BREXIT: mogelijke gevolgen voor de technologische industrie 2 BREXIT: mogelijke gevolgen voor de technologische industrie1 Introductie De Brexit kwam voor de meeste burgers en bedrijven als een schok. Welke gevolgen het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op lange termijn zal hebben, kan niemand precies zeggen. Los van het directe negatieve effect op de Nederlandse industrie, dat door het CPB becijferd is op 1,6% productieverlies op termijn, breekt voor de Nederlandse exporterende industrie een periode van onzekerheid over de Europese economie aan. Hoe zullen toekomstige handelsverdragen er uit gaan zien? Welke gevolgen heeft dit besluit op lopende partnerschappen? In dit document gaan we in op de mogelijke gevolgen die de Brexit voor de technologische industrie heeft. Dit is echter een eerste stap: ook in de toekomst, als gevolgen merkbaar worden, zal FME bedrijven in de technologische industrie ondersteunen bij het omvormen van en aangaan van de handelsrelatie met het Verenigd Koninkrijk. 1 De gezamenlijke omzet van de FME-leden bedraagt € 70 miljard, hun toegevoegde waarde is ruim € 20 miljard en zij exporteren voor € 37 miljard. Daarmee realiseren de FME-leden een zesde van wat Nederland in totaal met export verdient. 3 Nederland en het Verenigd Koninkrijk Op 23 juni 2016 heeft een meerderheid van de Britse bevolking in een referendum gestemd voor een vertrek uit de Europese Unie (EU). Omdat het Verenigd Koninkrijk een belangrijke handelspartner is van Nederland, heeft de Brexit) impact op Nederlandse bedrijven die met het Verenigd Koninkrijk handelen. Tussen EU-leden is sprake van vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Op dit moment heeft 8% van de de totale Nederlandse export (in toegevoegde waarde) het Verenigd Koninkrijk als bestemming. Dit draagt 2,3% bij aan het Nederlandse BBP. Vanuit het Verenigd Koninkrijk importeert Nederland 11% van de totale import in toegevoegde waarde. De vrijheden die we nu kennen, verdwijnen zodra het Verenigd Koninkrijk na een overgangsperiode van waarschijnlijk ruim twee jaar effectief uit de EU stapt. In hoeverre een vergelijkbare mate van vrijhandel zoals we die nu kennen met nieuwe verdragen kan worden bereikt, valt nog maar te bezien. Ongelijke verdeling kosten over sectoren Onzekerheid als gevolg van de Brexit heeft op korte termijn al gevolgen voor de verwachte groei van de Nederlandse economie, In 2017 heeft dit een effect van -0,4%punt. Duidelijkheid over de nieuwe handelsrelatie en het uittredingsproces kan dit effect beperken; eventueel door middel van tijdelijke afspraken. Vanuit economisch perspectief is het voor Nederland primair van belang dat de toekomstige handelsrelatie met het Verenigd Koninkrijk zoveel mogelijk op de huidige situatie blijft lijken. Dat betekent volledig geïntegreerd in de interne markt, met vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Vergeleken met andere landen dreigt de Nederlandse economie op termijn hard geraakt te worden door een Brexit. Dit komt door onder andere importheffingen en non-tarifaire barrières. De Nederlandse kosten van de Brexit zijn sectorspecifiek. De sectoren ‘overig transport’ en ‘transportvoertuigen’ zijn weinig gevoelig voor een Brexit, omdat deze meer met de EU dan met het Verenigd Koninkrijk verbonden zijn. Figuur 2. Productverliezen (%) versus verbondenheid met het VK* (%) in 2030 in Nederland in het WTO-scenario zonder innovatie door handel Productieverlies De top-4 sectoren met de grootste productieverliezen zijn in grote mate verbonden met het VK Productieverlies groot (>51%) Verbondenheid