___________________________________ ___________________________________ CENTRUM VOOR VREDESETHIEK NEEMT HET CHRISTENDOM IN DE HEILSGESCHIEDENIS DE PLAATS IN VAN HET JODENDOM? Een nieuw boek over de joods-christelijke dialoog D. POLLEFEYT (red.), Jews and Christians: Rivals or Partners for the Kingdom of God? In Search of An Alternative for the Christian Theology of Substitution (Louvain Theological and Pastoral Monographs) Leuven, Peeters, 1997. In zijn studie Projekt Weltethos toont de Zwitserse theoloog Hans Küng op overtuigende wijze aan hoe er geen wereldvrede mogelijk is zonder godsdienstvrede. Het is in die zin hoopgevend dat de eenentwintigste eeuw zich aankondigt als de eeuw van de interculturele ontmoeting en de interreligieuze dialoog. In de toenadering van de wereldgodsdiensten is de ontmoeting tussen jodendom en christendom vandaag ongetwijfeld reeds het verst gevorderd. In de toekomst zal de dialoog tussen joden en christenen wellicht functioneren als een inspirerend model voor andere interreligieuze ontmoetingen. In het kader van het onderzoek binnen het Centrum voor Vredesethiek wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een publickatie over de grondslagen van dialoog tussen joden en christenen in een postmoderne, pluralistische wereldcontext. De joods-christelijke dialoog is relatief jong en nog volop in ontwikkeling. Slechts na de Tweede Wereldoorlog, als antwoord op het morele drama van de Shoah, in het hart van de christelijke beschaving, hebben de christelijke kerken uitdrukkelijk afstand genomen van hun eeuwenlange anti-joodse opstelling en gekozen voor het respect voor het jodendom. De studie Jews and Christians: Rivals or Partners for the Kingdom of God? gaat over de weg die joden en christenen sindsdien in de joods-christelijke dialoog zijn gegaan. De diepgewortelde negatieve en vijandige opstelling van het christendom ten aanzien van het jodendom wist men niet uit in een periode van amper vijftig jaar. De christelijke kerken en de christelijke theologie hebben zich eeuwenlang ingespannen om hun eigen identiteit uit te bouwen door de identiteit van het jodendom te bestrijden. In de theologie werd vaak de idee ontwikkeld dat het verbond van God met het joodse volk met de intrede van het christendom in de geschiedenis is opgezegd. Onder christenen werd (nog) vaak de vraag gesteld: “Is Israël ‘nog’ het volk van God? Of is de Kerk in de plaats van Israël gekomen?” Een bevestigend antwoord op de laatste vraag is dikwijls getypeerd geworden als de ‘theologie van de substitutie’: de plaats van Israël is ingenomen door de Kerk. Dit impliceert dat er vandaag geen plaats meer is voor Israël in de heilsplannen van God. De rol van Israël in de geschiedenis van openbaring en verlossing is voorgoed uitgespeeld. Onder christenen bestaat nog steeds de wijdverspreide opvatting dat door de dood en opstanding van Christus het ‘Oude’ Verbond tussen God en het joodse volk na de komst van Christus buiten werking is gesteld. In het gebeuren van Goede Vrijdag zou de joodse geschiedenis een eindpunt gevonden hebben. Dit substitutieschema heeft meestal een apologetische en moraliserende ondertoon. Het is door het joodse ‘nee’ tegen Jezus als Messias dat Gods bemoeienissen met Israël hebben afgedaan. In het ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 7 (1997)1, p. 106 ___________________________________ C ENTRUM ___________________________________ VOOR centrum van deze theologische voorstelling komt dan het nieuwe, het ware, het geestelijke Israël te staan, dat alle rechten en voorrechten van het ‘verworpen’ Israël heeft overgenomen. In deze geest wordt de verhouding tussen het Eerste en het Tweede Testament in de christelijke exegese, liturgie en catechese getypeerd in termen van ‘belofte en vervulling’, ‘voorlopig en definitief’, ‘schaduw en werkelijkheid’. De geschiedenis van het christelijke anti-judaisme is het dramatische bewijs van het gewelddadig potentieel dat in deze christelijke theologie van de substitutie geïmpliceerd ligt. Zolang de gedachte blijft leven dat de Kerk op de plaats gekomen is van het joodse volk, zal de bron van het christelijk anti-judaïsme