1939-1945: De rol van de Poolse troepen tijdens de Tweede

advertisement
1939-1945: De rol van de Poolse troepen tijdens de Tweede
Wereldoorlog. De 1e Zelfstandige Poolse
Parachutistenbrigade tijdens de Operatie Market Garden
(september 1944).
Helden of lafaards: Een late erkenning.
Doctoraalscriptie
Roel Wijkhuizen
Studentnummer: 0025054
Begeleider
Drs. Christ Klep
Inhoudsopgave:
pag.
1. Inleiding.
3
2. De Poolse luchtmacht en de Eerste Poolse
Pantserdivisie: de verdediging van Engeland en
de bevrijding van Europa.
11
3. De 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade 34
en de Operatie Market Garden.
4. Na Market Garden: Het verdere verloop en de
na-oorlogse discussie over de rol van de Polen.
56
5. Epiloog.
71
2
Inleiding:
Op 31 mei 2006 werd op het Binnenhof in Den Haag de Militaire Willems-Orde (MWO)
verleend aan de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade voor haar rol bij met name de
operatie Market Garden in september 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog. De versierselen
van de MWO werden bevestigd op het vaandel van de 6e Polish Attack and Assault Brigade,
die de traditie van de oorspronkelijke brigade voortzet. Ruim 60 jaar eerder viel de Prinses
Irene Brigade die eer ook ten deel. De MWO wordt meestal verleend aan militairen die zich
“in de strijd door het bedrijven van uitstekende dagen van moed, beleid en trouw, hebben
onderscheiden”.1 Voorts werd voor het eerste in 43 jaar de Bronzen Leeuw postuum uitgereikt
aan de kleinzoons van generaal Sosabowski, de oprichter en leider van de brigade. Hij speelde
binnen “zijn” brigade een gezichtsbepalende rol. De Bronzen Leeuw werd in 1944 ingesteld
voor militairen “die zich voor Nederland tegen een vijand bijzonder moedig en beleidvol
hebben gedragen”. Sinds 1944 hebben ruim 1.200 mensen de Bronzen Leeuw ontvangen. De
uitreiking door Koningin Beatrix op 31 mei 2006 vond op plaats op het Binnenhof, een
roemruchte plek in de Nederlandse historie.
Ik vroeg mij af waarom de Poolse troepen in tegenstelling tot de andere geallieerden
aanvankelijk niet de Bronzen Leeuw kregen. Mijn interesse ligt op het terrein van de
hedendaagse politieke geschiedenis, in het bijzonder de Tweede Wereldoorlog en de daarop
volgende periode van de Koude Oorlog, de dooi en tenslotte de val van de Berlijnse muur.
Dat zijn onderwerpen die in deze scriptie een rol zullen spelen. Mijn werk als toetser en
adviseur bij het Kapittel voor de Civiele Orden en daarvoor bij de afdeling Kabinetszaken van
het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bracht mij, naast de adviestaken
met betrekking tot het benoemen en ontslaan van burgemeesters, eveneens in contact met het
decoratiestelsel. Het decoratiestelsel houdt zich bezig met het toetsen en toekennen van
civiele Koninklijke onderscheidingen in de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van
Oranje-aan Nederlanders en buitenlanders. Ook kreeg ik, zij het zijdelings, te maken met het
Kapittel der Militaire Willems-Orde, een Hoog College van Staat dat zich – zij het zeer
incidenteel – bezighoudt met het adviseren over en het verlenen van de Militaire WillemsOrde. De MWO is de hoogste militaire dapperheidsonderscheiding die Nederland kent.
1
Wet op de Militaire Willems-Orde, art. 1.
3
Tot dan wist ik weinig of niets over de rol die Poolse parachutisten speelden bij operatie
Market Garden rond Arnhem in september 1944. Ook veel andere militairen uit het door de
Duitsers en Russen bezette Polen, leverden een belangrijke bijdrage aan de bevrijding van
Europa, vanaf eind 1944, ook aan die van Nederland. Na de bevrijding werd al snel duidelijk
dat de inbreng van Poolse militairen rond Arnhem sterk werd onderbelicht en weinig of geen
waardering ondervond. Op lokaal niveau was en is er echter tot op de dag van vandaag wel
degelijk belangstelling voor, maar lange tijd aanvankelijk niet van de kant van de Nederlandse
regering. Tijdens de economische wederopbouw van Nederland bleef officiële erkenning van
deze bevrijders om wat voor redenen dan ook, lang uit. Het was niet zo dat niemand zich om
hen bekommerde, verre van dat. Allerlei comités bleven zich voor de Polen inzetten.
Op 3 mei 1939 reed Sosabowski, toen nog kolonel der infanterie - in heel andere
omstandigheden - en in 1944 generaal-majoor van de 1e Poolse Onafhankelijke
Parachutistenbrigade, aan het hoofd van zijn troepen tijdens een groots opgezette mars door
de Poolse hoofdstad Warschau. Duizenden inwoners woonden deze parade bij, terwijl boven
hun hoofden de luchtmacht overvloog. De leidende eenheid vormde de 21e Brigade
Infanterie, de “Kinderen van Warschau” genaamd, die in de 200 jaar van zijn bestaan steeds
in actie was gekomen bij verzet tegen vreemde overheersers. In dezelfde maand waren de
Duitsers nog maar net bezig met de voorbereidingen van de inval die enige maanden later zou
losbarsten. Hoewel de Poolse regering aan de westerse mogendheden een financiële bijdrage
aan militaire hulp vroeg en ook kreeg, bleek deze toezegging slechts een druppel op een
gloeiende plaat. De massale inval sloeg alle hoop de bodem in.
Toen Sosabowski op 22 augustus 1939 naar zijn garnizoen terugkeerde, was het in Warschau
al snel duidelijk dat de regering een Duitse aanval verwachtte. De algehele mobilisatie werd
op 29 augustus aangekondigd en ging de volgende dag in. Na een maand harde strijd legden
alle eenheden op 29 september de wapens neer. De Poolse troepen moesten van het Duitse
opperbevel Warschau verlaten en werden geïnterneerd. Na enkele dagen mochten zij naar huis
terugkeren. De officieren werden echter krijgsgevangen gemaakt, degenen die zich niet
overgaven werden bij gevangenneming als misdadigers beschouwd. Zij konden geen
aanspraak maken op de Conventie van Genève. Nadat Sosabowski zijn commandanten had
geïnformeerd over de bestandsvoorwaarden, stelde hij voor om al vechtend door de Duitse
linies te dringen om zich bij de Russen aan te sluiten. Zij wisten toen nog niet van het pact
tussen Von Ribbentrop en Molotow en het verraad van de Russen. Sosabowski wist uit
4
krijgsgevangenschap te ontsnappen en bereikte na tal van omzwervingen het toen nog
onbezette Frankrijk. Enige tijd later week hij uit naar Engeland.
Van 17 tot 25 september 1944 vond de Operatie Market Garden plaats, een offensief van de
geallieerde troepen dat tot doel had om een doorbraak te forceren naar Arnhem. De bedoeling
was om van daaruit zo snel mogelijk het Duitse Ruhrgebied te omsingelen. Deze operatie
bestond uit een grootschalige luchtlandingsoperatie (Market) en een grondoffensief vanuit
België (Garden). Veldmaarschalk Montgomery wist opperbevelhebber Eisenhower ervan te
overtuigen dat met deze verrassingsaanval de wanordelijke Duitse terugtocht uit Frankrijk kon
worden uitgebuit. Op die manier kon de afloop van de oorlog aanmerkelijk worden versneld.
Met deze strategie werd eveneens de Siegfriedlinie, omvangrijke Duitse versterkingen in de
vorm van vooral bunkers en anti-tankwallen, omzeild. De opmars verliep aanvankelijk
voorspoedig maar toen de Geallieerde troepen eenmaal waren opgetrokken tot NoordBrabant, werd de opmars sterk vertraagd. De lange aanvoerlijnen voor ammunitie, proviand
en materieel, maar ook de onverwachts felle tegenstand van de Duitse troepen langs het
Albertkanaal en de grens, gooiden roet in het eten.
Het plan voor operatie Market Garden leek simpel: werp parachutisten af diep in vijandelijk
gebied en laat ze daar bruggen en steden veroveren waarna de grondtroepen door de
verdedigingslinie breken en over de, door de parachutisten vrijgemaakte corridor, naar
Arnhem rijden. Als de troepen tot in Arnhem waren opgerukt, lag de route naar het
Ruhrgebied open, en zou Duitsland nog voor Kerstmis 1944 zijn verslagen, zo was de
verwachting. Voor de operatie Market werden drie luchtlandingsdivisies en Poolse
parachutisten ingezet:

The US 82nd Airborne Division, alias All American;

The US 101st Airborne Division, alias Screaming Eagles;

The British 1st Airborne Division;

The Polish 1st Independent Parachute Brigade (verder te noemen de 1e Zelfstandige
Poolse Parachutistenbrigade.
The US 101st Airborne Division zou Eindhoven en de bruggen bij Son en Veghel veroveren,
terwijl the 82nd Airborne Division als taak had hetzelfde te doen met de bruggen bij Grave,
Nijmegen en Wijchen. Ook moesten de bruggen over het Maas-Waalkanaal worden veroverd.
5
The British 1st Airborne Division onder generaal-majoor Urquhart zou samen met The Polish
1st Independent Parachutist Brigade onder generaal-majoor Sosabowski de Rijnbrug bij
Arnhem innemen. Na de luchtlanding rond Oosterbeek wisten aanvankelijk (vooral) Engelse
troepen door de Duitse linies heen te breken en onder leiding van luitenant-kolonel John D.
Frost een bruggenhoofd te vormen bij de Rijnbrug in Arnhem. Poolse eenheden wisten de
brug echter nooit te bereiken; zij die de rivier konden oversteken speelden eerder een
belangrijke rol bij het in veiligheid brengen van militairen die aan krijgsgevangenschap
ontsnapten.
De verwachtingen waren (te) hoog gespannen: De strijd verliep anders dan verwacht en de
oorlog in Europa (en in het Verre Oosten nog langer) zou zich - in plaats van tot in het najaar
van 1944 - voortslepen tot mei 1945. De hongerwinter moest nog komen. Direct nadat de
Duitsers Polen binnenvielen, verlieten Poolse eenheden het land. Zij zouden later een cruciale
rol vervullen in de bevrijding van West-Europa, en eerder van Italië. Niettemin zou de rol en
de inzet van de Polen in de Operatie Market Garden zowel kort ná het treffen en gedurende
een lange periode ná de oorlog nog veel emoties oproepen tussen voor- en tegenstanders. De
strijd in het najaar 1944 rond Arnhem en de slechte afloop daarvan, maar ook de landingen in
Normandië en de bevrijding van België en Nederland, vormden na de oorlog de basis voor
langdurige en heftige discussies. Lang nadien zouden deze pas verstommen.
Immateriële waardering was en is belangrijk voor militairen, zeker in een oorlogssituatie. Op
nationaal niveau werd in het algemeen wel waardering getoond voor hun troepen, die
opereerden in Market Garden. De problemen ontstonden toen zij moesten opereren onder
leiding van een regering in ballingschap, zoals de Poolse regering die in de oorlog in Londen
zat. Het vaderland was bezet, financiële middelen nauwelijks beschikbaar en men was voor de
beschikbaarheid van militair materieel volledig afhankelijk van het geallieerde opperbevel.
Het verlangen naar waardering in de vorm van onderscheidingen, was een vorm van
erkenning waar de Polen, gezien de situatie in hun thuisland, erg gespitst op waren. Ga maar
na: bijna 6 jaar van huis, van familie en vrienden gescheiden. Vechten en je leven in de
waagschaal stellen voor de bevrijding van andere landen, terwijl in eigen land de situatie
uiterst precair was.
Het militaire apparaat was vroeger nog meer dan tegenwoordig volgens strakke, uniforme en
hiërarchische regels opgebouwd. Er bestonden strenge scheidslijnen tussen officieren aan de
6
ene en onderofficieren en manschappen aan de andere kant, zeker voor het Poolse militaire
apparaat dat nog maar een vrije korte periode van onafhankelijkheid kende en geschoold was
in een strenge, Pruisische tucht. Daarbij kwam dat de betrekkelijk korte tijd van nationale
onafhankelijkheid sterke nationalistische gevoelen opriep. Er bestond overigens van
geallieerde kant wel degelijk waardering voor de Poolse inzet. Dat gold voor de inspanningen
van Poolse vliegers en althans voor Nederland, de infanteristen onder leiding van generaal
Maczek, die hier geëerd werden.2 Voor deze laatste groep toonde de Nederlandse regering
kort na de bevrijding wel haar waardering in de vorm van civiele, maar ook militaire
(Koninklijke) onderscheidingen. Voor de Poolse infanteristen liet de regering. Ook de Britse
regering liet zich niet onbetuigd om de Polen en – uiteraard – andere militairen van de 1e
Britse Airborne Divisie die vochten in operatie Market Garden, na de Tweede Wereldoorlog
te eren. 3 De houding van de Nederlandse regering ten opzichte van de Airborne Divisie is op
zich erg omstreden: zij voelden zich in de steek gelaten. De Nederlandse regering liet haar
waardering wel blijken aan de Poolse infanteristen, maar de parachutisten hoorden niets.
Wat dreef de Polen om zich - vaak na het overwinnen van zware hindernissen - aan te sluiten
bij de Geallieerden en wat moesten zij doormaken? In het tweede hoofdstuk ga ik uitgebreid
in op de rol van vooral Poolse vliegers en infanteristen, die na vele omzwervingen Frankrijk
bereikten. Het merendeel slaagde er net nog in voor het te laat was, in om Engeland te
bereiken. Poolse piloten gingen van het begin af aan voor in de strijd en boekten al snel
klinkende resultaten. De Poolse infanteristen werden pas na de landing van andere geallieerde
troepen in Normandie ingezet. Zij waren de bevrijders van onder andere Breda en sindsdien
worden zij daar op handen gedragen.
Dat zelfde geldt voor de mensen in de Betuwe, die om dezelfde reden de Poolse parachutisten
niet zijn vergeten. Denk aan het werk van de vrijwilligers van het Comité Driel-Polen en niet
te vergeten het Airborne Museum in Oosterbeek. De mensen die direct te maken kregen met
hun bevrijders, tonen heftiger gevoelens van dankbaarheid. Dat latere kritiek van onder
2
Maczek werd benoemd tot Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau, met de zwaarden; twee andere
officieren tot Officier resp. Ridder in deze Orde; voorts werd aan een aantal militairen de Bronzen Leeuw
respectievelijk het Bronzen Kruis toegekend; de Bronzen Leeuw werd verleend wegens “Tijdens de gevechten
ter bevrijding van het door den vijand bezette Nederlandsche grondgebied in de periode September 1944 – Mei
1945 zich onderscheiden door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden. In alle opzichten een
loffelijk voorbeeld gegeven onder moeilijke omstandigheden”.
3
Aan 16 militairen van de 1e Poolse Parachutisten Brigade werd onder meer de Distinghuished Service Order,
het Military Cross en de Order of the British Empire toegekend; evenmin liet de Poolse regering in
ballingschap zich onbetuigd (onder meer de Ordura Vituti Militari V en het Dapperheidskruis
7
andere de Britse veldmaarschalk Montgomery en generaal Browning op het Poolse optreden
tijdens Market Garden, stuitte vaak op felle en soms wat ongenuanceerde reacties van die
zijde. Het kernpunt van mijn scriptie vormt daarom een relaas van de gebeurtenissen rond de
militairen van de 1e Poolse Parachutistenbrigade die, zij het gedurende een relatief korte
periode, meestrijden met de in hoofdzaak Britse troepen onder leiding van generaal R.E.
Urquhart. Naast de feitelijke beschrijving van de gevechten van de gevechten, zal ik tevens
proberen duidelijk te maken dat de intermenselijke contacten tussen met name Browning,
Horrocks en Thomas enerzijds en Sosabowski anderzijds, niet altijd even vlekkeloos
verliepen. Dat wordt het derde hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk is gewijd aan de naoorlogse
discussie over het “mislukken” van operatie Market Garden. De memoires van een aantal
hoofdrolspelers gaven dikwijls aanleiding tot felle discussie. Mikpunt van deze discussie was
Sosabowski, die werd aangewezen als de schuldige van deze niet geheel vlekkeloos verlopen
operatie. Dat het meer een kwestie was van slechte intermenselijke verhoudingen dan van
apert militair-technisch onvermogen, zou nog blijken.
Het Poolse drama begon toen op 1 september 1939 de Duitsers massaal Polen binnenvielen:
de Tweede Wereldoorlog was een feit. Ruim twee weken later op 17 september viel het Rode
Leger de Polen in de rug aan en werd de situatie nog erger. De ongelijke strijd duurde tot
begin oktober, waarna het Poolse leger uiteenviel. Een deel van hen werd door de bezetters
gevangen genomen, anderen organiseerden zich in het ondergronds verzet. Een derde groep
wist naar Roemenië, Hongarije, Litouwen en Letland te ontsnappen en werd daar
geïnterneerd. Tot deze laatste groep behoorde onder andere de 10e Gemotoriseerde
Cavaleriebrigade, toen één van de modernste onderdelen van het Poolse leger, die onder bevel
stond van kolonel Stanislaw Maczek. Velen wisten uit de interneringskampen te ontsnappen,
waaronder ook Maczek en zijn manschappen.4
Vastgesteld kan worden dat de inzet en de moedige manier waarop Poolse troepen na de inval
in hun land aan de strijd deelnamen, van officiële zijde weinig of geen waardering ondervond.
Dat dit dikwijls niets met de daadwerkelijke inzet van de militairen te maken had, is geen
gewaagde veronderstelling. Bij de 1e Poolse Parachutisten Brigade zou de officiële erkenning
zelfs erg laat komen. De Poolse vliegers kregen wel waardering, maar toen de strijd eenmaal
gestreden bleek, moest worden bekeken wat er na de oorlog met hen moest gebeuren. Het was
4
Jan Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Poolse strijdkrachten in de bevrijding van Nederland. 60 jaar later
(Den Haag, Ambassade van de Republiek Polen) 13.
8
inmiddels wel duidelijk dat de toekomstige politieke situatie in Polen voor velen van hen
weinig hoop bood op een nieuw bestaan. Lag het verschil in de mate van waardering alleen
aan de inzet van de troepen of waren er andere belangen die hierbij een rol speelden, zoals een
botsing van karakters van de hoofdrolspelers? Of ging het misschien helemaal niet om de
inzet en moed van de Polen? Op de rol die de Nederlandse regering daarbij speelde ga ik ookr
in.
Naast de rol die Poolse parachutisten speelden bij de bevrijding van ons land boven de grote
rivieren, waren er Poolse troepen die een belangrijker bijdrage leverden aan de bevrijding van
het zuiden van Nederland, al was het maar omdat ze op divisiesterkte opereerden en door hun
numerieke overwicht veel krachtiger konden optreden. De Eerste Poolse Pantserdivisie van
generaal Maczek was hier een voorbeeld van. Zeer belangrijk, maar niet van directe invloed
op de werkelijke bevrijding, was het omvangrijke contingent Polen dat aanvankelijk alleen
met de Royal Air Force opereerde. Later kwamen de Amerikanen erbij. Hun rol was
aanvankelijk hoofdzakelijk verdedigend van aard, vooral rond de Battle of Brittain. In het
volgende hoofdstuk wordt duidelijk dat met name het overwicht in de lucht voor de
Geallieerden al vrij snel ook leidde tot een ommekeer van de strijd op het land en het in gang
zetten van de operatie Overlord in 1944, de meest omvangrijke landingsoperatie ooit.
Tenslotte het volgende. Na verloop van tijd schreven een aantal generaals hun memoires.
Wanneer het ging om een beschrijving van de werkelijke strijd, de inzet van militairen en het
gebruik van wapens, kon er nog een zekere objectieve waarde aan worden toegekend. Zeker
wanneer gebruik werd gemaakt van de verslagen en dagboeken die van de Geallieerde
strijdkrachten bewaard zijn gebleven. Zij geven een zakelijke en feitelijke beschrijving van de
inzet van militaire middelen gedurende de zes jaar strijd. Degenen die meenden dat de inzet
die zij toonden weinig of geen waardering ondervond, hadden de neiging zich later alsnog te
verantwoorden. Zo lang er geen sprake was van een “tunnelvisie” waarbij het eigen straatje
ten koste van anderen werd “schoongeveegd”, was er weinig aan de hand. Wanneer echter een
je – glanzende – militaire carrière een abrupt en roemloos einde kwam, gingen andere
factoren een rol spelen. Bij de Poolse militairen kwam daar nog een probleem bij: zij konden
of wilden na de oorlog vaak niet naar huis terug en waren daarom gedwongen een nieuw
bestaan in den vreemde op te bouwen. Dit was vaak een eenvoudig burgerbestaan. Waaraan
kon je dan beter je eigenwaarde ontlenen dan jouw rol in de oorlog? Dat de objectiviteit
hieraan ondergeschikt werd gemaakt, is duidelijk.
9
Wanneer burgers zich bezighouden met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, in het
bijzonder met gebeurtenissen die dicht bij huis plaatsvonden, is vaak extra waakzaamheid
geboden. Naast het feit dat je de meeste affiniteit toont voor degenen die je directe bevrijders
waren, ligt ook het gevaar op de loer dat je je keert tegen degenen die hen – wel of niet
terecht – onrecht aandeden. In de discussie dan ontstaat wordt dikwijls iedere nuance uit het
oog verloren! De militairen, die na de oorlog bekend werden onder de naam Polen van Driel,
zijn daarvan een goed voorbeeld. Geëerd door de direct betrokkenen, verguisd of tenminste
veronachtzaamd door degenen die er wat verder vanaf stonden. In zekere mate is de
naoorlogse discussie over goed en fout hiermee te maken, maar daar gaat het toch meer over
collaboratie en vijand denken. Daarvan is in dit geval uiteraard geen sprake.
De officiële geschiedschrijving slaagde er al die jaren niet in om haar doel te bereiken,
namelijk een bijdrage leveren tot de officiële erkenning van de positieve rol van de Poolse
brigade. Dit was ook moeilijk te verwachten omdat deze wijze geschiedbeoefening niet in
staat is om het publieke debat aan te “zwengelen”, maar andere doelstellingen nastreeft. In
mijn benadering zal ik proberen duidelijk te maken dat witte of zwarte geschiedenis, dat wil
zeggen geschiedenis die uitgaat van tegenstellingen, weinig oplossingen biedt tot
overeenstemming. De partijen betrekken hun stellingen en daar blijft het bij. De geschiedenis
van de Poolse brigade is daar een sprekend voorbeeld van. Wanneer er overeenstemming
bestaat over de positieve en succesvolle rol die troepen speelden in de strijd, dan is het niet zo
moeilijk om in grijze, officiële geschiedschrijving hiervan verslag te doen. Wanneer er echter
resultaat moet worden bereikt, dan helpt dit allemaal niet. Dan zijn het belangengroepen en de
media, die de politiek ertoe moeten bewegen naar een oplossing te zoeken. Nauwkeurig
historisch onderzoek moet er dan voor zorgen dat de beslissing voor de toekenning van – in
dit geval de Militaire-Willems-Orde – een degelijke en verantwoorde basis krijgt. Dat probeer
ik te verduidelijken.
10
De Poolse luchtmacht en Eerste Poolse Pantserdivisie: de verdediging van
Engeland en de bevrijding van Europa.
De eerste operationele vlucht van de Poolse luchtmacht vond plaats op 5 november 1918 toen
Janusz Bastyr vanaf de luchtmachtbasis Lewandówka Oekraïnse troepen bestookte die de
Poolse stad Lwow aanvielen. Het Poolse vliegtuig, getooid in de Poolse rode en witte kleuren,
wekte meer verbazing dan schrik toen het boven de linies twee bommen afwierp die
nauwelijks schade veroorzaakten. Met deze actie was de Poolse luchtmacht geboren. De
onzekere politieke situatie, het gebrek aan reserves, de improvisatie en het menselijk aspect
vormden de verdere ontwikkelingen, de kracht en de mislukkingen van dit legeronderdeel
voor tientallen jaren. 5 Gedurende de Eerste Wereldoorlog werden de Polen gedwongen om
mee te vechten in de drie legers die hun land bezet hielden en tientallen vliegers sloten zich
aan bij de Russische, Duitse en Oostenrijks-Hongaarse luchtmacht. Ook toen al
onderscheidden zij zich in de strijd. Dit bleek reeds eerder toen een aantal Polen, die zich
hadden aangesloten bij het tsaristisch leger tijdens de Russische Revolutie, zich afsplitsten en
een eigen luchtmachtonderdeel op Russisch grondgebied vormden.
De Poolse luchtmacht trok mensen van alle rangen en standen aan, van adellijke
landeigenaren tot boerenzonen en zonen van trambestuurders, mijnwerkers en artiesten. Het
accent lag op scherp ogen, een snelle reactie en een goede fysiek. De vliegersopleiding werd
voorafgegaan door een zware opleiding bij een infanterie-eenheid. De cadet werd
onderworpen aan Spartaanse condities, lange dagmarsen en hindernisbanen om zijn
uithoudingsvermogen te testen en om hem te harden. Alleen na het afronden van deze zware
opleiding werd men toegelaten tot de vliegersopleiding in Deblin, waar begonnen werd met
theorie, mechanica, aerodynamica en navigatie. Het was toen waarschijnlijk de beste
vliegersopleiding ter de wereld en het trainingsniveau was zeker te vergelijken met dat van de
Royal Air Force. Afgestudeerden werden na de opleiding benoemd tot reserveofficier met de
verplichting om ieder jaar de nodige vliegervaring op te doen, of zij kwamen bij de parate
troepen. De piloten deden zowel ervaring op in jagers als in bommenwerpers, en de
introductie van parachutes in 1928 reduceerde het aantal doden en gewonden onder hen
aanmerkelijk.
5
Adam Zamoyski, The forgotten Few. The Polish Air Force in the Second World War (New York 1995) 6-9.
11
Ondanks de zware trainingen bleef de Poolse luchtmacht in tal van opzichten onmilitaristisch.
Er was een groot gebrek aan punctualiteit en bij inspecties was dikwijls sprake van irritaties
over kleding en voorkomen. De neiging tot showgedrag was groot: een favoriete bezigheid
bestond uit het vliegen onder bruggen door. Niettemin onderscheidde de luchtmacht zich van
de meer traditionele legeronderdelen door haar professionaliteit en anticipeerde zij beter op
toekomstige technische en tactische ontwikkelingen van oorlogsvoering. Maar al snel
ontstond de vraag wat haar rol zou zijn in een komende oorlog en over welke middelen zij
daarbij moest beschikken. Dit had te maken met het feit dat alle luchtmachtbases in zowel
Europa als de Verenigde Staten begonnen als onderdeel van het leger en ook onder zijn bevel
optraden.
Het ambitieuze plan dat in 1921 door een Franse generaal werd ontvouwd om de nieuwe
Poolse luchtmacht een rol van betekenis te laten vervullen met de inzet van 16
gevechtssquadrons, 32 lichte en 2 zware bombardementssquadrons, leed al snel schipbreuk.
