Het nog-niet gevierde feest. 1 Een jaar voor zijn overlijden in 1974 hield Frits Kuiper een toespraak over het thema van zijn laatste boek onder de titel: ‘Het nog-niet gevierde feest.’ In de bespreking van dit thema door Frits Kuiper op de laatste Amsterdamse Leerhuis-avond over de feesten van Israël en de christenheid noemt hij dit feest: het feest van de mensheids-bevrijding. Als uitgangspunt voor zijn benadering van het bijbels geloof koos hij: ons menszijn. Alle georganiseerd godsdienstig leven en iedere persoonlijke innerlijke doorleving ontvangt zijn betekenis door het gericht zijn op de zaak, waartoe eens Abraham geroepen werd en die in Jezus van Nazareth de mensheid als geheel is beginnen te grijpen: de zaak van het Bondgenootschap van de Al-Ene met geheel het menselijk geslacht. Het boek ‘Een drieluik van onze bevrijding - de gestalten van Barth-RosenzweigLenin samen uitgebeeld door Frits Kuiper is Pinksteren 1974 uitgekomen. De richting, waarin de bevrijding zou moeten worden gezocht, vond hij in het leven van de Duits-Joodse denker Franz Rosenzweig. Dieper en tegelijk eenvoudiger dan bij Karl Barth vond hij bij hem het direct persoonlijk – en dan als mens in de concrete positie van deze eeuw – aangesproken zijn door de bijbel. De – dubbel zo grote – ruimte van het middenpaneel wordt ingenomen door de gestalte van Franz Rosenzweig uitgebeeld in een opstel over de ‘zin van het Jood-zijn’. Hij plaatste de gestalte van Lenin enerzijds – en die van Karl Barth als het geweten van de christenheid anderzijds – naast die van de laatste grote midden-europese Jood, de schrijver van de ‘Stern der Erlösung.’ Deze immers liet de Davidsster zien als teken van de komende bevrijding voor geheel de mensheid, vóórdat Hitler’s barbaren er het symbool van de vernietiging door uitroeiïng van maakten en de bouwers van de nieuwe staat Israël hun wapenschild van de hoop. De gestalte van Lenin vult als laatste één van de twee zijpanelen van dit kleine drieluik.. Frits Kuiper meende op Lenin en de door hem ontketende reeks van omwentelingen in de mensheidsgeschiedenis het juiste ‘zicht’ te kunnen krijgen. 2 Dit geldt voor het marxisme als een reactie op een in de kerk niet serieus nemen van de profetische oproep tot sociale gerechtigheid. De eerste arbeiders-boeren-soldatenstaat komt tot stand in Rusland onder Lenin: na de emancipatie van de burger in de Franse, de emancipatie van de arbeiders in de Russische revolutie. Het uiteindelijke doel van de klassenstrijd is de onteigening van de onteigenaars, m.a.w. de socialisatie van de productiemiddelen: grond, kapitaal, fabrieken. Toen in Rusland Lenin zijn kans greep, werd het daardoor duidelijk, dat niet langer een betrekkelijk kleine maatschappelijke bovenlaag de toon zou kunnen blijven aangeven, maar dat de massa’s gingen meedoen. Persoonlijk is Frits Kuiper ervan overtuigd, dat zowel de westelijke als de marxistische cultuur alleen kunnen worden verstaan met behulp van een in bijbels geloof gewortelde visie, nl. als vormen van terecht, maar op gebrekkige wijze, geseculariseerd Messianisme. Het andere, eerste zij-paneel is gewijd aan Barth, met een bespreking van ‘de messiaanse vreugdeboodschap’. Karl Barth was zijn tijd vooruit in zijn houding t.o.v. het socialisme en Israël. Hij spreekt over het marxisme als over ‘eine christliche Häresie’. De verwachting, die bij de eerste christenen er één was van de spoedige wederkomst van Christus op aarde en die in de Constantijnse fase verlegd werd naar de onsterfelijkheid van de ziel in de hemel is vooral door de theologie van Barth weer binnen de kerk tot een verwachting van de wederkomst van Christus op aarde geworden. Toch ligt hierin een ander accent dan bij de eerste christenen, bij wie deze verwachting wel hun persoonlijk leven omzette, maar het politiek-sociale leven onberoerd liet. We zijn politiek mondig en dus medeverantwoordelijk geworden voor de gang van zaken. Zo heeft de eschatologische verwachting van de ‘stad van de toekomst’ dan ook in een nieuwe theologie consequenties gekregen voor de medewerking en de transformatie van de samenleving vanuit de Bijbelse oproep tot tsedaka, gerechtigheid. Niet uit overmoed, maar uit gehoorzaamheid. 