Leerinhoud - VVKSO - ICT

advertisement
1ste leerjaar 3de graad sociale en technische wetenschappen
vak: budget en voorraadbeheer
1 uur / week
Leerinhoud
3
3.1
Analyse van gezinsbudgetten
Inkomsten uitgaven: sparen en beleggen
spaarboekjes en spaarrekeningen
-termijnrekeningen (U)
-kasbons (U)
-obligaties (U)
-aandelen(U)
-gemeenschappelijke beleggingsinstellingen(U)
-verzekeringen met spaarelement(U)
-immobilien(U)
-goud en diamant(U)
-opties(U)
3.2
Inkomsten < uitgaven: ontsparen en lenen
3.2.1 Kredietvormen
-automatisch krediet
-kredietkaarten
-klantenkaarten
-lening op afbetaling
-verkoop op afbetaling
-autofinanciering(U)
-leningen via kleine advertenties(U)
-leasing(U)
-kredietlijn: kaskrediet(U)
-het hypothecair krediet(U)
3.2.2 Financiële problemen bij verkeerd gebruik van krediet(U)
Leerplandoelstellingen
-aan de hand van verzameld documentatiemateriaal een omschrijving geven van de volgende
begrippen en beknopt de werking beschrijven: spaarboekje en spaarrekening;
(U)-aan de hand van verzameld documentatiemateriaal een omschrijving geven van de
volgende begrippen en beknopt de werking beschrijven: , termijnrekening, kasbon, obligaties,
aandelen, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, verzekeringen met spaarelement,
immobiliën, goud en diamant, opties;
-beleggingsvormen beoordelen naar veiligheid, liquiditteit, rendement, fiscaal regime en
kosten.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
62
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Achtergrondinformatie
HOOFDSTUK 3
1
Analyse van gezinsbudgetten: inkomsten >
uitgaven: SPAREN EN BELEGGEN
ALGEMEENHEDEN
Onze dagelijkse inkomsten en uitgaven laten we voornamelijk over een zichtrekening lopen.
Maar indien we goed budgetteren proberen we ook wat geld opzij te zetten en dan sparen we
om eventueel te beleggen.
1.1
WAT IS SPAREN
Sparen is geld opzij leggen om je toekomst te verzekeren en door te beleggen eventueel je
vermogen te vergroten.
Het is een oplossing om op middellange termijn onvoorziene omstandigheden het hoofd te
bieden of om een reserve aan te leggen voor de aankoop van dure verbruiksgoederen.
Het is echter in de eerste plaats een strategie op lange termijn, met een dubbel doel:
-enerzijds de rendabiliteit en
-anderzijds een veilige reserve voor de onzekere toekomst van pensioen of ziekte.
Afhankelijk van wat je nastreeft, veiligheid of rendement, zul je voor een andere spaarformule
of beleggingsformule opteren.
1.2
BEOORDELINGSCRITERIA BIJ DE KEUZE VAN EEN SPAAR- en
BELEGGINGSVORM
Door de voor- en de nadelen van de bestaande systemen op een rijtje te zetten, zul je wellicht
een idee krijgen van wat de meest geschikte spaar- of beleggingsvorm lijkt in bepaalde
situatie. Daar komen trouwens heel wat – persoonlijke- criteria bij kijken.
Verschillende beleggingsmogelijkheden kun je het best vergelijken door steeds dezelfde
beoordelingscriteria te hanteren:
→ de nominale veiligheid;
→ de liquiditeit;
→ het rendement;
→ het fiscaal regime;
→ de kosten.
1.2.1De nominale veiligheid
Met nominale veiligheid wordt bedoeld dat je de zekerheid hebt na verloop van tijd minstens
het belegde geld intact terug te vinden.
Bijv. een belegging van 1000 € is 100 % veilig wanneer men bij afhaling van de spaargelden
de zekerheid heeft minimum 1000 € terug te krijgen.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
63
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Sommige beleggingen houden meer risico in dan andere. Spreiding over verschillende
beleggingsvormen zorgt voor een goed evenwicht tussen opbrengst en risico.
1.2.2 De liquiditeit
De liquiditeit slaat op de mogelijkheid het uitgezette geld ten alle tijd opnieuw in handen te
kunnen krijgen.
Bijv. geld op een spaarboekje is dadelijk opvraagbaar, geld op een termijnrekening, bijv van
een maand, is gebonden aan een bepaalde tijd.
1.2.3 Het rendement
Het rendement heeft een dubbele betekenis.
-op de eerste plaats heeft het betrekking op de inkomsten die het kapitaal oplevert, gevormd
door de rentevergoeding.
Bijv. bij een vastrentende belegging zoals een spaarrekening.
-op de tweede plaats kan het bij sommige beleggingen ook slaan op de meerwaarde die eruit
voortvloeien.
Bijv. de meerwaarde van aandelen is het verschil tussen de actuele beurswaarde en het
betaalde bedrag bij aankoop ervan.
1.2.4 Het fiscaal regime
De meeste opbrengsten, afkomstig van beleggingen, worden ook belast.
Het is steeds nuttig te weten wat er als nettorendement overblijft. Soms is het voordeliger een
beleggingsmodaliteit uit te kiezen met een iets geringere opbrengst maar die belastingvrij is,
dan een hoogrentende aanwendingsmogelijkheid te zoeken die dan voor de helft wordt belast.
1.2.5 De kosten
Ten slotte zijn er nog de kosten. Soms zijn ze te verwaarlozen, soms lopen ze hoog op. We
vermelden ze bij iedere soort belegging, desgevallend uitgesplitst naar de kosten bij het
‘instappen’ en bij het ‘uitstappen’. Voor zover gebruikelijk houden we rekening met de
kosten bij de rendementsbepaling.
Ook een aantal persoonlijke criteria bepalen mede de keuze van je beleggingsvorm.
→ Inkomsten en uitgaven: hoe ligt de verhouding tussen beide kosten? Hou je elke maand
een bedrag over, en hoeveel.
→ Verzekering: ben je reeds beschut tegen een zware financiële klap? Overweeg anders het
bedrag dat je wilde beleggen aan een afdoende verzekering te besteden.
→ Leeftijd: hoe ouder je wordt, hoe belangrijker het wordt over voldoende groot inkomen te
beschikken.
→ Kinderen: mogelijk kosten studies, huwelijk, ziekte…
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
64
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
→ Gezinstoestand misschien eisen de familiale omstandigheden dat je alle risico uitsluit en
opteert voor een veilige belegging.
→ Vooruitzichten: wie een dikke erfenis verwacht zal anders beleggen dan wie zich veilig
wil stellen tegen een mogelijk inkomensverlies.
→ Bedrag: het is logisch dat je de belegging aanpast aan de grootte van het bedrag.
Besluit: ongetwijfeld zou een belegging ideaal zijn wanneer de nominale veiligheid 100 %
bedroeg, de liquiditeit geen problemen stelde, het rendement hoog lag, de opbrengst
belastingvrij was en tenslotte geen kosten aan de operatie verbonden waren.
Helaas, met een dergelijke utopische voorstelling kan geen redelijk mens rekening houden:
wil hij sparen en beleggen dan moet hij een prioriteit vastleggen en vooraf bepalen waaraan
hij het meest belang hecht.
Opteer je voor een maximale optimale veiligheid en voor grote liquiditeit dan zal je met een
kleine opbrengt en/of meerwaarde moeten stellen.
Verkiest je daarentegen de nominale veiligheid gedeeltelijk prijs te geven in ruil voor de
mogelijkheid interessante winsten op te strijken, dan kan je dat.
De kansen op een groter rendement zullen ook stijgen naarmate hij minder eisend is inzake
liquiditeit.
De kunst bestaat er natuurlijk in de beste combinatie te vinden, daarbij rekening houdende
met de specifieke eisen van de belegger.
1.3 BELEGGINGSSTRATEGIE
Onderstaande beleggingspiramide visualiseert de relatieve verhouding van de verschillende
beleggingen in een beleggingsportefeuille. Beleggingen met een laag risico zullen sterker
vertegenwoordigd zijn dan die met een hoog risico.
Opties, warrants
Futures
Aandelen
Aandelenfondsen
Internat. Obligaties in minder stabiele munten
Gemengde fondsen
Internat. obligaties in stabiele munten Obligatiefondsen
Termijnrekening in deviezen
Gemeenschappelijke beleggingsfondsen
Korte termijn fondsen
Levensverzekeringen
Pensioenspaarfondsen en –verzekeringen
Belgische staatsleningen en staatsbons
Kasbons en kapitalisatiebons
Termijnboekjes en termijnrekeningen
Spaarboekjes en –rekeningen
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
65
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
1.4
ENKELE VORMEN VAN SPAREN EN BELEGGEN
De meest actuele vormen van sparen en beleggen zijn onder andere:
- het depositoboekje
- de termijnrekening
- de kasbon
- de obligatie
- het aandeel
- de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en ‘beveks’
- duurzaam sparen en beleggen
1.4.1 Het depositoboekje:
Een erg soepel instrument dat bijzonder geschikt is voor de kleine spaarder, wordt ook de
spaarrekening genoemd of het spaarboekje.
1.4.1.1 Wat is een depositoboekje?
Het depositoboekje, ook 'spaarboekje of spaarrekening' of 'spaardepositoboekje' genoemd,
dient voor het spaargeld dat wordt gedeponeerd zonder bepaalde duur.
1.4.1.2 Liquiditeit
Het is bijzonder geschikt voor het sparen van geld dat niet bestemd is voor een onmiddellijke
uitgave, bijvoorbeeld in afwachting van een andere belegging, of om een kapitaal samen te
stellen dat moet dienen voor de financiering van een aankoop of nog als spaarmiddel gewoon
bij wijze van voorzorgsmaatregel. Het is een bijzonder populair spaarinstrument, dat snel ter
beschikking staat en tegelijk rendement biedt.
1.4.1.3 Rendement
Een nadeel van het klassieke spaarboekje is evenwel dat de rentabiliteit bedroevend laag ligt.
De renteberekening is totaal ondoorzichtig, de rente bestaat uit drie componenten die slechts
in beperkte mate gecombineerd kunnen worden, namelijk de basisrente, de aangroei- en de
getrouwheidspremie.
- een basisintrest of basisrentevoet
die wettelijk bepaald is door de monetaire overheid, momenteel is dit 2 %, die krijg je altijd
- een getrouwheids- en/of groeipremie.
