programma J. Massenet - Elégie (harp, altviool, zang) J. Massenet - Nuit d'Espagne (harp, zang) M. Ravel - La flute enchantée uit Shéhérazade Cl. Debussy - Sonate pour flûte, alto et harpe Pastorale Interlude Finale M. Ravel - Deux mélodies hébraïques Kaddish L'énigme éternelle B. Britten - A charm of lullabies A cradle song The highland Balou Sephestia’s lullaby A charm The nurse’s song F. Bridge - Three songs Where is that our soul doth go Music when soft voices die (harp, altviool, zang) B. Britten - Folk Songs The Miller of Dee I wonder as I wander O Waly, Waly REVUE BLANCHE In 2010 besloten 4 jonge Brusselaars met gelijkgestemde muzikale ideeën een nieuw kamermuziekensemble op te richten. Zij lieten zich inspireren door de niet voor de hand liggende combinatie van altviool, harp, fluit en zang, met de vele kansen en uitdagingen die deze bezetting in zich draagt. Het ensemble kreeg de naam 'Revue Blanche', verwijzend naar het gelijknamige literaire en artistieke tijdschrift dat werd uitgegeven aan het einde van de 19de eeuw door toonaangevende politici en kunstenaars zoals Debussy, Proust en Toulouse-Lautrec. "De Witte Revue' werd zo genoemd omdat de som van alle kleuren wit is en een wit ongeschreven blad openstaat voor alle meningen en stromingen", een idee dat volledig aansloot bij de esthetiek die de muzikanten voor ogen hadden. Freedom of speech stond centraal, een begrip dat het ensemble invult door met een ongewone bezetting op zoek te gaan naar kleuren, schoonheid en emoties over de grenzen van de stijlperiodes heen. Revue Blanche stelt zich tot doel de wereld van de instrumentale kamermuziek en vocale repertoire samen te brengen en de grenzen ervan af te tasten of zelfs te doorbreken. Door de versmelting van contrasterende instrumenten met de uitbreiding van de stem ontstaan nieuwe klanken, kleuren en emoties. Het ensemble probeert ook de mogelijkheden van het instrumentale gebruik van de stem verder uit te diepen. Het maken van eigen arrangementen resulteert niet alleen in een optimaal gebruik van de bezetting en de deelcombinaties, maar ook in een verrassend en uitgesproken profiel. LORE BINON - zang Sopraan Lore Binon begon haar muzikale loopbaan als violiste en ontdekte tijdens haar studies een groeiende interesse voor zang. Ze studeerde in Brussel, Barcelona en Amsterdam. Lore gaf liedrecitals in het Muziekgebouw aan ’t IJ en het Oxford Lieder Festival. Ze werkt geregeld samen met ensembles als Ictus, Il Fondamento en Brussels Philharmonic. Dit seizoen zal ze o.a. als soliste te horen zijn in “Le nozze di Figaro” i.s.m. het Freiburger Barockorchester o.l.v. René Jacobs en de Mattheuspassie met de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. CAROLINE PEETERS - fluit Caroline Peeters is eerste fluitiste in het Symfonieorkest Vlaanderen. Vanaf het seizoen 2013-2014 is ze geregeld te horen in the London Philharmonic Orchestra. Caroline werkt als freelance fluitiste vaak samen met meerdere Belgische orkesten en ensembles, waaronder de Koninklijke Muntschouwburg, de Filharmonie (Antwerpen) , l'Orchestre Philharmonique de Liège en Brussels Philharmonic. KRIS HELLEMANS - altviool Kris Hellemans is aanvoerder altviool in het Symfonieorkest Vlaanderen en treedt op als vervanger in verscheidene Belgische orkesten. Naast zijn orkestwerk profileert hij zich met veel passie als kamermuzikant. Het Alfama kwartet waarvan hij sinds 2008 deel uitmaakt, stond onder meer in Bozar en Flagey in Brussel, het Concertgebouw Brugge en la Salle Philharmonique de Liège. Hun recente cd Quartettsatz werd lovend onthaald door