Dit ondanks de steun van generaal Sikorski, sinds 1924 de nieuwe Poolse minister van
Defensie, die met een 12-jarenplan een nog glorieuzer rol voor de luchtmacht zag weggelegd.
Het doel was om de gevechtskracht te verhogen tot 200 squadrons met in totaal ruim 2.300
vliegtuigen. Ná een staatsgreep van Pilsudski in mei 1926 werd Sikorski echter ontslagen. Het
plan van Rayski om met hulp van het Tsjechisch bedrijf Skoda een eigen vliegtuigindustrie te
ontwikkelen, kwam vervolgens slechts langzaam tot ontwikkeling en was gezien de
economische en politieke situatie waarin de Poolse staat verkeerde, te ambitieus om te slagen.
Men verwachtte, dat de luchtmacht in 1942 de beschikking zou hebben over bommenwerpers
en gevechtsvliegtuigen van hoge kwaliteit. Tijdens de massale Duitse inval op 31 augustus
1939 bleek het numerieke luchtoverwicht van de Luftwaffe. Een bijkomend probleem was het
feit dat de Poolse bases door de Duitsers met grote voortvarendheid werden gebombardeerd:
vliegtuigen konden daarom nauwelijks opstijgen. De vliegtuigen die de dans wisten te
ontspringen door uit te wijken naar geheime bases op het platteland konden evenmin een rol
van betekenis te spelen: door de slechte organisatie, de gebrekkige bevoorrading en het tekort
aan brandstof konden zij niet opstijgen. 6
In 1939 wisten ongeveer 40 tot 45.000 man via allerlei routes en vaak na lange
omzwervingen, onder andere via Zuid-Europa, Frankrijk te bereiken. Onder hen bevonden
6
Zamoyski, The forgotten Few, 16-18.
12
zich ook militairen van de Poolse luchtmacht, die al vrij snel konden worden ingezet tegen de
Duitse invallers in Frankrijk. Zij werden toegevoegd aan de nieuw opgebouwde Poolse
strijdmacht en aangevuld met Poolse emigranten die al jaren in Frankrijk woonden. Dit
contingent werd versterkt met uit Duitse en uit Sovjetgevangenschap ontvluchte militairen en
uitgeweken Poolse burgers. De Poolse marine wist uit de Oostzee te ontsnappen en vond een
nieuwe thuishaven in Engeland. Begin 1940 bestond het Poolse leger in Frankrijk uit
ongeveer 80 tot 85.000 man. Toen de nazi’s in mei 1940 Frankrijk binnenvielen, namen 4
Poolse divisies en 3 brigades actief deel aan de gevechten. Ook nadat de strijd verloren was,
vochten de 2e Poolse Infanteriedivisie samen met Franse eenheden door, totdat zij rond 18
juni 1940 gedwongen werden de Zwitserse grens over te trekken. Tot 1943 werden zij
geïnterneerd. 7
“Zowel voor mijzelf als voor de andere Poolse soldaten was de tijd die wij in Frankrijk
doorbrachten een lange stroom van teleurstellingen”, schrijft de Poolse militairBohdan Arct.8
Eind november 1939 hadden duizenden leden van de Poolse luchtmacht zich verzameld op de
grote basis van Lyon-Bron en op Le Bourget ten noorden van Parijs. De omstandigheden die
zij daar aantroffen vormden het slechtst denkbare scenario die je je kon bedenken. Ook de
houding van de Franse bevolking was weinig meegaand en hielp de Polen niet om zich op hun
gemak te voelen. Verder vlotten de onderhandelingen tussen hoge Poolse, Franse en Engelse
officieren over de toekomstige rol van de Poolse luchtmacht niet. Generaal Sikorski sprak
zich uit voor een vertrek naar Engeland, omdat hij vond dat Poolse vliegers meer ervaring
hadden met Engelse vliegtuigen. Ook schatte hij de capaciteiten van de Royal Air Force hoger
in dan de Armee de l’Air. Voorts waren zij daar meer van nut. De onderhandelingen
verhardden zich toen Sikorski meende dat de Polen het beste als zelfstandige eenheden
konden opereren, wat de Engelsen echter van de hand wezen. Het duurde tot 4 januari 1940
voordat met de Franse autoriteiten overeenstemming werd bereikt. Er werden twee Poolse
gevechtssquadrons samengesteld uit het restant van eenheden uit Warschau, Krakow en
Poznan; een derde eenheid zou de Finnen helpen in de strijd tegen de Sovjettroepen.
Eind mei 1940 bestond de Poolse luchtmacht uit ongeveer 7.000 manschappen en beschikten
zij over 86 operationele vliegtuigen. ‘De Fransen sloegen onze verrichtingen met
belangstelling gade, maar behielden hun reserve’, herinnerde een Poolse officier zich. En
7
8
Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland,, 15.
Zamoyski, The forgotten Few, 44.
13
verder: ‘De verhoudingen waren weliswaar correct, maar niet direct vriendschappelijk. De
huizen van de lokale bevolking bleven gesloten, zodat wij aangewezen waren op de cafés en
ons op straat moesten vermaken’. 9
Wat de Polen het meest verontrustte was de opstelling van de Fransen tegenover de oorlog.
‘Wij hadden ervaring met de oorlog in Polen, en wij wisten dat deze in niets te vergelijken
was met oorlog 1914-18, ‘ legt Rolski uit. ‘Zij geloofden nog steeds in de oude ideeën, en
luisterden met veel ongeloof naar onze ervaringen’. Deze houding was tot in de hoogste
Franse legerkringen doorgedrongen. Een aantal uitgeweken Polen wachtte op het schip dat
hen naar Frankrijk zou brengen, toen zij de Franse chef-staf in het Midden-Oosten, generaal
Weygand, ontmoetten. Toen hem verteld werd hoe de Duitsers tactisch te werk gingen
‘luisterde hij aandachtig, maar je kon zien dat hij zich alleen liet leiden door zijn eigen
vooroordelen en gedachten’. Deze houding werd nog eens bevestigd door de houding van de
Armee de l’Air. Poolse troepen die dichtbij de frontlinie waren gelegerd, verwonderden zich
erover waarom de Fransen geen verkenningsvluchten uitvoerden boven Duits grondgebied: de
Fransen meenden dat de Duitsers te zwak waren om ook maar een aanval te overwegen.
Naarmate de strijd vorderde werd de situatie hopelozer. Het plan om de Polen in aparte
squadrons te laten opereren werd al snel verlaten. Hoewel de Fransen op andere locaties nog
voldoende goede toestellen hadden, vlogen de Polen in verouderde typen. De nieuwe,
geavanceerde Franse toestellen die in de depots van Bourges en Toulouse stonden, waren
door Duitse bommenwerpers aan de grond vernietigd. Op 14 juni bezetten vijandelijke
troepen Parijs. Vier dagen later met het tekenen van de capitulatieovereenkomst door
maarschalk Pétain, kwam er een einde aan de vijandelijkheden. De Polen in ClermondFerrand, die kort tevoren nieuwe vliegtuigen hadden gekregen, waren razend toen zij van de
capitulatie hoorden. Om hun vliegtuigen in veiligheid te stellen weken zij uit naar het
zuidelijker gelegen Toulouse. Weinigen slaagden erin om over vijandelijk gebied rechtstreeks
Engeland te bereiken. Een aantal vliegers probeerde te ontkomen via Algerije, maar werden
daar door de Fransen geïnterneerd. In de loop van 1941 wist enige honderden van hen per
schip alsnog naar Engeland te ontkomen.
9
Zamoyski, The forgotten Few, 48.
14
Intussen had de Poolse regering in ballingschap Parijs verlaten en op 19 juni gaf generaal
Sikorski in een radioboodschap zijn landgenoten in het westen de opdracht om zich gereed te
maken voor vertrek naar Engeland en naar de Franse havens te gaan. In de junidagen van
1940 namen naast de Poolse luchtmacht 4 Poolse divisies en 3 brigades actief deel aan de
strijd. Poolse piloten schoten in Franse gevechtsvliegtuigen 56 Duitse toestellen neer. Poolse
grondtroepen, die in het noordoosten van Frankrijk voor de verdediging werden ingezet,
moesten zich tegenover de numerieke overmacht al snel terugtrekken. Enige weken later
bleek hun inzet van groot nut bij de evacuatie van de Engelse troepen vanuit Calais.
Aanvankelijk hadden zij in Engeland te kampen met aanpassingsproblemen. Het had vooral
te maken met een verschil van mening over de inzetbaarheid in de strijd tegen de Duitsers. Er
werd materiaal en personeel ter beschikking gesteld en zij moesten zich bij hun training
richten op de aanwijzingen van de RAF. Wanneer zij zich hier niet aan hielden dan werd de
opleiding gestaakt. De kern van het probleem lag in een gebrek aan overeenstemming over de
status van de Poolse luchtmacht in Engeland. Na gesprekken tussen Sikorski en de Britten
was de eerste tot de conclusie gekomen dat de Poolse soldaten, zeelieden en vliegers in eigen
eenheden en een aparte en soevereine strijdmacht zouden vormen. Deze was alleen
verantwoording schuldig aan de Poolse regering in ballingschap. De Britten meenden dat het
in strijd was met hun constitutie om vreemde troepen op eigen grondgebied te legeren en dat
alle Polen zich moesten aansluiten bij de RAF. 10 De onderhandelingen gingen, ook nadat de
Polen in Engeland waren gearriveerd door, en legden een extra druk op hen.
Het duurde tot 11 juni 1940, een dag ná de Duitse inval in Polen, dat een formele
overeenkomst werd getekend. Het was een compromis en stelde de Polen niet tevreden. Er
werd vastgelegd dat de Polen op eigen kosten (tegen een lening van de Engelsen) twee
bombardementsquadrons konden formeren. Zij waren echter ondergeschikt aan de
commandanten van de Britse bases en onderworpen aan de King’s Regulations. Wat in de
overeenkomst de meeste ontevredenheid gaf, was de kwestie van de rangen. Alle officieren
werden gedegradeerd naar de rang van tweede luitenant en kwamen pas na een training weer
in aanmerking voor promotie. In Engeland was het in tegenstelling tot Polen een ijzeren wet
dat officieren die nooit als vlieger dienden, geen squadron konden leiden. Dit zette kwaad
10
Zamoyski, The forgotten Few, 64-67.
15
bloed tussen de jonge piloten die snel promotie maakten en de oudere officieren die zonder
werk, onderbetaald en met wrok, achter bleven.
In het begin van wat later the Battle of Britain werd genoemd, op 10 juli 1940, waren er meer
dan 40 Poolse piloten opgenomen in RAF-squadrons. Op 19 juli was Antoni Ostowicz, die
diende in het 145e gevechtssquadron, de eerste Poolse piloot die een Messerschmitt 110
neerhaalde. Hij was ook de eerste die op 11 augustus sneuvelde, nadat hij twee Duitse
vliegtuigen had neergeschoten. Op 13 augustus, Eagle Day, de dag waarop de Duitsers met
500 bommenwerpers en 1.000 gevechtsvliegtuigen de aanval op Engeland openden in, naar
wat zij verwachtten de definitieve ommekeer van de strijd zou zijn, namen meer dan 50
Poolse vliegers deel aan de strijd. De meesten waren gestationeerd langs de oostkust, waar de
hevigste strijd woedde: zij toonden dagelijks hun kunnen en betrouwbaarheid. Hoe langer de
strijd duurde des te beter werden de relaties tussen de Engelsen en de Polen. De Pool Ludwig
Martel, die diende in het 54e Squadron voordat hij werd overgeplaatst naar het 603e City of
Edinburgh Squadron, was erg enthousiast over de samenwerking: ‘De verhoudingen waren
fantastisch’, zei hij. ‘Ik voelde mij zo op mijn gemak in het Engelse squadron – feitelijk een
mix van Engelsen en Schotten – dat ik tot twee keer toe weigerde om naar een Poolse
gevechtseenheid te worden overgeplaatst. Dat gevoel was wederzijds: ‘Toen er steeds meer
Poolse formaties werden geformeerd’, merkt Karol Pniak op, ‘wilden mijn Britse kameraden
dat ik bij hen bleef’.11
Op zondag 15 september 1940 volgde misschien wel de meest cruciale dag in de Battle of
Britain. Het 302e Squadron en het 303e Poolse Squadron die elkaar probeerden te overtroeven,
moesten samen met hen en het 242e Canadian Squadron deze zondag het hoofd bieden aan
een aanval van ongeveer 400 Duitse vliegtuigen die Londen wilden bombarderen. Het 303e
Squadron verloor die dag slechts één vliegtuig, wat ook veel te maken had met de goede
kwaliteit van de Britse gevechtsvliegtuigen, zoals de Hurricane. Op deze dag vochten 60
Poolse vliegers in verschillende formaties mee. Een lid van het 303e Squadron en voormalig
Pools parlementslid, die het luchtgevecht meemaakte vond het jammer dat zij in Polen niet
even goed vliegtuigen hadden. Dan was het verloop van de strijd misschien wel heel anders
geweest. Het waren niet alleen de verliezen aan vijandelijke zijde. Ook het bijzonder
effectieve optreden bij het “breken” en terugdringen van de vijandelijke formaties
11
Zamoyski, The forgotten Few, 75-77.
16
bommenwerpers door Poolse vliegers was te danken aan hun grote ervaring. Zo wisten zij een
formatie van 150 Duitse bommenwerpers, die onderweg was naar Londen, uiteen te drijven.
Noodgedwongen moesten de Duitsers hun bommenlast afwerpen boven het veel minder
dichtbevolkte Sussex en terugkeren naar hun bases in Frankrijk. 12
De situatie veranderde toen de Duitsers begonnen met een nieuwe tactiek. In plaats van
grootschalige “raids” op Londen, gingen hun bommenwerpers nu ’s nachts én op een veel
grotere hoogte tot de aanval over. Ook hun gevechtsvliegtuigen opereerden in kleinere
eenheden en dwongen de geallieerden op lagere hoogte de strijd aan te gaan. De Duitse
verliezen daalden, maar die van de RAF en dan vooral onder de Britse vliegers, stegen. Eén
op de vijf gevechtsvliegers die deelnam aan de verdediging van Londen, een kritieke periode
voor de Britten begin oktober 1940, was een Pool. Deze Battle of Brittain eindigde op 31
oktober 1940. Bijna 3.000 piloten namen aan deze strijd deel die ongeveer vijf maanden
duurde; bijna één op de vijf was een Pool. Het 303e Squadron haalde gemiddeld meer dan drie
keer zoveel vliegtuigen neer als hun Britse collega’s. Het eigen squadron verloor acht.
Of het nu een kwestie van wraak was of niet, het is begrijpelijk dat de Poolse houding tijdens
de oorlog duidelijk anders was dan die van hun Britse collega’s. In feite vochten zij binnen
deze oorlog hun eigen strijd. Dit werd duidelijk wanneer Poolse eenheden naast die van Britse
waren gestationeerd, zoals op de basis Nordholt. De basiscommandant was kapitein Theodore
MacEvoy evenals zijn opvolger kapitein Frederick Rosier, een groot bewonderaar van de
Polen. Op 25 september 1942 zou kapitein Mieczyslaw Mummler de leiding op de basis
overnemen en werd de basis met drie Poolse squadrons bijna ‘gepoloniseerd’. Vanwege het
blijvende tekort aan vliegers bleven zij langer paraat dan gebruikelijk. Zij wilden ook geen
rust, omdat het ten koste ging van de accuratesse die zij in de frontlinie zo hard nodig hadden.
Eén van de instructeurs merkte op dat ‘het beroep van instructeur nog gevaarlijker was dan
hun strijd tegen de Luftwaffe’.
Op de 3e verjaardag nadat de Poolse vliegers voet op Britse bodem zetten, hadden zij hun
waarde zonder enige twijfel bewezen. Het 303e, 315e en 316e Squadron staken hun Britse
collega’s naar de kroon. In het najaar van 1942 schoot een piloot van het 306e Squadron
boven het Franse Crotoy het 500e vijandelijke vliegtuig neer. Voor het Britse publiek
12
Zamoyski, The forgotten Few, 89.
17
verwierven de Polen langzamerhand een heroïsch en romantisch aureool, hoewel maar
weinigen onder hen beseften wat hun werkelijke bijdrage aan de strijd was. De Poolse inbreng
bij de opbouw van hun vloot bommenwerpers werd steeds belangrijker, omdat van hulp van
de Amerikaanse luchtmacht op dat moment geen sprake was. Naast de gevechtssquadrons, die
nog volop in actie waren, werd nu het 301e Squadron bommenwerpers geformeerd. De Poolse
piloten van dit en van latere squadrons waren over het algemeen oudere militairen met meer
ervaring. Dikwijls hadden zij als piloot in de burgerluchtvaart gezeten. Ook steeds
belangrijker werd goed management, immers het ging nu in vergelijking met de
gevechtssquadrons om veel grotere operationele eenheden.
September 1940 stegen bommenwerpers op om Duitse troepen die zich in Frankrijk
gereedmaakten voor een invasie te bombarderen in de havens van Boulogne, Calais en het
Belgische Oostende en Duinkerken. Het 300e en 301e Squadron moesten in oktober tijdelijk
worden teruggetrokken, omdat zij voortaan moesten opereren in een nieuw type
bommenwerper, de Wellington. Het operatiegebied werd uitgebreid en na een bombardement
op Antwerpen, waarbij de olieraffinaderij werd getroffen, onderging de haven van Bremen
hetzelfde lot. Door de geringe wendbaarheid waren de bommenwerpers echter wel kwetsbaar
voor het Duitse afweergeschut dat hen, nadat zij de Noordzee waren overgestoken, opwachtte.
Ook het vliegen in gesloten formatie vroeg veel nauwkeurigheid en deskundigheid. In de loop
van 1941, toen Duitse industriecomplexen het doelwit werden van de bombardementen,
namen de verliezen sterk toe. Dit kwam omdat deze beter werden beschermd door
luchtafweergeschut. Alleen al in 1941 verloren de Polen daardoor 244 man, 2/3e van hun
daadwerkelijke inzet.
Bijna de gehele periode dat de Polen met de geallieerden samenwerkten bleef het de
bedoeling dat zij zouden worden ingezet voor de strijd in Polen tegen de Duitsers. Daar kwam
in de eerste jaren echter maar bar weinig van terecht. De gevechtssquadrons hadden hun
handen vol aan de bescherming van Brits grondgebied en de bommenwerpers beperkten zich
aanvankelijk tot het aanvallen van objecten in het westelijk deel van bezet Europa inclusief
Duitsland. Op 31 maart 1943 werd het 301e Bombardementssquadron toegevoegd aan het
138e Special Duties Squadron op Tempsford. Deze eenheid, waarin drie andere Poolse
eenheden sinds de herfst van 1941 waren opgenomen, werd geleid door de Special Operations
Executive (SOE). Deze eenheid was gespecialiseerd in het transport van mensen, geld en
wapens naar en vanuit bezet Europa. Met het opnemen van Poolse manschappen en het
18
benoemen van Roman Rudkowsky tot verbindingsofficier hoopte Sikorski te bereiken dat de
eenheid zich meer actief kon gaan bezighouden met Polen zelf.
Van deze bedoelingen kwam aanvankelijk echter weinig terecht. De Polen werden ingezet bij
droppings in Frankrijk, terwijl andere troepen zich met de bevrijding Polen bezighielden.
Later dat jaar werd de Polish Special Duties Flight samengesteld, die vanuit bevrijd Tunis en
later het Italiaanse Brindisi opereerde. Van daaruit konden zij beter de Poolse zaak dienen.
Het resulteerde in enige honderden missies waarbij ongeveer 1.600 ton aan wapens en ander
materiaal per parachute boven Pools grondgebied werd afgeworpen.
Uit een onderzoek over het moreel van de RAF in 1941 bleek dat het hiermee onder het
Engelse personeel slecht gesteld was. Slechts 18% bleek tevreden te zijn. Een groot deel
bracht hun tijd door in ‘landerigheid en apathie’.13 Bij de Polen blijkt ook in latere jaren het
tegendeel en is het moreel opperbest. Dat was des te verwonderlijker omdat ongeveer 1.500
man luchtmachtpersoneel pas eind 1942 en begin 1943 uit Russische gevangenschap in
Engeland waren aangekomen. Ook de Polen die gedwongen in het Duitse leger hadden
gediend of in werkbataljons waren opgenomen geweest, en vervolgens door de geallieerden
gevangen waren genomen, bleken in de nieuwe situatie breed inzetbaar en zeer waardevol.
Veel Polen waren er na de capitulatie van Frankrijk niet in geslaagd Engeland te bereiken en
werden geïnterneerd in Noord-Afrika. Zij ontsnapten per schip en wilden via Gibraltar naar
Engeland uitwijken, maar werden door militairen van de Vichy Regering in de haven van
Oran (Marokko) gevangen genomen. Zij zouden worden bevrijd door Amerikaanse troepen. 14
Het vierde oorlogsjaar 1943 was zwaar voor de Polen. Zij hadden uiterst fel gevochten en
alles gegeven, maar toch had dit geen invloed op dat wat voor hen het belangrijkst was: de
bevrijding van hun vaderland. Het nieuws dat vanuit Polen doorsijpelde werd steeds
beroerder. Via het Rode Kruis en andere bronnen hoorden zij dat hun vrouwen, moeders en
dochters waren vermoord, slavenarbeid moesten verrichten of in concentratiekampen zaten.
Deze machteloosheid was verschrikkelijk voor ze. Daarbij kwam dat de Britse samenleving
nog niet volledig doordrongen was van de nazi gruwelen: mede daardoor bleef het medeleven,
hoe goed bedoeld ook, beperkt tot holle woorden.
13
14
Zamoyski, The forgotten Few, 150.
Ibidem, 160-162.
19
Soldaten uit den vreemde verliezen, terwijl de strijd voortduurt, aan populariteit bij de
burgerij. Dat gold ook voor de Poolse militairen. Zelfs wanneer de burgers alle redenen
hadden om hun komst te verwelkomen. Bevrijdingslegers en vredestroepen verliezen al snel
hun populariteit en gaan een bron van onvrede vormen voor degenen die zij komen bevrijden.
De Polen vormden daarop geen uitzondering, temeer omdat de Britten een ‘invasie’ van een
dergelijke omvang – in tegenstelling tot de bevolking op het Europese vasteland – al 900 jaar
niet hadden meegemaakt. Vanzelfsprekend merkte je hier weinig van in de steden. Maar op
het platteland, waar de luchtmachtbases meestal lagen, des te meer. Hoewel het niet
verstandig is al te veel te generaliseren, waren er wel een aantal patronen te onderscheiden.
De zomer 1940 tot midden 1941 kon worden betiteld als de ‘bruidsdagen’. Vanaf midden
1941 begon het al sleetse plekken te vertonen en raakte het nieuwe eraf.
Begin 1941 speelde nog een andere kwestie in Engeland. Door het Von Ribbentrop-Molotov
pact waren met name de Britse communisten diep in de achting van hun landgenoten gedaald.
Toen de Russen echter van tegenstanders bondgenoten werden, veranderde de situatie.
Geallieerde propaganda, die na juni 1941 de Sovjetstrijd tegen nazi-Duitsland in de vorm van
boeken, artikelen, interviews en films verheerlijkte, had tot gevolg dat de Poolse rol verder
marginaliseerde. De onverschilligheid van de kant van de pers sloeg tenslotte om in
vijandigheid, die vooral werd gevoed door de Gardian en de New Statesman. Het was
merkwaardig dat de geloofwaardigheid van de Poolse regering in ballingschap en hun leider
generaal Sikorski daardoor verder werd ondergraven: Deze was immers niet communistisch?
15
Wellicht heeft dat te maken met het feit dat er in Polen na de nederlaag van de Duitsers en
onder invloed van de Russen een pro-communistisch machtsblok zou woed gevormd,
waardoor er sprake kon zijn van tegengestelde belangen.
Toen twee jaar later de geallieerden in 1943 in het offensief waren, wilde dat niet zeggen dat
de omstandigheden voor de Poolse vliegers gemakkelijker werden. Alle squadrons hielden
zich intensief bezig met het bombarderen van doelen in Frankrijk en Duitsland, het uitvoeren
van gevechtsacties en het beschermen van de Atlantische routes. Nog drukker hadden de
gevechtsvliegers het; in vaak meerdere vluchten per dag escorteerden zij bommenwerpers.
Maar ook vochten zij tegen Duitse jagers. Het was altijd Sikorski’s bedoeling geweest om de
Poolse vliegers op kritieke momenten, en wanneer de Duitsers in het defensief waren, in te
15
Zamoyski, The forgotten Few, 170-171.
20
zetten voor steun aan het omvangrijke Poolse thuisleger, dat was opgedeeld in regimenten en
zelfs divisies. Deze plannen bleken echter moeilijk of nauwelijks te realiseren, vooral niet
nadat de nazi’s de Sovjet Unie binnenvielen.
In de tweede helft van 1943 begon het Geallieerde Opperbevel zich intensief voor te bereiden
op de invasie van het continent die het jaar daarop zijn beslag zou krijgen en een intensieve
voorbereiding vroeg. De tweedeling tussen Fighter Command en Bomber Command werd
opgeheven. Daarvoor in de plaats kwamen de Air Defense of Great Brittain (ADGB) en de
Tactical Air Force (2 TAF). Dit laatste commando eenheid beschikte over circa 1.000
gevechtsvliegtuigen en lichte bommenwerpers had met een eigen onderhouds- en logistiek
apparaat. Doel van dit commando was om de Geallieerde suprematie in de lucht te
handhaven, verkenningsvluchten uit te voeren, te voorkomen dat voorraden het vijandelijk
front bereikten en – niet in de laatste plaats – het verlenen van steun aan de grondtroepen
wanneer de invasie zou beginnen. Deze nieuwe aanpak bracht met zich mee dat de directe
ondersteuning aan ieder individueel squadron verviel.
Tijdens de laatste 3 maanden van 1943 werden de Poolse Spitfires en Mustangs voorzien van
extra benzinetanks en bommen, en de piloten werd geleerd om precisiebombardementen op
geringe hoogte uit te voeren, met behulp van kaart en kompas (wat zij overigens al in Polen
hadden geleerd) te vliegen en te opereren vanaf geïmproviseerde vliegvelden. Het was vanaf
één van deze vliegvelden dat Poolse gevechtsvliegtuigen onder commando van kapitein
Gabszewicz op 6 juni 1944, D-Day, opstegen om de Geallieerde landingen op de
Normandische stranden te ondersteunen. In de weken daarop werden Duitse grondtroepen
aangevallen waarbij één van de Poolse squadrons in de slag bij Falaise circa 600 vijandelijke
voertuigen en stukken geschut wist te vernietigen. Twee eenheden Poolse gevechtsvliegtuigen
werden uit de directe strijd op het continent teruggetrokken en richtten op een nieuw gevaar,
de vijandelijke V1. Met aangepaste Mustang gevechtsvliegtuigen werden de V1’s onderschept
en voordat zij hun dodelijk doel konden bereiken, van achteren benaderd en tot ontploffing
gebracht. Het was daarbij zaak om op minimaal 200 meter afstand te blijven in verband met
de drukgolf diet het projectiel bij het ontploffen gaf.