groot 9>5,5%) met het VK 4 klein (<0,2) klein (0%) Voedselverwerkende industrie Elektronische apparatuur Motorvoertuigen en onderdelen Chemie, rubber en kunststof Metalen en mineralen Overige transport Overheidsdiensten Toerisme en overige diensten Verzekeringen Luchttransport Overige transportvoertuigen Verbondenheid met het VK 15,5 5,3 5,0 4,8 11,5 16,1 26,8 24,5 Watertransport Overige machines Energie Communicate Landbouw Bouw Olie en mijnen Andere financiële diensten Lowtech industrie Overige commerciële diensten Nederland gemiddeld * Verbondenheid met het VK = (sectorale import van en export naar het VK)/ (2*bbp in die sector)13 Bron: CPB, juni 2016 0,6 4,3 Maar dit geldt niet voor de sectoren ‘chemie, kunststof en rubber’, ‘elektronische apparatuur’, ‘motorvoertuigen en onderdelen’, ‘voedsel verwerkende industrie’ en ‘metaal en mineralen’. Deze sectoren vormen samen 12% van het Nederlandse BBP). Zij zullen een productieverlies van ongeveer 5% lijden. Dit productieverlies kan met 40% omlaag worden gebracht door een nieuw vrijhandels­ verdrag met het Verenigd Koninkrijk. Uit FME-onderzoek blijkt dat het Verenigd Koninkrijk voor de technologische industrie in de top drie staat van exportlanden. Bron: FME, juli 2016 Groei Nederlandse economie vanwege Brexit naar beneden bijgesteld Voor 2016 verwacht het CPB uit te komen op een groei van 1,7% en voor 2017 verwacht men uit te komen op 1,6%. Dat is wel een forse bijstelling ten opzichte van voor het Brexit besluit. In juni verwachtte het CPB voor volgend jaar nog een groei van 2,1%. Door deze bijstelling stabiliseert de economische groei nu al een aantal jaar tussen de 1,5 en 2%. “Stabiele groei” is ook een goede beschrijving voor de consumptie van zowel overheid als huishoudens. De investeringen, import en export cijfers laten een lichte daling van de groei ten opzichte van 2015 zien. Het Verenigd Koninkrijk is van oudsher een belangrijke exportpartner van de Nederlandse industrie en deze relatie staat onder druk door de verslechterde stand van de Britse Pond ten opzicht van de euro en de onzekerheid over wat de Brexit gaat betekenen voor de handel. 5 Gevolgen van de Brexit De Brexit heeft gevolgen voor bedrijven, EU-burgers, geldstromen en handelsrelaties op allerlei terreinen. Hieronder een korte opsomming van mogelijke uitwerkingen en gevolgen van de Brexit. Onderzoek en Innovatie2 • Lidmaatschap van de Europese Unie is geen voorwaarde voor deelname aan Europese kennisprogramma’s. Vergelijk de samenwerking met landen als Noorwegen en Zwitserland. Deze landen dragen financieel bij aan Horizon 2020 en verwerven daarmee dezelfde toegang als EU-lidstaten. • Een aandachtsgebied is nog de Britse deelname aan EU-programma’s en fondsen (bijv. onderzoek, innovatie, ruimtevaart, cohesie). Het Verenigd Koninkrijk is voor Nederland de belangrijkste samenwerkingspartner en co-financier, maar het is aan de Britten of zij hun deelname aan de EU-programma’s en fondsen willen voortzetten. Het is belangrijk om goede afspraken te maken over afwikkeling van lopende samenwerkingsprojecten. • Een dergelijke geassocieerde status van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese kennisprogramma’s is een mogelijkheid, maar brengt ook onzekerheden met zich mee. Zo heeft de opstelling van Zwitserland in de migratieproblematiek ervoor gezorgd dat de Zwitsers in zeer geringe mate geassocieerd konden blijven aan Horizon 2020. Bewoners van de EU en Europese Economische Ruimte mogen zonder beperkingen naar andere EU-lidstaten reizen. Hiermee kan een Nederlandse onderzoeker drie maanden in een andere EU-lidstaat