Als premie mogen de financiële instellingen een aangroeipremie of een getrouwheidspremie
toekennen, beide premies kunnen niet voor één en hetzelfde spaarbedrag gecumuleerd
worden.
Het resultaat van de verschillende berekeningswijzen is een ondoorzichtig kluwen geworden
waar niemand nog wijs uit geraakt. Goed informeren is dus de boodschap.
Zoek een voorbeeld van het rendement van een depositorekening.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
66
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
De rentevoet is erg belangrijk, maar je mag beslist de valuteringdata niet uit het oog
verliezen: dat zijn de data waarop de bank je rente toekent voor een storting of stopt met het
toekennen van rente na een geldafhaling.
Zelden stemt de valuteringdata overeen met de datum waarop je werkelijk het geld stort of
afhaalt. Je derft dus een aantal dagen rente. Hoeveel dat juist is, hangt af van het systeem dat
je financiële instelling toepast.
Zoek een voorbeeld van valutering bij een financiële instelling.
1.4.1.4 Fiscaliteit
Het is een fiscaal aantrekkelijk product: per gezin is er een belastingvrijstelling op de intrest
tot een bedrag van € 1440 per gezin voor aanslagjaar 2003. Die vrijstelling geldt echter alleen
voor de gereglementeerde spaardeposito's, die verplicht in overeenstemming met de geldende
reglementering moeten zijn, meer bepaald inzake de vergoeding, die niet meer mag bedragen
dan een bij Koninklijk besluit vastgestelde maximumrente.
1.4.1.5 Kosten
De algemene regel is de kosteloosheid zowel voor het openen van de rekening, als voor het
storten en afhalen van geld.
Bij het opsturen van rekeninguittreksels worden wel portokosten aangerekend, het is best om
de uittreksels zelf af te halen in de financiële instelling aan het automatisch loket of de
afschriftdrukker.
Sommige financiële instellingen rekenen beheerskosten aan .
Zoek een voorbeeld van de kosten van een depositorekening.
1.4.1.6 Mogelijke varianten
Bepaalde banken hebben spaarrekeningen 'met hoog rendement' of niet-gereglementeerde
spaarrekeningen ontwikkeld: hier ligt de vergoeding hoger dan het toegestane maximum voor
de gereglementeerde spaardeposito's. Aangezien die spaarboekjes niet beantwoorden aan de
wetsbepalingen die in acht moeten worden genomen opdat de intrest vrijgesteld is van
roerende voorheffing, geldt voor hen een roerende voorheffing van 15% op de rente € 1730.
Het succes van deze rekeningen hangt af van het peil van de rentetarieven.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
67
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
1.4.2 De termijnrekening
1.4.2.1 Wat is een termijnrekening?
De termijnrekening behoort tot de groep spaarrekeningen. Het grootste onderscheid in
vergelijking met het gewone deposito- of spaarboekje is dat het geld voor een bepaalde
periode, de 'termijn' genoemd, wordt geblokkeerd.
1.4.2.2 Liquiditeit
Men kan maar over zijn geld beschikken over een bepaalde termijn, meestal is die termijn
kort: 14 dagen, een maand, een kwartaal, een half jaar, soms één jaar.
1.4.2.3 Rendement
Als tegenprestatie voor de terbeschikkingstelling van het geld heeft de spaarder recht op een
gewaarborgde intrest gedurende de volledige looptijd van de belegging, in tegenstelling tot
het spaarboekje. De intrest, die over het algemeen hoger is al naargelang de termijn en het
belegde bedrag, wordt hoofdzakelijk bepaald door de marktrente en is dus vaak aan
fluctuaties onderhevig. In principe wordt de intrest op de vervaldatum betaald.
Zoek een voorbeeld van het rendement van een termijnrekening.
1.4.2.4 Fiscaliteit
De rente afkomstig van een termijnrekening geopend in België is onderhevig aan een
roerende voorheffing van 15 %. De aangekondigde bruto-rente krijg je na aftrek van de
roerende voorheffing uitgekeerd.
1.4.2.5 Kosten
Normaal zijn er geen kosten, maar af en toe wordt er door de financiële instellingen
gezondigd tegen die regel. Het is goed om goed te informeren vooraleer een termijnrekening
te openen.
1.4.2.6 Mogelijke varianten
Er bestaan tal van varianten op de termijnrekening, meer bepaald afhankelijk van de gekozen
termijn en het vereiste minimumbedrag.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
68
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
1.4.3 De kasbon
Wil je je geld voor een langere periode vastzetten, dan krijg je in principe ook meer rente.
1.4.3.1 Wat is een kasbon?
Een kasbon is een soort van obligatie uitgegeven door een bank, met een duur die meestal
begrepen is tussen één en vijf jaar- vaste periode. Een kasbon geldt als bewijs van schuld van
de kredietnemer (de bank die de kasbon uitgeeft) ten opzichte van de kredietgever (de
belegger die de kasbon koopt). Een kasbon is een schuldbewijs aan toonder, wat betekent dat
wie de kasbon in bezit heeft, eigenaar ervan is. Een kasbon wordt uitgegeven in coupures van
een vast bedrag.
Normaal gezien bestaat een kasbon uit een mantel en een blad met coupons. De coupons staan
voor de intrest – onveranderlijk, en kunnen jaarlijks worden losgeknipt. De mantel vermeldt
het geleende kapitaal. Wanneer de kasbon vervalt, wordt de geleende som terugbetaald tegen
overhandiging van de mantel.
Op de kasbon staat geen naam, dat is een voordeel dat wij Belgen zeer op prijs stellen. Want
wat naamloos is, kan ongemerkt worden doorgegeven. En daarvan maken heel wat beleggers
dankbaar gebruik. Zo veranderen kasbons bij een overlijden wel eens ongemerkt van
eigenaar om zo de belastingen te snel af te zijn.
1.4.3.2 Liquiditeit
Een belegging op middellange termijn voor een duur van 1 tot 5 jaar
1.4.3.3 Rendement
De intrest van kasbons wordt vastgesteld bij de uitgifte en is afhankelijk van het soort
belegging en de duur ervan. Ze kunnen worden gekapitaliseerd of periodiek- meestal jaarlijksuitbetaald, al dan niet met een coupon.
1.4.3.4 Fiscaliteit
Er dient een roerende voorheffing van 15 % te worden betaald, dit bij inning van de coupon,
dus bij ontvangst van de rente.
1.4.3.5 Kosten
Aan de kasbon zijn geen instap- of aankoopkosten verbonden. Sommige financiële
instellingen rekenen toch een leveringstaks of beurstaks aan 0,14 % van de aankoopwaarde.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
69
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
1.4.3.6 Mogelijke varianten
Op basis van de traditionele kasbon zijn tal van varianten gecreëerd.
Voorbeelden:
- kapitalisatiebons: wil je het kapitaal maximaal laten aangroeien, dan kan je kiezen voor
een zogenaamde kapitalisatie- of aangroeibon. De intrest wordt niet jaarlijks uitgekeerd,
maar wordt opnieuw belegd- gekapitaliseerd;
-
bons met periodieke stortingen: de intresten zijn maandelijks of driemaandelijks
betaalbaar;
-
scharnierbons: hier zijn verscheidene vervaltermijnen mogelijk.
1.4.4 De obligatie
1.4.4.1 Wat is een obligatie?
Algemeen beschouwd is een obligatie een schuldbewijs vanwege de emittent. Een obligatie
vertegenwoordigt een aandeel in een lening op lange termijn waarvoor de obligatiehouder
intrest ontvangt.
Een obligatie is een effect met een vaste nominale waarde en over het algemeen een vaste
intrest en een vervaldatum die bij de uitgifte wordt vastgesteld. Een obligatie kan worden
uitgegeven door financiële instellingen, privé-ondernemingen en vooral de overheid, zoals
bijvoorbeeld de Staat, de provincies, de steden, het Wegenfonds, enz.
Een obligatie bestaat, net als een aandeel, fysisch uit een mantel en een couponblad. Op de
mantel staan een aantal standaardgegevens vermeld: de nominale waarde van de obligatie, de
naam van de emittent, de looptijd, de vervaldag, de terugbetalingprijs. Het couponblad bestaat
uit het aantal coupons waarop de obligatiehouder recht heeft.
Als je obligaties wil kopen heb je twee mogelijkheden. Je kan inschrijven op nieuwe
obligaties, bij de uitgifte; of je kan bestaande obligaties kopen op de secundaire markt.
Intekenen op nieuwe emissies kan eenvoudig via een financiële tussenpersoon -een bank of
een beursvennootschap.
1.4.4.2 Liquiditeit
De looptijd loopt tussen de 8 tot 12 jaar. Een tussentijdse verkoop van de obligatie is
mogelijk maar dan moet men rekenen om een verminderde waarde.
1.4.4.3 Rendement
Een belegging op lange termijn met stabiel rendement.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
70
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
De obligatiehouder krijgt een (of meer) keer per jaar een rente-uitkering tegen afgifte van een
bepaalde coupon. Op de vervaldag van de obligatielening krijgt hij de nominale waarde terug
uitgekeerd (eventueel gecorrigeerd voor de terugbetalingprijs).
Het risico is beperkt voor de obligatiehouder. Hij weet op voorhand wanneer en hoeveel rente
hij zal ontvangen (tenzij bij obligaties met een variabele rente). Hij weet ook wanneer hij zijn
geld zal terugzien.
1.4.4.4 Fiscaliteit
Een roerende voorheffing van 15 % wordt aangerekend.
1.4.4.5 Kosten
Bij inschrijving rekent men een beurstaks aan, dit kan de financiële instelling ook ten zijner
laste nemen. Ook wordt soms een leveringstaks aangerekend..
1.4.4.6 Mogelijke varianten
Niet alle obligaties zijn gelijk. Je kan een onderscheid maken naargelang de schuldeisers, de
identiteit van de emittent en naargelang de rente. Ook de plaats van herkomst kan van belang
zijn.
De staatsobligaties:
zoals elke huishouding heeft de Staat geld nodig om zijn dagelijkse uitgaven te betalen en zijn
schulden samen met de intrest af te lossen. Aangezien de belastingen niet voldoende zijn om
die uitgaven te dekken, schrijft de overheid ook leningen uit bij het publiek. Momenteel zijn
de meeste obligaties in Belgische frank staatsobligaties, d.w.z. schuldbewijzen voor een
aandeel in de door de Belgische Staat uitgegeven obligatieleningen. Op de vastgestelde data
kan de belegger de intrest innen bij een bank door de betrokken coupons in te geven.