de internationale pers. ANOUK STURTEWAGEN - harp Anouk Sturtewagen is eerste harpiste in het Symfonieorkest Vlaanderen. Na studies in Brussel vervolmaakte ze zich aan de Royal Academy of Music in Londen. Als freelance harpiste speelt zij regelmatig met Brussels Philharmonic, De Filharmonie, De Munt en Oxalys. Anouk speelde een seizoen lang in het Royal Opera House in Londen en blijft er sindsdien freelancen. Naast musiceren geeft zij haar kennis door aan jonge harpisten. Componisten en beschrijving werken JULES MASSENET (1842-1912 ) Aanvankelijk schreef de Franse componist Massenet piano- en orkestwerken. In 1863 won hij de Prix de Rome. Zijn eerste operasucces behaalde hij met de komische opera Don César de Bazan. Er zouden vele opera's volgen. De bekendste zijn Manon(1884), Hérodiade (1881), Werther (1891), Le jongleur de Notre Dame (1902), Chérubin (1905), Ariane (1906) en Don Quichotte (1910). Naast opera's schreef Massenet balletten, toneelmuziek, orkest-, kamer- en pianomuziek en religieuze werken. Hij had veel aanzien in het Franse muziekleven in de tweede helft van de 19e eeuw. Jules Massenet werd in 1878 lid van de Académie des Beaux Arts. Nuit d’Espagne (1872) op tekst van Louis Gallet. De Franse operacomponist Jules Massenet bewerkte een Air de Ballet uit zijn Scènes pittoresque (1871- werk voor orkest), tot het chanson Nuit d’Espagne (1872). Op het oorspronkelijk manuscript schreef Massenet: ‘een rythmische proza op een Servisch lied’. Gallet vertaalde het Servische volkslied naar het Frans en de muziek van Massenet ademt dan ook een volkskarakter uit waarbij de begeleiding (imitatie van gitaarklanken) het hispanisme, weerspiegelt. In Nuit d’Espagne wordt er uitdrukking gegeven aan een verlangen naar de geliefde en in alle aspecten van de natuur wordt het duidelijk dat de tijd om lief te hebben gekomen is. Elégie De Elégie van Jules Massenet behoorde tot de populairste melodieën van het fin de siècle. In de eerste versie uit 1866 was het een pianostuk. Daarna duikt Elégie op als toneelmuziek, waarna het stuk bewerkt werd voor cello en vele andere instrumenten. MAURICE RAVEL (1875-1937) Ravel is een man met vele gezichten. Hij verbaast, intrigeert, choqueert... Als zoon van een Baskische moeder is de liefde voor Spaanse volkscultuur bij hem aangeboren. Deze dient voor hem als uitgangspunt om meer exotische culturen te verkennen en bij weinig componisten is het emotionele spectrum dan ook zo breed. Zijn klankwereld omvat zowel verfijnde lyriek als sensueel exotisme en rauw expressionisme. Bovendien schuwt hij politieke boodschappen niet en weet als geen ander steeds de juiste toon te vatten zonder sentimenteel of karikaturaal te worden. La flûte enchantée La flûte enchantée vormt samen met Asie en L’indifférent de liedcyclus Shéhérazade die Maurice Ravel componeerde in 1903. Ravel koos deze drie gedichten uit de verzameling van 100 gedichten die zijn vriend Tristan Klingsor publiceerde in 1903 met de gelijknamige titel. Klingsor liet zich inspireren door de Oosterse vertellingen van de duizend en één nachten die toen in een Franse vertaling circuleerde. De titel is een hommage aan Rimski-Korsakovs suite. Zowel Klingsor als Ravel waren grote fans van deze Russische componist die rond de eeuwwisseling furore maakte in Parijs. In La flûte enchantée geloven de gescheiden geliefden dat ze met elkaar kunnen verbonden worden door de betoverende klank van de fluit. Deux mélodies hébraiques In 1914, juist voor hij naar de oorlog trok, componeerde Ravel zijn Deux mélodies hébraïques op vraag van de Joodse zangeres Alvina