1ste leerjaar 3de graad sociale en technische wetenschappen vak: budget en voorraadbeheer 1 uur / week Leerinhoud 3 3.1 Analyse van gezinsbudgetten Inkomsten uitgaven: sparen en beleggen spaarboekjes en spaarrekeningen -termijnrekeningen (U) -kasbons (U) -obligaties (U) -aandelen(U) -gemeenschappelijke beleggingsinstellingen(U) -verzekeringen met spaarelement(U) -immobilien(U) -goud en diamant(U) -opties(U) 3.2 Inkomsten < uitgaven: ontsparen en lenen 3.2.1 Kredietvormen -automatisch krediet -kredietkaarten -klantenkaarten -lening op afbetaling -verkoop op afbetaling -autofinanciering(U) -leningen via kleine advertenties(U) -leasing(U) -kredietlijn: kaskrediet(U) -het hypothecair krediet(U) 3.2.2 Financiële problemen bij verkeerd gebruik van krediet(U) Leerplandoelstellingen -aan de hand van verzameld documentatiemateriaal een omschrijving geven van de volgende begrippen en beknopt de werking beschrijven: spaarboekje en spaarrekening; (U)-aan de hand van verzameld documentatiemateriaal een omschrijving geven van de volgende begrippen en beknopt de werking beschrijven: , termijnrekening, kasbon, obligaties, aandelen, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, verzekeringen met spaarelement, immobiliën, goud en diamant, opties; -beleggingsvormen beoordelen naar veiligheid, liquiditteit, rendement, fiscaal regime en kosten. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 62 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Achtergrondinformatie HOOFDSTUK 3 1 Analyse van gezinsbudgetten: inkomsten > uitgaven: SPAREN EN BELEGGEN ALGEMEENHEDEN Onze dagelijkse inkomsten en uitgaven laten we voornamelijk over een zichtrekening lopen. Maar indien we goed budgetteren proberen we ook wat geld opzij te zetten en dan sparen we om eventueel te beleggen. 1.1 WAT IS SPAREN Sparen is geld opzij leggen om je toekomst te verzekeren en door te beleggen eventueel je vermogen te vergroten. Het is een oplossing om op middellange termijn onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden of om een reserve aan te leggen voor de aankoop van dure verbruiksgoederen. Het is echter in de eerste plaats een strategie op lange termijn, met een dubbel doel: -enerzijds de rendabiliteit en -anderzijds een veilige reserve voor de onzekere toekomst van pensioen of ziekte. Afhankelijk van wat je nastreeft, veiligheid of rendement, zul je voor een andere spaarformule of beleggingsformule opteren. 1.2 BEOORDELINGSCRITERIA BIJ DE KEUZE VAN EEN SPAAR- en BELEGGINGSVORM Door de voor- en de nadelen van de bestaande systemen op een rijtje te zetten, zul je wellicht een idee krijgen van wat de meest geschikte spaar- of beleggingsvorm lijkt in bepaalde situatie. Daar komen trouwens heel wat – persoonlijke- criteria bij kijken. Verschillende beleggingsmogelijkheden kun je het best vergelijken door steeds dezelfde beoordelingscriteria te hanteren: → de nominale veiligheid; → de liquiditeit; → het rendement; → het fiscaal regime; → de kosten. 1.2.1De nominale veiligheid Met nominale veiligheid wordt bedoeld dat je de zekerheid hebt na verloop van tijd minstens het belegde geld intact terug te vinden. Bijv. een belegging van 1000 € is 100 % veilig wanneer men bij afhaling van de spaargelden de zekerheid heeft minimum 1000 € terug te krijgen. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 63 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Sommige beleggingen houden meer risico in dan andere. Spreiding over verschillende beleggingsvormen zorgt voor een goed evenwicht tussen opbrengst en risico. 1.2.2 De liquiditeit De liquiditeit slaat op de mogelijkheid het uitgezette geld ten alle tijd opnieuw in handen te kunnen krijgen. Bijv. geld op een spaarboekje is dadelijk opvraagbaar, geld op een termijnrekening, bijv van een maand, is gebonden aan een bepaalde tijd. 1.2.3 Het rendement Het rendement heeft een dubbele betekenis. -op de eerste plaats heeft het betrekking op de inkomsten die het kapitaal oplevert, gevormd door de rentevergoeding. Bijv. bij een vastrentende belegging zoals een spaarrekening. -op de tweede plaats kan het bij sommige beleggingen ook slaan op de meerwaarde die eruit voortvloeien. Bijv. de meerwaarde van aandelen is het verschil tussen de actuele beurswaarde en het betaalde bedrag bij aankoop ervan. 1.2.4 Het fiscaal regime De meeste opbrengsten, afkomstig van beleggingen, worden ook belast. Het is steeds nuttig te weten wat er als nettorendement overblijft. Soms is het voordeliger een beleggingsmodaliteit uit te kiezen met een iets geringere opbrengst maar die belastingvrij is, dan een hoogrentende aanwendingsmogelijkheid te zoeken die dan voor de helft wordt belast. 1.2.5 De kosten Ten slotte zijn er nog de kosten. Soms zijn ze te verwaarlozen, soms lopen ze hoog op. We vermelden ze bij iedere soort belegging, desgevallend uitgesplitst naar de kosten bij het ‘instappen’ en bij het ‘uitstappen’. Voor zover gebruikelijk houden we rekening met de kosten bij de rendementsbepaling. Ook een aantal persoonlijke criteria bepalen mede de keuze van je beleggingsvorm. → Inkomsten en uitgaven: hoe ligt de verhouding tussen beide kosten? Hou je elke maand een bedrag over, en hoeveel. → Verzekering: ben je reeds beschut tegen een zware financiële klap? Overweeg anders het bedrag dat je wilde beleggen aan een afdoende verzekering te besteden. → Leeftijd: hoe ouder je wordt, hoe belangrijker het wordt over voldoende groot inkomen te beschikken. → Kinderen: mogelijk kosten studies, huwelijk, ziekte… Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 64 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW → Gezinstoestand misschien eisen de familiale omstandigheden dat je alle risico uitsluit en opteert voor een veilige belegging. → Vooruitzichten: wie een dikke erfenis verwacht zal anders beleggen dan wie zich veilig wil stellen tegen een mogelijk inkomensverlies. → Bedrag: het is logisch dat je de belegging aanpast aan de grootte van het bedrag. Besluit: ongetwijfeld zou een belegging ideaal zijn wanneer de nominale veiligheid 100 % bedroeg, de liquiditeit geen problemen stelde, het rendement hoog lag, de opbrengst belastingvrij was en tenslotte geen kosten aan de operatie verbonden waren. Helaas, met een dergelijke utopische voorstelling kan geen redelijk mens rekening houden: wil hij sparen en beleggen dan moet hij een prioriteit vastleggen en vooraf bepalen waaraan hij het meest belang hecht. Opteer je voor een maximale optimale veiligheid en voor grote liquiditeit dan zal je met een kleine opbrengt en/of meerwaarde moeten stellen. Verkiest je daarentegen de nominale veiligheid gedeeltelijk prijs te geven in ruil voor de mogelijkheid interessante winsten op te strijken, dan kan je dat. De kansen op een groter rendement zullen ook stijgen naarmate hij minder eisend is inzake liquiditeit. De kunst bestaat er natuurlijk in de beste combinatie te vinden, daarbij rekening houdende met de specifieke eisen van de belegger. 1.3 BELEGGINGSSTRATEGIE Onderstaande beleggingspiramide visualiseert de relatieve verhouding van de verschillende beleggingen in een beleggingsportefeuille. Beleggingen met een laag risico zullen sterker vertegenwoordigd zijn dan die met een hoog risico. Opties, warrants Futures Aandelen Aandelenfondsen Internat. Obligaties in minder stabiele munten Gemengde fondsen Internat. obligaties in stabiele munten Obligatiefondsen Termijnrekening in deviezen Gemeenschappelijke beleggingsfondsen Korte termijn fondsen Levensverzekeringen Pensioenspaarfondsen en –verzekeringen Belgische staatsleningen en staatsbons Kasbons en kapitalisatiebons Termijnboekjes en termijnrekeningen Spaarboekjes en –rekeningen Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 65 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 1.4 ENKELE VORMEN VAN SPAREN EN BELEGGEN De meest actuele vormen van sparen en beleggen zijn onder andere: - het depositoboekje - de termijnrekening - de kasbon - de obligatie - het aandeel - de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en ‘beveks’ - duurzaam sparen en beleggen 1.4.1 Het depositoboekje: Een erg soepel instrument dat bijzonder geschikt is voor de kleine spaarder, wordt ook de spaarrekening genoemd of het spaarboekje. 1.4.1.1 Wat is een depositoboekje? Het depositoboekje, ook 'spaarboekje of spaarrekening' of 'spaardepositoboekje' genoemd, dient voor het spaargeld dat wordt gedeponeerd zonder bepaalde duur. 1.4.1.2 Liquiditeit Het is bijzonder geschikt voor het sparen van geld dat niet bestemd is voor een onmiddellijke uitgave, bijvoorbeeld in afwachting van een andere belegging, of om een kapitaal samen te stellen dat moet dienen voor de financiering van een aankoop of nog als spaarmiddel gewoon bij wijze van voorzorgsmaatregel. Het is een bijzonder populair spaarinstrument, dat snel ter beschikking staat en tegelijk rendement biedt. 1.4.1.3 Rendement Een nadeel van het klassieke spaarboekje is evenwel dat de rentabiliteit bedroevend laag ligt. De renteberekening is totaal ondoorzichtig, de rente bestaat uit drie componenten die slechts in beperkte mate gecombineerd kunnen worden, namelijk de basisrente, de aangroei- en de getrouwheidspremie. - een basisintrest of basisrentevoet die wettelijk bepaald is door de monetaire overheid, momenteel is dit 2 %, die krijg je altijd - een getrouwheids- en/of groeipremie. Als premie mogen de financiële instellingen een aangroeipremie of een getrouwheidspremie toekennen, beide premies kunnen niet voor één en hetzelfde spaarbedrag gecumuleerd worden. Het resultaat van de verschillende berekeningswijzen is een ondoorzichtig kluwen geworden waar niemand nog wijs uit geraakt. Goed informeren is dus de boodschap. Zoek een voorbeeld van het rendement van een depositorekening. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 66 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW De rentevoet is erg belangrijk, maar je mag beslist de valuteringdata niet uit het oog verliezen: dat zijn de data waarop de bank je rente toekent voor een storting of stopt met het toekennen van rente na een geldafhaling. Zelden stemt de valuteringdata overeen met de datum waarop je werkelijk het geld stort of afhaalt. Je derft dus een aantal dagen rente. Hoeveel dat juist is, hangt af van het systeem dat je financiële instelling toepast. Zoek een voorbeeld van valutering bij een financiële instelling. 1.4.1.4 Fiscaliteit Het is een fiscaal aantrekkelijk product: per gezin is er een belastingvrijstelling op de intrest tot een bedrag van € 1440 per gezin voor aanslagjaar 2003. Die vrijstelling geldt echter alleen voor de gereglementeerde spaardeposito's, die verplicht in overeenstemming met de geldende reglementering moeten zijn, meer bepaald inzake de vergoeding, die niet meer mag bedragen dan een bij Koninklijk besluit vastgestelde maximumrente. 1.4.1.5 Kosten De algemene regel is de kosteloosheid zowel voor het openen van de rekening, als voor het storten en afhalen van geld. Bij het opsturen van rekeninguittreksels worden wel portokosten aangerekend, het is best om de uittreksels zelf af te halen in de financiële instelling aan het automatisch loket of de afschriftdrukker. Sommige financiële instellingen rekenen beheerskosten aan . Zoek een voorbeeld van de kosten van een depositorekening. 1.4.1.6 Mogelijke varianten Bepaalde banken hebben spaarrekeningen 'met hoog rendement' of niet-gereglementeerde spaarrekeningen ontwikkeld: hier ligt de vergoeding hoger dan het toegestane maximum voor de gereglementeerde spaardeposito's. Aangezien die spaarboekjes niet beantwoorden aan de wetsbepalingen die in acht moeten worden genomen opdat de intrest vrijgesteld is van roerende voorheffing, geldt voor hen een roerende voorheffing van 15% op de rente € 1730. Het succes van deze rekeningen hangt af van het peil van de rentetarieven. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 67 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 1.4.2 De termijnrekening 1.4.2.1 Wat is een termijnrekening? De termijnrekening behoort tot de groep spaarrekeningen. Het grootste onderscheid in vergelijking met het gewone deposito- of spaarboekje is dat het geld voor een bepaalde periode, de 'termijn' genoemd, wordt geblokkeerd. 1.4.2.2 Liquiditeit Men kan maar over zijn geld beschikken over een bepaalde termijn, meestal is die termijn kort: 14 dagen, een maand, een kwartaal, een half jaar, soms één jaar. 1.4.2.3 Rendement Als tegenprestatie voor de terbeschikkingstelling van het geld heeft de spaarder recht op een gewaarborgde intrest gedurende de volledige looptijd van de belegging, in tegenstelling tot het spaarboekje. De intrest, die over het algemeen hoger is al naargelang de termijn en het belegde bedrag, wordt hoofdzakelijk bepaald door de marktrente en is dus vaak aan fluctuaties onderhevig. In principe wordt de intrest op de vervaldatum betaald. Zoek een voorbeeld van het rendement van een termijnrekening. 1.4.2.4 Fiscaliteit De rente afkomstig van een termijnrekening geopend in België is onderhevig aan een roerende voorheffing van 15 %. De aangekondigde bruto-rente krijg je na aftrek van de roerende voorheffing uitgekeerd. 1.4.2.5 Kosten Normaal zijn er geen kosten, maar af en toe wordt er door de financiële instellingen gezondigd tegen die regel. Het is goed om goed te informeren vooraleer een termijnrekening te openen. 1.4.2.6 Mogelijke varianten Er bestaan tal van varianten op de termijnrekening, meer bepaald afhankelijk van de gekozen termijn en het vereiste minimumbedrag. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 68 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 1.4.3 De kasbon Wil je je geld voor een langere periode vastzetten, dan krijg je in principe ook meer rente. 1.4.3.1 Wat is een kasbon? Een kasbon is een soort van obligatie uitgegeven door een bank, met een duur die meestal begrepen is tussen één en vijf jaar- vaste periode. Een kasbon geldt als bewijs van schuld van de kredietnemer (de bank die de kasbon uitgeeft) ten opzichte van de kredietgever (de belegger die de kasbon koopt). Een kasbon is een schuldbewijs aan toonder, wat betekent dat wie de kasbon in bezit heeft, eigenaar ervan is. Een kasbon wordt uitgegeven in coupures van een vast bedrag. Normaal gezien bestaat een kasbon uit een mantel en een blad met coupons. De coupons staan voor de intrest – onveranderlijk, en kunnen jaarlijks worden losgeknipt. De mantel vermeldt het geleende kapitaal. Wanneer de kasbon vervalt, wordt de geleende som terugbetaald tegen overhandiging van de mantel. Op de kasbon staat geen naam, dat is een voordeel dat wij Belgen zeer op prijs stellen. Want wat naamloos is, kan ongemerkt worden doorgegeven. En daarvan maken heel wat beleggers dankbaar gebruik. Zo veranderen kasbons bij een overlijden wel eens ongemerkt van eigenaar om zo de belastingen te snel af te zijn. 1.4.3.2 Liquiditeit Een belegging op middellange termijn voor een duur van 1 tot 5 jaar 1.4.3.3 Rendement De intrest van kasbons wordt vastgesteld bij de uitgifte en is afhankelijk van het soort belegging en de duur ervan. Ze kunnen worden gekapitaliseerd of periodiek- meestal jaarlijksuitbetaald, al dan niet met een coupon. 1.4.3.4 Fiscaliteit Er dient een roerende voorheffing van 15 % te worden betaald, dit bij inning van de coupon, dus bij ontvangst van de rente. 1.4.3.5 Kosten Aan de kasbon zijn geen instap- of aankoopkosten verbonden. Sommige financiële instellingen rekenen toch een leveringstaks of beurstaks aan 0,14 % van de aankoopwaarde. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 69 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 1.4.3.6 Mogelijke varianten Op basis van de traditionele kasbon zijn tal van varianten gecreëerd. Voorbeelden: - kapitalisatiebons: wil je het kapitaal maximaal laten aangroeien, dan kan je kiezen voor een zogenaamde kapitalisatie- of aangroeibon. De intrest wordt niet jaarlijks uitgekeerd, maar wordt opnieuw belegd- gekapitaliseerd; - bons met periodieke stortingen: de intresten zijn maandelijks of driemaandelijks betaalbaar; - scharnierbons: hier zijn verscheidene vervaltermijnen mogelijk. 1.4.4 De obligatie 1.4.4.1 Wat is een obligatie? Algemeen beschouwd is een obligatie een schuldbewijs vanwege de emittent. Een obligatie vertegenwoordigt een aandeel in een lening op lange termijn waarvoor de obligatiehouder intrest ontvangt. Een obligatie is een effect met een vaste nominale waarde en over het algemeen een vaste intrest en een vervaldatum die bij de uitgifte wordt vastgesteld. Een obligatie kan worden uitgegeven door financiële instellingen, privé-ondernemingen en vooral de overheid, zoals bijvoorbeeld de Staat, de provincies, de steden, het Wegenfonds, enz. Een obligatie bestaat, net als een aandeel, fysisch uit een mantel en een couponblad. Op de mantel staan een aantal standaardgegevens vermeld: de nominale waarde van de obligatie, de naam van de emittent, de looptijd, de vervaldag, de terugbetalingprijs. Het couponblad bestaat uit het aantal coupons waarop de obligatiehouder recht heeft. Als je obligaties wil kopen heb je twee mogelijkheden. Je kan inschrijven op nieuwe obligaties, bij de uitgifte; of je kan bestaande obligaties kopen op de secundaire markt. Intekenen op nieuwe emissies kan eenvoudig via een financiële tussenpersoon -een bank of een beursvennootschap. 1.4.4.2 Liquiditeit De looptijd loopt tussen de 8 tot 12 jaar. Een tussentijdse verkoop van de obligatie is mogelijk maar dan moet men rekenen om een verminderde waarde. 1.4.4.3 Rendement Een belegging op lange termijn met stabiel rendement. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 70 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW De obligatiehouder krijgt een (of meer) keer per jaar een rente-uitkering tegen afgifte van een bepaalde coupon. Op de vervaldag van de obligatielening krijgt hij de nominale waarde terug uitgekeerd (eventueel gecorrigeerd voor de terugbetalingprijs). Het risico is beperkt voor de obligatiehouder. Hij weet op voorhand wanneer en hoeveel rente hij zal ontvangen (tenzij bij obligaties met een variabele rente). Hij weet ook wanneer hij zijn geld zal terugzien. 1.4.4.4 Fiscaliteit Een roerende voorheffing van 15 % wordt aangerekend. 1.4.4.5 Kosten Bij inschrijving rekent men een beurstaks aan, dit kan de financiële instelling ook ten zijner laste nemen. Ook wordt soms een leveringstaks aangerekend.. 