___________________________________ ___________________________________ Het religieus humanisme van Jacques Maritain (1882-1973) Hendrik Opdebeeck — UFSIA Jacques Maritain1 was actief in verschillende filosofische richtingen zoals de metafysica, de ethiek, de esthetica en de kennisleer. Vooral zijn politiek-sociaal oeuvre is bekend. In dit gebied publiceerde hij onder meer Religion et Culture (1930), Du Régime Temporel et de la Liberté (1933), Christianisme et démocratie (1943), Principes d'une politique humaniste (1944), La personne et le bien commun (1947), L'homme et l'Etat (1953) en Humanisme Intégral (HI2) (1936). Essentiëel voor het christelijk denken is volgens Maritain dat de mens persoon is: “geestelijke natuur met keuzevrijheid begaafd en aldus autonoom ten opzichte van de wereld” (HI 18), met name ten opzichte van de omgevende natuur en de staat. Dat -zoals reeds uit de ethische ervaring blijktde aspiraties van de vrije persoon zich richten naar wat de mens overstijgt, is niet zomaar een minder essentiële, historische vorm van het christendom. Zoals Blondel veertig jaar eerder zorgvuldig beargumenteerde, gaat ook Maritain ervan uit dat de finaliteit van de vrijheid bestaat in het natuurlijke godsverlangen. Maritain stelt in zijn cultuuranalyse dat het middeleeuwse christelijke erfgoed, gezien zijn gemis aan reflectie, ten tijde van de moderniteit wel moest ten prooi vallen aan “het ongelukkige bewustzijn” (HI 82). Omdat het eindpunt van het wilsdynamisme in Maritains overtuiging slechts God kan zijn, interpreteert hij het moderne humanisme dat zich daarvoor afsluit, als tragisch. Hoewel het enige alternatief voor Maritain een religieus humanisme is, toont hij alle begrip voor zijn tijdgenoten die hun leven in dienst stellen van idealen die hen radicaal overstijgen, d.i. in dienst van “de God wiens naam ze niet langer kennen” (HI 72). Toch stelt hij hen een nieuw christelijk humanisme voor. Zijn humanisme erkent niet alleen de fouten die tegen de mensheid begaan werden uit naam van de christelijke God, maar maakt ook de nodige onderscheidingen tussen de profane (politieke en sociale) sfeer en het geloofsdomein waaruit christenen hun inspiratie putten om zich te engageren binnen het profane domein. Dit christelijk humanisme van Maritain dient duidelijk begrepen te worden in het licht van de tijdgeest waarin Humanisme Intégral verscheen. De Franse katholieken waren ontredderd. Zij leefden in een staat die zich beriep op zijn laïciteit om het geloof te verbannen. Zij baadden in een cultuur die als geseculariseerde cultuur, vijandig stond ten opzichte van het katholiek geloof…. Volgens Leo XIII hadden de katholieken daarom de legitieme aspiraties te erkennen van wat Pius X in de encycliek Pascendi (1907) zou veroordelen als het modernisme. Leo XIII gaf de katholieken in de encycliek Aeterni Patris (1879) de raad om zich bij dit denkwerk te laten inspireren door de wijsbegeerte van Thomas van Aquino. De oproep was in kerkelijke middens de aanzet voor heel wat Thomasstudie. In deze lijn stichtte kardinaal Mercier het Institut Supérieur de Philosophie te Leuven en figuren zoals F. Van Steenbergen verstonden onder filosofie de wijsbegeerte van Thomas. Een echo van deze oproep was in de Sorbonne te horen, waar E. Gilson benoemd werd op een nieuwe leerstoel van middeleeuwse wijsbegeerte. In het hoofdstuk met als titel “de spirituele houding van Thomas van Aquino en de cultuurfilosofie” (HI 211) heeft Maritain deze weerklank van Thomas verwerkt. Thomas stond open voor de grote culturele innovatie uit zijn tijd, nl. de heidense metafysica van Aristoteles. Hij integreerde dit gedachtegoed in zijn christelijke synthese. Zo ook dient, volgens Maritain, de neothomist open te staan voor