Drie dagen na het uitbreken van de opstand in Warschau vertrokken vier vliegtuigen naar
Polen en wierpen wapens af. Het waren gevaarlijke missies boven vijandelijk gebied die het
uiterste van de bemanningen vergden. De situatie werd nog verergerd doordat de Halifaxen en
21
Dakota’s sterk verouderd waren en in slechte staat waren. Om de droppings succesvol te
maken, moesten de operaties ook nog op geringe hoogte worden uitgevoerd. De bemanningen
konden de gloed van de vlammenzee in Warschau, veroorzaakt door zware bombardementen,
de inzet van pantsertroepen en het gebruik van vlammenwerpers, al op een afstand van 100
kilometer zien. Naderhand bleek dat deze missies weinig succesvol waren, maar zij werden
voor het moreel van de Polen toch langer dan verantwoord was voortgezet. Toen de opstand
door de Duitsers was neergeslagen gaf Stalin de Amerikanen pas toestemming om met een
groot eskader bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen de droppings voort te zetten, en te
landen op Russische vliegvelden. Een groot deel van de goederen viel helaas in handen van de
Duitsers.
Op 13 februari 1945 werd bekend gemaakt dat Stalin, Churchill en Roosevelt op de
conferentie van Yalta een aantal besluiten hadden genomen. Eén daarvan was dat Polen ná de
oorlog een groot deel van zijn grondgebied moest afstaan aan de Sovjet Unie en dat wat
resteerde binnen de Poolse invloedssfeer viel. Het beloofde weinig goeds en ondermijnde het
moreel. Hoewel de Polen zich verraden voelden, toonden zij toch zo veel beroepseer dat zij
vrijwel zonder morren met een nieuwe missie begonnen: het bombarderen van Duitse
communicatiecentra om zo de Russische opmars te bespoedigen. Dresden veranderde na
zware bombardementen in een waar inferno. Hoewel de strijd in feite al ten einde liep, werden
nu ook burgerdoelen niet minder ontzien! Op 9 april 1945 vond het laatste luchtgevecht van
de Polen plaats en werd een vijandelijke jager, een Messerschmitt, neergehaald. Op 25 april
van dezelfde maand werd het adelaarsnest Berchtesgaden, het buitenverblijf van Hitler, zwaar
getroffen. Het werd de laatste grote operatie van de Poolse Luchtmacht. 16
‘Zo onverwacht als de oorlog begon, zo eindigde hij ook’, aldus een vlieger. ‘We hadden
gedacht dat de squadrons opeens overbodig waren geworden, dat wij ons zouden vervelen,
maar in feite bleven wij bezig met vliegen, misschien wel met opzet’, schreef hij. ‘In
werkgelijkheid was er niets veranderd. Vliegen blijft ons dagelijks werk. Iedere dag begroet ik
de mecaniciens, die nog even overwerkt zijn als altijd’. Hoewel het gerucht de ronde deed dat
zij misschien de Japanners moesten bestrijden, bleef er weinig meer over dan
patrouillevluchten boven Duits grondgebied. In Duitsland ontmoetten zij na 6 jaar weer
landgenoten, die uit de gevangen- en concentratiekampen waren bevrijd. Dat verrijkte
16
Zamoyski, The forgotten Few, 200.
22
weliswaar hun leven, maar er kwamen na een langdurige scheiding met het vaderland vaak
vragen naar boven hoe ‘Engels’ zij in die jaren waren geworden
Naast de gebruikelijke vreugde in de bevrijde landen ontstond er voor de Poolse regering in
ballingschap een nieuw probleem, omdat de Engelse en de Amerikaanse regeringen duidelijk
maakten dat zij deze niet langer als de wettige Poolse regering beschouwde. Dit bracht de
Poolse strijdkrachten volgens een Engelse rechter in de positie van ‘the largest illegal private
army ever known in this country’.17 Van een nuttig leger in de oorlog tegen Duitsland, werden
de Poolse soldaten, zeelieden en vliegers onderwerp van verlegenheid van de Britse regering.
In elk geval kon er geen sprake van zijn dat de troepen werden opgenomen in de troepen van
de nieuwe regering in Warschau. Ook was het niet mogelijk hen hetzelfde te behandelen als
Britse troepen of die van Commonwealth. Kortom, men zat met ze omhoog. Enige maanden
daarvoor, in februari 1945, had Churchill het Britse Hogerhuis toegesproken: ‘In any event,
His Majesty’s Government will never forget the debt they owe to the Polish troops who have
served them so valiantly, and for all those who have fought under our command, I earnestly
hope that it may be possible to offer the citizenship and freedom of the British Empire, if they
so desire’. 18
In maart 1946 kondigde de Engelse regering aan dat de Poolse troepen zouden worden
ontbonden. Een oproep van het nieuwe regiem in Warschau om naar hun vaderland terug te
keren, werd gesteund door de minister van Binnenlandse Zaken, Ernest Bevin. Een groot deel
van de Polen had lange tijd in Russische werkkampen gezeten en voelde niets voor het
voorstel. De Engelsen moesten dus naar een andere oplossing zoeken en vonden dat in de
vorm van een op te richten Polish Resettlement Corps, een korps onder Britse leiding dat
militaire en civiele taken zou gaan uitvoeren. Inmiddels was gebleken dat er in de Britse mijnen landbouw en groot tekort aan arbeidskrachten ontstond en dat de Engelsen de Polen daarbij
goed konden gebruiken. Uit de onterechte vrees dat hun ‘eigen’ mensen buiten spel werden
gezet, staken de vakbonden hier echter een stokje voor. De ‘vrije verkiezingen’ in Polen die
door Stalin werden gearrangeerd, gingen gepaard met stemfraude, intimidatie, arrestaties en
moorden op grote schaal. Dit weerhield de Polen zeker van een spoedige terugkeer. Zij kozen
massaal voor blijven of emigratie. Veel ervaren vliegers vonden een nieuw bestaan in de
burgerluchtvaart.
17
18
Zamoyski, The forgotten Few, 223.
Ibidem, 231.
23
Een andere hoofdrolspeler was Stanislaw Maczek. Hij vocht tijdens de Eerste Wereldoorlog
in het Oostenrijkse leger aan het Italiaanse front. Ná het herwinnen van de onafhankelijkheid
van de Republiek Polen meldde hij zich aan voor het nieuw te vormen leger. In de jaren 19191920 vocht hij tegen de Bolsjewieken in de Pools-Russische oorlog en koos definitief voor
een militaire loopbaan. Na zijn studie aan de Militaire Academie in Warschau kreeg hij in
1938, in de rang van kolonel, het commando over de 10e Gemotoriseerde Cavaleriebrigade, de
eerste pantsereenheid van het Poolse leger. Na de aanval van Hitler op Polen op 1 september
1939 vocht zijn brigade dapper tegen de overmacht van het XXIIIe Duitse Pantserkorps in het
zuidoosten van Polen. Enkele dagen na de onverwachte invasie van het Sovjet leger trok hij
op 17 september met een deel van zijn brigade de Hongaarse grens over. Daar werden zij
geïnterneerd, waarna velen er in slaagden naar Frankrijk te vluchten. 19
Al op 21 oktober van hetzelfde jaar meldde hij zich bij generaal Sikorski, die als premier van
de Poolse regering en opperbevelhebber van de Poolse strijdkrachten in ballingschap, zijn heil
in Parijs had gezocht. Maczek werd voor zijn verdiensten tijdens de strijd in september,
bevorderd tot brigade-generaal en kreeg de leiding over het centrum Coëtquidan, waar nieuwe
eenheden van het Poolse leger werden geformeerd. Hij herstelde zijn oude pantserbrigade die
als de 10e Gemotoriseerde Brigade de Fransen bijstond in hun strijd de Duitsers. Met zijn
Pantserbrigade leverde hij slag aan de Somme, daarmee de aftocht dekkend van de Franse
troepen. Daarna moest de brigade zich vechtend een weg terugbanen door de Champagne en
de Bourgogne tot Dijon. Na de Franse capitulatie op 17 juni 1940 bereikten hij en een deel
van zijn manschappen, ‘s nachts marcherend en zich overdag schuilhoudend, na een
gevaarlijke reis via Marseille en Algiers, Engeland.20 Voor zijn verdiensten in Frankrijk
ontving hij uit handen van generaal Sikorski het Kruis Viruti Militari (“Voor uw en onze
vrijheid”), een onderscheiding die later ook een aantal Polen in de strijd rond Arnhem in 1944
ten deel viel. De Polen hadden de tweede slag; pas bij de derde slag zou het tij zich keren!
De restanten van de Poolse krijgsmacht, 24.000 (waarvan ruim 6.300 man luchtmacht) van de
85.000 man die Engeland wisten te bereiken, werden vooral geplaatst in Schotland tezamen
met een deel van de onafhankelijke Poolse Bergjagers Infanteriebrigade, de Podhalanen. In
april en mei 1940 had deze brigade nog deelgenomen aan de Brits-Franse operaties tegen
19
20
Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 29.
Thom Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda” (Breda 1978) 15.
24
Duitse troepen bij Narvik (Noorwegen). De Polen droegen ongeveer 300 man bij aan de strijd.
Ook namen er Poolse marineschepen aan deel: één daarvan, de torpedobootjager ORP
“Grom” ging in de strijd met 60 man ten onder. Toen Frankrijk aangevallen werd, werd de
brigade in allerijl teruggeroepen om via Engeland naar Frankrijk te worden gestuurd om daar
te helpen in de strijd. 21
Naast de strijd in westelijk Europa waren er nog meer Poolse legeronderdelen actief. Toen
Duitsland op 21 juni 1941 haar vroegere bondgenoot Rusland de oorlog verklaarde, was dat
voor generaal Sikorski het moment om met de Russen onderhandelingen te openen over de
vrijlating van Poolse militairen uit Russische krijgsgevangenschap. Met deze militairen wilde
hij de Eerste Poolse Pantserdivisie verder helpen opbouwen. De eveneens vrijgelaten Poolse
generaal Anders kreeg de taak om uit deze ex-krijgsgevangenen een nieuw leger te formeren:
het Tweede Legerkorps. Omdat er zich slechts ongeveer 500 officieren meldden, gaf Anders
er de voorkeur aan deze troepen over te brengen naar elders om hen verder op te leiden. In
1942 kreeg hij toestemming om een leger van ongeveer 100.000 man te formeren. De overige
Poolse manschapen opereerden in een leger onder Russisch opperbevel. Via Irak en Perzië
vond een immens troepentransport plaats en kwam het Tweede Poolse Legerkorps in Egypte
aan, waar het in gereedheid werd gebracht voor de inval in Italië.
Dat jaar werd er in de woestijn een zware strijd geleverd, een strijd waarop zij zich op Pools
grondgebied, in een woestijnachtig gebied tussen Krakau en Katowice, hadden voorbereid.
Ook in de woestijn vonden de Duitsers weer Polen op hun weg: de soldaten van de beroemde
Karpatenbrigade. Zij hebben tijdens de strijd in Syrië niet gecapituleerd en zullen later
deelnemen aan de gevechten om Tobroek, het beslissende keerpunt in de woestijn oorlog.
Later in 1943 werden de bange vermoedens van generaal Anders over het grote gebrek aan
Poolse officieren ná de capitulatie in 1939, bewaarheid. Bij de Poolse plaats Katyn vond men
het massagraf van duizenden officieren. Het kader uit 1939 bleek grotendeels geliquideerd te
zijn. Na de overwinning op het woestijnleger van generaal Erwin Rommel vocht het Tweede
Legerkorps zich vanuit Noord-Afrika een weg door Italië. Zij oogstten onsterfelijke roem in
de hevige strijd en verovering van het onneembaar geachte Benedictijnenklooster van Monte
Cassino. Andere geallieerde troepen hadden zich maandenlang de tanden stuk gebeten op dit
sterke bolwerk. Ná deze glorieuze overwinning lag de weg naar Rome open en stortte de
21
Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 33.
25
meest felle weerstand in Italië ineen. Maar de door Duitsers ondersteunde Italiaanse troepen
die trouw aan Mussolini waren, wisten vaak nog hardnekkig stand te houden. 22
Generaal Maczek was tijdens zijn verblijf in Frankrijk op het idee gekomen om een Pools
leger “in den vreemde” (Polish Army Abroad) op te richten. In Engeland aangekomen legde
hij dit plan voor aan generaal Sikorski die hem hiervoor steun toezegde. De Britse autoriteiten
konden daar niet mee instemmen omdat Engeland toen aan grotere gevaren blootstond,
namelijk een dreigende invasie door Duitse troepen. Het 1e Poolse Legerkorps moest een
bijdrage leveren aan de bescherming van de Schotse kust. Toen begin 1942 dit gevaar
geweken was, stemden de Britten in met de eerdere voorstellen. De ervaringen in NoordAfrika hadden geleerd dat er voldoende infanteristen toegevoegd moesten worden aan een
pantserdivisie, wilde deze adequaat opereren. Het vroegere type pantserdivisies bestonden uit
twee tankbrigades, gesteund door regimenten veld, anti-tank en luchtdoelartillerie alsmede
een bataljon gemotoriseerde infanterie. Aanvankelijk hield Sikorski hier ook aan vast, later
moest hij deze ideeën laten varen.23 Het 1e Legerkorps in Schotland had de beschikking over
drie belangrijke onderdelen, te weten: de 10e Gemotoriseerde Cavalerie Brigade, de
Onafhankelijke Infanterie Brigade en de 16e Pantser Brigade alsmede enige
ondersteuningseenheden.
Tenslotte werd de 1e Divisie geformeerd en kon worden begonnen met trainen In de zomer
van 1943 namen zij deel aan verschillende manoeuvres in de regio Newmarket en toonden al
snel een grote mate van geoefendheid. Ongeveer diezelfde tijd waren de Engelse
pantserdivisies na een reorganisatie eveneens klaar voor training: ook deze waren nu veel
professioneler. Er volgden een groot aantal besprekingen tussen de Poolse generale staf en het
ministerie van Defensie, waarna besloten werd dat zij, mits dat niet te veel
aanpassingsproblemen opleverde, aan de komende invasie zouden deelnemen. De Polen
zouden binnen de Britse structuur opereren. De operatie werd geleid door toen (per 1
september werd hij tot veldmaarschalk benoemd) nog generaal Montgomery. Hij nam het
commando over van generaal Eisenhower die met het algehele commando van de
landstrijdkrachten in Europa werd belast. De manier waarop dat moest worden gerealiseerd
zonder dat dit hun toekomstige operationele activiteiten als zelfstandige eenheid zou
ondergraven, gaf nog enige problemen.
22
23
Peeters, Het Poolse aandeel in de overwinning,, 25-26.
Miecskowski, The Soldiers of General Maczek in World War II, 38-39.
26
De divisie had nog steeds te kampen met een tekort van ongeveer 900 man, vooral bij
ondersteunende eenheden en de infanteriebrigade. Aanvankelijk dacht men, dat dit tekort kon
worden aangezuiverd door manschappen uit het Midden-Oosten te transporteren. Dit bleek
niet mogelijk en het werd aangevuld met grenadiers en verschillende manschappen uit
administratieve eenheden van het 1e Legerkorps. De reorganisatie werd afgerond: de divisie
bestond nu uit bijna 900 officieren en ruim 15.000 militairen uit andere rangen. Na de laatste
oefeningen in de buurt van Scarborough in de lente van 1944 was de divisie paraat en gereed
voor vertrek naar het front.24 Op 19 maart 1944 werd een algehele mobilisatie afgekondigd
voor de Poolse troepen die voorlopig onder Schots commando bleven. Gedurende de eerste 24
uur werden de orders vertaald in het Pools en verspreid; de volgende 48 uur werden besteed
aan het verstrekken van het noodzakelijke materieel.
Sinds D-Day op 6 juni waren bijna 8 weken verlopen en de operaties verliepen voorspoedig.
Na de vorming van een bruggenhoofd in de eerste week van de operaties, slaagden zij erin
hun eerste fase van het plan te verwezenlijken, dat bedoeld was om binnen 3 maanden de
Duitse strijdkrachten uit Noord-Frankrijk te verdrijven. Deze eerste fase van het opperbevel
voorzag in een omsingeling en totale vernietiging van de Duitse troepen in Normandië. Op 7
augustus trachtten zeven Duitse pantserdivisies deze omsingeling te voorkomen en op hun
beurt de troepen onder de Amerikaanse generaal Patton, de pas af te snijden en deze te
isoleren. De Poolse troepen moesten deze operatie onder Canadees opperbevel (het 1e
Canadese Leger) uitvoeren.
De taak waar het 2e Canadese Legerkorps zich samen met de Polen voor gesteld zag, was de
inname van de Franse plaats Falaise, en om zich daarna te voegen bij de Amerikanen die
vanuit het westen optrokken naar Argentan. Deze manoeuvre moest het grootste deel van deze
zeven Duitse pantserdivisies de pas afsnijden. De Poolse troepen benaderden Caen en Falaise
vanuit het oosten, met de bedoeling deze stad zelf in te nemen. De strijd werd bemoeilijkt
doordat het gebied ten zuiden van Caen sterk bebost was met veel holle wegen, waar de
vijand zich gemakkelijk schuil kon houden en verdedigen. In de nacht van 8 augustus werd de
aanval op de Duitse linies ingeleid door de 10e Infanteriebrigade. De aanval werd vooraf
gegaan door een geallieerde luchtaanval, die door een aantal onnauwkeurigheden ook een
24
Miecskowski, The Soldiers of Generaal Maczek in World War II, 42.
27
groot aantal eigen manschappen, waaronder 44 Polen, trof. Bij de hevige gevechten gingen
die dag ook meer dan 40 tanks verloren. De volgende dagen bleek het moeilijk een doorbraak
te forceren. Een wijziging in het plan, geïnitieerd door generaal Simonds, bevelhebber van de
10e Infanteriebrigade, leverde eveneens onvoldoende resultaat. Dit kwam doordat de
doorbraken die door de Canadese infanteriedivisies werden geforceerd, te smal waren om op
een veilige manier de eigen troepen door te laten. Voorts werden doelen gebombardeerd die te
ver voor de eigen troepen uitlagen. Doordat ze minder snel oprukten dan werd verwacht,
werden veel eigen manschappen door eigen vuur getroffen. Een extra tegenvaller was nog dat
de verdedigingslinie van de Duitsers, die op 7 en 8 augustus eindelijk werd doorbroken,
dieper was gebleken te zijn dan de verwachte 4 kilometer.
Op 12 augustus ontvouwde generaal Simonds een nieuw plan aan zijn commandanten. De
Poolse troepen kregen de opdracht om de taak van de 2e Canadese Infanteriedivisie te
verlichten.25 Nadat in de nacht van 13 op 14 augustus de Infanteriebrigade enige strategische
plaatsen had veroverd, werden op deze laatste dag opnieuw eigen troepen door
miscommunicatie gebombardeerd. Dat de troepen geleerd hadden van hun fouten, bleek toen
3 divisies op 15 augustus uiterst efficiënt en gedisciplineerd op verschillende plaatsen de
rivier de Dives wisten over te steken en zo verder konden doorstoten naar het oosten. Intussen
waren de Duitsers, in het bijzonder het SS Pantserkorps, nog niet ver genoeg teruggestoten en
werd een nieuwe aanval overwogen om de eigen troepen gemakkelijker te laten terugtrekken.
De avond van de 18e augustus kondigden zich een aantal ontwikkelingen aan waardoor de
strijd voor de Poolse troepen in een kritieke fase belandde, die zou duren tot 21 augustus. De
problemen werden veroorzaakt omdat de strijd moest worden gevoerd door slechts één
pantserdivisie; op andere plaatsen van het front beschikten de Geallieerden over beter
toegeruste en bewapende troepen, die vanuit de andere onderdelen ook een betere
ondersteuning kregen. Daarbij kwam dat de troepen op de flanken te ver van het strijdgebied
waren om nog steun te bieden. Om de zaak er nog erger op te maken stagneerde de toevoer mede vanwege een gebrek aan geschikte wegen - van rantsoenen, benzine en ammunitie, en
bovendien was het gebied nog onvoldoende gezuiverd van vijandelijke troepen. Om te
ontsnappen moesten zij door hun eigen troepen worden ontzet. Met het veroveren van heuvel
262 noord in de buurt van Montormel, slaagde een Poolse gevechtsgroep erin een strategische
25
Mieczkowski, The Soldiers of Generaal Maczek in World War II, 47-49.
28
positie in te nemen van waaruit de zich terugtrekkende Duitsers werden bestookt. De strijd
bereikte haar hoogtepunt op 20 augustus toen de Duitsers beseften dat de laatste weg om zich
terug te trekken, geblokkeerd bleek. Zij probeerden een bres te slaan in de defensie van de
daar opererende 4e Canadese Pantserdivisie en troffen daarbij ook Poolse troepen. Zij
probeerden een uitbraak te forceren tussen de berg Ormel en Chambois. De Polen hadden tot
taak de uitbraakpoging te verijdelen en tegelijkertijd de aanvallen van twee te hulp snellende
SS-Pantserdivisies, de elitetroepen “Adolf Hitler”en “Hitlerjugend”, af te slaan. In deze fase
waren de Polen geheel verstoken van hulp en konden zij de gewonden niet afvoeren. 26 De
gesteldheid van het terrein betekende dat de eenheden van het Poolse leger te weinig
bewegingsvrijheid hadden om in dichte formaties te opereren; dat betekende dat er gevochten
werd zoals in de Middeleeuwen. Tegen de avond begon een krachtige Duitse tegenaanval
door infanterie-eenheden en tanks met het doel Chambois te heroveren. De aanval werd
ondersteund door mortiervuur. Toch moesten zij zich met zware verliezen terugtrekken.
De Poolse troepen hadden – naast de geblokkeerde bevoorrading – eveneens problemen om
hun gewonden af te voeren. Daarnaast was het onmogelijk de krijgsgevangenen – die
langzamerhand de Geallieerde verdedigers in aantal overtroffen – te voeden en te verzorgen.
De strijd rond Chambois duurde de hele nacht en in de ochtend van 21 augustus liet het
gebrek aan munitie en het tekort aan slaap na 48 uur van onafgebroken gevechten, zich sterk
voelen. Op de avond van de 22e werden de Polen ontzet door het 1e Canadese Legerkorps en
kregen zij de tijd om uit te rusten. Hiermee eindigde de tweede en laatste fase van de operaties
rond Falaise en Chambois. Ondanks het feit dat 40% van de Duitse troepen uit de omsingeling
wist te ontsnappen, werd nu duidelijk dat de strijd in Normandië succesvol was afgerond. De
Canadezen onderstreepten hierbij zowel in de lucht als op de grond hun absolute superioriteit.
27
Hoewel de Poolse troepen zelf ook zware verliezen leden (circa 2.400 doden en gewonden
en veel verlies aan zwaar materieel), was de slag rond Chambois beslissend. Dat begreep ook
generaal Montgomery toe hij zich met de volgende woorden tot hen richtte: “ The battle of
Chambois was decisive. The Germans were trapped as if in a bottle; you were the cork in that
bottle”.
Omdat de strijd in Noord-Frankrijk langer duurde dan werd verwacht, konden de troepen pas
in de laatste week van augustus 1944 verder oprukken om het westelijk deel van België te
26
27
Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 34.
Miecskowski, The Soldiers of General Maczek in World War II, 53 -57.
29
veroveren. De Antwerpse haven, die nog stevig in handen was van de Duitse troepen, was
strategisch van belang en nodig voor de aanvoer van materieel. Om Antwerpen in handen te
krijgen moesten de Geallieerden beide oevers van de Westerschelde onder controle zien te
krijgen. Dit betekende dat Walcheren en Zuid-Beveland, maar ook het westelijk deel van
Noord-Brabant gezuiverd moesten worden van Duitse troepen en versterkingen. Het was de
bedoeling was om de Zeeuwse eilanden van hun verbindingslijnen af te snijden en door te
stoten naar het Hollands Diep. Verovering van de Moerdijkbruggen bleek, zoals dat Duitse
parachutisten in mei 1940 wel lukte, onmogelijk. 28 Gedurende de strijd in ZeeuwsVlaanderen werden de Poolse eenheden geheel ingesloten door het water: in het westen het
kanaal van Gent naar Terneuzen, in het noorden de oever van de Westerschelde, in het oosten
de Schelde en in het zuiden het kanaal Axel-Hulst. Vooral de driehoek Axel-Hulst-Terneuzen,
een drassig en vaak ondergelopen gebied met smalle wegen, vormde het strijdtoneel voor de
Polen. In dat gedeelte bevond zich de legergroep van generaal Neumann, bestaande uit in
totaal ongeveer 6 infanteriebataljons en ondersteund door zware artillerie vanuit ZuidBeveland. Het kostte veel inspanningen om definitief een bruggenhoofd over het kanaal
Axel-Hulst te vormen, maar ondanks zware artilleriebeschietingen slaagden de Polen erin om
de stedendriehoek te veroveren. Ook slaagden tanks van het 10e Regiment, die de oever van
de Westerschelde hadden bereikt, met steeds preciezer gericht granaatvuur twee passerende
Duitse troepentransportschepen van de Kriegsmarine veel angst in te boezemen, zodat één van
deze schepen in Poolse handen viel. Na reparatie kon het schip worden ingezet voor het
transport van infanteristen naar de noordelijke oever.
Walcheren, dat stevig in Duitse handen was, nam met het tegenover gelegen ZeeuwsVlaanderen een strategische positie in. De Duitsers hadden er met hun Atlantikwal alles aan
gedaan om deze te versterken. Om de Schelde daadwerkelijk van de Duitsers te zuiveren,
werd het scheepvaartverkeer op de Westerschelde voortdurend gebombardeerd. Op 11
september werd Breskens getroffen, waarbij ongeveer 200 burgerslachtoffers vielen. Een dag
later bombardeert de Royal Air Force de Kreekrakdam en de Sloedam, die een verbinding
vormden tussen Zuid-Beveland en Walcheren. Het was een poging om de vluchtwegen van
het 15e Duitse leger onbruikbaar te maken. Dit leger wist echter te ontsnappen en zal
beslissend zijn voor de komende operaties. Op 17 september, de eerste dag van operatie
Market Garden volgde een bombardement op de Duitse kustbatterijen bij Zoutelande,
28
Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 45-48.
30
Biggekerke en het vliegveld bij Vlissingen. In de middag van 3 oktober volgde de eerste
aanval van Lancaster bommenwerpers op de Westkapelse Zeedijk, die over een lengte van
120 meter vrijwel geheel weggevaagd wordt. Het was de bedoeling om Walcheren onder
water te zetten om te voorkomen dat de Duitsers zich met hun tanks gemakkelijk konden
verdedigen zen om landingen in Vlissingen vanuit Breskens en in Westkapelle vanuit
Oostende te vereenvoudigen. Na gevechten om de Sloedam volgde een moeizame verovering
van Walcheren en op 6 november gaven de Duitsers zich over. De geallieerden hadden nu de
controle over de Westerschelde. Verder zouden de geallieerden in Nederland die winter niet
komen.