De door de privé-sector uitgegeven obligaties:
ondernemingen die werkmiddelen nodig hebben, kunnen obligaties uitgeven: net zoals bij
staatsobligaties gaat het om effecten aan toonder die recht geven op een intrest berekend op de
nominale waarde en betaalbaar op vastgestelde vervaldata. Gewone obligaties hebben een
vaste duur en een onveranderlijke rentevoet gedurende de gehele periode. Er bestaan echter
ook variaties op de gewone obligaties: converteerbare obligaties, obligaties met warrants, nulcouponobligaties, geïndexeerde obligaties, enz.
De zerobons of nulcoupon-obligaties:
Op deze obligaties wordt geen rente betaald; om dat te compenseren is de uitgifteprijs veel
lager dan de prijs waartegen de obligatie wordt terugbetaald op de eindvervaldag. Het verschil
tussen de emissie- en de terugbetalingprijs is zo berekend dat het rendement op dit soort
leningen ongeveer overeenkomt met de opbrengst van een gewone lening, die de jaarlijkse
coupons zou kapitaliseren.
De buitenlandse obligaties
Een buitenlandse obligatie is een lening die een debiteur uitgeeft in een ander land.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
71
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
1.4.5 Het aandeel
1.4.5.1 Wat is een aandeel?
Een deelbewijs in een onderneming
Een aandeel is een eigendomsbewijs dat een deel in het kapitaal van een onderneming
vertegenwoordigt. Wie een aandeel van een onderneming koopt, zorgt voor kapitaalinbreng in
dit bedrijf en wordt dus 'aandeelhouder'. Via de uitgifte van verscheidene aandelen wordt het
kapitaal verspreid over een aantal eigenaars, mede-eigenaars genoemd, die recht hebben op
een deel in de winst van het bedrijf. Dit winstaandeel wordt in vele gevallen jaarlijks aan de
aandeelhouders uitbetaald in de vorm van 'dividenden'. Als er geen winst wordt gemaakt, is er
dus geen dividend.
Een aandeel bestaat uit een couponblad, genummerd coupons geven recht op dividend.
Een aandeel wordt verhandeld op de beurs.
1.4.5.2 Liquiditeit
Het is een risicodragende belegging.
De levensduur van een vennootschap is in de praktijk immers onbegrensd. Dat is een
belangrijk verschil met een obligatie, die een vaste looptijd kent.
Aandelen vormen een risicokapitaal van een bedrijf. Bij eventuele vereffening- faling van het
bedrijf staat de aandeelhouder als laatste bij de schuldeisers.
Terugbetaalbaar bij verkoop van de aandelen of bij stopzetting of overname van de
onderneming..
1.4.5.3 Rendement
Opbrengst bestaat uit de meerwaarden en een veranderlijke opbrengst, afhankelijk van de
winst van de onderneming. Dit noemt men het dividend.
Een dividend is een variabel inkomen in tegenstelling tot de vaste intrest van een obligatie:
het is afhankelijk van de rendabiliteit van de onderneming. Hoe meer winst wordt gemaakt,
hoe groter het dividend. Als de onderneming verlies lijdt, loopt de aandeelhouder een risico:
de waarde van het aandeel daalt en het dividend blijft beperkt of er is helemaal geen dividend.
1.4.5.4 Fiscaliteit
De meerwaarde van het aandeel is vrij van belastingen.
Op de opbrengst of het dividend betaalt men 25 % belastingen.
1.4.5.5 Kosten
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
72
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Er zijn altijd kosten- o.a. beurstaks -verbonden aan aandelen, zowel bij inschrijving als bij
verkoop.
1.4.5.6 Mogelijke varianten
De aandelen (ook maatschappelijke aandelen genoemd) kunnen:
- aandelen op naam of aan toonder zijn
- met of zonder waardeaanduiding - gewone of preferente aandelen (wanneer ze recht geven
op voorrang bij de winstverdeling of bij de verdeling van het maatschappelijk vermogen)
- met of zonder stemrecht bij de algemene vergaderingen van de aandeelhouders.
1.4.6
De gemeenschappelijke beleggingsfondsen en ‘beveks’
Omdat een fonds middelen aantrekt van verschillende investeerders spreekt men van een
collectieve belegging.
Bovendien kunnen de beleggers het beheer van hun middelen overlaten aan een team va
specialisten.
1.4.6.1 Wat is een gemeenschappelijke beleggingsfondsen en een ‘beveks’
Wat is een instelling voor collectieve belegging (ICB) ?
Een ICB is een instelling voor het beheer van het spaargeld dat gemeenschappelijk door
individuele beleggers wordt ingebracht. De bij het grote publiek meest gekende ICB's zijn de
gemeenschappelijke beleggingsfondsen en de beveks (beleggingsvennootschappen met
veranderlijk kapitaal). De Franse afkorting 'sicav' is ook ingeburgerd.
Wat is een gemeenschappelijk beleggingsfonds ?
Een gemeenschappelijk beleggingsfonds is een collectieve portefeuille die vooral bestaat uit
aandelen die zijn samengebracht dankzij de kapitaalinbreng van de deelnemers. Dit fonds is
een onverdeelde massa en wordt beheerd door specialisten voor rekening van de eigenaars
van de aandelen.
Voorbeeld:
de pensioenspaarfondsen.
Wat is een bevek ?
Bevek is de afkorting van beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal:
- het is een beleggingsvennootschap: het doel ervan is te beleggen in financiële producten:
aandelen, obligaties, schatkistbons, vastgoedcertificaten, enz. Wie een aandeel in een bevek
koopt, koopt een verzameling van producten.
- het is een vennootschap met veranderlijk kapitaal: wanneer een spaarder een aandeel van
een bevek koopt, verhogen de beheerders het kapitaal van de vennootschap evenredig: de
nieuwe inbreng wordt rechtstreeks belegd in de producten waarin de bevek gespecialiseerd is.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
73
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Wanneer een spaarder een aandeel van een bevek koopt, wordt het kapitaal ervan verhoogd en
omgekeerd wordt het kapitaal verlaagd, als hij een aandeel afstaat.
Momenteel zijn beveks een van de meest begeerde beleggingsinstrumenten voor de Belgische
spaarders.
1.4.6.2 Liquiditeit
Beleggers in beveks kunnen bovendien altijd in- en uitstappen.
Dat is niet het geval voor de bevak (gesloten fonds), de tegenhanger van de Luxemburgse
sicafi (société dinvestissement à capital fix). De bevak heeft een welbepaald aantal
deelbewijzen, die bij de start (van de emissie) van het fonds wordt gecreëerd. Na de
emissieperiode kunnen beleggers niet bij het fonds zelf aankloppen om aan deelbewijzen te
komen (of om ze weer kwijt te raken). Wie ze nog wil kopen, zal iemand moeten vinden die
ze wil verkopen. En wie uit het fonds wil stappen, zal een koper voor zijn deelbewijzen
moeten vinden. Om dat een beetje vlot te laten verlopen, zijn de meeste bevaks of gesloten
fondsen op de beurs genoteerd. Het geld staat vast tot de verkoop van de verschillende
fondsen.
1.4.6.3 Rendement
Er is keuzemogelijkheid tussen hoog rendement zonder veel risico’s of streven naar een zo
hoog mogelijke meerwaarde met meer risico’s. Er is ook een combinatie mogelijk tussen de
2.
Bijvoorbeeld:
De waarde van een bevek varieert al naargelang de waarde van de producten waarin de bevek
heeft belegd: dit is de inventariswaarde. Een bevek heeft dus geen koers: de waarde wordt niet
bepaald door het spel van vraag en aanbod..
1.4.6.4 Fiscaliteit
Afhankelijk van het soort beleggingsfonds.
Fondsen van het distributietype keren (als het kan) jaarlijks een dividend of coupon uit
waarop 15 procent roerende voorheffing van kracht is. Fondsen van het kapitalisatietype
herbeleggen het dividend. De belegger ontvangt op die manier zijn deel van de winst in de
vorm van een belastingvrije meerwaarde, op het ogenblik dat hij het fonds verkoopt.
1.4.6.5 Kosten
Hier staat wel tegenover dat fondsen niet gratis worden beheerd. Wie in een fonds stapt, moet
er rekening mee houden dat de fondsen een beheersvergoeding aanrekenen. De
beheersvergoeding schommelt tussen 1 à 1,5 procent. De beheerder van het fonds zal de
vergoeding, meestal op maandelijkse basis, verrekenen in de waarde van het fonds.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
74
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Ook de instap en de uitstap zijn vaak niet gratis: vele fondsen rekenen enkele procenten aan
als in- en uittredingskosten, veelal 2 à 3 procent. Instappen gebeurt dan niet tegen de
inventariswaarde (zeg maar de intrinsieke waarde of de netto-actiefwaarde), maar tegen de
inventariswaarde vermeerderd met de instapkosten.
Zoals ook voor andere effecten het geval is in ons land, bestaat er voor verrichtingen met
beleggingsfondsen een beurstaks. Die bedraagt: 0,14 procent bij de aankoop van deelbewijzen
van het distributietype en 1 procent bij de aan- of verkoop van deelbewijzen van een
kapitalisatiefonds.
1.4.6.6 Mogelijke varianten
Er bestaan erg veel varianten van beveks, onder meer al naargelang de soort van waarden
waarin de bevek belegt.
Beleggers kunnen in ons land kiezen tussen twee grote types van beleggingsfondsen:
beleggingsfondsen met een veranderlijk kapitaal en beleggingsfondsen met een vast kapitaal.
In het eerste geval spreekt men van een open fonds, in het tweede geval van een gesloten
fonds.
Bij het eerste type van fonds kunnen investeerders op ieder moment nieuwe deelbewijzen
kopen of hun bestaande deelbewijzen verkopen. Door die aan- en verkoopbewegingen
varieert het kapitaal van het fonds. Bij fondsen met een vast kapitaal wordt slechts een vast
aantal deelbewijzen aangeboden, die het kapitaal van het fonds vertegenwoordigen.
De belangrijkste Belgische fondsen met veranderlijk en vast kapitaal zijn respectievelijk de
bevek en de bevak.