blijven bestaan. Voor de verhouding tussen christenen en joden na Auschwitz is het een theologisch beslissend punt dat een alternatief voor de christelijke substitutietheologie wordt ontwikkeld waarbij de blijvende uitverkiezing van Israël wordt erkend als een algemeen aanvaarde christelijke overtuiging. Wanneer Israël door christenen niet langer beschouwd wordt als door God verworpen, maar ook na haar afwijzing van Jezus als de Messias, moet gezien worden als Gods geliefde en uitverkoren volk, dan is een negatieve opstelling ten aanzien van het joodse volk theologisch en ethisch niet meer te aanvaarden. Vanuit joodse zijde zal de interreligieuze dialoog alleen mogelijk zijn wanneer het jodendom door christenen wordt erkend als een eigenstandige religie en niet enkel gewaardeerd wordt vanwege haar rol als voorloopster van het christendom. De theologie van de substitutie lijkt echter haast ingebakken te zijn in de christelijke identiteit. De substitutiegedachte is zo vroeg in het christelijk geloofsleven van belang geworden, dat het niet hoeft te verbazen dat het tot diep in de twintigste eeuw een zo goed als onaangevochten onderdeel is geweest van de leer en het leven van de Kerk. Daarbij hoeft geen onderscheid gemaakt te worden tussen de kerken van het Westen en V REDESETHIEK het Oosten. Gedurende de grote schisma’s die binnen de Kerk plaatsvonden, is de theologie van de substitutie nooit een punt van discussie geweest. De zoektocht naar een alternatief voor het substitutiedenken raakt daarom het wezen zelf van de christelijke identiteit. In dit boek staat de vraag centraal of, en, zo ja, hoe het christendom haar eigen identiteit kan handhaven zonder zich nog langer te willen substitueren aan het jodendom. Nu het christendom voor het eerst in haar geschiedenis in staat blijkt om haar anti-judaïsme onder zelfkritiek te plaatsen, wordt ook het jodendom onverwacht voor een nieuwe uitdaging geplaatst. Vaak getuigden bepaalde joodse opvattingen van een defensieve reactie op het christendom. Het is in het licht van het christelijk triomfalisme en de christelijke bekeringsijver ten aanzien van het jodendom niet onbegrijpelijk dat sommige joden zich nog steeds op een argwanende en negatieve houding opstellen ten aanzien van de huidige toenaderingspoging van het christendom. Soms worden christenen door hun joodse gesprekspartners vastgezet in bepaalde vooronderstellingen of theologische opvattingen, die zij zelf reeds lang achter zich hebben gelaten. Sommige joden beweren niet alleen geen vertrouwen, maar voor hun geloofsidentiteit ook geen nood te hebben aan een dialoog met christenen. Soms kan zelfs gesproken worden van een joods anti-christianisme, hoewel dit verschijnsel helemaal niet als symmetrisch kan gezien worden met het christelijke anti-judaïsme. Sommige joden beweren dat het christendom geen ware religie kan zijn, omdat haar aanhangers, en in het bijzonder de christelijke leiders, immoreel handelden. De joods-christelijke ontmoeting zal slechts kans op slagen hebben, wanneer ook van joodse zijde een poging wordt ondernomen om deze en andere negatieve stereotypen over christenen en christendom te bestrijden. Christenen moeten echter beseffen dat zij in belangrijke mate verantwoordelijk zijn voor de kwetsuren die aan de basis liggen van dit ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 7 (1997)1, p. 107 ___________________________________ C ENTRUM ___________________________________ VOOR joodse wantrouwen, en dat zij het vertrouwen van hun joodse gesprekspartner ook zullen moeten verdienen. Joden en christenen zullen met andere woorden slechts tot elkaar kunnen komen, wanneer zij wederzijds bereid zijn om de karikaturen van elkaar te bevragen en los te laten, en om met een positieve ingesteldheid elkaars religieuze traditie te beluisteren als in zichzelf waardevol. In een dergelijke ontmoeting, voorbij anti-judaïsme en anti-christianisme, moeten echter nog twee andere valkuilen vermeden worden, voornamelijk van christelijke zijde, namelijk pogingen om het jodendom te christianiseren enerzijds en pogingen om het christendom te judaïseren anderzijds. Zowel jodenzending