1939-1945: De rol van de Poolse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade tijdens de Operatie Market Garden (september 1944). Helden of lafaards: Een late erkenning. Doctoraalscriptie Roel Wijkhuizen Studentnummer: 0025054 Begeleider Drs. Christ Klep Inhoudsopgave: pag. 1. Inleiding. 3 2. De Poolse luchtmacht en de Eerste Poolse Pantserdivisie: de verdediging van Engeland en de bevrijding van Europa. 11 3. De 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade 34 en de Operatie Market Garden. 4. Na Market Garden: Het verdere verloop en de na-oorlogse discussie over de rol van de Polen. 56 5. Epiloog. 71 2 Inleiding: Op 31 mei 2006 werd op het Binnenhof in Den Haag de Militaire Willems-Orde (MWO) verleend aan de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade voor haar rol bij met name de operatie Market Garden in september 1944 tijdens de Tweede Wereldoorlog. De versierselen van de MWO werden bevestigd op het vaandel van de 6e Polish Attack and Assault Brigade, die de traditie van de oorspronkelijke brigade voortzet. Ruim 60 jaar eerder viel de Prinses Irene Brigade die eer ook ten deel. De MWO wordt meestal verleend aan militairen die zich “in de strijd door het bedrijven van uitstekende dagen van moed, beleid en trouw, hebben onderscheiden”.1 Voorts werd voor het eerste in 43 jaar de Bronzen Leeuw postuum uitgereikt aan de kleinzoons van generaal Sosabowski, de oprichter en leider van de brigade. Hij speelde binnen “zijn” brigade een gezichtsbepalende rol. De Bronzen Leeuw werd in 1944 ingesteld voor militairen “die zich voor Nederland tegen een vijand bijzonder moedig en beleidvol hebben gedragen”. Sinds 1944 hebben ruim 1.200 mensen de Bronzen Leeuw ontvangen. De uitreiking door Koningin Beatrix op 31 mei 2006 vond op plaats op het Binnenhof, een roemruchte plek in de Nederlandse historie. Ik vroeg mij af waarom de Poolse troepen in tegenstelling tot de andere geallieerden aanvankelijk niet de Bronzen Leeuw kregen. Mijn interesse ligt op het terrein van de hedendaagse politieke geschiedenis, in het bijzonder de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende periode van de Koude Oorlog, de dooi en tenslotte de val van de Berlijnse muur. Dat zijn onderwerpen die in deze scriptie een rol zullen spelen. Mijn werk als toetser en adviseur bij het Kapittel voor de Civiele Orden en daarvoor bij de afdeling Kabinetszaken van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bracht mij, naast de adviestaken met betrekking tot het benoemen en ontslaan van burgemeesters, eveneens in contact met het decoratiestelsel. Het decoratiestelsel houdt zich bezig met het toetsen en toekennen van civiele Koninklijke onderscheidingen in de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-aan Nederlanders en buitenlanders. Ook kreeg ik, zij het zijdelings, te maken met het Kapittel der Militaire Willems-Orde, een Hoog College van Staat dat zich – zij het zeer incidenteel – bezighoudt met het adviseren over en het verlenen van de Militaire WillemsOrde. De MWO is de hoogste militaire dapperheidsonderscheiding die Nederland kent. 1 Wet op de Militaire Willems-Orde, art. 1. 3 Tot dan wist ik weinig of niets over de rol die Poolse parachutisten speelden bij operatie Market Garden rond Arnhem in september 1944. Ook veel andere militairen uit het door de Duitsers en Russen bezette Polen, leverden een belangrijke bijdrage aan de bevrijding van Europa, vanaf eind 1944, ook aan die van Nederland. Na de bevrijding werd al snel duidelijk dat de inbreng van Poolse militairen rond Arnhem sterk werd onderbelicht en weinig of geen waardering ondervond. Op lokaal niveau was en is er echter tot op de dag van vandaag wel degelijk belangstelling voor, maar lange tijd aanvankelijk niet van de kant van de Nederlandse regering. Tijdens de economische wederopbouw van Nederland bleef officiële erkenning van deze bevrijders om wat voor redenen dan ook, lang uit. Het was niet zo dat niemand zich om hen bekommerde, verre van dat. Allerlei comités bleven zich voor de Polen inzetten. Op 3 mei 1939 reed Sosabowski, toen nog kolonel der infanterie - in heel andere omstandigheden - en in 1944 generaal-majoor van de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade, aan het hoofd van zijn troepen tijdens een groots opgezette mars door de Poolse hoofdstad Warschau. Duizenden inwoners woonden deze parade bij, terwijl boven hun hoofden de luchtmacht overvloog. De leidende eenheid vormde de 21e Brigade Infanterie, de “Kinderen van Warschau” genaamd, die in de 200 jaar van zijn bestaan steeds in actie was gekomen bij verzet tegen vreemde overheersers. In dezelfde maand waren de Duitsers nog maar net bezig met de voorbereidingen van de inval die enige maanden later zou losbarsten. Hoewel de Poolse regering aan de westerse mogendheden een financiële bijdrage aan militaire hulp vroeg en ook kreeg, bleek deze toezegging slechts een druppel op een gloeiende plaat. De massale inval sloeg alle hoop de bodem in. Toen Sosabowski op 22 augustus 1939 naar zijn garnizoen terugkeerde, was het in Warschau al snel duidelijk dat de regering een Duitse aanval verwachtte. De algehele mobilisatie werd op 29 augustus aangekondigd en ging de volgende dag in. Na een maand harde strijd legden alle eenheden op 29 september de wapens neer. De Poolse troepen moesten van het Duitse opperbevel Warschau verlaten en werden geïnterneerd. Na enkele dagen mochten zij naar huis terugkeren. De officieren werden echter krijgsgevangen gemaakt, degenen die zich niet overgaven werden bij gevangenneming als misdadigers beschouwd. Zij konden geen aanspraak maken op de Conventie van Genève. Nadat Sosabowski zijn commandanten had geïnformeerd over de bestandsvoorwaarden, stelde hij voor om al vechtend door de Duitse linies te dringen om zich bij de Russen aan te sluiten. Zij wisten toen nog niet van het pact tussen Von Ribbentrop en Molotow en het verraad van de Russen. Sosabowski wist uit 4 krijgsgevangenschap te ontsnappen en bereikte na tal van omzwervingen het toen nog onbezette Frankrijk. Enige tijd later week hij uit naar Engeland. Van 17 tot 25 september 1944 vond de Operatie Market Garden plaats, een offensief van de geallieerde troepen dat tot doel had om een doorbraak te forceren naar Arnhem. De bedoeling was om van daaruit zo snel mogelijk het Duitse Ruhrgebied te omsingelen. Deze operatie bestond uit een grootschalige luchtlandingsoperatie (Market) en een grondoffensief vanuit België (Garden). Veldmaarschalk Montgomery wist opperbevelhebber Eisenhower ervan te overtuigen dat met deze verrassingsaanval de wanordelijke Duitse terugtocht uit Frankrijk kon worden uitgebuit. Op die manier kon de afloop van de oorlog aanmerkelijk worden versneld. Met deze strategie werd eveneens de Siegfriedlinie, omvangrijke Duitse versterkingen in de vorm van vooral bunkers en anti-tankwallen, omzeild. De opmars verliep aanvankelijk voorspoedig maar toen de Geallieerde troepen eenmaal waren opgetrokken tot NoordBrabant, werd de opmars sterk vertraagd. De lange aanvoerlijnen voor ammunitie, proviand en materieel, maar ook de onverwachts felle tegenstand van de Duitse troepen langs het Albertkanaal en de grens, gooiden roet in het eten. Het plan voor operatie Market Garden leek simpel: werp parachutisten af diep in vijandelijk gebied en laat ze daar bruggen en steden veroveren waarna de grondtroepen door de verdedigingslinie breken en over de, door de parachutisten vrijgemaakte corridor, naar Arnhem rijden. Als de troepen tot in Arnhem waren opgerukt, lag de route naar het Ruhrgebied open, en zou Duitsland nog voor Kerstmis 1944 zijn verslagen, zo was de verwachting. Voor de operatie Market werden drie luchtlandingsdivisies en Poolse parachutisten ingezet: The US 82nd Airborne Division, alias All American; The US 101st Airborne Division, alias Screaming Eagles; The British 1st Airborne Division; The Polish 1st Independent Parachute Brigade (verder te noemen de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade. The US 101st Airborne Division zou Eindhoven en de bruggen bij Son en Veghel veroveren, terwijl the 82nd Airborne Division als taak had hetzelfde te doen met de bruggen bij Grave, Nijmegen en Wijchen. Ook moesten de bruggen over het Maas-Waalkanaal worden veroverd. 5 The British 1st Airborne Division onder generaal-majoor Urquhart zou samen met The Polish 1st Independent Parachutist Brigade onder generaal-majoor Sosabowski de Rijnbrug bij Arnhem innemen. Na de luchtlanding rond Oosterbeek wisten aanvankelijk (vooral) Engelse troepen door de Duitse linies heen te breken en onder leiding van luitenant-kolonel John D. Frost een bruggenhoofd te vormen bij de Rijnbrug in Arnhem. Poolse eenheden wisten de brug echter nooit te bereiken; zij die de rivier konden oversteken speelden eerder een belangrijke rol bij het in veiligheid brengen van militairen die aan krijgsgevangenschap ontsnapten. De verwachtingen waren (te) hoog gespannen: De strijd verliep anders dan verwacht en de oorlog in Europa (en in het Verre Oosten nog langer) zou zich - in plaats van tot in het najaar van 1944 - voortslepen tot mei 1945. De hongerwinter moest nog komen. Direct nadat de Duitsers Polen binnenvielen, verlieten Poolse eenheden het land. Zij zouden later een cruciale rol vervullen in de bevrijding van West-Europa, en eerder van Italië. Niettemin zou de rol en de inzet van de Polen in de Operatie Market Garden zowel kort ná het treffen en gedurende een lange periode ná de oorlog nog veel emoties oproepen tussen voor- en tegenstanders. De strijd in het najaar 1944 rond Arnhem en de slechte afloop daarvan, maar ook de landingen in Normandië en de bevrijding van België en Nederland, vormden na de oorlog de basis voor langdurige en heftige discussies. Lang nadien zouden deze pas verstommen. Immateriële waardering was en is belangrijk voor militairen, zeker in een oorlogssituatie. Op nationaal niveau werd in het algemeen wel waardering getoond voor hun troepen, die opereerden in Market Garden. De problemen ontstonden toen zij moesten opereren onder leiding van een regering in ballingschap, zoals de Poolse regering die in de oorlog in Londen zat. Het vaderland was bezet, financiële middelen nauwelijks beschikbaar en men was voor de beschikbaarheid van militair materieel volledig afhankelijk van het geallieerde opperbevel. Het verlangen naar waardering in de vorm van onderscheidingen, was een vorm van erkenning waar de Polen, gezien de situatie in hun thuisland, erg gespitst op waren. Ga maar na: bijna 6 jaar van huis, van familie en vrienden gescheiden. Vechten en je leven in de waagschaal stellen voor de bevrijding van andere landen, terwijl in eigen land de situatie uiterst precair was. Het militaire apparaat was vroeger nog meer dan tegenwoordig volgens strakke, uniforme en hiërarchische regels opgebouwd. Er bestonden strenge scheidslijnen tussen officieren aan de 6 ene en onderofficieren en manschappen aan de andere kant, zeker voor het Poolse militaire apparaat dat nog maar een vrije korte periode van onafhankelijkheid kende en geschoold was in een strenge, Pruisische tucht. Daarbij kwam dat de betrekkelijk korte tijd van nationale onafhankelijkheid sterke nationalistische gevoelen opriep. Er bestond overigens van geallieerde kant wel degelijk waardering voor de Poolse inzet. Dat gold voor de inspanningen van Poolse vliegers en althans voor Nederland, de infanteristen onder leiding van generaal Maczek, die hier geëerd werden.2 Voor deze laatste groep toonde de Nederlandse regering kort na de bevrijding wel haar waardering in de vorm van civiele, maar ook militaire (Koninklijke) onderscheidingen. Voor de Poolse infanteristen liet de regering. Ook de Britse regering liet zich niet onbetuigd om de Polen en – uiteraard – andere militairen van de 1e Britse Airborne Divisie die vochten in operatie Market Garden, na de Tweede Wereldoorlog te eren. 3 De houding van de Nederlandse regering ten opzichte van de Airborne Divisie is op zich erg omstreden: zij voelden zich in de steek gelaten. De Nederlandse regering liet haar waardering wel blijken aan de Poolse infanteristen, maar de parachutisten hoorden niets. Wat dreef de Polen om zich - vaak na het overwinnen van zware hindernissen - aan te sluiten bij de Geallieerden en wat moesten zij doormaken? In het tweede hoofdstuk ga ik uitgebreid in op de rol van vooral Poolse vliegers en infanteristen, die na vele omzwervingen Frankrijk bereikten. Het merendeel slaagde er net nog in voor het te laat was, in om Engeland te bereiken. Poolse piloten gingen van het begin af aan voor in de strijd en boekten al snel klinkende resultaten. De Poolse infanteristen werden pas na de landing van andere geallieerde troepen in Normandie ingezet. Zij waren de bevrijders van onder andere Breda en sindsdien worden zij daar op handen gedragen. Dat zelfde geldt voor de mensen in de Betuwe, die om dezelfde reden de Poolse parachutisten niet zijn vergeten. Denk aan het werk van de vrijwilligers van het Comité Driel-Polen en niet te vergeten het Airborne Museum in Oosterbeek. De mensen die direct te maken kregen met hun bevrijders, tonen heftiger gevoelens van dankbaarheid. Dat latere kritiek van onder 2 Maczek werd benoemd tot Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau, met de zwaarden; twee andere officieren tot Officier resp. Ridder in deze Orde; voorts werd aan een aantal militairen de Bronzen Leeuw respectievelijk het Bronzen Kruis toegekend; de Bronzen Leeuw werd verleend wegens “Tijdens de gevechten ter bevrijding van het door den vijand bezette Nederlandsche grondgebied in de periode September 1944 – Mei 1945 zich onderscheiden door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden. In alle opzichten een loffelijk voorbeeld gegeven onder moeilijke omstandigheden”. 3 Aan 16 militairen van de 1e Poolse Parachutisten Brigade werd onder meer de Distinghuished Service Order, het Military Cross en de Order of the British Empire toegekend; evenmin liet de Poolse regering in ballingschap zich onbetuigd (onder meer de Ordura Vituti Militari V en het Dapperheidskruis 7 andere de Britse veldmaarschalk Montgomery en generaal Browning op het Poolse optreden tijdens Market Garden, stuitte vaak op felle en soms wat ongenuanceerde reacties van die zijde. Het kernpunt van mijn scriptie vormt daarom een relaas van de gebeurtenissen rond de militairen van de 1e Poolse Parachutistenbrigade die, zij het gedurende een relatief korte periode, meestrijden met de in hoofdzaak Britse troepen onder leiding van generaal R.E. Urquhart. Naast de feitelijke beschrijving van de gevechten van de gevechten, zal ik tevens proberen duidelijk te maken dat de intermenselijke contacten tussen met name Browning, Horrocks en Thomas enerzijds en Sosabowski anderzijds, niet altijd even vlekkeloos verliepen. Dat wordt het derde hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk is gewijd aan de naoorlogse discussie over het “mislukken” van operatie Market Garden. De memoires van een aantal hoofdrolspelers gaven dikwijls aanleiding tot felle discussie. Mikpunt van deze discussie was Sosabowski, die werd aangewezen als de schuldige van deze niet geheel vlekkeloos verlopen operatie. Dat het meer een kwestie was van slechte intermenselijke verhoudingen dan van apert militair-technisch onvermogen, zou nog blijken. Het Poolse drama begon toen op 1 september 1939 de Duitsers massaal Polen binnenvielen: de Tweede Wereldoorlog was een feit. Ruim twee weken later op 17 september viel het Rode Leger de Polen in de rug aan en werd de situatie nog erger. De ongelijke strijd duurde tot begin oktober, waarna het Poolse leger uiteenviel. Een deel van hen werd door de bezetters gevangen genomen, anderen organiseerden zich in het ondergronds verzet. Een derde groep wist naar Roemenië, Hongarije, Litouwen en Letland te ontsnappen en werd daar geïnterneerd. Tot deze laatste groep behoorde onder andere de 10e Gemotoriseerde Cavaleriebrigade, toen één van de modernste onderdelen van het Poolse leger, die onder bevel stond van kolonel Stanislaw Maczek. Velen wisten uit de interneringskampen te ontsnappen, waaronder ook Maczek en zijn manschappen.4 Vastgesteld kan worden dat de inzet en de moedige manier waarop Poolse troepen na de inval in hun land aan de strijd deelnamen, van officiële zijde weinig of geen waardering ondervond. Dat dit dikwijls niets met de daadwerkelijke inzet van de militairen te maken had, is geen gewaagde veronderstelling. Bij de 1e Poolse Parachutisten Brigade zou de officiële erkenning zelfs erg laat komen. De Poolse vliegers kregen wel waardering, maar toen de strijd eenmaal gestreden bleek, moest worden bekeken wat er na de oorlog met hen moest gebeuren. Het was 4 Jan Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Poolse strijdkrachten in de bevrijding van Nederland. 60 jaar later (Den Haag, Ambassade van de Republiek Polen) 13. 8 inmiddels wel duidelijk dat de toekomstige politieke situatie in Polen voor velen van hen weinig hoop bood op een nieuw bestaan. Lag het verschil in de mate van waardering alleen aan de inzet van de troepen of waren er andere belangen die hierbij een rol speelden, zoals een botsing van karakters van de hoofdrolspelers? Of ging het misschien helemaal niet om de inzet en moed van de Polen? Op de rol die de Nederlandse regering daarbij speelde ga ik ookr in. Naast de rol die Poolse parachutisten speelden bij de bevrijding van ons land boven de grote rivieren, waren er Poolse troepen die een belangrijker bijdrage leverden aan de bevrijding van het zuiden van Nederland, al was het maar omdat ze op divisiesterkte opereerden en door hun numerieke overwicht veel krachtiger konden optreden. De Eerste Poolse Pantserdivisie van generaal Maczek was hier een voorbeeld van. Zeer belangrijk, maar niet van directe invloed op de werkelijke bevrijding, was het omvangrijke contingent Polen dat aanvankelijk alleen met de Royal Air Force opereerde. Later kwamen de Amerikanen erbij. Hun rol was aanvankelijk hoofdzakelijk verdedigend van aard, vooral rond de Battle of Brittain. In het volgende hoofdstuk wordt duidelijk dat met name het overwicht in de lucht voor de Geallieerden al vrij snel ook leidde tot een ommekeer van de strijd op het land en het in gang zetten van de operatie Overlord in 1944, de meest omvangrijke landingsoperatie ooit. Tenslotte het volgende. Na verloop van tijd schreven een aantal generaals hun memoires. Wanneer het ging om een beschrijving van de werkelijke strijd, de inzet van militairen en het gebruik van wapens, kon er nog een zekere objectieve waarde aan worden toegekend. Zeker wanneer gebruik werd gemaakt van de verslagen en dagboeken die van de Geallieerde strijdkrachten bewaard zijn gebleven. Zij geven een zakelijke en feitelijke beschrijving van de inzet van militaire middelen gedurende de zes jaar strijd. Degenen die meenden dat de inzet die zij toonden weinig of geen waardering ondervond, hadden de neiging zich later alsnog te verantwoorden. Zo lang er geen sprake was van een “tunnelvisie” waarbij het eigen straatje ten koste van anderen werd “schoongeveegd”, was er weinig aan de hand. Wanneer echter een je – glanzende – militaire carrière een abrupt en roemloos einde kwam, gingen andere factoren een rol spelen. Bij de Poolse militairen kwam daar nog een probleem bij: zij konden of wilden na de oorlog vaak niet naar huis terug en waren daarom gedwongen een nieuw bestaan in den vreemde op te bouwen. Dit was vaak een eenvoudig burgerbestaan. Waaraan kon je dan beter je eigenwaarde ontlenen dan jouw rol in de oorlog? Dat de objectiviteit hieraan ondergeschikt werd gemaakt, is duidelijk. 9 Wanneer burgers zich bezighouden met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, in het bijzonder met gebeurtenissen die dicht bij huis plaatsvonden, is vaak extra waakzaamheid geboden. Naast het feit dat je de meeste affiniteit toont voor degenen die je directe bevrijders waren, ligt ook het gevaar op de loer dat je je keert tegen degenen die hen – wel of niet terecht – onrecht aandeden. In de discussie dan ontstaat wordt dikwijls iedere nuance uit het oog verloren! De militairen, die na de oorlog bekend werden onder de naam Polen van Driel, zijn daarvan een goed voorbeeld. Geëerd door de direct betrokkenen, verguisd of tenminste veronachtzaamd door degenen die er wat verder vanaf stonden. In zekere mate is de naoorlogse discussie over goed en fout hiermee te maken, maar daar gaat het toch meer over collaboratie en vijand denken. Daarvan is in dit geval uiteraard geen sprake. De officiële geschiedschrijving slaagde er al die jaren niet in om haar doel te bereiken, namelijk een bijdrage leveren tot de officiële erkenning van de positieve rol van de Poolse brigade. Dit was ook moeilijk te verwachten omdat deze wijze geschiedbeoefening niet in staat is om het publieke debat aan te “zwengelen”, maar andere doelstellingen nastreeft. In mijn benadering zal ik proberen duidelijk te maken dat witte of zwarte geschiedenis, dat wil zeggen geschiedenis die uitgaat van tegenstellingen, weinig oplossingen biedt tot overeenstemming. De partijen betrekken hun stellingen en daar blijft het bij. De geschiedenis van de Poolse brigade is daar een sprekend voorbeeld van. Wanneer er overeenstemming bestaat over de positieve en succesvolle rol die troepen speelden in de strijd, dan is het niet zo moeilijk om in grijze, officiële geschiedschrijving hiervan verslag te doen. Wanneer er echter resultaat moet worden bereikt, dan helpt dit allemaal niet. Dan zijn het belangengroepen en de media, die de politiek ertoe moeten bewegen naar een oplossing te zoeken. Nauwkeurig historisch onderzoek moet er dan voor zorgen dat de beslissing voor de toekenning van – in dit geval de Militaire-Willems-Orde – een degelijke en verantwoorde basis krijgt. Dat probeer ik te verduidelijken. 10 De Poolse luchtmacht en Eerste Poolse Pantserdivisie: de verdediging van Engeland en de bevrijding van Europa. De eerste operationele vlucht van de Poolse luchtmacht vond plaats op 5 november 1918 toen Janusz Bastyr vanaf de luchtmachtbasis Lewandówka Oekraïnse troepen bestookte die de Poolse stad Lwow aanvielen. Het Poolse vliegtuig, getooid in de Poolse rode en witte kleuren, wekte meer verbazing dan schrik toen het boven de linies twee bommen afwierp die nauwelijks schade veroorzaakten. Met deze actie was de Poolse luchtmacht geboren. De onzekere politieke situatie, het gebrek aan reserves, de improvisatie en het menselijk aspect vormden de verdere ontwikkelingen, de kracht en de mislukkingen van dit legeronderdeel voor tientallen jaren. 5 Gedurende de Eerste Wereldoorlog werden de Polen gedwongen om mee te vechten in de drie legers die hun land bezet hielden en tientallen vliegers sloten zich aan bij de Russische, Duitse en Oostenrijks-Hongaarse luchtmacht. Ook toen al onderscheidden zij zich in de strijd. Dit bleek reeds eerder toen een aantal Polen, die zich hadden aangesloten bij het tsaristisch leger tijdens de Russische Revolutie, zich afsplitsten en een eigen luchtmachtonderdeel op Russisch grondgebied vormden. De Poolse luchtmacht trok mensen van alle rangen en standen aan, van adellijke landeigenaren tot boerenzonen en zonen van trambestuurders, mijnwerkers en artiesten. Het accent lag op scherp ogen, een snelle reactie en een goede fysiek. De vliegersopleiding werd voorafgegaan door een zware opleiding bij een infanterie-eenheid. De cadet werd onderworpen aan Spartaanse condities, lange dagmarsen en hindernisbanen om zijn uithoudingsvermogen te testen en om hem te harden. Alleen na het afronden van deze zware opleiding werd men toegelaten tot de vliegersopleiding in Deblin, waar begonnen werd met theorie, mechanica, aerodynamica en navigatie. Het was toen waarschijnlijk de beste vliegersopleiding ter de wereld en het trainingsniveau was zeker te vergelijken met dat van de Royal Air Force. Afgestudeerden werden na de opleiding benoemd tot reserveofficier met de verplichting om ieder jaar de nodige vliegervaring op te doen, of zij kwamen bij de parate troepen. De piloten deden zowel ervaring op in jagers als in bommenwerpers, en de introductie van parachutes in 1928 reduceerde het aantal doden en gewonden onder hen aanmerkelijk. 5 Adam Zamoyski, The forgotten Few. The Polish Air Force in the Second World War (New York 1995) 6-9. 