Verschillende investeringsstrategieën
Er bestaat niet alleen juridisch een onderscheid. Ook op het vlak van de gevolgde
investeringsstrategie bestaan er grote verschillen tussen fondsen. Er zijn obligatiefondsen,
aandelenfondsen, vastgoedfondsen, thesauriefondsen, fondsen die zich toeleggen op een
bepaald land, een bepaalde sector, een bepaalde munt.
De grote investeringstypes zijn :
- Aandelenfondsen: beleggen overwegend (minimum 75%) in aandelen. Daarnaast wordt
dikwijls een beperkte hoeveelheid opties, warrants, of converteerbare obligaties in portefeuille
aangehouden.
- Obligatiefondsen: beleggen overwegend (minimum 75%) in vastrentende waarden, zoals
obligaties en leningen met een looptijd van meer dan 3 jaar. Er wordt een onderscheid
gemaakt tussen obligatiefondsen zonder vaste looptijd en obligatiefondsen met een vaste
looptijd. Een apart segment zijn de fondsen met middellange looptijd. Het bevat de fondsen
die investeren in vastrentende effecten met een gemiddelde looptijd tussen één en drie jaar.
- Monetaire fondsen: beleggen overwegend in liquiditeiten en kortlopende effecten, zoals
termijndeposito, schatkistcertificaten, obligaties met een korte looptijd, commercial paper en
thesauriebewijzen. De gemiddelde looptijd is minder dan zes maanden.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
75
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
- Fondsen met kapitaalbescherming of clickfondsen: de prestatie is gekoppeld aan het
resultaat van een beursindex of een andere index, met bescherming van de initiële investering
(exclusief kosten). Deze fondsen hebben een vaste looptijd.
- Gemengde fondsen: beleggen zowel in aandelen, obligaties als liquiditeiten. Men maakt een
onderscheid tussen agressieve gemengde fondsen (grotere proportie aandelen), defensieve
fondsen (meer obligaties) en neutrale gemengde fondsen (evenwichtige verdeling tussen
aandelen en obligaties) .
- Vastgoedfondsen (vastgoedbevaks): beleggen overwegend in vastgoed. Ook fondsen die
uitsluitend beleggen in bijvoorbeeld vastgoedcertificaten vallen hieronder.
- Dakfondsen (fondsen van fondsen): beleggen voornamelijk in andere fondsen.
- Pensioenspaarfondsen: beleggers kunnen hiermee aan pensioensparen doen en krijgen van
de fiscus een extra steuntje. Ze worden verdeeld door verschillende Belgische banken. Het
steuntje blijft beperkt (en het zal zeker het probleem van de vergrijzing niet oplossen); toch
blijkt dat heel veel Belgen op die mogelijkheid inspelen. Elke belastingplichtige tussen 18 en
64 jaar kan aan pensioensparen doen. Hij opent daartoe een rekening voor een duur van
minimum tien jaar. Er moet in die periode minstens vijf keer (in evenveel jaren) een bedrag
op de rekening gestort worden, en elke storting moet minstens vijf jaar worden aangehouden
(behalve in geval van overlijden). Het kapitaal mag ten vroegste worden opgenomen op 65
jaar, tenzij bij brugpensionering of als de statutaire pensioenleeftijd lager is (60 jaar voor een
werkende vrouw).
Die beperkingen onderscheiden de pensioenspaarfondsen van gewone beleggingsfondsen. Het
jaarlijkse fiscale voordeel blijft beperkt tot maximaal 545,4 euro. Dat is tevens het maximale
bedrag dat elke belastingplichtige jaarlijks mag storten
Maak een overzicht van de verschillende spaar-en beleggingsvormen. Doe dit in tabelvorm als volgt:
Spaarvorm
omschrijving
Liquiditeit
rendement
Fiscaliteit
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
76
Analyse van gezinsbudget
Kosten
Mogelijke
varianten
3DE graad- 1ste leerjaar STW
1.4.7
Duurzaam sparen en beleggen
Wanneer je spaart of belegt, dan geef je je geld aan een bank of een fonds. Met je geld worden
leningen gegeven of aandelen gekocht van bedrijven. Meestal weet je niet waar je geld
terechtkomt (welke bedrijven) en wat ermee gedaan wordt. Het kan gebruikt worden door
bedrijven die kinderen gebruiken als goedkope werkkracht in de derde wereld, voor een
investering die het milieu zwaar verontreinigt, voor de productie van wapens die gebruikt
worden in oorlogen, …
Wie duurzaam spaart of belegt weet dat zijn geld op een duurzame en positieve manier
gebruikt wordt. Bovendien is aan alle duurzame spaar- en beleggingsformules die via
Netwerk Vlaanderen aangeboden worden een solidariteit gekoppeld. Sociale organisaties
verwerven hierdoor bijkomende middelen die ze in hun werking kunnen investeren.
Steeds meer mensen beseffen dat zij met hun belegging meer kunnen bereiken dan alleen een
financieel rendement. Zij willen hun geld toewijzen aan bedrijven die op een maatschappelijk
verantwoorde manier ondernemen en zo bijdragen tot een duurzame ontwikkeling. De
belegger van vandaag brengt dit criterium mee in rekening bij de keuze voor een
beleggingsformule.
Het specifieke van duurzame beleggingsfondsen is het feit dat zij een belegging niet alleen op
haar financiële vooruitzichten beoordelen, maar ze vooraf doorlichten op een uitgebreide set
criteria van duurzaam ondernemen. In deze totale risicoanalyse is ook plaats voor de
inschatting van de maatschappelijke en menselijke risico’s van de bedrijfspolitiek. Een bedrijf
werkt immers niet in het luchtledige, maar treedt permanent in interactie met de
maatschappelijke en ecologische omgeving. De manier waarop een onderneming haar relatie
met die omgeving vorm geeft, heeft een directe impact op het ecologische en menselijke
rendement, factoren die ook het economische rendement beïnvloeden. Vandaar dat meer en
meer analisten vragende partij zijn om ook in deze aspecten van de bedrijfspolitiek een inzicht
te
krijgen.
Voor het opzetten van dergelijke duurzame beleggingsfondsen kunnen banken en
beleggingsvennootschappen een beroep doen op het advies van ETHIBEL. Het
bedrijvenonderzoek dat aan de basis ligt van de fondsen die het ETHIBEL-keurmerk dragen,
kenmerkt zich precies door deze totaalvisie op het duurzame ondernemen.
‘Duurzaam beleggen’, investeren in duurzame ondernemingen, staat een goed rendement
overigens niet in de weg. Duurzame beleggingsformules renderen even goed of zelfs beter
dan de ‘klassieke’ beleggingsproducten. Dat hoeft niet te verwonderen. Duurzaam
ondernemen impliceert een lange termijnvisie en een degelijk management.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
77
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
HOOFDSTUK 4
Analyse van gezinsbudgetten:
inkomsten < uitgaven: LENEN EN
KREDIETEN
Inleiding
Bron : www.stabel.fgov.be
Consumptiekrediet : resultaten 2001
In de loop van 2001 steeg de schuldmassa met 3,8% vergeleken met het vorige jaar. De
productie van verrichtingen op afbetaling daarentegen, loopt in 2001 duidelijk terug: de reële
daling van het geleende bedrag bedraagt 4%.
Kredietproductie
In de loop van 2001 loopt de productie van verrichtingen op afbetaling, vergeleken met
dezelfde periode in 2000, duidelijk terug. Uitgedrukt in aantal contracten verliest ze 6,2% en
komt daarmee op haar laagste niveau. In waarde uitgedrukt verliest ze 1,6% of reëel 4,0%.
Het aantal nieuwe kredietopeningen stijgt daarentegen in vergelijking met het voorgaande
jaar: het productiepeil ligt op 416.545, 9,4% meer contracten dan in 2000.
Wanneer we de evolutie van het aantal contracten vergelijken met die van de toegekende
bedragen zien we dat de verbruiker minder vaak leent, maar dat zijn uitgaven groter zijn.
Productie van verrichtingen op afbetaling (1994=100)
Waarde van het verleende krediet - Aantal contracten
De verrichtingen op afbetaling omvatten leningen op afbetaling,
verkopen op afbetaling en leasing.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
78
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Het verschil in het verloop van de twee reeksen - aantal contracten en toegestane kredieten weerspiegelt de stijging van het gemiddelde geleende bedrag per contract.
Uitstaande bedragen of schuldmassa
De uitstaande bedragen aan consumptiekrediet zijn in de loop van 2001 met 3,8% gestegen
tot 13,2 miljard euro. Het gaat over 4,5 miljoen contracten.
Uitstaande bedragen in het tweede semester 2001
Aantal
Bedragen
Evolutie
Evolutie
Bestaande contracten
contracten
(in miljard EUR) 2001/2000 (%)
2001/2000 (%)
(in miljoen)
Consumptiekrediet
13,230
+3,8%
4,469
+3,1%
Verrichtingen op
10,708
+5,0%
1,886
-0,1%
afbetaling
Kredietopeningen
2,522
-0,9%
2,584
+5,5%
Wat het consumptiekrediet betreft, komen de uitstaande bedragen overeen met de totale
schuldmassa; kredietopening is verbonden met een kredietkaart of met het toestaan van een
debetsaldo op een rekening.
Technische gegevens
Sedert 1994 onderzoekt het NIS het consumptiekrediet verleend door de financiële
instellingen (geregeld door de wet van 12 juni 1991). De gegevens worden om de zes
maanden verzameld bij de erkende kredietverleners, m.a.w.:
 de kredietinstellingen;
 de financiële instellingen die geen spaargeld beheren;
 de verkopers die zelf krediet verstrekken.
Het consumptiekrediet omvat twee categorieën leningen:
 verrichtingen op afbetaling - daartoe behoren leningen op afbetaling, verkopen op
afbetaling en leasing;
 kredietopeningen - verbonden met een kredietkaart of met het toestaan van een
debetsaldo op een rekening.
De gedetailleerde resultaten worden weldra gepubliceerd in Statistieken van het
consumptiekrediet - tweede halfjaar 2001, verkrijgbaar bij onze infoshops. Voor bijkomende
methodologische inlichtingen: contacteer Philippe De Wint (tel: +32 [0]2.548.62.46).
1
ALGEMEENHEDEN
Het geld dat je bij een bank onderbrengt. Gebruikt die op haar beurt onder meer om kredieten
toe te staan aan particulieren, bedrijven, andere banken en de overheidssector. Voor zo’n
krediet vraagt de bank natuurlijk een vergoeding de rente van de lening.
1.1
Wat is ‘Krediet’ en ‘lenen’?
