Verslag bijeenkomst ‘Cultureel ondernemerschap in de knel?’ FNV Kiem/Kunsten ‘92/BBK, 1 december 2012, Arti et Amicitiae ‘Een cultureel poldermodel’. Dat beeld riep Henk Rijzinga (vice-voorzitter van de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars) op aan het begin van de bijeenkomst over de positie van ZZP’ers in het culturele veld. Door de bezuinigingen, de crisis en de afschaffing van de WWIK komen die in het nauw en de voorgenomen plannen van het nieuwe kabinet om de zelfstandigenaftrek af te schaffen en in het belastingstelsel een zogenaamde ‘winstbox’ op te nemen, lijken dat nog erger te maken. “Voor cultureel ondernemers zijn die plannen desastreus”, stelde beeldend kunstenaar Rob Voerman. “De meeste kunstenaars hebben een laag inkomen en gaan fors méér belasting betalen.” Tijdens zijn openingsstatement vatte hij het probleem voor ZZP’ers in de kunstsector kernachtig samen: “Kunstenaars moeten allemaal ondernemender worden, maar tegelijkertijd worden ze extra belast, met sterk de-nivellerende maatregelen.” Belastingadviseur Dick Molenaar schetste kort de argumenten waarmee ooit (in 1975) werd besloten tot het instellen van de zelfstandigenaftrek. “Ondernemingswinst is volledig belast, terwijl kleine ondernemers een deel van hun winst moeten herinvesteren. De aftrek is bedoeld om dat te compenseren en hun draagkracht te vergroten. Daarbij kwam onder de Paarse kabinetten de wens om werkgelegenheid te scheppen door het zelfstandig ondernemerschap te stimuleren. Die argumenten zijn wat mij betreft nog steeds geldig en de aftrek moet dan ook behouden blijven.” Gevraagd naar eventuele alternatieve instrumenten om cultureel ondernemers te ondersteunen zegt Molenaar: “Je kunt iets doen met de arbeidskorting of de investeringsaftrek, maar de zelfstandigenaftrek heeft de grootste impact.” Jo Houben, directeur van Cultuur-Ondernemen, beschreef de ontwikkeling van de WIK en de WWIK. “Die regeling was zeer succesvol. De laatste jaren was de uitstroom van kunstenaars die een zelfstandige praktijk hebben kunnen opbouwen negentig procent. Het afschaffen van de WWIK is dan ook het domste dat een bezuinigend kabinet kan doen: de gebruikers komen in de bijstand, die de overheid meer geld kost, en de prikkels om een eigen praktijk op te bouwen verdwijnt.” Houben maakte daarna een opmerking die het thema van de middag zou worden: “Een nieuwe regeling specifiek voor de kunsten zit er niet in; we moeten inzetten op algemene regelingen en samen optrekken met andere sectoren.” Zelf deed Houben een voorzet voor zo’n algemene regeling, in wezen een voorzetting van de WWIK, maar dan niet alleen voor kunstenaars, maar voor iedereen die ondernemer wil worden: “Iedereen die in de bijstand terecht komt zou moeten kunnen kiezen voor de mogelijkheid om een lager bedrag te krijgen, in ruil voor vrijstelling van de sollicitatieplicht en de ruimte om zelf bij te verdienen.” De politici die vervolgens aan het debat deelnamen, spraken zich niet uit over Houbens plan, maar beaamden zijn analyse dat specifieke regelingen passé zijn. D66 Tweede Kamerlid Vera Bergkamp vertelde over de door haar partij gewenste tax shelter voor speelfilms in Nederland, een regeling waarvan zowel de artistieke als financiële opbrengst nauwelijks ter discussie staat: “De VVD wil juist een simpeler belastingsysteem; ‘een regeling erbij betekent twee regelingen eruit’, zeiden ze tegen ons.” Kunstenaars moeten zich uitspreken, vind ze, maar niet vanuit de slachtofferrol. “Toen heel veel kunstenaars begonnen te Twitteren over de tax shelter, zag je dat de PvdA onrustig begon te worden.” Bergkamp, die ook zorg in haar portefeuille heeft, stelde dat zeker op het gebied van de zelfstandigenaftrek de culturele sector niet moet navelstaren: “Ook in de verpleging, in de thuiszorg en in de bouw worden steeds meer werknemers ZZP’er en die lopen tegen dezelfde problemen aan. Trek samen op!” D66 wil onderzoek naar de cumulatieve effecten van de kabinetsmaatregelen. Ook de Utrechtse wethouder Frits Lintmeijer (GroenLinks) wil op zijn eigen terrein de negatieve gevolgen van het “onzorgvuldige en ondoordachte” beleid van Rutte II onderzoeken. “Op lokaal niveau is er natuurlijk weinig invloed op het inkomensbeleid, maar er is altijd wel ruimte voor maatwerk.” Net als de andere politici is Lintmeijer verheugd dat de toon van Rutte II tegenover de kunsten positiever is dan onder Rutte I, en hij ziet mogelijkheden voor de kunst om invloed uit te oefenen. “De kunst moet een eigen, positieve culturele taal ontwikkelen en kan helpen om de problemen op te lossen die dit kabinet over het hoofd heeft gezien.” Oud-SP-Tweede Kamerlid Hans van Leeuwen is minder optimistisch over de ontwikkelingen in de politiek. “Wilders heeft als windscherm gefungeerd waarachter de rechtse partijen de bijl in het cultuurbeleid hebben gezet. Die mentaliteitskwestie is nog niet opgelost. De kunsten moeten nu gas geven en duidelijk maken dat kunst de research & development-afdeling is van de samenleving. Ieder bedrijf dat z’n r&d afstoot kan morgen wel sluiten.” De vraag is nu op welke punten nog invloed uit te oefenen is. Molenaar denkt dat zeker de afschaffing van de zelfstandigenaftrek nog te beïnvloeden is: “Er wordt nu een studie gedaan die medio 2013 uitkomt, het nieuwe belastingsysteem zou per 2015 moeten ingaan. Er is dus nog tijd. Maar al veel sneller liggen er mogelijkheden om andere maatregelen te nemen: op 19 december komt de EU waarschijnlijk met een positief advies om giften aan culturele instellingen 25 procent extra aftrekbaar te maken. Het gebruik van de geefwet heeft daardoor vertraging opgelopen. Vanuit de zaal werd gesteld dat veel maatregelen (zoals de geefwet en de ANBI-status) wel mogelijkheden bieden voor culturele instellingen, maar niet voor individuele kunstenaars. Daarop zei Molenaar: “Zelfstandigen in de cultuursector zullen veel effectiever moeten leren omgaan met de mogelijkheden. De geefwet geeft ook mogelijkheden voor particuliere fondsen, die vervolgens weer kunstenaars steunen.” “Individuele kunstenaars moeten zich verenigen in collectieven”, vulde Lintmeijer aan. In reactie op een concept-statement dat werd voorgelezen door Peter van den Bunder van FNV KIEM waren de politici eensgezind in hun commentaar: “De kunsten moeten zich offensiever opstellen”, vatte Lintmeijer samen. “Je moet vertellen wat je doet en vervolgens aangeven wat je daarbij van de overheid nodig hebt.”