verblijven zonder een visum aan te vragen en omgekeerd. Wanneer het Verenigd Koninkrijk niet meer tot de EU behoort, zal dit bewegingsgemak niet meer vanzelfsprekend zijn. • Als lidstaat van de EU moet je onderdanen van andere EU-lidstaten hetzelfde behandelen als je eigen onderdanen. Als het Verenigd Koninkrijk uit de EU stapt, zal ze ook niet meer gebonden zijn aan dit principe. Dat kan bijvoorbeeld consequenties hebben voor de hoogte van het collegegeld voor studenten die aan de University of Cambridge, Oxford of Edinburgh willen studeren. • Bewoners van de EU en Europese Economische Ruimte mogen zonder beperkingen naar andere EU-lidstaten reizen. Hiermee kan een Nederlandse onderzoeker of student drie maanden in een andere EU-lidstaat verblijven zonder een visum aan te vragen, en omgekeerd. Indien het Verenigd Koninkrijk niet meer tot de EU behoort, zal dit bewegingsgemak niet meer vanzelfsprekend zijn. • Gezamenlijke onderzoeksprojecten met de universiteiten en de toegang en het gebruik van de onderzoek infrastructuur in het Verenigd Koninkrijk wordt mogelijk moeilijker, maar het meest waarschijnlijk is dat dit in ieder geval duurder wordt. Daarom moet Nederland zich sterk maken voor een gecontinueerde wederzijdse toegang. Alternatief is een regeling tussen NWO/FOM/STW en de Research Councils van het Verenigd 6 2 Nether, 24 juni 2016 Koninkrijk. Ten tweede hebben studenten/onderzoekers uit de EU nu een preferente positie ten opzichte van die uit niet EU-landen. Die verhouding zou na de Brexit wel eens kunnen wijzigen ten gunste van landen van de Britse Gemenebest. Ook hier hangt het verder af wat er onderhandeld wordt voor de toekomst. In ieder geval verdient het aandacht. • Lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van ESA lijkt niet onder druk te staan, omdat ESA een intergouvernementele organisatie is (en geen onderdeel vormt van de EU). Er zijn geen indicaties dat het Verenigd Koninkrijk uit ESA zou willen stappen. • Wel kunnen er grote financiële consequenties zijn voor ESA-programma’s die worden gecofinancierd door de EU (denk aan GALILEO (navigatie) en COPERNICUS (aardobservatie). Zo wordt op korte termijn impact verwacht (denk bijvoorbeeld aan het feit dat de Europese Commissie in 2020 een mid term review zal doen van de huidige zevenjarige begroting. Dit zal zonder meer gevolgen hebben voor lopende programma’s als GALILEO, COPERNICUS en ruimtevaartprogramma’s binnen H2020. Inmiddels zijn al effecten voelbaar voor het Verenigd Koninkrijk in bijvoorbeeld H2020: Britse partners vallen al uit consortia. Sociale zekerheid en arbeidsmarkt • Sociale zekerheid heeft als thema zeker een belangrijke rol gespeeld in de Brexit‘discussie’. •Om grensoverschrijdende arbeid beter te reguleren, heeft de Europese Commissie in haar werkprogramma 2016 een ‘Arbeidsmobiliteit pakket’ aangekondigd. Hierdoor wordt onder meer gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats gerealiseerd. Een eerste onderdeel van dit pakket is een voorstel voor herziening van de detacheringsrichtlijn, dat de Europese Commissie op 8 maart jl. heeft gepresenteerd. Het voorstel voor herziening is controversieel gebleken: op 10 mei jl. hebben 11 lidstaten een zogenaamde “gele kaart” getrokken waarmee de Europese Commissie het voorstel moet herzien en vervolgens onderbouwd kan behouden, aanpassen dan wel intrekken. Vooralsnog wordt dit voorstel gehandhaafd. • Het Verenigd Koninkrijk maakt nog steeds deel uit van de EU. Vrij verkeer van werknemers is mogelijk. Brexit zal nieuwe afspraken over arbeidsmigratie noodzakelijk maken. • Wat voor vrij