Preek over Rom.3:22 (voor leerdienst Ref.herd.) 1) Votum 2) Groet 3) Psalm: 130:1, 2 4) Wet des Heeren / Apost.Ge1 5) Psalm: 6:2 / 27:7 6) Schriftlezing: Romeinen 3: 19-31 8) Gebed 9) Tekst: De rechtvaardigheid Gods door het geloof van1 Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.2 (Rom.3:22) Het geloof van Jezus Christus = het geloof in Jezus Christus (gen.obj. en niet gen.subj.). Het geloof van Jezus Christus in Rom.3,22 betekent niet: het geloof waarmee Jezus heeft geloofd (gen.subj.) ofte wel: het geloof waarmee Jezus er zich doorheen heeft geloofd. Het tweede deel van het vers maakt duidelijk, dat het hier gaat over het geloven in Jezus Christus. Met geloof van Jezus Christus is in dit vers een typering gegeven van het rechtvaardigend geloof, aanduiding van de nieuwe heilsweg: Christusgeloof; geloof, gewekt door Christus en rustend in Hem (tegenstelling met rechtvaardiging uit de wetswerken). Zo ook In Gal.2:16: geloof van Jezus Christus = geloven in Jezus Christus (i.t..t uit de werken); niet door de wet, maar door het Evangelie, dat ons op Christus’ gehoorzaamheid wijst. Zo ook Dr. Herman Ridderbos, Ontwerp van zijn theologie (Kampen 1966), blz. 263. In de kanttekeningen SV bij Galaten 2:16,22 lezen wij: Dat is, als wij met een oprecht en levend geloof de gerechtigheid van Christus aannemen. Bij 2:22 vinden wij de volgende kanttekening: Dat is, door het geloof in Christus, als door een werktuig, waarmede de beloofde zegening aangenomen 1 1 Verdeling van de preek:3 1. Rechtvaardigheid Gods door het geloof 2. Luther en de poort van het Paradijs 3. De eeuwen door verkondigd (Bunyan Kohlbrugge) 10) 12) 13) 14) 15) 16) 17) en Psalm: 89:7, 8 Inzameling der gaven Prediking Psalm: 32:1, 3 en 4 Dankgebed Psalm: 116:2 en 3 Zegenbede wordt. In beide gevallen gaat het dus om het geloof in Christus. 2 De Griekse tekst van Rom.3:22 luidt: δικαιοσύνη δὲ Θεοῦ διὰ πίστεως ᾿Ιησοῦ Χριστοῦ εἰς πάντας καὶ ἐπὶ πάντας τοὺς πιστεύοντας· οὐ γάρ ἐστιν διαστολή· De King James vertaling geeft deze tekst aldus weer: Even the righteousness of God which is by faith of Jesus Christ unto all and upon all them that believe: for there is no difference. De navolgende preek is gehouden t.g. v. een Reformatie-herdenking; vandaar de uitvoerige citaten o.a. van Luther. 2 1.Rechtvaardigheid Gods door het geloof Als u mij vraagt, waar de kracht heeft gelegen van de Reformatie die in Luthers stellingen te Wittenberg een eerste geweldige stoot kreeg, behoef ik niet te aarzelen in mijn antwoord. De kracht van de Reformatie lag in God, in Zijn vrije genade. Ik zou ook kunnen zeggen in de rechtvaardiging door het geloof. En als u mij vraagt, of dat vandaag nog zo is, dan zeg ik weer zonder aarzelen: Stellig, ook vandaag. Het artikel van de rechtvaardiging door het geloof alleen is door de reformatoren zelf genoemd ‘het artikel waarmee de kerk staat of valt’. God heeft Zijn gerechtigheid geopenbaard. En hoe God rechtvaardig is, dat is pas goed in de verschijning van Jezus Christus voor de dag getreden. Hoe? Daarover schrijft Paulus in het slotgedeelte van Romeinen 3. Wat dat betekent, wil ik in deze preek het volle accent geven. Rechtvaardigheid door het geloof in Jezus Christus. Het betekent, dat God Zelf de slagen opving die voor ons bedoeld waren. Jezus voldeed plaatsvervangend aan Gods heilig recht, om overtreders te redden van de ondergang. Ik denk aan een verhaal dat ik las bij een verklaarder van ons tekstgedeelte (Werner de Boor).4 Dat verhaal gaat over een koning uit de Kaukasus, een zekere Schamyl, hoofd van een volksstam. Hij kon niet gedogen, dat iemand van zijn onderdanen zich aan de buit vergrijpen zou, die de stam als geheel toebehoorde. Wie hem niet gehoorzaamde en zijn bevelen die recht en billijk Werner de Boor, Der Brief des Paulus an die Römer (Wuppertaler Studiënbibel); R. Brockhaus Verlag Wuppertal; 9.Auflage 1982; blz. 101 (noot 75). 