als bepaalde vormen van christelijk filosemitisme bedreigen het gesprek tussen jodendom en christendom omdat zij de gelijkwaardigheid van de gesprekspartners op het spel zetten. Vanuit joodse zijde wordt meestal met onbegrip en afkeer gereageerd op christelijke pogingen om joden tot het christendom te bekeren. De jodenzending wordt als een belediging ervaren van Gods trouw aan het joodse volk. In de christelijke zendingsijver zien joden vandaag een subtiele strategie van de Kerk om na Auschwitz haar traditie van heilstriomfalisme voort te zetten. Wanneer joden het woord ‘zending’ in de mond nemen, dan is dit veeleer om aan te geven dat God het joodse volk de opdracht heeft gegeven de wereld te humaniseren, niet om haar te judaiseren. ‘Joden willen de wereld niet joodser maar menselijker maken. Christenen geven er vaak blijk van de wereld alleen maar menselijker te willen maken door haar christelijker te maken’. Voor vele joden is de voortzetting van de jodenzending een teken dat christenen na Auschwitz de monoloog gewoon voortzetten alsof er niets gebeurd is. Het is enkel wanneer christenen het jodendom erkennen als een in zichzelf waardevolle godsdienst dat ook joden in staat zullen zijn om hun V REDESETHIEK defensieve opstelling ten opzichte van het christendom op te geven. Een dialoog is enkel mogelijk tussen twee gelijkwaardige partners. In de toenadering tussen joden en christenen loert hier ook het omgekeerde gevaar om de hoek, namelijk het verlangen van sommige christenen om het christendom te judaïseren. Sommige christenen verwachten alle heil van het terugvoeren van het christendom tot het jodendom. Het ideale christendom moet niet alleen haar joodse wortels herontdekken, maar moet het jodendom als het ware imiteren. Een dergelijke vorm van filosemitisme is gemakkelijk te verklaren vanuit de depressieve reactie van christenen op de lange geschiedenis van christelijk anti-judaïsme. De christelijke schuldgevoelens voor het kwaad in het eigen verhaal leidt hier tot een soort verachting van de eigen christelijke identiteit en een blinde divinisering van de andersgelovige. Ook een dergelijke opstelling bemoeilijkt een echte ontmoeting tussen twee eigenstandige en gelijkwaardige godsdiensten. Het christendom is geen jodendom voor heidenen. Jodendom en christendom zijn geen twee zijden van één en dezelfde munt. Het zijn twee verschillende munten. Een authentieke ontmoeting tussen joden en christenen zal dus enkel mogelijk zijn wanneer niet alleen het anti-judaïsme van christenen en het anti-christianisme van joden wordt overschreden, maar tevens wordt afgezien van pogingen om het jodendom te christianiseren of pogingen om het christendom te judaïseren. Zo’n joods-christelijk gesprek is historisch gezien een nieuw gegeven en bezorgt joodse en christelijke denkers vandaag een opmerkelijke oogst aan theologische uitdagingen, die niet langer genegeerd kunnen worden en waarvan de oplossingen niet onmiddellijk voor de hand liggen. Over deze theologische uitdagingen handelt dit werk. Joodse en christelijke denkers buigen zich over de vraag hoe de ontmoeting tussen joden en christenen theologisch onderbouwd kan worden. Als het joodse volk zichzelf beschouwt als een door God ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 7 (1997)1, p. 108 ___________________________________ C ENTRUM ___________________________________ VOOR uitverkoren volk — zoals onophoudelijk in de bijbel gezegd wordt — en als Jezus Christus voor christenen de unieke weg is naar redding en verlossing, hoe kunnen joden en christenen elkaar dan vinden? Hoe kan getuigenis van en dienst aan het eigen geloof verbonden worden met respect voor de overtuiging van de andersgelovige gesprekspartner? Hoe kan men tegelijk het eigen geloof betuigen en ruimte laten voor het getuigenis van de ander? Is er binnen het jodendom en het christendom een basis om heilswaarde toe te kennen aan andere godsdiensten? Kunnen joden en christenen in een pluralistische en geseculariseerde wereld een coalitie vormen om samen werk te maken van het Rijk Gods op aarde? In een eerste bijdrage schetst Didier Pollefeyt (Centrum voor Vredesethiek, KU