Aan de Staatssecetaris voor Cultuur de heer mr. drs. C. van Leeuwen, Ministerie van OCenW, Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Amsterdam, 15 mei 2003 Geachte heer van Leeuwen, Verwachtingsvol hebben wij uitgezien naar het Vooradvies van de Raad voor Cultuur (2005-2008), ‘Cultuur meer dan ooit’, en met belangstelling hebben wij het gelezen. Het resultaat van wat een grote krachtsinspanning moet zijn geweest, geeft een interessant beeld van het kunst- en culturele bedrijf in Nederland. In de door de Raad geschetste ‘nieuwe maatschappelijke werkelijkheid’, waarin kunst, cultuur en cultuurbehoud een belangrijke rol zullen spelen, worden terecht de grote diversiteit en de intrinsieke waarde van de sector centraal gesteld. Kwaliteit moet gekoesterd worden, stelt de Raad en instellingen moeten in staat worden gesteld hun eigen lijn te volgen. Kunsten ’92 ondersteunt deze visie van harte. De sectoranalyses leveren een omvangrijk beeld van het functioneren van de verschillende disciplines en zullen zeker een belangrijke bijdrage leveren aan de discussie die gevoerd moeten worden. Het is aan de vertegenwoordigers van de verschillende disciplines om zich een oordeel te vormen over de kwaliteit en de bruikbaarheid van de adviezen, daar spreekt Kunsten ’92 zich nu niet over uit. Wat Kunsten ’92 mist, is een hoofdstuk waarin naar aanleiding van de sectoranalyses en de prikkelende inleiding algemene conclusies worden getrokken, ambities voor de sector worden geformuleerd en waarin wordt geschetst welke ruimte nodig is om de vitaliteit en ontwikkelingsmogelijkheden van de sector te kunnen garanderen. Een aantal belangrijke thema’s, die zowel binnen als tussen sectoren een rol spelen, worden niet geformuleerd. Daarbij hoort ook een analyse van het publiek -die doelgroepen van kleuter tot 65+- en van de verschillende overdrachtsvormen die je kunt benutten om hen in groten getale te bereiken. Ook zou de Raad moeten trachten een antwoord te geven op de vraag waarom kunst zo belangrijk is voor de samenleving en hoe het kunst- en cultuurbeleid vanuit de intrinsieke waarde van de kunst gelegitimeerd kan worden. 1 De relatie tussen cultuur en politiek Ondanks alle kritiek op Staatssecretaris Van der Ploeg valt niet te ontkennen dat hij de kunstwereld heeft uitgedaagd om zich rekenschap te geven van een aantal relevante ontwikkelingen. Problemen ontstonden toen die ontwikkelingen te snel en te eenzijdig tot uitgangspunten van nieuw beleid werden uitgeroepen en als criteria voor toekenning van subsidie gingen gelden. De Raad voor Cultuur wijst dergelijke cultuurpolitieke sturing terecht van de hand. Het debat tussen cultuur en politiek daarentegen blijft van belang, zowel voor de kunst en de cultuur als voor de samenleving. Er is behoefte aan cultuurpolitiek, niet om de kunsten te belasten met een politieke opdracht, maar om vanuit het perspectief van de kunst en de cultuur de ontwikkeling van de maatschappij te beschouwen en een visie te ontwikkelen op bijvoorbeeld onderwijs, de inrichting van het land en de ordening van de (publieke) ruimte. Ook in de kunstensector is een hernieuwde aandacht voor problemen en ontwikkelingen in de samenleving merkbaar. Een nieuwe bewindspersoon zou hierin een inspirerende rol kunnen spelen. De cultuurnota 2005 – 2008 Verwacht mag worden dat de verstrengeling van artistiek-inhoudelijke en politieke criteria zich dit keer niet op eenzelfde wijze zal voordoen als de vorige keer. Maar de laatste jaren is op politiek-bestuurlijk niveau in toenemende mate over kunst gesproken in sociologische en economische termen, het beleid is gebureaucratiseerd en gejuridificeerd. Het lijkt daarom tamelijk naïef om te veronderstellen dat