het moderne gedachtegoed. Dat is nu precies de taak die hij zichzelf stelt in _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.243 ___________________________________ Humanisme Intégral: het moderne gedachtegoed integreren in een hernieuwde christelijke synthese. In deze publicatie van Maritain komen drie parallellen aan het licht met het ideeëngoed van Leo XIII: (l) het humanisme moet bevrijd worden uit zijn tragische neiging om zich op zichzelf (laïc) te richten -volgens Maritain dringt zich een realisme op (hfst. I en II van het boek); (2) de moderne politieke staatsinstelling moet op haar terrein het bonum commune bewerkstelligen met de medewerking van alle burgers (hfst. III en IV); (3) het sociaal probleem moet in correcte termen aan de orde worden gesteld (hfst. V e.v.). 1. Een realisme Maritain leek aanvankelijk alles behalve voorbestemd om in de dertiger jaren de woordvoerder te worden van de Franse katholieken. Van liberaalprotestantse huize werd hij onder invloed van het sciëntisme atheïst. Maar Bergson wiens colleges hij volgde, had hem doen inzien dat de rede niet kon gereduceerd worden tot exact wetenschappelijke inzichten in de werkelijkheid. Niettemin hield Maritain vast aan het primaat van de objectiviteit. De wetenschap heeft zich te onderwerpen aan en te richten op de werkelijkheid. Maritains positie getuigt aldus van een soort thomistisch realisme. Voortbouwend op Aristoteles' intellectualisme kende ook Thomas van Aquino een primaat toe aan de objectieve orde van de werkelijkheid. Aan het thomisme ontleende Maritain de overtuiging dat de vraagstelling van de moderne bewustzijnsfilosofie die het subject centraal stelde, een idealistische ontsporing inhield. Ten grondslag aan het idealisme ligt immers de overtuiging dat het subject een constitutieve rol speelt in de manier waarop de wereld verschijnt. Voor Maritain betekende deze bewustzijnsfilosofie dan ook dat de mens afgesneden werd van de transcendentie. Vandaar zijn terugkeer naar een onafhankelijke ontische orde waarvan de mens deel uitmaakt en waardoor hij overstegen wordt. Eenzelfde reactie tegen het idealisme en het subjectivisme herkende Maritain in het marxisme ___________________________________ en meer bepaald in het dialectisch materialisme. Bovendien zag hij in deze methode, die de maatschappelijke ontwikkelingen op een objectieve wijze wil beschrijven, een uitdrukking van het sciëntisme waarvan hij het primaat van de objectiviteit nooit heeft opgegeven. Aldus was zijn belangstelling voor het marxisme niet alleen door een sociale bewogenheid gemotiveerd. Maar het humanisme dat het marxisme nastreefde, was atheïstisch. Om dit doel te bereiken maakte het volgens Maritain gebruik van christelijke reflexen die aan het verwateren waren. Omwille van deze laatste evolutie kon het zich verzetten tegen het christendom. Het wilde daarom komaf maken met de “leugen van de hogere ideeën” en opteerde voor een absoluut realistisch immanentisme. Alle waardevolle doeleinden maakte het marxisme afhankelijk van de analyse van de materiële conjunctuur. In termen van Aristoteles werd de materiële causaliteit op deze wijze de eerste oorzakelijkheid (cf. HI 60). Door het dynamisme van de hegeliaanse dialectiek te enten op de materie stelde Marx dat de dynamiek van het economisch proces zou leiden tot de heerschappij van de rede en tot het uitschakelen van irrationele menselijke slavernij. Hiervoor moest het proletariaat aan de macht komen. God werd niet langer in naam van de menselijke persoon ontkend -zoals dit het geval was bij het rationalistisch humanisme- doch in naam van de collectieve mens in wie de menselijke natuur haar voltooiing moest vinden. Tegenover dit soort humanisme stelde Maritain, zoals reeds