproken worden;
 mogen geen toegang hebben tot materiaal zonder speciale toestemming.
Mensen met gele etiketten …
 hebben voorrang voor de speelhoek en de computer;
 hebben voorrang om de muziek te kiezen;
 hebben vrije toegang tot al het materiaal dat ze nodig hebben;
 krijgen een gratis drank aan het einde van het spel als ze zich strikt aan de regels houden.
2 | Werkvormen bij ‘recht op een gelijke behandeling’
Gelijk of niet gelijk'
2.
Doel



De toepassing of de schending van kinderrechten in uitspraken herkennen.
Het onderscheid maken tussen de toepassing door de overheid of door ons zelf in het dagelijks leven.
Voorstellen formuleren om actief op te komen voor kinderrechten in het algemeen en voor het recht op een
gelijke behandeling in het bijzonder.
Benodigdheden
 Schrijfgerief.
 Kopieën van de uitspraken (zie hieronder) en van het ‘kaartjes titels kinderrechten’ (Zie www.vormen.org).
Werkwijze
 Als inleidende werkvorm zou je de activiteit ‘Het goede in onze groep’ kunnen spelen, om zo de ontwikkeling van
(zelf)respect in de groep aan te moedigen.
 Geef de deelnemers per twee een kopie van de onderstaande uitspraken. Geef hen ook het overzicht van de





kinderrechten. Overloop samen de lijst van de rechten, geef ze allemaal een nummer van 1 tot 17 en laat de
kinderen de nummers noteren.
Opdracht: “Lees de uitspraken van de kinderen. Welke rechten worden hier toegepast of geschonden? Schrijf de
nummers van de rechten die volgens jullie bij elke uitspraak passen.”
De uitspraken hebben allemaal een kern van (gebrek aan) respect voor verschillen en anders-zijn. Het recht op een
gelijke behandeling komt hierdoor waarschijnlijk het sterkst aan bod. Ook andere rechten zijn hier zeker te
ontdekken.
Bespreek de bevindingen van de duo’s in grote groep:
• Over welke rechten gaat het?
• Zijn het herkenbare uitspraken? Maak je in je eigen leven gelijkaardige dingen mee? Vertel eens.
• De overheid moet ervoor zorgen dat kinderrechten worden toegepast in wetten en dat die wetten uitgevoerd
en nageleefd worden. Welke uitspraken zijn hiervan een illustratie? Gaat het hier over een toepassing of een
schending?
Daarna vorm je groepjes van 4 kinderen (2 duo’s bij elkaar).
Opdracht: “Bespreek in je groepje wat wij zelf kunnen ondernemen om de rechten van kinderen in de besproken
situaties te beschermen. Probeer bij elke uitspraak minstens één voorstel te formuleren. Meer mag ook. Als het
niet lukt bij sommige uitspraken, probeer dan uit te leggen hoe dat komt.”
(plenair) Per uitspraak worden de voorstellen uit de verschillende groepjes samengebracht. Je noteert elk voorstel
kernachtig op een flap. Hierna weeg je samen af welke voorstellen realiseerbaar zijn en welke niet. Je kan zo tot
concrete ideeën komen om actief op te komen voor het beschermen van kinderrechten.
Uitbreiding
Nog een stap verder kan je gaan door met de hele klas vanuit de realiseerbare voorstellen concrete afspraken te
maken. De afspraken worden genoteerd en goed leesbaar opgehangen. Eventueel kan je ze ook laten illustreren met
een tekening of symbool. Regelmatig evalueer je of de gemaakte afspraken ook worden toegepast. Laat de kinderen
concrete voorbeelden van toepassingen of schendingen van de afspraken vertellen.
3 | Werkvormen bij ‘recht op een gelijke behandeling’
Werkblad bij ‘Gelijk of niet gelijk’
Uitspraken
1
‘Als we gaan voetballen tijdens de speeltijd, zijn het altijd dezelfden die de ploegen
kiezen. Dikwijls worden de ploegen niet eerlijk verdeeld.’
2
‘Waarom ligt hier één rij rubberen tegels in de stoep?’
3
‘Als ik met de fiets naar school kom, ben ik bang. Er staat een groepje grote jongens te
wachten aan het park. Ze schelden mij uit of roepen dat ze me zullen pakken. Ze
hebben me al eens doen stoppen, mijn boekentas doorsnuffeld en in de struiken
gegooid. Ik neem nu altijd een omweg om niet door het park te moeten.’