door eenvoudig schrappen van cultuurpolitieke prioriteiten en door nadruk te leggen op de autonomie van de sector, de problemen bij de beoordeling van instellingen wel beperkt zullen blijven. De budgetten staan sterk onder druk en de overheid stelt steeds hogere eisen aan de verantwoordingsplicht .Wie zullen straks het slachtoffer worden als het waar is dat autonome kostenstijgingen niet worden gecompenseerd? Hoe is het gesteld met de ruimte voor nieuwe aanvragers? Hoe verhoudt straks het kwaliteitsoordeel zich met het financiële kader en de formele eisen die de overheid stelt? Hoe is de verhouding tussen verschillende bestuurslagen en wat is straks de positie van de fondsen in het bestel? Door eerder de verschillen tussen de sectoren te benadrukken dan de overeenkomsten, lijkt de Raad te willen kiezen voor maatwerk. Op zichzelf is dat een terechte keuze, maar het vraagt wel om een stevige regie bij het maken van een integrale afweging en het formuleren van een visie op het bestel en de beoordelingssystematiek. Over de financiële ruimte die nodig is voor de ontwikkeling van de sector zwijgt de Raad voor Cultuur. Tegelijkertijd valt te vrezen dat een gelijkblijvend budget voor de cultuursector er niet in zit. Sterker nog: zonder correcties dreigt het huidige beschikbare budget terug te lopen. Toch is in tijden van grote maatschappelijke vraagstukken en stagnerende economie investeren in de cultuur ‘meer dan ooit’ van groot belang. Culturele aspecten van de 2 verschillende beleidsterreinen moeten daarbij in samenhang worden bezien: dus niet alleen kijken naar het beleidsterrein van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen maar zeker ook naar Economische Zaken, Financiën, Sociale Zaken, VROM en Buitenlandse Zaken. Kunsten ’92 blijft van mening dat een investering van 1% van de Rijksbegroting voor kunst, cultuur en cultuurbehoud nog altijd nodig is. Het ontbrekende hoofdstuk Kunsten ’92 doet hierbij een bescheiden poging vanuit het vooradvies een aantal aandachtspunten voor het cultuurbeleid te formuleren die in het debat in het komende najaar een belangrijke rol zouden moeten spelen: 1. Kunst- en cultuurbeleid gaat niet over ontspanning en vermaak Doordat de culturele industrie met nadruk op leisure en entertainment steeds meer in het cultuurbeleid wordt betrokken, is het zinvol opnieuw goed te definiëren waar we het over hebben en wat de betekenis van kunst, cultuur, cultuurbehoud en entertainment is voor de samenleving. Hoezeer de kunst- en cultuursector ook zouden kunnen profiteren van de groeiende cultuurindustrie, kunst is niet hetzelfde als entertainment en het blijft een primaire taak van de overheid om te waken over de schatkamers van onze samenleving, waarin naast wetenschap en onderwijs de kunst en het cultureel erfgoed een belangrijke plaats innemen. De betekenisgeving en vormgeving van ontwikkelingen in de samenleving, de conversatie tussen culturen, de samenbindende en educatieve kracht van kunst en cultuur zijn allemaal elementen die van onschatbare waarde zijn voor de samenleving. Of de kunst nu wel of niet in staat is “een nieuwe werkelijkheid voor ons te ontdekken” (Marcel Proust het gaat hier per definitie om het tegendeel van snel vermaak en dito consumptie. Het precisiewerk, het vakmanschap en de gelaagdheid die de kenmerken vormen van de kunst, vragen om een aandachtige houding en concentratie van de toeschouwer, kijker, lezer of luisteraar. Kunst is inspanning, entertainment is ontspanning. Beiden hebben een heel eigen functie. Het is aan de kunstenaars, de podia en de musea om de waarde van kunst over te dragen en het is aan de overheid om ervoor te waken dat de kunsten daadwerkelijk meer kunnen zijn dan een bron van vermaak: een inspiratiebron en kritisch beschouwer van de samenleving. 