Wat is er mis met discriminatie? Mensen indelen op geslacht, huidskleur of seksuele voorkeur en die groep typerende eigenschappen toedichten is zo oud als de mens – en daar is niets mis mee. Wél erg zijn mensen die opzichtig tonen dat ze tegen discriminatie zijn. JAN DIRK DE JONG E erder deze maand, 21 maart, was de door de Verenigde Naties uitgeroepen tot de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. De Gemeente Amsterdam maakt al wat langer reclame voor zichzelf met de slogan: ‘Discriminatie. Amsterdam is er klaar mee’. Maar wat een onzinnig idee eigenlijk. Mensen discrimineren nu eenmaal. Zo scheppen zij orde in de overweldigende diversiteit van hun sociale omgeving. Zonder onderscheid te maken in verschillende categorieën mensen (met de bijbehorende vooroordelen), zouden wij als persoon niet eens normaal kunnen functioneren. Dus zien wij geslacht, leeftijd, huidskleur, en soms ook seksuele voorkeur of religieuze overtuiging. Wij delen andere mensen automatisch in op basis van dergelijke groepskenmerken en dichten die groeperingen vervolgens allerlei typerende eigenschappen toe – zolang onze persoonlijke ervaring met leden van die groepen die vooroordelen niet tegenspreekt. Deze vorm van discriminatie is zo natuurlijk als de mens zelf en daar is helemaal niets mis mee. Waar wel wat mis mee is, zijn de mensen die 21 maart zo nodig op de barricades moesten gaan staan om te propageren dat zij tegen discriminatie zijn. Deze mensen bedienen zich meestal van simpele en onjuiste leuzen, zoals: iedereen is gelijk. Ik ken dat soort types maar al te goed. Ik kwam er onder meer mee in aanraking toen ik werd uitgenodigd om te spreken op een anti-Wildersbijeenkomst op de Universiteit van Amsterdam, een paar jaar geleden. Ik was uitgenodigd vanwege mijn onderzoek onder ‘Marokkaanse’ straatjeugd in Amsterdam-NieuwWest. Toen ik de zaal in mijn lezing uitlegde dat veel straatjongens meer respect hadden voor Neder- landers als Pim Fortuyn en Geert Wilders (omdat die in hun ogen tenminste met open vizier strijden), werd mij dat door de aanwezige salonsocialisten niet in dank afgenomen. Ik verklaarde verder dat ik zelf destijds ook het vertrouwen van mijn onderzoeksgroep had gewonnen door eerlijk te zijn en toe te geven dat ik een hekel had aan Marokkanen (ik kende er namelijk toen nog geen één). Deze realiteit bleek wat veel voor de organisatie van de anti-Wildersbeweging en ik werd dan ook vriendelijk doch dringend verzocht weer te vertrekken. Kijk, wat dat soort antidiscriminatiemensen beoogt, is natuurlijk ook helemaal geen verbetering voor groepen medemensen die als twee- derangsburgers worden behandeld, maar een gemeenschappelijke verheffing van het eigen zelfbeeld. Het zijn vaak mensen die zelden een stap in Amsterdam Zuidoost of Nieuw-West zetten, maar wel graag de allochtonen in hun kennissenkring tellen: “Ik discrimineer niet, want ik ken drie (hoogopgeleide) Surinamers.” Deze vaak roomblanke elite bestaande uit nepkrakers en wannabe-activisten (echt links distantieert zich doorgaans van dergelijke opportunistische figuren) wijst Iedereen is uniek en dus ongelijk, maar wel gelijkwaardig graag naar rechts en schreeuwt dan dat ‘hullie’ slecht zijn omdat ze discrimineren. Wat een gebrek aan realiteitszin ten bate van het eigen ego! Ze zouden zich moeten schamen, maar de Nederlandse socialistische bovenlaag kent he- laas geen ‘schaamtecultuur’ zoals onze Noord-Afrikaanse gemeenschap. Aan de andere kant is er wat etnische minderheden betreft natuurlijk wel degelijk sprake van sociale ongelijkheid in de Nederlandse samenleving en het is zinnig daar wat aan te doen. Gevoelens van onveiligheid en onvrede zullen daardoor verminderen, met name in de grote steden, zoals Amsterdam. L os van het verminderen van sociaaleconomische ongelijkheid, het wegwerken van taalachterstanden in het onderwijs en een toename van ander cultureel kapitaal, is de beeldvorming van groot belang. Zo zou het bijvoorbeeld goed zijn als er eens een politicus zou opstaan die in heldere bewoordingen de oneerlijke toonzetting in de mediaberichtgeving over jeugdcriminaliteit aan de orde zou stellen. ‘Marokkaanse’ straatjongens in Amsterdam hoeven maar een scheet te laten en het is voorpaginanieuws (tenminste tot straks de ‘Poolse’ jongemannen het stokje Bij de Dokwerker werd 21 maart een fakkelwake gehouden voor de slachtoffers van racisme in Europa. FOTO EVERT ELZINGA van ze overnemen). Maar toen de burgemeester van Urk onlangs door een lokale Hollandse hanggroep met de dood werd bedreigd – iets wat allochtone jongens uit Amsterdam-West naar mijn weten nog nooit hebben geflikt bij Cohen of Van der Laan– stelde niemand Kamervragen. Het punt dat men zou moeten maken, is dat iedereen als mens weliswaar uniek en dus ongelijk is, maar als medemens wel gelijkwaardig. Bovendien hebben we allemaal dezelfde menselijke behoeften, waar- Geen Kamervragen als jeugd de burgemeester van Urk bedreigt van de belangrijkste is de behoefte je verbonden te voelen met andere mensen en erkend te worden als een goed mens (binnen je eigen groep). Als we ons daarop focussen – op die algemene behoefte om onvoorwaardelijk geaccepteerd te worden door andere mensen – dan kunnen we ons allemaal inleven in andere groepen mensen. Etnische of religieuze groeperingen die ogenschijnlijk sterk van Hollanders verschillen qua uiterlijke verschijning, qua waarden en normen, en qua geschiedenis, worden opeens toegankelijk. Met dat uitgangspunt is ieder mens dan inlevend te begrijpen, zijn vooroordelen over verschillen te vervangen door kennis van gemeenschappelijkheden, en kan het onzalige idee van gelijkheid worden vervangen door gelijkwaardigheid. Zo gezien moeten mensen die een positieve bijdrage willen leveren aan de achtergestelde situatie van hun ‘allochtone’ of ‘islamitische’ medemensen zich niet langer profileren als antidiscriminatie, maar juist als pro-empathie. De auteur is socioloog en criminoloog. Hij heeft een eigen onderzoeks- en adviesbureau en is gastdocent aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling strafrecht en criminologie.