4 3 waren voor zijn volk overtrad, knuppelslagen worden geslagen. zou met 100 Op een dag echter bleek zijn eigen oude moeder iets gedaan te hebben wat kwaad was in zijn ogen. Honderd slagen met de knoet was de straf die op deze overtreding stond. Maar moest zijn oude moeder die straf ook ondergaan? Eén dag sloot toen de vorst zich op in zijn tent om erover na te denken. De straf niet uitvoeren betekende, dat iedereen voortaan de hand zou kunnen lichten met zijn bevelen. Daarom besloot hij tenslotte, dat de straf toch zou worden voltrokken, ook al betrof het dan zijn eigen oude moeder. Toen echter de eerste slag op de rug van zijn moeder was gevallen, rukte hij zich de mantel van het lijf, wierp zich voor zijn moeder en riep de soldaten toe: ‘Sla verder en geen slag te weinig. Hij ving de slagen zelf op. Hij onderging plaatsvervangend de straf. En zijn bloedende rug liet zien, dat hij een koning was die recht en gerechtigheid liefhad. Zo heeft God het ook gedaan Hij ving zelf de slagen op. Jezus voldeed aan Zijn heilig recht om overtreders te redden van de ondergang. En door het geloof in Jezus Christus mag ik in Hem rechtvaardig zijn voor God. Dat geloof in Hem is het kanaal waardoor de weldaad van Gods rechterlijke vrijspraak van de zondaar in het hart en leven van de mens binnenstroomt (Rom. 3:21vv; Fil. 3:9). Dat is — om zo te zeggen — even noodzakelijk als kruis en opstanding van Christus en de prediking daarvan.5 “Nu zijn er, die beweren: “Ik hoef niet te geloven, want ik kan het toch niet, maar de Heere Jezus heeft voor mij geloofd”. Dezulken verstaan de apostolische woorden: “Het geloof ván Jezus Christus”, d.i. “in Jezus Christus”, zeer slecht en dat brengt hun de dood. Niet Christus, niet de Heilige Geest gelooft in ons, maar de mens gelooft en móet 5 4 2.. Luther en de poort van het Paradijs Laat ik dat duidelijk maken met een enkel citaat van Luther 6 over de kerntekst uit de brief aan de Romeinen (Rom.1:16), dat de rechtvaardige door het geloof leeft. Luther schrijft: ‘Een waarlijk uitzonderlijk heet verlangen had mij aangegrepen om Paulus in zijn brief aan de Romeinen te begrijpen. Maar tot dusver was ik daarin niet geslaagd en dat kwam waarlijk niet door gebrek aan ernstige belangstelling, maar één enkel woordje zat mij daarbij in de weg en wel uit het eerste hoofdstuk: 'De gerechtigheid Gods wordt daarin (in het Evangelie) geopenbaard'. Dat woordje ‘gerechtigheid Gods' kon ik niet verdragen, omdat ik het volgens de traditie en de gewoonte van alle doctoren nooit anders had leren opvatten dan op de manier van de filosofen, nl. in de zin van de zgn. formele of actieve gerechtigheid, volgens welke de rechtvaardige God zondaars en onrechtvaardigen straft.’ 'Nu was het met mij zo gesteld: al leefde ik als monnik nog zo onberispelijk, ik was me bewust, dat ik een zondaar was voor God en kon geen rust vinden in mijn geweten. Ik durfde er niet op vertrouwen, dat geloven. Vanwaar bekomen wij het? De Heilige Geest verlicht het verstand en buigt de wil en trekt de mens van al het zichtbare af, om hem op Gods Woord te laten neerzinken.