aangegeven, een christelijk humanisme waarbij niet de God van de filosofen erkend werd, maar de God van Abraham, van Isaac en van Jakob. De christen kreeg volgens de auteur als taak de tijdens vier eeuwen vervormde 'humanistische' waarheden te redden. De mens werd niet miskend door God en hij hoefde zich niet af te zetten tegen God. De mens werd gerespecteerd in zijn verhouding tot God. 2. Een bonum commune _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.244 ___________________________________ Het autonoom gezag van het politieke bestel is een tweede grote aandachtspunt in Humanisme Intégral. Het betreft hier de nieuwe politieke structuren zoals ze vanuit de Franse Revolutie naar voren kwamen. Deze werden gekenmerkt door een radicale laïciteit, waarbij de godsdienst verbannen werd naar de privé-sfeer. Als christelijk antwoord op deze situatie diende men volgens Maritain het thomisme als metafysisch inzicht in eeuwige waarheden te ontkoppelen van de middeleeuwse visie op het politieke leven. In tegenstelling tot zijn realistisch standpunt zat Maritain hier dus wel in het spoor van de moderniteit. Conform aan Aristoteles formuleerde hij het politieke als een autonome sfeer met haar eigen wetten. Doch, zoals Thomas in de lijn van Augustinus, stelde Maritain dat de mens in zijn persoonswaarde niet gebonden is aan een politieke instelling die absolute aanspraken zou laten gelden. Alleen God is soeverein. Maritain verwierp dan ook iedere vorm van totalitarisme. Een democratische staat respecteert de vrijheid van de persoon binnen het algemeen welzijn of het bonum commune waarvoor de staat verantwoordelijk is. Vanuit deze visie is het begrijpelijk dat Maritain zich verzette tegen Charles Maurras van l'Action Française die vanuit monarchistische nostalgie extreem nationalistische en anti-democratische stellingen verdedigde. Toch bestaat het doel van de christen er volgens Maritain niet in om via de tijdelijke orde van deze wereld zelf het Koninkrijk Gods te maken. Het komt er eerder op aan van deze wereld een menselijke plek te maken. Helaas staken volgens Maritain in de wereld de gebreken meer de kop op dan het menselijk streven naar het goede. Dit komt tot uiting in het kapitalistisch bestel. Het mechanisme van het kapitalisme is in wezen niet slecht en onrechtvaardig, zoals Marx dacht. Toch is het zo dat de drijfkracht achter dit mechanisme meer en meer de ontbinding van het sociale weefsel tot gevolg heeft en de arme uitsluit: “De objectieve geest van het kapitalisme is er één die de actieve en creatieve vermogens evenals het dynamisme van de mens en de individuele initiatieven stimuleert, doch ___________________________________ het is een geest die de armoede haat en de armen veracht; de arme bestaat slechts als productiemiddel met het oog op de opbrengst, niet als persoon.” (HI 122) Daarom wilde Maritain een concreet historisch ideaal van een nieuwe christenheid uitwerken. Maritain zag drie wezenlijke kenmerken voor zijn historisch ideaal van de tijdelijke orde. Allereerst staat het gemeenschapsaspect centraal: het eigenlijk doel van de tijdelijke orde is dus meer dan de simpele optelling van de individuele belangen. Het betreft het goede leven van de hele gemeenschap -het bonum commune- en dit zowel op materieel als op moreel vlak. Vervolgens is dit tijdelijke bonum commune niet het uiteindelijke doel, maar is het ondergeschikt aan het boventijdelijk welzijn (le bien intemporel) van de menselijke persoon: het verwerven van vrijheid en geestelijke volmaaktheid. Het betreft dus een personalistische visie op de tijdelijke orde. Het tijdelijke bonum commune dat in een gegeven orde doel op zich is, is uiteindelijk toch intermediair of ondergeschikt tegenover het ultieme doel van de mens (cf. HI 140). Men botst hier dus op de antinomie die aan het tijdelijke leven van de mens haar typische spanning geeft: enerzijds zijn de menselijke personen ondergeschikt aan het gemeenschappelijk werk dat voltooid moet worden, anderzijds staat hetgeen het meest typisch is voor de menselijke persoon, zijn eeuwige roeping, boven het gemeenschappelijke. Tenslotte is deze tijdelijke orde nooit af, nooit is het definitief evenwicht bereikt, men is steeds onderweg. 