11 Ondanks de zware trainingen bleef de Poolse luchtmacht in tal van opzichten onmilitaristisch. Er was een groot gebrek aan punctualiteit en bij inspecties was dikwijls sprake van irritaties over kleding en voorkomen. De neiging tot showgedrag was groot: een favoriete bezigheid bestond uit het vliegen onder bruggen door. Niettemin onderscheidde de luchtmacht zich van de meer traditionele legeronderdelen door haar professionaliteit en anticipeerde zij beter op toekomstige technische en tactische ontwikkelingen van oorlogsvoering. Maar al snel ontstond de vraag wat haar rol zou zijn in een komende oorlog en over welke middelen zij daarbij moest beschikken. Dit had te maken met het feit dat alle luchtmachtbases in zowel Europa als de Verenigde Staten begonnen als onderdeel van het leger en ook onder zijn bevel optraden. Het ambitieuze plan dat in 1921 door een Franse generaal werd ontvouwd om de nieuwe Poolse luchtmacht een rol van betekenis te laten vervullen met de inzet van 16 gevechtssquadrons, 32 lichte en 2 zware bombardementssquadrons, leed al snel schipbreuk. Dit ondanks de steun van generaal Sikorski, sinds 1924 de nieuwe Poolse minister van Defensie, die met een 12-jarenplan een nog glorieuzer rol voor de luchtmacht zag weggelegd. Het doel was om de gevechtskracht te verhogen tot 200 squadrons met in totaal ruim 2.300 vliegtuigen. Ná een staatsgreep van Pilsudski in mei 1926 werd Sikorski echter ontslagen. Het plan van Rayski om met hulp van het Tsjechisch bedrijf Skoda een eigen vliegtuigindustrie te ontwikkelen, kwam vervolgens slechts langzaam tot ontwikkeling en was gezien de economische en politieke situatie waarin de Poolse staat verkeerde, te ambitieus om te slagen. Men verwachtte, dat de luchtmacht in 1942 de beschikking zou hebben over bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen van hoge kwaliteit. Tijdens de massale Duitse inval op 31 augustus 1939 bleek het numerieke luchtoverwicht van de Luftwaffe. Een bijkomend probleem was het feit dat de Poolse bases door de Duitsers met grote voortvarendheid werden gebombardeerd: vliegtuigen konden daarom nauwelijks opstijgen. De vliegtuigen die de dans wisten te ontspringen door uit te wijken naar geheime bases op het platteland konden evenmin een rol van betekenis te spelen: door de slechte organisatie, de gebrekkige bevoorrading en het tekort aan brandstof konden zij niet opstijgen. 6 In 1939 wisten ongeveer 40 tot 45.000 man via allerlei routes en vaak na lange omzwervingen, onder andere via Zuid-Europa, Frankrijk te bereiken. Onder hen bevonden 6 Zamoyski, The forgotten Few, 16-18. 12 zich ook militairen van de Poolse luchtmacht, die al vrij snel konden worden ingezet tegen de Duitse invallers in Frankrijk. Zij werden toegevoegd aan de nieuw opgebouwde Poolse strijdmacht en aangevuld met Poolse emigranten die al jaren in Frankrijk woonden. Dit contingent werd versterkt met uit Duitse en uit Sovjetgevangenschap ontvluchte militairen en uitgeweken Poolse burgers. De Poolse marine wist uit de Oostzee te ontsnappen en vond een nieuwe thuishaven in Engeland. Begin 1940 bestond het Poolse leger in Frankrijk uit ongeveer 80 tot 85.000 man. Toen de nazi’s in mei 1940 Frankrijk binnenvielen, namen 4 Poolse divisies en 3 brigades actief deel aan de gevechten. Ook nadat de strijd verloren was, vochten de 2e Poolse Infanteriedivisie samen met Franse eenheden door, totdat zij rond 18 juni 1940 gedwongen werden de Zwitserse grens over te trekken. Tot 1943 werden zij geïnterneerd. 7 “Zowel voor mijzelf als voor de andere Poolse soldaten was de tijd die wij in Frankrijk doorbrachten een lange stroom van teleurstellingen”, schrijft de Poolse militairBohdan Arct.8 Eind november 1939 hadden duizenden leden van de Poolse luchtmacht zich verzameld op de grote basis van Lyon-Bron en op Le Bourget ten noorden van Parijs. De omstandigheden die zij daar aantroffen vormden het slechtst denkbare scenario die je je kon bedenken. Ook de houding van de Franse bevolking was weinig meegaand en hielp de Polen niet om zich op hun gemak te voelen. Verder vlotten de onderhandelingen tussen hoge Poolse, Franse en Engelse officieren over de toekomstige rol van de Poolse luchtmacht niet. Generaal Sikorski sprak zich uit voor een vertrek naar Engeland, omdat hij vond dat Poolse vliegers meer ervaring hadden met Engelse vliegtuigen. Ook schatte hij de capaciteiten van de Royal Air Force hoger in dan de Armee de l’Air. Voorts waren zij daar meer van nut. De onderhandelingen verhardden zich toen Sikorski meende dat de Polen het beste als zelfstandige eenheden konden opereren, wat de Engelsen echter van de hand wezen. Het duurde tot 4 januari 1940 voordat met de Franse autoriteiten overeenstemming werd bereikt. Er werden twee Poolse gevechtssquadrons samengesteld uit het restant van eenheden uit Warschau, Krakow en Poznan; een derde eenheid zou de Finnen helpen in de strijd tegen de Sovjettroepen. Eind mei 1940 bestond de Poolse luchtmacht uit ongeveer 7.000 manschappen en beschikten zij over 86 operationele vliegtuigen. ‘De Fransen sloegen onze verrichtingen met belangstelling gade, maar behielden hun reserve’, herinnerde een Poolse officier zich. En 7 8 Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland,, 15. Zamoyski, The forgotten Few, 44. 13 verder: ‘De verhoudingen waren weliswaar correct, maar niet direct vriendschappelijk. De huizen van de lokale bevolking bleven gesloten, zodat wij aangewezen waren op de cafés en ons op straat moesten vermaken’. 9 Wat de Polen het meest verontrustte was de opstelling van de Fransen tegenover de oorlog. ‘Wij hadden ervaring met de oorlog in Polen, en wij wisten dat deze in niets te vergelijken was met oorlog 1914-18, ‘ legt Rolski uit. ‘Zij geloofden nog steeds in de oude ideeën, en luisterden met veel ongeloof naar onze ervaringen’. Deze houding was tot in de hoogste Franse legerkringen doorgedrongen. Een aantal uitgeweken Polen wachtte op het schip dat hen naar Frankrijk zou brengen, toen zij de Franse chef-staf in het Midden-Oosten, generaal Weygand, ontmoetten. Toen hem verteld werd hoe de Duitsers tactisch te werk gingen ‘luisterde hij aandachtig, maar je kon zien dat hij zich alleen liet leiden door zijn eigen vooroordelen en gedachten’. Deze houding werd nog eens bevestigd door de houding van de Armee de l’Air. Poolse troepen die dichtbij de frontlinie waren gelegerd, verwonderden zich erover waarom de Fransen geen verkenningsvluchten uitvoerden boven Duits grondgebied: de Fransen meenden dat de Duitsers te zwak waren om ook maar een aanval te overwegen. Naarmate de strijd vorderde werd de situatie hopelozer. Het plan om de Polen in aparte squadrons te laten opereren werd al snel verlaten. Hoewel de Fransen op andere locaties nog voldoende goede toestellen hadden, vlogen de Polen in verouderde typen. De nieuwe, geavanceerde Franse toestellen die in de depots van Bourges en Toulouse stonden, waren door Duitse bommenwerpers aan de grond vernietigd. Op 14 juni bezetten vijandelijke troepen Parijs. Vier dagen later met het tekenen van de capitulatieovereenkomst door maarschalk Pétain, kwam er een einde aan de vijandelijkheden. De Polen in ClermondFerrand, die kort tevoren nieuwe vliegtuigen hadden gekregen, waren razend toen zij van de capitulatie hoorden. Om hun vliegtuigen in veiligheid te stellen weken zij uit naar het zuidelijker gelegen Toulouse. Weinigen slaagden erin om over vijandelijk gebied rechtstreeks Engeland te bereiken. Een aantal vliegers probeerde te ontkomen via Algerije, maar werden daar door de Fransen geïnterneerd. In de loop van 1941 wist enige honderden van hen per schip alsnog naar Engeland te ontkomen. 9 Zamoyski, The forgotten Few, 48. 14 Intussen had de Poolse regering in ballingschap Parijs verlaten en op 19 juni gaf generaal Sikorski in een radioboodschap zijn landgenoten in het westen de opdracht om zich gereed te maken voor vertrek naar Engeland en naar de Franse havens te gaan. In de junidagen van 1940 namen naast de Poolse luchtmacht 4 Poolse divisies en 3 brigades actief deel aan de strijd. Poolse piloten schoten in Franse gevechtsvliegtuigen 56 Duitse toestellen neer. Poolse grondtroepen, die in het noordoosten van Frankrijk voor de verdediging werden ingezet, moesten zich tegenover de numerieke overmacht al snel terugtrekken. Enige weken later bleek hun inzet van groot nut bij de evacuatie van de Engelse troepen vanuit Calais. Aanvankelijk hadden zij in Engeland te kampen met aanpassingsproblemen. Het had vooral te maken met een verschil van mening over de inzetbaarheid in de strijd tegen de Duitsers. Er werd materiaal en personeel ter beschikking gesteld en zij moesten zich bij hun training richten op de aanwijzingen van de RAF. Wanneer zij zich hier niet aan hielden dan werd de opleiding gestaakt. De kern van het probleem lag in een gebrek aan overeenstemming over de status van de Poolse luchtmacht in Engeland. Na gesprekken tussen Sikorski en de Britten was de eerste tot de conclusie gekomen dat de Poolse soldaten, zeelieden en vliegers in eigen eenheden en een aparte en soevereine strijdmacht zouden vormen. Deze was alleen verantwoording schuldig aan de Poolse regering in ballingschap. De Britten meenden dat het in strijd was met hun constitutie om vreemde troepen op eigen grondgebied te legeren en dat alle Polen zich moesten aansluiten bij de RAF. 10 De onderhandelingen gingen, ook nadat de Polen in Engeland waren gearriveerd door, en legden een extra druk op hen. Het duurde tot 11 juni 1940, een dag ná de Duitse inval in Polen, dat een formele overeenkomst werd getekend. Het was een compromis en stelde de Polen niet tevreden. Er werd vastgelegd dat de Polen op eigen kosten (tegen een lening van de Engelsen) twee bombardementsquadrons konden formeren. Zij waren echter ondergeschikt aan de commandanten van de Britse bases en onderworpen aan de King’s Regulations. Wat in de overeenkomst de meeste ontevredenheid gaf, was de kwestie van de rangen. Alle officieren werden gedegradeerd naar de rang van tweede luitenant en kwamen pas na een training weer in aanmerking voor promotie. In Engeland was het in tegenstelling tot Polen een ijzeren wet dat officieren die nooit als vlieger dienden, geen squadron konden leiden. Dit zette kwaad 10 Zamoyski, The forgotten Few, 64-67. 15 bloed tussen de jonge piloten die snel promotie maakten en de oudere officieren die zonder werk, onderbetaald en met wrok, achter bleven. In het begin van wat later the Battle of Britain werd genoemd, op 10 juli 1940, waren er meer dan 40 Poolse piloten opgenomen in RAF-squadrons. Op 19 juli was Antoni Ostowicz, die diende in het 145e gevechtssquadron, de eerste Poolse piloot die een Messerschmitt 110 neerhaalde. Hij was ook de eerste die op 11 augustus sneuvelde, nadat hij twee Duitse vliegtuigen had neergeschoten. Op 13 augustus, Eagle Day, de dag waarop de Duitsers met 500 bommenwerpers en 1.000 gevechtsvliegtuigen de aanval op Engeland openden in, naar wat zij verwachtten de definitieve ommekeer van de strijd zou zijn, namen meer dan 50 Poolse vliegers deel aan de strijd. De meesten waren gestationeerd langs de oostkust, waar de hevigste strijd woedde: zij toonden dagelijks hun kunnen en betrouwbaarheid. Hoe langer de strijd duurde des te beter werden de relaties tussen de Engelsen en de Polen. De Pool Ludwig Martel, die diende in het 54e Squadron voordat hij werd overgeplaatst naar het 603e City of Edinburgh Squadron, was erg enthousiast over de samenwerking: ‘De verhoudingen waren fantastisch’, zei hij. ‘Ik voelde mij zo op mijn gemak in het Engelse squadron – feitelijk een mix van Engelsen en Schotten – dat ik tot twee keer toe weigerde om naar een Poolse gevechtseenheid te worden overgeplaatst. Dat gevoel was wederzijds: ‘Toen er steeds meer Poolse formaties werden geformeerd’, merkt Karol Pniak op, ‘wilden mijn Britse kameraden dat ik bij hen bleef’.11 Op zondag 15 september 1940 volgde misschien wel de meest cruciale dag in de Battle of Britain. Het 302e Squadron en het 303e Poolse Squadron die elkaar probeerden te overtroeven, moesten samen met hen en het 242e Canadian Squadron deze zondag het hoofd bieden aan een aanval van ongeveer 400 Duitse vliegtuigen die Londen wilden bombarderen. Het 303e Squadron verloor die dag slechts één vliegtuig, wat ook veel te maken had met de goede kwaliteit van de Britse gevechtsvliegtuigen, zoals de Hurricane. Op deze dag vochten 60 Poolse vliegers in verschillende formaties mee. Een lid van het 303e Squadron en voormalig Pools parlementslid, die het luchtgevecht meemaakte vond het jammer dat zij in Polen niet even goed vliegtuigen hadden. Dan was het verloop van de strijd misschien wel heel anders geweest. Het waren niet alleen de verliezen aan vijandelijke zijde. Ook het bijzonder effectieve optreden bij het “breken” en terugdringen van de vijandelijke formaties 11 Zamoyski, The forgotten Few, 75-77. 16 bommenwerpers door Poolse vliegers was te danken aan hun grote ervaring. Zo wisten zij een formatie van 150 Duitse bommenwerpers, die onderweg was naar Londen, uiteen te drijven. Noodgedwongen moesten de Duitsers hun bommenlast afwerpen boven het veel minder dichtbevolkte Sussex en terugkeren naar hun bases in Frankrijk. 12 De situatie veranderde toen de Duitsers begonnen met een nieuwe tactiek. In plaats van grootschalige “raids” op Londen, gingen hun bommenwerpers nu ’s nachts én op een veel grotere hoogte tot de aanval over. Ook hun gevechtsvliegtuigen opereerden in kleinere eenheden en dwongen de geallieerden op lagere hoogte de strijd aan te gaan. De Duitse verliezen daalden, maar die van de RAF en dan vooral onder de Britse vliegers, stegen. Eén op de vijf gevechtsvliegers die deelnam aan de verdediging van Londen, een kritieke periode voor de Britten begin oktober 1940, was een Pool. Deze Battle of Brittain eindigde op 31 oktober 1940. Bijna 3.000 piloten namen aan deze strijd deel die ongeveer vijf maanden duurde; bijna één op de vijf was een Pool. Het 303e Squadron haalde gemiddeld meer dan drie keer zoveel vliegtuigen neer als hun Britse collega’s. Het eigen squadron verloor acht. Of het nu een kwestie van wraak was of niet, het is begrijpelijk dat de Poolse houding tijdens de oorlog duidelijk anders was dan die van hun Britse collega’s. In feite vochten zij binnen deze oorlog hun eigen strijd. Dit werd duidelijk wanneer Poolse eenheden naast die van Britse waren gestationeerd, zoals op de basis Nordholt. De basiscommandant was kapitein Theodore MacEvoy evenals zijn opvolger kapitein Frederick Rosier, een groot bewonderaar van de Polen. Op 25 september 1942 zou kapitein Mieczyslaw Mummler de leiding op de basis overnemen en werd de basis met drie Poolse squadrons bijna ‘gepoloniseerd’. Vanwege het blijvende tekort aan vliegers bleven zij langer paraat dan gebruikelijk. Zij wilden ook geen rust, omdat het ten koste ging van de accuratesse die zij in de frontlinie zo hard nodig hadden. Eén van de instructeurs merkte op dat ‘het beroep van instructeur nog gevaarlijker was dan hun strijd tegen de Luftwaffe’. Op de 3e verjaardag nadat de Poolse vliegers voet op Britse bodem zetten, hadden zij hun waarde zonder enige twijfel bewezen. Het 303e, 315e en 316e Squadron staken hun Britse collega’s naar de kroon. In het najaar van 1942 schoot een piloot van het 306e Squadron boven het Franse Crotoy het 500e vijandelijke vliegtuig neer. Voor het Britse publiek 12 Zamoyski, The forgotten Few, 89. 17 verwierven de Polen langzamerhand een heroïsch en romantisch aureool, hoewel maar weinigen onder hen beseften wat hun werkelijke bijdrage aan de strijd was. De Poolse inbreng bij de opbouw van hun vloot bommenwerpers werd steeds belangrijker, omdat van hulp van de Amerikaanse luchtmacht op dat moment geen sprake was. Naast de gevechtssquadrons, die nog volop in actie waren, werd nu het 301e Squadron bommenwerpers geformeerd. De Poolse piloten van dit en van latere squadrons waren over het algemeen oudere militairen met meer ervaring. Dikwijls hadden zij als piloot in de burgerluchtvaart gezeten. Ook steeds belangrijker werd goed management, immers het ging nu in vergelijking met de gevechtssquadrons om veel grotere operationele eenheden. September 1940 stegen bommenwerpers op om Duitse troepen die zich in Frankrijk gereedmaakten voor een invasie te bombarderen in de havens van Boulogne, Calais en het Belgische Oostende en Duinkerken. Het 300e en 301e Squadron moesten in oktober tijdelijk worden teruggetrokken, omdat zij voortaan moesten opereren in een nieuw type bommenwerper, de Wellington. Het operatiegebied werd uitgebreid en na een bombardement op Antwerpen, waarbij de olieraffinaderij werd getroffen, onderging de haven van Bremen hetzelfde lot. Door de geringe wendbaarheid waren de bommenwerpers echter wel kwetsbaar voor het Duitse afweergeschut dat hen, nadat zij de Noordzee waren overgestoken, opwachtte. Ook het vliegen in gesloten formatie vroeg veel nauwkeurigheid en deskundigheid. In de loop van 1941, toen Duitse industriecomplexen het doelwit werden van de bombardementen, namen de verliezen sterk toe. Dit kwam omdat deze beter werden beschermd door luchtafweergeschut. Alleen al in 1941 verloren de Polen daardoor 244 man, 2/3e van hun daadwerkelijke inzet. Bijna de gehele periode dat de Polen met de geallieerden samenwerkten bleef het de bedoeling dat zij zouden worden ingezet voor de strijd in Polen tegen de Duitsers. Daar kwam in de eerste jaren echter maar bar weinig van terecht. De gevechtssquadrons hadden hun handen vol aan de bescherming van Brits grondgebied en de bommenwerpers beperkten zich aanvankelijk tot het aanvallen van objecten in het westelijk deel van bezet Europa inclusief Duitsland. Op 31 maart 1943 werd het 301e Bombardementssquadron toegevoegd aan het 138e Special Duties Squadron op Tempsford. Deze eenheid, waarin drie andere Poolse eenheden sinds de herfst van 1941 waren opgenomen, werd geleid door de Special Operations Executive (SOE). Deze eenheid was gespecialiseerd in het transport van mensen, geld en wapens naar en vanuit bezet Europa. Met het opnemen van Poolse manschappen en het 18 benoemen van Roman Rudkowsky tot verbindingsofficier hoopte Sikorski te bereiken dat de eenheid zich meer actief kon gaan bezighouden met Polen zelf. Van deze bedoelingen kwam aanvankelijk echter weinig terecht. De Polen werden ingezet bij droppings in Frankrijk, terwijl andere troepen zich met de bevrijding Polen bezighielden. Later dat jaar werd de Polish Special Duties Flight samengesteld, die vanuit bevrijd Tunis en later het Italiaanse Brindisi opereerde. Van daaruit konden zij beter de Poolse zaak dienen. Het resulteerde in enige honderden missies waarbij ongeveer 1.600 ton aan wapens en ander materiaal per parachute boven Pools grondgebied werd afgeworpen. Uit een onderzoek over het moreel van de RAF in 1941 bleek dat het hiermee onder het Engelse personeel slecht gesteld was. Slechts 18% bleek tevreden te zijn. Een groot deel bracht hun tijd door in ‘landerigheid en apathie’.13 Bij de Polen blijkt ook in latere jaren het tegendeel en is het moreel opperbest. Dat was des te verwonderlijker omdat ongeveer 1.500 man luchtmachtpersoneel pas eind 1942 en begin 1943 uit Russische gevangenschap in Engeland waren aangekomen. Ook de Polen die gedwongen in het Duitse leger hadden gediend of in werkbataljons waren opgenomen geweest, en vervolgens door de geallieerden gevangen waren genomen, bleken in de nieuwe situatie breed inzetbaar en zeer waardevol. Veel Polen waren er na de capitulatie van Frankrijk niet in geslaagd Engeland te bereiken en werden geïnterneerd in Noord-Afrika. Zij ontsnapten per schip en wilden via Gibraltar naar Engeland uitwijken, maar werden door militairen van de Vichy Regering in de haven van Oran (Marokko) gevangen genomen. Zij zouden worden bevrijd door Amerikaanse troepen. 14 Het vierde oorlogsjaar 1943 was zwaar voor de Polen. Zij hadden uiterst fel gevochten en alles gegeven, maar toch had dit geen invloed op dat wat voor hen het belangrijkst was: de bevrijding van hun vaderland. Het nieuws dat vanuit Polen doorsijpelde werd steeds beroerder. Via het Rode Kruis en andere bronnen hoorden zij dat hun vrouwen, moeders en dochters waren vermoord, slavenarbeid moesten verrichten of in concentratiekampen zaten. Deze machteloosheid was verschrikkelijk voor ze. Daarbij kwam dat de Britse samenleving nog niet volledig doordrongen was van de nazi gruwelen: mede daardoor bleef het medeleven, hoe goed bedoeld ook, beperkt tot holle woorden. 13 14 Zamoyski, The forgotten Few, 150. Ibidem, 160-162. 19 Soldaten uit den vreemde verliezen, terwijl de strijd voortduurt, aan populariteit bij de burgerij. Dat gold ook voor de Poolse militairen. Zelfs wanneer de burgers alle redenen hadden om hun komst te verwelkomen. Bevrijdingslegers en vredestroepen verliezen al snel hun populariteit en gaan een bron van onvrede vormen voor degenen die zij komen bevrijden. De Polen vormden daarop geen uitzondering, temeer omdat de Britten een ‘invasie’ van een dergelijke omvang – in tegenstelling tot de bevolking op het Europese vasteland – al 900 jaar niet hadden meegemaakt. Vanzelfsprekend merkte je hier weinig van in de steden. Maar op het platteland, waar de luchtmachtbases meestal lagen, des te meer. Hoewel het niet verstandig is al te veel te generaliseren, waren er wel een aantal patronen te onderscheiden. De zomer 1940 tot midden 1941 kon worden betiteld als de ‘bruidsdagen’. Vanaf midden 1941 begon het al sleetse plekken te vertonen en raakte het nieuwe eraf. Begin 1941 speelde nog een andere kwestie in Engeland. Door het Von Ribbentrop-Molotov pact waren met name de Britse communisten diep in de achting van hun landgenoten gedaald. Toen de Russen echter van tegenstanders bondgenoten werden, veranderde de situatie. Geallieerde propaganda, die na juni 1941 de Sovjetstrijd tegen nazi-Duitsland in de vorm van boeken, artikelen, interviews en films verheerlijkte, had tot gevolg dat de Poolse rol verder marginaliseerde. De onverschilligheid van de kant van de pers sloeg tenslotte om in vijandigheid, die vooral werd gevoed door de Gardian en de New Statesman. Het was merkwaardig dat de geloofwaardigheid van de Poolse regering in ballingschap en hun leider generaal Sikorski daardoor verder werd ondergraven: Deze was immers niet communistisch? 15 Wellicht heeft dat te maken met het feit dat er in Polen na de nederlaag van de Duitsers en onder invloed van de Russen een pro-communistisch machtsblok zou woed gevormd, waardoor er sprake kon zijn van tegengestelde belangen. Toen twee jaar later de geallieerden in 1943 in het offensief waren, wilde dat niet zeggen dat de omstandigheden voor de Poolse vliegers gemakkelijker werden. Alle squadrons hielden zich intensief bezig met het bombarderen van doelen in Frankrijk en Duitsland, het uitvoeren van gevechtsacties en het beschermen van de Atlantische routes. Nog drukker hadden de gevechtsvliegers het; in vaak meerdere vluchten per dag escorteerden zij bommenwerpers. Maar ook vochten zij tegen Duitse jagers. Het was altijd Sikorski’s bedoeling geweest om de Poolse vliegers op kritieke momenten, en wanneer de Duitsers in het defensief waren, in te 15 Zamoyski, The forgotten Few, 170-171. 20 zetten voor steun aan het omvangrijke Poolse thuisleger, dat was opgedeeld in regimenten en zelfs divisies. Deze plannen bleken echter moeilijk of nauwelijks te realiseren, vooral niet nadat de nazi’s de Sovjet Unie binnenvielen. In de tweede helft van 1943 begon het Geallieerde Opperbevel zich intensief voor te bereiden op de invasie van het continent die het jaar daarop zijn beslag zou krijgen en een intensieve voorbereiding vroeg. De tweedeling tussen Fighter Command en Bomber Command werd opgeheven. Daarvoor in de plaats kwamen de Air Defense of Great Brittain (ADGB) en de Tactical Air Force (2 TAF). Dit laatste commando eenheid beschikte over circa 1.000 gevechtsvliegtuigen en lichte bommenwerpers had met een eigen onderhouds- en logistiek apparaat. Doel van dit commando was om de Geallieerde suprematie in de lucht te handhaven, verkenningsvluchten uit te voeren, te voorkomen dat voorraden het vijandelijk front bereikten en – niet in de laatste plaats – het verlenen van steun aan de grondtroepen wanneer de invasie zou beginnen. Deze nieuwe aanpak bracht met zich mee dat de directe ondersteuning aan ieder individueel squadron verviel. Tijdens de laatste 3 maanden van 1943 werden de Poolse Spitfires en Mustangs voorzien van extra benzinetanks en bommen, en de piloten werd geleerd om precisiebombardementen op geringe hoogte uit te voeren, met behulp van kaart en kompas (wat zij overigens al in Polen hadden geleerd) te vliegen en te opereren vanaf geïmproviseerde vliegvelden. Het was vanaf één van deze vliegvelden dat Poolse gevechtsvliegtuigen onder commando van kapitein Gabszewicz op 6 juni 1944, D-Day, opstegen om de Geallieerde landingen op de Normandische stranden te ondersteunen. In de weken daarop werden Duitse grondtroepen aangevallen waarbij één van de Poolse squadrons in de slag bij Falaise circa 600 vijandelijke voertuigen en stukken geschut wist te vernietigen. Twee eenheden Poolse gevechtsvliegtuigen werden uit de directe strijd op het continent teruggetrokken en richtten op een nieuw gevaar, de vijandelijke V1. Met aangepaste Mustang gevechtsvliegtuigen werden de V1’s onderschept en voordat zij hun dodelijk doel konden bereiken, van achteren benaderd en tot ontploffing gebracht. Het was daarbij zaak om op minimaal 200 meter afstand te blijven in verband met de drukgolf diet het projectiel bij het ontploffen gaf. Drie dagen na het uitbreken van de opstand in Warschau vertrokken vier vliegtuigen naar Polen en wierpen wapens af. Het waren gevaarlijke missies boven vijandelijk gebied die het uiterste van de bemanningen vergden. De situatie werd nog verergerd doordat de Halifaxen en 21 Dakota’s sterk verouderd waren en in slechte staat waren. Om de droppings succesvol te maken, moesten de operaties ook nog op geringe hoogte worden uitgevoerd. De bemanningen konden de gloed van de vlammenzee in Warschau, veroorzaakt door zware bombardementen, de inzet van pantsertroepen en het gebruik van vlammenwerpers, al op een afstand van 100 kilometer zien. Naderhand bleek dat deze missies weinig succesvol waren, maar zij werden voor het moreel van de Polen toch langer dan verantwoord was voortgezet. Toen de opstand door de Duitsers was neergeslagen gaf Stalin de Amerikanen pas toestemming om met een groot eskader bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen de droppings voort te zetten, en te landen op Russische vliegvelden. Een groot deel van de goederen viel helaas in handen van de Duitsers. Op 13 februari 1945 werd bekend gemaakt dat Stalin, Churchill en Roosevelt op de conferentie van Yalta een aantal besluiten hadden genomen. Eén daarvan was dat Polen ná de oorlog een groot deel van zijn grondgebied moest afstaan aan de Sovjet Unie en dat wat resteerde binnen de Poolse invloedssfeer viel. Het beloofde weinig goeds en ondermijnde het moreel. Hoewel de Polen zich verraden voelden, toonden zij toch zo veel beroepseer dat zij vrijwel zonder morren met een nieuwe missie begonnen: het bombarderen van Duitse communicatiecentra om zo de Russische opmars te bespoedigen. Dresden veranderde na zware bombardementen in een waar inferno. Hoewel de strijd in feite al ten einde liep, werden nu ook burgerdoelen niet minder ontzien! Op 9 april 1945 vond het laatste luchtgevecht van de Polen plaats en werd een vijandelijke jager, een Messerschmitt, neergehaald. Op 25 april van dezelfde maand werd het adelaarsnest Berchtesgaden, het buitenverblijf van Hitler, zwaar getroffen. Het werd de laatste grote operatie van de Poolse Luchtmacht. 