2. Kenniseconomie gaat ook over kunst, cultuur en nieuwe media Meer aandacht voor een kenniseconomie is pas evenwichtig als er ook ruim aandacht aan kunst en cultuur wordt besteed, zowel in het onderwijs als bij onderzoek en ontwikkeling. Investeren in cultuureducatie is investeren in de toekomst. Het biedt kinderen een brede basis voor hun ontwikkeling en bevordert de sociale cohesie. Iedereen is het daar over eens, maar feitelijk is de infrastructuur voor de cultuureducatie niet structureel verbeterd. Zowel aan de kant van de culturele instellingen als aan de kant van het onderwijs, met name in het basisonderwijs en op de PABO’s, zijn investeringen nodig. 3 Een overheid die serieus werk wil maken van “Nederland kenniseconomie” is alleen geloofwaardig als hij investeert in nieuwe media en technologische vernieuwing. De kunsten en het cultuurbehoud spelen bij de ontwikkeling daarvan een belangrijke rol. De eisen die nieuwe ontwikkelingen in de samenleving stellen aan het gebruik van nieuwe media, waar alle sectoren mee te maken hebben, moeten daarom worden geïnventariseerd en op hun uitvoeringsmogelijkheden worden onderzocht. Ook de digitalisering van collecties, archieven en bibliotheken mogen daarbij niet worden vergeten. Nu al vreest men dat straks pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt, die ontwikkeling van de kunsten en modernisering van collecties, archieven en bibliotheken in de weg zullen zitten. Voor het onderwijs zal dit ook negatieve gevolgen hebben. In dit verband moet ook het belang van goed kunstvakonderwijs genoemd worden en het stimuleren van de samenwerking tussen hoger kunstonderwijs en wetenschappelijk onderwijs. 3. Internationaal en intercultureel beleid verdienen expliciete aandacht De sterk naar provincialisme neigende tendensen van deze tijd vragen juist vanuit de kunst en de cultuur, die zich van nature over de grenzen heen bewegen, om een sterk tegengeluid. De conversatie tussen culturen, zowel binnen als buiten onze landsgrenzen, is een voorwaarde voor de ontwikkeling van nieuwe waarden, beelden en vormen. In de culturele sector is internationale samenwerking aan de orde van de dag en het is van groot belang, ook voor de ontwikkeling van de kunst, dat kunstenaars en culturele instellingen voldoende ruimte krijgen zich internationaal te profileren. De grote diversiteit aan culturele uitingen vanuit verschillende bevolkingsgroepen die in Nederland is ontstaan vraagt om een open houding en voldoende kennis van en respect voor elkaars culturen om een samenwerking mogelijk te maken. Het zou een misvatting zijn om nu te denken dat beleid op dit gebied zijn vruchten wel heeft afgeworpen en nu niet meer nodig is. Meer aandacht voor versterking van de kwaliteit van het aanbod is nodig. Internationaal en intercultureel beleid moeten speerpunten van de overheid blijven en behoeven extra aandacht. 4. Publieke omroep moet speerpuntfunctie voor cultuurbeleid waarmaken In het verlengde van de naoorlogse spreidingsgedachte biedt de omroep bij uitstek de mogelijkheid om ander en groter publiek te bereiken. Dit zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij het uitroepen van de media tot speerpunt van het cultuurbeleid. Maar de publieke taken, zeker op het terrein van kunst en cultuur, staan ernstig onder druk door zenderprofilering en concurrentie met de commerciële omroep. De publieke omroep zou van dat dilemma moeten worden verlost. Kunsten ’92 pleit ervoor om kunst en cultuur als kerntaken van de omroepen beter te definiëren en dit aanbod een centralere plaats te geven in de programmering. Daarnaast zou, zo vindt ook de Raad voor Cultuur, een themakanaal voor kunst en cultuur moeten worden ingericht. 