3. Een sociaal programma Maritains aandacht in Humanisme Intégral voor het sociale probleem heeft opnieuw betrekking op zijn belangstelling voor het marxisme. Marx' aanhangers in Frankrijk en elders waren verenigd in de communistische partij. Ze waren actief in de strijd tegen het sociaal onrecht. Een ommekeer in Stalins buitenlandse politiek leidde ertoe dat ze gingen zoeken naar medestanders voor een alter- _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.245 ___________________________________ natieve politieke meerderheid. Het is opmerkelijk dat precies in de maand april van het jaar 1936, waarin Humanisme Intégral verschijnt, de Franse communist Maurice Thorez in een radiotoespraak een oproep deed om een hand te reiken naar de katholieken in Frankrijk. Volgens personaliteiten als een Léon Blum of een kardinaal Liénart van Lille konden katholieken toch samenwerken met communisten met het oog op het realiseren van waardevolle sociale doeleinden, niettegenstaande ook volgens hen het christendom en het communisme onverenigbaar zijn. Liénart stelde in 1935 dat er niet meer sprake kon zijn van een rechtse katholieke politiek dan van een linkse katholieke politiek. Katholieken dienen boven elke vorm van partijpolitiek te staan en samen te werken. In dit perspectief was medewerking met het Front Populaire, een coalitie van Franse linkse politieke partijen, niet uitgesloten. Ook konden katholieke arbeiders zich achter de fabrieksbezettingen van mei en juni 1936 scharen. Een en ander blijkt tevens uit de sociaal-politieke standpunten zoals men die terugvindt in het weekblad Sept waarin Maritain regelmatig een essay publiceerde. In Humanisme Intégral zijn een aantal van deze essays opgenomen. Nieuw-linkse katholieken rond Esprit stelden dat het christendom een belangrijke aanvulling kon zijn voor het communisme. Op deze wijze zou een levensvatbare revolutionaire beweging mogelijk worden die het communisme oversteeg. Ook Maritain kent aan het christelijke denken een groot integrerend vermogen toe (HI 102) terwijl er onder Franse katholieken in principe een zeer sterke reserve tegenover Marx en het communisme bestond -reserve die te maken had met de pauselijke veroordeling van het communisme, reeds voor de encycliek Divini Redemptoris van 1937. Emmanuel Mounier, uitgever van Esprit, drukte echter in Révolution personnaliste et communautaire zijn bewondering uit voor de marxistische analysemethode. Bij Marx vond Mounier een diagnose van veel christelijke tekortkomingen. Tezelfdertijd had Mounier veel kritiek op de eenzijdigheid bij Marx en op diens ___________________________________ totalitaire trekken. Daniël Rops, die zich samen met Maritain aansloot bij het blad Sept, waardeerde eveneens de marxistische kritiek “op een zekere vorm van idealisme”, maar verzette zich tegen de verwerping van de menselijke eigendom. Volgens Rops kwam het er eerder op aan naar een billijke verdeling van de eigendom te zoeken. Maritain, die het werk van Marx goed leerde kennen, heeft in Humanisme Intégral naast kritiek ook waardering voor diens sterke intuïtie omtrent de vervreemding in de moderne kapitalistische samenleving, “de grote vonk van waarheid die doorheen gans zijn oeuvre loopt” (HI 55). Maritain pleit daarenboven voor een