Alvi. Nadien orkestreerde hij beide liederen. Voor het eerste lied, Kaddish, gebruikt Ravel de joodse tekst van het gelijknamige gebed. Binnen de Joodse liturgie bekleedt Kaddish een belangrijke plaats, het gebed handelt over de verheerlijking van God. Kaddish is Armeens voor heilig. Hoewel Ravel geen jood is, heeft hij wel de mooiste joodse muziek geschreven. Het tweede lied L’énigme éternelle is een traditioneel joods gedicht op een anonieme tekst. Claude Debussy (1862-1918) Door de jaren heen is het oeuvre van Claude Debussy meer dan dat van welke andere componist ook, in verband gebracht met en geduid binnen het esthetische kader van het impressionisme – zoals dat in de schilderkunst vereenzelvigd wordt met kunstenaars als Claude Monet, Edgar Degas en Eduard Manet. Hoewel een dergelijke kwalificatie slechts ten dele verdedigbaar is in het licht van het complete oeuvre van de componist, en vertrekt van een te sterk gesimplificeerde verhouding tussen de verschillende kunsten en kunststromingen, lijkt Debussy in sommige opzichten inderdaad een auditief equivalent te bieden van de impressionistische beeldtaal: het snelle capteren van lichtsterktes en kleurschakeringen, zonder dik aangezette contouren of scherp weergegeven figuren. Debussy zette daarvoor enkele bastions van de klassieke compositieleer op losse schroeven: traditionele akkoordprogressies, bijvoorbeeld, worden meer en meer verlaten ten voordele van een steeds verder van het tonale keurslijf verwijderde harmonie, waarin uiteenlopende invloeden – onder meer uit exotische repertoires en toonsystemen – doorklinken. De romantische melodiek is evenmin aan Debussy besteed, en ook loodzware orkestraties zijn niet in zijn partituren terug te vinden. Zijn muziek wordt dan ook vaak ervaren als een droomwereld vol ongrijpbare muzikale ideeën, harmonische constellaties en melodieën zonder dwingend begin- of eindpunt. Het palet van Debussy is bovendien allerminst grijs te noemen: hij is een meester in het creëren van uiteenlopende sferen en klankkleuren die tot bijzondere resultaten leiden. Sonate voor fluit, altviool en harp De Sonate voor fluit, altviool en harp componeerde Debussy in 1915, als tweede werk van een geplande (maar onvoltooid gebleven) reeks van zes. De sonate opent met een Pastorale die vormtechnisch zeer vrij is opgevat: Debussy hanteerde niet minder dan zes muzikale ideeën in zijn ingenieuze spel van variatie en combinatie, en zorgt zo voor een beklijvende eerste beweging vol ingehouden spanning maar met veel dramatische impact. De Interlude wil geen kopie of interpretatie zijn van een traditionele dansvorm, maar schuwt de zijdelingse referenties niet. De sterk gedefinieerde ritmische structuur, bijvoorbeeld, herinnert onwillekeurig aan historische dansrepertoires. De finale wordt gedynamiseerd door pizzicati in de strijkerspartij en was voor Debussy het toonbeeld van een ‘abstracte’, ‘absolute’ compositie – al wie hier toch een impressionistische schets met vage gestalten in meende te ontwaren, doopte hij hartsgrondig ‘imbécile’… De sonate is een van de laatste werken van Debussy. De bezetting van één fluit, altviool en harp was nog nooit eerder toegepast in een kamermuziekwerk. Benjamin Britten (1913-1976) A charm of lullabies A Charm of Lullabies, een cyclus wiegeliedjes die Britten in 1947 maakte. Het zijn melodische en tonale werken op teksten van verscheidene Engelse dichters, waaronder William Blake en Thomas Randolph. Deze vijf erg mooie slaapliedjes met eenvoudige teksten en korte melodieën kunnen rechtstreeks uit volksliedjes komen. Een rustige, pastorale sfeer komt tot uiting in het tweede lied 'The Highland Balou'. 