slides

advertisement
Syntaxis 2
Inleiding
Syntaxis: de combinaties van woorden
tot woordgroepen en zinnen.
Wat voor rol spelen de eigenschappen van
de woorden hierbij?
 Wat voor soort woordvolgordes vinden we?
 Hoe kunnen die woordvolgordes veranderd
worden door middel van verplaatsing.

Inleiding: Dit college
Woorden
Woordvolgorde
Verplaatsing
Woorden: Categorieën
We zagen al dat woorden tot een bepaalde
syntactische categorie behoren.
N, V, A, P, Det, Pro, …
Die categorie bepaalt een belangrijk deel van
het syntactisch gedrag van een woord.
Voorbeeld: combinatie met determiner
the man, *the happy, *the eat, *the away
Woorden: Kenmerken
We hebben ook al gezien dat
kenmerken (features) een belangrijke
rol spelen.
Kenmerken zijn een manier om
categorieën verder te verfijnen.
Vooral als dat voor het syntactische
gedrag belangrijk is.
Woorden: Kenmerken
V[+finiet]: maak, maakt, maken,
maakte, maakten
V[finiet]: maken, makend, gemaakt
Wat zijn syntactische verschillen tussen
finiete en infiniete werkwoorden?
Woorden: Kenmerken
V[+finiet]: Ik maak, jij maakt, wij maken,
dat ik maak, of jij maakt, als wij maken
onderwerp met naamval en congruentie
 bepaalde voegwoorden

V[-finiet]:
*Ik te maken, *jij makend, *wij gemaakt
 *dat ik te maken, *of jij makend, *als wij
gemaakt

Woorden: Argumenten
Derde eigenschap:
valentie
 subcategorisatie-frame
 (predikaat)argumentstructuur

Min of meer synonieme termen: het
aantal en het soort constituenten dat
een woord bij zich moet of kan hebben.
Woorden: Argumenten
Woorden: Argumenten
Pol vindt een schat
*Pol vindt
Pol slaapt
*Pol slaapt een dutje
vinden is transitief
slapen is intransitief
Woorden: Argumenten
Vinden is een predikaat met twee
argumenten:
de vinder (subject)
 het gevondene (direct object)

twee-plaatsig; ariteit, valentie is 2
Slapen is een predikaat met één
argument, dus één-plaatsig
Woorden: Argumenten
Hoeveel argumenten heeft geven?
Drie argumenten:
Gever – subject
 Gegevene – direct object
 Begunstigde – indirect object

Geven is drie-plaatsig.
Woorden: Argumenten
Hoeveel argumenten heeft regenen?
Regenen is nul-plaatsig.
Het regent heeft een expletief subject,
een subject zonder betekenis.
Woorden: Argumenten
Hoeveel argumenten hebben de volgende
werkwoorden:




Hiermee kunt u het laatst gekozen nummer
herhalen.
Het lampje brandt onafgebroken in de handsfreeof headsetmodus.
Hiermee kunt u informatie krijgen over de
(voorgeprogrammeerde) toetsen.
wanneer hier door een z.g. automatische
telefoniste om gevraagd wordt
Woorden: Argumenten
Semantisch is een woord een predikaat
met 0 of meer argumenten.
Predikaat(Argument1, …, Argumentn)
Maar hoe wordt dat syntactisch
uitgedrukt?
Twee belangrijke aspecten:
Woordvolgorde
 Markering

Woordvolgorde:
Introductie
Vergelijk de volgende zinnen:
Brutus bemint Lucia
 Brutus Luciam amat

(Latijn)
Een verschil:
Nederlands: S(ubject) V(erb) O(bject)
 Latijn:
S(ubject) O(bject) V(erb)

Woordvolgorde: Typen
De meeste talen in de wereld zijn SVO of
SOV.
VSO en VOS komt ook wel voor.
OSV en OVS het minst.
Hixkaryana (Brazilië, OVS, 600 sprekers)
toto yonoye kamara
persoon at jachtluipaard
Woordvolgorde: Afrika
Uit: World Atlas of Linguistic Structures
Woordvolgorde: Endo
kiyaat cheeliima kuurkee
ki-yaat chee-liima kuur-ka-i
DP-open FEM-LIMO deur-TH-DF
‘Chelimo opende de deur’
DP = distant past, FEM = feminine, TH
= thematic, DF = definite
Woordvolgorde: Regels
VSO is een problematische volgorde
Neem de volgende regels:
S  NP VP (introduceert subject)
VP  V NP (introduceert object)
Hoe krijgen we een SOV-taal?
Hoe krijgen we een VSO-taal?
Woordvolgorde:
Parameters
SVO en SOV zijn volgordes die
gegenereerd kunnen worden met
herschrijfregels + volgorde-parameters
S  NP VP en VP  V NP
 S  NP VP en VP  NP V