eigendomsstructuur waar naast privé-bezit ook staatsparticipatie ingebouwd wordt om de menselijke persoon niet over het hoofd te zien. In de lijn van Thomas dient het gebruik van individueel verworven goederen ten goede te komen aan het gemeenschappelijk goed van allen. Om aan iedereen de voordelen van het privaat bezit te garanderen, opteert Maritain echter niet voor een communistische staat doch voor meer mede-eigendom en participatie bij het beheer van de bedrijven: “Het gaat er niet om het privé-belang af te schaffen, maar wel het uit te zuiveren en te verbeteren; het in te schakelen in sociale structuren die het algemeen belang behartigen, en ook (en dit is het belangrijkste aspect), het privé-belang intern om te vormen in een geest van eenheid en broederlijke vriendschap.” (HI 192) Op deze wijze worden werknemers ook veel meer gemotiveerd, wat vaak een groot probleem is in een collectivistische economie. De gezamenlijke revolutie die de katholieke intellectuelen met de communisten wilden opzetten was bedoeld tegen het kapitalisme en het economisch liberalisme. Katholieke intellectuelen als Maritain zagen het vooral als hun taak de aangekondigde anti-kapitalistische revolutie van het Front om te buigen in een revolutie die in de lijn zou liggen van de katholieke sociale leer, zoals die terug te vinden is in Rerum Novarum en Quadragesimo Anno. Maritain stelt zeer duidelijk dat een liquidatie van het kapitalistisch stelsel noodzakelijk is om een adequate temporele orde mo- _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.246 ___________________________________ gelijk te maken. Een radicale verandering is hiervoor nodig, zowel op materieel als op moreel vlak. Vandaag is alles onderworpen aan een criterium dat buiten de mens ligt: de wetten van de materiële productie, van de dominantie van de techniek over de natuur en van het doen renderen van het geld. Maritain wijst op de noodzaak van een zekere soberheid in de economie, wil men tot welzijn voor ieder komen. Hij heeft het in een voetnoot over de noodzaak van 'een zekere armoede': “Maar zelfs zonder te spreken over de grote problemen die de vooruitgang van de wetenschap en van de techniek met zich zullen meebrengen door de noodzaak aan mankracht te verminderen en het risico op werkloosheid te verhogen, is het zo dat wanneer iedereen over een deel van de overvloed beschikt, dit voor ieder zal neerkomen op een relatieve armoede, waarbij er wel voldoende zal zijn maar waarbij luxe moeilijk zal zijn.” (HI 15) Volgens Maritain zou een zekere persoonlijke armoede juist tot gemeenschappelijke overvloed leiden. Fundamenteler is de vraag op welke manier men de techniek, de machine en de industrie ondergeschikt kan maken aan de mens. In tegenstelling tot Marx gelooft Maritain niet dat de wetenschap hier een uitweg biedt: de techniek dient zich te richten naar een ethiek van de persoon. Men moet fundamenteel kiezen tussen ofwel een essentieel industriële beschaving ofwel een essentieel menselijke beschaving. Volgens Maritains personalisme is het duidelijk dat de industrie een instrument is en de mens het doel: “de industrie is in feite maar een instrument en dus afhankelijk van wetten die ze niet zelf heeft ontworpen.” (HI 199). Daarom geeft Maritain duidelijk voorrang aan de kwaliteit boven de kwantiteit, aan de arbeid boven het geld, aan het menselijke boven de techniek, aan de wijsheid boven de wetenschap, aan de gemeenschappelijke dienst van de menselijke personen boven de individuele hebzucht naar onbeperkte verrijking of de staatshebzucht naar onbeperkte macht. Maritain achtte het communisme niet in staat om het kapitalisme in de kiem te smoren. Het communisme kon enkel de macht van het kapitalisme naar de staat overhevelen. In de lente