16 ‘Zo onverwacht als de oorlog begon, zo eindigde hij ook’, aldus een vlieger. ‘We hadden gedacht dat de squadrons opeens overbodig waren geworden, dat wij ons zouden vervelen, maar in feite bleven wij bezig met vliegen, misschien wel met opzet’, schreef hij. ‘In werkgelijkheid was er niets veranderd. Vliegen blijft ons dagelijks werk. Iedere dag begroet ik de mecaniciens, die nog even overwerkt zijn als altijd’. Hoewel het gerucht de ronde deed dat zij misschien de Japanners moesten bestrijden, bleef er weinig meer over dan patrouillevluchten boven Duits grondgebied. In Duitsland ontmoetten zij na 6 jaar weer landgenoten, die uit de gevangen- en concentratiekampen waren bevrijd. Dat verrijkte 16 Zamoyski, The forgotten Few, 200. 22 weliswaar hun leven, maar er kwamen na een langdurige scheiding met het vaderland vaak vragen naar boven hoe ‘Engels’ zij in die jaren waren geworden Naast de gebruikelijke vreugde in de bevrijde landen ontstond er voor de Poolse regering in ballingschap een nieuw probleem, omdat de Engelse en de Amerikaanse regeringen duidelijk maakten dat zij deze niet langer als de wettige Poolse regering beschouwde. Dit bracht de Poolse strijdkrachten volgens een Engelse rechter in de positie van ‘the largest illegal private army ever known in this country’.17 Van een nuttig leger in de oorlog tegen Duitsland, werden de Poolse soldaten, zeelieden en vliegers onderwerp van verlegenheid van de Britse regering. In elk geval kon er geen sprake van zijn dat de troepen werden opgenomen in de troepen van de nieuwe regering in Warschau. Ook was het niet mogelijk hen hetzelfde te behandelen als Britse troepen of die van Commonwealth. Kortom, men zat met ze omhoog. Enige maanden daarvoor, in februari 1945, had Churchill het Britse Hogerhuis toegesproken: ‘In any event, His Majesty’s Government will never forget the debt they owe to the Polish troops who have served them so valiantly, and for all those who have fought under our command, I earnestly hope that it may be possible to offer the citizenship and freedom of the British Empire, if they so desire’. 18 In maart 1946 kondigde de Engelse regering aan dat de Poolse troepen zouden worden ontbonden. Een oproep van het nieuwe regiem in Warschau om naar hun vaderland terug te keren, werd gesteund door de minister van Binnenlandse Zaken, Ernest Bevin. Een groot deel van de Polen had lange tijd in Russische werkkampen gezeten en voelde niets voor het voorstel. De Engelsen moesten dus naar een andere oplossing zoeken en vonden dat in de vorm van een op te richten Polish Resettlement Corps, een korps onder Britse leiding dat militaire en civiele taken zou gaan uitvoeren. Inmiddels was gebleken dat er in de Britse mijnen landbouw en groot tekort aan arbeidskrachten ontstond en dat de Engelsen de Polen daarbij goed konden gebruiken. Uit de onterechte vrees dat hun ‘eigen’ mensen buiten spel werden gezet, staken de vakbonden hier echter een stokje voor. De ‘vrije verkiezingen’ in Polen die door Stalin werden gearrangeerd, gingen gepaard met stemfraude, intimidatie, arrestaties en moorden op grote schaal. Dit weerhield de Polen zeker van een spoedige terugkeer. Zij kozen massaal voor blijven of emigratie. Veel ervaren vliegers vonden een nieuw bestaan in de burgerluchtvaart. 17 18 Zamoyski, The forgotten Few, 223. Ibidem, 231. 23 Een andere hoofdrolspeler was Stanislaw Maczek. Hij vocht tijdens de Eerste Wereldoorlog in het Oostenrijkse leger aan het Italiaanse front. Ná het herwinnen van de onafhankelijkheid van de Republiek Polen meldde hij zich aan voor het nieuw te vormen leger. In de jaren 19191920 vocht hij tegen de Bolsjewieken in de Pools-Russische oorlog en koos definitief voor een militaire loopbaan. Na zijn studie aan de Militaire Academie in Warschau kreeg hij in 1938, in de rang van kolonel, het commando over de 10e Gemotoriseerde Cavaleriebrigade, de eerste pantsereenheid van het Poolse leger. Na de aanval van Hitler op Polen op 1 september 1939 vocht zijn brigade dapper tegen de overmacht van het XXIIIe Duitse Pantserkorps in het zuidoosten van Polen. Enkele dagen na de onverwachte invasie van het Sovjet leger trok hij op 17 september met een deel van zijn brigade de Hongaarse grens over. Daar werden zij geïnterneerd, waarna velen er in slaagden naar Frankrijk te vluchten. 19 Al op 21 oktober van hetzelfde jaar meldde hij zich bij generaal Sikorski, die als premier van de Poolse regering en opperbevelhebber van de Poolse strijdkrachten in ballingschap, zijn heil in Parijs had gezocht. Maczek werd voor zijn verdiensten tijdens de strijd in september, bevorderd tot brigade-generaal en kreeg de leiding over het centrum Coëtquidan, waar nieuwe eenheden van het Poolse leger werden geformeerd. Hij herstelde zijn oude pantserbrigade die als de 10e Gemotoriseerde Brigade de Fransen bijstond in hun strijd de Duitsers. Met zijn Pantserbrigade leverde hij slag aan de Somme, daarmee de aftocht dekkend van de Franse troepen. Daarna moest de brigade zich vechtend een weg terugbanen door de Champagne en de Bourgogne tot Dijon. Na de Franse capitulatie op 17 juni 1940 bereikten hij en een deel van zijn manschappen, ‘s nachts marcherend en zich overdag schuilhoudend, na een gevaarlijke reis via Marseille en Algiers, Engeland.20 Voor zijn verdiensten in Frankrijk ontving hij uit handen van generaal Sikorski het Kruis Viruti Militari (“Voor uw en onze vrijheid”), een onderscheiding die later ook een aantal Polen in de strijd rond Arnhem in 1944 ten deel viel. De Polen hadden de tweede slag; pas bij de derde slag zou het tij zich keren! De restanten van de Poolse krijgsmacht, 24.000 (waarvan ruim 6.300 man luchtmacht) van de 85.000 man die Engeland wisten te bereiken, werden vooral geplaatst in Schotland tezamen met een deel van de onafhankelijke Poolse Bergjagers Infanteriebrigade, de Podhalanen. In april en mei 1940 had deze brigade nog deelgenomen aan de Brits-Franse operaties tegen 19 20 Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 29. Thom Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda” (Breda 1978) 15. 24 Duitse troepen bij Narvik (Noorwegen). De Polen droegen ongeveer 300 man bij aan de strijd. Ook namen er Poolse marineschepen aan deel: één daarvan, de torpedobootjager ORP “Grom” ging in de strijd met 60 man ten onder. Toen Frankrijk aangevallen werd, werd de brigade in allerijl teruggeroepen om via Engeland naar Frankrijk te worden gestuurd om daar te helpen in de strijd. 21 Naast de strijd in westelijk Europa waren er nog meer Poolse legeronderdelen actief. Toen Duitsland op 21 juni 1941 haar vroegere bondgenoot Rusland de oorlog verklaarde, was dat voor generaal Sikorski het moment om met de Russen onderhandelingen te openen over de vrijlating van Poolse militairen uit Russische krijgsgevangenschap. Met deze militairen wilde hij de Eerste Poolse Pantserdivisie verder helpen opbouwen. De eveneens vrijgelaten Poolse generaal Anders kreeg de taak om uit deze ex-krijgsgevangenen een nieuw leger te formeren: het Tweede Legerkorps. Omdat er zich slechts ongeveer 500 officieren meldden, gaf Anders er de voorkeur aan deze troepen over te brengen naar elders om hen verder op te leiden. In 1942 kreeg hij toestemming om een leger van ongeveer 100.000 man te formeren. De overige Poolse manschapen opereerden in een leger onder Russisch opperbevel. Via Irak en Perzië vond een immens troepentransport plaats en kwam het Tweede Poolse Legerkorps in Egypte aan, waar het in gereedheid werd gebracht voor de inval in Italië. Dat jaar werd er in de woestijn een zware strijd geleverd, een strijd waarop zij zich op Pools grondgebied, in een woestijnachtig gebied tussen Krakau en Katowice, hadden voorbereid. Ook in de woestijn vonden de Duitsers weer Polen op hun weg: de soldaten van de beroemde Karpatenbrigade. Zij hebben tijdens de strijd in Syrië niet gecapituleerd en zullen later deelnemen aan de gevechten om Tobroek, het beslissende keerpunt in de woestijn oorlog. Later in 1943 werden de bange vermoedens van generaal Anders over het grote gebrek aan Poolse officieren ná de capitulatie in 1939, bewaarheid. Bij de Poolse plaats Katyn vond men het massagraf van duizenden officieren. Het kader uit 1939 bleek grotendeels geliquideerd te zijn. Na de overwinning op het woestijnleger van generaal Erwin Rommel vocht het Tweede Legerkorps zich vanuit Noord-Afrika een weg door Italië. Zij oogstten onsterfelijke roem in de hevige strijd en verovering van het onneembaar geachte Benedictijnenklooster van Monte Cassino. Andere geallieerde troepen hadden zich maandenlang de tanden stuk gebeten op dit sterke bolwerk. Ná deze glorieuze overwinning lag de weg naar Rome open en stortte de 21 Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 33. 25 meest felle weerstand in Italië ineen. Maar de door Duitsers ondersteunde Italiaanse troepen die trouw aan Mussolini waren, wisten vaak nog hardnekkig stand te houden. 22 Generaal Maczek was tijdens zijn verblijf in Frankrijk op het idee gekomen om een Pools leger “in den vreemde” (Polish Army Abroad) op te richten. In Engeland aangekomen legde hij dit plan voor aan generaal Sikorski die hem hiervoor steun toezegde. De Britse autoriteiten konden daar niet mee instemmen omdat Engeland toen aan grotere gevaren blootstond, namelijk een dreigende invasie door Duitse troepen. Het 1e Poolse Legerkorps moest een bijdrage leveren aan de bescherming van de Schotse kust. Toen begin 1942 dit gevaar geweken was, stemden de Britten in met de eerdere voorstellen. De ervaringen in NoordAfrika hadden geleerd dat er voldoende infanteristen toegevoegd moesten worden aan een pantserdivisie, wilde deze adequaat opereren. Het vroegere type pantserdivisies bestonden uit twee tankbrigades, gesteund door regimenten veld, anti-tank en luchtdoelartillerie alsmede een bataljon gemotoriseerde infanterie. Aanvankelijk hield Sikorski hier ook aan vast, later moest hij deze ideeën laten varen.23 Het 1e Legerkorps in Schotland had de beschikking over drie belangrijke onderdelen, te weten: de 10e Gemotoriseerde Cavalerie Brigade, de Onafhankelijke Infanterie Brigade en de 16e Pantser Brigade alsmede enige ondersteuningseenheden. Tenslotte werd de 1e Divisie geformeerd en kon worden begonnen met trainen In de zomer van 1943 namen zij deel aan verschillende manoeuvres in de regio Newmarket en toonden al snel een grote mate van geoefendheid. Ongeveer diezelfde tijd waren de Engelse pantserdivisies na een reorganisatie eveneens klaar voor training: ook deze waren nu veel professioneler. Er volgden een groot aantal besprekingen tussen de Poolse generale staf en het ministerie van Defensie, waarna besloten werd dat zij, mits dat niet te veel aanpassingsproblemen opleverde, aan de komende invasie zouden deelnemen. De Polen zouden binnen de Britse structuur opereren. De operatie werd geleid door toen (per 1 september werd hij tot veldmaarschalk benoemd) nog generaal Montgomery. Hij nam het commando over van generaal Eisenhower die met het algehele commando van de landstrijdkrachten in Europa werd belast. De manier waarop dat moest worden gerealiseerd zonder dat dit hun toekomstige operationele activiteiten als zelfstandige eenheid zou ondergraven, gaf nog enige problemen. 22 23 Peeters, Het Poolse aandeel in de overwinning,, 25-26. Miecskowski, The Soldiers of General Maczek in World War II, 38-39. 26 De divisie had nog steeds te kampen met een tekort van ongeveer 900 man, vooral bij ondersteunende eenheden en de infanteriebrigade. Aanvankelijk dacht men, dat dit tekort kon worden aangezuiverd door manschappen uit het Midden-Oosten te transporteren. Dit bleek niet mogelijk en het werd aangevuld met grenadiers en verschillende manschappen uit administratieve eenheden van het 1e Legerkorps. De reorganisatie werd afgerond: de divisie bestond nu uit bijna 900 officieren en ruim 15.000 militairen uit andere rangen. Na de laatste oefeningen in de buurt van Scarborough in de lente van 1944 was de divisie paraat en gereed voor vertrek naar het front.24 Op 19 maart 1944 werd een algehele mobilisatie afgekondigd voor de Poolse troepen die voorlopig onder Schots commando bleven. Gedurende de eerste 24 uur werden de orders vertaald in het Pools en verspreid; de volgende 48 uur werden besteed aan het verstrekken van het noodzakelijke materieel. Sinds D-Day op 6 juni waren bijna 8 weken verlopen en de operaties verliepen voorspoedig. Na de vorming van een bruggenhoofd in de eerste week van de operaties, slaagden zij erin hun eerste fase van het plan te verwezenlijken, dat bedoeld was om binnen 3 maanden de Duitse strijdkrachten uit Noord-Frankrijk te verdrijven. Deze eerste fase van het opperbevel voorzag in een omsingeling en totale vernietiging van de Duitse troepen in Normandië. Op 7 augustus trachtten zeven Duitse pantserdivisies deze omsingeling te voorkomen en op hun beurt de troepen onder de Amerikaanse generaal Patton, de pas af te snijden en deze te isoleren. De Poolse troepen moesten deze operatie onder Canadees opperbevel (het 1e Canadese Leger) uitvoeren. De taak waar het 2e Canadese Legerkorps zich samen met de Polen voor gesteld zag, was de inname van de Franse plaats Falaise, en om zich daarna te voegen bij de Amerikanen die vanuit het westen optrokken naar Argentan. Deze manoeuvre moest het grootste deel van deze zeven Duitse pantserdivisies de pas afsnijden. De Poolse troepen benaderden Caen en Falaise vanuit het oosten, met de bedoeling deze stad zelf in te nemen. De strijd werd bemoeilijkt doordat het gebied ten zuiden van Caen sterk bebost was met veel holle wegen, waar de vijand zich gemakkelijk schuil kon houden en verdedigen. In de nacht van 8 augustus werd de aanval op de Duitse linies ingeleid door de 10e Infanteriebrigade. De aanval werd vooraf gegaan door een geallieerde luchtaanval, die door een aantal onnauwkeurigheden ook een 24 Miecskowski, The Soldiers of Generaal Maczek in World War II, 42. 27 groot aantal eigen manschappen, waaronder 44 Polen, trof. Bij de hevige gevechten gingen die dag ook meer dan 40 tanks verloren. De volgende dagen bleek het moeilijk een doorbraak te forceren. Een wijziging in het plan, geïnitieerd door generaal Simonds, bevelhebber van de 10e Infanteriebrigade, leverde eveneens onvoldoende resultaat. Dit kwam doordat de doorbraken die door de Canadese infanteriedivisies werden geforceerd, te smal waren om op een veilige manier de eigen troepen door te laten. Voorts werden doelen gebombardeerd die te ver voor de eigen troepen uitlagen. Doordat ze minder snel oprukten dan werd verwacht, werden veel eigen manschappen door eigen vuur getroffen. Een extra tegenvaller was nog dat de verdedigingslinie van de Duitsers, die op 7 en 8 augustus eindelijk werd doorbroken, dieper was gebleken te zijn dan de verwachte 4 kilometer. Op 12 augustus ontvouwde generaal Simonds een nieuw plan aan zijn commandanten. De Poolse troepen kregen de opdracht om de taak van de 2e Canadese Infanteriedivisie te verlichten.25 Nadat in de nacht van 13 op 14 augustus de Infanteriebrigade enige strategische plaatsen had veroverd, werden op deze laatste dag opnieuw eigen troepen door miscommunicatie gebombardeerd. Dat de troepen geleerd hadden van hun fouten, bleek toen 3 divisies op 15 augustus uiterst efficiënt en gedisciplineerd op verschillende plaatsen de rivier de Dives wisten over te steken en zo verder konden doorstoten naar het oosten. Intussen waren de Duitsers, in het bijzonder het SS Pantserkorps, nog niet ver genoeg teruggestoten en werd een nieuwe aanval overwogen om de eigen troepen gemakkelijker te laten terugtrekken. De avond van de 18e augustus kondigden zich een aantal ontwikkelingen aan waardoor de strijd voor de Poolse troepen in een kritieke fase belandde, die zou duren tot 21 augustus. De problemen werden veroorzaakt omdat de strijd moest worden gevoerd door slechts één pantserdivisie; op andere plaatsen van het front beschikten de Geallieerden over beter toegeruste en bewapende troepen, die vanuit de andere onderdelen ook een betere ondersteuning kregen. Daarbij kwam dat de troepen op de flanken te ver van het strijdgebied waren om nog steun te bieden. Om de zaak er nog erger op te maken stagneerde de toevoer mede vanwege een gebrek aan geschikte wegen - van rantsoenen, benzine en ammunitie, en bovendien was het gebied nog onvoldoende gezuiverd van vijandelijke troepen. Om te ontsnappen moesten zij door hun eigen troepen worden ontzet. Met het veroveren van heuvel 262 noord in de buurt van Montormel, slaagde een Poolse gevechtsgroep erin een strategische 25 Mieczkowski, The Soldiers of Generaal Maczek in World War II, 47-49. 28 positie in te nemen van waaruit de zich terugtrekkende Duitsers werden bestookt. De strijd bereikte haar hoogtepunt op 20 augustus toen de Duitsers beseften dat de laatste weg om zich terug te trekken, geblokkeerd bleek. Zij probeerden een bres te slaan in de defensie van de daar opererende 4e Canadese Pantserdivisie en troffen daarbij ook Poolse troepen. Zij probeerden een uitbraak te forceren tussen de berg Ormel en Chambois. De Polen hadden tot taak de uitbraakpoging te verijdelen en tegelijkertijd de aanvallen van twee te hulp snellende SS-Pantserdivisies, de elitetroepen “Adolf Hitler”en “Hitlerjugend”, af te slaan. In deze fase waren de Polen geheel verstoken van hulp en konden zij de gewonden niet afvoeren. 26 De gesteldheid van het terrein betekende dat de eenheden van het Poolse leger te weinig bewegingsvrijheid hadden om in dichte formaties te opereren; dat betekende dat er gevochten werd zoals in de Middeleeuwen. Tegen de avond begon een krachtige Duitse tegenaanval door infanterie-eenheden en tanks met het doel Chambois te heroveren. De aanval werd ondersteund door mortiervuur. Toch moesten zij zich met zware verliezen terugtrekken. De Poolse troepen hadden – naast de geblokkeerde bevoorrading – eveneens problemen om hun gewonden af te voeren. Daarnaast was het onmogelijk de krijgsgevangenen – die langzamerhand de Geallieerde verdedigers in aantal overtroffen – te voeden en te verzorgen. De strijd rond Chambois duurde de hele nacht en in de ochtend van 21 augustus liet het gebrek aan munitie en het tekort aan slaap na 48 uur van onafgebroken gevechten, zich sterk voelen. Op de avond van de 22e werden de Polen ontzet door het 1e Canadese Legerkorps en kregen zij de tijd om uit te rusten. Hiermee eindigde de tweede en laatste fase van de operaties rond Falaise en Chambois. Ondanks het feit dat 40% van de Duitse troepen uit de omsingeling wist te ontsnappen, werd nu duidelijk dat de strijd in Normandië succesvol was afgerond. De Canadezen onderstreepten hierbij zowel in de lucht als op de grond hun absolute superioriteit. 27 Hoewel de Poolse troepen zelf ook zware verliezen leden (circa 2.400 doden en gewonden en veel verlies aan zwaar materieel), was de slag rond Chambois beslissend. Dat begreep ook generaal Montgomery toe hij zich met de volgende woorden tot hen richtte: “ The battle of Chambois was decisive. The Germans were trapped as if in a bottle; you were the cork in that bottle”. Omdat de strijd in Noord-Frankrijk langer duurde dan werd verwacht, konden de troepen pas in de laatste week van augustus 1944 verder oprukken om het westelijk deel van België te 26 27 Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 34. Miecskowski, The Soldiers of General Maczek in World War II, 53 -57. 29 veroveren. De Antwerpse haven, die nog stevig in handen was van de Duitse troepen, was strategisch van belang en nodig voor de aanvoer van materieel. Om Antwerpen in handen te krijgen moesten de Geallieerden beide oevers van de Westerschelde onder controle zien te krijgen. Dit betekende dat Walcheren en Zuid-Beveland, maar ook het westelijk deel van Noord-Brabant gezuiverd moesten worden van Duitse troepen en versterkingen. Het was de bedoeling was om de Zeeuwse eilanden van hun verbindingslijnen af te snijden en door te stoten naar het Hollands Diep. Verovering van de Moerdijkbruggen bleek, zoals dat Duitse parachutisten in mei 1940 wel lukte, onmogelijk. 28 Gedurende de strijd in ZeeuwsVlaanderen werden de Poolse eenheden geheel ingesloten door het water: in het westen het kanaal van Gent naar Terneuzen, in het noorden de oever van de Westerschelde, in het oosten de Schelde en in het zuiden het kanaal Axel-Hulst. Vooral de driehoek Axel-Hulst-Terneuzen, een drassig en vaak ondergelopen gebied met smalle wegen, vormde het strijdtoneel voor de Polen. In dat gedeelte bevond zich de legergroep van generaal Neumann, bestaande uit in totaal ongeveer 6 infanteriebataljons en ondersteund door zware artillerie vanuit ZuidBeveland. Het kostte veel inspanningen om definitief een bruggenhoofd over het kanaal Axel-Hulst te vormen, maar ondanks zware artilleriebeschietingen slaagden de Polen erin om de stedendriehoek te veroveren. Ook slaagden tanks van het 10e Regiment, die de oever van de Westerschelde hadden bereikt, met steeds preciezer gericht granaatvuur twee passerende Duitse troepentransportschepen van de Kriegsmarine veel angst in te boezemen, zodat één van deze schepen in Poolse handen viel. Na reparatie kon het schip worden ingezet voor het transport van infanteristen naar de noordelijke oever. Walcheren, dat stevig in Duitse handen was, nam met het tegenover gelegen ZeeuwsVlaanderen een strategische positie in. De Duitsers hadden er met hun Atlantikwal alles aan gedaan om deze te versterken. Om de Schelde daadwerkelijk van de Duitsers te zuiveren, werd het scheepvaartverkeer op de Westerschelde voortdurend gebombardeerd. Op 11 september werd Breskens getroffen, waarbij ongeveer 200 burgerslachtoffers vielen. Een dag later bombardeert de Royal Air Force de Kreekrakdam en de Sloedam, die een verbinding vormden tussen Zuid-Beveland en Walcheren. Het was een poging om de vluchtwegen van het 15e Duitse leger onbruikbaar te maken. Dit leger wist echter te ontsnappen en zal beslissend zijn voor de komende operaties. Op 17 september, de eerste dag van operatie Market Garden volgde een bombardement op de Duitse kustbatterijen bij Zoutelande, 28 Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 45-48. 