Over de ontwikkeling van de muzikale vorming in Nederland een driestromenland In dit artikel een korte schets van de ontwikkeling van de musische vorming in Nederland. Binnen die ontwikkeling spelen een aantal hoofdstromingen een rol, die ieder op zich verschillende doeleinden nastreven met betrekking tot het muziekonderwijs (n.b. de hieronder genoemde stromingen zullen in hun zuivere vorm zelden voorkomen. Meestal zal men met mengvormen te maken hebben). De drie hoofdstromingen zijn: De muzische stroming De technisch-analytische stroming De maatschappijkritische stroming. Tot 1958!! stond op het rooster vermeld: zingen. Dit zegt al veel over de inhoud van de muzieklessen tot dan toe. Muziekles was: zingen. Het lied was uitgangspunt voor de te ontplooien muzikale activiteiten. Ook een activiteit als notenlezen stond in dienst van het zingen. Ook onze Oosterburen dachten daar zo over "Wir sind zufrieden wenn die jungen menschen am ende der schulpflichtzeit mit de notenbild derart vertraut sind, dass ein grossteil von ihnen ein einfaches Volkslied selbständig nach noten singen kann" (Rinderer - 1955) Wat werd er zoal gezongen op de Nederlandse scholen? De in 1784 opgerichte "Maatschappij tot Nut van 't Algemeen" beïnvloedde ook het liedmateriaal. Het volk moet o.m. via het lied deugdzaamheid, orde, braafheid, godsvrucht en vaderlandsliefde worden bijgebracht. De liederen-in-de-volkstoon die vanaf het midden van de 19e eeuw in een constante stroom verschijnen moeten er vooral bij schoolkinderen braafheid, gehoorzaamheid en vaderlandsliefde inhameren. Bekende componist: dokter Jan Pieter Heye (vb. De Zilvervloot) De teksten gaan zonder uitzondering over brave kinderen, heldhaftige kerels, ongerepte natuur. De liedbundels: Kun je nog zingen, zing dan mee! en Nederland Volkslied zijn exponenten van deze zienswijze. In de 20-er jaren beleeft de volksmuziek nog een opleving in de jeugdbeweging die in navolging van m.n. de Wandervögel uit Duitsland ook hier ontstaat. Het uitgangspunt is echter als vanouds sterk bepaald door burgerlijk-pedagogische overwegingen. Het lied (zang en dans) moet alweer dienen als tegenwicht, dit keer voor de uit Amerika overgewaaide en zeer verderfelijke danscultuur (Charlston) vb. De Wielewaal (uit: Jan Pierewiet) De in de 20-er jaren ontwikkelde muziekmethodes stonden sterk onder invloed van de Duitse muziekpedagogische literatuur. Een man als Willem Gehrels ontwikkelde zijn gelijknamige methode na een studie in Berlijn bij Fritz Jöde. Deze methode is een voorbeeld van de z.g. Muzische stroming. Centraal staan hier begrippen als: het natuurlijke, het eenvoudige en de ontwikkeling tot een harmonisch mens en volk. Het doel is niet het verdiepen in de muziek zelf, maar de ontplooiing van het kind tot een harmonisch mens door middel van muziek. Opdat het mogelijk zou zijn veel te spelen en musiceren wordt naar muziek en muziekinstrumenten gezocht die gemakkelijk te (be)spelen is respectievelijk zijn. In feite wordt daardoor het technisch eenvoudige het vertrek- en eindpunt van de muzikale vorming. Een andere prioriteit binnen deze stroming is het oefenen van de vocale vaardigheden: het goed en 'mooi zingen van muziekpedagogisch liedrepertoire. Enkele consequenties voor het onderwijs Het gevaar is groot dat men binnen een te beperkt kader gaat werken. In muzikaal opzicht, omdat slechts gemakkelijk te spelen stukken in aanmerking komen. Het leuk en gezellig bezig zijn, zonder, in muzikaal opzicht, veel eisen te stellen aan de kinderen, wordt vaak het hoofddoel. Parallel aan de Muzische stroming ontstond De technisch-analytische stroming Doel is het tot op zo hoog mogelijk niveau ontwikkelen van de vaardigheden die nodig zijn om een muziekstuk in een hoge graad van perfectie te kunnen uitvoeren. Het doel dient de kunst in zich te zijn. Zodra de kunst en dus ook de muziek (pedagogiek) buitenmuzikale terreinen als haar doel ziet, schiet zij haar doel vaarbij. De leerling zal vanaf het begin moeten worden gestimuleerd om muziek te analyseren. Dit mag niet het karakter aannemen van een buiten muzikale reflexie, maar zal een analyse