Begin september trokken de Geallieerden verder over een breed front in noordelijke en
oostelijke richting op richting de Rijn. De Duitsers, nauwelijks hersteld van de eerdere
nederlagen in Normandië, Noord-Frankrijk en België, wisten echter de massale aanval op
Arnhem (Market Garden) te weerstaan en zo de Amerikaanse aanvallen op de Siegfried Linie
te voorkomen. Daarmee stokt ook de geallieerde opmars. Omdat de aanvoerlijnen steeds
langer werden, de basisaanvullingen kwamen nog steeds uit Normandië, werd de noodzaak
om de haven van Antwerpen te veroveren, steeds groter. Het 2e Engelse leger slaagde er 4
september 1944 in om de haven en de stad vrijwel ongeschonden in te nemen.
Maar er moest meer gebeuren. Antwerpen lag ongeveer 80 kilometer van zee verwijderd.
Wilde de haven daadwerkelijk worden gebruikt dan moesten de geallieerden de monding van
de Westerschelde beheersen, zowel in Zeeuws Vlaanderen als op Walcheren. Dat lukte na
twee maanden strijd. Het eerste onderdeel van het strijdplan was het veroveren van het gebied
noordelijk van Antwerpen. De 2e Canadese Infanteriedivisie begon begin oktober 1944 de
opmars ten noorden van Antwerpen en slaagde er op 16 oktober in de landengte naar ZuidBeveland te blokkeren. De 3e Canadese Infanteriedivisie moest het gebied rond Breskens
achter het Leopoldkanaal van vijanden zuiveren. Rond 3 november was de zuidelijke
Scheldeoever bevrijd.
De week daarop wisten zij onder meer Tilburg en Baarle-Nassau in Noord-Brabant te
veroveren. Na de inname van Alphen en Rijen op 27 oktober braken nog dezelfde avond
hevige gevechten los die, omdat de Britten en Canadezen door de zware strijd in Zeeland niet
de gewenste vorderingen maakten, de Poolse troepen plotsklaps in een vooruitgeschoven
positie bracht. Het belangrijkste doel was nu de verovering van Breda, een belangrijk
31
knooppunt van wegen en daardoor strategisch van belang. Na voorbereidende
artilleriebeschietingen begon in de ochtend van 29 oktober 1944 de hoofdaanval. Duitse
troepen probeerden een wig te drijven in de Poolse troepen door een tegenaanval met
infanterie vanuit Dorst. Deze aanval had geen resultaat en de volgende dag werd besteed aan
het zuiveren van de stad van Duitse troepen.
De 3e Poolse Infanteriebrigade zette vanuit het zuidoosten op zaterdagavond 28 oktober de
aanval in en wist aan de kant van Ginneken de buitenwijken van de stad te bereiken. De eerste
tegenslag ontstond toen men op onverwachte Duitse tegenstand stuitte. Dit kostte zoveel tijd
en helaas ook slachtoffers, dat de brigade besloot om pas de volgende ochtend verder op te
rukken. De 10e Pantserbrigade kwam vanuit een andere richting niet veel verder. Naast het
gebruikelijk mortiervuur schrok de Bredase bevolking telkens op door explosies. Enige
bruggen werden door ‘Sprengkommando’s’ opgeblazen en tegen middernacht volgde de
zwaarste klap toen een kerk hetzelfde lot onderging. Het plaatselijk verzet moest intussen
door gebrek aan wapens en munitie werkeloos toezien. Op zondagmiddag 29 oktober was het
centrum van vijanden gezuiverd. Nog steeds was er sprake van vijandelijke tegenaanvallen.
Een Duitse poging om de linies van de 10e Pantserbrigade te doorbreken werd echter
verijdeld.29
Op 2 november slaagden troepen erin om het Mark Kanaal over te steken en een aantal
kleinere plaatsen te veroveren. Het ultieme doel was nu het veroveren van de Moerdijkbrug.
De Duitse tegenstand was uiterst sterk, omdat zij daar vanaf 1940 versterkingen in de vorm
van bunkers en mitrailleurnesten hadden gebouwd. Ondanks zware Geallieerde verliezen, de
weg was ondermijnd en veel tanks werden vernietigd, slaagde men er toch in de brug te
veroveren en lag de weg naar de provincie Zuid-Holland open. De troepen hielden tenslotte
halt aan de linkeroever van de Maas. In deze periode hield het merendeel van de 21e
Legergroep zich bezig met de volgende fase van de operatie, het zuiveren van het gebied
tussen de Maas en de Rijn van vijandelijke troepen.
Op 11 november 1944 werd in Breda de Poolse Onafhankelijksdag gevierd tezamen met
Britse militaire vertegenwoordigers en de lokale bevolking. De burgemeester verleende aan
generaal Maczek en alle Poolse medestrijders het ereburgerschap van de stad. Op 25
29
Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 74.
32
november werden generaal Maczek en een aantal militairen opnieuw in het zonnetje gezet met
de verlening van een aantal Britse decoraties. Toen Montgomery zich tot hen richtte sprak hij
zijn grote waardering uit door te zeggen dat zij hem in de strijd nimmer hadden teleurgesteld.
Op 29 november van dat jaar werden de Poolse troepen geïnspecteerd door de
Opperbevelhebber van de Geallieerde Troepen in West-Europa, generaal Eisenhower. Een
maand later zouden de Geallieerden het opnieuw niet gemakkelijk krijgen toen
veldmaarschalk Von Rundstedt in de Ardennen een tegenoffensief begon en Brussel en
Antwerpen opnieuw bedreigde. Extra Canadese troepen werden ingezet en de sector die door
de Polen werd verdedigd breidde zich uit van 25 tot 50 kilometer, vanaf Raamsdonk tot Herpt
(land van Heusden). Bij Capelse Veer had de vijand nog steeds twee bruggenhoofden in
handen. Pogingen om deze te vernietigen mislukten tot vier keer toe. Op 26 januari 1945
slaagde de inmiddels teruggekeerde 4e Canadese Pantserdivisie er in om onder zware
artilleriedekking, met hulp van twee squadrons Spitfires en met amfibievoertuigen een aantal
veldversterkingen aan de Oude Maas in te nemen. 30
Begin april 1945 werd de aanval hervat en trokken de troepen naar noordoost Nederland en
werden onder andere Emmen, Ter Apel en Stadskanaal bevrijd. De divisie kreeg daarbij veel
steun van een Belgisch bataljon Special Air Service (SAS). Hierna werd de aanval voortgezet
richting het Duitse Wilhelmshafen. In mei 1945 vindt de capitulatie plaats. Op 20 mei 1945
nam de divisie afscheid van haar commandant, generaal Maczek. Gedurende twee jaar maakte
zij vervolgens onder commando van het Britse Rijnleger (British Army of the Rhine: BOAR)
deel uit van de Geallieerde bezettingslegers. Voorts werd de divisie verantwoordelijk voor de
organisatie en de verzorging voor alle oorlogsgevangenen in Duitsland en zij die gedurende
de oorlogsjaren in werk- en concentratiekampen hadden gezeten. Dat vroeg veel organisatie,
omdat men - naast de opvang - ook verantwoordelijk werd voor welzijn, gezondheidszorg en
onderwijs van vooral veel landgenoten. De personele omvang van de divisie groeide binnen
twee jaar dan ook uit van 42.000 naar 60.000 man. Toen de balans werd opgemaakt bleek dat
van de divisie ongeveer 2.000 man waren gesneuveld en 3.000 gewond. Een belangrijk deel
daarvan liet het leven in de strijd voor de bevrijding van Nederland. 31
30
31
Mieczkowski e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 74.
Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 132.
33
De 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade en de operatie Market
Garden
Toen Sosabowski na vele omzwervingen in Parijs arriveerde, meldde hij zich op 22 december
1939 op het kantoor van generaal Wladyslaw Sikorski, die ook was uitgeweken. In januari
1940 werd hij plaatsvervangend bevelhebber van de nieuwe Poolse 4e Infanterie Divisie in
Les Sables d’Olonnes, die onder bevel stond van generaal Rudlof Dreszer. Omdat deze zo
vaak afwezig was had hij in feite de leiding. Nadat de Duitsers Frankrijk binnenvielen, raakte
hij wederom met hen in de strijd verwikkeld. Vervolgens organiseerde hij de evacuatie van
ongeveer 3.200 man van zijn divisie en wist met stoomschip Abderpool naar Engeland te
bereiken.
Toen hij op 21 juni 1940 op Engelse bodem stapte vormde hij enige tijd later de 2e Poolse
Fuseliersbrigade. Zijn initiatief werd van hogerhand niet op prijs gesteld en de eenheid werd
opgeheven, zonder dat de manschappen werden ondergebracht in een andere militaire
eenheid. Hij liet zich niet uit het veld slaan en nam zelf het initiatief met de vorming van de 4e
Poolse Kaderbrigade Fuseliers. Het was de bedoeling om voor deze brigade Poolse
vrijwilligers te werven in de Verenigde Staten en Canada en hen later in te zetten voor de
bevrijding van Polen. Zover was het toen nog niet: in oktober 1940 kreeg de brigade tot taak
om de Schotse baai Four of Fourth te verdedigen tegen een mogelijke Duitse aanval vanuit
Noorwegen. In februari 1941 besloot de Poolse regering in ballingschap om een
parachutisteneenheid te formeren. Met de beste en meest betrouwbare manschappen werd
onder leiding van Sosabowski begonnen met oefeningen. Het was aanvankelijk de bedoeling
dat de brigade alleen zou worden ingezet op Pools grondgebied. Na een oefening en
demonstratie op 23 september 1941 werd de eenheid officieel door Sikorski erkend en
opereerde voortaan onder zijn nieuwe naam: de 1e Poolse Onafhankelijke
Parachutistenbrigade.
Tijdens oorlogen vinden dikwijls belangrijke innovatieve ontwikkelingen plaats, met name
tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd voor het eerst gebruik
gemaakt van de inzet van luchtlandingstroepen. Deze troepen bestonden meestal uit
lichtbewapende infanteristen, die met transport- of zweefvliegtuigen achter de vijandelijke
linies landden. Het element van verrassing speelde een belangrijke rol bij de inzet van
luchtlandingstroepen. Zowel bij operatie Market Garden als bij eerdere acties zou dit de
34
doorslag moeten geven. Op die manier konden belangrijke strategische objecten als
vliegvelden en bruggen worden ingenomen. Het was hun taak om een bruggenhoofd te
vormen om op die manier verdere aanvoer van troepen door de lucht of over land mogelijk te
maken. De Duitsers hadden de primeur tijdens hun aanval in Denemarken en Noorwegen,
waar in april 1940 op beperkte schaal parachutisten werden ingezet. De eerste grootschalige
luchtlandingsoperatie vond plaats bij de Duitse inval op Nederland in mei 1940 waarbij een
heel luchtlandingskorps onder luitenant-generaal Kurt Student werd ingezet.
De Britten deden al in september 1942 het voorstel om een Brits-Poolse paradivisie te
formeren en deze aan de eigen luchtlandingstroepen toe te voegen Deze paradivisie zou door
Sosabowski worden geleid. Het aanvaarden van deze post zou zijn persoonlijke positie
versterken, maar had een keerzijde die zou leiden tot een groot conflict en een verdere
verwijdering tussen de Britse en Poolse belangen zou veroorzaken. Hiervoor moeten wij ons
in herinnering brengen, dat de brigade dus was opgericht om deel te nemen aan de bevrijding
van Polen. Het plaatsen van de brigade onder Brits bevel zou het doel veranderen en de
zeggenschap over de brigade bij de Poolse regering in ballingschap weghalen. De zich
superieur wanende generaal Browning kon dan ook totaal niets begrijpen van de weigering
van de vaderlandslievende Sosabowski om de hem aangeboden positie en het voorstel te
aanvaarden. Toen op Sosabowski’s advies de chef staf van de Poolse strijdkrachten in
Engeland, generaal Kazimierz Sosnowski, in het najaar van 1943 definitief weigerde om de 1e
Onafhankelijke Poolse Parachutistenbrigade onder Brits bevel te plaatsen, zocht Browning,
met wie Sosabowski het aanvankelijk nog goed kon vinden, 32 het hogerop en werd de
overeenkomst tussen generaal Sikorski en maarschalk Sir Allan Brooke om de brigade in
Polen in te zetten, geannuleerd.
De luchtlandingstroepen, die in september 1944 in Engeland klaar stonden om in actie te
komen, kwamen onder het bevel te staan van de First Allied Airborne Army, een organisatie
die pas zes weken eerder werd samengesteld om de activiteiten van de verschillende Britse en
Amerikaanse luchtlandingstroepen te coördineren. Het stond onder bevel van de Amerikaanse
luitenant-generaal Lewis Brereton. Voor deze opzet was gekozen omdat Eisenhower meende
dat een korps uit parachutisten en luchtlandingstroepen van grotere waarde zou zijn onder een
éénhoofdige leiding. Browning werd benoemd als Brereton’s plaatsvervanger. Dit was gedaan
32
Ibidem, 135.
35
om twee redenen. In de eerste plaats was Browning een representant van de landstrijdkrachten
en kon hij Brereton, een luchtmachtman, goede adviezen geven. In de tweede plaats ontstond
dan een strijdmacht onder een tweehoofdige, Brits-Amerikaanse leiding. 33 Dat was
belangrijk, omdat dit zeer gevoelig lag. De Britse troepen waren voor het laatst op grote
schaal in actie geweest tijdens de operaties in 1943 in Italië. Sindsdien werden er 15 acties
gepland, maar alle keren werd het “afgeblazen”. Robert ‘Roy’ Urquhart was bevelhebber van
de Britse Airborne Divisie en had gevechtservaring opgedaan in het Middellandse Zeegebied.
Hij was te oud voor parachutetraining en had last van luchtziekte. Het 18e U.S. Airborne
Corps bestond uit twee divisies onder leiding van de generaals James Gavin en Maxwell
Taylor. Beiden hadden gevechtservaring opgedaan tijdens de invasie op Sicilië. Sosabowski
werd met zijn brigade toegevoegd aan de 1e Britse Airborne Divisie. Op die manier kon hij
gebruik maken van de ervaring van deze troepen uit 1943 en 1944.
Upper Largo, op een terrein dat bekend stond als “The Monkey Grove” en een zelfgebouwde
trainingstoren bezat, zou in de jaren 1943-1944 het trainingsterrein van de brigade worden.
Daarnaast werd er tot 1944 een opleiding gevolgd op het Britse trainingscentrum voor
parachutisten in Manchester. De discipline en vechtlust werd door hun oorspronkelijke doel,
inzet op Pools grondgebied, alleen maar verder ontwikkeld en geïntensiveerd. Onder de
bezielende leiding van Sosabowski groeide de eenheid uit tot een elitetroep die zelfs bij de
Britten het nodige respect afdwong. De eenheid zou samen met het binnenlands leger (de
Armija Krajowa) dat al ondergronds actief was, opereren op Pools grondgebied, was de
bedoeling van de Polen. Sosabowski: “De voornaamste reden voor ons bijzonder hoge moreel
was dat wij bij de bevrijding van Polen zouden worden ingezet. Wij waren de enige eenheid
die nog rechtstreeks onder de Poolse opperbevelhebber stond en er werden plannen gemaakt
voor operaties in ons vaderland”. 34
Vervolgens werd iedere medewerking aan de Poolse brigade stopgezet of vertraagd.
Vliegtuigen en voorraden om te oefenen werden niet meer geleverd en er werd gedreigd de
brigade op te heffen en onder te brengen bij de 1e Poolse Pantserdivisie. Ondertussen bleef
Browning proberen de brigade in te lijven, maar hij beloofde Sosabowski ook Britse
paratroopers beschikbaar te stellen voor een operatie in Polen. Sikorski gaat hier niet op in en
vanaf dat moment verslechterden de verhoudingen zich. In deze periode was de brigade nog
33
34
Martin Middlebrook, Arnhem 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994) 10-11.
Stanislaw Sosabowki. Ik vocht voor de vrijheid (2e druk; Leiden 1960) 123.
36
altijd ernstig onderbezet, zowel in mensen als materieel. Sosabowski kreeg opnieuw te horen
dat Montgomery en Browning zijn brigade in West-Europa wilden inzetten, maar hij verwees
hen naar zijn opperbevelhebber.35 Op 14 maart 1944 besloot de Poolse regering dat de brigade
in Europa onder bepaalde voorwaarden mocht worden ingezet:
“De brigade zal slechts voor één operatie of voor enkele kleinere acties worden gebruikt;
2. De brigade zal worden teruggetrokken indien de verliezen tot 15% zijn gestegen;
3. de brigade zal niet worden ingezet in de eerste fasen van de invasie;
4. Er moet een duidelijker toezegging worden gedaan met betrekking tot vliegtuigen voor
Polen.”. 36
Op 21 mei weigerde Mongomery de brigade bij de geallieerde troepen te voegen als daar
zoveel voorwaarden aan waren verbonden. Sosabowski moest hem daarin gelijk geven en
stemde toe. Nog steeds was de brigade 300 man onder oorlogssterkte.
Sosnowski, de Poolse opperbevelhebber, moest nu wel toegeven en op 6 juni 1944 kwam de
1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade onder Brits bevel. Uiteindelijk zou de brigade
onder Eisenhower deel uitmaken van diens Allied Expeditionary Force. De brigade werd
opgenomen in de 21e Legergroep en kwam onder bevel van generaal Montgomery. De 1e
Airborne Divisie werd toegevoegd aan de 21e Army Group van luitenant-generaal Browning.
De bedoeling was dat de brigade op 1 juli 1944 operationeel inzetbaar zou zijn. Door de lage
prioriteitstelling door de Geallieerden, de brigade zou niet in de eerste fase worden ingezet,
had deze brigade echter een achterstand in opleiding en materiële inzetbaarheid van zeker één
maand. Op een verzoek van Browning om zijn brigade al op 6 juli in te zetten, weigerde hij
beslist. Ook een inzetbaarheid in augustus, was nog te vroeg. Sosabowski dacht nog minimaal
2 maanden nodig te hebben om de achterstand in te halen. Browning brak de discussie af en
eiste dat de brigade op 1 augustus inzetbaar moest zijn.37 In die maand werd voor het eerst
gesprongen (slechts 3 sprongen) en voor het eerst geoefend in organieke verbanden. Het was
ook de eerste keer dat kennis werd gemaakt met het laden en ontladen van gliders
(zweefvliegtuigen), die zouden worden ingezet bij de landingen rond Oosterbeek en op de
Ginkelse heide.
35
Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 138-147.
Ibidem, 148.
37
Ibidem, 152-153.
36
37
Voordat de operatie Market Garden aan bod kwam, waren er nog een aantal operaties waar
een Poolse bijdrage werd verwacht: maar de operaties Transfigure, Linnet I en II en Comet
(operatie rondom Arnhem) werden alle afgeblazen. Volgens Sosabowski onderschatte men
met deze laatste operatie de kracht van de Duitsers, die het strategische belang van Arnhem
heus wel inzagen. Ook waren er volgens hem te weinig luchtlandingstroepen beschikbaar.
Deze kritiek leidde er mede toe dat operatie Comet werd afgelast of liever, dat het op 10
september werd vervangen door een nieuw plan. Twee dagen later op 12 september 1944
werd dan ook Market Garden gepresenteerd. Het ging hier in wezen om dezelfde operatie,
zij het dat er nu ook twee Amerikaanse luchtlandingsdivisies zouden worden ingezet. Het
was nog maar kort dag!
Twee dagen vóór operatie Market Garden bracht Rauter, Rijkscommissaris in Nederland, op
bevel van Heinrich Himmler een bezoek aan generaal Model in het Tafelberghotel in
Oosterbeek. Het was enerzijds een beleefdheidsbezoek, anderzijds had het tot doel de
operationele situatie te bekijken. Rauter was verantwoordelijk voor de binnenlandse orde en
verwachtte half en half een opstand onder de Nederlandse bevolking. Hij vreesde voor de
veiligheid van de Duitse troepen en in het bijzonder voor die van Model en zijn staf. Rauter
drong aan en zei: “Stel dat er een luchtlanding komt, zou die strijdmacht dan voldoende zijn?”
Hem werd uitgelegd dat luchtlandingstroepen een gespecialiseerde opleiding hadden en dat zij
alleen werden ingezet op kritieke momenten. Het was niet waarschijnlijk dat deze situatie
opging voor Nijmegen en Arnhem. Immers, de bevoorradingslijn van het Britse 2e Leger
begon in Cherbourg en was te lang om voldoende tot steun te zijn bij eventuele
luchtlandingen. Daarnaast was de toegang naar de haven van Antwerpen nog in Duitse
handen. Voorts lag Arnhem op meer dan 140 kilometer van het Britse front. “U weet toch
zeker wel”, zei Model, “dat Montgomery een zeer voorzichtige generaal is en dat hij zich niet
in doldrieste avonturen zal laten meeslepen. Zou hij over een zo grote afstand proberen
vooruit te stormen, zonder dat hij een vooruitgeschoven basis had? “ 38 Twee dagen later
ontdekten zij hun vergissing.
Op een conferentie kort voor de operatie van start ging, ontmoetten de hoofdrolspelers elkaar.
Generaal Urquhart, die de troepen ten noorden van de Rijn zou leiden, onderschatte de
mogelijkheden van de Poolse brigade, die daardoor op verschillende dagen en vanaf twee
38
Anthony Farrar-Hockley, Arnhem. Parachutisten vallen uit de hemel (Antwerpen en Amsterdam 1972) 68.
38
gescheiden landingsterreinen moest opereren. Daarbij was de keuze van de landingsgebieden,
die vooral bij Arnhem bijzonder ver van de te veroveren bruggen waren gelegen, weinig
hoopgevend en deed menig officier de wenkbrauwen fronsen. Volgens Sosabowski
onderschatte het opperbevel de rol die zijn troepen op de noordoever (bij Arnhem) zouden
kunnen spelen: “Aan het eind van de conferentie zei Urquhart tegen me dat wanneer de 1e
Brigade de Arnhemse bruggen nog niet mocht hebben veroverd, dat zij deze zelf zouden
moeten “nemen”.39 Aan het probleem van de gescheiden landing (op beide oevers van de
Nederrijn) van zijn troepen en de munitievoorraad, die zich op de noordoever zou bevinden,
was volgens hem volledig voorbijgegaan. Na afloop van de conferentie stelde niemand
vragen. Sosabowski ook niet, want daarmee zou hij zich (naar eigen zeggen) alleen nog maar
impopulairder gemaakt hebben.
De Poolse brigade zou de luchtlandingsdivisie steun bieden bij de vestiging van een
bruggenhoofd bij Arnhem. Het plan was dat het merendeel van de brigade (de parachutisten)
op 19 september (dag twee van de operatie) op minder dan twee kilometer ten zuiden van de
verkeersbrug zou landen, dichtbij de plaats Elden. Een ander deel van de brigade (de troepen
die met zweefvliegtuigen werden aangevoerd) zouden op de Britse landingsterreinen ten
noorden van de rivier worden afgezet. Dit gedeelte van de operatie was verspreid over twee
dagen: 18 en 19 september. Met zweefvliegtuigen (gliders) zouden de zware wapens van de
brigade worden aangevoerd, vooral antitankwapens. De rest van de brigade zou per schip het
Kanaal oversteken en zich in een latere fase bij de hoofdmacht voegen. Deze logistieke
‘staart’ zou niet bij Arnhem in actie komen.
De opdracht van de brigade was om in Arnhem het noordoostelijk deel van de stadsperimeter,
die gedeeltelijk binnen gezichtsafstand lag, te bezetten en verdedigen, in afwachting van de
grondtroepen. De paratroepen zouden de verkeersbrug moeten oversteken, maar het plan en
de verwachting was dat deze brug dan al stevig in handen van de Britse luchtlandingstroepen
zou zijn. De laatsten moesten dit doel al op de eerste dag van de operaties (17 september)
hebben bereikt. Mocht de brug onverhoopt toch nog in Duitse handen zijn, dan moesten de
Polen deze veroveren. Met deze mogelijkheid werd echter niet serieus rekening gehouden: de
zware wapens van de Polen zouden zich immers op de noordoever bevinden. Zij moesten de
brug nog maar zien te bereiken! Sosabowski was niet blij met deze opdracht. Vooral de
39
Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 164
39
splitsing van zijn eenheid (hoofdmacht op de zuidoever, zware wapens op de noordoever)
vond hij hoogst ongelukkig.
Operatie Market Garden begon op 17 september 1944. De Amerikanen wisten bij Grave de
Maasbrug, bij Veghel de bruggen over de Zuid-Willemsvaart en de Aa en bij Malden de brug
over het Maas-Waalkanaal te veroveren. Bij Son en Breugel werd de brug echter voor hun
ogen opgeblazen. Verovering van de brug bij Nijmegen mislukte in eerste instantie omdat
sterke troepen van de Waffen-SS hen net vóór waren. De Britten lukte het om kort na de
landing bij Oosterbeek de noordelijke oprit van de Rijnbrug (verkeersbrug) bij Arnhem te
veroveren, maar de spoorbrug bij Oosterbeek,1 die ook van strategisch belang was, ging ook
de lucht in! Rondom Wijchen verliep de strijd deels succesvol. Ondanks deze successen
ondervond de opmars van de grondtroepen ernstige vertraging. Dat zou ook zijn gevolgen
hebben voor de brigade van Sosabowski en de 1e Airborne Divisie rond Arnhem.
Op 18 september werd Eindhoven door de 101st US Airborne Division bevrijd waarna de
Britse grondtroepen ’s middags contact met hen maakten. De troepen stootten direct door naar
Son, waar begonnen werd met het bouwen van een Baileybrug. De 82nd Airborne Division
probeerde intussen met man en macht de Waalbrug bij Nijmegen te veroveren, maar alle
aanvallen werden afgeslagen. Dankzij de hulp van een oplettende burger konden de Britten
echter voorkomen dat de brug vanuit een nabijgelegen postkantoor met dynamiet zou worden
opgeblazen; de Duitsers werden verdreven en het mechanisme werd onklaar gemaakt..40 Rond
Groesbeek werden zware Duitse aanvallen vanuit het Reichswald het hoofd geboden.41 Ook
rond Arnhem werd zware strijd geleverd: de eenheden van luitenant-kolonel Frost wisten vele
Duitse aanvallen op hun positie ten noorden van de verkeersbrug te pareren. Op de Ginkelse
Heide landde de 4th Parachute Brigade onder bevel van brigade-generaal Hacket temidden
van zwaar vijandelijk vuur.
Op donderdag 21 september 1944, twee dagen later dan was gepland door slechte
weersomstandigheden, kwam de Poolse Parachutistenbrigade dan toch in actie. Hoewel, het
was niet de operatie die zij zich hadden gewenst en het was geen complete brigade! Het
oorspronkelijke plan was dat een eenheid parachutisten twee dagen eerder ten zuiden van de
Nederrijn zou worden gedropt, terwijl wapens en rijdend materieel op maandag en dinsdag
40
41
Farrar-Hockley, Arnhem. Parachutisten vallen uit de hemel, 112.
Middlebrook, Arnhem 1944, 13.