30 Biggekerke en het vliegveld bij Vlissingen. In de middag van 3 oktober volgde de eerste aanval van Lancaster bommenwerpers op de Westkapelse Zeedijk, die over een lengte van 120 meter vrijwel geheel weggevaagd wordt. Het was de bedoeling om Walcheren onder water te zetten om te voorkomen dat de Duitsers zich met hun tanks gemakkelijk konden verdedigen zen om landingen in Vlissingen vanuit Breskens en in Westkapelle vanuit Oostende te vereenvoudigen. Na gevechten om de Sloedam volgde een moeizame verovering van Walcheren en op 6 november gaven de Duitsers zich over. De geallieerden hadden nu de controle over de Westerschelde. Verder zouden de geallieerden in Nederland die winter niet komen. Begin september trokken de Geallieerden verder over een breed front in noordelijke en oostelijke richting op richting de Rijn. De Duitsers, nauwelijks hersteld van de eerdere nederlagen in Normandië, Noord-Frankrijk en België, wisten echter de massale aanval op Arnhem (Market Garden) te weerstaan en zo de Amerikaanse aanvallen op de Siegfried Linie te voorkomen. Daarmee stokt ook de geallieerde opmars. Omdat de aanvoerlijnen steeds langer werden, de basisaanvullingen kwamen nog steeds uit Normandië, werd de noodzaak om de haven van Antwerpen te veroveren, steeds groter. Het 2e Engelse leger slaagde er 4 september 1944 in om de haven en de stad vrijwel ongeschonden in te nemen. Maar er moest meer gebeuren. Antwerpen lag ongeveer 80 kilometer van zee verwijderd. Wilde de haven daadwerkelijk worden gebruikt dan moesten de geallieerden de monding van de Westerschelde beheersen, zowel in Zeeuws Vlaanderen als op Walcheren. Dat lukte na twee maanden strijd. Het eerste onderdeel van het strijdplan was het veroveren van het gebied noordelijk van Antwerpen. De 2e Canadese Infanteriedivisie begon begin oktober 1944 de opmars ten noorden van Antwerpen en slaagde er op 16 oktober in de landengte naar ZuidBeveland te blokkeren. De 3e Canadese Infanteriedivisie moest het gebied rond Breskens achter het Leopoldkanaal van vijanden zuiveren. Rond 3 november was de zuidelijke Scheldeoever bevrijd. De week daarop wisten zij onder meer Tilburg en Baarle-Nassau in Noord-Brabant te veroveren. Na de inname van Alphen en Rijen op 27 oktober braken nog dezelfde avond hevige gevechten los die, omdat de Britten en Canadezen door de zware strijd in Zeeland niet de gewenste vorderingen maakten, de Poolse troepen plotsklaps in een vooruitgeschoven positie bracht. Het belangrijkste doel was nu de verovering van Breda, een belangrijk 31 knooppunt van wegen en daardoor strategisch van belang. Na voorbereidende artilleriebeschietingen begon in de ochtend van 29 oktober 1944 de hoofdaanval. Duitse troepen probeerden een wig te drijven in de Poolse troepen door een tegenaanval met infanterie vanuit Dorst. Deze aanval had geen resultaat en de volgende dag werd besteed aan het zuiveren van de stad van Duitse troepen. De 3e Poolse Infanteriebrigade zette vanuit het zuidoosten op zaterdagavond 28 oktober de aanval in en wist aan de kant van Ginneken de buitenwijken van de stad te bereiken. De eerste tegenslag ontstond toen men op onverwachte Duitse tegenstand stuitte. Dit kostte zoveel tijd en helaas ook slachtoffers, dat de brigade besloot om pas de volgende ochtend verder op te rukken. De 10e Pantserbrigade kwam vanuit een andere richting niet veel verder. Naast het gebruikelijk mortiervuur schrok de Bredase bevolking telkens op door explosies. Enige bruggen werden door ‘Sprengkommando’s’ opgeblazen en tegen middernacht volgde de zwaarste klap toen een kerk hetzelfde lot onderging. Het plaatselijk verzet moest intussen door gebrek aan wapens en munitie werkeloos toezien. Op zondagmiddag 29 oktober was het centrum van vijanden gezuiverd. Nog steeds was er sprake van vijandelijke tegenaanvallen. Een Duitse poging om de linies van de 10e Pantserbrigade te doorbreken werd echter verijdeld.29 Op 2 november slaagden troepen erin om het Mark Kanaal over te steken en een aantal kleinere plaatsen te veroveren. Het ultieme doel was nu het veroveren van de Moerdijkbrug. De Duitse tegenstand was uiterst sterk, omdat zij daar vanaf 1940 versterkingen in de vorm van bunkers en mitrailleurnesten hadden gebouwd. Ondanks zware Geallieerde verliezen, de weg was ondermijnd en veel tanks werden vernietigd, slaagde men er toch in de brug te veroveren en lag de weg naar de provincie Zuid-Holland open. De troepen hielden tenslotte halt aan de linkeroever van de Maas. In deze periode hield het merendeel van de 21e Legergroep zich bezig met de volgende fase van de operatie, het zuiveren van het gebied tussen de Maas en de Rijn van vijandelijke troepen. Op 11 november 1944 werd in Breda de Poolse Onafhankelijksdag gevierd tezamen met Britse militaire vertegenwoordigers en de lokale bevolking. De burgemeester verleende aan generaal Maczek en alle Poolse medestrijders het ereburgerschap van de stad. Op 25 29 Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 74. 32 november werden generaal Maczek en een aantal militairen opnieuw in het zonnetje gezet met de verlening van een aantal Britse decoraties. Toen Montgomery zich tot hen richtte sprak hij zijn grote waardering uit door te zeggen dat zij hem in de strijd nimmer hadden teleurgesteld. Op 29 november van dat jaar werden de Poolse troepen geïnspecteerd door de Opperbevelhebber van de Geallieerde Troepen in West-Europa, generaal Eisenhower. Een maand later zouden de Geallieerden het opnieuw niet gemakkelijk krijgen toen veldmaarschalk Von Rundstedt in de Ardennen een tegenoffensief begon en Brussel en Antwerpen opnieuw bedreigde. Extra Canadese troepen werden ingezet en de sector die door de Polen werd verdedigd breidde zich uit van 25 tot 50 kilometer, vanaf Raamsdonk tot Herpt (land van Heusden). Bij Capelse Veer had de vijand nog steeds twee bruggenhoofden in handen. Pogingen om deze te vernietigen mislukten tot vier keer toe. Op 26 januari 1945 slaagde de inmiddels teruggekeerde 4e Canadese Pantserdivisie er in om onder zware artilleriedekking, met hulp van twee squadrons Spitfires en met amfibievoertuigen een aantal veldversterkingen aan de Oude Maas in te nemen. 30 Begin april 1945 werd de aanval hervat en trokken de troepen naar noordoost Nederland en werden onder andere Emmen, Ter Apel en Stadskanaal bevrijd. De divisie kreeg daarbij veel steun van een Belgisch bataljon Special Air Service (SAS). Hierna werd de aanval voortgezet richting het Duitse Wilhelmshafen. In mei 1945 vindt de capitulatie plaats. Op 20 mei 1945 nam de divisie afscheid van haar commandant, generaal Maczek. Gedurende twee jaar maakte zij vervolgens onder commando van het Britse Rijnleger (British Army of the Rhine: BOAR) deel uit van de Geallieerde bezettingslegers. Voorts werd de divisie verantwoordelijk voor de organisatie en de verzorging voor alle oorlogsgevangenen in Duitsland en zij die gedurende de oorlogsjaren in werk- en concentratiekampen hadden gezeten. Dat vroeg veel organisatie, omdat men - naast de opvang - ook verantwoordelijk werd voor welzijn, gezondheidszorg en onderwijs van vooral veel landgenoten. De personele omvang van de divisie groeide binnen twee jaar dan ook uit van 42.000 naar 60.000 man. Toen de balans werd opgemaakt bleek dat van de divisie ongeveer 2.000 man waren gesneuveld en 3.000 gewond. Een belangrijk deel daarvan liet het leven in de strijd voor de bevrijding van Nederland. 31 30 31 Mieczkowski e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 74. Peeters, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda”, 132. 33 De 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade en de operatie Market Garden Toen Sosabowski na vele omzwervingen in Parijs arriveerde, meldde hij zich op 22 december 1939 op het kantoor van generaal Wladyslaw Sikorski, die ook was uitgeweken. In januari 1940 werd hij plaatsvervangend bevelhebber van de nieuwe Poolse 4e Infanterie Divisie in Les Sables d’Olonnes, die onder bevel stond van generaal Rudlof Dreszer. Omdat deze zo vaak afwezig was had hij in feite de leiding. Nadat de Duitsers Frankrijk binnenvielen, raakte hij wederom met hen in de strijd verwikkeld. Vervolgens organiseerde hij de evacuatie van ongeveer 3.200 man van zijn divisie en wist met stoomschip Abderpool naar Engeland te bereiken. Toen hij op 21 juni 1940 op Engelse bodem stapte vormde hij enige tijd later de 2e Poolse Fuseliersbrigade. Zijn initiatief werd van hogerhand niet op prijs gesteld en de eenheid werd opgeheven, zonder dat de manschappen werden ondergebracht in een andere militaire eenheid. Hij liet zich niet uit het veld slaan en nam zelf het initiatief met de vorming van de 4e Poolse Kaderbrigade Fuseliers. Het was de bedoeling om voor deze brigade Poolse vrijwilligers te werven in de Verenigde Staten en Canada en hen later in te zetten voor de bevrijding van Polen. Zover was het toen nog niet: in oktober 1940 kreeg de brigade tot taak om de Schotse baai Four of Fourth te verdedigen tegen een mogelijke Duitse aanval vanuit Noorwegen. In februari 1941 besloot de Poolse regering in ballingschap om een parachutisteneenheid te formeren. Met de beste en meest betrouwbare manschappen werd onder leiding van Sosabowski begonnen met oefeningen. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de brigade alleen zou worden ingezet op Pools grondgebied. Na een oefening en demonstratie op 23 september 1941 werd de eenheid officieel door Sikorski erkend en opereerde voortaan onder zijn nieuwe naam: de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade. Tijdens oorlogen vinden dikwijls belangrijke innovatieve ontwikkelingen plaats, met name tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd voor het eerst gebruik gemaakt van de inzet van luchtlandingstroepen. Deze troepen bestonden meestal uit lichtbewapende infanteristen, die met transport- of zweefvliegtuigen achter de vijandelijke linies landden. Het element van verrassing speelde een belangrijke rol bij de inzet van luchtlandingstroepen. Zowel bij operatie Market Garden als bij eerdere acties zou dit de 34 doorslag moeten geven. Op die manier konden belangrijke strategische objecten als vliegvelden en bruggen worden ingenomen. Het was hun taak om een bruggenhoofd te vormen om op die manier verdere aanvoer van troepen door de lucht of over land mogelijk te maken. De Duitsers hadden de primeur tijdens hun aanval in Denemarken en Noorwegen, waar in april 1940 op beperkte schaal parachutisten werden ingezet. De eerste grootschalige luchtlandingsoperatie vond plaats bij de Duitse inval op Nederland in mei 1940 waarbij een heel luchtlandingskorps onder luitenant-generaal Kurt Student werd ingezet. De Britten deden al in september 1942 het voorstel om een Brits-Poolse paradivisie te formeren en deze aan de eigen luchtlandingstroepen toe te voegen Deze paradivisie zou door Sosabowski worden geleid. Het aanvaarden van deze post zou zijn persoonlijke positie versterken, maar had een keerzijde die zou leiden tot een groot conflict en een verdere verwijdering tussen de Britse en Poolse belangen zou veroorzaken. Hiervoor moeten wij ons in herinnering brengen, dat de brigade dus was opgericht om deel te nemen aan de bevrijding van Polen. Het plaatsen van de brigade onder Brits bevel zou het doel veranderen en de zeggenschap over de brigade bij de Poolse regering in ballingschap weghalen. De zich superieur wanende generaal Browning kon dan ook totaal niets begrijpen van de weigering van de vaderlandslievende Sosabowski om de hem aangeboden positie en het voorstel te aanvaarden. Toen op Sosabowski’s advies de chef staf van de Poolse strijdkrachten in Engeland, generaal Kazimierz Sosnowski, in het najaar van 1943 definitief weigerde om de 1e Onafhankelijke Poolse Parachutistenbrigade onder Brits bevel te plaatsen, zocht Browning, met wie Sosabowski het aanvankelijk nog goed kon vinden, 32 het hogerop en werd de overeenkomst tussen generaal Sikorski en maarschalk Sir Allan Brooke om de brigade in Polen in te zetten, geannuleerd. De luchtlandingstroepen, die in september 1944 in Engeland klaar stonden om in actie te komen, kwamen onder het bevel te staan van de First Allied Airborne Army, een organisatie die pas zes weken eerder werd samengesteld om de activiteiten van de verschillende Britse en Amerikaanse luchtlandingstroepen te coördineren. Het stond onder bevel van de Amerikaanse luitenant-generaal Lewis Brereton. Voor deze opzet was gekozen omdat Eisenhower meende dat een korps uit parachutisten en luchtlandingstroepen van grotere waarde zou zijn onder een éénhoofdige leiding. Browning werd benoemd als Brereton’s plaatsvervanger. Dit was gedaan 32 Ibidem, 135. 35 om twee redenen. In de eerste plaats was Browning een representant van de landstrijdkrachten en kon hij Brereton, een luchtmachtman, goede adviezen geven. In de tweede plaats ontstond dan een strijdmacht onder een tweehoofdige, Brits-Amerikaanse leiding. 33 Dat was belangrijk, omdat dit zeer gevoelig lag. De Britse troepen waren voor het laatst op grote schaal in actie geweest tijdens de operaties in 1943 in Italië. Sindsdien werden er 15 acties gepland, maar alle keren werd het “afgeblazen”. Robert ‘Roy’ Urquhart was bevelhebber van de Britse Airborne Divisie en had gevechtservaring opgedaan in het Middellandse Zeegebied. Hij was te oud voor parachutetraining en had last van luchtziekte. Het 18e U.S. Airborne Corps bestond uit twee divisies onder leiding van de generaals James Gavin en Maxwell Taylor. Beiden hadden gevechtservaring opgedaan tijdens de invasie op Sicilië. Sosabowski werd met zijn brigade toegevoegd aan de 1e Britse Airborne Divisie. Op die manier kon hij gebruik maken van de ervaring van deze troepen uit 1943 en 1944. Upper Largo, op een terrein dat bekend stond als “The Monkey Grove” en een zelfgebouwde trainingstoren bezat, zou in de jaren 1943-1944 het trainingsterrein van de brigade worden. Daarnaast werd er tot 1944 een opleiding gevolgd op het Britse trainingscentrum voor parachutisten in Manchester. De discipline en vechtlust werd door hun oorspronkelijke doel, inzet op Pools grondgebied, alleen maar verder ontwikkeld en geïntensiveerd. Onder de bezielende leiding van Sosabowski groeide de eenheid uit tot een elitetroep die zelfs bij de Britten het nodige respect afdwong. De eenheid zou samen met het binnenlands leger (de Armija Krajowa) dat al ondergronds actief was, opereren op Pools grondgebied, was de bedoeling van de Polen. Sosabowski: “De voornaamste reden voor ons bijzonder hoge moreel was dat wij bij de bevrijding van Polen zouden worden ingezet. Wij waren de enige eenheid die nog rechtstreeks onder de Poolse opperbevelhebber stond en er werden plannen gemaakt voor operaties in ons vaderland”. 34 Vervolgens werd iedere medewerking aan de Poolse brigade stopgezet of vertraagd. Vliegtuigen en voorraden om te oefenen werden niet meer geleverd en er werd gedreigd de brigade op te heffen en onder te brengen bij de 1e Poolse Pantserdivisie. Ondertussen bleef Browning proberen de brigade in te lijven, maar hij beloofde Sosabowski ook Britse paratroopers beschikbaar te stellen voor een operatie in Polen. Sikorski gaat hier niet op in en vanaf dat moment verslechterden de verhoudingen zich. In deze periode was de brigade nog 33 34 Martin Middlebrook, Arnhem 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994) 10-11. Stanislaw Sosabowki. Ik vocht voor de vrijheid (2e druk; Leiden 1960) 123. 36 altijd ernstig onderbezet, zowel in mensen als materieel. Sosabowski kreeg opnieuw te horen dat Montgomery en Browning zijn brigade in West-Europa wilden inzetten, maar hij verwees hen naar zijn opperbevelhebber.35 Op 14 maart 1944 besloot de Poolse regering dat de brigade in Europa onder bepaalde voorwaarden mocht worden ingezet: “De brigade zal slechts voor één operatie of voor enkele kleinere acties worden gebruikt; 2. De brigade zal worden teruggetrokken indien de verliezen tot 15% zijn gestegen; 3. de brigade zal niet worden ingezet in de eerste fasen van de invasie; 4. Er moet een duidelijker toezegging worden gedaan met betrekking tot vliegtuigen voor Polen.”. 36 Op 21 mei weigerde Mongomery de brigade bij de geallieerde troepen te voegen als daar zoveel voorwaarden aan waren verbonden. Sosabowski moest hem daarin gelijk geven en stemde toe. Nog steeds was de brigade 300 man onder oorlogssterkte. Sosnowski, de Poolse opperbevelhebber, moest nu wel toegeven en op 6 juni 1944 kwam de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade onder Brits bevel. Uiteindelijk zou de brigade onder Eisenhower deel uitmaken van diens Allied Expeditionary Force. De brigade werd opgenomen in de 21e Legergroep en kwam onder bevel van generaal Montgomery. De 1e Airborne Divisie werd toegevoegd aan de 21e Army Group van luitenant-generaal Browning. De bedoeling was dat de brigade op 1 juli 1944 operationeel inzetbaar zou zijn. Door de lage prioriteitstelling door de Geallieerden, de brigade zou niet in de eerste fase worden ingezet, had deze brigade echter een achterstand in opleiding en materiële inzetbaarheid van zeker één maand. Op een verzoek van Browning om zijn brigade al op 6 juli in te zetten, weigerde hij beslist. Ook een inzetbaarheid in augustus, was nog te vroeg. Sosabowski dacht nog minimaal 2 maanden nodig te hebben om de achterstand in te halen. Browning brak de discussie af en eiste dat de brigade op 1 augustus inzetbaar moest zijn.37 In die maand werd voor het eerst gesprongen (slechts 3 sprongen) en voor het eerst geoefend in organieke verbanden. Het was ook de eerste keer dat kennis werd gemaakt met het laden en ontladen van gliders (zweefvliegtuigen), die zouden worden ingezet bij de landingen rond Oosterbeek en op de Ginkelse heide. 35 Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 138-147. Ibidem, 148. 37 Ibidem, 152-153. 36 37 Voordat de operatie Market Garden aan bod kwam, waren er nog een aantal operaties waar een Poolse bijdrage werd verwacht: maar de operaties Transfigure, Linnet I en II en Comet (operatie rondom Arnhem) werden alle afgeblazen. Volgens Sosabowski onderschatte men met deze laatste operatie de kracht van de Duitsers, die het strategische belang van Arnhem heus wel inzagen. Ook waren er volgens hem te weinig luchtlandingstroepen beschikbaar. Deze kritiek leidde er mede toe dat operatie Comet werd afgelast of liever, dat het op 10 september werd vervangen door een nieuw plan. Twee dagen later op 12 september 1944 werd dan ook Market Garden gepresenteerd. Het ging hier in wezen om dezelfde operatie, zij het dat er nu ook twee Amerikaanse luchtlandingsdivisies zouden worden ingezet. Het was nog maar kort dag! Twee dagen vóór operatie Market Garden bracht Rauter, Rijkscommissaris in Nederland, op bevel van Heinrich Himmler een bezoek aan generaal Model in het Tafelberghotel in Oosterbeek. Het was enerzijds een beleefdheidsbezoek, anderzijds had het tot doel de operationele situatie te bekijken. Rauter was verantwoordelijk voor de binnenlandse orde en verwachtte half en half een opstand onder de Nederlandse bevolking. Hij vreesde voor de veiligheid van de Duitse troepen en in het bijzonder voor die van Model en zijn staf. Rauter drong aan en zei: “Stel dat er een luchtlanding komt, zou die strijdmacht dan voldoende zijn?” Hem werd uitgelegd dat luchtlandingstroepen een gespecialiseerde opleiding hadden en dat zij alleen werden ingezet op kritieke momenten. Het was niet waarschijnlijk dat deze situatie opging voor Nijmegen en Arnhem. Immers, de bevoorradingslijn van het Britse 2e Leger begon in Cherbourg en was te lang om voldoende tot steun te zijn bij eventuele luchtlandingen. Daarnaast was de toegang naar de haven van Antwerpen nog in Duitse handen. Voorts lag Arnhem op meer dan 140 kilometer van het Britse front. “U weet toch zeker wel”, zei Model, “dat Montgomery een zeer voorzichtige generaal is en dat hij zich niet in doldrieste avonturen zal laten meeslepen. Zou hij over een zo grote afstand proberen vooruit te stormen, zonder dat hij een vooruitgeschoven basis had? “ 38 Twee dagen later ontdekten zij hun vergissing. Op een conferentie kort voor de operatie van start ging, ontmoetten de hoofdrolspelers elkaar. Generaal Urquhart, die de troepen ten noorden van de Rijn zou leiden, onderschatte de mogelijkheden van de Poolse brigade, die daardoor op verschillende dagen en vanaf twee 38 Anthony Farrar-Hockley, Arnhem. Parachutisten vallen uit de hemel (Antwerpen en Amsterdam 1972) 68. 38 gescheiden landingsterreinen moest opereren. Daarbij was de keuze van de landingsgebieden, die vooral bij Arnhem bijzonder ver van de te veroveren bruggen waren gelegen, weinig hoopgevend en deed menig officier de wenkbrauwen fronsen. Volgens Sosabowski onderschatte het opperbevel de rol die zijn troepen op de noordoever (bij Arnhem) zouden kunnen spelen: “Aan het eind van de conferentie zei Urquhart tegen me dat wanneer de 1e Brigade de Arnhemse bruggen nog niet mocht hebben veroverd, dat zij deze zelf zouden moeten “nemen”.39 Aan het probleem van de gescheiden landing (op beide oevers van de Nederrijn) van zijn troepen en de munitievoorraad, die zich op de noordoever zou bevinden, was volgens hem volledig voorbijgegaan. Na afloop van de conferentie stelde niemand vragen. Sosabowski ook niet, want daarmee zou hij zich (naar eigen zeggen) alleen nog maar impopulairder gemaakt hebben. De Poolse brigade zou de luchtlandingsdivisie steun bieden bij de vestiging van een bruggenhoofd bij Arnhem. Het plan was dat het merendeel van de brigade (de parachutisten) op 19 september (dag twee van de operatie) op minder dan twee kilometer ten zuiden van de verkeersbrug zou landen, dichtbij de plaats Elden. Een ander deel van de brigade (de troepen die met zweefvliegtuigen werden aangevoerd) zouden op de Britse landingsterreinen ten noorden van de rivier worden afgezet. Dit gedeelte van de operatie was verspreid over twee dagen: 18 en 19 september. Met zweefvliegtuigen (gliders) zouden de zware wapens van de brigade worden aangevoerd, vooral antitankwapens. De rest van de brigade zou per schip het Kanaal oversteken en zich in een latere fase bij de hoofdmacht voegen. Deze logistieke ‘staart’ zou niet bij Arnhem in actie komen. De opdracht van de brigade was om in Arnhem het noordoostelijk deel van de stadsperimeter, die gedeeltelijk binnen gezichtsafstand lag, te bezetten en verdedigen, in afwachting van de grondtroepen. De paratroepen zouden de verkeersbrug moeten oversteken, maar het plan en de verwachting was dat deze brug dan al stevig in handen van de Britse luchtlandingstroepen zou zijn. De laatsten moesten dit doel al op de eerste dag van de operaties (17 september) hebben bereikt. Mocht de brug onverhoopt toch nog in Duitse handen zijn, dan moesten de Polen deze veroveren. Met deze mogelijkheid werd echter niet serieus rekening gehouden: de zware wapens van de Polen zouden zich immers op de noordoever bevinden. Zij moesten de brug nog maar zien te bereiken! Sosabowski was niet blij met deze opdracht. Vooral de 39 Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 164 39 splitsing van zijn eenheid (hoofdmacht op de zuidoever, zware wapens op de noordoever) vond hij hoogst ongelukkig. Operatie Market Garden begon op 17 september 1944. De Amerikanen wisten bij Grave de Maasbrug, bij Veghel de bruggen over de Zuid-Willemsvaart en de Aa en bij Malden de brug over het Maas-Waalkanaal te veroveren. Bij Son en Breugel werd de brug echter voor hun ogen opgeblazen. Verovering van de brug bij Nijmegen mislukte in eerste instantie omdat sterke troepen van de Waffen-SS hen net vóór waren. De Britten lukte het om kort na de landing bij Oosterbeek de noordelijke oprit van de Rijnbrug (verkeersbrug) bij Arnhem te veroveren, maar de spoorbrug bij Oosterbeek,1 die ook van strategisch belang was, ging ook de lucht in! Rondom Wijchen verliep de strijd deels succesvol. Ondanks deze successen ondervond de opmars van de grondtroepen ernstige vertraging. Dat zou ook zijn gevolgen hebben voor de brigade van Sosabowski en de 1e Airborne Divisie rond Arnhem. Op 18 september werd Eindhoven door de 101st US Airborne Division bevrijd waarna de Britse grondtroepen ’s middags contact met hen maakten. De troepen stootten direct door naar Son, waar begonnen werd met het bouwen van een Baileybrug. De 82nd Airborne Division probeerde intussen met man en macht de Waalbrug bij Nijmegen te veroveren, maar alle aanvallen werden afgeslagen. Dankzij de hulp van een oplettende burger konden de Britten echter voorkomen dat de brug vanuit een nabijgelegen postkantoor met dynamiet zou worden opgeblazen; de Duitsers werden verdreven en het mechanisme werd onklaar gemaakt..40 Rond Groesbeek werden zware Duitse aanvallen vanuit het Reichswald het hoofd geboden.41 Ook rond Arnhem werd zware strijd geleverd: de eenheden van luitenant-kolonel Frost wisten vele Duitse aanvallen op hun positie ten noorden van de verkeersbrug te pareren. Op de Ginkelse Heide landde de 4th Parachute Brigade onder bevel van brigade-generaal Hacket temidden van zwaar vijandelijk vuur. Op donderdag 21 september 1944, twee dagen later dan was gepland door slechte weersomstandigheden, kwam de Poolse Parachutistenbrigade dan toch in actie. Hoewel, het was niet de operatie die zij zich hadden gewenst en het was geen complete brigade! Het oorspronkelijke plan was dat een eenheid parachutisten twee dagen eerder ten zuiden van de Nederrijn zou worden gedropt, terwijl wapens en rijdend materieel op maandag en dinsdag 40 41 Farrar-Hockley, Arnhem. Parachutisten vallen uit de hemel, 112. Middlebrook, Arnhem 1944, 13. 