3 God kiest Israël uit om een nieuw begin te maken, een nieuwe weg te gaan: ‘IK heb Abraham uitgekozen….’ De opdracht is recht en gerechtigheid te doen. Het volk Israël moet een soort model worden van wat Gods bedoeling is met de schepping. De Joden zien dit verbond ook altijd in de eerste plaats als een groot geschenk, een grote genade, ook al wordt van hen iets terug verwacht, namelijk het zich houden aan een aantal regels. Recht en gerechtigheid doen is het koningschap op aarde laten zien. Dit zouden we het middenpaneel in de drieluik kunnen noemen. Zoals eerder gezegd staat Rozenzweig hier centraal. Na de val van het marxisme is duidelijk geworden hoe belangrijk de vragen zijn van het koninkrijk van God in het hier en nu. Het dialectisch materialisme leert, dat alle geestelijke leven, met inbegrip van opvattingen over goed en kwaad, bepaald wordt door de toestanden in de maatschappij en met name door het bezit van productiemiddelen. Het onderwijs van profeten en apostelen wordt gezien als ontstaan onder invloed van de toenmalige, grotendeels agrarische en feodale verhoudingen, sterk patriarchaal bepaald. Het maatschappelijk zijn bepaalt het bewustzijn. Dit zouden we het rechter zij-paneel van de drieluik, namelijk die van Lenin kunnen noemen. Professor Jürgen Moltmann, Duits theoloog uit de school van Karl Barth legt het woord salvation als volgt uit. Salvation is werkzaam in de strijd voor economische gerechtigheid tegen de uitbuiting van mensen door mensen. Salvation is werkzaam in de strijd om de menselijke waardigheid tegen politieke onderdrukking van mensen door mensen. Salvation is opkomen voor solidariteit tegen de vervreemding tussen mensen. Dit zouden we het linker zij-paneel in de drieluik, namelijk die van Karl Barth kunnen noemen. 4 De feestcyclus van Israël krijgt een positieve heilsvervulling in de barensweeën van het messiaanse rijk door het nog-niet gevierde feest voor alle volkeren: het Loofhuttenfeest. Vele exegeten willen van geen profetisch voorzegde historische opeenvolging in de apocalyps weten en spannen zich tot het uiterste in om élke horizontale, historische uitgebreidheid, élke gedacht aan een programma uit de apocalyps wèg te exegetiseren. Soms door de inhoud als reeds-vervuld voor te stellen, namelijk in de eerste eeuw van onze jaartelling, ofwel door alle beelden op hetzelfde geschiedenisveld te betrekken. En dan krijgen we hoogstens een kijk- en beschouwingsvariatie in de profetische visioenen van Johannes. Sommigen zien werkelijk in de apocalyps niets anders dan een apocalyptischliteraire uitbeelding van de grondmotieven die de hele wereldhistorie beheersen. Weer anderen zien er in: de verheven aanspraak die Christus maakt op de feestkalender van de synagoge om antithetisch tegenover het synagogale lectionarium, Zijn gemeentes te laten voorlezen hoe de schaduwen van het Oude Testament in Hem vervuld zijn. De belangrijkste dag waarop de bazuin weerklinkt is in het Joodse jaar Nieuwjaarsdag, de dag van bazuingeschal genoemd. De lijn van de heraut-functie, die begint bij Johannes de Doper wordt consequent doorgetrokken tot de voleinding. Het gaat op Nieuwjaarsdag om de toekomst van de wereld en de verantwoordelijkheid