De termen ‘krediet’ en ‘lenen’ worden vaak door elkaar gebruikt, wat erop wijst dat het
verschil tussen beide niet erg groot is.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
79
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Bij de lening wordt effectief geld afgeven aan de lener, terwijl bij het toestaan van een
krediet de mogelijkheid verleend wordt aan de kredietnemer om geld op te nemen.
Een krediet is de terbeschikkingstelling van goederen of van geldelijke bedragen die pas
later zullen worden betaald of terugbetaald.
De banken zijn de grootste kredietverstrekkers.
De banken groeperen de deposito's die bij hun cliënten zijn ingezameld, en vormen ze om tot
kredieten die over het algemeen voor grotere bedragen en langere termijnen zijn.
1.2
Kredietvormen: algemeenheden
Lees aandachtig onderstaande voorbeeldsituaties. Duid met kleurstift de vormen van krediet
aan.
Voorbeeldsituaties:
Voorbeeld 1
De Heer Devroe heeft een zichtrekening, hij laat maandelijks zijn loon storten op die
rekening. Iedere maand heeft hij behoorlijk wat betalingen te doen, daar komt nog een
herstelling aan zijn wagen bij, ziekenhuisonkosten, een defect aan de centrale verwarming.
Vlug merkt hij dat zijn rekening onder nul komt de staan. Op zijn laatste rekeninguittreksel
staat een debetsaldo van –852 €.
Voorbeeld 2
De heer Devroe gaat regelmatig eens gastronomisch gaan eten. Hij betaalt de rekening in het
restaurant met zijn Visa-kaart. Jaarlijks gaat hij op reis naar het buitenland, ook daar maakt
hij gebruik van zijn Visa-kaart. Voor hem is dit een groot gemak hij hoeft geen grote
hoeveelheden geld op zak te hebben. Daar komt nog eens bovenop dat hij slechts op het einde
van de maand zijn rekening hoeft aan te zuiveren.
Voorbeeld 3
De heer en mevrouw Devroe gaan beiden buitenshuis werken, één maal per week gaan ze op
zaterdag aankopen doen. Ze gaan regelmatig naar warenhuizen en winkelketens die
aangesloten zijn op het Auroranet, via hun Aurorakaart kunnen ze aankopen doen zonder één
frank op zak te hebben, soms doen ze ook aankopen die niet voorzien zijn in het week- of
maandbudget.
Voorbeeld 4
In het gezin Devroe hebben ze deze week geen geluk, op maandag doet de wasmachine het
niet meer, op dinsdag is de TV- defect. Zonder wasmachine gaat het niet want een gezin met 5
personen heeft heel wat vuil linnen. Ook de televisie is een must binnen het gezin. De heer
Devroe beslist om spoedig de TV en de wasmachine te vervangen. Hij heeft deze uitgaven
echter niet gebudgetteerd deze maand. Hij bezoekt een elektrozaak doet zijn aankopen,
betaalt een voorschot en betaalt de rest op afbetaling of termijn.
Voorbeeld 5
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
80
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Reeds geruime tijd wil de oudste zoon in het gezin Devroe een eigen computer kopen, hij
beschikt echter niet over voldoende centen, hij voorziet wel dat hij in juli na het uitvoeren van
zijn vakantiejob wel voldoende centen zal hebben.
Na zijn stageperiode in april heeft zijn computer dagelijks nodig in Gent om zijn eindwerk af
te werken. Hij beslist in de maand maart om een eigen computer aan de kopen, hij gaat ten
rade bij zijn financiële instelling als het mogelijk is om een lening af te sluiten.
Voorbeeld 6
De familie Devroe zijn fervente filmkijkers, ze zijn al lang aan het uitkijken naar een DVDspeler, maar zien het financieel niet zitten om er nu één aan te kopen. Op hun wekelijkse
koopnamiddag zien ze in het plaatselijk filiaal van ‘Photo-hall’ een aanbod staan met de
vermelding ‘krediet tegen 0 %’. De heer en mevrouw Devroe vragen meer uitleg aan de
verkoper.
Voorbeeld 7
De heer Devroe bekijkt iedere week de gratis advertentiekranten die hij in zijn brievenbus
vindt. Hij leest er onder de rubriek ‘GELD’ ‘ geldzorgen, misschien kan ik u helpen met een
lening, tel …’
We vergelijken de verschillende kredietvormen op volgende punten:
-geschiktheid;
-kostprijs;
-plus- en minpunten
-wetgeving.
1.2.1 Geschiktheid
Voor wie en wanneer is deze kredietvorm geschikt, met andere woorden wanneer is deze
vorm van krediet verantwoord.
1.2.2 Kostprijs
Welke kosten brengt deze kredietvorm met zich mee?
1.2.3 Plus- en minpunten
Welke zijn de voor- en nadelen verbonden aan deze kredietvorm?
1.2.4 Wetgeving
Het krediet aan particulieren is wettelijk geregeld.
De bescherming van de consument tegen zichzelf (overmatige schuldenlast) en tegen
kredietverleners die misbruik zouden kunnen maken van zijn naïviteit of zijn gebrek aan
financiële middelen, wordt geregeld bij een aantal Europese richtlijnen en Belgische wetten.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
81
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Daarenboven hebben de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het
koninklijk besluit van 15.4.1985 betreffende de risicocentrale eveneens een belangrijke
weerslag op de kredietverlening aan particulieren.
2
ENKELE KREDIETVORMEN
2.1
Automatisch krediet
Gebruik maken van het automatisch krediet is niets meer dan onder nul gaan: debet op je
zichtrekening.
Je mag van je financiële instelling een bepaald bedrag ‘in het rood staan’.
Automatisch krediet wordt onder volgende voorwaarden toegekend:
-na opening van een zichtrekening, wel is er een wachttijd voorzien van 1 tot 3 maanden.
Waarom?
-dikwijls vraagt men je loon op die rekening te laten domiciliëren.
Wat is domiciliëren?
-je mag niet blijven onder nul staan; in veel gevallen moet de rekening na 3 maanden een
positief saldo vertonen.
2.1.1 Geschiktheid
Hiermee kan je een moeilijke financiële periode overbruggen. Je kan uitgaven doen op het
ogenblik dat je zichtrekening ontoereikend is, maar waarvan je weet dat er binnenkort
verandering komt.
2.1.2 Kostprijs
Automatisch krediet is een vrij dure formule, bij de ene fin. instelling al duurder dan bij de
andere. Naargelang de instelling moet je rekenen op een jaarlijkse intrest van 10 tot 20 %.
voorbeeld
De heer Devroe heeft een rekening bij een fin. instelling, hij heeft een toegestaan debetbedrag
van 1.249,99 €, de bank rekent een rente aan van 14 % op toegestaan debetbedrag en een
rente van 15,40 % aan op het niet toegestaan debetbedrag.
Zijn rekening vertoont op 2 januari een debetstand van 1345,50€ en op 2 februari is de
debetstand nog steeds niet aangezuiverd.
Bereken de rente die zal aangerekend worden!
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
82
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
2.1.3 Plus- en minpunten
 Plus
-D kredietformule is heel soepel, je betaalt terug wanneer je kunt of verkiest.
-Je hoeft je financiële problemen niet voor te leggen aan je financiële instelling, je mag
gewoon verder betalingen uitvoren.
 Min
-Automatisch krediet is niet aan te raden voor grote bedragen en lange perioden, je betaalt
teveel intrest,
-Indien je langer dan 3 maanden onder nul staat kan je in een moeilijke situatie terechtkomen
tegenover je financiële instelling.
2.1.4 Besluit
Formuleer hier een besluit!
2.2
Kredietkaarten
2.2.1 Geschiktheid
Een kredietkaart is een ideale aanvulling van een debetkaart. Je kan betalen met een
kredietkaart zowel in het buiten- als in het binnenland in restaurants, winkels, hotels waar je
de Visa, MasterCard, Diner- of American-express-stickers vindt. Het bedrag gaat niet
meeteen van je rekening zoals bij een gewone bankkaart. Al je uitgaven met je kredietkaart
worden in één keer afgerekend aan het einde van de maand. Zo geniet je dus kosteloos uitstel
van betaling. Vandaar de naam kredietkaart.
Je kan ook geld uit de muur halen, je betaalt hiervoor wel kosten en je hebt een geheime code
nodig.
2.2.2 Kostprijs
-Er wordt een jaarlijkse bijdrage gevraagd.
vb. een visa-kaart bij Fortis 19,83 €
-Bij American Express en Diners Club wordt daarnaast ook een éénmalig inschrijvingsrecht
aangerekend.
-Je geniet gratis uitstel van betaling tussen het ogenblik waarop je betaalt en dat dag waarop je
de maandelijkse afrekening krijgt. Er worden geen intresten aangerekend op voorwaarde dat
je rekening een positief saldo vertoont.
-Wanneer je voor een gespreide betaling kiest, moet je wel intrest betalen. Het tarief kan
verschillen naargelang de instelling en de kaart.
2.2.3
Plus- en minpunten
 Plus
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
83
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
-Kredietkaarten zijn een verleidelijk betaalmiddel: het is gemakkelijk, je krijgt uitstel van
betaling, je hebt een doorlopend krediet, het is veiliger dan gewone bankbiljetten.
-De kaarten kunnen gemakkelijk in het buitenland worden gebruikt,
-Bij een onvoorziene uitgave heb je steeds de mogelijkheid om te betalen.
 Min
-De kans op een overmatige schuldenlast is reëel, de uitgaven zijn immers niet onmiddellijk te
voelen en sommige mensen maken niet zelf hun ‘rekening’.
2.2.4 Besluit
Formuleer hier een besluit!
2.3 Budgetkaarten
De budgetkaarten zijn volop in opmars, vele grootwarenhuizen bieden een dergelijke kaart
aan. Voorbeelden zijn Carrefour, Colruyt, Delhaize… Ook postorderbedrijven geven soms
een budgetkaart uit.
Die kaarten kan je enkel gebruiken in de winkels van bepaalde ketens of winkels die tot het
betrokken net toegetreden zijn.
Je kan met sommige kaarten maar voor een welbepaald bedrag kopen per maand.
Voorbeeld
PHOTO HALL biedt u volgende diensten aan in zijn winkels
DE AURORA KAART
Met de AURORA kaart (*) is uw aankoop 100 % gefinancierd : € 0 voorschot. Geen
minimum aankoopbedrag, vaste en ronde afbetalingen (5, 10 of 20% van de reserve), een
permanente geldreserve (van € 500,00 tot € 3000,00) en een uittreksel van uw maandelijkse
rekening. De kaart is uitsluitend beschikbaar voor aankopen in de winkel.