Leuven, België) de historische achtergrond en de actuele contouren van de joods-christelijke dialoog. Hij toont aan hoe de schokkende confrontatie met het kwaad in het eigen verhaal de katholieke Kerk na Auschwitz op het spoor heeft gezet van een radicale herdenking van haar verhouding tot het jodendom. Er wordt beargumenteerd hoe het thema van de substitutie voor christenen het hoofdprobleem vormt in hun ontmoeting met het jodendom. Van hieruit wordt gezocht naar theologische schema’s waarbinnen het christelijk ‘ja’ tegen Jezus als Messias niet langer anti-joods hoeft te zijn en waarin het joodse ‘nee’ tegen Jezus als Messias niet langer anti-christelijk hoeft te klinken. In de tweede bijdrage zoekt Bertold Klappert (Afdeling Systematische Theologie, Kirchlichen Hochschule, Wuppertal, Duitsland) aan de hand van toonaangevende protestantse denkers naar een alternatief voor de christelijke substitutie-christologie. Hij toont aan hoe de christologie van het Nieuwe Testament zich situeert binnen het joodse messianisme. Hij pleit er voor om het Messiasschap van Jezus binnen dit kader als anticipatorisch en proleptisch te begrijpen, als een zich realiserende eschatologie. Hij vindt een alternatief V REDESETHIEK voor de traditionele substitutie-christologie in de christologie van de participatie. In die lijn interpreteert hij het christelijk incarnatiedenken tegen de achtergrond van de joodse theologie van het ‘inwonen van God’ (Scheckina) op de Sinaï. De incarnatie van God in Christus wordt hierdoor een interpretatie, en niet een eliminatie van het eerste verbond. Van joodse zijde ontwikkelt rabbijn Leon Klenicki (Anti-Defamation League, New York, USA) aan de hand van een aantal grote joodse denkers een theorie van de dialogale ontmoeting. Centraal staat de idee dat de interreligieuze ontmoeting van joden en christenen slechts gestalte kan krijgen wanneer beide partijen elkaars bestaan erkennen en positief beamen als eigenstandige onderdelen van Gods heilsplan. Hij toont aan hoe dit van joodse zijde een nieuwe, vaak pijnlijke uitdaging is die de overwinning vergt van vele negatieve en kwetsende herinneringen. De belangrijkste momenten in het joodse verstaan zijn volgens rabbijn Klenicki: kennis van het christendom die leidt tot erkenning en verzoening; geen versmelting, maar de realisatie van twee aan elkaar gekoppelde, maar onafhankelijke verbondsgebeurtenissen: Sinaï en de Calvarieberg. In de vierde bijdrage analyseert Terrence Merrigan (Afdeling Dogmatische Theologie, KU Leuven, België) de herontdekking van het jodendom door het christendom tegen de achtergrond van de postmoderne theologische uitdaging van het religieus pluralisme. De auteur schetst het antwoord van de zogenaamde ‘pluralist theology’ op de hedendaagse uitdaging van het religieus pluralisme. Joodse en christelijke pluralisten erkennen de heilsefficiëntie van andere godsdiensten. Prof. Merrigan toont aan dat het mogelijk is een christelijk antwoord te formuleren op de hedendaagse ervaring van pluralisme die zowel recht doet aan de christelijke traditie, als aan de eisen van de pluralistische theologie. De argumenten voor de ontwikkeling van zo’n antwoord kunnen in de joodse traditie gevonden worden. ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 7 (1997)1, p. 109 ___________________________________ C ENTRUM ___________________________________ VOOR De herontdekking van de joodse wortels van het christendom zal christenen derhalve niet alleen aanzetten om hun houding tegenover het jodendom te herzien, maar biedt tevens verrassende perspectieven om, in coalitie met het jodendom, de huidige theologische uitdagingen aan te kunnen, zonder te vervallen in exclusivisme of transcendentaal agnosticisme. V REDESETHIEK In een korte slotbeschouwing reikt de voorzitter van de Belgische Nationale Katholieke Commissie voor de Betrekkingen met het Jodendom, Rik Hoet (Afdeling Bijbelwetenschap, Seminarie Antwerpen, België) een aantal bijbelse metaforen aan die een alternatief kunnen bieden voor het christelijk substitutiedenken. Didier P OLLEFEYT ________________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 7 (1997)1, p. 110