van de mens daarvoor. Van ieder mens wordt gevraagd verantwoording af te leggen. Nieuwjaarsdag is de dag van het koningschap van God. De mens is het enige schepsel, dat God als koning kan erkennen. God zit op zijn troon en spreekt recht. Het gaat hier om theocratie, de Godsregering in de wereld, waarin onderscheid is tussen Israël en de volken. Gedurende de messiaanse periode zal er voor Israël jaarlijks een verplichte opgang zijn naar de stad Jeruzalem, zoals voorheen, in de drie pelgrimsfeesten 5 Pesach (Paasfeest), Sjavoeot (Wekenfeest, Pinksteren) en Sukkot (Loofhuttenfeest). Zacharia 14: 16 ‘De overlevenden van de volken die Jeruzalem hebben belaagd, zullen dan jaarlijks naar de stad komen om de HEER van de hemelse machten als koning te vereren en het Loofhuttenfeest te vieren’ Het Loofhuttenfeest is dan tevens bedoeld om door de volkeren meegevierd te worden. Wie dit grootste feest weigert mee te vieren, zal gestraft worden. (Zacharia 14: 17) ‘En is er op aarde een volk dat niet naar Jeruzalem komt om de HEER van de hemelse machten als koning te vereren, dan zal er in dat land geen regen vallen.’ Joden vormen het volk van Gods openbaring en kunnen daarom zinnige dingen zeggen over de Tenach, waar heiden-christenen veel van kunnen leren vanwege de Joodse zienswijze op de Schriften. Vele Joden zien een nieuw tijdperk voor Israël geboren worden, wanneer zij Sion (= Jeruzalem) gaan herbouwen. Het feest van het bazuingeschal (denk aan Johannes de Doper als heraut) wordt speciaal geassocieerd met Israëls’ geschiedenis, waarin de wet van God wordt geproclameerd. Op de avond van Rosj Hasjana, wordt de tekst gelezen: ‘Blaas op de sjofar (ramshoorn) bij nieuwe maan, op het moment dat de maan bedekt is, op de dag van ons feest. Dat is een wet voor Israël, een voorschrift voor Jacobs God.’ Het is nieuwe maan, terwijl de meeste van de feestdagen worden gevierd bij volle maan (op de helft van de Joodse maand). Rosj Hashana daagt ons uit om het verborgene te onderzoeken. Dat wat bedekt is, wat verborgen is, kunnen zaken zijn waar we ons voor schamen. Wat we anderen hebben aangedaan, maar waarvoor we te trots zijn om toe te geven dat we misschien wat kort door de bocht zijn geweest of een verkeerde beoordeling hebben gemaakt. Maar verborgen zaken binnen in ons kunnen ook een ontdekkingstocht zijn van ons verborgen potentieel: wat we kunnen maar wat we onderdrukt houden. Creativiteit, talenten, onze verlangens. Het kan het begin van nieuwe ontdekkingen zijn, van onszelf.’ (Psalm 81: 4 en 5) 6 Met Jom Kippoer is de maan bijna vol en wordt de ziel blootgelegd. Zijn wij bereid om met onze kerkelijke ijver in te zien, dat het God daar niet om gaat? Het moet gaan om ons gedrag, om onze houding ten opzichte van Gods volk in de eerste plaats. Wij hebben het Israël namelijk moeilijk gemaakt om ons als broeders te ervaren. De christenen hebben de Joden vervolgd en waar horen de Joden het: Vergeef het ons, christenen, wat wij jullie hebben aangedaan. Oftewel, wij laten als christenen wel onze ijver voor de kerk zien, maar zonder ons schuldig te voelen ten aanzien van alles wat in de naam van Christus de Joden is aangedaan. Daarom moeten wij erkennen, dat wij zonder onze Joodse oudste broeder niet echt leven, zoals God het van ons vraagt. Langs die weg worden we verlost van onze ijver voor het huis van de Heer, die Joden dwong zich te bekeren. Geen dwang, niet de ijver, maar het gedrag zal het volk tot jaloersheid kunnen brengen. Maar met Sukkot is het helemaal volle maan en kan er opgelucht en uitbundig feestgevierd worden, omdat in de messiaanse tijd met nieuwe beloften dit nog niet gevierde feest door Israël samen met de volkeren kan worden gehouden.