40
ten noorden van de rivier met ‘gliders’ zouden landen of met parachutes afgeworpen. De 4e
Britse Parachute Brigade Group die als één van de eersten bij Arnhem vocht, had tot taak om
zo snel mogelijk Arnhem binnen te trekken via de Amsterdamsestraatweg. Zij moesten de
noordelijke en zuidelijke sector van de stad bezetten en deze overdragen aan de Poolse
brigade zodra deze aangekomen was. De commandant, brigade-generaal Hackett, kon toen
nog niet weten dat dit plan niet doorging. Dit kwam omdat de strijd in Arnhem, die
aanvankelijk redelijk voorspoedig verliep, op dat ogenblik omsloeg in het voordeel van de
Duitsers. Daardoor moest generaal Urquhart die nacht een ander landingsterrein ten zuiden
van de rivier voor de Poolse para’s bepalen. Dat werd Driel, omdat het direct tegenover
Oosterbeek lag, dat toen nog in Britse handen was. Poolse troepen konden dan met een pont
en boten de rivier oversteken en zo Urquhart’s troepen de zo broodnodige versterking leveren.
Militairen van de Poolse Antitank Batterij verging het weinig beter. Slechts drie van de tien
stukken geschut die in Engeland werden ingeladen, werden daadwerkelijk gebruikt. De jeep
van Sosabowski werd door de Duitsers in beslag genomen, zijn chauffeur raakte gewond en
werd krijgsgevangen gemaakt. Toen zij een koffertje vonden met Sosabowski’s naam erop,
zonden zij een radiobericht uit dat hij dood was. Maar hij had Engeland nog niet eens
verlaten. Tien van de bijna honderd Poolse militairen werden gedood tijdens de landing.42
Dinsdag 19 september werd een slechte dag. Pogingen van de Britse 4e Parachutisten Brigade
om de brug te bereiken, mislukten jammerlijk en ook de Polen slaagden er niet in. De troepen
daar bleven geïsoleerd en hun weerstand slonk zienderogen. De bevoorrading kwam terecht
op de verkeerde plek en veel vliegtuigen gingen verloren. Tot overmaat van ramp raakten de
grondtroepen die de Airborne Divisie moesten ontzetten, achter op het schema.
Sosabowski maakte zich door het uitstel van twee dagen buitengewoon ongerust en was van
plan Browning hierover schriftelijk te informeren. Hij was weer iets meer gerustgesteld toen
een bericht binnenkwam van Urquhart, waarin deze bevestigde dat de veerboot in handen was
van zijn divisie. Het weer bleef slecht boven Engeland, maar toch werd besloten de Poolse
parachutisten aan boord te laten gaan vanwege de bijna uitzichtloze situatie van de eigen
troepen rond Oosterbeek. In totaal 114 C47 transportvliegtuigen vlogen de para’s vroeg in de
middag over naar het gevechtsterrein, waarmee voor hen een einde kwam aan jaren van
training en wachten. De Amerikaanse piloten hadden veel moeite om in de dichte bewolking
42
Middlebrook, Arnhem 1944,, 248.
41
op voldoende te hoogte te komen en in gesloten formatie over de Noordzee naar Nederland te
vliegen. Gelukkig gebeurden er geen ongelukken. Ondertussen verslechterden de
weersomstandigheden op de Britse vliegvelden dermate, dat het Amerikaanse commando
besloot de vliegtuigen terug te roepen en te wachten op betere omstandigheden. Door
miscommunicatie, de radio-operators aan boord van de vliegtuigen vroegen zich af of het
terugroepsignalen waren of niet, keerden slechts 41 vliegtuigen terug. De rest vloog door.
De 73 overgebleven vliegtuigen gebruikten de zuidelijke route over België. Eén vliegtuig dat
door luchtafweergeschut werd geraakt moest noodgedwongen terugkeren en dropte de
parachutisten boven Belgisch grondgebied voordat het zijn weg naar Engeland vervolgde. De
afsprong was om 5 uur ’s middags onder barre omstandigheden. De Duitsers waren na 2
dagen van strijd gewaarschuwd en de C47’s lagen zwaar onder vuur. De Amerikaanse piloten
klaagden dat de parachutisten niet snel genoeg afsprongen; de Polen vonden dat zij er bijna
werden ‘uitgegooid.’ 43 Vijf vliegtuigen keerden niet terug.
Alle Polen kwamen veilig neer, maar 10 Amerikaanse vliegers werden gedood. Tijdens de
dropping werden 5 Polen gedood en raakten er 25 gewond. Tweederde van de brigade,
ongeveer 1.000 militairen, was veilig neergekomen bij Driel. Luitenant Stefan Kaczmarek, de
kwartiermeester van de brigade zei hierover: “Ik vond dat de piloot wel erg snel daalde toen
hij de parachutisten dropte. Ikzelf sprong het eerst op 800 voet terwijl de laatste het vliegtuig
verliet op circa 300 voet. Hij kwam eerder op de grond dan ik. Nadat wij geland waren zag ik
dat het merendeel van de manschappen op ongeveer een mijl afstand van het dorp waren
neergekomen. Mijn groep verzamelde zich in een boerderij waar wij onze eerste
krijgsgevangene maakten, een slaperige Duitser. Toen ik hem in het Duits vroeg waar de
anderen waren antwoordde hij dat deze er vandoor waren. Vervolgens marcheerden wij door
het dorp naar ons belangrijkste verzamelpunt. Ik vertelde de Duitser dat wanneer hij loog
over de andere Duitsers, hij de eerste kogel uit mijn stengun kreeg. En zo maakten wij een
triomftocht door Driel met mensen die voor hun huizen stonden en ons bloemen toewierpen”.
Er waren maar weinig Duitse soldaten: 11 gevangen, waaronder 5 deserteurs die zich in de
Protestantse Kerk hadden verscholen. Onder hen bevonden zich ook 2 Poolse dwangarbeiders.
De brigade vormde twee eenheden die volgens plan naar de veerboot respectievelijk een
positie langs de rivier tegenover de kerk in Oosterbeek posities innamen. Zij zochten dekking
43
Middlebrook, Arnhem 1944, 402-403.
42
achter de dijk. Cora Baltussen, dochter van een prominente familie uit Driel, kwam het huis
uit toen de parachutisten die net waren geland, langsliepen. Niemand had verwacht dat juist
hun dorp Driel deel van het strijdtoneel zou worden. En in plaats van Britten waren het Polen
die hen bevrijdden! Toen verschenen Dyrda en Sosabowski aan het hoofd van de colonne ten
tonele en vroegen haar naar de situatie ter plaatse. Waren er Duitsers, waar kon een
veldhospitaal worden opgezet en waar was de veerboot? Dat laatste was het belangrijkst.
Sosabowski was “witheet” toen hij hoorde dat de veerboot buiten dienst was. In Engeland had
hij nog gehoord dat alles in orde was. Hij was toen nog in een goede stemming en overtuigd
dat het met enig geluk mogelijk was om die nacht met vlotten de rivier over te steken. Er was
nog geen hulp op komst voor de troepen die in de steeds kleiner wordende perimeter rond
Oosterbeek in het nauw zaten. Het 2e Leger leek geen stap vooruit te komen. 44
Luitenant Kaczmarek werd er op uit gestuurd om te kijken wat er aan de hand was met de
veerboot en welke troepen de overkant in handen hadden:”Samen met kapitein
Budziszwewski en 15 anderen werden wij er op uit gestuurd en ongeveer een uur later
bereikten wij de veerboot. Wij stonden aan de oever en Budziszwewski schreeuwde een luid
hallo, maar er kwam geen reactie van de andere kant. Toen stak hij een fakkel op, maar zodra
hij dat deed brak een hevig geweervuur vanaf de andere oever los. Wij doken omlaag achter
wat struiken en stenen en het was een wonder dat er niemand geraakt werd. Het vuren hield
ongeveer 5 minuten aan en wij hoorden de kogels op de stenen afketsen. Wij keerden naar
Driel terug zodra het vuren ophield. Verder gebeurde er die nacht niets”.
Al snel werden er meer pogingen ondernomen. De Britten in Oosterbeek hadden de droppings
in Driel gezien, maar waren niet in staat om radiografisch contact met de Polen op te nemen.
Kapitein Ludwik Zwolanski, de Poolse verbindingsofficier bij het hoofdkwartier van
Urquhart, bood aan om de rivier over te zwemmen en hen te informeren over pogingen van de
Britten om het bruggenhoofd op de Westerbouwing te verbreden. Tegelijkertijd zouden
militairen van de genie in Oosterbeek proberen om boten te bouwen die de Polen naar de
ander kant konden overbrengen. Zwolanski slaagde erin de overkant te bereiken, maar het
lukte hem niet om terug te komen. Dat lukte een Britse officier die nacht wel. Hij kon
vertellen dat er slechts één boot beschikbaar was. Pogingen van de Polen om zelf aan boten te
komen mislukten. Daarna gaf Sosabowski zijn troepen het bevel zich terug te trekken op
44
G. Powell, ‘De helden van Arnhem’in: G.Powell, Lipmann Kessel en John St. John. Van de hemel in de hel.
Twee schokkende boeken in één band over de Slag om Arnhem (2e druk; Amsterdam 1984) 138.
43
defensieve stellingen rondom Driel. Vele Polen zouden daar de volgende vier dagen blijven.
Overdag werden zij voortdurend belaagd door mortiervuur en granaten vanuit Duitse posities.
Voorts moesten zij aanvallen van infanterie en tanks het hoofd bieden, maar zij hielden
dapper stand zonder infanteriesteun en tanks.
De dropping van het laatste deel van de brigade vond niet op vrijdag plaats. Wel lukte het een
aantal leden van de Britse cavalerie om Driel te bereiken. Met de zendapparatuur die zij bij
zich hadden lukte het Sosabowski voor het eerst om contact te leggen met de grondtroepen en
met Browning. Ook kreeg hij verbinding met Oosterbeek toen 2 officieren van Urquhart de
rivier wisten over te steken. Zij wezen Sosabowski op de noodzaak dat de troepen in
Oosterbeek snel moesten worden bevrijd en dat Poolse troepen daarbij moesten worden
ingezet. Dezelfde dag bereikten Britse cavalerie en infanterie Driel. Het bataljon infanteristen
was de voorbode van een complete infanteriedivisie die nu vanuit Nijmegen snel oprukte. Het
waren de troepen die de Britse luchtlandingstroepen in Oosterbeek en Arnhem hadden moeten
ontzetten. Deze vitale injectie kwam echter te laat om aan de andere kant nog enige gewicht in
de strijd te kunnen werpen. De kans op een overwinning van de troepen noordelijk van de
Nederrijn was inmiddels, vooral door een gebrek aan zware wapens, verkeken. 45 Ook een
poging om met rubberboten de overkant van de rivier te bereiken moest vanwege de sterke
stroming worden afgeblazen. Verder verhinderde krachtig vijandelijk vuur de kans op succes.
Die zaterdagnacht werd een hernieuwde poging ondernomen. Sosabowski was beloofd dat er
die nacht 12 boten met getrainde militairen beschikbaar zouden zijn. De boten kwamen te laat
en de bemanningen waren niet geoefend. Nu moesten Poolse genisten onvoorbereid het werk
in de duisternis en onder zwaar vijandelijk vuur verrichten. Op zondagochtend 3 uur moesten
onder nog zwaardere omstandigheden nieuwe plannen worden gemaakt. Eerst moesten de
boten over een afstand van 500 meter door de weilanden en over een hoge dijk naar de rivier
worden gesleept. De reputatie van Sosabowski en zijn mensen werd in deze situatie zwaar op
de proef gesteld en zou geduchte deuken oplopen! Ruim 150 Polen bereikten uiteindelijk de
overkant, minder dan een kwart van waarop Sosabowski rekende. Zij werden op verschillende
plaatsen binnen de Britse verdedigingslinie ingezet en vormden gedurende de laatste twee
dagen van de strijd in Oosterbeek nog een welkome aanvulling.
45
Middlebrook, Arnhem 1944, 409-410.
44
Terwijl Sosabowski en Urquhart aan iedere kant van de rivier met grote problemen kampten,
waren op enkele kilometers van het strijdtoneel enige generaals in wier handen een mogelijke
oplossing lag om de desastreuze ontwikkelingen te keren. Een Britse officier die de rivier was
overgezwommen om het opperbevel in Nijmegen te informeren over de, kreeg geen voet aan
de grond toen hij Browning en Horrocks probeerde te overtuigen van de penibele toestand.
Zwaar teleurgesteld keerde hij terug van de comfortabele Nijmeegse villa van Browning en
zijn staf. Later werd duidelijk dat Browning vanuit die positie zijn luchtlandingstroepen erg
moeilijk kon aansturen en leiden. Vanuit Engeland was dat makkelijker geweest. Een zware
crisis was aanstaande. Tenzij er voortvarend werd gehandeld om de Britse troepen bij
Arnhem te ontzetten, waren deze reddeloos verloren. Het XXXe Legerkorps dat vanuit het
zuiden optrok, boekte juist in die dagen te weinig vooruitgang om de kansen te doen keren.
John Frost, die de Arnhemse verkeersbrug zo lang in handen wist te houden, merkte later op:
“Het was een vreselijke periode van besluiteloosheid in de leiding”.46
Dit was de situatie tijdens de Valburg Conferentie de zondagmorgen daarop en waar de
deelnemers zich moesten beraden op de volgende stappen. De dag begon met een bezoek van
luitenant-generaal Horrocks, bevelhebber van het XXXe Legerkorps, aan Sosabowski in
Driel. Browning zelf was in geen velden of wegen te bekennen. Horrocks wilde zich
persoonlijk op de hoogte stellen van de situatie bij de rivier. Vanaf de kerktoren in Driel vroeg
hij Sosabowski wat deze zou doen. Deze zei dat er twee opties waren: of de 1e Airborne
Divisie aanmerkelijk versterkingen bieden, in het bijzonder zware wapens, voedsel en
ammunitie, of de divisie in zijn geheel terugtrekken naar deze kant van de rivier. Overigens
was de situatie toen al zo precair dat die laatste mogelijkheid al was verkeken. Horrocks koos
in beginsel voor de eerste optie; hij was van plan om een bataljon van zijn 43e Divisie die
nacht de rivier over te zetten en hetzelfde te doen met een complete brigade op een andere
plaats bij Renkum, vier mijl stroomafwaarts.
Vermoedelijk vond er, voordat de officiële conferentie in Valburg begon, halverwege Driel en
Nijmegen, nog een privé-ontmoeting plaats tussen Horrocks, Browning en generaal-majoor
Ivor Thomas, commandant van de 43e Divisie. Sosabowski werd vergezeld door luitenant
Jerzy Dyrda, één van de mensen in zijn brigade die het beste Engels sprak, en die hij
vertrouwde. Dyrda maakte een uitgebreid verslag van de gebeurtenissen. 47 Sosabowski werd
46
47
J. Frost, A Drop Too Many, (Londen, 1980), XVII.
Jerzy R. Dyrda. ‘Arnhem, Oosterbeek & Driel. September 1944’in: Martin Middlebrook Arnhem
45
eerder formeel dan met warmte begroet en merkte op dat Dyrda aanvankelijk niet welkom
was. Browning kwam tussenbeide. Het werd geen rondetafel conferentie en evenmin een echt
gesprek waar argumenten werden uitgewisseld. De drie Britse generaals en hun staf zaten aan
de ene kant van de lange tafel terwijl Sosabowski aan de andere kant zat. Dyrda moest blijven
staan en zei later dat het eerder een rechtzitting leek met de rechters aan de ene en de
beklaagde aan de andere kant, dan op een conferentie. Horrocks, die in zijn latere memoires
schreef dat hij zich ook niet op zijn gemak voelde en niet gerust was op een goede afloop van
Market Garden, gaf in het kort een uiteenzetting over zijn plan om op twee plaatsen de rivier
over te steken. Beide operaties, waarbij naast het 4e Bataljon Dorsets ook het 1e Poolse
Bataljon en nog wat andere Poolse militairen waren betrokken, stonden onder het bevel van
generaal-majoor Thomas. Hij leidde dan ook het laatste deel van de conferentie. Sosabowski,
die de plaatselijke situatie beter kende dan Thomas, was diep geschokt over de manier waarop
zijn manschappen aan zijn bevel werden onttrokken.
Er heerste een pijnlijke stilte. Geen van de Britse officieren stelde vragen, een teken dat zij het
plan al eerder hadden besproken en dat de beslissing al was genomen. Sosabowski stond op
en zei dat vooral de eerste oversteekplek voor de veerpont levensgevaarlijk was, omdat daar
de Duitsers op hun sterkst waren. Een oversteek op een punt meer stroomafwaarts was te
prefereren. Wanneer zo’n operatie niet mogelijk was, dan was een totale evacuatie van de 1e
Airborne Divisie de enige andere mogelijkheid. Hij vertelde Thomas dat de sterkte van de
troepen die de Nederrijn zouden oversteken, te beperkt was om bij Oosterbeek een ommekeer
van de strijd te realiseren. De manschappen zouden eenvoudig weg worden opgeofferd!
Horrocks maakte een einde aan de woordenwisseling en zei dat wanneer Sosabowski de
bevelen van Thomas niet wenste op te volgen, hem het bevel van zijn troepen werd ontnomen.
Hiermee eindigde de conferentie: Browning, Sosabowski’s commandant, had geen woord met
hem gewisseld. 48
Sosabowski ging met Browning mee naar zijn hoofdkwartier in Nijmegen om te lunchen.
Hoewel het daar een drukte van belang was, merkte Sosabowski niets van boten. Browning
moest bekennen dat deze er nog niet waren. Sosabowski raakte geïrriteerd en hij vertelde
Browning wat hij vond van Britse commandanten die een belangrijke operatie tot een goed
einde wilden brengen. Kapitein Jan Lorys, één van zijn officieren merkte op: “This was
48
1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994) 402-435.
Middlebrook, Arnhem 1944, 414-417.
46
probably the final nail in Soabowski’s coffin, daring to criticize British generals.” 49 Er was
nog een ontmoeting die dag tussen Browning, Horrocks en generaal Dempsey, wiens Tweede
Leger de supervisie over alle operaties had. Dempsey werd geïnformeerd over de
oversteekplannen die de volgende nacht zouden plaatsvinden, maar er was al anders beslist:
Een totale evacuatie vanaf de noordelijke oever.
Sosabowski veroordeelde Browning voor deze negatieve keuze: “Browning zat verkeerd. Bij
vrijwel iedere operatie doet zich een crisissituatie voor. Op dat moment kon de strijd nog alle
kanten op, afhankelijk van het geluk of betere planning van de tegenstander. Overwinning en
nederlaag liggen dicht bij elkaar. Ik vind het onbegrijpelijk dat Browning, bevelhebber van de
Britse Airbornedivisie, ondanks het tekort aan vaartuigen, geen enkele poging deed om
Horrocks, Dempsey en Montgomery op andere gedachten te brengen en een laatste poging te
wagen. Wij waren toen zo dicht bij de overwinning. Eindelijk werden troepen en bewapening
aangevoerd. Deze moesten alleen nog maar de rivier worden overgezet en hadden wellicht
bijgedragen tot het ontzet van de troepen. Ik heb mij er vaak over verbaasd waarom
Montgomery, toen hij op 25 september met Horrocks sprak, niet zijn plan heeft overgenomen
om een massale aanval in te zetten. Misschien was de Slag om Arnhem dan in plaats van een
nederlaag een overwinning geworden?” 50
In feite wilde Horrocks gewoon doorvechten, maar hij werd vooral door Browning
overgehaald daarvan af te zien. Er was misschien wel een belangrijker reden om de troepen
terug te trekken, maar dat wist Sosabowski nog niet. Die avond hadden de Duitsers de
corridor ten zuiden van Nijmegen afgesloten en deze zou twee etmalen lang potdicht blijven.
Sosabowski vond dat ongelofelijk en zei onomwonden: “Ieder uur, iedere minuut dat de 1e
Airborne Divisie langer alleen op de andere oever moest blijven kost meer doden en
gewonden. Wij zijn nu zo dichtbij. Wij moeten ervoor zorgen dat het eindelijk lukt hen te
bereiken.” Zijn openhartigheid kwetste Browning en hij gaf hem te verstaan dat het
onderhoud geëindigd was.51 Die gebeurtenis zou de slechte afloop van operatie Market
Garden alleen nog maar versnellen.
49
50
51
Middlebrook, Arnhem 1944, 416.
Sosabowski, , Ik vocht voor de vrijheid, 198.
Ibidem, 210.
47
Sosabowski had zijn belangrijkste stafofficier majoor Malaszkiewicz er op uitgestuurd om aan
geschikte boten te komen. Er werden 12 boten en getrainde Britse genisten toegezegd die de
manschappen zouden overzetten. De boten kwamen twee en half uur te laat, de bemanningen
kwamen echter niet opdagen. Poolse militairen namen in de volslagen duisternis deze
gevaarlijke taak onder zwaar vijandelijk vuur over. De gebeurtenissen die nacht zou de
reputatie van de Polen èn de carrière van Sosabowski veel schade toebrengen. De verwachting
dat elke boot bij iedere oversteek 16 man kon overzetten bleek ijdel. Er konden er slechts 12
in. Zo goed en kwaad mogelijk moest er geïmproviseerd worden. Ruim 150 Polen staken
uiteindelijk over, slechts een kwart van de geplande 600. Sosabowski moest met het grootste
deel van zijn brigade terugkeren naar Driel. Eenmaal aangekomen kreeg een groep al direct
zware Duitse tegenstand en moesten zich overgeven. Zij die de dans ontsprongen werden op
verschillende plaatsen binnen de perimeter ingezet om de defensie te versterken.52 Enige
dagen later, toen de dreigende nederlaag zich aftekende en de overgave en voldongen feit,
werden verwoede pogingen ondernomen om naar de zuidelijke oever te ontsnappen. Poolse
militairen speelden bij deze evacuatie op maandag 25 september een belangrijke rol.
Maandagmorgen vroeg op 25 september overhandigde luitenant-kolonel Myers generaal
Urquhart 3 brieven die hij had meegebracht vanaf de andere oever. Twee daarvan waren wat
gedateerd, de derde was van generaal-majoor Tomas. Hij meldde dat het Tweede Leger, dat
onder bevel stond van generaal Dempsey, met toestemming van Montgomery en Eisenhower,
afzag van het plan om het noordelijk bruggenhoofd te behouden. De 1e Airborne Divisie
moest zich terugtrekken, wanneer Urquhart het moment gekomen achtte. Urquhart dacht er
twee uur over na. De situatie was precair en zijn troepen in de perimeter dreigden onder de
druk te bezwijken. Ook was er een radiobericht van de Duitsers onderschept dat meldde werd
dat zij vanuit oostelijke richting wilden oprukken om daarmee de Britten van de rivier af te
snijden. Urquhart nam contact op met Thomas en deze meldde dat de evacuatie nog die nacht
in gang zou worden gezet.
Op de dag van de evacuatie verhevigden de gevechten bij Oosterbeek en daarmee het aantal
gesneuvelden. Alles werd nog erger vanwege de hevige regenval en de koude. Ook pasten de
Duitsers een andere tactiek toe. De meeste aanvallen tot dan toe kwamen van betrekkelijk
onervaren rekruten van de 9e SS Panzer Division. De nieuwe inzet van veteranen verergerde
52
Middlebrook, Arnhem 1944, 411-412.
48
de situatie echter. De avond viel in en de zware gevechten verminderden weer. Het aantal
doden bedroeg circa 120, veel meer dan in de twee voorafgaande dagen. De evacuatie kwam
langzaam op gang. Helaas kwam het plan dat was opgesteld door militairen op de zuidoever
niet overeen met de feitelijke situatie aan de overkant. Op het hoofdkwartier van de 43e
Divisie dacht men dat de infanterie-eenheid van de Dorsets, die vanuit het zuiden de rivier
moesten oversteken, sterk genoeg was om de perimeter verder te verwijden om de evacuatie
daarmee te vergemakkelijken. Zo konden de troepen op twee plaatsen de rivier oversteken.
Voor beide posities waren evenveel boten beschikbaar. Urquhart’s plan was om zijn gehele
divisie via het oostelijk oversteekpunt te laten ontsnappen. De artillerie zou de aftocht dekken.
De mannen kregen het bevel om hun gezichten zwart te maken en om hu schoenen met lappen
te omwikkelen. De wapens die niet meegenomen konden worden, werden onklaar gemaakt,
vernietigd of in het water gegooid. Om te voorkomen dat zij elkaar in het duister kwijt
raakten, moest iedereen de man voor zich vasthouden. Door zwaar artillerievuur liet men de
Duitsers tot de ochtend in het ongewisse over de evacuatie. Die laatste nacht maakten
vijandelijke mortiergranaten nog veel slachtoffers. Veel militairen raakten de weg kwijt en
werden gevangen genomen door vijandelijke patrouilles. Eenmaal bij de rivier gekomen,
verliep de operatie zeer ordelijk. Met hulp van Canadese genietroepen werd zowel in kano’s
(Canadese) als landingsvaartuigen de oversteek gemaakt. Twee boten raakten al voor het
gebruik beschadigd, een werd getroffen door mortiervuur en een ander kapseisde. Met de tien
resterende boten werden de hele nacht mensen overgezet. Op het laatst waren er nog maar
twee over. De laatste militairen die overbleven probeerden zwemmend de overkant te
bereiken. Met de gevechtskleding aan, zwaar geworden door dagenlange zware regenval, was
dat geen eenvoudige klus. Naakt of half naakt bereikte na 200 meter zwemmen een groot
aantal de zuidelijke oever.53 ’s Morgens om half zes bereikte de laatste groep de overkant;
vrijwel iedereen raakte daarbij gewond. Honderd en vijftig man bleven noodgedwongen
achter!
De operatie bij het tweede oversteekpunt liep uit op een fiasco. Daar stonden in de
uiterwaarden die ochtend nog honderden mannen te wachten om te worden overgezet. Het
hele gebied, vanaf de spoordijk, lag onder Duits vuur. Fonteinen modder en water rezen
omhoog en er klonk geschreeuw van gewonden. Tussen de menigte verschenen witte vlaggen,
53
Middlebrook, Arnhem 1944, 433.
49
steeds meer soldaten stonden met hun handen omhoog. Tal van Polen keerden niet over de
Nederrijn terug. Behalve de gesneuvelden, de gewonden, die al eerder waren afgevoerd en
degenen die door de Nederlandse ondergrondse verborgen werden gehouden, raakten naar
schatting tussen de 120 en 160 Poolse parachutisten krijgsgevangen. De brigade was
nauwelijks in staat geweest deze situatie te veranderen. Zij was daarvoor te laat op het
strijdtoneel verschenen. Het staat wel vast dat wanneer zij de zuidelijke oevers niet hadden
bezet, een groot deel van de troepen dat daar uiteindelijk een veilig heenkomen vond, alsnog
zou zijn gesneuveld. 54
Volgens officiële cijfers bereikten bijna 2.400 man de overkant, waaronder 160 Poolse
militairen. Een onbekend aantal verdronk. Duitse cijfers geven aan dat ongeveer 600 man die
ochtend gevangen werden genomen. De Slag om Arnhem was voorbij, precies 9 dagen nadat
units van de 1e Britse Airborne Divisie naar Britse vliegvelden waren gebracht. 50 Polen
lieten het leven in Oosterbeek of verdronken tijdens de evacuatie en 42 mannen stierven rond
Driel. De Britten die de dans ontsprongen waren, werden met trucks naar Nijmegen gebracht.