verkeer van werknemers geldt, is ook van toepassing op vrij verkeer van diensten (detachering). Brexit maakt afspraken over vrij verkeer van diensten noodzakelijk. • Het voorstel voor herziening van de detacheringsrichtlijn pakt een oorzaak van een kostenvoordeel bij grensoverschrijdende detachering niet aan. De Europese Commissie komt naar verwachting later dit jaar nog met een voorstel voor aanpassing van de coördinatieverordening. De Nederlandse overheid wil (gedetacheerde) werknemers sneller onderwerpen aan het Nederlandse stelsel. Het doel daarvan is het creëren van een gelijk speelveld voor werknemers en concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. 7 Regelgeving, Normalisatie en Certificatie (RNC) • Indien de Britten zich geheel terugtrekken uit de EU, kan de Brexit gevolgen hebben voor Regelgeving, Normalisatie en Certificatie (RNC). De gehele systematiek van CEverklaringen om te voldoen aan Europese Directives komt voor de Britten te vervallen tenzij zij overeenkomen dat dit systeem ook blijft gelden voor het Verenigd Koninkrijk. Immers, zij zullen niet willen dat Europese Directives - waar zij niet meer aan mee hebben gewerkt - de basis vormen voor hun productvereisten. Dus is er de kans dat producten in export naar het Verenigd Koninkrijk aan British Standaard-eisen en Britse certificatie-eisen moeten gaan voldoen en dat we dus een geheel apart regime van eisen krijgen voor de export van producten naar het Verenigd Koninkrijk. Dat kan leiden tot grote lastenverhoging voor bedrijven die naar het Verenigd Koninkrijk exporteren. Dit kan impact hebben op vrijwel alle dossiers ter zake van producten voor de technologische industrie. • Voorgesteld wordt dat we een goede lobby opzetten via Orgalime Standardisation Task Force waar we de consequenties met Europese collega-organisaties bezien en een oplossing voorstellen om dit probleem op te lossen. Energie • Herbezinning op het energie takenpakket; wellicht afslanking en terugval op het huidige Timmermanspakket (energiebesparing als nationale aangelegenheid wat het toen niet haalde). • De Brexit heeft tempoverlaging van de uitwerkingen van de Energie Unie tot gevolg. • Het Verenigd Koninkrijk is de op één na slechtste emittent van CO2 in Europa. De positie die het Verenigd Koninkrijk gaat kiezen is heel belangrijk. Net zo belangrijk is hoe Europa daarmee omgaat. Het is de vraag of het Verenigd Koninkrijk blijft deelnemen aan het emissiehandelssysteem (ETS) of dat het Verenigd Koninkrijk een eigen systeem opzet of zich elders bij aansluit. Indien het Verenigd Koninkrijk uit het ETS stapt, zal Europa te maken krijgen met een enorme afkalving van ETS en zal er minimaal een volledige heroriëntatie binnen het resterende ETS-systeem moeten plaatsvinden. • Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke onderhandelingspartner voor Nederland in de Energie-Unie strategie. Het is daarom van belang dat het Verenigd Koninkrijk onderdeel blijft van het emissiehandelssysteem (ETS) en de doelstellingen voor de niet-ETS. Uittreding van het Verenigd Koninkrijk ondermijnt de werking van het ETS. Dit leidt tot hogere CO2 reductieverplichtingen. • Daarnaast is het belangrijk dat het Verenigd Koninkrijk onderdeel blijft van de Europese interne markt voor gas en elektriciteit, inclusief de daarvoor geldende regelgeving. Dit biedt marktpartijen duidelijkheid en verzekert de leveringszekerheid. 