40 ten noorden van de rivier met ‘gliders’ zouden landen of met parachutes afgeworpen. De 4e Britse Parachute Brigade Group die als één van de eersten bij Arnhem vocht, had tot taak om zo snel mogelijk Arnhem binnen te trekken via de Amsterdamsestraatweg. Zij moesten de noordelijke en zuidelijke sector van de stad bezetten en deze overdragen aan de Poolse brigade zodra deze aangekomen was. De commandant, brigade-generaal Hackett, kon toen nog niet weten dat dit plan niet doorging. Dit kwam omdat de strijd in Arnhem, die aanvankelijk redelijk voorspoedig verliep, op dat ogenblik omsloeg in het voordeel van de Duitsers. Daardoor moest generaal Urquhart die nacht een ander landingsterrein ten zuiden van de rivier voor de Poolse para’s bepalen. Dat werd Driel, omdat het direct tegenover Oosterbeek lag, dat toen nog in Britse handen was. Poolse troepen konden dan met een pont en boten de rivier oversteken en zo Urquhart’s troepen de zo broodnodige versterking leveren. Militairen van de Poolse Antitank Batterij verging het weinig beter. Slechts drie van de tien stukken geschut die in Engeland werden ingeladen, werden daadwerkelijk gebruikt. De jeep van Sosabowski werd door de Duitsers in beslag genomen, zijn chauffeur raakte gewond en werd krijgsgevangen gemaakt. Toen zij een koffertje vonden met Sosabowski’s naam erop, zonden zij een radiobericht uit dat hij dood was. Maar hij had Engeland nog niet eens verlaten. Tien van de bijna honderd Poolse militairen werden gedood tijdens de landing.42 Dinsdag 19 september werd een slechte dag. Pogingen van de Britse 4e Parachutisten Brigade om de brug te bereiken, mislukten jammerlijk en ook de Polen slaagden er niet in. De troepen daar bleven geïsoleerd en hun weerstand slonk zienderogen. De bevoorrading kwam terecht op de verkeerde plek en veel vliegtuigen gingen verloren. Tot overmaat van ramp raakten de grondtroepen die de Airborne Divisie moesten ontzetten, achter op het schema. Sosabowski maakte zich door het uitstel van twee dagen buitengewoon ongerust en was van plan Browning hierover schriftelijk te informeren. Hij was weer iets meer gerustgesteld toen een bericht binnenkwam van Urquhart, waarin deze bevestigde dat de veerboot in handen was van zijn divisie. Het weer bleef slecht boven Engeland, maar toch werd besloten de Poolse parachutisten aan boord te laten gaan vanwege de bijna uitzichtloze situatie van de eigen troepen rond Oosterbeek. In totaal 114 C47 transportvliegtuigen vlogen de para’s vroeg in de middag over naar het gevechtsterrein, waarmee voor hen een einde kwam aan jaren van training en wachten. De Amerikaanse piloten hadden veel moeite om in de dichte bewolking 42 Middlebrook, Arnhem 1944,, 248. 41 op voldoende te hoogte te komen en in gesloten formatie over de Noordzee naar Nederland te vliegen. Gelukkig gebeurden er geen ongelukken. Ondertussen verslechterden de weersomstandigheden op de Britse vliegvelden dermate, dat het Amerikaanse commando besloot de vliegtuigen terug te roepen en te wachten op betere omstandigheden. Door miscommunicatie, de radio-operators aan boord van de vliegtuigen vroegen zich af of het terugroepsignalen waren of niet, keerden slechts 41 vliegtuigen terug. De rest vloog door. De 73 overgebleven vliegtuigen gebruikten de zuidelijke route over België. Eén vliegtuig dat door luchtafweergeschut werd geraakt moest noodgedwongen terugkeren en dropte de parachutisten boven Belgisch grondgebied voordat het zijn weg naar Engeland vervolgde. De afsprong was om 5 uur ’s middags onder barre omstandigheden. De Duitsers waren na 2 dagen van strijd gewaarschuwd en de C47’s lagen zwaar onder vuur. De Amerikaanse piloten klaagden dat de parachutisten niet snel genoeg afsprongen; de Polen vonden dat zij er bijna werden ‘uitgegooid.’ 43 Vijf vliegtuigen keerden niet terug. Alle Polen kwamen veilig neer, maar 10 Amerikaanse vliegers werden gedood. Tijdens de dropping werden 5 Polen gedood en raakten er 25 gewond. Tweederde van de brigade, ongeveer 1.000 militairen, was veilig neergekomen bij Driel. Luitenant Stefan Kaczmarek, de kwartiermeester van de brigade zei hierover: “Ik vond dat de piloot wel erg snel daalde toen hij de parachutisten dropte. Ikzelf sprong het eerst op 800 voet terwijl de laatste het vliegtuig verliet op circa 300 voet. Hij kwam eerder op de grond dan ik. Nadat wij geland waren zag ik dat het merendeel van de manschappen op ongeveer een mijl afstand van het dorp waren neergekomen. Mijn groep verzamelde zich in een boerderij waar wij onze eerste krijgsgevangene maakten, een slaperige Duitser. Toen ik hem in het Duits vroeg waar de anderen waren antwoordde hij dat deze er vandoor waren. Vervolgens marcheerden wij door het dorp naar ons belangrijkste verzamelpunt. Ik vertelde de Duitser dat wanneer hij loog over de andere Duitsers, hij de eerste kogel uit mijn stengun kreeg. En zo maakten wij een triomftocht door Driel met mensen die voor hun huizen stonden en ons bloemen toewierpen”. Er waren maar weinig Duitse soldaten: 11 gevangen, waaronder 5 deserteurs die zich in de Protestantse Kerk hadden verscholen. Onder hen bevonden zich ook 2 Poolse dwangarbeiders. De brigade vormde twee eenheden die volgens plan naar de veerboot respectievelijk een positie langs de rivier tegenover de kerk in Oosterbeek posities innamen. Zij zochten dekking 43 Middlebrook, Arnhem 1944, 402-403. 42 achter de dijk. Cora Baltussen, dochter van een prominente familie uit Driel, kwam het huis uit toen de parachutisten die net waren geland, langsliepen. Niemand had verwacht dat juist hun dorp Driel deel van het strijdtoneel zou worden. En in plaats van Britten waren het Polen die hen bevrijdden! Toen verschenen Dyrda en Sosabowski aan het hoofd van de colonne ten tonele en vroegen haar naar de situatie ter plaatse. Waren er Duitsers, waar kon een veldhospitaal worden opgezet en waar was de veerboot? Dat laatste was het belangrijkst. Sosabowski was “witheet” toen hij hoorde dat de veerboot buiten dienst was. In Engeland had hij nog gehoord dat alles in orde was. Hij was toen nog in een goede stemming en overtuigd dat het met enig geluk mogelijk was om die nacht met vlotten de rivier over te steken. Er was nog geen hulp op komst voor de troepen die in de steeds kleiner wordende perimeter rond Oosterbeek in het nauw zaten. Het 2e Leger leek geen stap vooruit te komen. 44 Luitenant Kaczmarek werd er op uit gestuurd om te kijken wat er aan de hand was met de veerboot en welke troepen de overkant in handen hadden:”Samen met kapitein Budziszwewski en 15 anderen werden wij er op uit gestuurd en ongeveer een uur later bereikten wij de veerboot. Wij stonden aan de oever en Budziszwewski schreeuwde een luid hallo, maar er kwam geen reactie van de andere kant. Toen stak hij een fakkel op, maar zodra hij dat deed brak een hevig geweervuur vanaf de andere oever los. Wij doken omlaag achter wat struiken en stenen en het was een wonder dat er niemand geraakt werd. Het vuren hield ongeveer 5 minuten aan en wij hoorden de kogels op de stenen afketsen. Wij keerden naar Driel terug zodra het vuren ophield. Verder gebeurde er die nacht niets”. Al snel werden er meer pogingen ondernomen. De Britten in Oosterbeek hadden de droppings in Driel gezien, maar waren niet in staat om radiografisch contact met de Polen op te nemen. Kapitein Ludwik Zwolanski, de Poolse verbindingsofficier bij het hoofdkwartier van Urquhart, bood aan om de rivier over te zwemmen en hen te informeren over pogingen van de Britten om het bruggenhoofd op de Westerbouwing te verbreden. Tegelijkertijd zouden militairen van de genie in Oosterbeek proberen om boten te bouwen die de Polen naar de ander kant konden overbrengen. Zwolanski slaagde erin de overkant te bereiken, maar het lukte hem niet om terug te komen. Dat lukte een Britse officier die nacht wel. Hij kon vertellen dat er slechts één boot beschikbaar was. Pogingen van de Polen om zelf aan boten te komen mislukten. Daarna gaf Sosabowski zijn troepen het bevel zich terug te trekken op 44 G. Powell, ‘De helden van Arnhem’in: G.Powell, Lipmann Kessel en John St. John. Van de hemel in de hel. Twee schokkende boeken in één band over de Slag om Arnhem (2e druk; Amsterdam 1984) 138. 43 defensieve stellingen rondom Driel. Vele Polen zouden daar de volgende vier dagen blijven. Overdag werden zij voortdurend belaagd door mortiervuur en granaten vanuit Duitse posities. Voorts moesten zij aanvallen van infanterie en tanks het hoofd bieden, maar zij hielden dapper stand zonder infanteriesteun en tanks. De dropping van het laatste deel van de brigade vond niet op vrijdag plaats. Wel lukte het een aantal leden van de Britse cavalerie om Driel te bereiken. Met de zendapparatuur die zij bij zich hadden lukte het Sosabowski voor het eerst om contact te leggen met de grondtroepen en met Browning. Ook kreeg hij verbinding met Oosterbeek toen 2 officieren van Urquhart de rivier wisten over te steken. Zij wezen Sosabowski op de noodzaak dat de troepen in Oosterbeek snel moesten worden bevrijd en dat Poolse troepen daarbij moesten worden ingezet. Dezelfde dag bereikten Britse cavalerie en infanterie Driel. Het bataljon infanteristen was de voorbode van een complete infanteriedivisie die nu vanuit Nijmegen snel oprukte. Het waren de troepen die de Britse luchtlandingstroepen in Oosterbeek en Arnhem hadden moeten ontzetten. Deze vitale injectie kwam echter te laat om aan de andere kant nog enige gewicht in de strijd te kunnen werpen. De kans op een overwinning van de troepen noordelijk van de Nederrijn was inmiddels, vooral door een gebrek aan zware wapens, verkeken. 45 Ook een poging om met rubberboten de overkant van de rivier te bereiken moest vanwege de sterke stroming worden afgeblazen. Verder verhinderde krachtig vijandelijk vuur de kans op succes. Die zaterdagnacht werd een hernieuwde poging ondernomen. Sosabowski was beloofd dat er die nacht 12 boten met getrainde militairen beschikbaar zouden zijn. De boten kwamen te laat en de bemanningen waren niet geoefend. Nu moesten Poolse genisten onvoorbereid het werk in de duisternis en onder zwaar vijandelijk vuur verrichten. Op zondagochtend 3 uur moesten onder nog zwaardere omstandigheden nieuwe plannen worden gemaakt. Eerst moesten de boten over een afstand van 500 meter door de weilanden en over een hoge dijk naar de rivier worden gesleept. De reputatie van Sosabowski en zijn mensen werd in deze situatie zwaar op de proef gesteld en zou geduchte deuken oplopen! Ruim 150 Polen bereikten uiteindelijk de overkant, minder dan een kwart van waarop Sosabowski rekende. Zij werden op verschillende plaatsen binnen de Britse verdedigingslinie ingezet en vormden gedurende de laatste twee dagen van de strijd in Oosterbeek nog een welkome aanvulling. 45 Middlebrook, Arnhem 1944, 409-410. 44 Terwijl Sosabowski en Urquhart aan iedere kant van de rivier met grote problemen kampten, waren op enkele kilometers van het strijdtoneel enige generaals in wier handen een mogelijke oplossing lag om de desastreuze ontwikkelingen te keren. Een Britse officier die de rivier was overgezwommen om het opperbevel in Nijmegen te informeren over de, kreeg geen voet aan de grond toen hij Browning en Horrocks probeerde te overtuigen van de penibele toestand. Zwaar teleurgesteld keerde hij terug van de comfortabele Nijmeegse villa van Browning en zijn staf. Later werd duidelijk dat Browning vanuit die positie zijn luchtlandingstroepen erg moeilijk kon aansturen en leiden. Vanuit Engeland was dat makkelijker geweest. Een zware crisis was aanstaande. Tenzij er voortvarend werd gehandeld om de Britse troepen bij Arnhem te ontzetten, waren deze reddeloos verloren. Het XXXe Legerkorps dat vanuit het zuiden optrok, boekte juist in die dagen te weinig vooruitgang om de kansen te doen keren. John Frost, die de Arnhemse verkeersbrug zo lang in handen wist te houden, merkte later op: “Het was een vreselijke periode van besluiteloosheid in de leiding”.46 Dit was de situatie tijdens de Valburg Conferentie de zondagmorgen daarop en waar de deelnemers zich moesten beraden op de volgende stappen. De dag begon met een bezoek van luitenant-generaal Horrocks, bevelhebber van het XXXe Legerkorps, aan Sosabowski in Driel. Browning zelf was in geen velden of wegen te bekennen. Horrocks wilde zich persoonlijk op de hoogte stellen van de situatie bij de rivier. Vanaf de kerktoren in Driel vroeg hij Sosabowski wat deze zou doen. Deze zei dat er twee opties waren: of de 1e Airborne Divisie aanmerkelijk versterkingen bieden, in het bijzonder zware wapens, voedsel en ammunitie, of de divisie in zijn geheel terugtrekken naar deze kant van de rivier. Overigens was de situatie toen al zo precair dat die laatste mogelijkheid al was verkeken. Horrocks koos in beginsel voor de eerste optie; hij was van plan om een bataljon van zijn 43e Divisie die nacht de rivier over te zetten en hetzelfde te doen met een complete brigade op een andere plaats bij Renkum, vier mijl stroomafwaarts. Vermoedelijk vond er, voordat de officiële conferentie in Valburg begon, halverwege Driel en Nijmegen, nog een privé-ontmoeting plaats tussen Horrocks, Browning en generaal-majoor Ivor Thomas, commandant van de 43e Divisie. Sosabowski werd vergezeld door luitenant Jerzy Dyrda, één van de mensen in zijn brigade die het beste Engels sprak, en die hij vertrouwde. Dyrda maakte een uitgebreid verslag van de gebeurtenissen. 47 Sosabowski werd 46 47 J. Frost, A Drop Too Many, (Londen, 1980), XVII. Jerzy R. Dyrda. ‘Arnhem, Oosterbeek & Driel. September 1944’in: Martin Middlebrook Arnhem 45 eerder formeel dan met warmte begroet en merkte op dat Dyrda aanvankelijk niet welkom was. Browning kwam tussenbeide. Het werd geen rondetafel conferentie en evenmin een echt gesprek waar argumenten werden uitgewisseld. De drie Britse generaals en hun staf zaten aan de ene kant van de lange tafel terwijl Sosabowski aan de andere kant zat. Dyrda moest blijven staan en zei later dat het eerder een rechtzitting leek met de rechters aan de ene en de beklaagde aan de andere kant, dan op een conferentie. Horrocks, die in zijn latere memoires schreef dat hij zich ook niet op zijn gemak voelde en niet gerust was op een goede afloop van Market Garden, gaf in het kort een uiteenzetting over zijn plan om op twee plaatsen de rivier over te steken. Beide operaties, waarbij naast het 4e Bataljon Dorsets ook het 1e Poolse Bataljon en nog wat andere Poolse militairen waren betrokken, stonden onder het bevel van generaal-majoor Thomas. Hij leidde dan ook het laatste deel van de conferentie. Sosabowski, die de plaatselijke situatie beter kende dan Thomas, was diep geschokt over de manier waarop zijn manschappen aan zijn bevel werden onttrokken. Er heerste een pijnlijke stilte. Geen van de Britse officieren stelde vragen, een teken dat zij het plan al eerder hadden besproken en dat de beslissing al was genomen. Sosabowski stond op en zei dat vooral de eerste oversteekplek voor de veerpont levensgevaarlijk was, omdat daar de Duitsers op hun sterkst waren. Een oversteek op een punt meer stroomafwaarts was te prefereren. Wanneer zo’n operatie niet mogelijk was, dan was een totale evacuatie van de 1e Airborne Divisie de enige andere mogelijkheid. Hij vertelde Thomas dat de sterkte van de troepen die de Nederrijn zouden oversteken, te beperkt was om bij Oosterbeek een ommekeer van de strijd te realiseren. De manschappen zouden eenvoudig weg worden opgeofferd! Horrocks maakte een einde aan de woordenwisseling en zei dat wanneer Sosabowski de bevelen van Thomas niet wenste op te volgen, hem het bevel van zijn troepen werd ontnomen. Hiermee eindigde de conferentie: Browning, Sosabowski’s commandant, had geen woord met hem gewisseld. 48 Sosabowski ging met Browning mee naar zijn hoofdkwartier in Nijmegen om te lunchen. Hoewel het daar een drukte van belang was, merkte Sosabowski niets van boten. Browning moest bekennen dat deze er nog niet waren. Sosabowski raakte geïrriteerd en hij vertelde Browning wat hij vond van Britse commandanten die een belangrijke operatie tot een goed einde wilden brengen. Kapitein Jan Lorys, één van zijn officieren merkte op: “This was 48 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994) 402-435. Middlebrook, Arnhem 1944, 414-417. 46 probably the final nail in Soabowski’s coffin, daring to criticize British generals.” 49 Er was nog een ontmoeting die dag tussen Browning, Horrocks en generaal Dempsey, wiens Tweede Leger de supervisie over alle operaties had. Dempsey werd geïnformeerd over de oversteekplannen die de volgende nacht zouden plaatsvinden, maar er was al anders beslist: Een totale evacuatie vanaf de noordelijke oever. Sosabowski veroordeelde Browning voor deze negatieve keuze: “Browning zat verkeerd. Bij vrijwel iedere operatie doet zich een crisissituatie voor. Op dat moment kon de strijd nog alle kanten op, afhankelijk van het geluk of betere planning van de tegenstander. Overwinning en nederlaag liggen dicht bij elkaar. Ik vind het onbegrijpelijk dat Browning, bevelhebber van de Britse Airbornedivisie, ondanks het tekort aan vaartuigen, geen enkele poging deed om Horrocks, Dempsey en Montgomery op andere gedachten te brengen en een laatste poging te wagen. Wij waren toen zo dicht bij de overwinning. Eindelijk werden troepen en bewapening aangevoerd. Deze moesten alleen nog maar de rivier worden overgezet en hadden wellicht bijgedragen tot het ontzet van de troepen. Ik heb mij er vaak over verbaasd waarom Montgomery, toen hij op 25 september met Horrocks sprak, niet zijn plan heeft overgenomen om een massale aanval in te zetten. Misschien was de Slag om Arnhem dan in plaats van een nederlaag een overwinning geworden?” 50 In feite wilde Horrocks gewoon doorvechten, maar hij werd vooral door Browning overgehaald daarvan af te zien. Er was misschien wel een belangrijker reden om de troepen terug te trekken, maar dat wist Sosabowski nog niet. Die avond hadden de Duitsers de corridor ten zuiden van Nijmegen afgesloten en deze zou twee etmalen lang potdicht blijven. Sosabowski vond dat ongelofelijk en zei onomwonden: “Ieder uur, iedere minuut dat de 1e Airborne Divisie langer alleen op de andere oever moest blijven kost meer doden en gewonden. Wij zijn nu zo dichtbij. Wij moeten ervoor zorgen dat het eindelijk lukt hen te bereiken.” Zijn openhartigheid kwetste Browning en hij gaf hem te verstaan dat het onderhoud geëindigd was.51 Die gebeurtenis zou de slechte afloop van operatie Market Garden alleen nog maar versnellen. 49 50 51 Middlebrook, Arnhem 1944, 416. Sosabowski, , Ik vocht voor de vrijheid, 198. Ibidem, 210. 47 Sosabowski had zijn belangrijkste stafofficier majoor Malaszkiewicz er op uitgestuurd om aan geschikte boten te komen. Er werden 12 boten en getrainde Britse genisten toegezegd die de manschappen zouden overzetten. De boten kwamen twee en half uur te laat, de bemanningen kwamen echter niet opdagen. Poolse militairen namen in de volslagen duisternis deze gevaarlijke taak onder zwaar vijandelijk vuur over. De gebeurtenissen die nacht zou de reputatie van de Polen èn de carrière van Sosabowski veel schade toebrengen. De verwachting dat elke boot bij iedere oversteek 16 man kon overzetten bleek ijdel. Er konden er slechts 12 in. Zo goed en kwaad mogelijk moest er geïmproviseerd worden. Ruim 150 Polen staken uiteindelijk over, slechts een kwart van de geplande 600. Sosabowski moest met het grootste deel van zijn brigade terugkeren naar Driel. Eenmaal aangekomen kreeg een groep al direct zware Duitse tegenstand en moesten zich overgeven. Zij die de dans ontsprongen werden op verschillende plaatsen binnen de perimeter ingezet om de defensie te versterken.52 Enige dagen later, toen de dreigende nederlaag zich aftekende en de overgave en voldongen feit, werden verwoede pogingen ondernomen om naar de zuidelijke oever te ontsnappen. Poolse militairen speelden bij deze evacuatie op maandag 25 september een belangrijke rol. Maandagmorgen vroeg op 25 september overhandigde luitenant-kolonel Myers generaal Urquhart 3 brieven die hij had meegebracht vanaf de andere oever. Twee daarvan waren wat gedateerd, de derde was van generaal-majoor Tomas. Hij meldde dat het Tweede Leger, dat onder bevel stond van generaal Dempsey, met toestemming van Montgomery en Eisenhower, afzag van het plan om het noordelijk bruggenhoofd te behouden. De 1e Airborne Divisie moest zich terugtrekken, wanneer Urquhart het moment gekomen achtte. Urquhart dacht er twee uur over na. De situatie was precair en zijn troepen in de perimeter dreigden onder de druk te bezwijken. Ook was er een radiobericht van de Duitsers onderschept dat meldde werd dat zij vanuit oostelijke richting wilden oprukken om daarmee de Britten van de rivier af te snijden. Urquhart nam contact op met Thomas en deze meldde dat de evacuatie nog die nacht in gang zou worden gezet. Op de dag van de evacuatie verhevigden de gevechten bij Oosterbeek en daarmee het aantal gesneuvelden. Alles werd nog erger vanwege de hevige regenval en de koude. Ook pasten de Duitsers een andere tactiek toe. De meeste aanvallen tot dan toe kwamen van betrekkelijk onervaren rekruten van de 9e SS Panzer Division. De nieuwe inzet van veteranen verergerde 52 Middlebrook, Arnhem 1944, 411-412. 48 de situatie echter. De avond viel in en de zware gevechten verminderden weer. Het aantal doden bedroeg circa 120, veel meer dan in de twee voorafgaande dagen. De evacuatie kwam langzaam op gang. Helaas kwam het plan dat was opgesteld door militairen op de zuidoever niet overeen met de feitelijke situatie aan de overkant. Op het hoofdkwartier van de 43e Divisie dacht men dat de infanterie-eenheid van de Dorsets, die vanuit het zuiden de rivier moesten oversteken, sterk genoeg was om de perimeter verder te verwijden om de evacuatie daarmee te vergemakkelijken. Zo konden de troepen op twee plaatsen de rivier oversteken. Voor beide posities waren evenveel boten beschikbaar. Urquhart’s plan was om zijn gehele divisie via het oostelijk oversteekpunt te laten ontsnappen. De artillerie zou de aftocht dekken. De mannen kregen het bevel om hun gezichten zwart te maken en om hu schoenen met lappen te omwikkelen. De wapens die niet meegenomen konden worden, werden onklaar gemaakt, vernietigd of in het water gegooid. Om te voorkomen dat zij elkaar in het duister kwijt raakten, moest iedereen de man voor zich vasthouden. Door zwaar artillerievuur liet men de Duitsers tot de ochtend in het ongewisse over de evacuatie. Die laatste nacht maakten vijandelijke mortiergranaten nog veel slachtoffers. Veel militairen raakten de weg kwijt en werden gevangen genomen door vijandelijke patrouilles. Eenmaal bij de rivier gekomen, verliep de operatie zeer ordelijk. Met hulp van Canadese genietroepen werd zowel in kano’s (Canadese) als landingsvaartuigen de oversteek gemaakt. Twee boten raakten al voor het gebruik beschadigd, een werd getroffen door mortiervuur en een ander kapseisde. Met de tien resterende boten werden de hele nacht mensen overgezet. Op het laatst waren er nog maar twee over. De laatste militairen die overbleven probeerden zwemmend de overkant te bereiken. Met de gevechtskleding aan, zwaar geworden door dagenlange zware regenval, was dat geen eenvoudige klus. Naakt of half naakt bereikte na 200 meter zwemmen een groot aantal de zuidelijke oever.53 ’s Morgens om half zes bereikte de laatste groep de overkant; vrijwel iedereen raakte daarbij gewond. Honderd en vijftig man bleven noodgedwongen achter! De operatie bij het tweede oversteekpunt liep uit op een fiasco. Daar stonden in de uiterwaarden die ochtend nog honderden mannen te wachten om te worden overgezet. Het hele gebied, vanaf de spoordijk, lag onder Duits vuur. Fonteinen modder en water rezen omhoog en er klonk geschreeuw van gewonden. Tussen de menigte verschenen witte vlaggen, 53 Middlebrook, Arnhem 1944, 433. 49 steeds meer soldaten stonden met hun handen omhoog. Tal van Polen keerden niet over de Nederrijn terug. Behalve de gesneuvelden, de gewonden, die al eerder waren afgevoerd en degenen die door de Nederlandse ondergrondse verborgen werden gehouden, raakten naar schatting tussen de 120 en 160 Poolse parachutisten krijgsgevangen. De brigade was nauwelijks in staat geweest deze situatie te veranderen. Zij was daarvoor te laat op het strijdtoneel verschenen. Het staat wel vast dat wanneer zij de zuidelijke oevers niet hadden bezet, een groot deel van de troepen dat daar uiteindelijk een veilig heenkomen vond, alsnog zou zijn gesneuveld. 54 Volgens officiële cijfers bereikten bijna 2.400 man de overkant, waaronder 160 Poolse militairen. Een onbekend aantal verdronk. Duitse cijfers geven aan dat ongeveer 600 man die ochtend gevangen werden genomen. De Slag om Arnhem was voorbij, precies 9 dagen nadat units van de 1e Britse Airborne Divisie naar Britse vliegvelden waren gebracht. 50 Polen lieten het leven in Oosterbeek of verdronken tijdens de evacuatie en 42 mannen stierven rond Driel. De Britten die de dans ontsprongen waren, werden met trucks naar Nijmegen gebracht. Poolse manschappen volgden hen. Zij moesten echter de route te voet afleggen met volle bepakking! Later werden zij ingeschakeld voor defensieve taken vóórdat zij weer naar Engeland terugkeerden. De rest was al eerder teruggevlogen. 