'A Charm' is dreigender en vertelt over (ingebeelde) monsters die het kind mee willen nemen als het niet in slaap valt. Maar zoals 'The Nurse's Song' waarmee de cyclus afsluit, eindigt elk slaapliedje kalm en wiegend. Folk songs Het is iets meer dan 100 jaar geleden dat de componist Benjamin Britten werd geboren. Deze componist die onder zijn tijdgenoten een geheel eigen ‘taal’ spreekt, en die na Purcell de belangrijkste Britse componist is arrangeerde meer dan 50 Engelse volksliederen die alle een eigen thema hebben: alledaagse taferelen, afscheid, liefde… Kenmerkend is hun melodische bevlogenheid, gecombineerd met een handigheid en sensitiviteit om woorden tot klank om te zetten. Het levert liederen op die de luisteraar onweerstaanbaar bekoren. Frank Bridge (1871-1941) Bridge studeerde aan het Royal College of Music in Londen. Hij speelde zelf altviool (ondermeer bij het English String Quartet), wat verklaart waarom hij vele werken schreef voor dit instrument. Meer en meer ging hij zich wijdden aan het componeren. Zijn oeuvre omvat bijna 200 werken. Hij gaf privéles aan een groot aantal leerlingen van wie de bekendste Benjamin Britten is. Die voerde later veel muziek van hem uit en bewees hem eer met de Variations on a Theme of Frank Bridge (1937), gebaseerd op het thema van de derde van Bridges Three Idylls for String Quartet (1906). Zijn vroege werken zijn laat-romantisch terwijl hij later meer beïnvloed werd door de Tweede Weense school, Maurice Ravel en Alexander Skrjabin. Three Songs (1906-1907) Drie werken origineel geschreven voor zangstem, piano en altviool Teksten liederen Tekst Nuit d’Espagne L'air est embaumé, La nuit est sereine Et mon âme est pleine de pensers joyeux; ô bien aimée, Viens! ô bien aimée, Voici l'instant de l'amour! Dans les bois profonds, où les fleurs s'endorment, Où chantent les sources; Vite enfuyons nous! Vois, la lune est claire et nous sourit dans le ciel... Les yeux indiscrets ne sont plus à craindre. Viens, ô bien aimée, la nuit protège ton front rougissant! La nuit est sereine, apaise mon cœur! Viens! ô bien aimée, La nuit est sereine, apaise mon cœur!... c'est l'heure d'amour! c'est l'heure! Dans le sombre azur, Les blondes etoiles Ecartent leurs voiles pour te voir passer, ô bien aimée! Viens, ô bien aimée, Voici l'instant de l'amour! J'ai vu s'entr'ouvrir ton rideau de gaze. Tu m'entends, cruelle, et tu ne viens pas! Vois, la route est sombre sous les rameaux enlacés! Cueille en leur splendeur Tes jeunes années, Viens! car l'heure est brève, Un jour effeuille les fleurs du printemps! La nuit est sereine, apaise mon cœur! Viens! ô bien aimée, La nuit est sereine, apaise mon cœur!... c'est l'heure d'amour! c'est l'heure! Ravel: La flute enchantée L'ombre est douce et mon maître dort, Coiffé d'un bonnet conique de soie Et son long nez jaune en sa barbe blanche. Mais moi, je suis éveillée encore. Et j'écoute au dehors Une chanson de flûte où s'épanche, Tour à tour la tristesse ou la joie, Un air tour à tour langoureux ou frivole, Que mon amoureux chéri joue, Et quand je m'approche de la croisée, Il me semble que chaque note s'envole De la flûte vers ma joue Comme un mystérieux baiser. Ravel - Deux mélodies hébraiques Kaddish (Aramaic, een Semitische taal) Yithgaddal weyithkaddash scheméh rabba be'olmà Diverà 'khire' outhé veyamli'kl mal'khouté'khön, ouvezome'khôu ouve'hayyé de'khol beth yisraël ba'agalâ ouvizman qariw weimrou, Amen. Yithbara'kh Weyischtaba'h weyith paêr weyithroman weyithnassé weyithhaddar