4 5. Nieuwe ontwikkelingen vragen om aanvullend beleid Zowel voor de autonome ontwikkelingen van de kunsten als de gevolgen van de door de Raad voor Cultuur gesignaleerde ontwikkelingen, als de economisering en medialisering van de samenleving, moeten analyses worden gemaakt en beleidsvoorstellen worden ontwikkeld. De meest in het oog springende knelpunten zijn: - Intersectoraal opererende instellingen en kunstenaars vallen tussen wal en schip. De bijna ouderwets aandoende sector-gewijze benadering van het vooradvies heeft als nadeel dat intersectorale ontwikkelingen geen aandacht krijgen. Interdisciplinaire kunstvormen en nieuwe vormen van presentatie vragen om eigen beleidsmaatregelen. Ook de geconstateerde groei van de “evenementencultuur” waar steeds meer kunstdisciplines bij worden betrokken en cross-overs eerder regel dan uitzondering zijn, vragen om aanpassingen van de beoordelingskaders. - De aandacht voor de instrinsieke waarde van kunst en cultuur neemt af. Dat wordt zowel in de regioprofielen als in de inleiding van het vooradvies geconstateerd. Visie en ambitie om in de productiekant te investeren lijken op verschillende bestuurlijke niveaus te ontbreken. Maar zonder experiment geen vernieuwing. Het besef dat de laboratoriumfunctie van de kunsten essentieel is voor de ontwikkeling van nieuwe beelden, vormen en ideeën die vervolgens ook de cultuur- en media-industrie kunnen voeden en vernieuwen, is onvoldoende bij beleidsmakers aanwezig. - Netwerksamenleving vraagt om nieuwe benadering van kunstenaars. De opkomst van de netwerksamenleving, waarin de ordening vooral bepaald wordt door tijdelijke functionele verbanden, heeft voor de culturele wereld tegenstrijdige consequenties.Enerzijds doet zij de autonome positie van de kunsten wankelen - men verwacht van de kunstenaar aandacht voor ondernemen en een strategische omgang met zijn cultureel kapitaal -, anderzijds wordt juist op kunstenaars die vanuit een autonome positie werken een beroep gedaan om maatschappelijke projecten te inspireren en vastgeroeste kwesties te verkennen. Kunstenaars krijgen een rol als ‘creative thinker’ en kunnen bijvoorbeeld betrokken worden bij de ontwikkeling en ‘humanisering’ van stedelijke gebieden. Ook hier raken de verschillende disciplines steeds meer op elkaar betrokken en werken kunstenaars met verschillende achtergronden samen en kunnen kunstwerken steeds vaker tot meer dan één discipline gerekend worden. Deze ontwikkelingen vragen ook om aanpassingen van het fondsenbeleid. 5 - Diversiteit van het aanbod kan worden aangetast Door de ontwikkelingen in de commerciële culturele sector en door de eisen die de overheid stelt, hebben veel culturele instellingen de druk op hun organisatie in de afgelopen jaren zien stijgen. Van de overheid mag ook in deze tijd verwacht worden dat zij verantwoordelijkheid neemt voor de positie van de kunsten en de cultuur in de samenleving en voorkomt dat in de sector in de strijd met de entertainment-industrie langzaam maar zeker de marge in wordt gedrukt. Kortom, nog altijd zijn investeringen in de sector noodzakelijk om de kwaliteit en de diversiteit van het aanbod te garanderen. Tenslotte Wij verzoeken u onze aandachtspunten bij de verdere voorbereidingen voor de volgende cultuurnota te betrekken en uw opvolger voorzetten voor een cultuurpolitieke agenda aan te reiken die een versterking van de positie van de kunsten en de cultuur in onze samenleving mogelijk maakt. Met vriendelijke groeten Namens het bestuur van Kunsten ‘92 Stevijn van Heusden Voorzitter c.c.: Vaste kamercommissie van OC&W van de Tweede kamer der Staten Generaal Raad voor Cultuur 6