2.3.1 Geschiktheid
Je betaalt je aankoop met een budgetkaart, waardoor je tijdelijke financiële uitgaven of
moeilijkheden kan oplossen of voorkomen.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
84
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Er zijn vaak twee betalingsmogelijkheden, ofwel:
-onmiddellijk: het bedrag van je uitgaven wordt dan enkele dagen later automatisch van je
zichtrekening afgetrokken, op grond van de bankdomiciliëring die je hebt ondertekend bij
aanvraag van de kaart;
-met uitstel: één keer per maand krijg je dan een overzicht van je uitgaven. Je vereffent
meteen het totale bedrag, ofwel beslis je enkel het vereiste minimumbedrag te betalenafhankelijk van de soort kaart- en je spreidt de rest over de volgende maanden. Hier maak je
gebruik van een doorlopend krediet. Uiteraard moet je intrest betalen.
Nieuw is de budgetkaart gekoppeld aan een financiële instelling. Voorbeeld de Post-Budgetkaart
Er zijn 2 mogelijkheden:
-men betaalt een aankoop in een handelszaak met een Aurora-logo;
-kan men ook gebruik maken van een krediet, men laat een bepaald bedrag overschrijven op
de postchequerekening, en maandelijks betaalt men min 5 % van het geleende bedrag terug.
2.3.2 Kostprijs
-De budgetkaart wordt gratis verstekt.
-Naargelang de kaart kost het doorlopend krediet, uitgedrukt in een werkelijke jaarlijkse
intrestvoet tussen 20,98 en 24,16 %, dus bijna het wettelijk toegestane maximum.
-Daarbij worden heel dikwijls beheerskosten aangerekend en vaak biedt men je ook allerlei
verzekeringen aan.
2.3.3 Plus- en minpunten
 Plus
-Je aankopen hoef je meestal maar een maand later te betalen,
-Men betaalt terug aan eigen tempo.
 Min
-Voor het verkrijgen van een budgetkaart moet een lange en indiscrete vragenlijst worden
ingevuld over je gezin- en beroepssituatie, inkomsten, je werkgever, het al of niet bezitten van
een woning, …
-De kaart is duur in gebruik, door de hoge intrestvoet die gehanteerd wordt,
-De kans op onoverdachte aankopen en een overmatige schuldenlast is niet ondenkbaar.
2.3.4 Besluit
Formuleer hier een besluit!
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
85
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
2.4
Lening op afbetaling
Bij een lening op afbetaling wil je een financiering voor een welbepaalde aankoop, of om
onvoorzien uitgave vb een trouwfeest, een reis, een onverwachte rekening,…
2.4.1
Geschiktheid
Met een lening op afbetaling kan je doorgaans een geldnood tot 25.000 €, terug betalen in 3
tot 84 maandelijkse afbetalingen.
Dit is afhankelijk van het geleende bedrag en het type krediet.
2.4.2
Kostprijs
De kostprijs is afhankelijk van het geleende bedrag en de looptijd van het contract.
2.4.3
Plus- en minpunten
 Plus
-De persoonlijke lening is een kredietvorm die je in staat moet stellen onverwachte uitgaven
of nuttige grote uitgaven te financieren.
-De financiële instelling hoeft niet altijd te weten voor welke doeleinden dit bedrag dient,
-Voor langere termijnen is een persoonlijke lening goedkoper dan maximaal gebruik te maken
van automatisch krediet.
 Min
-De kans op een overmatige schuldenlast is bij sommige mensen reëel.
2.4.5 Besluit
Formuleer hier een besluit!
2.5 Verkoop op afbetaling
Bij die kredietvorm sluit je een verbintenis af met de verkoper om de aankoopsom in een vast
aantal maandelijkse afbetalingen rechtreeks aan hem over te maken.
Bij de verkoop op afbetaling is het betalen van een voorschot vereist.
Het aangekochte goed is onmiddellijk meeneembaar onder voorbehoud van goedkeuring van
het dossier.
2.5.1 Geschiktheid
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
86
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Die kredietvorm is toegestaan voor de aankoop van roerende goederen, zoals meubelen,
huishoudapparatuur, hifi-apparatuur, computers, … of bepaalde diensten zoals reizen,
autoherstellingen,…
2.5.2 Kostprijs
Er wordt intrest gerekend op de maandelijkse afbetaling, de intrest is wettelijk vastgesteld.
2.5.3 Plus- en minpunten
 Plus
-Zo’n krediet is soms gemakkelijk te krijgen bij de verkoper dan bij een financiële instelling,
vooral wanneer je kredietwaardigheid de wensen overlaat.
 Min
-Verkoop op afbetaling is een heel duur krediet.
2.5.4 Wetgeving
Volgens de definitie in de wet is een verkoop op afbetaling een kredietovereenkomst waarbij
normaliter zakelijke roerende goederen worden aangekocht of diensten worden verleend en
waarvan de prijs via periodieke stortingen in minstens drie afbetalingen wordt vereffend, het
voorschot niet meegerekend. Er dient een voorschot van minstens 15% van de verkoopprijs
aan de verkoper te worden betaald wanneer het contract wordt getekend. Zolang het voorschot
niet is betaald, is er geen sprake van verkoop.
2.5.5 Besluit
Formuleer hier een besluit!
2.6 Krediet tegen O%
Als een handelaar aan de verbruiker de mogelijkheid biedt om te kopen tegen een rentevoet
van 0 %, dan is de betekenis van het aanbod duidelijk: de klant zal juist hetzelfde betalen als
de werkelijke prijs van het product. In veel gevallen biedt men de klanten een korting aan
voor contante betaling en die is de klant die op krediet koopt dan wel kwijt.
Voorbeeld
PHOTO HALL biedt u volgende diensten aan in zijn winkels
HET
KREDIET
INTREST
0
%
:
CITIBANK
en
CETELEM
(*)
Wij bieden u een 0% intrest krediet (**) in 12 maandelijkse afbetalingen voor elke minimum
aankoop
van
€
315
uitsluitend
voor
aankopen
in
de
winkel.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
87
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
(*) Ook 3 maal zonder kosten en zonder voorschot, na aanvaarding van het dossier door CETELEM en geldig
voor
een
aankoop
van
minimum
€
222
en
maximum
€
1248.
(**) Verkoop op afbetaling. Jaarlijkse werkelijke globale rentevoet 0%. Voorschot 20%.
2.6.1
Geschiktheid
Die kredietvorm wordt meestal aangeboden door verkopers van meubelen, hifi-apparatuur,
auto’s,…
2.6.2
Kostprijs
Normaal gezien mag je dat niets kosten, maar er zijn echter wel winkels waar hetzelfde artikel
goedkoper wordt aangeboden.
2.6.3
Plus- en minpunten
 Plus
-Een aanbod voor een gratis krediet kan heel interessant zijn, maar verlijk zorgvuldig alle
prijzen in verschillende verkoopspunten.
 Min
-Je korting voor een contante betaling ben je kwijt.
2.6.4 Besluit
Formuleer hier een besluit!
2.7
Leningen via advertenties
Het gaat hier om een aanbod voor iemand die dringend geld nodig heeft. En via bovenstaande
mogelijkheden moeilijk aan een krediet geraakt.
2.7.1 Geschiktheid
Het aangaan van een dergelijk krediet is voor geen enkele situatie geschikt.
2.7.2
Kostprijs
Meestal is een lening via een kleine advertentie allesbehalve goedkoop.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
88
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
De klant wordt vaak misleid door dergelijke advertenties.
2.7.3
Plus- en minpunten
 Plus
-Er is geen enkel pluspunt verbonden aan deze vorm van krediet.
 Min
-Dergelijke leningen gaan soms gepaard met hoge risicio’s, soms hebben we te doen met
oneerlijke mensen,
-Een dergelijke lening is zeer duur
2.7.4 Besluit
Formuleer hier een besluit!
2.8 Andere vormen van krediet zijn:
- De leasing of financieringshuur:
volgens de wet is leasing een kredietovereenkomst waarbij één van de partijen zich ertoe
verbindt aan de andere partij een zakelijk roerend goed ter beschikking te stellen tegen een
vaste prijs die door de andere partij periodiek moet worden betaald, inclusief een
aankoopoptie, vb. auto, computer.
-Woonkrediet
Een hypothecair krediet of een hypothecaire lening is een krediet op lange termijn bestemd
voor natuurlijke personen die een woning wensen te bouwen, aan te kopen of om te bouwen.
Deze vorm van krediet is wellicht het beste voorbeeld van de vertrouwensrelatie die tot stand
kan komen tussen een particuliere cliënt en zijn bankier. Vaak gaat het om de belangrijkste
aankoop in een mensenleven, namelijk de aankoop van een woning.
Afhankelijk van de marktsituatie stellen de banken twee grote soorten hypothecair krediet
voor: met een vaste rentevoet gedurende de volledige looptijd van de terugbetaling of met een
variabele rentevoet die de evolutie van de basisrente voor geld volgt. Uiteraard bestaan er tal
van varianten op beide mogelijkheden: een vaste rentevoet gedurende een bepaalde periode en
een variabele rentevoet gedurende een andere periode, vaststelling van een plafondrente die
de kredietnemer beschermt tegen grote fluctuaties, enz. Iedereen kan een hypothecaire lening
op maat vinden.
Maak een overzicht van de verschillende kredietvormen. Doe dit in tabelvorm als volgt:
kredietvorm
omschrijving
geschiktheid
kostprijs
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
89
Analyse van gezinsbudget
pluspunten
minpunten
3DE graad- 1ste leerjaar STW
3 PROBLEMEN EN GEVAREN BIJ GEBRUIK VAN KREDIET
Steeds meer mensen met betalingsachterstallen
Auteur: Lea Bosmans
De Wakkere Consument: nummer 128
Datum: 30-01-2003
De Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België publiceerde
zopas haar statistieken van 2002 betreffende betalingsachterstallen inzake
consumentenkredieten en hypothecaire leningen.
Eind 2002 waren bijna 402.589 personen met achterstallen en ongeveer 552.000 contracten
geregistreerd, een stijging met respectievelijk 1,3 en 1,9% in vergelijking met 2001.