van ___________________________________ 1936 riep de 'rode' kardinaal Verdier van Parijs de Fransen op mee te werken aan de nieuwe orde van het Front Populaire. Maar tevens werd duidelijk dat een spirituele dimensie in een anti-kapitalistisch revolutie onontbeerlijk was. Het atheïsme in Marx' filosofie was hier de struikelblok bij uitstek. Met het atheïsme hing een materialisme samen. Zoals het kapitalisme leidde het communisme tot de verafgoding van de technologische vooruitgang en welvaart. Daarom trok Maritain zowel van leer tegen het stalinisme als tegen het Amerikaanse fordisme. Het communisme ontkende bovendien het bestaan van waarden die het individu, de tijd of de plaats overstijgen. Tevens beschouwde het de mens als een collectief individu, waardoor de menselijke persoon met haar waarden als vrijheid en liefde, al te zeer op de achtergrond geraakte. Het feit dat Maritain in Humanisme Intégral zo sterk de aandacht vestigt op de menselijke persoon, betekent echter niet dat de tijdelijke orde die hij uitwerkt te herleiden valt tot een individuele moraal. Er is nood aan kennis betreffende de geschikte sociale technieken ten dienste van het algemeen welzijn of het bonum commune. De ethische principes dienen vertaald te worden in structuren. De toekomst van een nieuwe christenheid hangt volgens Maritain echter af van het concreet engagement van christenen. Niet alleen bij de intellectuele elite, doch ook in de brede lagen van de bevolking zal men al dan niet ingaan op het geschetste profane christelijke appèl. Daarom bestaat er een grote nood aan allerlei haarden van spirituele heropbloei en is het belangrijk dat christenen niet afwijzend staan ten opzichte van de vereiste sociale emancipatie. Er zal allereerst nood zijn aan een kleine groep mensen die op sociaal en politiek vlak de massa kan begeleiden: “Het zullen aanvankelijk kleine groeperingen zijn die echter als zuurdesem zullen handelen en afhankelijk zullen zijn van de initiatieven van een klein aantal mensen.” (HI 274) Hiernaast heeft Maritain een soort copernicaanse omwenteling in de politieke activiteit op het oog. Het komt er volgens de auteur op aan bij zichzelf te beginnen: “We moeten beginnen met in het politieke op een christelijke _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.247 ___________________________________ wijze te denken, te leven en te handelen.” (HI 256) De poging om op deze wijze vanuit een christelijke inspiratie aan politiek te doen, is een werk van lange adem. Zelfs wanneer niet onmiddellijk spectaculaire resultaten zichtbaar zijn, is het volgens Maritain toch een feit dat er zich over heel de wereld al een soort christelijke diaspora ontwikkelt, een netwerk van christelijke gemeenschappen. Maritain is niet van mening dat voor de uitwerking van zijn integraal humanisme de oprichting van een christelijke partij vereist is. Er is eerder nood aan één of meerdere authentieke politieke groeperingen die uiteindelijk vanuit hetzelfde geloof handelen. Hieraan moeten niet alle christenen meewerken, en ook niet alleen christenen, maar allen die zich herkennen in de geschetste realisatie van de temporele orde. Belangrijk is dat men trouw wil blijven aan waarden zoals waarheid en rechtvaardigheid. Men erkent dat ieder zijn eigen gaven te bieden heeft en zijn eigen bestaanssituatie kent. Voor Maritain gaat het hier niet om een soort religieuze of apostolische katholieke actie zoals Pius XI die lanceerde. Wel zal een grondige spirituele omwenteling vereist zijn en een samenwerking tussen arbeiders en intellectuelen. Toch vertrouwt Maritain erop dat op een dag de aangegeven veranderingen zullen doorbreken: “De tijdelijke christelijke krachten waar de wereld nood aan heeft, zijn in een verre voorbereidende