(SVO)
(SOV)
VSO is niet zonder meer mogelijk,
omdat de VP discontinu is.
Woordvolgorde:
Universalia
Volgorde tussen V en O is geen
geïsoleerd fenomeen, maar hangt
samen met andere volgordes, zoals:
Prepositie en object
 Nomen en adjectief

In het algemeen: hoofden voorop of
hoofden achteraan
Woordvolgorde: Hoofd
Het hoofd van een woordgroep is het
woord dat de eigenschappen van de
hele groep bepaalt:
V van VP
 P van PP
 N van NP
 A van AP

Woordvolgorde: Endo
Wat zijn dit voor woordgroepen?
Wat voor woord staat voorop?
Woordvolgorde: Marking
Woordvolgorde is niet de enige manier om de
argumenten van een predikaat te
identificeren.
Een alternatieve of complementaire manier:
marking, dat wil zeggen, door het argument
een speciale vorm te geven:


Brutus Luciam amat
Brutus Lucia bemint
nom
acc
Verplaatsing:
Introductie
Een taal kan wel bepaalde
basisvolgorde hebben, maar soms
verschijnen de woorden in andere
volgordes.
Een van de manieren om dat te
analyseren: als de verplaatsing van een
woord of woordgroep.
Verplaatsing: Inversie
Vergelijk:
John could walk
 Could John walk?

De ja/nee-vraag kan worden afgeleid
van de bevestigende zin door subject
en hulpwerkwoord om te draaien
(subject-auxiliary inversion)
Verplaatsing: V2
Nederlands heeft twee volgordes:
In hoofdzinnen:

Jan kuste Marie
In bijzinnen:

(Ik denk dat) Jan Marie kuste
SVO versus SOV
Wat is de basisvolgorde? Welke
volgorde is afgeleid? Hoe?
Verplaatsing: V2
Nog een vergelijking:
(a) Jan belde Marie op
(b) dat Jan Marie op belde
De positie van op laat zien wat de
basispositie is van het werkwoord.
Conclusie: V is verplaatst naar de
tweede positie van de zin: V2.
Verplaatsing: V2
Jan _____ Marie op belde
Jan _____ Marie op _____
↖
belde
↲
Jan belde Marie op _____
Verplaatsing: V2
NP NP X V  1 4 2 3
1 2 3 4
deep structure
surface structure
Vergelijk met fonologische regel.
Zie boek p82 voor toepassing op actief passief.
NB: in deze vorm achterhaald
Verplaatsing: Whmovement
Vraagzinnen (wh-question) worden in
het Nederlands gemaakt door een
vraagwoord (wh-phrase) aan het begin
van de zin te plaatsen:
Ik zei dat Jan Marie op belde
 Ik vroeg wie Jan op belde

Verplaatsing: Whmovement
Onderliggende structuur:
Ik vroeg ___ Jan wie op belde?
Oppervlaktestructuur:
Ik vroeg wie Jan ___ op belde?
Verplaatsing: Whmovement
Filler-gap-structuur:
Er wordt iets verplaatst (de filler) en er
blijft een gap of trace achter op de
oorspronkelijke positie.
Ik vroeg wie Jan t op belde
Ich fragte wen Jan hat t angerufen
(wen: accusatief)
Verplaatsing: Whmovement
Unbounded of long-distance
De verplaatsing kan soms over lange
afstanden plaatsvinden:
Wie dacht jij dat Piet zei dat Marie had
voorgesteld om t op te bellen
Wie dacht jij [ dat Piet zei [ dat Marie had
voorgesteld [ om t op te bellen ]]]
Verplaatsing: Eilanden
Tegelijk is ook niet alles mogelijk. Er zijn
eilanden waaruit je niet kunt
verplaatsen. Bekende gevallen:
*Who did you hear the rumor that Mary
kissed?
 *What did you wonder to whom Bill gave?
 *Who did you kiss Mary and

Verplaatsing: Eilanden
*Who did you hear [NP the rumor that
[S Mary kissed t ]]? (Complex NP island)
 *What did you wonder [ to whom
Bill gave t ]? (Wh-island)
 *Who did you kiss [ your mother and t ]?
(Coordinate structure constraint)

Verplaatsing: Meer
kandidaten
dat ik een boek over taalkunde las
dat ik een boek las over taalkunde
dat ik gisteren een meisje zag
dat ik haar gisteren zag
dat ik een boek heb gelezen
dat ik een boek gelezen heb
Verplaatsing: Meer
kandidaten
dat ik een boek over taalkunde las
dat ik gisteren haar zag
dat ik een boek gelezen heb
Verplaatsing:
Alternatieven
Het is niet altijd duidelijk of er werkelijk
een filler-gap-structuur is.
In Transformational Grammar worden
filler-gap structuren werkelijk als
verplaatsingen behandeld.
In veel andere modellen worden
afhankelijkheden en volgorde-variaties
op andere manieren beregeld.
Download