55 Ná het slechte verloop van operatie Market Garden trokken de Geallieerde troepen zich terug achter een lijn 8 kilometer. zuidelijk van de rivier. De Duitsers deden geen pogingen meer om het niemandsland op te vullen en zo bleef de situatie de volgende 6 maanden. De verkeersbrug in Arnhem werd ditmaal voor de tweede keer verwoest door door Amerikaanse bommenwerpers; daarmee voorkwamen zij dat de Duitsers hun front verder naar het zuiden verlegden. Zowel Arnhem als Oosterbeek werden tijdens de winter voortdurend bestookt door Geallieerde artillerievuur. Het had tot gevolg dat de schade die daarbij ontstond nog groter was dan tijdens de gevechten daarvoor. Even dreigde het vernederende en voor Sosabowski onaanvaardbare plan dat hij onder bevel van de commandant van de 157e Infanteriebrigade zou worden geplaatst. Het argument was dat zijn brigade tijdens de slag rond het Oosterbeekse bruggenhoofd zoveel verliezen had geleden en dermate gedesorganiseerd was geraakt, dat zij behoefte had aan een parate reserve. 54 George F. Cholewczynski, De Polen van Driel. De 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade van generaal-majoor StanislawSosabowski tijdens de Slag om Arnhem (Naarden 1969) 95. 55 Middlebrook, Arnhem 1944, 436. 50 Maar de Poolse brigade keerde terug onder het commando van het 1ste Luchtlandingskorps. Sosabowski meende nog steeds dat Browning hem bewust had willen kleineren. In zijn rapport over de verloren slag bleef hij daarom hameren op de zelfstandigheid van de brigade. Verder meende hij dat generaal Eisenhower te laat prioriteit gaf aan de operatie. Volgens hem nam Montgomery met Market Garden een gerechtvaardigd risico, maar was er onvoldoende (logistieke) steun. Voorts gaf Sosabowski aan dat de Geallieerde Inlichtingendienst een totaal verkeerde inschatting van de Duitse troepenmacht had gemaakt: “bij de eerste briefings had ik Urquhart er persoonlijk op gewezen dat men niet alleen het potentieel van de vijand ernstig onderschatte, maar ook zijn reacties.” 56 Browning was volgens hem te nonchalant. Hoewel Montgomery het uiteindelijke besluit nam tot de evacuatie, meende Sosabowski dat Browning zich meer teweer had moeten stellen tegen dat besluit. In zijn memoires merkte hij : “Het komt mij ongelofelijk voor, dat Browning, die het bevel voerde over het Britse Luchtlandingskorps, niet alle pogingen in het werk heeft gesteld om Horrocks, Dempsey en Montgomery te overtuigen dat men nog een poging moest wagen, ook al waren er te weinig boten. Op dat moment waren wij zo dicht bij de overwinning, eindelijk hadden de troepen en het materiaal de Nederrijn bereikt en ik ben er vast van overtuigd dat wanneer wij waren overgestoken wij de 1e Airborne Divisie hadden kunnen ontzetten”. Op 26 september ging Sosabowski naar het hoofdkwartier om daar de toegezegde orders voor zijn brigade in ontvangst te nemen. In een korte onderhoud deed hij verslag van de stand van zaken. Hij had bijna vierhonderd man verloren. Browning vertelde dat hij de problemen van de brigade onderkende en dat deze moest worden teruggetrokken naar Engeland. Gezien de situatie kon dat niet op korte termijn: de Polen waren nog nodig. Even later ontving hij van één van Browning’s stafofficieren de bewuste instructies: in de omgeving van Neerloon moesten de para’s een vliegveld verdedigen en enkele verbindingsroutes beveiligen. Na 7 oktober 1944 vertrokken zij via Leuven en Brussel definitief naar Engeland. Ruim een week eerder, op donderdag 28 september vroeg in de ochtend, naderde één van vele honderden geallieerde vaartuigen de Franse kust en liep de haven van Arromanches binnen. Behalve 332 Polen bevonden zich aan boord de lichte batterij artillerie, een aantal voertuigen en voorraden van de brigade, die niet hadden behoord tot de aanvalsgolf via de lucht door een gebrek aan 56 Sosabowski,, Ik vocht voor de vrijheid, 160-161. 51 zweefvliegtuigen. Pas 10 dagen nadat operatie Market Garden was begonnen en inmiddels beëindigd, bereikten troepen en materieel (te laat) Frankrijk. 57 Als Market Garden succesvol was verlopen dan zouden tijdens de Conferentie van Yalta in februari 1945 de Russen niet zo’n gunstige onderhandelingspositie hebben gehad. Na de oorlog hadden zij een dominante positie in een derde gedeelte van Duitsland en geheel Oost-Europa. Ook Polen was vanaf 1945 gedoemd tot 40 jaar communistische overheersing. Het einde van de Tweede Wereldoorlog betekende ook het begin van de Koude Oorlog. Langzamerhand kwam er kritiek los vanuit het geallieerde opperbevel. Dat begon op 17 oktober 1944, toen Montgomery een brief schreef aan Sir Allan Brooke, chef van de Generale Staf, waarin hij refereerde aan Arnhem: “De Poolse Parachutistenbrigade vocht erg slecht en de mannen waren niet bereid te vechten wanneer hun eigen leven gevaar liep. Ik wil ze hier niet meer hebben en misschien kun jij ze naar Italië sturen waar zij zich bij de andere Polen kunnen aansluiten”.58 Een maand later schreef Browning een lange brief aan luitenantgeneraal Sir Ronald Weeks, Brooke’s vervanger, waarin hij rapporteerde over Sosabowski’s leiding van de brigade vóór en tijdens de strijd. Browning karakteriseerde hem als iemand ‘waarmee moeilijk te werken viel’ [….] ‘niet in staat het bevel over de brigade te voeren’ en, gedurende de strijd, ‘niet in staat was om de urgentie van de operatie in te schatten en voortdurend aankwam met nieuwe argumenten waarbij hij naliet om volledig aan de operatie deel te nemen, ondanks dat zowel voor hem als de brigade alles is gedaan’. Browning kwam tot de conclusie ‘dat hij Sosabowski noodgedwongen moest overplaatsen en voor hem in de plaats een jongere, meer coöperatieve officier als opvolger moest aanstellen’. Sosabowski en zijn manschappen leden onder deze kritiek en zij konden zich op dat moment ook moeilijk verdedigen. Op 9 december werd Sosabowski door de Poolse president in ballingschap geïnformeerd. dat hij van het bevel van de brigade was ontheven. In de brief noemde geen redenen voor het ontslag maar het was waarschijnlijk onder Britse druk tot stand gekomen. Bijna alle militairen die bij Arnhem vochten ergerden zich aan de woorden ‘de mislukking van Arnhem’. Als het strategisch concept van ‘Market Garden’in orde was, zoals Montgomery beweerde, dan was de tactische nederlaag bij Arnhem grotendeels het resultaat 57 George F. Cholewczynski, De Polen van Driel. De 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade van generaal-majoor Stanislaw Sosabowski tijdens de Slag om Arnhem (Naarden 1969) 119. 58 Middlebrook, Arnhem 1944, 447. (Het is vreemd dat Montgomery in zijn Normandy to The Baltic, London, 1947 met geen woord rept over dit incident). 52 van beslissingen die door anderen dan Montgomery Browning waren genomen. Achteraf gezien kon de Britten en de Polen in strategisch opzicht weinig worden verweten. Het herstel en weerstandsvermogen van de Duitse troepen na hun nederlaag in Normandië, werd door bijna het voltallig geallieerde opperbevel onderschat. Alleen Sosabowski en Urquhart onderkenden het gevaar van deze euforische stemming die niet op feitelijke informatie bleek te zijn gebaseerd. Men was niet gewaarschuwd voor de aanwezigheid van twee Duitser SSpantserdivisies en onderschatte de Duitse troepensterkte en hun kracht. Daardoor ontbraken geschikte wapens. 59 Volgens sommigen waren de verwachtingen van Montgomery over de afloop van de oorlog te hoog gespannen en was hij er vrij luchthartig over de strijd in geallieerd voordeel te kunnen beslissen. Hoewel dat een misschien te simpele voorstelling van zaken lijkt, gaf het verloop van de strijd te zien dat deze toch misschien in geallieerd voordeel had kunnen worden beslist. Naast de gebrekkige informatievoorziening over de troepensterkte rond Arnhem, was het ook de voorbereiding die de geallieerden nodig achtten hadden, achteraf tekort schoten. De over enkele dagen verspreide landingen boden de Duitsers de mogelijkheid om zich te hergroeperen en versterkingen aan te voeren. Ook werd gewezen naar de ambities van Montgomery die er op leken te wijzen dat deze de oorlog eind 1944 wel op een erg eenvoudige manier dacht te beslissen Wat zeker een beslissende invloed heeft gehad op het verloop van de strijd was dat de 21e Legergroep tijdens de gevechten in Zeeuws-Vlaanderen de divisies van het 15e Duitse Leger de gelegenheid gaf om te ontsnappen. Zij staken de Schelde over en trokken via Bergen op Zoom op naar Noord-Brabant, waar zij werden ingezet aan het front tussen Maastricht en Antwerpen. Een aanval vanuit het veroverde Antwerpen naar het noorden had dit verijdeld. Op 16 september 1944 werden in een bioscoopzaal hoge officieren van het 30e Legerkorps door Horrocks geïnformeerd over de operatie Market Garden. Het leek erop dat het Britse 2e Het leger van generaal Dempsey, dat bestond uit het 30e, 12e en 8e Korps, te langzaam optrok vanuit het zuiden, waardoor de situatie van de 1e Airborne Divisie bij Arnhem verslechterde. Het leek erop dat de ernst van de situatie werd onderschat. Het 30e Korps zou tijdens de opmars in de flanken worden gedekt door de twee andere korpsen. De twee laatste korpsen 59 Middlebrook, Arnhem 1944, 5. 53 faalden, wat tot gevolg had dat een Duitse troepenmacht de corridor tot twee keer toe wist af te snijden. Horrocks, commandant van het 30e Korps kreeg daarvan de schuld. Jaren na de oorlog nam Urquhart, destijds commandant van de 1e Airborne Divisie, deel aan een diner waar Horrocks tafelvoorzitter was en waarin Urquhart verwees naar een eerdere briefing. Urquart merkte op: “Hoe is het mogelijk dat deze man, met zo’n overtuigingskracht, niet in staat is geweest om zijn troepen in september 1944 tot enige spoed aan te zetten”.60 Voorts had de langzame opmars van het 30e Legerkorps met 20.000 voertuigen vanuit het zuiden tot gevolg dat deze troepenmacht zeer kwetsbaar was voor vijandelijke flankaanvallen. In plaats van met zijn Korps Eindhoven binnen te trekken, kwam Horrocks niet verder dan Valkenswaard. Daar werd de nacht doorgebracht terwijl dezelfde nacht op 17 september landden de para’s bij Arnhem. De vertragingen die ontstonden waren zo groot dat het 12e Korps niet kon verhinderen dat de Duitse 107e Pantserbrigade kon oprukken vanuit Venlo naar Eindhoven en Son. Twee volle dagen gingen door de offensieve acties van de Duitsers verloren. Het weerhield de Engelsen er niet van om voor dat eigen falen achteraf de schuld in de schoenen te schuiven van Sosabowski. Deze bevond zich met zijn brigade op dat moment vanwege de slechte weersomstandigheden nog in Engeland! Naast dit fatale oponthoud ontbrak het nog steeds aan een gecoördineerde inzet van de geallieerde troepen. Terwijl de Duitse veldmaarschalk generaals Model (commandant van de Legergroep B en verantwoordelijk voor het westelijk front), generaal Bittrich (2e SS Pantser Korps), generaal Harmel (10e Pantser Divisie) en generaal Harzer (9e Pantser Divisie) de handen ineensloegen, was hiervan bij de opponent nauwelijks sprake. Landingen aan beide zijden van de brug bij Grave had wel tot succes geleid. Bij Nijmegen werd de landing vanaf één kant en te ver van de brug af uitgevoerd. Voorts moesten de bruggen verdedigd worden tegen de Duitse aanvallen vanuit het Reichswald. Daarvoor was het bezit van de heuvelrug die van Berg en Dal naar Groesbeek loopt, van levensbelang. Het was duidelijk, dat de verovering van de Waalbruggen door de 82nd US Airborne Division een topprioriteit had moeten krijgen. Dit falen werd Browning overigens naderhand persoonlijk aangerekend.Daar kwam nog eens bovenop dat het totaalplan voor de luchtlandingen een zwakke basis had. 61 60 61 R.E. Urquhart, Arnhem (Londen 1958) 137. Middlebrook, Arnhem 1944, 444-445. 54 Op 20 september lukte het tenslotte om de bruggen bij Nijmegen te veroveren. Mannen van de 82nd Airborne staken onder zwaar vuur van de Duitsers in canvas bootjes de Waal over en wisten, met grote verliezen, de spoor- en verkeersbrug in te nemen. Tegen de tijd dat de bruggen in hun handen vielen, was het avond en waren er niet genoeg grondtroepen beschikbaar om meteen de aanval richting Arnhem te beginnen. In Nijmegen werd op dat moment nog hard gevochten. In Arnhem was de situatie bij de brug uiterst precair. Deze was nog steeds in handen van de Britten, maar zonder water, voedsel en met een gebrek aan munitie leek de uitslag duidelijk. Ook in de op 19 september gevormde perimeter rondom Oosterbeek werd zwaar gevochten; op dat moment waren er van de ongeveer 10.000 parachutisten van de 1e Airborne Divisie nog maar 3.000 over in Oosterbeek en ongeveer 500 bij de brug. Op 21 september werd in alle vroegte door de Duitsers het laatste verzet bij de brug gebroken en onmiddellijk gebruikt om de aanval van de Britse grondtroepen tegen te houden. Generaal Browning vestigde zijn hoofdkwartier in de buurt van Groesbeek. Daarvoor werden 34 vliegtuigen (gliders) ingezet. Gavin had deze vliegtuigen hard nodig toen hij op de eerste dag de Waalbruggen wilde bezetten. Voor Browning was het zijn laatste kans om zich tijdens deze oorlog nog te onderscheiden. Hij had geen frontervaring en zijn commando was volgens ingewijden omstreden. Bovendien zou hij overbodig worden wanneer Horrocks binnen 1 of 2 dagen ter plaatse zou zijn en het commando zou overnemen. Critici beweerden dat hij geen enkele bijdrage aan de strijd leverde. Voorts vonden velen hem niet sympathiek en pedant. Ná Arnhem was er geen promotie meer voor Browning en Urquhart, hoewel de laatste zich zeer strijdvaardig had getoond. Hun loopbaan werd bepaald door Arnhem. Browning verliet de parate troepen en werd vervolgens benoemd tot Chief of Staff at South-East Asia Command. In 1948 ging hij met pensioen. 55 Na Market Garden: Het verdere verloop en de na-oorlogse discussie over de rol van de Polen: Op 17 januari 1945 rukte het Rode Leger Warschau binnen. In hun gelederen bevonden zich soldaten van het door de Sovjets gesteunde en in Rusland opgerichte Poolse ‘Kosciuszkoleger’. Met de burgers in hun voetspoor kwamen de troepen een totaal verwoeste stad binnen, waar de lichamen van tienduizenden inwoners onder het bevroren puin lagen begraven. Tijdens de ‘overwinningsparade’ werd het saluut beantwoord door een groep die hun landgenoten nog niet kende: het pro-communistische ‘Comité voor Nationale Bevrijding’, ook bekend als het Lublin-comité. Deze marionetten van Stalin beschouwden zich zelf als ‘de voorlopige regering van Polen’. Terwijl de Nazi’s uit het land waren verdreven, werd nu over het lot van Polen beslist aan de onderhandelingstafel op 4 februari 1945 op de Krim. Er werd besloten tot het vaststellen van nieuwe grenzen (oost- en westgrens). Het oostelijk deel van Polen zou naar de Russen gaan. Polen zou daarvoor gebied terugkrijgen dat Duitsland (OderNeissegrens) moest afstaan. Er dienden vrije verkiezingen te worden gehouden, waaraan de constitutionele regering in Londen zou deelnemen. Als hoofd van de verkiezingscommissie werd de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Molotov aangewezen. Gezien diens verleden verwachtten de Polen hier weinig van. 62 In Londen probeerde een teleurgestelde Sosabowski nog tijdens de oorlog rechtvaardiging voor zijn zaak te vinden. De nieuwe functie die hem door de Poolse regering was toegezegd, bleek niet veel om het lijf te hebben: hij kreeg het toezicht over legervoorraden. Ook probeerde hij generaal Anders in zijn kwaliteit van waarnemend opperbevelhebber van de Poolse strijdkrachten voor zijn zaak te winnen met de vraag of deze een onderzoekscommissie wilde instellen. Anders had het nog te druk met de strijd in Italië en zegde hem toe de zaak te bekijken zodra hij terug was. Eind april 1945 werd de 1e Poolse Parachutistenbrigade opnieuw samengesteld. Het brigadedepot in Schotland en de school op Ringway werden gesloten, nadat op 19 april de laatste lichting parachutisten was afgeleverd. Sinds de terugkeer in Engeland eind 1944 waren er ruim 1.600 para’s opgeleid, van wie het merendeel werd ingedeeld bij de brigade, die nu 250 officieren en ruim 3.900 manschappen telde. De training deden zij samen met de 1e Britse Luchtlandingsdivisie. Op 8 mei vertrok de brigade per schip naar het vasteland van Europa om geallieerde eenheden af te lossen. Maar toen zij amper op zee waren, hoorden de Polen het lang verbeide nieuws dat Nazi-Duitsland onvoorwaardelijk 62 Cholewczynski, De Polen van Driel, 135. 56 had gecapituleerd. In Oostende kwamen nieuwe orders: de paratroepen moesten zich aansluiten bij het 1e Britse Korps in Duitsland. In lange colonnes vrachtwagens werden de Polen naar het vrijwel geheel verwoeste Kleef gereden, waar slechts weinig burgers zich op straat vertoonden. De Britten zouden verteld hebben dat er Polnische Fallschirmjäger in aantocht waren en dat had hen danig schrik aangejaagd. Nadat de brigade met een traditionele processie en een mis op 1 juni van dat jaar Sacramentsdag had gevierd, was de kou al snel uit de lucht. In de omgeving van Kleef troffen zij vaak uitgemergelde en verzwakte landgenoten aan, afkomstig uit dwangarbeiders- en concentratiekampen. Zij ontfermden zich over hen en organiseerden al snel hulpacties via hun vrienden in Schotland die met het Rode Kruis geld en pakketten met kleding stuurden. Omdat zij vrij dicht in de buurt van Oosterbeek en Driel waren, probeerden zij nog bruikbare uitrusting te bergen. Bij het bezoek aan Driel bezochten zij hun gesneuvelde kameraden, die lagen begraven in een veld direct naast de katholieke kerk. Deze graven werden door hen voorzien van keurige wit geschilderde houten kruizen met opschriften. Eind juni werden zij overgeplaatst naar de omgeving van Osnabrück. In Engeland was ondertussen nog geen enkel onderzoek verricht naar de motieven die leidden tot het ontslag van Sosabowski. In september ontving hij de blijde tijding dat zijn vrouw en zoon de oorlog in het getto van Warschau hadden overleefd. In december werden vader en zoon, die tijdens de opstand blind was geworden, in Londen herenigd. De rol die Polen in geallieerd verband had vervuld tegen Duitsland werd ná de oorlog in Engeland snel vergeten. In San Francisco waren de Verenigde Naties voor het eerst bijeengekomen, maar een Poolse afvaardiging was er niet bij. Ondanks het feit dat Polen bij de oprichting was betrokken, stonden de leden van de Verenigde Naties niet toe dat het land deelnam, voordat er een oplossing was gevonden voor het probleem wie de Poolse staat eigenlijk vertegenwoordigde: de regering in ballingschap in Londen of de ‘wettige’ in Lublin. Eind 1945 werd door de Britse regering druk uitgeoefend op de Poolse militairen om naar Polen terug te keren. Voor velen van hen was dat niet mogelijk. Zowel uit zelfrespect als uit angst konden zij, die jarenlang zo fel voor hun vrijheid hadden gevochten, er niet toe komen om te leven onder een stalinistisch bewind. Op 8 juni 1946 werd in de Londen een indrukwekkende geallieerde overwinningsparade gehouden, de Victory March. Vertegenwoordigers van vrijwel alle legers en ook civiele eenheden, waaronder politie57 eenheden uit de kleinste Britse kolonie, namen deel aan het defilé. Hoewel ook zij voor dit gebeuren waren uitgenodigd, deed de Sovjet-Unie niet mee. De Polen die in het westen hadden meegestreden waren niet uitgenodigd. De 15 officieren en manschappen van de Poolse luchtmacht, die voor hun bijdrage in de Slag om Engeland bij het RAF Fighter Command, wel werden uitgenodigd, lieten zich niet zien. 63 Dezelfde maand werd het Polish Resettlement Corps opgericht met als doel de Poolse strijdkrachten in Engeland te demobiliseren. Zij konden toetreden tot het korps en daar cursussen volgen die hen voorbereidden op een burgerbestaan; eventueel was terugkeer naar Polen mogelijk. Het was voor velen een erg moeilijke keuze. Velen die kozen om terug te gaan, hadden eerst gedwongen gediend bij de Wehrmacht of waren als dwangarbeider gedeporteerd geweest. Al kort nadat zij waren teruggekeerd, circuleerden berichten dat Poolse militairen, die in het westen hadden gediend, door de Poolse veiligheidspolitie werden gearresteerd en gevangengezet. Sommigen van hen werden zeer wreed behandeld en er deden zich gevallen voor van marteling of zelfs moord. 64 In Nederland waren de Poolse doden uit Driel naar de overkant van de Rijn gebracht, waar zij een herbegrafenis kregen op de Airbornebegraafplaats in Oosterbeek. Dit bracht bij de Drielenaren grote beroering teweeg; zij vonden dat ‘hun’ Poolse doden in Drielse grond moesten rusten. Hun smeekbeden mochten niet baten. Op 21 september 1946, de tweede keer dat de Poolse landing werd herdacht, was in Driel een groep veteranen aanwezig voor een herdenkingsdienst. Na een korte plechtigheid werd een sober gedenkteken onthuld met het Poolse wapen, de gekroonde adelaar. Toen zij vervolgens een bezoek brachten aan het ereveld in Oosterbeek, bleek dat de Drielenaren er witte en rode geraniums hadden geplant. In 1946 waren de wapens en uitrustingsstukken ingeleverd en op 19 mei 1947 ontving de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade van haar commandant een afscheidsorder. Steeds meer soldaten waren in het Resettlement Corps opgenomen of teruggekeerd naar Polen. De twee depots in Duitsland werden eveneens opgeheven. Op 12 juni 1947 vormden de laatste Poolse militairen die nog in Groot-Brittannië dienden, een erewacht bij de begrafenis van president Raczkiewicz. Daarna leverden ook zij hun wapens in. Op 10 juli van dat jaar werden de brigadevaandels in bewaring gegeven bij het Sikorski-instituut in Londen, de organisatie die de rol van de Poolse troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog levend probeert te houden. 63 64 Cholewczynski, De Polen van Driel, 137-139. Minkiewicz e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland, 25. 58 Elk jaar in september keerden de Britse en Poolse veteranen terug naar Nederland om hun gevallen kameraden te herdenken. Vijf jaar na Market Garden, in september 1949, bezocht Sosabowski voor het eerst weer Driel. De door oorlogsgeweld verwoeste school, die destijds als lazaret diende, was inmiddels op een andere plaats in het dorp herbouwd en genoemd naar St. Stanislaw Kostka, de Poolse beschermheilige van de jeugd. Toen hij in 1954 opnieuw een bezoek bracht aan Driel, werd hij benoemd tot ‘Ereburger van Heteren’. Na herhaald aandringen van Sosabowski schreef hij de geschiedenis van de brigade met de titel Najkrotsza Droga (De kortste weg), die in 1956 verscheen. Met hulp van een voormalig Britse parachutist werd het boek herzien en in het Engels (Freely I served, 1960) vertaald. De Nederlandse vertaling verscheen in hetzelfde jaar. De oogst aan publicaties over de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder over operatie Market Garden, was aanvankelijk vrij mager. De wederopbouw, veranderende machtsverhoudingen en het begin van de Koude Oorlog kregen meer aandacht. Maar herdenkingen en initiatieven van burgers om de herinneringen aan de gebeurtenissen levend te houden, gingen al die jaren gewoon door. Een kleine 40 jaar na dato werd de discussie over het mislukken van de Slag om Arnhem en de vraag of er überhaupt schuldigen moesten en konden worden aangewezen, plotsklaps weer heel actueel. De reden was het verschijnen van het boek van Richard Lamb: Montgomery in Europe. Success or failure? In het boek werd onder meer melding gemaakt van de brief die Montgomery aan Sir Alan Brooke schreef op 14 oktober 1944, de inmiddels cruciale passage daarin: ‘Polish Para Brigade fought very badly here, and the men showed no keenness to fight if it meant risking their own lives. I do not want this brigade here again, and possibly you may like to send it to join other Poles in Italy.” Kolonel A. Rawicz-Sczczerbo, de laatste commandant van de brigade, luchtte zijn hart over deze passage aan Richard E. Urquhart, één van de weinige hoofdrolspelers van het drama, die nog in leven was. 65 Hij schreef Urquhart het volgende: “Op het ereveld van Oosterbeek rusten, naast hun Britse kameraden in de strijd, de lichamen van Poolse paratroopers die met de 1st Airborne Division ten noorden van de Nederrijn vochten, maar ook gescheiden van de divisie aan de zuidkant. De lichamen van de Polen, die de rivier overstaken naar de 65 Polish Institute and Sikorski Museum, London, Archive Ref. No. KOL. 259. 