…” Zo: H. F. Kohlbrugge, De gouden scepter toegereikt, dagboek uit de geschriften van dr. H. F. Kohlbrugge voor het gehele jaar, vertaald door ds. H. Stolk, Dordrecht 1978, 4e dr., blz. 245. 6 Uit de voorrede van het eerste deel van Luthers, in het jaar 1545 verschenen verzamelde Latijnse werken, geciteerd door Dr. W. J. Kooiman, Luther en de Bijbel (BBB-serie; Baarn, z.j.). 5 ik door mijn genoegdoening God zou kunnen verzoenen. Daarom had ik die rechtvaardige God, die zondaars straft, dan ook volstrekt niet lief, maar ik was, zoal niet met verborgen lastering, toch in ieder geval met vreselijk gemor tegen zulk een God in opstand. Ik zei: het lijkt waarachtig wel, alsof het nog niet genoeg is, dat wij, arme zondaren en door de erfzonde voor eeuwig verdoemden, door de Wet der tien geboden met allerlei jammer en moeite belast worden — nu komt God ons ook met zijn Evangelie die ellende vermeerderen en gaat ons ook nog bij monde daarvan met zijn gerechtigheid en toorn bedreigen! Zo raasde ik met wild bewogen geweten. En intussen bonkte ik onbeschaamd bij Paulus op de deur, want ik dorstte en smachtte ernaar om te weten, wat er achter dat tekstwoord zat. Dag en nacht tobde ik me ermee af en peinsde over het verband van die woorden: 'De gerechtigheid wordt daarin geopenbaard, gelijk geschreven staat: de rechtvaardige zal door zijn geloof leven’ – en door Gods genade begon ik toen te begrijpen, dat met gerechtigheid Gods bedoeld wordt de gave Gods, waardoor de rechtvaardige leeft uit het geloof. Toen begreep ik de bedoeling: door het Evangelie wordt de gerechtigheid Gods geopenbaard als passieve gerechtigheid, door welke de barmhartige God ons in het geloof rechtvaardigt, geschreven staat de rechtvaardige zal uit het geloof leven. Het was mij, of ik geheel herboren was en door open poorten was binnen gegaan in het paradijs zelf. Heel de Schrift toonde me ogenblikkelijk een ander gezicht. Ik doorliep de bijbel, voor zover ik me de plaatsen herinneren kon, en vond in andere uitdrukkingen overeenkomstige gedachten b.v. Gods werk is dat, wat God in ons werkt kracht Gods is datgene, waadoor God ons sterk maakt; 6 wijsheid Gods, waarmee Hij ons wijs maakt; sterkte Gods, heil Gods, heerlijkheid Gods. 'En nu prees ik dit woord 'gerecbtigheid Gods’ met een liefde, even groot als de haat, die ik het vroeger toegedragen had en het werd mij het heerlijkste woord. Zo is deze tekst van Paulus voor mij werkelijk de poort van het paradijs geworden.’ Dat Luther steeds weer geworsteld heeft om dit Evangelie van vrije genade te verstaan (enkel en alleen om de genoegdoening van Christus), blijkt ook uit Luthers commentaar op de Galatenbrief. 7 Schrijvend over Gal.2:20, zegt Luther: ‘Want Christus is de blijdschap en zoete verkwikking van een benauwd en benard hart…Derhalve is Christus een Liefhebber dergenen die in benauwdheid, zonde en dood zijn, [en worstelen]; en wel een zodanige Liefhebber, Die Zichzelf voor ons overgeeft, onze Priester [en Verzoener] wordt; dat is: Die Zich als Middelaar [en Borg] plaatst tussen God en ons, ellendige zondaren.’ Luther liep Christus omver en wilde zonder Middelaar rein zijn in Gods ogen. En dat komt een mens duur te staan. Dat levert slechts oordeel en pijn op. Totdat hij vrede vond. Die lag geheel buiten hem, in Christus. De genade die Christus verworven had voor zondaren, toen zij nog vijanden waren, werd hem te sterk. Enkel en alleen de gerechtigheid van Christus Zie de jubileumuitgave (Lindenberg Rotterdam 1964) over Het rechtvaardigend geloof (over de Galatenbrief) door Martinus Luther; blz.187 7 7 werd hem genoeg. Toen vond hij vrede. Christus’ gerechtigheid alleen is genoeg. Er komt geen nagelschrapje van ons aan te pas. Nogmaals dit is een heerlijk Evangelie. Het is het Evangelie van een levende Christus, Die door de hemelen is doorgegaan en nu voor Zijn Vader verschijnt om altijd als Gods eeuwige Hogepriester de Zijnen op Zijn hart te dragen. Deze weldaad van het rechtvaardig zijn voor God is in de dagen van de Reformatie aangeprezen in de prediking. De mensen liepen er uren voor. Het was zo nieuw, zo ongehoord. Ze werden erdoor bevrijd. Jane Grey, een meisje in Engeland schrijft aan Bullinger, een Reformator van het eerste uur, dat zij zijn prekenboek (Huysboeck) gelezen heeft en elke dag als uit de kostelijkste bloementuin daaruit bloemen verzamelt. Een meisje van 16 a 17 jaar. Preken die voor het gevoel van ons wellicht dor en droog zijn. Ze is op de brandstapel gestorven. 3. De eeuwen door verkondigd (Bunyan en Kohlbrugge) Deze weldaad van het rechtvaardig zijn voor God is de eeuwen door verkondigd. Want de zonde van de vroomheid in de dagen der Reformatie is de zonde van de mens, de eeuwen door. Daarom is dit Evangelie onsterflijk. Wat er verandert, dit verandert niet. Er is al wat veranderd aan dit centrale in het Woord en in de prediking, zeer tot schade van het geestelijk en kerkelijk leven. Maar God liet de prediking doorgaan en Hijzelf zorgde voor gehoor. Dit is het Evangelie waarnaar het hart van Gods Kerk snakt. Wanneer Gods kind eenmaal door genade 8 zicht heeft gekregen op het volbrachte werk van Christus, zo verlangt hij toch elke keer weer hetzelfde te horen. En weet u waarom? Omdat ieder van Gods kinderen steeds weer met de zwakheden van zijn geloof te kampen heeft. De zonde die ons altijd aankleeft, kan het ons zo bang maken, dat de twijfel langzaam maar zeker ons in zijn greep krijgt. De twijfel is een gemene vijand. Die is bij je, voordat je het weet. En dan probeert hij systematisch onze vastigheid te ondermijnen, zoals het water van een rivier de schoeiing van de oever ondermijnt. De twijfelt fluistert: ‘Het kan toch eigenlijk niet’. En zo wordt de twijfel tot ongeloof en schijnt alles opnieuw verloren. De duivel weet onze zwakke plekken te vinden en dan krijgt de zonde weer meer en meer aandacht. Christus wordt ver en vaag. In één woord: Het leven uit de weldaad van de rechtvaardiging is een aangevochten leven. Daarom is altijd weer het wapen van het Woord nodig en daardoor krijgt een aangevochten gelovige weer hoop. Het geloof gaat zich meer en meer hechten aan Christus. Zoals een klimopplant zich steeds hechter vastgrijpt aan een muur, zo wordt door deze prediking de gelovige ook meer en meer uit zichzelf geworpen om meer en meer met Christus verenigd te worden en mag het komen tot geestelijke wasdom.8 Calvijn schrijft in zijn commentaar op onze tekst: ‘Ten andere moet ons Christus in gedachtenis komen, die alleen rechtvaardig is, en ons rechtvaardig maakt, zijn rechtvaardigheid ons gevende. Nu kunt gij zien, dat de rechtvaardigheid des geloofs de rechtvaardigheid van Christus is. Zo dan, dat wij gerechtvaardigd worden, daarvan is de barmhartigheid Gods de werkende oorzaak; Christus is de verdienende, en het Woord met het geloof is de middellijke oorzaak.’ Zo de vertaling van Calvijns 8 9 Het kleinste geloof omhelst een volle Christus. Maar de zegeningen en weldaden van Christus stromen des te klaarder door naarmate de kanalen van het geloof door de prediking en door Gods Geest verwijd worden. Dat brengt ook een leven in heiligmaking met zich mee. Zoals het verwoord is door een Griekse tekst op een doopvont in Constantinopel, die te lezen is van voren naar achteren en omgekeerd: ‘Wast uw zonden af en niet alleen het uiterlijk aanzien’ (nipson anomemasa mè monan opsin). De rechtvaardiging in de ‘vierschaar van de consciëntie’ (voor de rechterstoel van het geweten) is een doorgaande zaak. 9 Ons geweten klaagt ons voortdurend aan. Maar het geloof zingt in ons hart: Gij hebt, o Heer’ in ’t dood’lijkst tijdsgewricht mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen’ (Ps.116:2 ber.) In Pniël wordt de belofte van Bethel verankerd (Gen.32). En zo bewaart de Heere het geheim van het geloof. Zoals Hij het bewaarde in mannen als John Bunyan en H.F. Kohlbrugge. John Bunyan kreeg op zekere dag een oud boek in handen, dat bijna aan alle kanten stuk was gegaan: Luthers verklaring de Galatenbrief. Bunyan zegt dan, nadat hij het gelezen heeft, dat dit boek boven alle boeken die hij ooit gezien heeft, uitgezonderd de commentaar door A.M.Donner’ 2e dr.; Goudriaan 1972, blz.78. 9 Dit is een staande uitdrukking in de belevingswereld van de rechtvaardiging door het geloof. Daarin gaat het om de toespitsing van dit leerstuk in een steeds herhaalde en diepere ervaring (dus niet om een aparte beleving). Vgl. Gal.1:15. 10 heilige Bijbel, het meest bekwaam is voor een gewond geweten. En Kohlbrugge (1803-1872) schrijft in een brief aan Dorst (12 maart 1844): ‘Wat dan te doen? Werpt weg, werpt ver van u weg uw heiligingskrukken! U komt er de berg Sion niet mee op. Rukt af die lompen, waarmee uw wonden bedekt zijn en vertoont u aan Hem, die heilig en rechtvaardig is, zoals gij zijt laat los alwat van uzelf is, het is zaligheid hier aan zichzelf te wanhopen. Geeft God gelijk, en verdoemt uzelf voor God! zo doet ge, wat God hebben wil; - en wacht op zijn genade, die u in Christus zijn Zoon aangeboden wordt Diegene toch wordt zijn geloof als gerechtigheid aangerekend, die niet werkt, maar aan Hem gelooft, die de goddelozen rechtvaardigt.10 Hoort ge wat de Schrift zegt? - die niet hen, die in de liefde staan, geen heiligen en vromen en rechtvaardigen - neen! die goddelozen rechtvaardigt.’ 11 Sinds die tijd is er veel veranderd in kerk en theologie. Vragen als rassendiscriminatie en atoombewapening, vragen betreffende de oecumene, enz. hebben voorrang gekregen op de vragen van ‘de rechtvaardiging door het geloof’. Intussen is er veel weggeëbt dat te maken heeft met de kern van het M.Henri schrijft over het slot van onze tekst: ‘The gospel excludes none that do not exclude themselves’. 11 Zie Documenta Reformatoria; Kampen 1962 (uit Gastpredigt über Römer 7, 14; Elberfeld 1833; opgenomen in: Drei Gastpredigten gehalten im Jahre 1833 von H. F.Kohlbrügge, Elberfeld 1855/4, S..9f. 10 11 geloof. Intussen is de prediking vervlakt en lijden de gemeenten. Prof. A.A. van Ruler schreef: ‘Is het misschien zo, dat de R.Kerk en de Protestantse kerken bezig zijn het specifiek christelijke te verlaten en elkaar te vinden in het humane?’ Intussen gaat de Heere door in het vergaderen van Zijn kerk tot aan het eind der dagen. Dat staat vast. Amen. 12