8 Juridisch • In de juridische wereld viert het nationale recht van elk land nog steeds hoogtij. Zo wordt in contracten altijd vastgelegd dat het recht van het land van één van de contractspartijen van toepassing is. In de contractuele sfeer zien wij daarom geen consequenties van de Brexit. Nederlandse contractspartijen zullen van Engelse partijen bedingen dat Nederlands recht van toepassing is en omgekeerd. • Voor wat betreft intellectueel eigendom (IPR) geldt dat veel wet– en regelgeving is gebaseerd op Europese richtlijnen- en verordeningen, die nationaal zijn geïmplementeerd. Er zou – na jarenlange onderhandelingen tussen de lidstaten- eindelijk een EU Patent (Unitary patent) en een Unitary Patent Court tot stand komen. Dit proces, dat bijna is afgerond, loopt nu vertraging op. Bedrijven die van deze mogelijkheden gebruik willen maken, zullen er nu rekening mee moeten houden dat ze bijvoorbeeld hun patentrechten voor de UK niet via dit Hof kunnen handhaven. Geregistreerde Europese merk- en modelrechten zullen niet automatisch gelden voor het Verenigd Koninkrijk; dit geldt ook voor richtlijnen inzake databescherming. • In de sfeer van het aanbestedingsrecht zal het Verenigd Koninkrijk na de Brexit wellicht niet meer deelnemen aan het Europese systeem van aanbesteding, zoals vastgelegd in de verschillende Europese richtlijnen. • Er bestaat een mogelijkheid dat het Europese mededingingsrecht straks wellicht niet meer in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is. Fiscaliteit • Nederlandse bedrijven die zaken doen met het Verenigd Koninkrijk, dreigen door de Brexit tegen nieuwe fiscale obstakels op te lopen. Veel hangt af van hoe de Britten uit de Europese Unie stappen. Een belangrijke vraag is of het Verenigd Koninkrijk onderdeel blijft van de Europese douane-unie. Die garandeert de ongehinderde goederenstroom binnen de interne markt. Als de Britten niet meer in de douane-unie zitten, gaan de douaneprocedures van de EU gelden voor export en import. Zelfs douaneheffingen zijn dan mogelijk. Extra administratieve rompslomp en hogere kosten zijn het resultaat. • De Brexit betekent verder dat er btw moet worden betaald als goederen de grens tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU passeren. Deze indirecte belasting kan worden teruggevraagd, maar voor de tijd die verstrijkt tussen betaling en teruggave zullen bedrijven geld opzij moeten zetten. Extra papierwerk is onvermijdelijk. • Hoewel EU-lidstaten zelf over hun directe belastingen gaan, moeten die wel voldoen aan Europese richtlijnen. Dat geldt zeker voor winstbelasting. Om dubbele belasting voor internationale bedrijven te voorkomen, is afgesproken dat bijvoorbeeld Italië of Portugal geen bronbelasting heffen op dividend, rente en royalty's die dochterbedrijven vanuit deze landen betalen aan moederconcerns in het Verenigd Koninkrijk of Nederland. 9 • Als de Britten geen lid worden van de Europese Economische Ruimte, zoals Noorwegen en IJsland dat zijn, moeten zij dit soort afspraken vastleggen in belastingverdragen met de afzonderlijke EU-landen. Dat pakt vrijwel altijd minder gunstig uit voor bedrijven die ermee te maken krijgen. Bijstelling Europese begroting • Het Verenigd Koninkrijk is de twee na grootste contributor met bijna € 18 miljard op de begroting van € 150 miljard (ongeveer 1% EU BNP), zelfs na aftrek van de rebate van € 4 miljard blijft het Verenigd Koninkrijk de twee na grootste netto betaler. Brexit betekent een verlaging van de EU-begroting. 10 © FME, Zoetermeer, september 2016 Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag zonder bronvermelding worden gekopieerd, gedownload, vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier. FME Zilverstraat 69 Postbus 190 2700 AD Zoetermeer T 079 353 11 00 E [email protected] I www.fme.nl