weyith'allé weyithhallal scheméh dequoudschâ beri'kh hou, l'êla ule'êla min kol bri'khatha weschi'ratha touschbehata wene'hamathâ daamirân ah! Be' olma ah! Ah! Ah! We imrou. Amen. Laat de grootheid en heiligheid van Zijn grote Naam vermeld worden in de wereld die Hij geschapen heeft volgens Zijn wil en moge Hij Zijn Koningschap vestigen tijdens uw leven en tijdens het leven van heel het Huis Israël, spoedig en binnenkort. Zegt nu : Amen . Moge Zijn grote Naam geprezen zijn in alle eeuwigheid. Moge geprezen, met hulde, roem en hoogachting vermeld, verheven, verheerlijkt en met extatische lof bezongen worden, de Naam van de Heilige, die geprezen is, boven alle uitingen van prijzen, gezang, hulde en troost, die er in de wereld geuit worden, Zegt nu : Amen . Moge er veel uit de Hemel komen en leven, voor ons en voor heel Israël. Zegt nu : Amen . Die vrede sticht in Zijn hoge sferen moge ook vrede brengen voor ons en voor heel Israël. Zegt nu : Amen . L’énigme eternelle Frägt die Velt die alte Kashe1 Tra la la la ... Entfernt men Tra la la la ... Un as men will kenne sagen Tra la la la ... Frägt die Velt die alte Kashe Tra la la la ... Wereld jij ondervraagt ons en wij antwoorden tralalala Music, when soft voices die – Frank Bridge Music, when soft voices die, Vibrates in the memory, Odours, when sweet violets sicken, Live within the sense they quicken. Rose leaves, when the rose is dead, Are heaped for the beloved's bed; And so thy thoughts, when thou art gone, Love itself shall slumber on. The Miller of Dee – Benjamin Britten There was a jolly miller once lived on the river Dee; He worked and sung from morn till night, no lark more blithe than he. And this the burden of his song for ever used to be: "I care for nobody, no, not I, if nobody cares for me. "I love my mill, she is to me like parent, child and wife, I would not change my station for any other in life. Then push, push, push the bowl, my boys, and pass it round to me, The longer we sit here and drink, the merrier we shall be." So sang the jolly miller, who lived on the river Dee; He worked and sung from morn till night, no lark more blithe than he. And this the burden of his song for ever used to be: "I care for nobody, no not I, if nobody cares for me." O Waly, Waly – Benjamin Britten The water is wide I cannot get o’ver, And neither have I wings to fly. Give me a boat that will carry two, And both shall row, my love and I. O, down in the meadows the other day A-gathering flowers both fine and gay, A-gathering flowers both red and blue, I little thought what love can do. I leaned my back up against some oak Thinking that he was a trusty tree; But first he bended, and then he broke; And so did my false love to me. A ship there is, and she sails the sea, She’s loaded deep as deep can be, But not so deep as the love I’m in : I know not if I sink or swim. O, love is handsome and love is fine, And love’s jewel when it is new, But when it is old, it groweth cold, And fades away like morning dew. I wonder as I wander –Benjamin Britten 1. I wonder as I wander out under the sky, How Jesus the Savior did come for to die. For poor on'ry people like you and like I... I wonder as I wander out under the sky. 2. When Mary birthed Jesus 'twas in a cow's stall, With wise men and farmers and shepherds and all. But high from God's heaven a star's light did fall, And the promise of ages it then did recall. 3. If Jesus had wanted for any wee thing, A star in the sky, or a bird on the wing, Or all of God's angels in heav'n for to sing, He surely could have it, 'cause he was the King.