59 noordelijke oever, verdwenen onder water en vonden daar hun graf. terug naar Engeland met een verlies van 22% aan manschappen en 23% aan officieren. Veldmaarschalk Montgomery, noch Browning waren ooggetuige van de strijd bij Arnhem. Van de meeste Britse commandanten was generaal Horrocks de enige die Driel bezocht, en dan voor niet langer dan een uur en op een moment dat er niet gevochten werd. Het is niet te rechtvaardigen dat de commandant van het 21e Leger Korps, terwijl hij slechts over informatie uit de tweede hand beschikte, de Poolse paratroopers zulke zware en onterechte verwijten maakt. Hij realiseerde zich niet hoe penibel de situatie voor Sosabowski was”. Volgens Rawicz-Sczerbo wist Urquhart van de problemen tussen Browning en Sosabowski en vond dat de animositeit tussen beiden niet de hele brigade mag worden verweten. Montgomery had er later geen enkel bezwaar ook geen enkel bezwaar tegen dat de brigade werd opgenomen in het 21e Leger Korps. Hij blijft er grote moeite mee houden dat de Polen zoveel jaren later nog worden beschuldigd van lafheid, terwijl tal van publicaties die na de oorlog zijn verschenen een heel ander beeld geven. Hert boek van Urquhart dat in 1974 is verschenen geeft een positief beeld en is zelfs in het Pools vertaald. Hij vraagt hem zich in te zetten voor de goede zaak en deze antwoordt direct. Hij schrijft geen direct beeld te hebben gehad omdat het merendeel van de Polen ten zuiden van de rivier was geland. Wel is hij de Polen dankbaar voor de manier waarop zij zich tijdens de terugtrekking van de Airborne Divisie hebben gedragen en hen daar nog steeds dankbaar voor is. Het latere bezoek aan de uitgever is plezierig. Hij verontschuldigt zich dat het boek tot deze commotie heeft geleid en vindt het vooral vervelend dat het gaat om iemand die als Pools militair een ooggetuige was. Het komt vaker voor dat mensen die geschiedenis hebben geschreven vaak worden geplaagd door onbeduidende fouten en dat ging zeker op voor Montgomery. De karaktereigenschappen die hem werden toegedicht liegen er niet om. Naast onredelijk en weinig edelmoedig gedrag, bleek hij ook nog dikwijls de waarheid te verdraaien om daarmee zijn eigen straatje “schoon”te vegen. Maar hij was ook niet bereid om de Polen tegemoet te komen. De schrijver wilde zijn arrogantie en gebrek aan begrip juist aantonen. Hij ontliep zijn verantwoordelijkheid als opperbevelhebber en legde de schuld bij anderen. De Polen waren hierop geen uitzondering, maar hij liet niet na om ook zijn eigen bevelhebbers generaal Horrocks en brigade-generaal Hicks te beschuldigen. Hij betuigde tenslotte nogmaals zijn spijt. 60 De Valburg conferentie speelde een belangrijke rol in het verdere verloop van operatie Market Garden. Behalve een aantal onverkwikkelijkheden rond Sosabowski, werden er ook afspraken gemaakt die een cruciale rol speelden in het verloop van de strijd. Jerzy R. Dyrda die aanwezig was bij de conferentie en daarvan een beeldend verslag gaf, schreef een uitgebreide bijdrage voor het boek Arnhem 1944. The Airborne Battle, van Middlebrook. Daarnaast echter gaf hij een blik achter de schermen van deze conferentie, die naar zijn zeggen niet meer dan een formaliteit was: de uit te zetten lijnen waren blijkbaar al eerder vastgesteld! Volgens Dyrda werden er weinig beleefdheden uitgewisseld en kwam generaal Thomas snel ter zake. Er moest nog dezelfde avond bij Driel de rivier worden overgestoken. Hoe de hele operatie werd uitgevoerd bleef onduidelijk. Beiden waren met stomheid geslagen en zij beseften zich pas later dat door het verspreide opereren de brigade in feite uiteen viel. Kon Sosabowski zich nog wel commandant noemen? Voorlopig was er ook geen hulp van het 30e Leger Korps te verwachten. . plaatsvinden. Op welke manier deze operatie zou worden gedekt door rookgranaten, artillerievuur en tankvuur, was volslagen onduidelijk. Het vervolg: evacuatie of verder strijd leveren bleef duister. Later werd het mij duidelijk dat het de bedoeling was om Sosabowski te provoceren en dan de conferentie te beëindigen. Er was nog een probleem voor Sosabowski. Door de verspreide landingen ten noorden en ten zuiden van de Nederrijn, had hij strikt genomen nog maar het bevel over een bataljon. Hulp van troepen van het 30e Leger Korps was evenmin te verwachten. Zij stonden zelf onder grote druk omdat de opmars te traag verliep. Tot overmaat van ramp zou niet Sosabowski, maar de jonge Engelse brigade-generaal Walton de operatie leiden. Verder vond Sosabowski dat de geplande oversteekplaats geen kans op succes zou bieden, omdat de Duitsers daar juist op zijn sterkst waren. Zij bevonden zich in een hogere positie, hadden een vrij schootsveld en liepen zelf nauwelijks gevaar. Dat zou Urquhart ook moeten weten. Het was hem de laatste dagen wel opgevallen dat de Duitsers vanuit Arnhem geen reservetroepen meer inzetten en een tekort hadden aan munitie. Het leek hem maar beter op een aantal meer westelijk gelegen een poging te wagen. Als het niet lukte dan was het maar beter de hele Airborne Divisie te evacueren. Het vond het onbestaanbaar dat de geallieerden, met een suprematie aan vliegtuigen, tanks, manschappen en bewapening niet snel konden doorstoten en een snelle beslissing afdwingen. Hij kreeg niet zijn zin, ook niet in het onderhoud even later in Nijmegen met Browning. 61 Slechts 50 Polen bereikten de overkant en dat was een grote teleurstelling voor de Britten in Oosterbeek. Zij hadden de hele dag gehoopt op een massale oversteek van Poolse troepen. In de gevechten toonden degenen die wel de overkant bereikten, zich dappere maar slechts half getrainde strijders. De Polen van de 8e Compagnie vormden samen met een aantal zweefvliegers een gevechtsgroep, die direct in actie kwam: “Diezelfde dag (23/9) schoten de overgebleven zesponder anti-tankkanonnen van de Poolse batterij vanuit haastig gegraven, voortdurend met granaatvuur bestookte stellingen, vlak bij hotel Hartenstein aan de rand van het steeds kleiner worden Britse gevechtsterrein, totdat de lopen gloeiend heet waren. Zij vernielden twee vijandelijke tanks, beschadigden enkele andere, terwijl er bovendien nog een aantal soldaten geschrokken op de vlucht sloeg. In hotel Hartenstein werd een van de weinig zenders die nog werkte, bediend door een groepje van mijn verbindingspersoneel, dat voortdurend door generaal Urquhart werd geprezen omdat het zo verbeten werkte om de verbindingen in stand te houden” 66 Sosabowski had Browning al eerder gewaarschuwd dat zijn mannen nog onvoldoende gevechtservaring hadden en daarom niet overal inzetbaar waren.67 De volgende dag verliep succesvoller: nu slaagden 200 Polen erin de overkant te bereiken. Vlak voor de overtocht sprak Sosabowski een verbindingsofficier van het Airborne Corps, die hem vertelde dat een nieuwe poging werd ondernomen (met het al eerdergenoemde resultaat). Sosabowski vroeg zich af waarom nu juist zijn brigade deze taak op zich moest nemen. De infanterie had de ervaring en beschikte over meer bootjes. Hij zei dat echter niet tegen de verbindingsofficier. Hij was bereid nog een poging te doen, maar dan op twee voorwaarden: voldoende boten, munitie en proviand. Hij kreeg van de 43e Divisie te horen hoeveel bootjes hem waren toegewezen en schrok van het bericht dat zijn brigade het personeel moest leveren,.maar had geen keuze. De hele brigade zou oversteken. Maar de komst van de boten duurde zo lang dat de brigade zich pas tegen middernacht gereed kon maken voor vertrek. Zij kregen een totaal ander type boten dan was toegezegd en moesten daarom op het laatste moment de landingsplannen herzien. 68 66 Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 200. (n.b. Martin Middlebrook geeft aan dat er ná de eerste landingen rond Oosterbeek regelmatig sprake was van miscommunicatie vanwege gebrekkige zend- en ontvangapparatuur. Dat betekende dat het contact met de eigen troepen in de perimeter, het hoofdkwartier in Nijmegen als het geallieerde hoofdcommando voortdurend zeer gebrekkig verliep). 67 G. Powell, The Devil’s Birthday – The Bridges to Arnhem (Londen 1984) 192. 68 Sosabowski, Ik vocht voor de vrijheid, 201-204. 62 In zijn boek Freely I served verwoordde Sosabowski als gezegd nauwelijks de gebeurtenissen van de Valburg conferentie zelf, die op 24 september plaatsvond. Hij verwees alleen kort naar het dispuut met Horrocks over het onttrekken van een deel van de brigade aan zijn commando. Dat de race al gelopen was vóórdat de conferentie begon, wordt ook door andere auteurs bevestigd. Powell69 schreef: “De uiteindelijke beslissing voor de evacuatie van de 1e Airborne Divisie werd genomen op het hoofdkwartier van de 43e Divisie op 24 september die ochtend”. De precieze datum vormde een punt van discussie. In Liberation Campaign North West Europe staat het volgende: 30 Corps plan – 24 Sept: “Late on 23 Sept. Commander Second Army delegated authority to Commander30 Corps and 1 Br Airborne Corps to withdraw 1 Airborn Div. if and when considered advisable[…]It would appear that General Horrocks decide that BGS 30 Corps and Commander 43 Div. would plan and prepair for the evacuation to take place on the night 25/26 Sept. and communicate this plan to 1 Airborne Div., but that the decision as to whether the plan should be implemented and when, would not be taken till the morning of 25 Sept. (COMMENT: Lieut. General Horrocks’notes and 43 Div. History differ here to some extent”). 70 Het lijkt er hierop dat het 25 september was! Dyrda noemde nog een duidelijk voorbeeld van wat zich tijdens de conferentie afspeelde. In zijn memoires 71 hield hij bij hoog en bij laag vol dat hij “generaal Thomas bevolen had om de verkenningen en de oversteek op een andere plaats meer naar het westen uit te voeren om de aandacht van de Duitsers af te leiden, die verderop in een verwoed gevecht waren gewikkeld met de Airborne Divisie”. Hij schreef het wel maar gaf niet het bevel! Het was Sosabowski die dit voorstelde, maar hij sprak toen tegen dovemans oren. Later herzag Horrocks zijn mening en stelde vast het te betreuren dat hij Thomas geen opdracht had gegeven om meer westelijk de operatie uit te voeren.72 Het is vervolgens voor Dyrda onbegrijpelijk dat een aantal auteurs die Sosabowski eerst karakteriseren als een “Afghaanse rebellenleider” hem in latere werken “een galante en uitermate getalenteerde commandant” 73, respectievelijk “een man die het in zich heeft om een groot leider te worden, zowel militair als politiek” 74 noemden. Powell, The Devil’s Birthday, 213. (geen bronvermelding) G.W. Harris, Liberation Campaign North WestEurope, Section D, Chapter V: advance from the river Seine to the Siegfried Line and the the battle for Arnhem 1944 Aug. 29-Sept. 30; book III, operation ‘Market Garden’ and the action at Arnhem (Londen 1954) 130. 71 B. Horrocks, A full Life. Escape tot Action (Londen 1960) 231. 72 G. Hibbert, The Battle of Arnhem, (Glasgow en London 1962) 240. 73 Ibidem, 55. 74 Powell, The Devil’s Birthday, 176. 69 70 63 Sosabowski wist van zichzelf wel dat hij geen gemakkelijk mens was. Maar dat had volgens Dyrda hoofdzakelijk te maken met het feit dat hij meer wist en voorzag dan de andere officieren en ook nauwkeuriger was. Daarbij kwam dat hij zich er voortdurend van bewust was dat hij hoe dan ook een vertegenwoordiger van de Poolse nationale belangen was, die wilde vechten voor de vrijheid van zijn land. In zijn memoires kenschetste kapitein M. Newnhem, de commandant van de Royal Parachute Training School hem als een man met een sterk verlangen om te vechten voor zijn geboortegrond en daarnaar wilde terugkeren.. Sosabowski was een soldaat van de oude stempel en wars van politieke aangelegenheden. Hij voelde het als zijn plicht te gehoorzamen en de orders uit te voeren. Gedurende de periode dat zij in Ringway (schoollocatie) was het gedrag van de Poolse troepen voorbeeldig. Hij vond het jammer dat herinneringen zo’n kort leven leiden en dankbaarheid in deze tijd zo snel vergeten, een tijd waarin teveel over rechten en te weinig over plichten wordt gesproken”.75 De parabrigade en Sosabowski komen in de naoorlogse discussie slechts mondjesmaat aan de orde. Niet zo vreemd, wanneer je bedenkt dat het “slechts” om een brigade ging die ondergeschikt was aan een luchtlandingsdivisie. Toch werd hun rol later meer naar waarde geschat. Buckingham 76 meent dat meeste literatuur slechts een summier overzicht geven van de strijd en de Poolse pogingen om de Nederrijn over te steken. Tenminste één recent boek 77 vermeld de pogingen van Browning en anderen om de brigade en vooral Sosabowski in het bijzonder, ten onrechte te beschuldigen van het mislukken van Market Garden. Volgens de schrijver kan deze periode alleen op de lange termijn in zijn juiste proporties worden gezien. Hij noemt dan ook de bijdrage die de Polen leverden aan de ontwikkeling van de Britse luchtlandingstroepen, toen zij hun eigen parabrigade opbouwden. Sosabowski wekte Browning’s wrevel door bij herhaling pogingen om de Poolse formatie bij de Britse luchtlandingstroepen onder te brengen, te frustreren. Toen Browning uiteindelijk toch zijn zin kreeg vroeg Sosabowski zich publiekelijk af of de operaties Comet en Market nog wel kans van slagen hadden. Dat wekte de nodige wrevel bij veel Britse officieren onder wie Browning, die de hoofdrol zouden spelen in Market (Garden). De Polen zouden hiervan de dupe worden.. 75 M. Newnhem, Prelude to Glory (London 1947) 317-318. William F. Buckingham, Arnhem 1944. A reappraisa (Stroud 2002) 10. 77 A.D. Harvey, Arnhem (Londen 2001) 196. 76 64 De beslissing om de 1e Airborne Divisie terug te trekken werd ’s morgens 25 september genomen 78 en de goedkeuring van het hoofdkwartier van het 2e Leger Korps kwam diezelfde avond nog binnen. Het probleem was echter dat het blijkbaar niemand iets kon schelen om Urquhart, Sosabowski of de Dorsets (die zo zwaar te lijden zou krijgen) te waarschuwen. Vele mannen werden daardoor nodeloos gedood of raakten gewond. De rechtvaardiging hiervoor, tenminste voor zover het de Dorsets betrof, was de noodzaak van extra troepen om de evacuatie te dekken. Niemand op het hoofdkwartier bekommerde zich om de Poolse militairen. Zij wisten dat er onvoldoende boten waren om veel troepen over te zetten. Dit zou derhalve in de nog resterende tijd onvoldoende hulp opleveren om de situatie van de troepen in de perimeter te helpen verlichten. Er werd gesuggereerd, dat Horrocks, Browning en Thomas de beslissing over de op handen zijnde evacuatie ongeveer 36 uur voor zich hielden. 79 Dat lijkt onhoudbaar. Horrocks en Thomas hadden overigens wel een verschil van inzicht over het precieze tijdstip (25 of 26 september: zie noot G.W. Harris) van de beslissing. Evenmin wist één van beiden niet dat de Duitsers zich zorgen maakten over de situatie. 80 Overigens was het generaal Thomas al op 22 september duidelijk dat hij, gelet op de onverwacht hevige weerstand van de vijand, over onvoldoende reserves beschikte om een bruggenhoofd ten noorden van Arnhem te vestigen. Hij besloot om zijn troepen op te laten rukken naar het westen en gaf de 130e Brigade het bevel op te rukken naar Driel. Ook vrachtwagens met aanvalsboten werden meegenomen en bereiken – ondanks zware tegenstand – Driel. Horrocks verordonneerde drie operaties. Ten eerste de bevoorrading van de troepen van de 1e Airborne Divisie, ten tweede de oversteek van de Poolse brigade en tenslotte zou 43e Divisie met behulp van twee bataljons een bruggenhoofd meer naar het westen vormen. Deze derde taak was onmogelijk, simpel vanwege het feit dat er slechts voldoende boten waren voor een “single-batallion crossing”. 81 Volgens afspraak werden de boten overgedragen aan 78 H. Essame. The 43rd Wessex Division at war 1944-1945 (Londen 1952) 135. (geen bronvermelding) Hibbert, The Battle of Arnhem, 216. 80 Powell, The Devil’s birthday, 178. “Eén van beide wist niet dat de landing van de Polen bij Driel de Duitsers reden tot bezorgdheid gaf. Generaal Bittrich zond meer troepen en tanks naar de Betuwe om het gevaar van een aanval op de brug vanuit zuidelijke richting te bezweren. De Polen hadden het voordeel dat het terrein rond Driel slecht begaanbaar was voor de tanks waardoor zij niet konden doorstoten. “Indirect bracht de komst van de Polen enige verlichting in de positie van Urquhart’s troepen. Hoewel zij er later niet in slaagden om massaal de Nederrijn over te steken, had hun aanwezigheid de Duitsers gedwongen om zware bewapening en infanterie naar de zuidkant van de rivier te dirigeren., sterke eenheden die misschien invloed konden hebben voor de strijd rond Oosterbeek” Achteraf mocht het echter niet baten. 81 Powell, The Devil’s Birthday, 204 . 79 65 Sosabowski. De beslissing om de boten aan Sosabowski te geven, leverde de daarop volgende nacht niet de gewenste resultaten. De Poolse brigade was slechts op bataljonskracht en de actie werd die nacht herhaaldelijk uitgesteld. Anderzijds moet worden vastgesteld dat generaal Sosabowski’s houding van een weinig coöperatieve instelling getuigde. Vijandelijk mortier- en artillerievuur leidde tot verwarring en verder uitstel bleek noodzakelijk. 82 De stoutmoedige (sic) Polen werden in 16 boten overgevaren door de Dorsets en versaagden, ondanks de zware verliezen die zij leden, niet. De onbekendheid met dit type boot zorgde ervoor dat zij er slechts in slaagden ongeveer 150 man over te zetten. Helaas lieten zij de boten op de rivieroever achter en deze werden de volgende dag door vijandelijk vuur kapot geschoten. Terwijl de operatie nog in volle gang was arriveerden nog eens 550 Polen die bij Nijmegen waren geland. Het contingent Polen bedroeg ongeveer 1.000 terwijl er nog eens drie bataljons van de 43rd Divisie dichtbij de zuidelijke oever op de overtocht stonden te wachten. Dat was op zich onvoldoende voor een aanval. Slechts een klein aantal bereikte de overkant, maar toen was de beslissing tot terugtrekking al genomen. 83 Montgomery schetste in zijn memoires wel een heel rooskleurig beeld van de situatie in en rond Arnhem eind september 1944. 84 Volgens hem was het op 20 september nog steeds niet mogelijk om de Poolse Parachutisten Brigade vanuit Engeland over te brengen. De verbindingen tussen Arnhem en Nijmegen waren nog te zwak door de aanwezigheid van een sterk bewapende vijand in en rond Arnhem. Een dag later was het wel mogelijk om tweederde van de Poolse Parachutistenbrigade te laten neerkomen in het gebied ten noorden en noordwesten van Elst. Helaas vond de dropping dichter bij het dorp plaats dan de bedoeling was en de brigade leed aanzienlijke verliezen door vijandelijk vuur vanuit het dorp. Door deze tegenslag liepen zij vertraging op bij het zich opnieuw formeren voor hun eigenlijk taak: de Nederrijn oversteken en de 1e Airborne Divisie versterken. Op 23 september was de laatste eenheid van de brigade aangekomenvoerd, en die nacht staken 250 Polen de rivier over. Er werden volgens Montgomery aanzienlijke risico’s genomen: “It was justified because, had good weather obtained, there was no doubt that we should have attained full success.” 85 “In particular, I believe that the link-up with I Airborne Division would have been effected had it been accurately to drop the Polish Parachute Brigade on D+2 together with the Glider 82 Essame, The 43rd Wessex Division at war 1944-1945, 131. Het valt moeilijk te rijmen dat Essame op dezelfde pagina spreekt over de weinige coöperatieve houding van Sosabowski, terwijl hij anders de loftrompet steekt over zijn manschappen die met een moeilijke operatie bezig zijn. 83 L.F. Ellis, Victory in the West. Deel II (Londen 1968) 43. 84 B.L. Montgomery, Normandy tot the Baltic ( Londen 1947) 144-149. 85 Ibidem,, 148. 66 Regiment of 82 Airborne Division” Tenslotte: “The battle of Arnhem was ninety percent successful […] Full success at Arnhem was denied us for two reasons; first, the weather prevented the build-up of our airborne forces in the battle area; second the enemy managed to effect a surprisingly rapid concentration of forces to oppose us.” Wijsheid achteraf is natuurlijk eenvoudig. De inlichtingen waarover de geallieerden beschikten speelden een cruciale maar volgens mij geen doorslaggevende rol. De aanwezigheid van twee sterke Duitse Pantserdivisies was in elk geval een flinke streep door de rekening! Tel hierbij op het grote aantal ‘gliders’ die Browning nodig had om zich in Nijmegen te installeren, en die beter ergens anders voor konden worden gebruikt. Achteraf bleek dat er bij het uitvoeren van de operatie door miscalculaties in de planning, een aantal dingen misschien beter hadden gekund. Er was geopperd om de landing aan de noord- en zuidkant van de bruggen ’s nachts uit te voeren met kleine krachtige groepen commando’s (coup-de-main).86 Door nu op een grotere afstand van de bruggen te landen werd iedere verrassing, een belangrijk element bij luchtlandingen, te niet gedaan. Verder werd het voorstel om op de eerste dag van Market Garden twee operaties kort achter elkaar uit te voeren, van de hand gewezen. Daardoor werd onvoldoende materieel en mankracht ingezet om een sterk geconcentreerde aanval op te zetten. Dit waren de kardinale en ook fundamentele fouten. Deze beslissingen werden genomen door de Amerikaanse generaal Paul L. Williams, de bevelhebber van operatie ‘Market’. De directe verantwoordelijkheid voor de landingen rondom Arnhem berustte bij vice-luchtmaarschalk Hollinghurst, die deze positie verloor één maand na het begin van de operatie. Zijn opvolger schreef een uitgebreid rapport: “Bij toekomstige operaties tegen een goed georganiseerde vijand is het noodzakelijk om de gehele luchtlanding binnen enkele uren te voltooien en er voor te zorgen gevechtsklaar te zijn vóórdat de vijand van de verrassing is bekomen. Daarbij moet men niet vertrouwen op extra versterkingen of bevoorrading”. Het zou een blauwdruk blijken voor de luchtlandingen bij de oversteek van de Rijn in Duitsland in maart 1945. Voorts speelde het gebrek aan communicatie tussen de commandanten van de 1e Airborne Divisie en de Poolse bataljons- en pelotonscommandanten en belangrijke rol. Het ging ten koste van de snelheid en de daadkracht van de operaties, vooral in de eerste uren van de strijd om de verkeersbrug in Arnhem. Deze verkeerde aanpak heeft de Poolse parachutisten 86 Middlebrook, Arnhem 1944, 443-444. 67 sindsdien achtervolgd. Een verder aspect waarvan onvoldoende gebruik is gemaakt is de mogelijkheid om van informatie van lokale burgers gebruik te maken. Zij lopen minder gevaar en kennen de situatie beter. Een ander gemis was het niet inschakelen van gevechtsvliegtuigen die, behalve onder slechte weersomstandigheden, bombardementen konden uitvoeren op de vijandelijke stellingen. Een goed radiocontact is daarbij echter van levensbelang, een optie waarvan bij Arnhem geen gebruik kon worden gemaakt! Voorts komt de beslissing van Browning om prioriteit te geven aan de verovering van de brug bij Nijmegen in een ander perspectief te staan. Het toont de zwakte aan van het luchtplan. 87 Een niet minder belangrijke factor in die septemberdagen is een gebrek aan slagkracht door generaal Dempsey’s Tweede Britse Leger en het XXXe Legerkorps, omvangrijke en krachtige verbanden die echter enige maanden na operatie Overlord nog vermoeidheidsverschijnselen vertoonden. Montgomery’s bevel aan Dempsey dat de aanval van de grondtroepen “should be rapid and violent, without regard to what is happening on the flanks” werd op zijn zachtst gezegd onvoldoende uitgevoerd. Dit had natuurlijk gevolgen voor het aantal militairen dat in deze periode het leven liet. Het aantal doden van het XXXe Legerkorps bedroeg minder dan 1.500, terwijl rond Arnhem meer dan 8.000 Britten en Polen sneuvelden. John Frost, die er alles aan deed om de verkeersbrug bij Arnhem voor de geallieerden in handen te houden totdat de grondtroepen zouden komen, werd in 1945 uit een gevangenkamp bevrijd door een eenheid van Patton’s Third US Army. Hij schreef later:”All ranks of this army, when they saw our red berets, would say, Arnhem Aye. We’d have gotten through. Yes, sir. We’d gotten through – I couldn’t help believing that we would have.”88 Tenslotte maakten Urquhart en zijn staf een verkeerde inschatting over het belang van het bezit van de Westerbouwing, een hoger gelegen punt boven de Nederrrijn met uitzicht op de veerboot. Hij ging voorbij aan de suggestie van Sosabowski die tijdens de Valburg conferentie opmerkte dat deze plek beter vooruitzicht bood op een veilige oversteek. De afwijzing van zijn inzichten leidde korte tijd later tot de zeer zware verliezen van het 4e Dorsets bataljon. Achteraf gezien is het vreemd dat Browning Sosabowski beschuldigde van obstructie en kritiek op zijn leiding tijdens de Operatie Market Garden. Deze beschuldiging was des te meer opmerkelijk omdat gedurende de eerste oorlogsjaren Browning een uiterst vriendelijke 87 88 Middlebrook, Arnhem 1944, 243-244. Frost, A Drop Too Many, 241. 