Eind 2002 had één op drie geregistreerde contracten, betrekking op een consumptieve
kredietopening. Deze kredietopeningen zijn zeer soepel, maar met de terugbetaling loopt het
meer en meer fout, vooral van kredieten toegekend door niet-banken, zoals
grootwarenhuisketens, financieringsmaatschappijen, postorderbedrijven.
Deze centrale is nu nog een negatieve centrale, maar door de wet van 10.08.01 wordt het
gegevensbestand uitgebreid tot een positief systeem waarin naast de betalingsachterstallen
ook de consumentenkredieten en hypothecaire leningen met een normaal verloop worden
opgenomen. De positieve centrale treedt in werking op 1 juni 2003.
Het Verbruikersateljee reageerde al op deze gegevens en vindt deze evolutie van toenemende
wanbetalingen inzake kredietopeningen verontrustend. Sommige handelaars zetten mensen
aan tot consumptie en bieden hun daartoe gemakkelijk krediet aan. Bovendien geven de
cijfers geen volledig beeld. Kleinere leningen of kredieten (bijv. kredietopeningen van minder
dan drie maanden en voor een bedrag lager dan 1.250 €) vallen niet onder de wet op het
consumentenkrediet en worden niet geregistreerd. Zo wordt bijv. ook geen rekening gehouden
met veelvuldig in het rood gaan op de zichtrekening.
Het Verbruikersateljee herinnert tenslotte aan het voorstel van Mevr. Magda De Meyer om
buitensporige kredietreclame aan banden te leggen.
Meer inlichtingen en het overzicht van de statistieken vindt u op de site van de Nationale Bank
http://www.nbb.be of bij de documentatiedienst van de bank, tel. 02/221.20.33, fax 02/221.30.42
Verbruikersateljee, Agoragalerij, Grasmarkt 105, bus 51, 1000 Brussel, tel. 02/552.02.48, e-mail
[email protected]
Je geldproblemen blijven aanslepen: je hebt reeds meerdere schulden en je kunt je
moeilijkheden niet meer de baas met verschillende kredieten. Wat kun je doen?
1.1
Waar kan je terecht bij geldproblemen?
3.8.1 Schuldcentralisatie
Wat is schuldbemiddeling?
Dit is een dienstverlening, met het oog op het tot stand brengen van een nieuwe regeling voor
het afbetalen van je schulden.
In de praktijk leidde schuldbemiddeling tot talrijke misbruiken. Sommige organisaties traden
op als tussenpersoon, vaak leidde dit tot frauduleuze praktijken.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
90
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Vandaar is:
elke schuldcentralisatie of schuldbemiddeling is, op enkele uitzondering na, door de wet van
12 juni 1991 formeel verboden.
De wet heeft de bemiddeling verboden in situaties wanneer een derde optreedt tussen
consument en kredietgever. Schuldbemiddeling die verboden is, is strafbaar. Wie een
vergoeding vraagt voor zijn schuldbemiddeling is eveneens strafbaar.
Schuldbemiddeling is niet verboden in volgende situaties:
-wanneer twee of meer kredietgevers samen overleg plegen aangaande de regeling met hun
gemeenschappelijke cliënt;
-de schuldbemiddeling door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk
mandataris in de uitoefening van zijn ambt;
-de schuldbemiddeling is verder ook geoorloofd wanneer die wordt verricht door
overheidsinstellingen of particuliere instellingen die daartoe door de overheid erkend zijn.
Hier denken we aan het OCMW, CAW, de sociale dienst van een ziekenfonds.
3.8.2 Ondersteuning via OCMW
In het slechtste geval draagt je financiële ellende ertoe bij om de hulp in te roepen van een
openbare instelling.
Het OCMW van de gemeente waar je gedomicilieerd bent, heeft als opdracht je te helpen
zodat je een menswaardig bestaan kunt leiden. Daarom is het zijn plicht elementaire
dienstverlening te bieden.
De wet stelt 2 vormen van dienstverlening voor:
 Sociale hulpverlening is een heel algemene hulpverlening. Je kunt geldelijke steun vragen
of dienstverlening. Het OCMW kan je ook helpen bij administratieve formaliteiten,
tussenkomsten bij onderhandelingen met je schuldeiser,… zonder je schulden uiteraard te
delgen. In bepaalde gevallen word je financieel geholpen, maar in vele gevallen wordt
bepaald hoe de terugbetaling moet gebeuren.
Samen met je schuldeisers kan je maatschappelijk werker van het OCMW een plan opstellen
om je schulden af te betalen. Budgetbegeleiding, het helpen het geld verstandig te besteden,
zal problemen vermijden in de toekomst.
 Uitkering van het leefloon, is het minimuminkomen waarop iedere meerderjarige recht
heeft die al 5 jaar of langer in België verblijft. Je moet wel aan bepaalde voorwaarden
voldoen en in principe moet je ook de Belgische nationaliteit hebben.
Als je bestaanmiddelen onder het leefloon liggen, moet het OCMW het verschil bijpassen.
Vanaf 1 oktober 2002 is een nieuwe wet van toepassing, namelijk de wet inzake het recht op
maatschappelijke integratie van 26 mei 2002. Die wet vervangt de oude bestaansminimumwet
van 1974.
Net zoals de oude bestaansminimumwet, voorziet de nieuwe wet in een uitkering voor
mensen die geen inkomen hebben. Die uitkering heet leefloon in plaats van
bestaansminimum. Zij werd verbeterd. Het bedrag werd sinds januari 2002 met 4% verhoogd.
De samenwonende echtgenoten hebben nu elk een individueel recht op een leefloon. Het
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
91
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
bedrag van het leefloon voor alleenstaande ouders die onderhoudsgeld moeten betalen voor
hun kinderen of die voor de helft van de tijd samenwonen met hun kinderen in het kader van
co-ouderschap werd verhoogd.
Tenslotte hebben de vreemdelingen ingeschreven in het bevolkingsregister voortaan ook recht
op maatschappelijke integratie.
De wet doet echter nog veel meer dan dat.
Voor wie jonger is dan 25 jaar, geeft de wet tal van nieuwe kansen en mogelijkheden
bijvoorbeeld om aan een betaalde job te geraken, om terug naar school te gaan of te studeren,
of in een project inzake maatschappelijke integratie te stappen zodat u bijvoorbeeld een
beroepsopleiding van de VDAB of taallessen kan volgen of enkele uren per week in het
dierenasiel of in de kringloopwinkel kan gaan meehelpen.
Ook voor wie ouder is dan 25 jaar, geeft de wet een hele hoop mogelijkheden om een baan
te vinden, of voor een maatschappelijk integratieproject te kiezen.
Hoeveel bedraagt het leefloon?
Het bedrag dat u elke maand kunt krijgen bedraagt:
- als u samenwoont met één of meerdere personen: 389,11 EUR
- als u alleenstaande bent: 583,66 EUR
- als u alleenstaande bent, maar u betaalt een onderhoudsbijdrage voor uw kinderen: 680,94
EUR
- als u alleenstaande bent, maar met een co-ouderschap voor één of meerdere kinderen:
680,94 EUR
- als u alleenstaande bent, maar met één of meerdere kinderen ten laste: 778,21 EUR
Het gaat hier om de bedragen op 1 oktober 2002.
Indien u dakloze bent en een huisvesting vindt, dan kunt u een bijkomend bedrag van 778,21
EUR krijgen. U kunt dat slechts één keer vragen.
3.8.3 Ondersteuning van een CAW – centrum algemeen welzijn
De sector van het algemeen welzijnswerk vormt een buffer tussen de maatschappelijke
basisvoorzieningen enerzijds en de zwaardere zorgsectoren anderzijds. Het betreft met name
een sector die in staat is via een soepel organisatiemodel die opdrachten te vervullen die
tegemoet komen aan de noden van alle burgers, maar anderzijds zich prioritair richt tot
personen en groepen met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen. Uitgangspunt
blijft hierbij : een rechtstreeks toegankelijke, goed bereikbare en voldoende gespreide hulp- en
dienstverlening ten aanzien van een brede waaier van sociale en psychosociale problemen,
met bijzondere aandacht voor diverse risicogroepen en groepen die moeilijk te bereiken zijn.
In dit kader situeren zich drie types van voorzieningen, met name:
-de autonome centra voor algemeen welzijnswerk;
-de centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen;
-de centra voor teleonthaal.
De 29 autonome centra voor maatschappelijk werk richten zich in principe tot de hele
bevolking, maar dienen een specifieke aandacht te hebben voor personen, gezinnen en
bevolkingsgroepen met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen. Deze kunnen er
terecht met allerlei vragen en problemen, zoals jongerenproblematiek, gezins- en relationele
problemen, opvang van thuislozen…
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
92
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
De centra voor algemeen welzijnswerk kunnen, naast het vervullen van hun algemene
opdracht, opgedragen worden bijkomende taken op zich te nemen ten behoeve van bepaalde
doelgroepen, problematieken en/of regionale behoeften.
Eén ervan is van toepassing voor personen met een hoge schuldenlast:
de schuldbemiddeling.
De 40 centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen maken
organisatorisch deel uit van de ziekenfondsen, of kunnen door hun werking als dusdanig
worden beschouwd. Zij staan open voor iedereen, maar richten zich voornamelijk naar de
leden van het ziekenfonds en zijn in die zin specifiek gericht op personen die door ouderdom,
ziekte of handicap blijvend of tijdelijk problemen ondervinden of dreigen te ondervinden.
De 5 centra voor teleonthaal richten zich tot elke burger. Zij bieden directe telefonische hulp
aan via een permanente, 24-uursbereikbaarheid op het nummer 106.
Bron: Copyrights 2002 Kabinet Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en
Ontwikkelingssamenwerking.
3.9 Vaststelling niet-betaling
Tot hiertoe werd aangenomen dat de schuldenaar solvabel was, dit betekent dat hij over de
nodige middelen beschikt om zijn schulden te betalen.
Wanneer de schuldenaar niet langer over de vereiste middelen beschikt, zal er in eerste
instantie beslag gelegd worden op het loon. Is dit echter onvoldoende om zijn verplichtingen
na te komen, dan stelt de rechter vast dat hij zich in staat van ‘kennelijk onvermogen’ bevindt.
 Loonbeslag en loonoverdracht
Bij het afsluiten van een kredietcontract, ondertekenen de schuldenaar en zijn borg bijna altijd
een overdracht van loon. Hierin geef je de schuldeiser het recht om rechtsreeks bij je
werkgever een deel van je loon op te eisen mocht blijken dat je de schulden niet terugbetaalt.