Poolse manschappen volgden hen. Zij moesten echter de route te voet afleggen met volle
bepakking! Later werden zij ingeschakeld voor defensieve taken vóórdat zij weer naar
Engeland terugkeerden. De rest was al eerder teruggevlogen. 55 Ná het slechte verloop van
operatie Market Garden trokken de Geallieerde troepen zich terug achter een lijn 8 kilometer.
zuidelijk van de rivier. De Duitsers deden geen pogingen meer om het niemandsland op te
vullen en zo bleef de situatie de volgende 6 maanden. De verkeersbrug in Arnhem werd
ditmaal voor de tweede keer verwoest door door Amerikaanse bommenwerpers; daarmee
voorkwamen zij dat de Duitsers hun front verder naar het zuiden verlegden. Zowel Arnhem
als Oosterbeek werden tijdens de winter voortdurend bestookt door Geallieerde artillerievuur.
Het had tot gevolg dat de schade die daarbij ontstond nog groter was dan tijdens de gevechten
daarvoor.
Even dreigde het vernederende en voor Sosabowski onaanvaardbare plan dat hij onder bevel
van de commandant van de 157e Infanteriebrigade zou worden geplaatst. Het argument was
dat zijn brigade tijdens de slag rond het Oosterbeekse bruggenhoofd zoveel verliezen had
geleden en dermate gedesorganiseerd was geraakt, dat zij behoefte had aan een parate reserve.
54
George F. Cholewczynski, De Polen van Driel. De 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade van
generaal-majoor StanislawSosabowski tijdens de Slag om Arnhem (Naarden 1969) 95.
55
Middlebrook, Arnhem 1944, 436.
50
Maar de Poolse brigade keerde terug onder het commando van het 1ste Luchtlandingskorps.
Sosabowski meende nog steeds dat Browning hem bewust had willen kleineren. In zijn
rapport over de verloren slag bleef hij daarom hameren op de zelfstandigheid van de brigade.
Verder meende hij dat generaal Eisenhower te laat prioriteit gaf aan de operatie. Volgens
hem nam Montgomery met Market Garden een gerechtvaardigd risico, maar was er
onvoldoende (logistieke) steun.
Voorts gaf Sosabowski aan dat de Geallieerde Inlichtingendienst een totaal verkeerde
inschatting van de Duitse troepenmacht had gemaakt: “bij de eerste briefings had ik Urquhart
er persoonlijk op gewezen dat men niet alleen het potentieel van de vijand ernstig
onderschatte, maar ook zijn reacties.” 56 Browning was volgens hem te nonchalant. Hoewel
Montgomery het uiteindelijke besluit nam tot de evacuatie, meende Sosabowski dat Browning
zich meer teweer had moeten stellen tegen dat besluit. In zijn memoires merkte hij : “Het
komt mij ongelofelijk voor, dat Browning, die het bevel voerde over het Britse
Luchtlandingskorps, niet alle pogingen in het werk heeft gesteld om Horrocks, Dempsey en
Montgomery te overtuigen dat men nog een poging moest wagen, ook al waren er te weinig
boten. Op dat moment waren wij zo dicht bij de overwinning, eindelijk hadden de troepen en
het materiaal de Nederrijn bereikt en ik ben er vast van overtuigd dat wanneer wij waren
overgestoken wij de 1e Airborne Divisie hadden kunnen ontzetten”.
Op 26 september ging Sosabowski naar het hoofdkwartier om daar de toegezegde orders voor
zijn brigade in ontvangst te nemen. In een korte onderhoud deed hij verslag van de stand van
zaken. Hij had bijna vierhonderd man verloren. Browning vertelde dat hij de problemen van
de brigade onderkende en dat deze moest worden teruggetrokken naar Engeland. Gezien de
situatie kon dat niet op korte termijn: de Polen waren nog nodig. Even later ontving hij van
één van Browning’s stafofficieren de bewuste instructies: in de omgeving van Neerloon
moesten de para’s een vliegveld verdedigen en enkele verbindingsroutes beveiligen. Na 7
oktober 1944 vertrokken zij via Leuven en Brussel definitief naar Engeland. Ruim een week
eerder, op donderdag 28 september vroeg in de ochtend, naderde één van vele honderden
geallieerde vaartuigen de Franse kust en liep de haven van Arromanches binnen. Behalve 332
Polen bevonden zich aan boord de lichte batterij artillerie, een aantal voertuigen en voorraden
van de brigade, die niet hadden behoord tot de aanvalsgolf via de lucht door een gebrek aan
56
Sosabowski,, Ik vocht voor de vrijheid, 160-161.
51
zweefvliegtuigen. Pas 10 dagen nadat operatie Market Garden was begonnen en inmiddels
beëindigd, bereikten troepen en materieel (te laat) Frankrijk. 57 Als Market Garden succesvol
was verlopen dan zouden tijdens de Conferentie van Yalta in februari 1945 de Russen niet
zo’n gunstige onderhandelingspositie hebben gehad. Na de oorlog hadden zij een dominante
positie in een derde gedeelte van Duitsland en geheel Oost-Europa. Ook Polen was vanaf
1945 gedoemd tot 40 jaar communistische overheersing. Het einde van de Tweede
Wereldoorlog betekende ook het begin van de Koude Oorlog.
Langzamerhand kwam er kritiek los vanuit het geallieerde opperbevel. Dat begon op 17
oktober 1944, toen Montgomery een brief schreef aan Sir Allan Brooke, chef van de Generale
Staf, waarin hij refereerde aan Arnhem: “De Poolse Parachutistenbrigade vocht erg slecht en
de mannen waren niet bereid te vechten wanneer hun eigen leven gevaar liep. Ik wil ze hier
niet meer hebben en misschien kun jij ze naar Italië sturen waar zij zich bij de andere Polen
kunnen aansluiten”.58 Een maand later schreef Browning een lange brief aan luitenantgeneraal Sir Ronald Weeks, Brooke’s vervanger, waarin hij rapporteerde over Sosabowski’s
leiding van de brigade vóór en tijdens de strijd. Browning karakteriseerde hem als iemand
‘waarmee moeilijk te werken viel’ [….] ‘niet in staat het bevel over de brigade te voeren’ en,
gedurende de strijd, ‘niet in staat was om de urgentie van de operatie in te schatten en
voortdurend aankwam met nieuwe argumenten waarbij hij naliet om volledig aan de operatie
deel te nemen, ondanks dat zowel voor hem als de brigade alles is gedaan’. Browning kwam
tot de conclusie ‘dat hij Sosabowski noodgedwongen moest overplaatsen en voor hem in de
plaats een jongere, meer coöperatieve officier als opvolger moest aanstellen’. Sosabowski en
zijn manschappen leden onder deze kritiek en zij konden zich op dat moment ook moeilijk
verdedigen. Op 9 december werd Sosabowski door de Poolse president in ballingschap
geïnformeerd. dat hij van het bevel van de brigade was ontheven. In de brief noemde geen
redenen voor het ontslag maar het was waarschijnlijk onder Britse druk tot stand gekomen.
Bijna alle militairen die bij Arnhem vochten ergerden zich aan de woorden ‘de mislukking
van Arnhem’. Als het strategisch concept van ‘Market Garden’in orde was, zoals
Montgomery beweerde, dan was de tactische nederlaag bij Arnhem grotendeels het resultaat
57
George F. Cholewczynski, De Polen van Driel. De 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade van
generaal-majoor Stanislaw Sosabowski tijdens de Slag om Arnhem (Naarden 1969) 119.
58
Middlebrook, Arnhem 1944, 447. (Het is vreemd dat Montgomery in zijn Normandy to The Baltic, London,
1947 met geen woord rept over dit incident).
52
van beslissingen die door anderen dan Montgomery Browning waren genomen. Achteraf
gezien kon de Britten en de Polen in strategisch opzicht weinig worden verweten. Het herstel
en weerstandsvermogen van de Duitse troepen na hun nederlaag in Normandië, werd door
bijna het voltallig geallieerde opperbevel onderschat. Alleen Sosabowski en Urquhart
onderkenden het gevaar van deze euforische stemming die niet op feitelijke informatie bleek
te zijn gebaseerd. Men was niet gewaarschuwd voor de aanwezigheid van twee Duitser SSpantserdivisies en onderschatte de Duitse troepensterkte en hun kracht. Daardoor ontbraken
geschikte wapens. 59
Volgens sommigen waren de verwachtingen van Montgomery over de afloop van de oorlog te
hoog gespannen en was hij er vrij luchthartig over de strijd in geallieerd voordeel te kunnen
beslissen. Hoewel dat een misschien te simpele voorstelling van zaken lijkt, gaf het verloop
van de strijd te zien dat deze toch misschien in geallieerd voordeel had kunnen worden beslist.
Naast de gebrekkige informatievoorziening over de troepensterkte rond Arnhem, was het ook
de voorbereiding die de geallieerden nodig achtten hadden, achteraf tekort schoten. De over
enkele dagen verspreide landingen boden de Duitsers de mogelijkheid om zich te
hergroeperen en versterkingen aan te voeren. Ook werd gewezen naar de ambities van
Montgomery die er op leken te wijzen dat deze de oorlog eind 1944 wel op een erg
eenvoudige manier dacht te beslissen
Wat zeker een beslissende invloed heeft gehad op het verloop van de strijd was dat de 21e
Legergroep tijdens de gevechten in Zeeuws-Vlaanderen de divisies van het 15e Duitse Leger
de gelegenheid gaf om te ontsnappen. Zij staken de Schelde over en trokken via Bergen op
Zoom op naar Noord-Brabant, waar zij werden ingezet aan het front tussen Maastricht en
Antwerpen. Een aanval vanuit het veroverde Antwerpen naar het noorden had dit verijdeld.
Op 16 september 1944 werden in een bioscoopzaal hoge officieren van het 30e Legerkorps
door Horrocks geïnformeerd over de operatie Market Garden. Het leek erop dat het Britse 2e
Het leger van generaal Dempsey, dat bestond uit het 30e, 12e en 8e Korps, te langzaam optrok
vanuit het zuiden, waardoor de situatie van de 1e Airborne Divisie bij Arnhem verslechterde.
Het leek erop dat de ernst van de situatie werd onderschat. Het 30e Korps zou tijdens de
opmars in de flanken worden gedekt door de twee andere korpsen. De twee laatste korpsen
59
Middlebrook, Arnhem 1944, 5.
53
faalden, wat tot gevolg had dat een Duitse troepenmacht de corridor tot twee keer toe wist af
te snijden. Horrocks, commandant van het 30e Korps kreeg daarvan de schuld. Jaren na de
oorlog nam Urquhart, destijds commandant van de 1e Airborne Divisie, deel aan een diner
waar Horrocks tafelvoorzitter was en waarin Urquhart verwees naar een eerdere briefing.
Urquart merkte op: “Hoe is het mogelijk dat deze man, met zo’n overtuigingskracht, niet in
staat is geweest om zijn troepen in september 1944 tot enige spoed aan te zetten”.60 Voorts
had de langzame opmars van het 30e Legerkorps met 20.000 voertuigen vanuit het zuiden tot
gevolg dat deze troepenmacht zeer kwetsbaar was voor vijandelijke flankaanvallen. In plaats
van met zijn Korps Eindhoven binnen te trekken, kwam Horrocks niet verder dan
Valkenswaard. Daar werd de nacht doorgebracht terwijl dezelfde nacht op 17 september
landden de para’s bij Arnhem.
De vertragingen die ontstonden waren zo groot dat het 12e Korps niet kon verhinderen dat de
Duitse 107e Pantserbrigade kon oprukken vanuit Venlo naar Eindhoven en Son. Twee volle
dagen gingen door de offensieve acties van de Duitsers verloren. Het weerhield de Engelsen
er niet van om voor dat eigen falen achteraf de schuld in de schoenen te schuiven van
Sosabowski. Deze bevond zich met zijn brigade op dat moment vanwege de slechte
weersomstandigheden nog in Engeland!
Naast dit fatale oponthoud ontbrak het nog steeds aan een gecoördineerde inzet van de
geallieerde troepen. Terwijl de Duitse veldmaarschalk generaals Model (commandant van de
Legergroep B en verantwoordelijk voor het westelijk front), generaal Bittrich (2e SS Pantser
Korps), generaal Harmel (10e Pantser Divisie) en generaal Harzer (9e Pantser Divisie) de
handen ineensloegen, was hiervan bij de opponent nauwelijks sprake. Landingen aan beide
zijden van de brug bij Grave had wel tot succes geleid. Bij Nijmegen werd de landing vanaf
één kant en te ver van de brug af uitgevoerd. Voorts moesten de bruggen verdedigd worden
tegen de Duitse aanvallen vanuit het Reichswald. Daarvoor was het bezit van de heuvelrug die
van Berg en Dal naar Groesbeek loopt, van levensbelang. Het was duidelijk, dat de verovering
van de Waalbruggen door de 82nd US Airborne Division een topprioriteit had moeten krijgen.
Dit falen werd Browning overigens naderhand persoonlijk aangerekend.Daar kwam nog eens
bovenop dat het totaalplan voor de luchtlandingen een zwakke basis had. 61
60
61
R.E. Urquhart, Arnhem (Londen 1958) 137.
Middlebrook, Arnhem 1944, 444-445.
54
Op 20 september lukte het tenslotte om de bruggen bij Nijmegen te veroveren. Mannen van
de 82nd Airborne staken onder zwaar vuur van de Duitsers in canvas bootjes de Waal over en
wisten, met grote verliezen, de spoor- en verkeersbrug in te nemen. Tegen de tijd dat de
bruggen in hun handen vielen, was het avond en waren er niet genoeg grondtroepen
beschikbaar om meteen de aanval richting Arnhem te beginnen. In Nijmegen werd op dat
moment nog hard gevochten. In Arnhem was de situatie bij de brug uiterst precair. Deze was
nog steeds in handen van de Britten, maar zonder water, voedsel en met een gebrek aan
munitie leek de uitslag duidelijk. Ook in de op 19 september gevormde perimeter rondom
Oosterbeek werd zwaar gevochten; op dat moment waren er van de ongeveer 10.000
parachutisten van de 1e Airborne Divisie nog maar 3.000 over in Oosterbeek en ongeveer 500
bij de brug. Op 21 september werd in alle vroegte door de Duitsers het laatste verzet bij de
brug gebroken en onmiddellijk gebruikt om de aanval van de Britse grondtroepen tegen te
houden.
Generaal Browning vestigde zijn hoofdkwartier in de buurt van Groesbeek. Daarvoor werden
34 vliegtuigen (gliders) ingezet. Gavin had deze vliegtuigen hard nodig toen hij op de eerste
dag de Waalbruggen wilde bezetten. Voor Browning was het zijn laatste kans om zich tijdens
deze oorlog nog te onderscheiden. Hij had geen frontervaring en zijn commando was volgens
ingewijden omstreden. Bovendien zou hij overbodig worden wanneer Horrocks binnen 1 of 2
dagen ter plaatse zou zijn en het commando zou overnemen. Critici beweerden dat hij geen
enkele bijdrage aan de strijd leverde. Voorts vonden velen hem niet sympathiek en pedant. Ná
Arnhem was er geen promotie meer voor Browning en Urquhart, hoewel de laatste zich zeer
strijdvaardig had getoond. Hun loopbaan werd bepaald door Arnhem. Browning verliet de
parate troepen en werd vervolgens benoemd tot Chief of Staff at South-East Asia Command.
In 1948 ging hij met pensioen.
55
Na Market Garden: Het verdere verloop en de na-oorlogse discussie over
de rol van de Polen:
Op 17 januari 1945 rukte het Rode Leger Warschau binnen. In hun gelederen bevonden zich
soldaten van het door de Sovjets gesteunde en in Rusland opgerichte Poolse ‘Kosciuszkoleger’. Met de burgers in hun voetspoor kwamen de troepen een totaal verwoeste stad binnen,
waar de lichamen van tienduizenden inwoners onder het bevroren puin lagen begraven.
Tijdens de ‘overwinningsparade’ werd het saluut beantwoord door een groep die hun
landgenoten nog niet kende: het pro-communistische ‘Comité voor Nationale Bevrijding’, ook
bekend als het Lublin-comité. Deze marionetten van Stalin beschouwden zich zelf als ‘de
voorlopige regering van Polen’. Terwijl de Nazi’s uit het land waren verdreven, werd nu over
het lot van Polen beslist aan de onderhandelingstafel op 4 februari 1945 op de Krim. Er werd
besloten tot het vaststellen van nieuwe grenzen (oost- en westgrens). Het oostelijk deel van
Polen zou naar de Russen gaan. Polen zou daarvoor gebied terugkrijgen dat Duitsland (OderNeissegrens) moest afstaan. Er dienden vrije verkiezingen te worden gehouden, waaraan de
constitutionele regering in Londen zou deelnemen. Als hoofd van de verkiezingscommissie
werd de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Molotov aangewezen. Gezien diens
verleden verwachtten de Polen hier weinig van. 62
In Londen probeerde een teleurgestelde Sosabowski nog tijdens de oorlog rechtvaardiging
voor zijn zaak te vinden. De nieuwe functie die hem door de Poolse regering was toegezegd,
bleek niet veel om het lijf te hebben: hij kreeg het toezicht over legervoorraden. Ook
probeerde hij generaal Anders in zijn kwaliteit van waarnemend opperbevelhebber van de
Poolse strijdkrachten voor zijn zaak te winnen met de vraag of deze een onderzoekscommissie
wilde instellen. Anders had het nog te druk met de strijd in Italië en zegde hem toe de zaak te
bekijken zodra hij terug was. Eind april 1945 werd de 1e Poolse Parachutistenbrigade opnieuw
samengesteld. Het brigadedepot in Schotland en de school op Ringway werden gesloten,
nadat op 19 april de laatste lichting parachutisten was afgeleverd. Sinds de terugkeer in
Engeland eind 1944 waren er ruim 1.600 para’s opgeleid, van wie het merendeel werd
ingedeeld bij de brigade, die nu 250 officieren en ruim 3.900 manschappen telde. De training
deden zij samen met de 1e Britse Luchtlandingsdivisie. Op 8 mei vertrok de brigade per schip
naar het vasteland van Europa om geallieerde eenheden af te lossen. Maar toen zij amper op
zee waren, hoorden de Polen het lang verbeide nieuws dat Nazi-Duitsland onvoorwaardelijk
62
Cholewczynski, De Polen van Driel, 135.
56
had gecapituleerd. In Oostende kwamen nieuwe orders: de paratroepen moesten zich
aansluiten bij het 1e Britse Korps in Duitsland.
In lange colonnes vrachtwagens werden de Polen naar het vrijwel geheel verwoeste Kleef
gereden, waar slechts weinig burgers zich op straat vertoonden. De Britten zouden verteld
hebben dat er Polnische Fallschirmjäger in aantocht waren en dat had hen danig schrik
aangejaagd. Nadat de brigade met een traditionele processie en een mis op 1 juni van dat jaar
Sacramentsdag had gevierd, was de kou al snel uit de lucht. In de omgeving van Kleef troffen
zij vaak uitgemergelde en verzwakte landgenoten aan, afkomstig uit dwangarbeiders- en
concentratiekampen. Zij ontfermden zich over hen en organiseerden al snel hulpacties via hun
vrienden in Schotland die met het Rode Kruis geld en pakketten met kleding stuurden. Omdat
zij vrij dicht in de buurt van Oosterbeek en Driel waren, probeerden zij nog bruikbare
uitrusting te bergen. Bij het bezoek aan Driel bezochten zij hun gesneuvelde kameraden, die
lagen begraven in een veld direct naast de katholieke kerk. Deze graven werden door hen
voorzien van keurige wit geschilderde houten kruizen met opschriften. Eind juni werden zij
overgeplaatst naar de omgeving van Osnabrück.
In Engeland was ondertussen nog geen enkel onderzoek verricht naar de motieven die leidden
tot het ontslag van Sosabowski. In september ontving hij de blijde tijding dat zijn vrouw en
zoon de oorlog in het getto van Warschau hadden overleefd. In december werden vader en
zoon, die tijdens de opstand blind was geworden, in Londen herenigd. De rol die Polen in
geallieerd verband had vervuld tegen Duitsland werd ná de oorlog in Engeland snel vergeten.
In San Francisco waren de Verenigde Naties voor het eerst bijeengekomen, maar een Poolse
afvaardiging was er niet bij. Ondanks het feit dat Polen bij de oprichting was betrokken,
stonden de leden van de Verenigde Naties niet toe dat het land deelnam, voordat er een
oplossing was gevonden voor het probleem wie de Poolse staat eigenlijk vertegenwoordigde:
de regering in ballingschap in Londen of de ‘wettige’ in Lublin.
Eind 1945 werd door de Britse regering druk uitgeoefend op de Poolse militairen om naar
Polen terug te keren. Voor velen van hen was dat niet mogelijk. Zowel uit zelfrespect als uit
angst konden zij, die jarenlang zo fel voor hun vrijheid hadden gevochten, er niet toe komen
om te leven onder een stalinistisch bewind. Op 8 juni 1946 werd in de Londen een
indrukwekkende geallieerde overwinningsparade gehouden, de Victory March.
Vertegenwoordigers van vrijwel alle legers en ook civiele eenheden, waaronder politie57
eenheden uit de kleinste Britse kolonie, namen deel aan het defilé. Hoewel ook zij voor dit
gebeuren waren uitgenodigd, deed de Sovjet-Unie niet mee. De Polen die in het westen
hadden meegestreden waren niet uitgenodigd. De 15 officieren en manschappen van de
Poolse luchtmacht, die voor hun bijdrage in de Slag om Engeland bij het RAF Fighter
Command, wel werden uitgenodigd, lieten zich niet zien. 63
Dezelfde maand werd het Polish Resettlement Corps opgericht met als doel de Poolse
strijdkrachten in Engeland te demobiliseren. Zij konden toetreden tot het korps en daar
cursussen volgen die hen voorbereidden op een burgerbestaan; eventueel was terugkeer naar
Polen mogelijk. Het was voor velen een erg moeilijke keuze. Velen die kozen om terug te
gaan, hadden eerst gedwongen gediend bij de Wehrmacht of waren als dwangarbeider
gedeporteerd geweest. Al kort nadat zij waren teruggekeerd, circuleerden berichten dat Poolse
militairen, die in het westen hadden gediend, door de Poolse veiligheidspolitie werden
gearresteerd en gevangengezet. Sommigen van hen werden zeer wreed behandeld en er deden
zich gevallen voor van marteling of zelfs moord. 64
In Nederland waren de Poolse doden uit Driel naar de overkant van de Rijn gebracht, waar zij
een herbegrafenis kregen op de Airbornebegraafplaats in Oosterbeek. Dit bracht bij de
Drielenaren grote beroering teweeg; zij vonden dat ‘hun’ Poolse doden in Drielse grond
moesten rusten. Hun smeekbeden mochten niet baten. Op 21 september 1946, de tweede keer
dat de Poolse landing werd herdacht, was in Driel een groep veteranen aanwezig voor een
herdenkingsdienst. Na een korte plechtigheid werd een sober gedenkteken onthuld met het
Poolse wapen, de gekroonde adelaar. Toen zij vervolgens een bezoek brachten aan het ereveld
in Oosterbeek, bleek dat de Drielenaren er witte en rode geraniums hadden geplant. In 1946
waren de wapens en uitrustingsstukken ingeleverd en op 19 mei 1947 ontving de 1e Poolse
Onafhankelijke Parachutistenbrigade van haar commandant een afscheidsorder. Steeds meer
soldaten waren in het Resettlement Corps opgenomen of teruggekeerd naar Polen. De twee
depots in Duitsland werden eveneens opgeheven. Op 12 juni 1947 vormden de laatste Poolse
militairen die nog in Groot-Brittannië dienden, een erewacht bij de begrafenis van president
Raczkiewicz. Daarna leverden ook zij hun wapens in. Op 10 juli van dat jaar werden de
brigadevaandels in bewaring gegeven bij het Sikorski-instituut in Londen, de organisatie die
de rol van de Poolse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog levend probeert te houden.
63
64
Cholewczynski, De Polen van Driel, 137-139.
Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 25.
58
Elk jaar in september keerden de Britse en Poolse veteranen terug naar Nederland om hun
gevallen kameraden te herdenken. Vijf jaar na Market Garden, in september 1949, bezocht
Sosabowski voor het eerst weer Driel. De door oorlogsgeweld verwoeste school, die destijds
als lazaret diende, was inmiddels op een andere plaats in het dorp herbouwd en genoemd naar
St. Stanislaw Kostka, de Poolse beschermheilige van de jeugd. Toen hij in 1954 opnieuw een
bezoek bracht aan Driel, werd hij benoemd tot ‘Ereburger van Heteren’. Na herhaald
aandringen van Sosabowski schreef hij de geschiedenis van de brigade met de titel Najkrotsza
Droga (De kortste weg), die in 1956 verscheen. Met hulp van een voormalig Britse
parachutist werd het boek herzien en in het Engels (Freely I served, 1960) vertaald. De
Nederlandse vertaling verscheen in hetzelfde jaar.
De oogst aan publicaties over de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder over operatie
Market Garden, was aanvankelijk vrij mager. De wederopbouw, veranderende
machtsverhoudingen en het begin van de Koude Oorlog kregen meer aandacht. Maar
herdenkingen en initiatieven van burgers om de herinneringen aan de gebeurtenissen levend te
houden, gingen al die jaren gewoon door. Een kleine 40 jaar na dato werd de discussie over
het mislukken van de Slag om Arnhem en de vraag of er überhaupt schuldigen moesten en
konden worden aangewezen, plotsklaps weer heel actueel. De reden was het verschijnen van
het boek van Richard Lamb: Montgomery in Europe. Success or failure? In het boek werd
onder meer melding gemaakt van de brief die Montgomery aan Sir Alan Brooke schreef op 14
oktober 1944, de inmiddels cruciale passage daarin: ‘Polish Para Brigade fought very badly
here, and the men showed no keenness to fight if it meant risking their own lives. I do not
want this brigade here again, and possibly you may like to send it to join other Poles in
Italy.”
Kolonel A. Rawicz-Sczczerbo, de laatste commandant van de brigade, luchtte zijn hart over
deze passage aan Richard E. Urquhart, één van de weinige hoofdrolspelers van het drama, die
nog in leven was. 65 Hij schreef Urquhart het volgende: “Op het ereveld van Oosterbeek
rusten, naast hun Britse kameraden in de strijd, de lichamen van Poolse paratroopers die met
de 1st Airborne Division ten noorden van de Nederrijn vochten, maar ook gescheiden van de
divisie aan de zuidkant. De lichamen van de Polen, die de rivier overstaken naar de
65
Polish Institute and Sikorski Museum, London, Archive Ref. No. KOL. 259.