fase; het is onmogelijk dat ze op zekere dag hun invloed niet zullen hebben in de wereld.” (HI 293) Besluit Maritains Humanisme Intégral komt neer op een neoscholastieke synthese van een reeks fundamentele thema's en categorieën van het Frans katholiek personalisme3. Deze werden na Maritain vaak toegepast in diverse sociaal-politieke contexten. Vooral de noties 'persoon', 'integraal humanisme', 'gemeenschap' en 'welzijn' werden vaste waarden in het naoorlogse christelijk sociaal gedachtegoed, onder meer in Duitsland, Italië en Frankrijk. In België waren het vooral professoren ___________________________________ als A. Dondeyne, L. Janssens en J. Walgrave die het denken van Maritain tot op vandaag actualiseerden. In Nederland zorgde H. Brugmans rond de Tweede Wereldoorlog voor de bekendmaking van het personalisme van Maritain. Ook in landen als Chili en Argentinië, genoot het werk van Maritain een sterke belangstelling. Eduardo Frei bijvoorbeeld populariseerde in Chili het werk van Maritain. Hierdoor kwam er het conservatief politiek katholicisme in de verdrukking. De politieke filosofie van Maritain gaf tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten aan de katholieken de grondslag voor een pluralistische politieke leer. Onder meer gezien Maritains persoonlijke vriendschap met Paulus VI stelt men tenslotte vast dat een kerkelijke constitutie als Gaudium et Spes sterk beïnvloed werd door de auteur. Paulus VI, die hem overigens erkende als een van zijn leermeesters, overhandigde aan Maritain op het einde van het tweede Vaticaans concilie de concilieboodschap voor de intellectuelen. Het meest opvallende in Maritains Humanisme Intégral is dat het om een religieus humanisme gaat in het perspectief van een algemene christelijke wereldcultuur. Niettegenstaande het om een profaan-christelijke cultuur gaat, steunt deze bij Maritain essentieel op het religieuze en meer in het bijzonder op een katholieke grondslag. Voor Emmanuel Mounier hangt het openstaan voor religiositeit in de toekomst niet af van een in essentie katholieke inspiratie. Wel kan er maar sprake zijn van een personalistische cultuur, wanneer men openstaat voor het transcendente. Want zonder een vernieuwd en verhevigd religieus besef is het niet mogelijk de moderniteit met haar technocratisch bewustzijn te overstijgen en het besef van een absolute zijnsorde te herwinnen. _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.248 ___________________________________ Gezien het veel minder katholiek gebonden gedachtegoed van Mounier, is het niet zo verwonderlijk dat vandaag de dag het personalisme meer weerklank vindt in Mouniers nog steeds invloedrijke tijdschrift Esprit dan via de nieuwsbrief Maritain Newsletter. ___________________________________ Maar toch is het treffend dat juist het Institut Jacques Maritain bij het begin van deze 21° eeuw een internationaal congres inricht over “Globalization, Cultures and religions. The impact of the market and the new technologies”: een proeve eigenlijk tot hertaling van Maritains religieus humanisme. Noten Voor een korte biografie van Jacques Maritain verwijzen we naar J. DE VALK, `Jacques Maritain' in Kritisch Denkerslexicon. Een overzicht van moderne denkers en hun werk. Alphen aan den Rijn, Samsom, 1991. Een meer uitvoerige studie over J. Maritain werkten we uit in K. BOEY e.a., (red.), Ex Libris. Leuven, Acco, 1997, p. 265-277. J. MARITAIN, Humanisme intégral. Paris, Aubier, Éditions Montaigne, 1968. E. DE JONGHE, `Het integraal humanisme van Jacques Maritain' in L. BOUCKAERT, Metafysiek en Engagement. Leuven/Amersfoort, Acco, 1992, p. 89. _______________________________________________________________________________________ Ethische perspectieven 10 (2000)4, p.249