In dat geval moet de schuldeiser niet naar de rechtbank.
Om een evenwicht te waarborgen tussen de levensbehoefte van de werknemer en de rechten
van de schuldeiser, stelt de wet dat de loonbedragen en sociale uitkeringen slechts binnen
bepaalde perken voor beslag of overdracht vatbaar zijn.
 Kennelijk onvermogen
Het gevolg van die verklaring is dat alle schuldvorderingen opeisbaar zijn. Alle
schuldeisers hebben het recht afzonderlijk te proberen een zo groot mogelijk deel van hun
vordering betaald te krijgen, of af te spreken om samen een akkoord af te sluiten met de
schuldenaar.
Indien alle schuldeisers ermee instemmen, kunnen zij met de schuldenaar tot een
boedelafstand overeenkomen. Deze schuldenaar staat daarbij zijn vermogen af aan de
schuldeisers, die dit onder elkaar verdelen.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
93
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
De schuldeisers behouden hun rechten om later van de schuldenaar te eisen dat hij hun deel
voldoet, dat niet kon worden voldaan uit de opbrengst van de boedelafstand.
Ook de rechter kan tot een boedelafstand besluiten. Dit wordt beschouwd als een gunst voor
de schuldenaar, zodat de rechter die alleen kan toestaan indien de schuldenaar te goeder trouw
is, maar door tegenslag insolvabel werd. De gevolgen van gerechtelijke boedelafstand zijn
dezelfde als bij een contractuele, met dit verschil dat de beslissing van de rechter al de
schuldeisers bindt, ook al stemmen zijn er niet mee in.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
94
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Didactische oefeningen
 Krediet bij jongeren
Recente cijfers zijn terug te vinden op de volgende site : http://lerweb.khlim.be
 Onregelmatige kredietovereenkomsten
site : http://verbruikersateljee.be
 Koop friet op krediet
Een kritische kijk op kredietreclame
http://verbruikersateljee.be
Financiële problemen bij verkeerd gebruik van krediet
een persoon vragen rond schuldbemiddeling
 Dienst budget en schuldbemiddeling
Via het interent kunnen de leerlingen diensten voor budget en schuldbemiddeling opzoeken.
Mogelijke vraagstellingen naar leerlingen toe zijn:
-wat is een dienst voor budget en schuldbemiddeling
-hoe gaat de dienst voor budget en schuldbemiddeling te werk wanneer iemand financiële
problemen zich aanmeldt?
-op welke manier kan een dienst voor budget en schuldbemiddeling hulp bieden?
-waar kan je een dienst voor budget en schuldbemiddeling vinden in uw stad, gemeente?
 Welke vastrentende belegging brengt het meest op?
www.het.beleggers.net
Wat brengt het meest op? Het eenvoudige spaarboekje, een termijnrekening, een kasbon of
een obligatie?
 Het recht op maatschappelijke integratie via LEEFLOON.
Sinds 1 oktober 2002 is er de nieuwe wet op leefloon.
Deze wet is te vinden via verschillende site op internet.
 Enkele bronnen:
-testaankoop 'Budget en recht' (te raadplegen in iedere Openbare bibliotheek)
Regelmatig verschijnt er actuele informatie omtrent sparen en beleggen, ontsparen en lenen.
-Boek: 'Wegwijs recht' Roger Dillemans - Anne De Moor - Davidsfonds Leuven uitgave 2001
deel 'Lenen'
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
95
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Oefening: sparen en beleggen, via internet
Auteur: Pieter Dhuyvetter E-mailadres(sen): [email protected]
Surf naar http://www.kbc.be en kies voor simulaties. Kies voor Vermogensopbouw – bepaal
uw risicoprofiel. Aan de hand van 9 vragen wordt bepaald waarin jij best belegt. Wat is jouw
resultaat?
Oefening: sparen en beleggen, via internet
Auteur: gerda vandousselaere E-mailadres: [email protected]
Hoofdstuk 3 Analyse van gezinsbudgetten
Opdracht: Sparen en beleggen - Bespreek een spaar- en beleggingsvorm in een groepje van 4
Kies uit volgende beleggingsvormen:
beleggingsvormen
groepjes
1. spaarrekening /
spaarboekje + pensioensparen
2. termijnrekening +
voorhuwelijkssparen
3. kasbons / staatsbons
Datum voor te stellen
4. obligaties
5. aandelen
6. beleggingsfondsen
Lees de bespreking in je boek (zie pagina’s hierboven) over je beleggingsvorm. Ga informatie
ophalen in een aantal financiële instellingen in je buurt over de gekozen beleggingsvorm en
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
96
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
ga vooral zoeken op de sites van de banken. www.kbc.be / www.bbl.be / www.dexia.be /
www.fortis.be / www.bacob.be / www.bvb-abb.be / www.axa-bank.be
www.detijd.be / www.duurzaam-beleggen.be / www.beleggingsplein.nl …
Bespreek je beleggingsvorm op 5 verschillende vlakken:
1. nominale veiligheid
2. liquiditeit
3. rendement
4. fiscaliteit
5. kosten
Maak een samenvatting in je groepje en zet dit op transparant om je beleggingsvorm te komen
voorstellen aan de rest van je klas.
Deze samenvatting bezorgen we aan de hele klas om de leerstof in te studeren. Dankzij die
samenwerking besparen we iedereen wat tijd.
LOGBOEK
Data:
VOOR GROEPSWERK
BELEGGINGSVORM
1e verkenning van de sites van de banken op zoek naar doelgerichte
informatie over je eigen beleggingsvorm.
Maak een map ‘belegging 5AB 2003’ bij favorieten in de internet explorer en
voeg alle bruikbare sites eraan toe.
Bewaar eventueel je site in een nieuwe map in mijn documenten ‘belegging
5AB 2003’ of kopieer stukken tekst en logo’s of afbeeldingen in word en
bewaar ze in deze map.
Taakverdeling:
www.kbc.be
www.bbl.be
www.fortis.be
www.axa-bank.be
www.dexia.be
www.detijd.be
www.duurzaam-beleggen.be
Informatie in je handboek nalezen + instructies op blad nakijken specifiek
voor jouw beleggingsvorm.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
97
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW

Vastleggen in je samenvatting:
Omschrijving + nominale veiligheid
Samenvatting verder aanvullen: punt 2+3

Liquiditeit

Rendement
Verder opzoeken van informatie op sites
Afwerken samenvatting : punt 4+5

Fiscaliteit

Kosten
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
98
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Oefening: ontsparen en lenen
Auteur: gerda vandousselaere E-mailadres: [email protected]
Opdracht
Ontsparen en lenen
Bepreek een kredietvorm in groepjes van 3
Op dezelfde manier vatten we elk 1 onderdeel van dit hoofdstuk samen.
Dit vraagt echter minder opzoekingswerk.
Kies uit:
kredietvormen
cursus
groepjes
Voor te stellen
1 automatisch krediet
2 kredietkaarten
3 klantenkaarten
4 lening op afbetaling
5 verkoop op afbetaling
6 autofinanciering
7 krediet tegen 0 %
8 leningen via
advertenties
Bespreek deze vormen van krediet op volgende 4 vlakken:

geschiktheid

kostprijs

plus- en minpunten

wetgeving
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
99
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Oefening
: SPAREN EN BELEGGEN
Onderstaande opdrachten horen bij hoofdstuk 3 Sparen en beleggen
Aan de hand van enkele informatiebronnen kan men de leerlingen onderstaande opdrachten
laten oplossen
Dit kan:
-als individuele opdracht
-als opdracht per twee
-als groepsopdracht
Achteraf kan men een verwerking laten gebeuren voor de klassengroepen dit kan op
verschillende manieren gebeuren
denk maar aan:
-een voorstelling voor de kas, door de individuele leerlinge, per twee of door de groep
-een klassengesprek met gerichte vragen door de leerkracht
Enkele nuttige informatiebronnen zijn:
 de brochure “Wegwijs” uitgegeven door de KBC – gratis aan te vragen in een KBC –
kantoor
deze brochure is volledig aangepast aan de euro, in deze brochure zijn ook een aantal
documenten aanwezig te gebruiken bij het hoofdstuk de betaal middelen.
 Internetsites
De site van de “Belgische vereniging van de Banken”
www.abb-bvb.be
→
→
→
→
→
ga op de startpagina naar
studenten en leraren
zoek dit is de bank
klik aan producten en diensten
klik aan sparen en beleggen
De site van de verschillende financiële instellingen in België
enkele goede sites zijn
www.dexia.be
www.kbc.be
www.bacob.be
www.bbl.be, iets
minder gebruiksvriendelijk voor de leerlingen
De site van de financieel economische tijd
www.tijdnet.be
→
→
→
→
beleggen
wegwijs in beleggen
gids voor beginnende beleggers
dossiers
Duurzaan beleggen
www.bacob.be
www.femistyle.be
→ dossiers
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
100
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
→ ethisch beleggen
www.ethibel.org
Onafhankelijk adviesbureau voor duurzaam en ethisch beleggen. Het Europees ETHIBELkeurmerk staat garant voor de ethische kwaliteit ...
Beschrijving: Onafhankelijk adviesbureau voor duurzaam en ethisch beleggen.
Vraag 4 moeten de leerlingen enkel hun spaarvorm invullen in het overzicht.
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
101
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
102
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Opdracht:…………………………..
1
Omschrijf -beschrijf de spaarvorm :………………………………..
2
Beoordeel de spaarvorm:…………………………..
Doe die voor 3 financiële instellingen
Duid in de laatste kolom de verschillen aan tussen de drie financiële instellingen
Financiële inst
Veiligheid
Verschillen
Liquiditeit
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
103
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
Rendement:
-rentestructuur
-valutering
Fiscaliteit
Kosten
3
Zijn er speciale formules voor jongeren bij deze vorm van sparen?
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
104
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
4
Maak een globaal overzicht van de spaarvorm in bijgaande tabel, zodat we een goed overzicht hebben tussen de verschillende
spaarformules en beleggingsvormen.
spaarrekening
termijnrekening
kasbon
obligatie
Veiligheid
Liquiditeit
Rendement
Fiscaliteit
Kosten
Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER
Deel 1- HOOFDSTUK 3
105
Analyse van gezinsbudget
3DE graad- 1ste leerjaar STW
aandeel
beveks
Download