POPPE – POLEN A. De strategische positie van het land B. Pools Nationalisme Polen kent een verleden met een turbulente grensgeschiedenis, de opdeling van het vaderland op het einde van de 18e E zorgt bij veel Polen nog steeds voor een gevoel van nationale verontwaardiging. Na WO I herrees het land een beetje (het land verschijnt na 1918 hernieuwd op de Europese kaart, na ten gevolge van de Poolse delingen anderhalve eeuw verdeeld te zijn geweest tussen de omringende grootmachten (Pruisen resp. Duitsland, Oostenrijk en Rusland), maar de nazi’s en de Sovjets vielen in 1939 Polen binnen en in 1945 werden de Poolse grenzen opnieuw grondig herschikt. Een groot stuk van het oostelijke deel van Polen werd toen bij de Sovjet-Unie gevoegd; in ruil kreeg Polen er een stuk Duits territorium bij. Dat ging gepaard met een uitwisseling van hele populaties tussen deze drie landen. Vervolgens werden ook massaal Oekraïners uit het zuidoosten van Polen enkele honderden kilometers verder in het westen gevestigd, in huizen waar voordien Duitsers hadden gewoond. Het mag dan ook niet verwonderen dat vooral in Polen naar staatsgrenzen wordt gekeken met een merkwaardige mengeling van ontzag, vrees en minachting. “Polen beklaagt zich in het licht van Europese schijnwerpers over de decennia van pijn en onderdrukking die het land is aangedaan. Europa moet horen waarom de term ‘Poolse concentratiekampen’ niet klopt, waarom de bevrijding in 1945 geen echte bevrijding was, hoe de Russen duizenden Polen vermoorden, hoe de Britten met de Poolse militaire eer gingen strijken, hoe het Poolse ondergrondse leger werd verraden door de Westelijke geallieerden, hoe de opstand van Warschau werd verraden en hoe het land werd verpatst aan de Sovjets. Kortom West-Europa moet aanhoren hoe het Polen offerde voor zijn eigen belangen. Bij de vorige verkiezingen haalden vier partijen de kiesdrempel: extreme nationalisten (die dwepen met de vooroorlogse fascisten), nationalisten (die een continue noodtoestand wil uitroepen, inclusief tribunalen en een heksenjacht op andersdenkenden), gematigde nationalisten en natuurlijk de linkse populisten van boerenleider Andrzej Lepper, die wijsheden verkondigt van het type ‘in de centrale bank ligt geld genoeg om alle Polen rijk te maken” (uit: Het hart van Europa, Ekke Overbeek) C. Stuwende kracht achter de val van het communistische Oostblok. In Polen nam de communistische partij de macht in handen in 1947. Ze wilden een maatschappij naar Russisch voorbeeld en na een grondwetswijziging in 1952 werd alle macht geconcentreerd in de communistische partij. In 1970 zat Polen in een diepe economische crisis. De vakbeweging Solidarnosc van Lech Walsea werd gevormd, deze beweging kreeg de steun van de Roomskatholieker kerk en de intellectuelen. In 1978 kiest het Vaticaan een Pool als paus. Deze paus, Paus Johannes Paulus II, keert zich tegen de communistische dictatuur in zijn geboorteland en strijdt voor de mensenrechten. De bevoolking voelt zicht gesteund en en na een periode van grote stakingen werden de eerste vrije verkiezingen gehouden in 1989, de communisten werden weggevaagd en de oppositie won alle beschikbare zetels. In januari 1990 hief de communistische partij (PZPR) zichzelf op. Deze hervormingen (die ook o.a. in Hongarije bezig waren) zorgden voor een destabilisatie. De tot dan toe sluimerende economische en morele crisis kon in volle hevigheid losbarsten. Natuurlijk was ook de beslissing van de Sovjet-Unie (in 1988) om de regeringen van de Oostbloklanden ingeval van binnenlandse problemen niet meer te steunen een niet te vergeten oorzaak.