141 ' 95, VERCADERING VAN DINSDAG 16 Moi 1815. - OFF. NOT. De President berigt der vergadering, van den baron van Heeren te Brugge voor de Commissie te hebben ontvangen een ontwerp van staatsregeling, en wordt op deszelfs voorstel besloten dit ontwerp onder de leden te doen rondgaan, ten einde daarop het noodige reguard te slaan l). De heer Elout doet namens de commissie bestaande uit de heeren graaf de Thiennes de Lombize, Holvoet, Elout, en van Lynden van Hoevelaken, rapport, wegens de in derzelver handen gestelde artikels betrekkelijk 's Konings magt als hoofd der administratie en belast met de uitvoering der wetten, tevens met de bepaling of de reglementaire beschikkingen des Konings al dan niet aan de goedkeuring der Staten Generaal zullen zijn onderworpen, en draagt drie artikelen voor die bij de Grondwet zouden kunnen worden gevoegd, als: lo.De Koni91g heeft bij uitsluiting de hoogste uitvoeraide magt. 2 O . Hij .is lwt opperhoùfd van het algemeen bestuur. 3O. Hij ha?uìhaaft de openbare lust en veilTiglleid; adviseerende de commissie defavorabel op het maken van bepalingen over de reglementen, en wordt na eenige wisseling vou gevoelens het laatste gedeelte van het rapport aangenomen en het eerste verworpen, met dat gevolg dat besloten is te dezen opzichte in de Grondwet geene verandering te maken. De heer de Coninck namens de commissie bestaande uit de heeïen graaf de Thiennes de Lombize, Holvoet, Elout, van Maanen en de Coninck, doet rapport omtrent de voorgestelde artikelen wegens de onschendbaarheid van 's Konings persoon en de verantwoordelUkheid van de hoofden der ministerieele departementen, dragende voor twee artikelen die b i de Grondwet zoudeu kunnen worden gevoegd, als: lo. De persoon des Eoninga heilig en onschendbaar zijnde, z@b de Mdnkters verantwoordelijk vow alk hadelingen stiijdig met de Grondwet, welker uitvoering zij gelastm. 2 O , Ze worden te dier zake betrokken voor het Hoog G'eregtshof door den Procureur G m a a l b y hetzelfde Hof,en zulks op straf dat dezelve Procureur Generaal bij nalatigheid ztjn ambt vernomkt heeft, naar een acte van beschuldiging opgemaakt door: (of A) de kamer der Gedeputeerden der Pr&n&n, en door de Baste Kamer aangenomen op de wtjm voor de aameming d a wetten bepaald; (of B) de Statm Genwaal op de volg& wym: Het voorstel om e m minister in staat van beachuld@ing te stellen wegens de uitvoering van erne handeling sS<jdig met de Grondwet, moet schnf iet$ g&n en ondersteund worden daor ten mimte tien leden. 1) Dit ontwerp is niet bij de stukkeu in liet Kabinet der Koningin a m w h g . 142 Ten eìnda onderzoek te doen onatrent deze beachuu*iqy verdeehia zich de Staten Generaal m a r rang van o&&m in twee gelijle afdeelingen, en de beaclktddig~illgwordt niet aan dsn Procureur-Generaal overgezonden voor dvzlve door be& ujdselimpn, ieder afurnderlijk r u a d p l e g d , aan- g m m n 6. Waarop geraadpleegd zUnde is goedgevonden het rapport en de voorgestelde artikelen te verwerpen voorbehoudens , om bij het 104de artikel der Grondwet, wanneer hetzelve in overweging zal worden gebragt zoodanige veranderingen betrekkelijk de manier van procederen te maken, als dan nodig zullen worden geoordeeld. E n is de vergadering vervolgens gescheiden en geadjourneerd tot den lTden Mei 1815 ten één uur des namiddags. [Bijgevoegd het rapport-Elout :] De commissie benoemd tot onderzoek van het voorstel, om eenige algemeene trekkeu der koniiiklcke magt in de Grondwet te doen inlasschen, heeft na rijpe overweging gemeend, dat hoezeer de aard en uitgestrektheid dier magt, nit de verschillende bepalingen der Grondwet voor de Vereenigde Nederlmden , nu bestaands, blGkbaar was , het echter scheen nuttigheid te hebben eenige algemeene blijkbam juiste regelen daarbi te voegen. Zij stel dus de volgende voor:. . I ) De commissie heeft voorts overwogen de vraag of de zoogenoemde reglementen behoorden te worden onderworpen aan de goedkeuring der Staten Generaal evenals de wetten zelve, en zij is van oordeel, dat zulke reglementen , welke toch niet anders moeten inhouden, dan den vorm en de wijze, op welke de wetten moeten worden ten uitvoer gebragty van zelven vallen in den werkkring van de uitvoerende magt , welks oefening noodzakelijk zonde worden belemmerd, wanneer men in zulke gevallen telkens zich aan de &aten Generaalzoumoehn wenden. Indien daarentegen zolke reglementen meer inhielden dan de wet wil, of met de wet strUdig waren of eindeGk op geene reeds bestaande wet gegrond waren, dan hebben de St.aten Generaal het vermogen op de intrekking dier reglementen als tegen de grondwet inlopende ,aan ¶ .. te dringen. De commissie is op deze gronden van meening, dat het onnoodig is van dit allea eenige melding in de Grondwet te maken. [Verder -bijgevoegd het rapport-de Coninck :] Vmantwoar&lzjkhùi. - Het grondbeginsel van de onsohandhamheid. 