1.4.4.6 Mogelijke varianten Niet alle obligaties zijn gelijk. Je kan een onderscheid maken naargelang de schuldeisers, de identiteit van de emittent en naargelang de rente. Ook de plaats van herkomst kan van belang zijn. De staatsobligaties: zoals elke huishouding heeft de Staat geld nodig om zijn dagelijkse uitgaven te betalen en zijn schulden samen met de intrest af te lossen. Aangezien de belastingen niet voldoende zijn om die uitgaven te dekken, schrijft de overheid ook leningen uit bij het publiek. Momenteel zijn de meeste obligaties in Belgische frank staatsobligaties, d.w.z. schuldbewijzen voor een aandeel in de door de Belgische Staat uitgegeven obligatieleningen. Op de vastgestelde data kan de belegger de intrest innen bij een bank door de betrokken coupons in te geven. De door de privé-sector uitgegeven obligaties: ondernemingen die werkmiddelen nodig hebben, kunnen obligaties uitgeven: net zoals bij staatsobligaties gaat het om effecten aan toonder die recht geven op een intrest berekend op de nominale waarde en betaalbaar op vastgestelde vervaldata. Gewone obligaties hebben een vaste duur en een onveranderlijke rentevoet gedurende de gehele periode. Er bestaan echter ook variaties op de gewone obligaties: converteerbare obligaties, obligaties met warrants, nulcouponobligaties, geïndexeerde obligaties, enz. De zerobons of nulcoupon-obligaties: Op deze obligaties wordt geen rente betaald; om dat te compenseren is de uitgifteprijs veel lager dan de prijs waartegen de obligatie wordt terugbetaald op de eindvervaldag. Het verschil tussen de emissie- en de terugbetalingprijs is zo berekend dat het rendement op dit soort leningen ongeveer overeenkomt met de opbrengst van een gewone lening, die de jaarlijkse coupons zou kapitaliseren. De buitenlandse obligaties Een buitenlandse obligatie is een lening die een debiteur uitgeeft in een ander land. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 71 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 1.4.5 Het aandeel 1.4.5.1 Wat is een aandeel? Een deelbewijs in een onderneming Een aandeel is een eigendomsbewijs dat een deel in het kapitaal van een onderneming vertegenwoordigt. Wie een aandeel van een onderneming koopt, zorgt voor kapitaalinbreng in dit bedrijf en wordt dus 'aandeelhouder'. Via de uitgifte van verscheidene aandelen wordt het kapitaal verspreid over een aantal eigenaars, mede-eigenaars genoemd, die recht hebben op een deel in de winst van het bedrijf. Dit winstaandeel wordt in vele gevallen jaarlijks aan de aandeelhouders uitbetaald in de vorm van 'dividenden'. Als er geen winst wordt gemaakt, is er dus geen dividend. Een aandeel bestaat uit een couponblad, genummerd coupons geven recht op dividend. Een aandeel wordt verhandeld op de beurs. 1.4.5.2 Liquiditeit Het is een risicodragende belegging. De levensduur van een vennootschap is in de praktijk immers onbegrensd. Dat is een belangrijk verschil met een obligatie, die een vaste looptijd kent. Aandelen vormen een risicokapitaal van een bedrijf. Bij eventuele vereffening- faling van het bedrijf staat de aandeelhouder als laatste bij de schuldeisers. Terugbetaalbaar bij verkoop van de aandelen of bij stopzetting of overname van de onderneming.. 1.4.5.3 Rendement Opbrengst bestaat uit de meerwaarden en een veranderlijke opbrengst, afhankelijk van de winst van de onderneming. Dit noemt men het dividend. Een dividend is een variabel inkomen in tegenstelling tot de vaste intrest van een obligatie: het is afhankelijk van de rendabiliteit van de onderneming. Hoe meer winst wordt gemaakt, hoe groter het dividend. Als de onderneming verlies lijdt, loopt de aandeelhouder een risico: de waarde van het aandeel daalt en het dividend blijft beperkt of er is helemaal geen dividend. 1.4.5.4 Fiscaliteit De meerwaarde van het aandeel is vrij van belastingen. Op de opbrengst of het dividend betaalt men 25 % belastingen. 1.4.5.5 Kosten Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 72 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Er zijn altijd kosten- o.a. beurstaks -verbonden aan aandelen, zowel bij inschrijving als bij verkoop. 1.4.5.6 Mogelijke varianten De aandelen (ook maatschappelijke aandelen genoemd) kunnen: - aandelen op naam of aan toonder zijn - met of zonder waardeaanduiding - gewone of preferente aandelen (wanneer ze recht geven op voorrang bij de winstverdeling of bij de verdeling van het maatschappelijk vermogen) - met of zonder stemrecht bij de algemene vergaderingen van de aandeelhouders. 1.4.6 De gemeenschappelijke beleggingsfondsen en ‘beveks’ Omdat een fonds middelen aantrekt van verschillende investeerders spreekt men van een collectieve belegging. Bovendien kunnen de beleggers het beheer van hun middelen overlaten aan een team va specialisten. 1.4.6.1 Wat is een gemeenschappelijke beleggingsfondsen en een ‘beveks’ Wat is een instelling voor collectieve belegging (ICB) ? Een ICB is een instelling voor het beheer van het spaargeld dat gemeenschappelijk door individuele beleggers wordt ingebracht. De bij het grote publiek meest gekende ICB's zijn de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en de beveks (beleggingsvennootschappen met veranderlijk kapitaal). De Franse afkorting 'sicav' is ook ingeburgerd. Wat is een gemeenschappelijk beleggingsfonds ? Een gemeenschappelijk beleggingsfonds is een collectieve portefeuille die vooral bestaat uit aandelen die zijn samengebracht dankzij de kapitaalinbreng van de deelnemers. Dit fonds is een onverdeelde massa en wordt beheerd door specialisten voor rekening van de eigenaars van de aandelen. Voorbeeld: de pensioenspaarfondsen. Wat is een bevek ? Bevek is de afkorting van beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal: - het is een beleggingsvennootschap: het doel ervan is te beleggen in financiële producten: aandelen, obligaties, schatkistbons, vastgoedcertificaten, enz. Wie een aandeel in een bevek koopt, koopt een verzameling van producten. - het is een vennootschap met veranderlijk kapitaal: wanneer een spaarder een aandeel van een bevek koopt, verhogen de beheerders het kapitaal van de vennootschap evenredig: de nieuwe inbreng wordt rechtstreeks belegd in de producten waarin de bevek gespecialiseerd is. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 73 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Wanneer een spaarder een aandeel van een bevek koopt, wordt het kapitaal ervan verhoogd en omgekeerd wordt het kapitaal verlaagd, als hij een aandeel afstaat. Momenteel zijn beveks een van de meest begeerde beleggingsinstrumenten voor de Belgische spaarders. 1.4.6.2 Liquiditeit Beleggers in beveks kunnen bovendien altijd in- en uitstappen. Dat is niet het geval voor de bevak (gesloten fonds), de tegenhanger van de Luxemburgse sicafi (société dinvestissement à capital fix). De bevak heeft een welbepaald aantal deelbewijzen, die bij de start (van de emissie) van het fonds wordt gecreëerd. Na de emissieperiode kunnen beleggers niet bij het fonds zelf aankloppen om aan deelbewijzen te komen (of om ze weer kwijt te raken). Wie ze nog wil kopen, zal iemand moeten vinden die ze wil verkopen. En wie uit het fonds wil stappen, zal een koper voor zijn deelbewijzen moeten vinden. Om dat een beetje vlot te laten verlopen, zijn de meeste bevaks of gesloten fondsen op de beurs genoteerd. Het geld staat vast tot de verkoop van de verschillende fondsen. 1.4.6.3 Rendement Er is keuzemogelijkheid tussen hoog rendement zonder veel risico’s of streven naar een zo hoog mogelijke meerwaarde met meer risico’s. Er is ook een combinatie mogelijk tussen de 2. Bijvoorbeeld: De waarde van een bevek varieert al naargelang de waarde van de producten waarin de bevek heeft belegd: dit is de inventariswaarde. Een bevek heeft dus geen koers: de waarde wordt niet bepaald door het spel van vraag en aanbod.. 1.4.6.4 Fiscaliteit Afhankelijk van het soort beleggingsfonds. Fondsen van het distributietype keren (als het kan) jaarlijks een dividend of coupon uit waarop 15 procent roerende voorheffing van kracht is. Fondsen van het kapitalisatietype herbeleggen het dividend. De belegger ontvangt op die manier zijn deel van de winst in de vorm van een belastingvrije meerwaarde, op het ogenblik dat hij het fonds verkoopt. 1.4.6.5 Kosten Hier staat wel tegenover dat fondsen niet gratis worden beheerd. Wie in een fonds stapt, moet er rekening mee houden dat de fondsen een beheersvergoeding aanrekenen. De beheersvergoeding schommelt tussen 1 à 1,5 procent. De beheerder van het fonds zal de vergoeding, meestal op maandelijkse basis, verrekenen in de waarde van het fonds. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 74 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Ook de instap en de uitstap zijn vaak niet gratis: vele fondsen rekenen enkele procenten aan als in- en uittredingskosten, veelal 2 à 3 procent. Instappen gebeurt dan niet tegen de inventariswaarde (zeg maar de intrinsieke waarde of de netto-actiefwaarde), maar tegen de inventariswaarde vermeerderd met de instapkosten. Zoals ook voor andere effecten het geval is in ons land, bestaat er voor verrichtingen met beleggingsfondsen een beurstaks. Die bedraagt: 0,14 procent bij de aankoop van deelbewijzen van het distributietype en 1 procent bij de aan- of verkoop van deelbewijzen van een kapitalisatiefonds. 1.4.6.6 Mogelijke varianten Er bestaan erg veel varianten van beveks, onder meer al naargelang de soort van waarden waarin de bevek belegt. Beleggers kunnen in ons land kiezen tussen twee grote types van beleggingsfondsen: beleggingsfondsen met een veranderlijk kapitaal en beleggingsfondsen met een vast kapitaal. In het eerste geval spreekt men van een open fonds, in het tweede geval van een gesloten fonds. Bij het eerste type van fonds kunnen investeerders op ieder moment nieuwe deelbewijzen kopen of hun bestaande deelbewijzen verkopen. Door die aan- en verkoopbewegingen varieert het kapitaal van het fonds. Bij fondsen met een vast kapitaal wordt slechts een vast aantal deelbewijzen aangeboden, die het kapitaal van het fonds vertegenwoordigen. De belangrijkste Belgische fondsen met veranderlijk en vast kapitaal zijn respectievelijk de bevek en de bevak. Verschillende investeringsstrategieën Er bestaat niet alleen juridisch een onderscheid. Ook op het vlak van de gevolgde investeringsstrategie bestaan er grote verschillen tussen fondsen. Er zijn obligatiefondsen, aandelenfondsen, vastgoedfondsen, thesauriefondsen, fondsen die zich toeleggen op een bepaald land, een bepaalde sector, een bepaalde munt. De grote investeringstypes zijn : - Aandelenfondsen: beleggen overwegend (minimum 75%) in aandelen. Daarnaast wordt dikwijls een beperkte hoeveelheid opties, warrants, of converteerbare obligaties in portefeuille aangehouden. - Obligatiefondsen: beleggen overwegend (minimum 75%) in vastrentende waarden, zoals obligaties en leningen met een looptijd van meer dan 3 jaar. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen obligatiefondsen zonder vaste looptijd en obligatiefondsen met een vaste looptijd. Een apart segment zijn de fondsen met middellange looptijd. Het bevat de fondsen die investeren in vastrentende effecten met een gemiddelde looptijd tussen één en drie jaar. - Monetaire fondsen: beleggen overwegend in liquiditeiten en kortlopende effecten, zoals termijndeposito, schatkistcertificaten, obligaties met een korte looptijd, commercial paper en thesauriebewijzen. De gemiddelde looptijd is minder dan zes maanden. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 75 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW - Fondsen met kapitaalbescherming of clickfondsen: de prestatie is gekoppeld aan het resultaat van een beursindex of een andere index, met bescherming van de initiële investering (exclusief kosten). Deze fondsen hebben een vaste looptijd. - Gemengde fondsen: beleggen zowel in aandelen, obligaties als liquiditeiten. Men maakt een onderscheid tussen agressieve gemengde fondsen (grotere proportie aandelen), defensieve fondsen (meer obligaties) en neutrale gemengde fondsen (evenwichtige verdeling tussen aandelen en obligaties) . - Vastgoedfondsen (vastgoedbevaks): beleggen overwegend in vastgoed. Ook fondsen die uitsluitend beleggen in bijvoorbeeld vastgoedcertificaten vallen hieronder. - Dakfondsen (fondsen van fondsen): beleggen voornamelijk in andere fondsen. - Pensioenspaarfondsen: beleggers kunnen hiermee aan pensioensparen doen en krijgen van de fiscus een extra steuntje. Ze worden verdeeld door verschillende Belgische banken. Het steuntje blijft beperkt (en het zal zeker het probleem van de vergrijzing niet oplossen); toch blijkt dat heel veel Belgen op die mogelijkheid inspelen. Elke belastingplichtige tussen 18 en 64 jaar kan aan pensioensparen doen. Hij opent daartoe een rekening voor een duur van minimum tien jaar. Er moet in die periode minstens vijf keer (in evenveel jaren) een bedrag op de rekening gestort worden, en elke storting moet minstens vijf jaar worden aangehouden (behalve in geval van overlijden). Het kapitaal mag ten vroegste worden opgenomen op 65 jaar, tenzij bij brugpensionering of als de statutaire pensioenleeftijd lager is (60 jaar voor een werkende vrouw). Die beperkingen onderscheiden de pensioenspaarfondsen van gewone beleggingsfondsen. Het jaarlijkse fiscale voordeel blijft beperkt tot maximaal 545,4 euro. Dat is tevens het maximale bedrag dat elke belastingplichtige jaarlijks mag storten Maak een overzicht van de verschillende spaar-en beleggingsvormen. Doe dit in tabelvorm als volgt: Spaarvorm omschrijving Liquiditeit rendement Fiscaliteit Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 76 Analyse van gezinsbudget Kosten Mogelijke varianten 3DE graad- 1ste leerjaar STW 1.4.7 Duurzaam sparen en beleggen Wanneer je spaart of belegt, dan geef je je geld aan een bank of een fonds. Met je geld worden leningen gegeven of aandelen gekocht van bedrijven. Meestal weet je niet waar je geld terechtkomt (welke bedrijven) en wat ermee gedaan wordt. Het kan gebruikt worden door bedrijven die kinderen gebruiken als goedkope werkkracht in de derde wereld, voor een investering die het milieu zwaar verontreinigt, voor de productie van wapens die gebruikt worden in oorlogen, … Wie duurzaam spaart of belegt weet dat zijn geld op een duurzame en positieve manier gebruikt wordt. Bovendien is aan alle duurzame spaar- en beleggingsformules die via Netwerk Vlaanderen aangeboden worden een solidariteit gekoppeld. Sociale organisaties verwerven hierdoor bijkomende middelen die ze in hun werking kunnen investeren. Steeds meer mensen beseffen dat zij met hun belegging meer kunnen bereiken dan alleen een financieel rendement. Zij willen hun geld toewijzen aan bedrijven die op een maatschappelijk verantwoorde manier ondernemen en zo bijdragen tot een duurzame ontwikkeling. De belegger van vandaag brengt dit criterium mee in rekening bij de keuze voor een beleggingsformule. Het specifieke van duurzame beleggingsfondsen is het feit dat zij een belegging niet alleen op haar financiële vooruitzichten beoordelen, maar ze vooraf doorlichten op een uitgebreide set criteria van duurzaam ondernemen. In deze totale risicoanalyse is ook plaats voor de inschatting van de maatschappelijke en menselijke risico’s van de bedrijfspolitiek. Een bedrijf werkt immers niet in het luchtledige, maar treedt permanent in interactie met de maatschappelijke en ecologische omgeving. De manier waarop een onderneming haar relatie met die omgeving vorm geeft, heeft een directe impact op het ecologische en menselijke rendement, factoren die ook het economische rendement beïnvloeden. Vandaar dat meer en meer analisten vragende partij zijn om ook in deze aspecten van de bedrijfspolitiek een inzicht te krijgen. Voor het opzetten van dergelijke duurzame beleggingsfondsen kunnen banken en beleggingsvennootschappen een beroep doen op het advies van ETHIBEL. Het bedrijvenonderzoek dat aan de basis ligt van de fondsen die het ETHIBEL-keurmerk dragen, kenmerkt zich precies door deze totaalvisie op het duurzame ondernemen. ‘Duurzaam beleggen’, investeren in duurzame ondernemingen, staat een goed rendement overigens niet in de weg. Duurzame beleggingsformules renderen even goed of zelfs beter dan de ‘klassieke’ beleggingsproducten. Dat hoeft niet te verwonderen. Duurzaam ondernemen impliceert een lange termijnvisie en een degelijk management. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 77 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW HOOFDSTUK 4 Analyse van gezinsbudgetten: inkomsten < uitgaven: LENEN EN KREDIETEN Inleiding Bron : www.stabel.fgov.be Consumptiekrediet : resultaten 2001 In de loop van 2001 steeg de schuldmassa met 3,8% vergeleken met het vorige jaar. De productie van verrichtingen op afbetaling daarentegen, loopt in 2001 duidelijk terug: de reële daling van het geleende bedrag bedraagt 4%. Kredietproductie In de loop van 2001 loopt de productie van verrichtingen op afbetaling, vergeleken met dezelfde periode in 2000, duidelijk terug. Uitgedrukt in aantal contracten verliest ze 6,2% en komt daarmee op haar laagste niveau. In waarde uitgedrukt verliest ze 1,6% of reëel 4,0%. Het aantal nieuwe kredietopeningen stijgt daarentegen in vergelijking met het voorgaande jaar: het productiepeil ligt op 416.545, 9,4% meer contracten dan in 2000. Wanneer we de evolutie van het aantal contracten vergelijken met die van de toegekende bedragen zien we dat de verbruiker minder vaak leent, maar dat zijn uitgaven groter zijn. Productie van verrichtingen op afbetaling (1994=100) Waarde van het verleende krediet - Aantal contracten De verrichtingen op afbetaling omvatten leningen op afbetaling, verkopen op afbetaling en leasing. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 78 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Het verschil in het verloop van de twee reeksen - aantal contracten en toegestane kredieten weerspiegelt de stijging van het gemiddelde geleende bedrag per contract. Uitstaande bedragen of schuldmassa De uitstaande bedragen aan consumptiekrediet zijn in de loop van 2001 met 3,8% gestegen tot 13,2 miljard euro. Het gaat over 4,5 miljoen contracten. Uitstaande bedragen in het tweede semester 2001 Aantal Bedragen Evolutie Evolutie Bestaande contracten contracten (in miljard EUR) 2001/2000 (%) 2001/2000 (%) (in miljoen) Consumptiekrediet 13,230 +3,8% 4,469 +3,1% Verrichtingen op 10,708 +5,0% 1,886 -0,1% afbetaling Kredietopeningen 2,522 -0,9% 2,584 +5,5% Wat het consumptiekrediet betreft, komen de uitstaande bedragen overeen met de totale schuldmassa; kredietopening is verbonden met een kredietkaart of met het toestaan van een debetsaldo op een rekening. Technische gegevens Sedert 1994 onderzoekt het NIS het consumptiekrediet verleend door de financiële instellingen (geregeld door de wet van 12 juni 1991). De gegevens worden om de zes maanden verzameld bij de erkende kredietverleners, m.a.w.: de kredietinstellingen; de financiële instellingen die geen spaargeld beheren; de verkopers die zelf krediet verstrekken. Het consumptiekrediet omvat twee categorieën leningen: verrichtingen op afbetaling - daartoe behoren leningen op afbetaling, verkopen op afbetaling en leasing; kredietopeningen - verbonden met een kredietkaart of met het toestaan van een debetsaldo op een rekening. De gedetailleerde resultaten worden weldra gepubliceerd in Statistieken van het consumptiekrediet - tweede halfjaar 2001, verkrijgbaar bij onze infoshops. Voor bijkomende methodologische inlichtingen: contacteer Philippe De Wint (tel: +32 [0]2.548.62.46). 1 ALGEMEENHEDEN Het geld dat je bij een bank onderbrengt. Gebruikt die op haar beurt onder meer om kredieten toe te staan aan particulieren, bedrijven, andere banken en de overheidssector. Voor zo’n krediet vraagt de bank natuurlijk een vergoeding de rente van de lening. 1.1 Wat is ‘Krediet’ en ‘lenen’? De termen ‘krediet’ en ‘lenen’ worden vaak door elkaar gebruikt, wat erop wijst dat het verschil tussen beide niet erg groot is. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 79 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Bij de lening wordt effectief geld afgeven aan de lener, terwijl bij het toestaan van een krediet de mogelijkheid verleend wordt aan de kredietnemer om geld op te nemen. Een krediet is de terbeschikkingstelling van goederen of van geldelijke bedragen die pas later zullen worden betaald of terugbetaald. De banken zijn de grootste kredietverstrekkers. De banken groeperen de deposito's die bij hun cliënten zijn ingezameld, en vormen ze om tot kredieten die over het algemeen voor grotere bedragen en langere termijnen zijn. 1.2 Kredietvormen: algemeenheden Lees aandachtig onderstaande voorbeeldsituaties. Duid met kleurstift de vormen van krediet aan. Voorbeeldsituaties: Voorbeeld 1 De Heer Devroe heeft een zichtrekening, hij laat maandelijks zijn loon storten op die rekening. Iedere maand heeft hij behoorlijk wat betalingen te doen, daar komt nog een herstelling aan zijn wagen bij, ziekenhuisonkosten, een defect aan de centrale verwarming. Vlug merkt hij dat zijn rekening onder nul komt de staan. Op zijn laatste rekeninguittreksel staat een debetsaldo van –852 €. Voorbeeld 2 De heer Devroe gaat regelmatig eens gastronomisch gaan eten. Hij betaalt de rekening in het restaurant met zijn Visa-kaart. Jaarlijks gaat hij op reis naar het buitenland, ook daar maakt hij gebruik van zijn Visa-kaart. Voor hem is dit een groot gemak hij hoeft geen grote hoeveelheden geld op zak te hebben. Daar komt nog eens bovenop dat hij slechts op het einde van de maand zijn rekening hoeft aan te zuiveren. Voorbeeld 3 De heer en mevrouw Devroe gaan beiden buitenshuis werken, één maal per week gaan ze op zaterdag aankopen doen. Ze gaan regelmatig naar warenhuizen en winkelketens die aangesloten zijn op het Auroranet, via hun Aurorakaart kunnen ze aankopen doen zonder één frank op zak te hebben, soms doen ze ook aankopen die niet voorzien zijn in het week- of maandbudget. Voorbeeld 4 In het gezin Devroe hebben ze deze week geen geluk, op maandag doet de wasmachine het niet meer, op dinsdag is de TV- defect. Zonder wasmachine gaat het niet want een gezin met 5 personen heeft heel wat vuil linnen. Ook de televisie is een must binnen het gezin. De heer Devroe beslist om spoedig de TV en de wasmachine te vervangen. Hij heeft deze uitgaven echter niet gebudgetteerd deze maand. Hij bezoekt een elektrozaak doet zijn aankopen, betaalt een voorschot en betaalt de rest op afbetaling of termijn. Voorbeeld 5 Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 80 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Reeds geruime tijd wil de oudste zoon in het gezin Devroe een eigen computer kopen, hij beschikt echter niet over voldoende centen, hij voorziet wel dat hij in juli na het uitvoeren van zijn vakantiejob wel voldoende centen zal hebben. Na zijn stageperiode in april heeft zijn computer dagelijks nodig in Gent om zijn eindwerk af te werken. Hij beslist in de maand maart om een eigen computer aan de kopen, hij gaat ten rade bij zijn financiële instelling als het mogelijk is om een lening af te sluiten. Voorbeeld 6 De familie Devroe zijn fervente filmkijkers, ze zijn al lang aan het uitkijken naar een DVDspeler, maar zien het financieel niet zitten om er nu één aan te kopen. Op hun wekelijkse koopnamiddag zien ze in het plaatselijk filiaal van ‘Photo-hall’ een aanbod staan met de vermelding ‘krediet tegen 0 %’. De heer en mevrouw Devroe vragen meer uitleg aan de verkoper. Voorbeeld 7 De heer Devroe bekijkt iedere week de gratis advertentiekranten die hij in zijn brievenbus vindt. Hij leest er onder de rubriek ‘GELD’ ‘ geldzorgen, misschien kan ik u helpen met een lening, tel …’ We vergelijken de verschillende kredietvormen op volgende punten: -geschiktheid; -kostprijs; -plus- en minpunten -wetgeving. 1.2.1 Geschiktheid Voor wie en wanneer is deze kredietvorm geschikt, met andere woorden wanneer is deze vorm van krediet verantwoord. 1.2.2 Kostprijs Welke kosten brengt deze kredietvorm met zich mee? 1.2.3 Plus- en minpunten Welke zijn de voor- en nadelen verbonden aan deze kredietvorm? 1.2.4 Wetgeving Het krediet aan particulieren is wettelijk geregeld. De bescherming van de consument tegen zichzelf (overmatige schuldenlast) en tegen kredietverleners die misbruik zouden kunnen maken van zijn naïviteit of zijn gebrek aan financiële middelen, wordt geregeld bij een aantal Europese richtlijnen en Belgische wetten. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 81 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Daarenboven hebben de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het koninklijk besluit van 15.4.1985 betreffende de risicocentrale eveneens een belangrijke weerslag op de kredietverlening aan particulieren. 2 ENKELE KREDIETVORMEN 2.1 Automatisch krediet Gebruik maken van het automatisch krediet is niets meer dan onder nul gaan: debet op je zichtrekening. Je mag van je financiële instelling een bepaald bedrag ‘in het rood staan’. Automatisch krediet wordt onder volgende voorwaarden toegekend: -na opening van een zichtrekening, wel is er een wachttijd voorzien van 1 tot 3 maanden. Waarom? -dikwijls vraagt men je loon op die rekening te laten domiciliëren. Wat is domiciliëren? -je mag niet blijven onder nul staan; in veel gevallen moet de rekening na 3 maanden een positief saldo vertonen. 2.1.1 Geschiktheid Hiermee kan je een moeilijke financiële periode overbruggen. Je kan uitgaven doen op het ogenblik dat je zichtrekening ontoereikend is, maar waarvan je weet dat er binnenkort verandering komt. 2.1.2 Kostprijs Automatisch krediet is een vrij dure formule, bij de ene fin. instelling al duurder dan bij de andere. Naargelang de instelling moet je rekenen op een jaarlijkse intrest van 10 tot 20 %. voorbeeld De heer Devroe heeft een rekening bij een fin. instelling, hij heeft een toegestaan debetbedrag van 1.249,99 €, de bank rekent een rente aan van 14 % op toegestaan debetbedrag en een rente van 15,40 % aan op het niet toegestaan debetbedrag. Zijn rekening vertoont op 2 januari een debetstand van 1345,50€ en op 2 februari is de debetstand nog steeds niet aangezuiverd. Bereken de rente die zal aangerekend worden! Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 82 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 2.1.3 Plus- en minpunten Plus -D kredietformule is heel soepel, je betaalt terug wanneer je kunt of verkiest. -Je hoeft je financiële problemen niet voor te leggen aan je financiële instelling, je mag gewoon verder betalingen uitvoren. Min -Automatisch krediet is niet aan te raden voor grote bedragen en lange perioden, je betaalt teveel intrest, -Indien je langer dan 3 maanden onder nul staat kan je in een moeilijke situatie terechtkomen tegenover je financiële instelling. 2.1.4 Besluit Formuleer hier een besluit! 2.2 Kredietkaarten 2.2.1 Geschiktheid Een kredietkaart is een ideale aanvulling van een debetkaart. Je kan betalen met een kredietkaart zowel in het buiten- als in het binnenland in restaurants, winkels, hotels waar je de Visa, MasterCard, Diner- of American-express-stickers vindt. Het bedrag gaat niet meeteen van je rekening zoals bij een gewone bankkaart. Al je uitgaven met je kredietkaart worden in één keer afgerekend aan het einde van de maand. Zo geniet je dus kosteloos uitstel van betaling. Vandaar de naam kredietkaart. Je kan ook geld uit de muur halen, je betaalt hiervoor wel kosten en je hebt een geheime code nodig. 2.2.2 Kostprijs -Er wordt een jaarlijkse bijdrage gevraagd. vb. een visa-kaart bij Fortis 19,83 € -Bij American Express en Diners Club wordt daarnaast ook een éénmalig inschrijvingsrecht aangerekend. -Je geniet gratis uitstel van betaling tussen het ogenblik waarop je betaalt en dat dag waarop je de maandelijkse afrekening krijgt. Er worden geen intresten aangerekend op voorwaarde dat je rekening een positief saldo vertoont. -Wanneer je voor een gespreide betaling kiest, moet je wel intrest betalen. Het tarief kan verschillen naargelang de instelling en de kaart. 2.2.3 Plus- en minpunten Plus Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 83 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW -Kredietkaarten zijn een verleidelijk betaalmiddel: het is gemakkelijk, je krijgt uitstel van betaling, je hebt een doorlopend krediet, het is veiliger dan gewone bankbiljetten. -De kaarten kunnen gemakkelijk in het buitenland worden gebruikt, -Bij een onvoorziene uitgave heb je steeds de mogelijkheid om te betalen. Min -De kans op een overmatige schuldenlast is reëel, de uitgaven zijn immers niet onmiddellijk te voelen en sommige mensen maken niet zelf hun ‘rekening’. 2.2.4 Besluit Formuleer hier een besluit! 2.3 Budgetkaarten De budgetkaarten zijn volop in opmars, vele grootwarenhuizen bieden een dergelijke kaart aan. Voorbeelden zijn Carrefour, Colruyt, Delhaize… Ook postorderbedrijven geven soms een budgetkaart uit. Die kaarten kan je enkel gebruiken in de winkels van bepaalde ketens of winkels die tot het betrokken net toegetreden zijn. Je kan met sommige kaarten maar voor een welbepaald bedrag kopen per maand. Voorbeeld PHOTO HALL biedt u volgende diensten aan in zijn winkels DE AURORA KAART Met de AURORA kaart (*) is uw aankoop 100 % gefinancierd : € 0 voorschot. Geen minimum aankoopbedrag, vaste en ronde afbetalingen (5, 10 of 20% van de reserve), een permanente geldreserve (van € 500,00 tot € 3000,00) en een uittreksel van uw maandelijkse rekening. De kaart is uitsluitend beschikbaar voor aankopen in de winkel. 2.3.1 Geschiktheid Je betaalt je aankoop met een budgetkaart, waardoor je tijdelijke financiële uitgaven of moeilijkheden kan oplossen of voorkomen. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 84 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Er zijn vaak twee betalingsmogelijkheden, ofwel: -onmiddellijk: het bedrag van je uitgaven wordt dan enkele dagen later automatisch van je zichtrekening afgetrokken, op grond van de bankdomiciliëring die je hebt ondertekend bij aanvraag van de kaart; -met uitstel: één keer per maand krijg je dan een overzicht van je uitgaven. Je vereffent meteen het totale bedrag, ofwel beslis je enkel het vereiste minimumbedrag te betalenafhankelijk van de soort kaart- en je spreidt de rest over de volgende maanden. Hier maak je gebruik van een doorlopend krediet. Uiteraard moet je intrest betalen. Nieuw is de budgetkaart gekoppeld aan een financiële instelling. Voorbeeld de Post-Budgetkaart Er zijn 2 mogelijkheden: -men betaalt een aankoop in een handelszaak met een Aurora-logo; -kan men ook gebruik maken van een krediet, men laat een bepaald bedrag overschrijven op de postchequerekening, en maandelijks betaalt men min 5 % van het geleende bedrag terug. 2.3.2 Kostprijs -De budgetkaart wordt gratis verstekt. -Naargelang de kaart kost het doorlopend krediet, uitgedrukt in een werkelijke jaarlijkse intrestvoet tussen 20,98 en 24,16 %, dus bijna het wettelijk toegestane maximum. -Daarbij worden heel dikwijls beheerskosten aangerekend en vaak biedt men je ook allerlei verzekeringen aan. 2.3.3 Plus- en minpunten Plus -Je aankopen hoef je meestal maar een maand later te betalen, -Men betaalt terug aan eigen tempo. Min -Voor het verkrijgen van een budgetkaart moet een lange en indiscrete vragenlijst worden ingevuld over je gezin- en beroepssituatie, inkomsten, je werkgever, het al of niet bezitten van een woning, … -De kaart is duur in gebruik, door de hoge intrestvoet die gehanteerd wordt, -De kans op onoverdachte aankopen en een overmatige schuldenlast is niet ondenkbaar. 2.3.4 Besluit Formuleer hier een besluit! Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 85 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 2.4 Lening op afbetaling Bij een lening op afbetaling wil je een financiering voor een welbepaalde aankoop, of om onvoorzien uitgave vb een trouwfeest, een reis, een onverwachte rekening,… 2.4.1 Geschiktheid Met een lening op afbetaling kan je doorgaans een geldnood tot 25.000 €, terug betalen in 3 tot 84 maandelijkse afbetalingen. Dit is afhankelijk van het geleende bedrag en het type krediet. 2.4.2 Kostprijs De kostprijs is afhankelijk van het geleende bedrag en de looptijd van het contract. 2.4.3 Plus- en minpunten Plus -De persoonlijke lening is een kredietvorm die je in staat moet stellen onverwachte uitgaven of nuttige grote uitgaven te financieren. -De financiële instelling hoeft niet altijd te weten voor welke doeleinden dit bedrag dient, -Voor langere termijnen is een persoonlijke lening goedkoper dan maximaal gebruik te maken van automatisch krediet. Min -De kans op een overmatige schuldenlast is bij sommige mensen reëel. 2.4.5 Besluit Formuleer hier een besluit! 2.5 Verkoop op afbetaling Bij die kredietvorm sluit je een verbintenis af met de verkoper om de aankoopsom in een vast aantal maandelijkse afbetalingen rechtreeks aan hem over te maken. Bij de verkoop op afbetaling is het betalen van een voorschot vereist. Het aangekochte goed is onmiddellijk meeneembaar onder voorbehoud van goedkeuring van het dossier. 2.5.1 Geschiktheid Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 86 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Die kredietvorm is toegestaan voor de aankoop van roerende goederen, zoals meubelen, huishoudapparatuur, hifi-apparatuur, computers, … of bepaalde diensten zoals reizen, autoherstellingen,… 2.5.2 Kostprijs Er wordt intrest gerekend op de maandelijkse afbetaling, de intrest is wettelijk vastgesteld. 2.5.3 Plus- en minpunten Plus -Zo’n krediet is soms gemakkelijk te krijgen bij de verkoper dan bij een financiële instelling, vooral wanneer je kredietwaardigheid de wensen overlaat. Min -Verkoop op afbetaling is een heel duur krediet. 2.5.4 Wetgeving Volgens de definitie in de wet is een verkoop op afbetaling een kredietovereenkomst waarbij normaliter zakelijke roerende goederen worden aangekocht of diensten worden verleend en waarvan de prijs via periodieke stortingen in minstens drie afbetalingen wordt vereffend, het voorschot niet meegerekend. Er dient een voorschot van minstens 15% van de verkoopprijs aan de verkoper te worden betaald wanneer het contract wordt getekend. Zolang het voorschot niet is betaald, is er geen sprake van verkoop. 2.5.5 Besluit Formuleer hier een besluit! 2.6 Krediet tegen O% Als een handelaar aan de verbruiker de mogelijkheid biedt om te kopen tegen een rentevoet van 0 %, dan is de betekenis van het aanbod duidelijk: de klant zal juist hetzelfde betalen als de werkelijke prijs van het product. In veel gevallen biedt men de klanten een korting aan voor contante betaling en die is de klant die op krediet koopt dan wel kwijt. Voorbeeld PHOTO HALL biedt u volgende diensten aan in zijn winkels HET KREDIET INTREST 0 % : CITIBANK en CETELEM (*) Wij bieden u een 0% intrest krediet (**) in 12 maandelijkse afbetalingen voor elke minimum aankoop van € 315 uitsluitend voor aankopen in de winkel. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 87 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW (*) Ook 3 maal zonder kosten en zonder voorschot, na aanvaarding van het dossier door CETELEM en geldig voor een aankoop van minimum € 222 en maximum € 1248. (**) Verkoop op afbetaling. Jaarlijkse werkelijke globale rentevoet 0%. Voorschot 20%. 2.6.1 Geschiktheid Die kredietvorm wordt meestal aangeboden door verkopers van meubelen, hifi-apparatuur, auto’s,… 2.6.2 Kostprijs Normaal gezien mag je dat niets kosten, maar er zijn echter wel winkels waar hetzelfde artikel goedkoper wordt aangeboden. 2.6.3 Plus- en minpunten Plus -Een aanbod voor een gratis krediet kan heel interessant zijn, maar verlijk zorgvuldig alle prijzen in verschillende verkoopspunten. Min -Je korting voor een contante betaling ben je kwijt. 2.6.4 Besluit Formuleer hier een besluit! 2.7 Leningen via advertenties Het gaat hier om een aanbod voor iemand die dringend geld nodig heeft. En via bovenstaande mogelijkheden moeilijk aan een krediet geraakt. 2.7.1 Geschiktheid Het aangaan van een dergelijk krediet is voor geen enkele situatie geschikt. 2.7.2 Kostprijs Meestal is een lening via een kleine advertentie allesbehalve goedkoop. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 88 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW De klant wordt vaak misleid door dergelijke advertenties. 2.7.3 Plus- en minpunten Plus -Er is geen enkel pluspunt verbonden aan deze vorm van krediet. Min -Dergelijke leningen gaan soms gepaard met hoge risicio’s, soms hebben we te doen met oneerlijke mensen, -Een dergelijke lening is zeer duur 2.7.4 Besluit Formuleer hier een besluit! 2.8 Andere vormen van krediet zijn: - De leasing of financieringshuur: volgens de wet is leasing een kredietovereenkomst waarbij één van de partijen zich ertoe verbindt aan de andere partij een zakelijk roerend goed ter beschikking te stellen tegen een vaste prijs die door de andere partij periodiek moet worden betaald, inclusief een aankoopoptie, vb. auto, computer. -Woonkrediet Een hypothecair krediet of een hypothecaire lening is een krediet op lange termijn bestemd voor natuurlijke personen die een woning wensen te bouwen, aan te kopen of om te bouwen. Deze vorm van krediet is wellicht het beste voorbeeld van de vertrouwensrelatie die tot stand kan komen tussen een particuliere cliënt en zijn bankier. Vaak gaat het om de belangrijkste aankoop in een mensenleven, namelijk de aankoop van een woning. Afhankelijk van de marktsituatie stellen de banken twee grote soorten hypothecair krediet voor: met een vaste rentevoet gedurende de volledige looptijd van de terugbetaling of met een variabele rentevoet die de evolutie van de basisrente voor geld volgt. Uiteraard bestaan er tal van varianten op beide mogelijkheden: een vaste rentevoet gedurende een bepaalde periode en een variabele rentevoet gedurende een andere periode, vaststelling van een plafondrente die de kredietnemer beschermt tegen grote fluctuaties, enz. Iedereen kan een hypothecaire lening op maat vinden. Maak een overzicht van de verschillende kredietvormen. Doe dit in tabelvorm als volgt: kredietvorm omschrijving geschiktheid kostprijs Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 89 Analyse van gezinsbudget pluspunten minpunten 3DE graad- 1ste leerjaar STW 3 PROBLEMEN EN GEVAREN BIJ GEBRUIK VAN KREDIET Steeds meer mensen met betalingsachterstallen Auteur: Lea Bosmans De Wakkere Consument: nummer 128 Datum: 30-01-2003 De Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België publiceerde zopas haar statistieken van 2002 betreffende betalingsachterstallen inzake consumentenkredieten en hypothecaire leningen. Eind 2002 waren bijna 402.589 personen met achterstallen en ongeveer 552.000 contracten geregistreerd, een stijging met respectievelijk 1,3 en 1,9% in vergelijking met 2001. Eind 2002 had één op drie geregistreerde contracten, betrekking op een consumptieve kredietopening. Deze kredietopeningen zijn zeer soepel, maar met de terugbetaling loopt het meer en meer fout, vooral van kredieten toegekend door niet-banken, zoals grootwarenhuisketens, financieringsmaatschappijen, postorderbedrijven. Deze centrale is nu nog een negatieve centrale, maar door de wet van 10.08.01 wordt het gegevensbestand uitgebreid tot een positief systeem waarin naast de betalingsachterstallen ook de consumentenkredieten en hypothecaire leningen met een normaal verloop worden opgenomen. De positieve centrale treedt in werking op 1 juni 2003. Het Verbruikersateljee reageerde al op deze gegevens en vindt deze evolutie van toenemende wanbetalingen inzake kredietopeningen verontrustend. Sommige handelaars zetten mensen aan tot consumptie en bieden hun daartoe gemakkelijk krediet aan. Bovendien geven de cijfers geen volledig beeld. Kleinere leningen of kredieten (bijv. kredietopeningen van minder dan drie maanden en voor een bedrag lager dan 1.250 €) vallen niet onder de wet op het consumentenkrediet en worden niet geregistreerd. Zo wordt bijv. ook geen rekening gehouden met veelvuldig in het rood gaan op de zichtrekening. Het Verbruikersateljee herinnert tenslotte aan het voorstel van Mevr. Magda De Meyer om buitensporige kredietreclame aan banden te leggen. Meer inlichtingen en het overzicht van de statistieken vindt u op de site van de Nationale Bank http://www.nbb.be of bij de documentatiedienst van de bank, tel. 02/221.20.33, fax 02/221.30.42 Verbruikersateljee, Agoragalerij, Grasmarkt 105, bus 51, 1000 Brussel, tel. 02/552.02.48, e-mail [email protected] Je geldproblemen blijven aanslepen: je hebt reeds meerdere schulden en je kunt je moeilijkheden niet meer de baas met verschillende kredieten. Wat kun je doen? 1.1 Waar kan je terecht bij geldproblemen? 