en een nadenken over die analyse moeten zijn in puur muzikale begrippen als: toon, motief,frase, harmonie, ritme, melodie, vorm, ……. Enkele consequenties vaar het onderwijs Centraal staat hier de leerstof en daarna komt pas het kind aan bod. De muziek wordt gezien als een taal die men in technisch opzicht moet leren beheersen, tot op een zo hoog mogelijk niveau. Adorno zegt hierover het volgende. Het doel van de muziekpedagogiek is het vergraten van die vaardigheden van de leerling die nodig zijn om de taal van de muziek en van haar belangrijke composities te begrijpen. Hij moet deze werken zó kunnen weergeven als voor het inzicht in deze werken naadzakelijk is. Tevens dient de leerling op een zodanig niveau te functioneren dat hij in staat is de kwalitatief goede werken te onderkennen en het wezen er van te vatten. Na de oorlog ontstond in de Duitse muziekpedagogiek van de weeromstuit de tegenhanger: de maatschappijkritische stroming. Muziek heeft in de maatschappij een hele duidelijke functie. Overal worden mensen geconfronteerd met muziek die iets van hen wil. Dit 'betekenis'-aspect staat in deze stroming centraal. De leerlingen dienen zich bewust te zijn van de communicatieve functie van muziek. Muziek is geen abstract goed, maar (is) een sociaal verschijnsel, waarvan de maatschappelijke implicaties niet alleen door de emotionele “impact” maar vaak ook door de duidelijk aantoonbare belangen van de muziekproducenten wordt verdoezeld. Muziek leent zich uitstekend om mensen te manipuleren; zie hiervoor ander andere de sociale functies van muziek. Men verafschuwt evenzeer de muzische, als de technisch-analytische stroming daar zij geen van beide de bedoeling hebben de massa’s bewust te laten worden van zichzelf en van de manipulaties die er met haar warden uitgevoerd. Enkele consequenties voor het onderwijs In tegenstelling tot het doen in de muzische stroming loopt men hier het gevaar alleen maar te discussiëren over muziek, waarbij de muziek en de muziekbeleving weinig of nauwelijks aan bod komen. Pas in de 80-er jaren kwam er een kentering in het denken over muziekonderwijs. Vergelijk deze doelstelling maar eens met die van de muzische stroming: Het onderwijs in muziek is erop gericht, dat de lln. kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om muziek te beluisteren, te beoefenen en om met elkaar over muziek te kunnen spreken. De opleidingen -van Kweekschool tot Pabo- bekeerden zich veelal tot één van deze stromingen. Dit gecombineerd met de vrije expressie uit de jaren 70 leidde tot een inhoudelijk zeer versnipperd veld waar muzikaal-technisch soms teveel van de beginnende leraar gevraagd werd (vakgericht), het onderwijsaanbod muzikaal te weinig voorstelde (maatschappijgericht) of de kinderlijke creativiteit de verkenning van de maatschappelijke werkelijkheid blokkeerde. Enkele landelijke rapporten bevestigden het lage niveau van het onderwijsaanbod muziek op de basisscholen. Na het samengaan van OK en PA tot Pabo en onder invloed van de extensivering, de modularisering en de ontwikkeling van de Eindtermen en de daarop volgende Kerndoelen werd de noodzaak tot meer eenheid in het curriculum bij de docenten muziek op de Pabo steeds duidelijker. Op een aanvraag van de (muziek)vakverenigingen bij de SLO Instituut voor Leerplanontwikkeling het project Muziek Pabo-basisonderwijs gestart (1989). Het doel van het project was te komen tot meer uniformiteit in het onderwijsaanbod op de Pabo en dit aanbod meer in de pas te laten lopen met landelijk -onderwijskundige- ontwikkelingen. De hierboven geschetste richtingenstrijd werd als 'niet-productief' beschouwd en in het project diende men tot een synthese te komen. Ais antwoord op deze vragen werd het kerncurriculum Muziek ontwikkeld met een zeven modulaire (voorbeeld)uitwerkingen. Een 'gemeenschappelijke curriculum' avant la lettre! Uiteindelijk verscheen bij het handboek 'Muziek Meester!' (Rinze van der Lei, Amsterdam 1995) als het uiteindelijke product van het hiervoor genoemde project. In het boek werden de eigen muzikale vaardigheden geïntegreerd met de didactisch kennis en vaardigheden.