europees parlement

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
2004








2009
Commissie verzoekschriften
17.07.2008
MEDEDELING AAN DE LEDEN
Betreft:
1.
Verzoekschrift 1154/2007, ingediend door Janina Rebkowska-Vrouwenvelder
(Poolse nationaliteit), over haar rechten op een weduwepensioen na het
overlijden van haar Nederlandse echtgenoot
Samenvatting van het verzoekschrift
Indienster beschrijft de problemen die zij heeft ondervonden met betrekking tot de betaling
van haar weduwepensioen na haar terugkeer naar Polen na het overlijden van haar
Nederlandse echtgenoot. Aanvankelijk ontving zij een maandelijks pensioen van 980 EUR
van het Nederlandse pensioenfonds. Toen zij echter in 2006 de leeftijd van 65 jaar bereikte,
werd het bedrag plotseling verlaagd tot 147 EUR. Indienster, die geen pensioen ontvangt in
Polen, maakt bezwaar tegen deze ingrijpende verlaging van haar uitkering, die zij toeschrijft
aan het feit dat ze in Polen is gaan wonen. Ze verzoekt daarom het Europees Parlement een
onderzoek in te stellen om na te gaan of de Nederlandse pensioenautoriteiten zich hebben
gehouden aan de letter en geest van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende
de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkende en hun gezinnen, die zich
binnen de Gemeenschap verplaatsen.
2.
Ontvankelijkheid
Ontvankelijk verklaard op 26 maart 2008. De Commissie is om inlichtingen verzocht (artikel
192, lid 4 van het Reglement).
3.
Antwoord van de Commissie, ontvangen op 17 juli 2008.
Indienster is van Poolse nationaliteit en was van 1989 tot 1995 gehuwd met een Nederlandse
staatsburger, met wie zij in Nederland woonde. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1995
is zij teruggekeerd naar Polen. Van 1995 tot 2006 ontving zij een maandelijks pensioen van
980 EUR. Toen indienster in 2006 de leeftijd van 65 jaar bereikte, werd het bedrag verlaagd
tot 147 EUR.
CM\738843NL.doc
NL
PE411.987
NL
Indienster stelt dat de verlaging van haar pensioen onrechtmatig was en schrijft deze toe aan
de hervorming van het Nederlandse pensioenstelsel en aan het feit dat zij thans weer in Polen
verblijft. Indienster vraagt zich af of een dergelijke verlaging van haar pensioen geen
schending is van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad1. Zij stelt dat ze vanwege het
feit dat ze slechts twaalf jaar werkzaam is geweest in Polen geen recht heeft op een Pools
pensioen en dat het verlaagde Nederlandse pensioen niet voorziet in de minimale middelen
van bestaan.
Het communautair recht op het gebied van sociale zekerheid voorziet in de coördinatie van de
nationale socialezekerheidsstelsels, niet in de harmonisatie ervan. Dit houdt in dat alleen de
lidstaten bevoegd zijn om de details van hun socialezekerheidsstelsel te bepalen, zoals welke
uitkeringen worden verstrekt, onder welke voorwaarden en hoe deze uitkeringen worden
berekend. De coördinatieregels in Verordeningen nrs. 1408/71 en 574/72 hebben ten doel
ervoor te zorgen dat de toepassing van de verschillende nationale wetgevingen er niet toe leidt
dat personen die hun recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie uitoefenen hun sociale
zekerheid wordt ontnomen. De Verordeningen betreffende de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels zorgen ervoor dat de fundamentele beginselen van gelijke
behandeling en non-discriminatie op grond van de nationaliteit worden nageleefd.
Volgens de Nederlandse wetgeving wordt een nabestaandenpensioen uitgekeerd tot het
moment dat de begunstigde de leeftijd van 65 jaar bereikt, waarna het kan worden vervangen
door een ouderdomspensioen. Bij het berekenen van het wettelijke ouderdomspensioen wordt
rekening gehouden met de voorafgaande tijdvakken van wonen in Nederland.
Indienster had na het overlijden van haar echtgenoot recht op een weduwepensioen, dat in
overeenstemming met de Nederlandse wetgeving werd stopgezet op het moment dat zij de
leeftijd van 65 jaar bereikte. Het weduwepensioen werd toen vervangen door het
ouderdomspensioen, dat vanwege de korte tijdvakken van wonen en verzekering in Nederland
van indienster veel lager is dan het weduwepensioen.
De verlaging van het pensioen van indienster was derhalve niet het gevolg van het feit dat zij
weer in Polen is gaan wonen, maar het resultaat van de toepassing van de Nederlandse
wetgeving, die bepaalt dat de persoon in kwestie tot de leeftijd van 65 jaar recht heeft op een
nabestaandenpensioen. Het betrekkelijk lage bedrag aan ouderdomspensioen dat indienster
ontvangt, is geen gevolg van het feit dat zij een Poolse staatsburger is of dat zij thans weer in
Polen verblijft, maar uitsluitend van haar korte verblijfsduur in Nederland.
Ook kan de verlaging van het pensioen van indienster niet worden toegeschreven aan
wijzigingen van de Nederlandse wetgeving, zoals indienster beweert.
Indienster beweert dat zij vanwege het feit dat ze naar Nederland is verhuisd en haar baan in
Polen heeft opgegeven nu geen recht heeft op een Pools ouderdomspensioen aangezien zij in
Polen te kort verzekerd is geweest.
1
Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de
socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de
Gemeenschap verplaatsen, PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2, Verordening laatstelijk gewijzigd door Verordening
(EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006, PB L 392 van 30.12.2006,
blz. 1.
PE411.987
NL
2/3
CM\738843NL.doc
Er moet echter worden benadrukt dat de Poolse pensioenautoriteiten de tijdvakken van
verzekering in Nederland in aanmerking dienen te nemen wanneer zij onderzoeken of aan de
voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pools ouderdomspensioen wordt voldaan,
en deze tijdvakken dienen te worden bijgeteld bij de twaalf jaar dat indienster in Polen
verzekerd was. Het samentellen van de tijdvakken van verzekering kan indienster derhalve
recht geven op een Pools pensioen, aangezien volgens de Poolse wetgeving voor personen
geboren vóór 1 januari 1949 vijftien verzekeringsjaren zijn vereist.
Het voornaamste betoog van indienster betreft het feit dat het weduwepensioen werd
stopgezet toen indienster de leeftijd van 65 jaar bereikte en daarna werd vervangen door het
ouderdomspensioen. Deze regeling kan niet worden aangevochten onder het communautair
recht aangezien dit een gevolg is van het bestaande Nederlandse pensioenstelsel. De details
van de socialezekerheidsstelsels vallen onder de nationale bevoegdheid. De diensten van de
Commissie zijn derhalve niet in de positie tussenbeide te komen in deze kwestie.
De Poolse autoriteiten dienen in overeenstemming met Verordeningen nrs. 1408/71 en 574/72
echter rekening te houden met de tijdvakken van verzekering in Nederland wanneer zij
onderzoeken of aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pools
ouderdomspensioen wordt voldaan.
Indienster is door de diensten van de Commissie op de hoogte gesteld van de mogelijkheid
een Pools pensioen te ontvangen en geadviseerd contact op te nemen met de bevoegde Poolse
autoriteiten.
CM\738843NL.doc
3/3
PE411.987
NL
Download