4
‘We hebben tijdens de les godsdienst een film gezien over de Joden. Iedereen lag plat
van ’t lachen toen we hen zagen bidden. Die stonden daar maar heen en weer te
schudden. Echt belachelijk!’
5
‘Wie eerst klaar is met zijn werk mag de dieren en de planten in de klas verzorgen. Zo
kom ik nooit aan de beurt.’
6
‘Ik mag mijn identiteitskaart nu al afhalen op het gemeentehuis en ik word pas
volgende maand 12 jaar.’
7
‘Ga jij maar bij de meisjes staan! Mietje! Die durven zeker ook niet in de boom!
Meisjes zijn flauw, jongens zijn stoer!’
8
‘Joris is als kleuter geopereerd aan zijn voeten. Daarom loopt hij zo raar. Mag hij geen
voorsprong krijgen als we voor een wedstrijdje sprinten?’
9
‘Ikke spreken nog niet goed de Nederlands. Ikke leren Nederlands in speciale klas. Een
hele jaar. Ikke begrijpen als jij traag spreken. Okee?’
10
‘De politie hield alleen de mensen met een bruine huidskleur tegen om hun papieren
te controleren. Blanken mochten gewoon doorlopen.’
4 | Werkvormen bij ‘recht op een gelijke behandeling’
Het uitsluitingsspel
3.
Doel
 Kinderen bewust maken van uitsluiting bij spelen.
 Het recht op een gelijke behandeling leren toepassen bij spelletjes.
Benodigdheden
 Spelmateriaal: bal, krijt…
Tijd
60 minuten
Werkwijze
 Je speelt één spel of enkele spelen, waarbij (telkens) een speler wordt uitgesloten. Bijvoorbeeld:
• ‘Chinese voetbal’: wie een bal door de benen krijgt, mag niet meer meedoen.
• ‘Tikkertje’: wie getikt wordt, moet uit het spel.
• ‘Nat in de vijver’: In een kring opstellen rond een getekende cirkel met doorsnede van een dikke meter (de
‘vijver’) op de grond. Iedereen moet handen geven en proberen de anderen in de vijver te trekken. Wie een
voet in de vijver zet of wie de handen lost, moet aan de kant.
 Na een tijdje stop je het spelen en bespreek je volgende vragen:
• Hoe voelt het als je uit het spel uitgesloten wordt?
• “Elk kind heeft recht op een gelijke behandeling.” Wordt dit recht in dit spel goed toegepast, of niet? Leg eens
uit. Wat vind je daarvan?
• Ken je nog spelen die met uitsluiting werken? Spelen jullie die ook?
• Zijn het vaak dezelfde kinderen die zo minder kansen krijgen?
• Hoe kiezen jullie ploegjes? Zijn het vaak dezelfde kinderen die als laatste overblijven? Hoe voelen zij zich daar
bij?
• Zijn er kinderen die soms niet mogen meedoen? Waarom niet? Hoe voel je je als je niet mag meespelen of als
je ‘afvalt’?
 Vraag de kinderen hoe ze ervoor kunnen zorgen dat iedereen evenveel kansen krijgt om leuk te spelen. Als ze er
zelf niet kunnen op komen, vertel je dat door de spelregels aan te passen, je het spelen voor iedereen leuker kan
maken. Geef enkele voorbeelden.
 Daag de kinderen uit om alternatieven te zoeken om niemand uit te sluiten of naar leuke opdrachten te zoeken
voor de ‘afvallers’. Bijvoorbeeld:
• Chinese voetbal. Telkens een bal door je benen gaat, moet je je omdraaien. Voorwaarts en achterwaarts spelen
wisselen elkaar af, maar je blijft wel steeds deel uitmaken van het spel.
• Tikkertje. De getikte moet een aantal keer de basketbal door de basketring gooien. Als dat gelukt is, mag hij/zij
weer komen meespelen. Of de aangetikten mogen de tikker helpen.
• Nat in de vijver. De afvallers moeten met zijn allen in een andere kleine ‘vijver’ gaan staan zonder één voet
buiten te zetten. Hoe meer afvallers er bij komen, hoe moeilijker en leuker dat wordt.
Uitbreiding
 Je vraagt de kinderen naar spelen die ze regelmatig op de speelplaats spelen en waarbij ze zich uitgesloten kunnen
voelen. Laat ze alternatieve regels bedenken en deze uittesten tijdens de speeltijd. Bespreek na de speeltijd hoe
het gelopen is.
• Is het spelen nu leuker geweest en aangenamer voor iedereen?
• Wat kunnen ze daaruit leren?
5 | Werkvormen bij ‘recht op een gelijke behandeling’
Download