1) Zie oííìcieele natulen. . . , . . . .:.... . . -3; ., I. . .I. , 143 van 's Roniiigc geheiligde persoon is noch in deze Vergadering, noch in de commissie betwist geworden ; men heeft integendeel gemeend dat het overtollig zoude zijn, eene waarheid die ieder gevoelt uit te drukken, en van een staatkundig axioma melding te maken. Evenzeer heeft niemand in twijfel getrokken, dat Ministers die hunnen pligt overtreden , volgens de wetten vervolgd en gestraft kiiunen worden. Maar uit de bepaling dat de strafwetten de misdaden van ambtenaren in het uitoefenen hunner functîën konden en moesten voorzien, heeft iuen afgeleid, dat het derhalven overbodig was, in de Groiidwet zieli daarmede bezig te houden. neii heeft geantwoord dat juist omdat het beginsel van de onscheudbaarheid van 's Konings geheiligde persoon ontegenzeggelijk is, omdat deze waarheid van zelven gevoeld word, omdat dezelve in eenhoofdige regeeringen een axioma is, men diegenen, die deze waarheid gevoelen, dit axioma erkennen, moet geruststellen wegens de Grondwet zelve, dat de ruinisters in deze onschendbaarheid van den Koning geen middel kuniien vinden, om de bedingen van het maatschappelijk verdrag te miskennen of te schenden. Men heeft er bij gevoegd, dat het voor lien die, minder van nionarchale begrippen doordrongen, niet gelijk wij den aard dier onscheudbaarheid gevoelen, nuttig kon z i n dit axiome te herinneren, en tevens te toonen, dat de Grondwet niet stilzwijgend aan de werktuigen der uitvoerende raagt het vermogen geeft om de instellingen, die der natie liet dierbaarste zijn, om hare kostbaarste regten, onder bescherming dier onschendbaarheid te ondermijnen. Deze bedenkingen slaan alleen op die handelingen, die de Grondwet schenden, en de commissie heeft dus reeds van den beginne of aan alle andere overtredingen of misdaden ter zijde gesteld en naar het strafwetboek verwezen. De vraag alzoo op een enkel geval teruggebracht, heeft de commissie zich zelven gevraagd of ook dit geval naar het Wetboek van Strafregt moest worden verwezen, dan of daarvan in de Grondwet melding behoorde te worden gemaakt? En zij heeft dit laatste gevoelen aangenomen, omdat nergens een waarborg voor de inbreuken op de Grondwet beter konde worden geplaatst als 'in die Grondwet zelve; en dat de bescherming die de Natie aan diegenen die de Kroon dienen verschuldigd is, beschikkingen vereischende, die aan de Staten Generaal niet een gedeelte der regterlike magt toevertrouwen, maar het regt opdragen, om welgegronde vervolgingen t e doen aanvangen en andere t e weren, deze uitbreiding van de wetgevende ma& duidelik in de Grondwet, die de onderscheidene magten toekent, behoorde te zin uitgedrukt. De commissie heeft gedagt dat het nuttig konde zijn ZOO een Minister, die door de Grondwet is gewaarschuwd, dat h i , belast met ., . . ., _. 144 de uitvoering eener daad met die Grondwet stGdig, den Koningeerbiediglbk kan en moet voorstellen dat h i eenen verkeerden raad bekomen heeft, gevoelde dat voor hem geene verontschuldiging bestaat, zoo hij aan eene regelmatige en constitutioneele handeling eene uitbreiding of uitlegging geeft die inconstitutioneel wordt. Er bleef nog over te bepalen, welke voorzorg te nemen was, om te maken dat die verantwoordelijkheid niet tot voedeel van driften, tot een gevaarlik wapen in handen van partizugtigeii zoude worden. De commissie heeft dadelik het grondbeginsel aangenomen, dat de regterlike msgt de geheele uitstrekking harer attributiën behouoen moest: het is niet aan de Staten Generaal, hetzij in eene Kamer of in twee Kamers verdeeld, dat ZU de kennis en beoordeling over deze overtreding heeft opgedragen, maar aan het Hoge Geregtshof op de vervolging van het openbaar Ministerie b i hetzelve. Deze vervolging zal niet van ambtswege geschieden: de Procureur Generaal zal niets tegen eenen Minister vermogen, zoo lang hu niet door de.Staten Generaal gernagtigd is, en de commissie heeft deze magtiging aan formaliteiten onderworpen, die den Minister, dewelke ten onregte wordt beschuldigd, beschermen ; dengene die zich niet dan een ogenblik van overhaasting of eene te gemakkelijke toetreding tot eene wederregtlike daad, die het genoeg is te herstellen, te.verwUten heeft, verdedigen. De commissie heeft onderzogt of het voeglijk ware de straf der overtreding te bepalen ; zi helde daartoe over, om te toonen hoe eene daad met de Grondwet strijdig onderscheidene trappen van schuld kan hebben, en eene straf waarvan de betaling veel verschillenheid toeliep, de geschiktste was: zij zoude de ballingschap hebben voorgesteld, die of voor weinige dagen of voor vele jaren kunnende worden uitgesproken, met billikheid kan worden toegepast, Of op eene grove misvatting die door geene kwade inzigten is veroorzaakt, òf op een stoiitmoedig of trouwloos bestaan, strekkende tot verkorting der regten van de Kroon, van dé &aten of van de Natie. Dan de commissie heeft zich overtuigd dat het genoeg was dit haar voornemen te kennen te geven, en dat de bepaling van straf hoe die ook wezen mogt kon worden uitgesteld tot de samenstelling van een Wetboek van Strafregt, waarin dezelve behoort te worden vervat, ten einde met het algemeen stelsel van straffen, dat bij vervolg zal worden aangenomen, te worden overeengebracht. Het is op deze gronden dat de commissie de redactie der navolgende artikelen voorslaat: .... . ., . I , 1) Zie officieele notulen. . .. ,-. ;I 4 ' I. -. , : r., ?. I