59
noordelijke oever, verdwenen onder water en vonden daar hun graf. terug naar Engeland met
een verlies van 22% aan manschappen en 23% aan officieren. Veldmaarschalk Montgomery,
noch Browning waren ooggetuige van de strijd bij Arnhem. Van de meeste Britse
commandanten was generaal Horrocks de enige die Driel bezocht, en dan voor niet langer dan
een uur en op een moment dat er niet gevochten werd. Het is niet te rechtvaardigen dat de
commandant van het 21e Leger Korps, terwijl hij slechts over informatie uit de tweede hand
beschikte, de Poolse paratroopers zulke zware en onterechte verwijten maakt. Hij realiseerde
zich niet hoe penibel de situatie voor Sosabowski was”.
Volgens Rawicz-Sczerbo wist Urquhart van de problemen tussen Browning en Sosabowski en
vond dat de animositeit tussen beiden niet de hele brigade mag worden verweten.
Montgomery had er later geen enkel bezwaar ook geen enkel bezwaar tegen dat de brigade
werd opgenomen in het 21e Leger Korps. Hij blijft er grote moeite mee houden dat de Polen
zoveel jaren later nog worden beschuldigd van lafheid, terwijl tal van publicaties die na de
oorlog zijn verschenen een heel ander beeld geven. Hert boek van Urquhart dat in 1974 is
verschenen geeft een positief beeld en is zelfs in het Pools vertaald. Hij vraagt hem zich in te
zetten voor de goede zaak en deze antwoordt direct. Hij schrijft geen direct beeld te hebben
gehad omdat het merendeel van de Polen ten zuiden van de rivier was geland. Wel is hij de
Polen dankbaar voor de manier waarop zij zich tijdens de terugtrekking van de Airborne
Divisie hebben gedragen en hen daar nog steeds dankbaar voor is.
Het latere bezoek aan de uitgever is plezierig. Hij verontschuldigt zich dat het boek tot deze
commotie heeft geleid en vindt het vooral vervelend dat het gaat om iemand die als Pools
militair een ooggetuige was. Het komt vaker voor dat mensen die geschiedenis hebben
geschreven vaak worden geplaagd door onbeduidende fouten en dat ging zeker op voor
Montgomery. De karaktereigenschappen die hem werden toegedicht liegen er niet om. Naast
onredelijk en weinig edelmoedig gedrag, bleek hij ook nog dikwijls de waarheid te verdraaien
om daarmee zijn eigen straatje “schoon”te vegen. Maar hij was ook niet bereid om de Polen
tegemoet te komen. De schrijver wilde zijn arrogantie en gebrek aan begrip juist aantonen. Hij
ontliep zijn verantwoordelijkheid als opperbevelhebber en legde de schuld bij anderen. De
Polen waren hierop geen uitzondering, maar hij liet niet na om ook zijn eigen bevelhebbers
generaal Horrocks en brigade-generaal Hicks te beschuldigen. Hij betuigde tenslotte nogmaals
zijn spijt.
60
De Valburg conferentie speelde een belangrijke rol in het verdere verloop van operatie Market
Garden. Behalve een aantal onverkwikkelijkheden rond Sosabowski, werden er ook afspraken
gemaakt die een cruciale rol speelden in het verloop van de strijd. Jerzy R. Dyrda die
aanwezig was bij de conferentie en daarvan een beeldend verslag gaf, schreef een uitgebreide
bijdrage voor het boek Arnhem 1944. The Airborne Battle, van Middlebrook. Daarnaast echter
gaf hij een blik achter de schermen van deze conferentie, die naar zijn zeggen niet meer dan
een formaliteit was: de uit te zetten lijnen waren blijkbaar al eerder vastgesteld! Volgens
Dyrda werden er weinig beleefdheden uitgewisseld en kwam generaal Thomas snel ter zake.
Er moest nog dezelfde avond bij Driel de rivier worden overgestoken. Hoe de hele operatie
werd uitgevoerd bleef onduidelijk. Beiden waren met stomheid geslagen en zij beseften zich
pas later dat door het verspreide opereren de brigade in feite uiteen viel. Kon Sosabowski zich
nog wel commandant noemen? Voorlopig was er ook geen hulp van het 30e Leger Korps te
verwachten. .
plaatsvinden. Op welke manier deze operatie zou worden gedekt door rookgranaten,
artillerievuur en tankvuur, was volslagen onduidelijk. Het vervolg: evacuatie of verder strijd
leveren bleef duister. Later werd het mij duidelijk dat het de bedoeling was om Sosabowski te
provoceren en dan de conferentie te beëindigen. Er was nog een probleem voor Sosabowski.
Door de verspreide landingen ten noorden en ten zuiden van de Nederrijn, had hij strikt
genomen nog maar het bevel over een bataljon. Hulp van troepen van het 30e Leger Korps
was evenmin te verwachten. Zij stonden zelf onder grote druk omdat de opmars te traag
verliep. Tot overmaat van ramp zou niet Sosabowski, maar de jonge Engelse brigade-generaal
Walton de operatie leiden.
Verder vond Sosabowski dat de geplande oversteekplaats geen kans op succes zou bieden,
omdat de Duitsers daar juist op zijn sterkst waren. Zij bevonden zich in een hogere positie,
hadden een vrij schootsveld en liepen zelf nauwelijks gevaar. Dat zou Urquhart ook moeten
weten. Het was hem de laatste dagen wel opgevallen dat de Duitsers vanuit Arnhem geen
reservetroepen meer inzetten en een tekort hadden aan munitie. Het leek hem maar beter op
een aantal meer westelijk gelegen een poging te wagen. Als het niet lukte dan was het maar
beter de hele Airborne Divisie te evacueren. Het vond het onbestaanbaar dat de geallieerden,
met een suprematie aan vliegtuigen, tanks, manschappen en bewapening niet snel konden
doorstoten en een snelle beslissing afdwingen. Hij kreeg niet zijn zin, ook niet in het
onderhoud even later in Nijmegen met Browning.
61
Slechts 50 Polen bereikten de overkant en dat was een grote teleurstelling voor de Britten in
Oosterbeek. Zij hadden de hele dag gehoopt op een massale oversteek van Poolse troepen. In
de gevechten toonden degenen die wel de overkant bereikten, zich dappere maar slechts half
getrainde strijders. De Polen van de 8e Compagnie vormden samen met een aantal
zweefvliegers een gevechtsgroep, die direct in actie kwam: “Diezelfde dag (23/9) schoten de
overgebleven zesponder anti-tankkanonnen van de Poolse batterij vanuit haastig gegraven,
voortdurend met granaatvuur bestookte stellingen, vlak bij hotel Hartenstein aan de rand van
het steeds kleiner worden Britse gevechtsterrein, totdat de lopen gloeiend heet waren. Zij
vernielden twee vijandelijke tanks, beschadigden enkele andere, terwijl er bovendien nog een
aantal soldaten geschrokken op de vlucht sloeg. In hotel Hartenstein werd een van de weinig
zenders die nog werkte, bediend door een groepje van mijn verbindingspersoneel, dat
voortdurend door generaal Urquhart werd geprezen omdat het zo verbeten werkte om de
verbindingen in stand te houden” 66 Sosabowski had Browning al eerder gewaarschuwd dat
zijn mannen nog onvoldoende gevechtservaring hadden en daarom niet overal inzetbaar
waren.67
De volgende dag verliep succesvoller: nu slaagden 200 Polen erin de overkant te bereiken.
Vlak voor de overtocht sprak Sosabowski een verbindingsofficier van het Airborne Corps, die
hem vertelde dat een nieuwe poging werd ondernomen (met het al eerdergenoemde resultaat).
Sosabowski vroeg zich af waarom nu juist zijn brigade deze taak op zich moest nemen. De
infanterie had de ervaring en beschikte over meer bootjes. Hij zei dat echter niet tegen de
verbindingsofficier. Hij was bereid nog een poging te doen, maar dan op twee voorwaarden:
voldoende boten, munitie en proviand. Hij kreeg van de 43e Divisie te horen hoeveel bootjes
hem waren toegewezen en schrok van het bericht dat zijn brigade het personeel moest
leveren,.maar had geen keuze. De hele brigade zou oversteken. Maar de komst van de boten
duurde zo lang dat de brigade zich pas tegen middernacht gereed kon maken voor vertrek. Zij
kregen een totaal ander type boten dan was toegezegd en moesten daarom op het laatste
moment de landingsplannen herzien. 68
66
Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 200. (n.b. Martin Middlebrook geeft aan dat er ná de eerste
landingen rond Oosterbeek regelmatig sprake was van miscommunicatie vanwege gebrekkige zend- en
ontvangapparatuur. Dat betekende dat het contact met de eigen troepen in de perimeter, het hoofdkwartier in
Nijmegen als het geallieerde hoofdcommando voortdurend zeer gebrekkig verliep).
67
G. Powell, The Devil’s Birthday – The Bridges to Arnhem (Londen 1984) 192.
68
Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 201-204.
62
In zijn boek Freely I served verwoordde Sosabowski als gezegd nauwelijks de gebeurtenissen
van de Valburg conferentie zelf, die op 24 september plaatsvond. Hij verwees alleen kort naar
het dispuut met Horrocks over het onttrekken van een deel van de brigade aan zijn
commando. Dat de race al gelopen was vóórdat de conferentie begon, wordt ook door andere
auteurs bevestigd. Powell69 schreef: “De uiteindelijke beslissing voor de evacuatie van de 1e
Airborne Divisie werd genomen op het hoofdkwartier van de 43e Divisie op 24 september die
ochtend”. De precieze datum vormde een punt van discussie. In Liberation Campaign North
West Europe staat het volgende: 30 Corps plan – 24 Sept: “Late on 23 Sept. Commander
Second Army delegated authority to Commander30 Corps and 1 Br Airborne Corps to
withdraw 1 Airborn Div. if and when considered advisable[…]It would appear that General
Horrocks decide that BGS 30 Corps and Commander 43 Div. would plan and prepair for the
evacuation to take place on the night 25/26 Sept. and communicate this plan to 1 Airborne
Div., but that the decision as to whether the plan should be implemented and when, would not
be taken till the morning of 25 Sept. (COMMENT: Lieut. General Horrocks’notes and 43 Div.
History differ here to some extent”). 70 Het lijkt er hierop dat het 25 september was!
Dyrda noemde nog een duidelijk voorbeeld van wat zich tijdens de conferentie afspeelde. In
zijn memoires 71 hield hij bij hoog en bij laag vol dat hij “generaal Thomas bevolen had om
de verkenningen en de oversteek op een andere plaats meer naar het westen uit te voeren om
de aandacht van de Duitsers af te leiden, die verderop in een verwoed gevecht waren
gewikkeld met de Airborne Divisie”. Hij schreef het wel maar gaf niet het bevel! Het was
Sosabowski die dit voorstelde, maar hij sprak toen tegen dovemans oren. Later herzag
Horrocks zijn mening en stelde vast het te betreuren dat hij Thomas geen opdracht had
gegeven om meer westelijk de operatie uit te voeren.72 Het is vervolgens voor Dyrda
onbegrijpelijk dat een aantal auteurs die Sosabowski eerst karakteriseren als een “Afghaanse
rebellenleider” hem in latere werken “een galante en uitermate getalenteerde commandant” 73,
respectievelijk “een man die het in zich heeft om een groot leider te worden, zowel militair als
politiek” 74 noemden.
Powell, The Devil’s Birthday, 213. (geen bronvermelding)
G.W. Harris, Liberation Campaign North WestEurope, Section D, Chapter V: advance from the river Seine to
the Siegfried Line and the the battle for Arnhem 1944 Aug. 29-Sept. 30; book III, operation ‘Market
Garden’ and the action at Arnhem (Londen 1954) 130.
71
B. Horrocks, A full Life. Escape tot Action (Londen 1960) 231.
72
G. Hibbert, The Battle of Arnhem, (Glasgow en London 1962) 240.
73
Ibidem, 55.
74
Powell, The Devil’s Birthday, 176.
69
70
63
Sosabowski wist van zichzelf wel dat hij geen gemakkelijk mens was. Maar dat had volgens
Dyrda hoofdzakelijk te maken met het feit dat hij meer wist en voorzag dan de andere
officieren en ook nauwkeuriger was. Daarbij kwam dat hij zich er voortdurend van bewust
was dat hij hoe dan ook een vertegenwoordiger van de Poolse nationale belangen was, die
wilde vechten voor de vrijheid van zijn land. In zijn memoires kenschetste kapitein M.
Newnhem, de commandant van de Royal Parachute Training School hem als een man met
een sterk verlangen om te vechten voor zijn geboortegrond en daarnaar wilde terugkeren..
Sosabowski was een soldaat van de oude stempel en wars van politieke aangelegenheden. Hij
voelde het als zijn plicht te gehoorzamen en de orders uit te voeren. Gedurende de periode dat
zij in Ringway (schoollocatie) was het gedrag van de Poolse troepen voorbeeldig. Hij vond
het jammer dat herinneringen zo’n kort leven leiden en dankbaarheid in deze tijd zo snel
vergeten, een tijd waarin teveel over rechten en te weinig over plichten wordt gesproken”.75
De parabrigade en Sosabowski komen in de naoorlogse discussie slechts mondjesmaat aan de
orde. Niet zo vreemd, wanneer je bedenkt dat het “slechts” om een brigade ging die
ondergeschikt was aan een luchtlandingsdivisie. Toch werd hun rol later meer naar waarde
geschat. Buckingham 76 meent dat meeste literatuur slechts een summier overzicht geven van
de strijd en de Poolse pogingen om de Nederrijn over te steken. Tenminste één recent boek 77
vermeld de pogingen van Browning en anderen om de brigade en vooral Sosabowski in het
bijzonder, ten onrechte te beschuldigen van het mislukken van Market Garden. Volgens de
schrijver kan deze periode alleen op de lange termijn in zijn juiste proporties worden gezien.
Hij noemt dan ook de bijdrage die de Polen leverden aan de ontwikkeling van de Britse
luchtlandingstroepen, toen zij hun eigen parabrigade opbouwden. Sosabowski wekte
Browning’s wrevel door bij herhaling pogingen om de Poolse formatie bij de Britse
luchtlandingstroepen onder te brengen, te frustreren. Toen Browning uiteindelijk toch zijn zin
kreeg vroeg Sosabowski zich publiekelijk af of de operaties Comet en Market nog wel kans
van slagen hadden. Dat wekte de nodige wrevel bij veel Britse officieren onder wie
Browning, die de hoofdrol zouden spelen in Market (Garden). De Polen zouden hiervan de
dupe worden..
75
M. Newnhem, Prelude to Glory (London 1947) 317-318.
William F. Buckingham, Arnhem 1944. A reappraisa (Stroud 2002) 10.
77
A.D. Harvey, Arnhem (Londen 2001) 196.
76
64
De beslissing om de 1e Airborne Divisie terug te trekken werd ’s morgens 25 september
genomen 78 en de goedkeuring van het hoofdkwartier van het 2e Leger Korps kwam diezelfde
avond nog binnen. Het probleem was echter dat het blijkbaar niemand iets kon schelen om
Urquhart, Sosabowski of de Dorsets (die zo zwaar te lijden zou krijgen) te waarschuwen.
Vele mannen werden daardoor nodeloos gedood of raakten gewond. De rechtvaardiging
hiervoor, tenminste voor zover het de Dorsets betrof, was de noodzaak van extra troepen om
de evacuatie te dekken. Niemand op het hoofdkwartier bekommerde zich om de Poolse
militairen. Zij wisten dat er onvoldoende boten waren om veel troepen over te zetten. Dit zou
derhalve in de nog resterende tijd onvoldoende hulp opleveren om de situatie van de troepen
in de perimeter te helpen verlichten. Er werd gesuggereerd, dat Horrocks, Browning en
Thomas de beslissing over de op handen zijnde evacuatie ongeveer 36 uur voor zich hielden.
79
Dat lijkt onhoudbaar. Horrocks en Thomas hadden overigens wel een verschil van inzicht
over het precieze tijdstip (25 of 26 september: zie noot G.W. Harris) van de beslissing.
Evenmin wist één van beiden niet dat de Duitsers zich zorgen maakten over de situatie. 80
Overigens was het generaal Thomas al op 22 september duidelijk dat hij, gelet op de
onverwacht hevige weerstand van de vijand, over onvoldoende reserves beschikte om een
bruggenhoofd ten noorden van Arnhem te vestigen. Hij besloot om zijn troepen op te laten
rukken naar het westen en gaf de 130e Brigade het bevel op te rukken naar Driel. Ook
vrachtwagens met aanvalsboten werden meegenomen en bereiken – ondanks zware
tegenstand – Driel.
Horrocks verordonneerde drie operaties. Ten eerste de bevoorrading van de troepen van de 1e
Airborne Divisie, ten tweede de oversteek van de Poolse brigade en tenslotte zou 43e Divisie
met behulp van twee bataljons een bruggenhoofd meer naar het westen vormen. Deze derde
taak was onmogelijk, simpel vanwege het feit dat er slechts voldoende boten waren voor een
“single-batallion crossing”. 81 Volgens afspraak werden de boten overgedragen aan
78
H. Essame. The 43rd Wessex Division at war 1944-1945 (Londen 1952) 135. (geen bronvermelding)
Hibbert, The Battle of Arnhem, 216.
80
Powell, The Devil’s birthday, 178. “Eén van beide wist niet dat de landing van de Polen bij Driel de Duitsers
reden tot bezorgdheid gaf. Generaal Bittrich zond meer troepen en tanks naar de Betuwe om het gevaar van
een aanval op de brug vanuit zuidelijke richting te bezweren. De Polen hadden het voordeel dat het terrein
rond Driel slecht begaanbaar was voor de tanks waardoor zij niet konden doorstoten. “Indirect bracht de komst
van de Polen enige verlichting in de positie van Urquhart’s troepen. Hoewel zij er later niet in slaagden om
massaal de Nederrijn over te steken, had hun aanwezigheid de Duitsers gedwongen om zware bewapening en
infanterie naar de zuidkant van de rivier te dirigeren., sterke eenheden die misschien invloed konden hebben
voor de strijd rond Oosterbeek” Achteraf mocht het echter niet baten.
81
Powell, The Devil’s Birthday, 204 .
79
65
Sosabowski. De beslissing om de boten aan Sosabowski te geven, leverde de daarop volgende
nacht niet de gewenste resultaten. De Poolse brigade was slechts op bataljonskracht en de
actie werd die nacht herhaaldelijk uitgesteld. Anderzijds moet worden vastgesteld dat
generaal Sosabowski’s houding van een weinig coöperatieve instelling getuigde. Vijandelijk
mortier- en artillerievuur leidde tot verwarring en verder uitstel bleek noodzakelijk. 82 De
stoutmoedige (sic) Polen werden in 16 boten overgevaren door de Dorsets en versaagden,
ondanks de zware verliezen die zij leden, niet. De onbekendheid met dit type boot zorgde
ervoor dat zij er slechts in slaagden ongeveer 150 man over te zetten. Helaas lieten zij de
boten op de rivieroever achter en deze werden de volgende dag door vijandelijk vuur kapot
geschoten. Terwijl de operatie nog in volle gang was arriveerden nog eens 550 Polen die bij
Nijmegen waren geland. Het contingent Polen bedroeg ongeveer 1.000 terwijl er nog eens
drie bataljons van de 43rd Divisie dichtbij de zuidelijke oever op de overtocht stonden te
wachten. Dat was op zich onvoldoende voor een aanval. Slechts een klein aantal bereikte de
overkant, maar toen was de beslissing tot terugtrekking al genomen. 83
Montgomery schetste in zijn memoires wel een heel rooskleurig beeld van de situatie in en
rond Arnhem eind september 1944. 84 Volgens hem was het op 20 september nog steeds niet
mogelijk om de Poolse Parachutisten Brigade vanuit Engeland over te brengen. De
verbindingen tussen Arnhem en Nijmegen waren nog te zwak door de aanwezigheid van een
sterk bewapende vijand in en rond Arnhem. Een dag later was het wel mogelijk om tweederde
van de Poolse Parachutistenbrigade te laten neerkomen in het gebied ten noorden en
noordwesten van Elst. Helaas vond de dropping dichter bij het dorp plaats dan de bedoeling
was en de brigade leed aanzienlijke verliezen door vijandelijk vuur vanuit het dorp. Door deze
tegenslag liepen zij vertraging op bij het zich opnieuw formeren voor hun eigenlijk taak: de
Nederrijn oversteken en de 1e Airborne Divisie versterken. Op 23 september was de laatste
eenheid van de brigade aangekomenvoerd, en die nacht staken 250 Polen de rivier over. Er
werden volgens Montgomery aanzienlijke risico’s genomen: “It was justified because, had
good weather obtained, there was no doubt that we should have attained full success.” 85 “In
particular, I believe that the link-up with I Airborne Division would have been effected had it
been accurately to drop the Polish Parachute Brigade on D+2 together with the Glider
82
Essame, The 43rd Wessex Division at war 1944-1945, 131. Het valt moeilijk te rijmen dat Essame op
dezelfde pagina spreekt over de weinige coöperatieve houding van Sosabowski, terwijl hij anders de
loftrompet steekt over zijn manschappen die met een moeilijke operatie bezig zijn.
83
L.F. Ellis, Victory in the West. Deel II (Londen 1968) 43.
84
B.L. Montgomery, Normandy tot the Baltic ( Londen 1947) 144-149.
85
Ibidem,, 148.
66
Regiment of 82 Airborne Division” Tenslotte: “The battle of Arnhem was ninety percent
successful […] Full success at Arnhem was denied us for two reasons; first, the weather
prevented the build-up of our airborne forces in the battle area; second the enemy managed
to effect a surprisingly rapid concentration of forces to oppose us.”
Wijsheid achteraf is natuurlijk eenvoudig. De inlichtingen waarover de geallieerden
beschikten speelden een cruciale maar volgens mij geen doorslaggevende rol. De
aanwezigheid van twee sterke Duitse Pantserdivisies was in elk geval een flinke streep door
de rekening! Tel hierbij op het grote aantal ‘gliders’ die Browning nodig had om zich in
Nijmegen te installeren, en die beter ergens anders voor konden worden gebruikt. Achteraf
bleek dat er bij het uitvoeren van de operatie door miscalculaties in de planning, een aantal
dingen misschien beter hadden gekund. Er was geopperd om de landing aan de noord- en
zuidkant van de bruggen ’s nachts uit te voeren met kleine krachtige groepen commando’s
(coup-de-main).86 Door nu op een grotere afstand van de bruggen te landen werd iedere
verrassing, een belangrijk element bij luchtlandingen, te niet gedaan. Verder werd het voorstel
om op de eerste dag van Market Garden twee operaties kort achter elkaar uit te voeren, van de
hand gewezen. Daardoor werd onvoldoende materieel en mankracht ingezet om een sterk
geconcentreerde aanval op te zetten. Dit waren de kardinale en ook fundamentele fouten.
Deze beslissingen werden genomen door de Amerikaanse generaal Paul L. Williams, de
bevelhebber van operatie ‘Market’. De directe verantwoordelijkheid voor de landingen
rondom Arnhem berustte bij vice-luchtmaarschalk Hollinghurst, die deze positie verloor één
maand na het begin van de operatie. Zijn opvolger schreef een uitgebreid rapport: “Bij
toekomstige operaties tegen een goed georganiseerde vijand is het noodzakelijk om de gehele
luchtlanding binnen enkele uren te voltooien en er voor te zorgen gevechtsklaar te zijn
vóórdat de vijand van de verrassing is bekomen. Daarbij moet men niet vertrouwen op extra
versterkingen of bevoorrading”. Het zou een blauwdruk blijken voor de luchtlandingen bij de
oversteek van de Rijn in Duitsland in maart 1945.
Voorts speelde het gebrek aan communicatie tussen de commandanten van de 1e Airborne
Divisie en de Poolse bataljons- en pelotonscommandanten en belangrijke rol. Het ging ten
koste van de snelheid en de daadkracht van de operaties, vooral in de eerste uren van de strijd
om de verkeersbrug in Arnhem. Deze verkeerde aanpak heeft de Poolse parachutisten
86
Middlebrook, Arnhem 1944, 443-444.
67
sindsdien achtervolgd. Een verder aspect waarvan onvoldoende gebruik is gemaakt is de
mogelijkheid om van informatie van lokale burgers gebruik te maken. Zij lopen minder
gevaar en kennen de situatie beter. Een ander gemis was het niet inschakelen van
gevechtsvliegtuigen die, behalve onder slechte weersomstandigheden, bombardementen
konden uitvoeren op de vijandelijke stellingen. Een goed radiocontact is daarbij echter van
levensbelang, een optie waarvan bij Arnhem geen gebruik kon worden gemaakt! Voorts komt
de beslissing van Browning om prioriteit te geven aan de verovering van de brug bij
Nijmegen in een ander perspectief te staan. Het toont de zwakte aan van het luchtplan. 87
Een niet minder belangrijke factor in die septemberdagen is een gebrek aan slagkracht door
generaal Dempsey’s Tweede Britse Leger en het XXXe Legerkorps, omvangrijke en
krachtige verbanden die echter enige maanden na operatie Overlord nog
vermoeidheidsverschijnselen vertoonden. Montgomery’s bevel aan Dempsey dat de aanval
van de grondtroepen “should be rapid and violent, without regard to what is happening on
the flanks” werd op zijn zachtst gezegd onvoldoende uitgevoerd. Dit had natuurlijk gevolgen
voor het aantal militairen dat in deze periode het leven liet. Het aantal doden van het XXXe
Legerkorps bedroeg minder dan 1.500, terwijl rond Arnhem meer dan 8.000 Britten en Polen
sneuvelden. John Frost, die er alles aan deed om de verkeersbrug bij Arnhem voor de
geallieerden in handen te houden totdat de grondtroepen zouden komen, werd in 1945 uit een
gevangenkamp bevrijd door een eenheid van Patton’s Third US Army. Hij schreef later:”All
ranks of this army, when they saw our red berets, would say, Arnhem Aye. We’d have gotten
through. Yes, sir. We’d gotten through – I couldn’t help believing that we would have.”88
Tenslotte maakten Urquhart en zijn staf een verkeerde inschatting over het belang van het
bezit van de Westerbouwing, een hoger gelegen punt boven de Nederrrijn met uitzicht op de
veerboot. Hij ging voorbij aan de suggestie van Sosabowski die tijdens de Valburg
conferentie opmerkte dat deze plek beter vooruitzicht bood op een veilige oversteek. De
afwijzing van zijn inzichten leidde korte tijd later tot de zeer zware verliezen van het 4e
Dorsets bataljon.
Achteraf gezien is het vreemd dat Browning Sosabowski beschuldigde van obstructie en
kritiek op zijn leiding tijdens de Operatie Market Garden. Deze beschuldiging was des te meer
opmerkelijk omdat gedurende de eerste oorlogsjaren Browning een uiterst vriendelijke
87
88
Middlebrook, Arnhem 1944, 243-244.
Frost, A Drop Too Many, 241.