68 houding jegens – toen nog – kolonel Sosabowski ten toon spreidde. Vanaf hun eerste ontmoeting karakteriseerde Browning hem als een getalenteerd commandant. Hij was ook duidelijk toen hij de Poolse brigade graag in zijn 1e Airborne Divisie wilde opnemen. Jerzy Dyrda, die alle gesprekken tussen hen vertaalde, twijfelde er niet aan dat Browning zeer in hem en zijn brigade geïnteresseerd was in hem en zijn brigade en dat hij zijn militaire kennis en oorlogservaring hogelijk waardeerde. Als wij Dyrda mogen geloven werd het in september 1944 nog vreemder toen Browning hem bezocht op de Poolse trainingsbasis Leven. Onder vier ogen stelde hij hem voor om het commando op zich te nemen van een gecombineerde Brits-Poolse Airborne Divisie. Er waren toen nog slechts 1.000 parachutisten in training, terwijl de Britten over ruim 9.000 man beschikten! Een Pool als leider van een Britse elitedivisie zou ook nu nog onbestaanbaar zijn. 89 Generaal Kopanski, sinds het najaar van 1944 de Chef Staf van de Poolse strijdkrachten, zijn voorganger was op verzoek van de Britten ontslagen, adviseerde Sosabowski om de brigade vrijwillig te verlaten. Maar Sosabowski, in de overtuiging dat hij niets verkeerds had gedaan tijdens de operatie in Arnhem, tekende bezwaar aan bij de President van de Poolse Republiek in Londen. Hij vroeg hem zijn ontslag niet direct te laten ingaan, maar dat pas te doen na een uitgebreid onderzoek naar de beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht. Op 9 december 1944 vroeg Kopanski de President om zijn om zijn onmiddellijke ontslag, dat direct werd ingewilligd. Sosabowski werd direct van het commando van de brigade ontheven, een brigade die hij had opgericht en die hij op een efficiënte manier in de meest moeilijke omstandigheden tijdens de Slag om Arnhem had geleid. Hij was er zich van bewust dat een ontslag direct na operatie Market Garden in combinatie met een aantal onduidelijke beschuldigingen de brigade in eenkwaad daglicht zou stellen. Daarom tekende hij opnieuw bezwaar aan bij de President in ballingschap, later ook bij de Chef Staf, en tenslotte in juni 1945 bij de nieuw Chef Staf, generaal Bór-Komorowski. Hij vroeg in het bijzonder om het samenstellen van een commissie van generaal, die de tegen hem ingebrachte beschuldiging zouden onderzoeken. Het leverde geen enkel resultaat op, er kwam zelfs geen reactie. Misschien wel het meest treffend schetste Martin Middlebrook de hele situatie: “A study of the relevant chapters of this bookwill show that that the only criticism that can be madeof the Polish brigade was that its men were not skilled at rowing unfamiliair boats across a swift89 Jerzy R. Dyrda, Montgomery’s signal of October 17th, 1944 tot Field Marshall Alan Brooke and the Reasons of the Failure of the Arnhem Operation. 69 flowing river in the darkness and under fire. The seeds of the dismissal were probably set at the Valburg Conference when Sosabowski had been isolated and humiliated bij Thomas and Horrocks and not supported in any way by the airborne commander Browning”.90 In de winter van 1947-1948 werd Sosabowski gepensioneerd. Hij zag er geen heil in om terug te keren naar Polen maar slaagde erin om zijn familie uit Polen naar Londen te laten komen. In 1947 werd hij erelid van de mede door hem opgerichte Poolse Luchtlandings Associatie (ZPS: Zwiazek Polskich Spadochroniarzy), een veteranenorganisatie voor voormalige brigadeleden. Hij probeerde een eigen bedrijf te beginnen, renoveerde huizen en begon een stoffeerderij. Uiteindelijk ging hij op 57-jarige leeftijd weer in loondienst werken als productiearbeider. Voor het Poolse Parachutisten Genootschap schreef hij in zijn vrije tijd de geschiedenis van de Poolse para’s in een boek dat in 1957 uitkwam. Pas op 75-jarige leeftijd stopte hij met werken. Op 25 september 1967 overleed hij aan een hartkwaal en werd op 14 oktober met militaire eer op de Militaire Powazkibegraafplaats in Warschau bijgezet. 90 Middlebrook, Arnhem 1944, 448. 70 Epiloog: In 1946 vroeg koningin Wilhelmina de minister-president de mogelijkheid te onderzoeken om aan 10 Poolse parachutisten een Nederlandse dapperheidsonderscheiding toe te kennen. Het antwoord was kort en niet mis te verstaan. Toekenning werd niet opportuun geacht. Aangenomen mocht worden dat deze afwijking meer te maken had met de gewijzigde diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen en de Oostbloklanden in het algemeen. Na de conferentie van Yalta stelde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens voor om de Voorlopige Poolse regering op basis van de afspraken van de Grote Drie te erkennen. Hij kon koningin Wilhelmina daar niet onmiddellijk van overtuigen.De koningin achtte de – dan noodzakelijke – eenzijdige verbreking van de diplomatieke betrekkingen met de Polen in Londen onjuist. In zijn reactie stelde Van Kleffens dat Nederland zich door de houding van de grote mogendheden moest laten leiden en dat het nationale belang daarbij voorop stond. Bovendien mochten de kwetsbare betrekkingen met de Sovjet Unie niet worden geschaad. Het ging daarbij met name om het lot van in Polen verblijvende landgenoten en ook om economische belangen (vestiging van Philips in Warschau). Van Kleffens noemde de Poolse regering in Londen “halsstarrig”. Op 6 juli 1945 ging zij akkoord met de erkenning van de Voorlopige Regering in Warschau. 91 In de tussenliggende jaren werden door individuele burgers en vooral het Comité Driel Polen in de vorm van verzoekschriften aan de Koningin enige pogingen ondernomen en ook Prins Bernhard zette zich tot op het laatst in voor de Poolse Brigade. Tijdens het begrotingsdebat in de Tweede Kamer op 25 november 2004 met minister van Defensie Kamp werd de slepende kwestie van de - officiële - erkenning van de belangrijke rol van de 1e Poolse Parachutisten Brigade, naar enkele maanden later bleek, eindelijk vlot getrokken. Directe aanleiding was een documentaire van de Evangelische Omroep die op 15 september 2004 werd uitgezonden. Nog geen week later werden door de leden Timmermans en Van Baalen aan de minister-president, de minister van Algemene Zaken en de minister van Defensie Kamervragen over deze kwestie gesteld.92 Wat jarenlang ondanks grote inzet maar niet wilde lukken, kon nu opeens wel, dankzij de media en een aantal politici. De oorzaak van A.F. Manning, “Diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen in de jaren veertig”, (Kleio, XX, 1979), 202-206. 92 Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vragen gesteld door de leden der Kamer. Vergaderjaar 2003-2004 en 2004-2005. Vragen van het lid Van Baalen (VVD) aan de minister van Defensie over de erkenning van de Poolse Militairen die in 1944 deelnamen aan de Slag bij Arnhem (Ingezonden 15 september 2004) en van het lid Timmermans (PvdA) aan de minister-president, de minister van Algemene Zaken en de minister van Defensie over de Poolse bijdrage aan de bevrijding van Nederland (Ingezonden op 21 september 2004). 91 71 de regeringsterughoudendheid was een ministerraadsbesluit uit 1952 dat niet (meer) toestond dat nog aanvragen voor dapperheidsonderscheidingen voor moedige daden uit de Tweede Wereldoorlog werden ingediend. Tot 2004 zou deze patstelling voortduren. Toen raakte de zaak in een stroomversnelling. In de documentaire van de Evangelische Omroep in het actualiteitenprogramma Netwerk werd het 60-jarig bestaan van operatie Market Garden herdacht. Daarin werd vooral aandacht besteed aan de bijdrage van de Poolse militairen aan dit treffen, in het bijzonder het aandeel dat de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade daarin had. Daaruit bleek dat Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard herhaalde malen de wens hadden uitgesproken tot het officieel erkennen van de rol van de 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade in het najaar van 1944. Echter, zonder resultaat. De uitzending had belangrijke gevolgen en alles raakte in een stroomversnelling. In de film werd onder meer opnieuw duidelijk dat het voorstel om – direct na de oorlog – 10 Poolse parachutisten een Nederlandse onderscheiding te verlenen, niet ten uitvoer was gebracht. Geprobeerd werd de eenheid en de commandant in de vorm van een verlaat eerherstel alsnog te eren. De wens werd in de uitzending door prins Bernhard krachtig gesteund. Naar aanleiding van de documentaire stelden de Kamerleden Timmermans en Van Baalen de hierboven genoemde schriftelijke vragen aan de minister van Defensie. In een Kamerbreed gedragen motie 93 werd gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken of, en zo ja welke, onderscheidingen postuum konden worden toegekend aan de Poolse veteranen en hun commandant.94 Aan het ministerraadsbesluit uit 1952 moest zonodig voorbij worden gegaan, aldus de vragenstellers. De onderstaande discussie over “de Poolse kwestie” leidde er toe dat de minister uiteindelijk de Kamerbreed gedragen motie uitvoerde. Minister Kamp reageerde op de ingediende motie waarin hem gevraagd werd het Kapittel der Militaire Willemsorde advies te vragen over de postume verlening van een MWO aan 93 Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vergaderjaar 2004-2006. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie. Motie van de leden Van Baalen en Timmermans. Voorgesteld 25 november 2004. 94 In zijn brief van 20 januari 1947 aan de Militair Attaché bij Harer Majesteits Ambassade in Londen schrijft de minister van Oorlog dat het in zijn voornemen ligt om een 10-tal leden, die in september 1944 met de Poolse Luchtlandingsbrigade hebben deelgenomen aan de luchtlandingsoperaties in Midden-Nederland, bij Hare Majesteit de Koningin voor te dragen voor toekenning van een dapperheidsonderscheiding. Hij diende zich te wenden tot de Poolse Militaire Instanties, teneinde de namen te verkrijgen van 4 officieren en 6 onderofficieren en/of minderen die zich bij de bedoelde operatie bijzonder hebben onderscheiden. Er kwam geen enkele reactie. 72 Sosabowski. Hij had het advies niet nodig, want hij was niet van zins af te wijken van een besluit van de ministerraad uit 1952, die dat in de weg stond. Hij vond het niet verstandig om de motie uit te voeren en zei dat de Poolse brigade al genoeg waardering kreeg, wanneer de traditiekamer van de Poolse brigade namens het Nederlandse volk een plaquette werd aangeboden. Een dergelijke vorm van waardering lijkt hem voldoende. Kamerlid Van Baalen (VVD) vond dat niet voldoende en vroeg de minister er nog eens goed over na te denken. De minister bleef tegensputteren en herhaalde nog maar eens zijn argumenten. Toen stelde het Kamerlid Herben (LPF) iets anders voor. Kon de eenheid die de traditie van de brigade voortzette niet in het zonnetje worden gezet door een lint of iets dergelijks op het vaandel te spelden? De minister wide daar graag over nadenken. Het Kamerlid Timmermans (PvdA) begreep de halsstarrige houding van de minister niet. Even later zwichtte hij en zei toe het Kapittel der Militaire Willems-Orde advies te zullen vragen. Een paar maanden later toen het advies was uitgebracht bleek de suggestie van Herben een schot in de roos te zijn. Op 19 maart 2005 hield de Telegraaf de zaak nog eens warm in een interview met de achterkleinzoon van Sosabowski, die voor een aantal lezingen in Nederland was en daarbij onder andere de Kamerleden Timmermans en Van Baalen ontmoette. Van enige nuancering in Sosabowski’s opinies was volgens mij nauwelijks sprake. Ik citeer hier enige passages: “De Engelsen hadden het niet op die wilde Polen. Buitenlanders waren lastig, vrijgevochten. Dus toen de kritiek op de blunders van Arnhem losbarstte en het aantal doden en gewonden steeds verder opliep, werd opeens gezegd dat de Poolse parachutisten laf en lui waren […..] Hoewel zij vochten tot de laatste man, beschuldigden de Engelsen hen van lafheid”, aldus de prins (Bernhard).“De Poolse parachutisten werden zondebokken voor een mislukte militaire operatie”. Tenslotte krijgt in het artikel de Kanselarij der Nederlandse Orden, de organisatie waaronder het Kapittel der Militaire Willems-Orde ressorteert. een verwijt voor de voeten geworpen dat, voor wie echt de feiten kent, kant noch wal raakt: “Ook een Nederlandse commando, die tijdens de oorlog in Joegoslavië (sic) zijn eenheid wist te redden terwijl Servische tanks oprukten, kreeg geen MWO. En nu blijkt dat de Kanselarij uitgerekend onderzoekers naar Engeland heeft gestuurd om te spitten in het verleden van Stanislaw Sosabowski ….” Het advies aan de minister van Defensie werd binnen drie maanden door het Kapittel der Militaire-Willemsorde uitgebracht. Het voert te ver om uitgebreid in te gaan op de overwegingen, die grotendeels bekend zijn. Het Kapittel komt tot de volgende conclusie: 73 “Dat uit de onderzochte dagboeken en verslagen valt af te leiden dat de brigade en met name de delen die kans hebben gezien de rivier over te steken om vervolgens op de noordelijke oever deel te nemen aan de gevechten, dit ondanks hun gebrek aan gevechtservaring hebben gedaan met grote vasthoudendheid en inzet. Op diverse plaatsen hebben daarbij jonge commandanten durf en beleid ten toon gespreid en moeten individuele militairen zich zodanig moedig hebben gedragen dat zij in aanmerking zouden zijn gekomen voor een dapperheidsonderscheiding. De toekenning van een aantal dapperheidsonderscheidingen was dan ook op zijn plaats geweest, zoals dat ook is gebeurd bij militairen van de 1e Poolse Pantserdivisie. Omdat het nu niet meer mogelijk is de moedige daden van individuele militairen vast te stellen en hiervoor te decoreren kan het niet tot uitvoering gebrachte voornemen uit 1946 tot decoratie van 10 militairen nu uitsluitend worden gerealiseerd door een collectieve onderscheiding aan de veteranenorganisaties van de brigade of de eenheid die de tradities voortzet”. Met de verlening van de Militaire Willems-Orde aan de 6th Polish Air Assault Brigade, die als opvolger van de oorspronkelijke brigade kan worden beschouwd, werd de suggestie van het Kamerlid Herben bewaarheid. Aan wie was het nu te danken dat uiteindelijk resultaat werd geboekt? Dat was denk ik in de eerste plaats het comité Driel-Polen, een comité dat met grote regelmaat bijeenkomsten met de Poolse veteranen organiseerde en dat voortdurend erkenning van de rol van de Poolse militairen voor ogen had. Bijvoorbeeld met het verzoekschrift van 25 augustus 1961, waarin de presidente van het comité aan Hare Majesteit de Koningin met het verzoek om Prins Bernhard een monument te laten onthullen “ter herdenking van de gevallenen van de Eerste Poolse Parachutisten Brigade Groep”. Van belang is het laatste citaat in het verzoekschrift, die verwijst naar het boek Sosabowski: “[…] dat, naar generaal S. Sosabowski, C.B.E., de voormalige commandant van deze Poolse Parqachutisten Brigade, stelt in zijn boek, eind 1945 de Nederlandse Regering zich officieel heeft gewend tot de nieuwe commandant van deze Brigade met het verzoek de namen van 25 militairen dezer Brigade op te geven, die wegens hun dapper gedrag bij Arnhem voor een Koninklijke onderscheiding in aanmerking zouden komen; dat deze commandant de namen van 25 officieren en manschappen dezer Brigade heeft opgegeven, die in de Slag om Arnhem zijn gesneuveld, doch dat er geen Koninklijke onderscheidingen zijn verleend [….]” Sosabowski gaat op deze kwestie uitgebreid in, waarbij opvalt dat zijn woorden een hoge voorspellende waarde hebben voor wat er ruim 60 jaar later werkelijkheid werd, namelijk de verlening van een dapperheidsonderscheiding aan “zijn” 74 brigade. 95 De toenmalige tevens laatste commandant van de brigade, kolonel A. SzcerboRawicz kende de situatie in Arnhem en wilde geen keuze maken tussen toen nog levende militairen. Hij heeft toen maar 25 gesneuvelde militairen uitgekozen. Tot slot. Poolse militairen vochten op een aantal fronten voor de bevrijding van Europa. Zo ook de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade. De strijd rond Arnhem was heftig en kort en liep slecht af voor de Geallieerden. De 1e Poolse Pantserdivisie en de vliegers van het 303e Royal Air Force Squadron en andere Poolse piloten, hadden ook een belangrijk aandeel in de eindoverwinning. Er was echter een verschil: zij boekten successen. De Poolse vliegers vochten zelfs mee in de verdediging van Engeland. Het betekende dat de Poolse parachutisten al direct op achterstand kwamen. Voorts kon Sosabowski het niet goed vinden met de Britse commandanten, Urquhart uitgezonderd. Hoewel in de loop der jaren de tegenstellingen minder scherp werden, bleef het niet erkennen van de Poolse inzet onbevredigend. Dat de media en de politiek uiteindelijk de doorslag gaven, en niet de officiële geschiedschrijving, is niet vreemd. Hoogstens kan het historisch onderzoek meewegen in de oordeelsvorming en op die manier met resultaat komen. Zo is het in dit geval tenslotte ook gegaan. Volgens mij zijn het vooral de nieuwe naoorlogse politieke verhoudingen en de machtsdeling geweest, die een doorslaggevende rol zouden spelen. Al kort na 1945 begon de Koude Oorlog en tot de dooi intrad zou dat fenomeen nog wel even duren. Toen Polen zich in de jaren ’90 langzamerhand ging ontwikkelen tot een democratie werd, ging het land zich als vanzelf meer op het westen richten. Nadat men ook nog uit het Warschau Pact stapte en later tot NAVO en de Europese Gemeenschap toetrad, wijzigde zich het politieke krachtenveld zich in met Midden en Oost-Europa als vanzelf. Toen de muur in 1989 “viel” en Duitsland weer herenigd werd, normaliseerden langzamerhand ook de verhoudingen met de Oost-Europese buren. Stonden de internationale verhoudingen tussen oost en west lange tijd op “scherp”, dat ging zeker niet op het punt van het gezamenlijk gedenken van zij die voor onze vrijheid streden. 95 Sosabowski schrijft in zijn boek op dezelfde pagina 241 een wat genuanceerder relaas: “Persoonlijk zie het zo, dat wij parachutisten zonder onderscheid van rang, in de slag schouder aan schouder hebben gestaan. Wie heeft dan recht op de lauweren van de overwinnaar? Niemand heeft mij om advies gevraagd, maar als men zich tot mij had gewend, dan zou ik hebben voorgesteld de Brigade als geheel te onderscheiden door een eervolle vermelding of de aanbieding van een banier. Dat is in het Poolse Leger vaak gedaan en bij ons een traditie geworden waarop we trots zijn. De Brigadecommandant heeft echter anders beslist en de namen opgegeven van 25 officieren en manschappen die bij de slag om het leven waren gekomen en verzocht hen postuum te decoreren. De Nederlandse regering heeft dit voorstel kennelijk niet aanvaardbaar geacht en voor zover, mij bekend zijn er nooit decoraties uitgereikt. Een verklaring van dit besluit is nooit gegeven en wij hebben niet naar de redenen geïnformeerd”. 75 Hoewel de nationale overheden zich niet uitdrukkelijk, behalve met de eigen nationale herdenking, bemoeien met het organiseren van herdenkingen, het onthullen van monumenten en het organiseren van plechtigheden voor oud-militairen, gebeurt dat op lokaal en regionaal niveau des te meer. Met name Noord-Brabant is daar een voorbeeld van, en daar wordt nog steeds een warme band onderhouden met de Poolse en ook andere bevrijders. Je zou zelfs kunnen stellen dat zich op dit terrein rijke tradities hebben gevormd, die reden van bestaan hebben. Kort na de oorlog was er nog wel belangstelling voor onze bevrijders, maar al snel begon de wederopbouw en moesten de handen aan de schop. In Nederland was nog aan van alles gebrek en dan heb je minder aandacht voor de bevrijders, hoe onterecht dat overigens ook mag zijn. Zelfs de persoonlijke bemoeienis van Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard legde te weinig gewicht in de schaal. De politieke wil ontbrak en dan houdt alles op. Zoals gebleken wilde de minister van Defensie aanvankelijk niet toegeven. Maar toen was de media-aandacht al zo ver doorgeschoten dat er geen redden meer aan was. De berichtgeving in deze kwesties is dikwijls nogal zwart-wit gericht en het ontbreekt nogal eens aan een genuanceerd standpunt. Een gunstige uitzondering was het Comité Driel-Polen dat zich al die jaren voor “hun” Polen bleef inzetten. Het verzoekschrift aan de Koningin uit 1961 getuigde van een scherp inzicht in deze kwestie, waarin op grond van gefundeerde en redelijke argumenten de Poolse “zaak” werd bepleit. Alleen beschikten zij niet over de politieke drukmiddelen en de aandacht van de media die anderen wel weten te mobiliseren. Uiteraard was het comité niet in staat om zo’n degelijk advies als dat van het Kapittel der Militaire Willems-Orde uit te brengen. Je kunt je trouwens afvragen of er zo veel militairhistorisch onderzoek nodig is om te kunnen vaststellen dat de collectieve daden van 1e Poolse Parachutistenbrigade voldoen aan de vereisten van de Wet op de Militaire Willems-Orde, de orde die wordt toegekend aan militairen in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden, 96 die zich in de strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw hebben onderscheiden. Ik denk overigens dat het Kapittel moeilijk met een negatief, afwijzend advies had kunnen aankomen. Daar hadden de minister van Defensie, de media en in haar kielzog de publieke opinie beslist geen genoegen mee genomen. Dat de Poolse brigade, die gedurende 96 Direct na de Tweede Wereldoorlog zijn overigens de criteria voor verlening ruimer toegepast en is de MWO ook aan buitenlandse militairen verleend, die een wezenlijke bijdrage leverden aan de bevrijding van Nederland. 76 een korte periode en gezien de troepenomvang aan relatief beperkte operaties deelnam, nog zoveel aandacht hebben gekregen, is op zich natuurlijk al uitzonderlijk. . 77 Literatuuroverzicht: * Amersfoort, H. en P. Kamphuis (red.) Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied (Den Haag 1990). * Buckingham, William F., Arnhem 1944. A reappraisal (Stroud 2002). * Cholewczynski, George F., De Polen van Driel. De 1ste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade van generaal-majoor Stanislaw Sosabowski tijdens de Slag om Arnhem (Naarden 1969). * Dyrda, Jerzy R., ‘Arnhem, Oosterbeek & Driel, September 1944’in: M. Middlebrook Arnhem 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994). * Duyts., W.J.M. en A. Groeneweg De oogst van tien jaar. Een keuze uit de dagboeken en foto’s betreffende de Slag om Arnhem, verworven in de jaren 1978-1988. Uitgegeven ter gelegenheid van de tienjarige vestiging van het Airborne Museum in Huize Hartenstein te Oosterbeek (Oosterbeek 1988). * Ellis, L.F., Victory in the West (Londen 1968). * Essame, H., The 43rd Wessex Division at war 1944-1945 (Londen 1952). * Farrar-Hockley, Anthony, Arnhem. Parachutisten vallen uit de hemel (Antwerpen en Amsterdam 1972). * Frost, J., A drop too many (Londen 1980). * Harris, G.W., Liberation Campaign North West Europe. Section D, chapter V: advance from the river Seine to the Siegfried Line and the battle for Arnhem 1944 Aug. 29-Sept. 30; book III, operation ‘Market Garden and the action at Arnhem (Londen 1954). * Harvey, A.D., Arnhem (Londen 2001). * Hibbert, G., The battle of Arnhem (Glasgow en Londen 1962). * Horrocks, Brian, A full life. Escape to Action (Londen 1960). * Horrocks, Brian, Corps commander (Londen 1977). * Manning, A.F., ‘Diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Polen in de jaren veertig’, Kleio, XX (1979) 202-206. * Mc Millan, Richard, Bloedende Betuwe (Arnhem en Brussel 1945). * Meijler, Hanny S.R., Ik zou wéér zo gek zijn. Mannen van de Irenebrigade (Amsterdam 1984). * Middlebrook, Martin, Arnhem 1944. The Airborne Battle, 17-26 September (Londen 1994). 78 * Mieczkowski, Zbigniew, Foundation for the Commemoration of General Maczek First Polish Armoured Division. The Soldiers of General Maczek in World War II (Londen 2004). * Minkiewicz, Jan e.a., Het aandeel van de Polen in de bevrijding van Nederland. 60 jaar later (Den Haag 2004). * Montgomery, B.L., Normandy to the Baltic (Londen 1947). * Newnhem, M., Prelude to glory (Londen 1947). * Otway, T.B.H., The Second World War 1939-1945. Army, Airborne Forces (London 1990). * Peeters, Thom, De Eerste Poolse Pantserdivisie in Nederland “Operatie Breda” (Breda 1978). * Peeters, Thom, Het Poolse aandeel in de overwinning (Rijen 1984). * Polish Institute and Sikorski Museum, Londen, Archive ref. no. KOL. 259. * Powell, G., ‘De helden van Arnhem’ in: G. Powell, Lipmann Kessel en John St. John Van de hemel in de hel. Twee schokkende boeken in één band over de Slag om Arnhem (2e druk; Amsterdam 1984). * Powell, Geoffrey, The Devil’s birthday. The bridges to Arnhem, 1944 ( Londen 1984). * Ryan, Cornelius, A bridge too far ( Londen 1974). * Sosabowski Stanislaw, Ik vocht voor de vrijheid (2e druk; Leiden 1960). * Urquhart, R.E., Arnhem (Londen 1958). * IJken, Gerben van, ‘Onbeloonde helden’, Nederlands Dagblad, 15 september 2004. Overig: * Comité Driel-Polen. Verzoekschrift van september 1961 aan Hare Majesteit de Koningin tot het verlenen van een Koninklijke onderscheiding aan leden van de toenmalige Eerste Onafhankelijke Poolse Parachutisten Brigade. * Kapittel der Militaire Willems-Orde. Nota houdende advies m.b.t. Het verzoek van de Minister van Defensie tot het uitbrengen van een inhoudelijk oordeel over de daden van 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade tijden de Operatie Market Garden in september 1944 (2005). * Polish Institute and Sikorski Museum, Londen, Archive ref. no. KOL. 259. * Tweede Kamer der Staten-Generaal. Vragen gesteld door de leden der Kamer. Vergaderjaar 2003-2004 en 2004-2005. Vragen van het lid Van Baalen (VVD) aan de minister van Defensie over de erkenning van de Poolse militairen die in 1944 deelnamen aan de Slag bij Arnhem en van het lid Timmermans (PvdA) aan de minister-president, de 79 van Algemene Zaken en de minister van Defensie over de Poolse bijdrage aan de bevrijding van Nederland. 80