3.8.1 Schuldcentralisatie Wat is schuldbemiddeling? Dit is een dienstverlening, met het oog op het tot stand brengen van een nieuwe regeling voor het afbetalen van je schulden. In de praktijk leidde schuldbemiddeling tot talrijke misbruiken. Sommige organisaties traden op als tussenpersoon, vaak leidde dit tot frauduleuze praktijken. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 90 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Vandaar is: elke schuldcentralisatie of schuldbemiddeling is, op enkele uitzondering na, door de wet van 12 juni 1991 formeel verboden. De wet heeft de bemiddeling verboden in situaties wanneer een derde optreedt tussen consument en kredietgever. Schuldbemiddeling die verboden is, is strafbaar. Wie een vergoeding vraagt voor zijn schuldbemiddeling is eveneens strafbaar. Schuldbemiddeling is niet verboden in volgende situaties: -wanneer twee of meer kredietgevers samen overleg plegen aangaande de regeling met hun gemeenschappelijke cliënt; -de schuldbemiddeling door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn ambt; -de schuldbemiddeling is verder ook geoorloofd wanneer die wordt verricht door overheidsinstellingen of particuliere instellingen die daartoe door de overheid erkend zijn. Hier denken we aan het OCMW, CAW, de sociale dienst van een ziekenfonds. 3.8.2 Ondersteuning via OCMW In het slechtste geval draagt je financiële ellende ertoe bij om de hulp in te roepen van een openbare instelling. Het OCMW van de gemeente waar je gedomicilieerd bent, heeft als opdracht je te helpen zodat je een menswaardig bestaan kunt leiden. Daarom is het zijn plicht elementaire dienstverlening te bieden. De wet stelt 2 vormen van dienstverlening voor: Sociale hulpverlening is een heel algemene hulpverlening. Je kunt geldelijke steun vragen of dienstverlening. Het OCMW kan je ook helpen bij administratieve formaliteiten, tussenkomsten bij onderhandelingen met je schuldeiser,… zonder je schulden uiteraard te delgen. In bepaalde gevallen word je financieel geholpen, maar in vele gevallen wordt bepaald hoe de terugbetaling moet gebeuren. Samen met je schuldeisers kan je maatschappelijk werker van het OCMW een plan opstellen om je schulden af te betalen. Budgetbegeleiding, het helpen het geld verstandig te besteden, zal problemen vermijden in de toekomst. Uitkering van het leefloon, is het minimuminkomen waarop iedere meerderjarige recht heeft die al 5 jaar of langer in België verblijft. Je moet wel aan bepaalde voorwaarden voldoen en in principe moet je ook de Belgische nationaliteit hebben. Als je bestaanmiddelen onder het leefloon liggen, moet het OCMW het verschil bijpassen. Vanaf 1 oktober 2002 is een nieuwe wet van toepassing, namelijk de wet inzake het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002. Die wet vervangt de oude bestaansminimumwet van 1974. Net zoals de oude bestaansminimumwet, voorziet de nieuwe wet in een uitkering voor mensen die geen inkomen hebben. Die uitkering heet leefloon in plaats van bestaansminimum. Zij werd verbeterd. Het bedrag werd sinds januari 2002 met 4% verhoogd. De samenwonende echtgenoten hebben nu elk een individueel recht op een leefloon. Het Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 91 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW bedrag van het leefloon voor alleenstaande ouders die onderhoudsgeld moeten betalen voor hun kinderen of die voor de helft van de tijd samenwonen met hun kinderen in het kader van co-ouderschap werd verhoogd. Tenslotte hebben de vreemdelingen ingeschreven in het bevolkingsregister voortaan ook recht op maatschappelijke integratie. De wet doet echter nog veel meer dan dat. Voor wie jonger is dan 25 jaar, geeft de wet tal van nieuwe kansen en mogelijkheden bijvoorbeeld om aan een betaalde job te geraken, om terug naar school te gaan of te studeren, of in een project inzake maatschappelijke integratie te stappen zodat u bijvoorbeeld een beroepsopleiding van de VDAB of taallessen kan volgen of enkele uren per week in het dierenasiel of in de kringloopwinkel kan gaan meehelpen. Ook voor wie ouder is dan 25 jaar, geeft de wet een hele hoop mogelijkheden om een baan te vinden, of voor een maatschappelijk integratieproject te kiezen. Hoeveel bedraagt het leefloon? Het bedrag dat u elke maand kunt krijgen bedraagt: - als u samenwoont met één of meerdere personen: 389,11 EUR - als u alleenstaande bent: 583,66 EUR - als u alleenstaande bent, maar u betaalt een onderhoudsbijdrage voor uw kinderen: 680,94 EUR - als u alleenstaande bent, maar met een co-ouderschap voor één of meerdere kinderen: 680,94 EUR - als u alleenstaande bent, maar met één of meerdere kinderen ten laste: 778,21 EUR Het gaat hier om de bedragen op 1 oktober 2002. Indien u dakloze bent en een huisvesting vindt, dan kunt u een bijkomend bedrag van 778,21 EUR krijgen. U kunt dat slechts één keer vragen. 3.8.3 Ondersteuning van een CAW – centrum algemeen welzijn De sector van het algemeen welzijnswerk vormt een buffer tussen de maatschappelijke basisvoorzieningen enerzijds en de zwaardere zorgsectoren anderzijds. Het betreft met name een sector die in staat is via een soepel organisatiemodel die opdrachten te vervullen die tegemoet komen aan de noden van alle burgers, maar anderzijds zich prioritair richt tot personen en groepen met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen. Uitgangspunt blijft hierbij : een rechtstreeks toegankelijke, goed bereikbare en voldoende gespreide hulp- en dienstverlening ten aanzien van een brede waaier van sociale en psychosociale problemen, met bijzondere aandacht voor diverse risicogroepen en groepen die moeilijk te bereiken zijn. In dit kader situeren zich drie types van voorzieningen, met name: -de autonome centra voor algemeen welzijnswerk; -de centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen; -de centra voor teleonthaal. De 29 autonome centra voor maatschappelijk werk richten zich in principe tot de hele bevolking, maar dienen een specifieke aandacht te hebben voor personen, gezinnen en bevolkingsgroepen met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen. Deze kunnen er terecht met allerlei vragen en problemen, zoals jongerenproblematiek, gezins- en relationele problemen, opvang van thuislozen… Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 92 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW De centra voor algemeen welzijnswerk kunnen, naast het vervullen van hun algemene opdracht, opgedragen worden bijkomende taken op zich te nemen ten behoeve van bepaalde doelgroepen, problematieken en/of regionale behoeften. Eén ervan is van toepassing voor personen met een hoge schuldenlast: de schuldbemiddeling. De 40 centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen maken organisatorisch deel uit van de ziekenfondsen, of kunnen door hun werking als dusdanig worden beschouwd. Zij staan open voor iedereen, maar richten zich voornamelijk naar de leden van het ziekenfonds en zijn in die zin specifiek gericht op personen die door ouderdom, ziekte of handicap blijvend of tijdelijk problemen ondervinden of dreigen te ondervinden. De 5 centra voor teleonthaal richten zich tot elke burger. Zij bieden directe telefonische hulp aan via een permanente, 24-uursbereikbaarheid op het nummer 106. Bron: Copyrights 2002 Kabinet Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking. 3.9 Vaststelling niet-betaling Tot hiertoe werd aangenomen dat de schuldenaar solvabel was, dit betekent dat hij over de nodige middelen beschikt om zijn schulden te betalen. Wanneer de schuldenaar niet langer over de vereiste middelen beschikt, zal er in eerste instantie beslag gelegd worden op het loon. Is dit echter onvoldoende om zijn verplichtingen na te komen, dan stelt de rechter vast dat hij zich in staat van ‘kennelijk onvermogen’ bevindt. Loonbeslag en loonoverdracht Bij het afsluiten van een kredietcontract, ondertekenen de schuldenaar en zijn borg bijna altijd een overdracht van loon. Hierin geef je de schuldeiser het recht om rechtsreeks bij je werkgever een deel van je loon op te eisen mocht blijken dat je de schulden niet terugbetaalt. In dat geval moet de schuldeiser niet naar de rechtbank. Om een evenwicht te waarborgen tussen de levensbehoefte van de werknemer en de rechten van de schuldeiser, stelt de wet dat de loonbedragen en sociale uitkeringen slechts binnen bepaalde perken voor beslag of overdracht vatbaar zijn. Kennelijk onvermogen Het gevolg van die verklaring is dat alle schuldvorderingen opeisbaar zijn. Alle schuldeisers hebben het recht afzonderlijk te proberen een zo groot mogelijk deel van hun vordering betaald te krijgen, of af te spreken om samen een akkoord af te sluiten met de schuldenaar. Indien alle schuldeisers ermee instemmen, kunnen zij met de schuldenaar tot een boedelafstand overeenkomen. Deze schuldenaar staat daarbij zijn vermogen af aan de schuldeisers, die dit onder elkaar verdelen. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 93 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW De schuldeisers behouden hun rechten om later van de schuldenaar te eisen dat hij hun deel voldoet, dat niet kon worden voldaan uit de opbrengst van de boedelafstand. Ook de rechter kan tot een boedelafstand besluiten. Dit wordt beschouwd als een gunst voor de schuldenaar, zodat de rechter die alleen kan toestaan indien de schuldenaar te goeder trouw is, maar door tegenslag insolvabel werd. De gevolgen van gerechtelijke boedelafstand zijn dezelfde als bij een contractuele, met dit verschil dat de beslissing van de rechter al de schuldeisers bindt, ook al stemmen zijn er niet mee in. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 94 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Didactische oefeningen Krediet bij jongeren Recente cijfers zijn terug te vinden op de volgende site : http://lerweb.khlim.be Onregelmatige kredietovereenkomsten site : http://verbruikersateljee.be Koop friet op krediet Een kritische kijk op kredietreclame http://verbruikersateljee.be Financiële problemen bij verkeerd gebruik van krediet een persoon vragen rond schuldbemiddeling Dienst budget en schuldbemiddeling Via het interent kunnen de leerlingen diensten voor budget en schuldbemiddeling opzoeken. Mogelijke vraagstellingen naar leerlingen toe zijn: -wat is een dienst voor budget en schuldbemiddeling -hoe gaat de dienst voor budget en schuldbemiddeling te werk wanneer iemand financiële problemen zich aanmeldt? -op welke manier kan een dienst voor budget en schuldbemiddeling hulp bieden? -waar kan je een dienst voor budget en schuldbemiddeling vinden in uw stad, gemeente? Welke vastrentende belegging brengt het meest op? www.het.beleggers.net Wat brengt het meest op? Het eenvoudige spaarboekje, een termijnrekening, een kasbon of een obligatie? Het recht op maatschappelijke integratie via LEEFLOON. Sinds 1 oktober 2002 is er de nieuwe wet op leefloon. Deze wet is te vinden via verschillende site op internet. Enkele bronnen: -testaankoop 'Budget en recht' (te raadplegen in iedere Openbare bibliotheek) Regelmatig verschijnt er actuele informatie omtrent sparen en beleggen, ontsparen en lenen. -Boek: 'Wegwijs recht' Roger Dillemans - Anne De Moor - Davidsfonds Leuven uitgave 2001 deel 'Lenen' Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 95 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Oefening: sparen en beleggen, via internet Auteur: Pieter Dhuyvetter E-mailadres(sen): [email protected] Surf naar http://www.kbc.be en kies voor simulaties. Kies voor Vermogensopbouw – bepaal uw risicoprofiel. Aan de hand van 9 vragen wordt bepaald waarin jij best belegt. Wat is jouw resultaat? Oefening: sparen en beleggen, via internet Auteur: gerda vandousselaere E-mailadres: [email protected] Hoofdstuk 3 Analyse van gezinsbudgetten Opdracht: Sparen en beleggen - Bespreek een spaar- en beleggingsvorm in een groepje van 4 Kies uit volgende beleggingsvormen: beleggingsvormen groepjes 1. spaarrekening / spaarboekje + pensioensparen 2. termijnrekening + voorhuwelijkssparen 3. kasbons / staatsbons Datum voor te stellen 4. obligaties 5. aandelen 6. beleggingsfondsen Lees de bespreking in je boek (zie pagina’s hierboven) over je beleggingsvorm. Ga informatie ophalen in een aantal financiële instellingen in je buurt over de gekozen beleggingsvorm en Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 96 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW ga vooral zoeken op de sites van de banken. www.kbc.be / www.bbl.be / www.dexia.be / www.fortis.be / www.bacob.be / www.bvb-abb.be / www.axa-bank.be www.detijd.be / www.duurzaam-beleggen.be / www.beleggingsplein.nl … Bespreek je beleggingsvorm op 5 verschillende vlakken: 1. nominale veiligheid 2. liquiditeit 3. rendement 4. fiscaliteit 5. kosten Maak een samenvatting in je groepje en zet dit op transparant om je beleggingsvorm te komen voorstellen aan de rest van je klas. Deze samenvatting bezorgen we aan de hele klas om de leerstof in te studeren. Dankzij die samenwerking besparen we iedereen wat tijd. LOGBOEK Data: VOOR GROEPSWERK BELEGGINGSVORM 1e verkenning van de sites van de banken op zoek naar doelgerichte informatie over je eigen beleggingsvorm. Maak een map ‘belegging 5AB 2003’ bij favorieten in de internet explorer en voeg alle bruikbare sites eraan toe. Bewaar eventueel je site in een nieuwe map in mijn documenten ‘belegging 5AB 2003’ of kopieer stukken tekst en logo’s of afbeeldingen in word en bewaar ze in deze map. Taakverdeling: www.kbc.be www.bbl.be www.fortis.be www.axa-bank.be www.dexia.be www.detijd.be www.duurzaam-beleggen.be Informatie in je handboek nalezen + instructies op blad nakijken specifiek voor jouw beleggingsvorm. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 97 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Vastleggen in je samenvatting: Omschrijving + nominale veiligheid Samenvatting verder aanvullen: punt 2+3 Liquiditeit Rendement Verder opzoeken van informatie op sites Afwerken samenvatting : punt 4+5 Fiscaliteit Kosten Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 98 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Oefening: ontsparen en lenen Auteur: gerda vandousselaere E-mailadres: [email protected] Opdracht Ontsparen en lenen Bepreek een kredietvorm in groepjes van 3 Op dezelfde manier vatten we elk 1 onderdeel van dit hoofdstuk samen. Dit vraagt echter minder opzoekingswerk. Kies uit: kredietvormen cursus groepjes Voor te stellen 1 automatisch krediet 2 kredietkaarten 3 klantenkaarten 4 lening op afbetaling 5 verkoop op afbetaling 6 autofinanciering 7 krediet tegen 0 % 8 leningen via advertenties Bespreek deze vormen van krediet op volgende 4 vlakken: geschiktheid kostprijs plus- en minpunten wetgeving Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 99 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Oefening : SPAREN EN BELEGGEN Onderstaande opdrachten horen bij hoofdstuk 3 Sparen en beleggen Aan de hand van enkele informatiebronnen kan men de leerlingen onderstaande opdrachten laten oplossen Dit kan: -als individuele opdracht -als opdracht per twee -als groepsopdracht Achteraf kan men een verwerking laten gebeuren voor de klassengroepen dit kan op verschillende manieren gebeuren denk maar aan: -een voorstelling voor de kas, door de individuele leerlinge, per twee of door de groep -een klassengesprek met gerichte vragen door de leerkracht Enkele nuttige informatiebronnen zijn: de brochure “Wegwijs” uitgegeven door de KBC – gratis aan te vragen in een KBC – kantoor deze brochure is volledig aangepast aan de euro, in deze brochure zijn ook een aantal documenten aanwezig te gebruiken bij het hoofdstuk de betaal middelen. Internetsites De site van de “Belgische vereniging van de Banken” www.abb-bvb.be → → → → → ga op de startpagina naar studenten en leraren zoek dit is de bank klik aan producten en diensten klik aan sparen en beleggen De site van de verschillende financiële instellingen in België enkele goede sites zijn www.dexia.be www.kbc.be www.bacob.be www.bbl.be, iets minder gebruiksvriendelijk voor de leerlingen De site van de financieel economische tijd www.tijdnet.be → → → → beleggen wegwijs in beleggen gids voor beginnende beleggers dossiers Duurzaan beleggen www.bacob.be www.femistyle.be → dossiers Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 100 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW → ethisch beleggen www.ethibel.org Onafhankelijk adviesbureau voor duurzaam en ethisch beleggen. Het Europees ETHIBELkeurmerk staat garant voor de ethische kwaliteit ... Beschrijving: Onafhankelijk adviesbureau voor duurzaam en ethisch beleggen. Vraag 4 moeten de leerlingen enkel hun spaarvorm invullen in het overzicht. Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 101 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 102 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Opdracht:………………………….. 1 Omschrijf -beschrijf de spaarvorm :……………………………….. 2 Beoordeel de spaarvorm:………………………….. Doe die voor 3 financiële instellingen Duid in de laatste kolom de verschillen aan tussen de drie financiële instellingen Financiële inst Veiligheid Verschillen Liquiditeit Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 103 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW Rendement: -rentestructuur -valutering Fiscaliteit Kosten 3 Zijn er speciale formules voor jongeren bij deze vorm van sparen? Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 104 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW 4 Maak een globaal overzicht van de spaarvorm in bijgaande tabel, zodat we een goed overzicht hebben tussen de verschillende spaarformules en beleggingsvormen. spaarrekening termijnrekening kasbon obligatie Veiligheid Liquiditeit Rendement Fiscaliteit Kosten Lerarenhandleiding BUDGET EN VOORRAADBEHEER Deel 1- HOOFDSTUK 3 105 Analyse van gezinsbudget 3DE graad- 1ste leerjaar STW aandeel beveks