68
houding jegens – toen nog – kolonel Sosabowski ten toon spreidde. Vanaf hun eerste
ontmoeting karakteriseerde Browning hem als een getalenteerd commandant. Hij was ook
duidelijk toen hij de Poolse brigade graag in zijn 1e Airborne Divisie wilde opnemen. Jerzy
Dyrda, die alle gesprekken tussen hen vertaalde, twijfelde er niet aan dat Browning zeer in
hem en zijn brigade geïnteresseerd was in hem en zijn brigade en dat hij zijn militaire kennis
en oorlogservaring hogelijk waardeerde. Als wij Dyrda mogen geloven werd het in september
1944 nog vreemder toen Browning hem bezocht op de Poolse trainingsbasis Leven. Onder
vier ogen stelde hij hem voor om het commando op zich te nemen van een gecombineerde
Brits-Poolse Airborne Divisie. Er waren toen nog slechts 1.000 parachutisten in training,
terwijl de Britten over ruim 9.000 man beschikten! Een Pool als leider van een Britse
elitedivisie zou ook nu nog onbestaanbaar zijn. 89
Generaal Kopanski, sinds het najaar van 1944 de Chef Staf van de Poolse strijdkrachten, zijn
voorganger was op verzoek van de Britten ontslagen, adviseerde Sosabowski om de brigade
vrijwillig te verlaten. Maar Sosabowski, in de overtuiging dat hij niets verkeerds had gedaan
tijdens de operatie in Arnhem, tekende bezwaar aan bij de President van de Poolse Republiek
in Londen. Hij vroeg hem zijn ontslag niet direct te laten ingaan, maar dat pas te doen na een
uitgebreid onderzoek naar de beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht. Op 9
december 1944 vroeg Kopanski de President om zijn om zijn onmiddellijke ontslag, dat direct
werd ingewilligd. Sosabowski werd direct van het commando van de brigade ontheven, een
brigade die hij had opgericht en die hij op een efficiënte manier in de meest moeilijke
omstandigheden tijdens de Slag om Arnhem had geleid. Hij was er zich van bewust dat een
ontslag direct na operatie Market Garden in combinatie met een aantal onduidelijke
beschuldigingen de brigade in eenkwaad daglicht zou stellen. Daarom tekende hij opnieuw
bezwaar aan bij de President in ballingschap, later ook bij de Chef Staf, en tenslotte in juni
1945 bij de nieuw Chef Staf, generaal Bór-Komorowski. Hij vroeg in het bijzonder om het
samenstellen van een commissie van generaal, die de tegen hem ingebrachte beschuldiging
zouden onderzoeken. Het leverde geen enkel resultaat op, er kwam zelfs geen reactie.
Misschien wel het meest treffend schetste Martin Middlebrook de hele situatie: “A study of
the relevant chapters of this bookwill show that that the only criticism that can be madeof the
Polish brigade was that its men were not skilled at rowing unfamiliair boats across a swift89
Jerzy R. Dyrda, Montgomery’s signal of October 17th, 1944 tot Field Marshall Alan Brooke and the Reasons
of the Failure of the Arnhem Operation.
69
flowing river in the darkness and under fire. The seeds of the dismissal were probably set at
the Valburg Conference when Sosabowski had been isolated and humiliated bij Thomas and
Horrocks and not supported in any way by the airborne commander Browning”.90
In de winter van 1947-1948 werd Sosabowski gepensioneerd. Hij zag er geen heil in om terug
te keren naar Polen maar slaagde erin om zijn familie uit Polen naar Londen te laten komen.
In 1947 werd hij erelid van de mede door hem opgerichte Poolse Luchtlandings Associatie
(ZPS: Zwiazek Polskich Spadochroniarzy), een veteranenorganisatie voor voormalige
brigadeleden. Hij probeerde een eigen bedrijf te beginnen, renoveerde huizen en begon een
stoffeerderij. Uiteindelijk ging hij op 57-jarige leeftijd weer in loondienst werken als
productiearbeider. Voor het Poolse Parachutisten Genootschap schreef hij in zijn vrije tijd de
geschiedenis van de Poolse para’s in een boek dat in 1957 uitkwam. Pas op 75-jarige leeftijd
stopte hij met werken. Op 25 september 1967 overleed hij aan een hartkwaal en werd op 14
oktober met militaire eer op de Militaire Powazkibegraafplaats in Warschau bijgezet.
90
Middlebrook, Arnhem 1944, 448.
70
Epiloog:
In 1946 vroeg koningin Wilhelmina de minister-president de mogelijkheid te onderzoeken om
aan 10 Poolse parachutisten een Nederlandse dapperheidsonderscheiding toe te kennen. Het
antwoord was kort en niet mis te verstaan. Toekenning werd niet opportuun geacht.
Aangenomen mocht worden dat deze afwijking meer te maken had met de gewijzigde
diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen en de Oostbloklanden in het algemeen.
Na de conferentie van Yalta stelde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Van
Kleffens voor om de Voorlopige Poolse regering op basis van de afspraken van de Grote Drie
te erkennen. Hij kon koningin Wilhelmina daar niet onmiddellijk van overtuigen.De koningin
achtte de – dan noodzakelijke – eenzijdige verbreking van de diplomatieke betrekkingen met
de Polen in Londen onjuist. In zijn reactie stelde Van Kleffens dat Nederland zich door de
houding van de grote mogendheden moest laten leiden en dat het nationale belang daarbij
voorop stond. Bovendien mochten de kwetsbare betrekkingen met de Sovjet Unie niet worden
geschaad. Het ging daarbij met name om het lot van in Polen verblijvende landgenoten en ook
om economische belangen (vestiging van Philips in Warschau). Van Kleffens noemde de
Poolse regering in Londen “halsstarrig”. Op 6 juli 1945 ging zij akkoord met de erkenning
van de Voorlopige Regering in Warschau. 91 In de tussenliggende jaren werden door
individuele burgers en vooral het Comité Driel Polen in de vorm van verzoekschriften aan de
Koningin enige pogingen ondernomen en ook Prins Bernhard zette zich tot op het laatst in
voor de Poolse Brigade.
Tijdens het begrotingsdebat in de Tweede Kamer op 25 november 2004 met minister van
Defensie Kamp werd de slepende kwestie van de - officiële - erkenning van de belangrijke
rol van de 1e Poolse Parachutisten Brigade, naar enkele maanden later bleek, eindelijk vlot
getrokken. Directe aanleiding was een documentaire van de Evangelische Omroep die op 15
september 2004 werd uitgezonden. Nog geen week later werden door de leden Timmermans
en Van Baalen aan de minister-president, de minister van Algemene Zaken en de minister van
Defensie Kamervragen over deze kwestie gesteld.92 Wat jarenlang ondanks grote inzet maar
niet wilde lukken, kon nu opeens wel, dankzij de media en een aantal politici. De oorzaak van
A.F. Manning, “Diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen in de jaren veertig”, (Kleio, XX,
1979), 202-206.
92
Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vragen gesteld door de leden der Kamer. Vergaderjaar 2003-2004 en
2004-2005. Vragen van het lid Van Baalen (VVD) aan de minister van Defensie over de erkenning van de
Poolse Militairen die in 1944 deelnamen aan de Slag bij Arnhem (Ingezonden 15 september 2004) en van het
lid Timmermans (PvdA) aan de minister-president, de minister van Algemene Zaken en de minister van
Defensie over de Poolse bijdrage aan de bevrijding van Nederland (Ingezonden op 21 september 2004).
91
71
de regeringsterughoudendheid was een ministerraadsbesluit uit 1952 dat niet (meer) toestond
dat nog aanvragen voor dapperheidsonderscheidingen voor moedige daden uit de Tweede
Wereldoorlog werden ingediend. Tot 2004 zou deze patstelling voortduren. Toen raakte de
zaak in een stroomversnelling.
In de documentaire van de Evangelische Omroep in het actualiteitenprogramma Netwerk
werd het 60-jarig bestaan van operatie Market Garden herdacht. Daarin werd vooral aandacht
besteed aan de bijdrage van de Poolse militairen aan dit treffen, in het bijzonder het aandeel
dat de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade daarin had. Daaruit bleek dat Koningin
Wilhelmina en Prins Bernhard herhaalde malen de wens hadden uitgesproken tot het officieel
erkennen van de rol van de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade in het najaar van
1944. Echter, zonder resultaat. De uitzending had belangrijke gevolgen en alles raakte in een
stroomversnelling. In de film werd onder meer opnieuw duidelijk dat het voorstel om – direct
na de oorlog – 10 Poolse parachutisten een Nederlandse onderscheiding te verlenen, niet ten
uitvoer was gebracht. Geprobeerd werd de eenheid en de commandant in de vorm van een
verlaat eerherstel alsnog te eren. De wens werd in de uitzending door prins Bernhard krachtig
gesteund.
Naar aanleiding van de documentaire stelden de Kamerleden Timmermans en Van Baalen de
hierboven genoemde schriftelijke vragen aan de minister van Defensie. In een Kamerbreed
gedragen motie 93 werd gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken of, en zo ja welke,
onderscheidingen postuum konden worden toegekend aan de Poolse veteranen en hun
commandant.94 Aan het ministerraadsbesluit uit 1952 moest zonodig voorbij worden gegaan,
aldus de vragenstellers. De onderstaande discussie over “de Poolse kwestie” leidde er toe dat
de minister uiteindelijk de Kamerbreed gedragen motie uitvoerde.
Minister Kamp reageerde op de ingediende motie waarin hem gevraagd werd het Kapittel der
Militaire Willemsorde advies te vragen over de postume verlening van een MWO aan
93
Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2004-2006. Vaststelling van de begrotingsstaten van het
Ministerie van Defensie. Motie van de leden Van Baalen en Timmermans. Voorgesteld 25 november 2004.
94
In zijn brief van 20 januari 1947 aan de Militair Attaché bij Harer Majesteits Ambassade in Londen schrijft de
minister van Oorlog dat het in zijn voornemen ligt om een 10-tal leden, die in september 1944 met de Poolse
Luchtlandingsbrigade hebben deelgenomen aan de luchtlandingsoperaties in Midden-Nederland, bij Hare
Majesteit de Koningin voor te dragen voor toekenning van een dapperheidsonderscheiding. Hij diende zich te
wenden tot de Poolse Militaire Instanties, teneinde de namen te verkrijgen van 4 officieren en 6
onderofficieren en/of minderen die zich bij de bedoelde operatie bijzonder hebben onderscheiden. Er kwam
geen enkele reactie.
72
Sosabowski. Hij had het advies niet nodig, want hij was niet van zins af te wijken van een
besluit van de ministerraad uit 1952, die dat in de weg stond. Hij vond het niet verstandig om
de motie uit te voeren en zei dat de Poolse brigade al genoeg waardering kreeg, wanneer de
traditiekamer van de Poolse brigade namens het Nederlandse volk een plaquette werd
aangeboden. Een dergelijke vorm van waardering lijkt hem voldoende. Kamerlid Van Baalen
(VVD) vond dat niet voldoende en vroeg de minister er nog eens goed over na te denken. De
minister bleef tegensputteren en herhaalde nog maar eens zijn argumenten. Toen stelde het
Kamerlid Herben (LPF) iets anders voor. Kon de eenheid die de traditie van de brigade
voortzette niet in het zonnetje worden gezet door een lint of iets dergelijks op het vaandel te
spelden? De minister wide daar graag over nadenken. Het Kamerlid Timmermans (PvdA)
begreep de halsstarrige houding van de minister niet. Even later zwichtte hij en zei toe het
Kapittel der Militaire Willems-Orde advies te zullen vragen. Een paar maanden later toen het
advies was uitgebracht bleek de suggestie van Herben een schot in de roos te zijn.
Op 19 maart 2005 hield de Telegraaf de zaak nog eens warm in een interview met de
achterkleinzoon van Sosabowski, die voor een aantal lezingen in Nederland was en daarbij
onder andere de Kamerleden Timmermans en Van Baalen ontmoette. Van enige nuancering in
Sosabowski’s opinies was volgens mij nauwelijks sprake. Ik citeer hier enige passages: “De
Engelsen hadden het niet op die wilde Polen. Buitenlanders waren lastig, vrijgevochten. Dus
toen de kritiek op de blunders van Arnhem losbarstte en het aantal doden en gewonden steeds
verder opliep, werd opeens gezegd dat de Poolse parachutisten laf en lui waren […..] Hoewel
zij vochten tot de laatste man, beschuldigden de Engelsen hen van lafheid”, aldus de prins
(Bernhard).“De Poolse parachutisten werden zondebokken voor een mislukte militaire
operatie”. Tenslotte krijgt in het artikel de Kanselarij der Nederlandse Orden, de organisatie
waaronder het Kapittel der Militaire Willems-Orde ressorteert. een verwijt voor de voeten
geworpen dat, voor wie echt de feiten kent, kant noch wal raakt: “Ook een Nederlandse
commando, die tijdens de oorlog in Joegoslavië (sic) zijn eenheid wist te redden terwijl
Servische tanks oprukten, kreeg geen MWO. En nu blijkt dat de Kanselarij uitgerekend
onderzoekers naar Engeland heeft gestuurd om te spitten in het verleden van Stanislaw
Sosabowski ….”
Het advies aan de minister van Defensie werd binnen drie maanden door het Kapittel der
Militaire-Willemsorde uitgebracht. Het voert te ver om uitgebreid in te gaan op de
overwegingen, die grotendeels bekend zijn. Het Kapittel komt tot de volgende conclusie:
73
“Dat uit de onderzochte dagboeken en verslagen valt af te leiden dat de brigade en met name
de delen die kans hebben gezien de rivier over te steken om vervolgens op de noordelijke
oever deel te nemen aan de gevechten, dit ondanks hun gebrek aan gevechtservaring hebben
gedaan met grote vasthoudendheid en inzet. Op diverse plaatsen hebben daarbij jonge
commandanten durf en beleid ten toon gespreid en moeten individuele militairen zich zodanig
moedig hebben gedragen dat zij in aanmerking zouden zijn gekomen voor een
dapperheidsonderscheiding. De toekenning van een aantal dapperheidsonderscheidingen was
dan ook op zijn plaats geweest, zoals dat ook is gebeurd bij militairen van de 1e Poolse
Pantserdivisie. Omdat het nu niet meer mogelijk is de moedige daden van individuele
militairen vast te stellen en hiervoor te decoreren kan het niet tot uitvoering gebrachte
voornemen uit 1946 tot decoratie van 10 militairen nu uitsluitend worden gerealiseerd door
een collectieve onderscheiding aan de veteranenorganisaties van de brigade of de eenheid die
de tradities voortzet”. Met de verlening van de Militaire Willems-Orde aan de 6th Polish Air
Assault Brigade, die als opvolger van de oorspronkelijke brigade kan worden beschouwd,
werd de suggestie van het Kamerlid Herben bewaarheid.
Aan wie was het nu te danken dat uiteindelijk resultaat werd geboekt? Dat was denk ik in de
eerste plaats het comité Driel-Polen, een comité dat met grote regelmaat bijeenkomsten met
de Poolse veteranen organiseerde en dat voortdurend erkenning van de rol van de Poolse
militairen voor ogen had. Bijvoorbeeld met het verzoekschrift van 25 augustus 1961, waarin
de presidente van het comité aan Hare Majesteit de Koningin met het verzoek om Prins
Bernhard een monument te laten onthullen “ter herdenking van de gevallenen van de Eerste
Poolse Parachutisten Brigade Groep”. Van belang is het laatste citaat in het verzoekschrift, die
verwijst naar het boek Sosabowski:
“[…] dat, naar generaal S. Sosabowski, C.B.E., de voormalige commandant van deze Poolse
Parqachutisten Brigade, stelt in zijn boek, eind 1945 de Nederlandse Regering zich officieel
heeft gewend tot de nieuwe commandant van deze Brigade met het verzoek de namen van 25
militairen dezer Brigade op te geven, die wegens hun dapper gedrag bij Arnhem voor een
Koninklijke onderscheiding in aanmerking zouden komen;
dat deze commandant de namen van 25 officieren en manschappen dezer Brigade heeft
opgegeven, die in de Slag om Arnhem zijn gesneuveld, doch dat er geen Koninklijke
onderscheidingen zijn verleend [….]” Sosabowski gaat op deze kwestie uitgebreid in, waarbij
opvalt dat zijn woorden een hoge voorspellende waarde hebben voor wat er ruim 60 jaar later
werkelijkheid werd, namelijk de verlening van een dapperheidsonderscheiding aan “zijn”
74
brigade. 95 De toenmalige tevens laatste commandant van de brigade, kolonel A. SzcerboRawicz kende de situatie in Arnhem en wilde geen keuze maken tussen toen nog levende
militairen. Hij heeft toen maar 25 gesneuvelde militairen uitgekozen.
Tot slot. Poolse militairen vochten op een aantal fronten voor de bevrijding van Europa. Zo
ook de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade. De strijd rond Arnhem was heftig en
kort en liep slecht af voor de Geallieerden. De 1e Poolse Pantserdivisie en de vliegers van het
303e Royal Air Force Squadron en andere Poolse piloten, hadden ook een belangrijk aandeel
in de eindoverwinning. Er was echter een verschil: zij boekten successen. De Poolse vliegers
vochten zelfs mee in de verdediging van Engeland. Het betekende dat de Poolse parachutisten
al direct op achterstand kwamen. Voorts kon Sosabowski het niet goed vinden met de Britse
commandanten, Urquhart uitgezonderd. Hoewel in de loop der jaren de tegenstellingen
minder scherp werden, bleef het niet erkennen van de Poolse inzet onbevredigend. Dat de
media en de politiek uiteindelijk de doorslag gaven, en niet de officiële geschiedschrijving, is
niet vreemd. Hoogstens kan het historisch onderzoek meewegen in de oordeelsvorming en op
die manier met resultaat komen. Zo is het in dit geval tenslotte ook gegaan.
Volgens mij zijn het vooral de nieuwe naoorlogse politieke verhoudingen en de machtsdeling
geweest, die een doorslaggevende rol zouden spelen. Al kort na 1945 begon de Koude Oorlog
en tot de dooi intrad zou dat fenomeen nog wel even duren. Toen Polen zich in de jaren ’90
langzamerhand ging ontwikkelen tot een democratie werd, ging het land zich als vanzelf meer
op het westen richten. Nadat men ook nog uit het Warschau Pact stapte en later tot NAVO en
de Europese Gemeenschap toetrad, wijzigde zich het politieke krachtenveld zich in met
Midden en Oost-Europa als vanzelf. Toen de muur in 1989 “viel” en Duitsland weer herenigd
werd, normaliseerden langzamerhand ook de verhoudingen met de Oost-Europese buren.
Stonden de internationale verhoudingen tussen oost en west lange tijd op “scherp”, dat ging
zeker niet op het punt van het gezamenlijk gedenken van zij die voor onze vrijheid streden.
95
Sosabowski schrijft in zijn boek op dezelfde pagina 241 een wat genuanceerder relaas: “Persoonlijk zie het zo,
dat wij parachutisten zonder onderscheid van rang, in de slag schouder aan schouder hebben gestaan. Wie heeft
dan recht op de lauweren van de overwinnaar? Niemand heeft mij om advies gevraagd, maar als men zich tot
mij had gewend, dan zou ik hebben voorgesteld de Brigade als geheel te onderscheiden door een eervolle
vermelding of de aanbieding van een banier. Dat is in het Poolse Leger vaak gedaan en bij ons een traditie
geworden waarop we trots zijn. De Brigadecommandant heeft echter anders beslist en de namen opgegeven
van 25 officieren en manschappen die bij de slag om het leven waren gekomen en verzocht hen postuum te
decoreren. De Nederlandse regering heeft dit voorstel kennelijk niet aanvaardbaar geacht en voor zover, mij
bekend zijn er nooit decoraties uitgereikt. Een verklaring van dit besluit is nooit gegeven en wij hebben niet
naar de redenen geïnformeerd”.
75
Hoewel de nationale overheden zich niet uitdrukkelijk, behalve met de eigen nationale
herdenking, bemoeien met het organiseren van herdenkingen, het onthullen van monumenten
en het organiseren van plechtigheden voor oud-militairen, gebeurt dat op lokaal en regionaal
niveau des te meer. Met name Noord-Brabant is daar een voorbeeld van, en daar wordt nog
steeds een warme band onderhouden met de Poolse en ook andere bevrijders. Je zou zelfs
kunnen stellen dat zich op dit terrein rijke tradities hebben gevormd, die reden van bestaan
hebben.
Kort na de oorlog was er nog wel belangstelling voor onze bevrijders, maar al snel begon de
wederopbouw en moesten de handen aan de schop. In Nederland was nog aan van alles
gebrek en dan heb je minder aandacht voor de bevrijders, hoe onterecht dat overigens ook
mag zijn. Zelfs de persoonlijke bemoeienis van Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard legde
te weinig gewicht in de schaal. De politieke wil ontbrak en dan houdt alles op. Zoals gebleken
wilde de minister van Defensie aanvankelijk niet toegeven. Maar toen was de media-aandacht
al zo ver doorgeschoten dat er geen redden meer aan was. De berichtgeving in deze kwesties
is dikwijls nogal zwart-wit gericht en het ontbreekt nogal eens aan een genuanceerd
standpunt. Een gunstige uitzondering was het Comité Driel-Polen dat zich al die jaren voor
“hun” Polen bleef inzetten. Het verzoekschrift aan de Koningin uit 1961 getuigde van een
scherp inzicht in deze kwestie, waarin op grond van gefundeerde en redelijke argumenten de
Poolse “zaak” werd bepleit. Alleen beschikten zij niet over de politieke drukmiddelen en de
aandacht van de media die anderen wel weten te mobiliseren.
Uiteraard was het comité niet in staat om zo’n degelijk advies als dat van het Kapittel der
Militaire Willems-Orde uit te brengen. Je kunt je trouwens afvragen of er zo veel militairhistorisch onderzoek nodig is om te kunnen vaststellen dat de collectieve daden van 1e Poolse
Parachutistenbrigade voldoen aan de vereisten van de Wet op de Militaire Willems-Orde, de
orde die wordt toegekend aan militairen in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden, 96 die
zich in de strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw hebben
onderscheiden. Ik denk overigens dat het Kapittel moeilijk met een negatief, afwijzend advies
had kunnen aankomen. Daar hadden de minister van Defensie, de media en in haar kielzog de
publieke opinie beslist geen genoegen mee genomen. Dat de Poolse brigade, die gedurende
96
Direct na de Tweede Wereldoorlog zijn overigens de criteria voor verlening ruimer toegepast en is de MWO
ook aan buitenlandse militairen verleend, die een wezenlijke bijdrage leverden aan de bevrijding van
Nederland.
76
een korte periode en gezien de troepenomvang aan relatief beperkte operaties deelnam, nog
zoveel aandacht hebben gekregen, is op zich natuurlijk al uitzonderlijk.
.
77
Literatuuroverzicht:
* Amersfoort, H. en P. Kamphuis (red.) Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied
(Den Haag 1990).
* Buckingham, William F., Arnhem 1944. A reappraisal (Stroud 2002).
* Cholewczynski, George F., De Polen van Driel. De 1ste Poolse Onafhankelijke
Parachutistenbrigade van generaal-majoor Stanislaw Sosabowski tijdens de Slag om
Arnhem (Naarden 1969).
* Dyrda, Jerzy R., ‘Arnhem, Oosterbeek & Driel, September 1944’in: M. Middlebrook
Arnhem 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994).
* Duyts., W.J.M. en A. Groeneweg De oogst van tien jaar. Een keuze uit de dagboeken en
foto’s betreffende de Slag om Arnhem, verworven in de jaren 1978-1988. Uitgegeven ter
gelegenheid van de tienjarige vestiging van het Airborne Museum in Huize Hartenstein te
Oosterbeek (Oosterbeek 1988).
* Ellis, L.F., Victory in the West (Londen 1968).
* Essame, H., The 43rd Wessex Division at war 1944-1945 (Londen 1952).
* Farrar-Hockley, Anthony, Arnhem. Parachutisten vallen uit de hemel (Antwerpen en
Amsterdam 1972).
* Frost, J., A drop too many (Londen 1980).
* Harris, G.W., Liberation Campaign North West Europe. Section D, chapter V: advance
from the river Seine to the Siegfried Line and the battle for Arnhem 1944 Aug. 29-Sept. 30;
book III, operation ‘Market Garden and the action at Arnhem (Londen 1954).
* Harvey, A.D., Arnhem (Londen 2001).
* Hibbert, G., The battle of Arnhem (Glasgow en Londen 1962).
* Horrocks, Brian, A full life. Escape to Action (Londen 1960).
* Horrocks, Brian, Corps commander (Londen 1977).
* Manning, A.F., ‘Diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen in de jaren veertig’,
Kleio, XX (1979) 202-206.
* Mc Millan, Richard, Bloedende Betuwe (Arnhem en Brussel 1945).
* Meijler, Hanny S.R., Ik zou wéér zo gek zijn. Mannen van de Irenebrigade (Amsterdam
1984).
* Middlebrook, Martin, Arnhem 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994).
78
* Mieczkowski, Zbigniew, Foundation for the Commemoration of General Maczek First
Polish Armoured Division. The Soldiers of General Maczek in World War II (Londen 2004).
* Minkiewicz, Jan e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland. 60 jaar
later (Den Haag 2004).
* Montgomery, B.L., Normandy to the Baltic (Londen 1947).
* Newnhem, M., Prelude to glory (Londen 1947).
* Otway, T.B.H., The Second World War 1939-1945. Army, Airborne Forces (London 1990).
* Peeters, Thom, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda” (Breda
1978).
* Peeters, Thom, Het Poolse aandeel in de overwinning (Rijen 1984).
* Polish Institute and Sikorski Museum, Londen, Archive ref. no. KOL. 259.
* Powell, G., ‘De helden van Arnhem’ in: G. Powell, Lipmann Kessel en John St. John Van
de hemel in de hel. Twee schokkende boeken in één band over de Slag om Arnhem (2e druk;
Amsterdam 1984).
* Powell, Geoffrey, The Devil’s birthday. The bridges to Arnhem, 1944 ( Londen 1984).
* Ryan, Cornelius, A bridge too far ( Londen 1974).
* Sosabowski Stanislaw, Ik vocht voor de vrijheid (2e druk; Leiden 1960).
* Urquhart, R.E., Arnhem (Londen 1958).
* IJken, Gerben van, ‘Onbeloonde helden’, Nederlands Dagblad, 15 september 2004.
Overig:
* Comité Driel-Polen. Verzoekschrift van september 1961 aan Hare Majesteit de Koningin
tot het verlenen van een Koninklijke onderscheiding aan leden van de toenmalige Eerste
Onafhankelijke Poolse Parachutisten Brigade.
* Kapittel der Militaire Willems-Orde. Nota houdende advies m.b.t. Het verzoek van de
Minister van Defensie tot het uitbrengen van een inhoudelijk oordeel over de daden van 1e
Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade tijden de Operatie Market Garden in september
1944 (2005).
* Polish Institute and Sikorski Museum, Londen, Archive ref. no. KOL. 259.
* Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vragen gesteld door de leden der Kamer.
Vergaderjaar 2003-2004 en 2004-2005. Vragen van het lid Van Baalen (VVD) aan de
minister van Defensie over de erkenning van de Poolse militairen die in 1944 deelnamen
aan de Slag bij Arnhem en van het lid Timmermans (PvdA) aan de minister-president, de
79
van Algemene Zaken en de minister van Defensie over de Poolse bijdrage aan de
bevrijding van Nederland.
80
Download