Boekbespreking: ‘Humanisme en het Avondland: de Europese humanistische traditie’ Het boek ‘Humanisme en het avondland’ van Jeroen Vanheste neemt ons mee in de geschiedenis van het humanisme. Vanaf het Griekse ideaal van paideia (de culturele ontwikkeling en vorming tot menselijkheid), langs het Romeinse idee van humanitas, via het christelijk humanisme van de middeleeuwen naar de renaissance, de verlichting, naar het ‘Weimar humanisme’ uit de achttiende en het begin van de negentiende eeuw en het seculier-joodse humanisme uit de negentiende en begin twintigste eeuw. In de negentiende en twintigste eeuw ontwikkelen zich echter ook twee extremen, een eenzijdige nadruk op rationaliteit en een afwijzing van rationaliteit. Vanheste besteedt bijzondere aandacht aan de humanisme-kritieken en het postmoderne denken van na de Tweede Wereldoorlog. Het historische overzicht is een pleidooi voor het belang van het humanisme voor het hedendaags Europa, specifiek de ideeën van openheid, redelijkheid, universaliteit en vorming. Het klassieke denken, de vorming tot perfectie Naast het morele ideaal van universele menselijkheid en menswaardigheid, gaat Vanheste in het bijzonder in op de esthetische en culturele criteria van het klassieke humanisme. Bij de Griekse filosofen, bijvoorbeeld bij Plato en Aristoteles, is menselijke ontwikkeling en vorming voornamelijk gericht op kennis en wijsheid. De rede (logos) is het hoogste menselijke vermogen en de essentie van mens-zijn. Voor Aristoteles is de rede niet zozeer een theoretisch vermogen, maar praktische wijsheid (phronesis). Om goed te leven moet je leren hoe je algemene regels en principes toepast op concrete vragen en gebeurtenissen. De rede is altijd sterk verbonden geweest aan taalgebruik, en mooi taalgebruik en een mooi stijl van uitdrukken. In het Romeinse denken staat het ideaal van humanitas centraal. Humanitas verwijst zowel naar menslievendheid als naar hogere beschaving. Bij de Grieken en Romeinen gaat het niet alleen over de intellectuele vermogens van de mens. Er werd bijzondere aandacht besteedt aan kunst en cultuur en aan lichamelijke vorming. Het doel van deze vorming was arete, het bereiken van morele en existentiële perfectie. De christelijke middeleeuwen Hoewel in de meeste overzichten van de geschiedenis van het humanisme de middeleeuwen worden overgeslagen als bij uitstek niet-humanistisch, ziet Vanheste hier wel degelijk vormen van humanisme terugkomen. Niet alleen probeerde de christelijke gemeenschap de theorie van het christendom in overeenstemming te brengen met het Griekse en Romeinse denken, ook zijn er inhoudelijk duidelijke verbanden te vinden. Beiden gaan uit van menselijke waardigheid en de fundamentele gelijkheid van de mens. In beide tradities komt de mens als individueel persoon naar voren. Het grootste verschil tussen het christendom en de Grieks-Romeinse filosofie zit hem in de wereldse aard van de laatste traditie. Dit komt tot uiting in een positievere aandacht voor het lichaam en de aandacht voor thema’s uit het gewone, dagelijkse leven. Filosofische beschouwingen zijn in de Grieks-Romeinse levenskunsttraditie gericht op alledaagse thema’s zoals vriendschap, eten, drinken, seksualiteit en liefde. Vervolgens is in het klassieke denken ook humor en ironie belangrijk, onbekende elementen die in het bijbelse leven van de middeleeuwen. Als laatste is de kritische houding en de wetenschappelijk-rationele oriëntatie van het GrieksRomeinse denken duidelijk te onderscheiden van religieuze dogma’s en de oriëntatie op de openbaring. Ondanks deze verschillen ziet Vanheste vooral het gemeenschappelijke: een geloof in de waardigheid en gelijkwaardigheid van elk menselijk individu. Vanheste gaat relatief kort in op de verlichting en heeft – gezien zijn oriëntatie op het klassiek humanisme – meer aandacht voor het Weimar humanisme van eind 18e begin 19e eeuw dat zich laat inspireren door de Griekse ‘vorming’ (ditmaal als Bildung). Denk hierbij aan mensen als Goethe, Schiller en Wilhelm von Humboldt (de oprichter van het http://www.humanistischverbond.nl/humanisme/boeken.html humanistische gymnasium). Verfrissend is ook de aandacht voor het Centraal-Europese humanisme van de negentiende en begin twintigste eeuw. Dit humanisme is seculier-joods van aard en kenmerkt zich door een kosmopolitische oriëntatie. Het humanisme in de problemen In de negentiende eeuw ontstaat er een breuk. Enerzijds zorgen wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen voor een sterk rationalistisch mens- en wereldbeeld: het natuurwetenschappelijk humanisme dat de mens reduceert tot biologische, historische en/of economische wetten (respectievelijk Darwin / Spencer, Hegel en Marx). Hiermee komen geestelijke ontwikkeling, de wereld van kunst en cultuur maar ook levensbeschouwelijke thema’s uit het dagelijkse leven op de achtergrond te staan. Anderzijds echter ontwikkelt zich het romantische denken dat de rede en het universalisme afwijst. Het individu is niet langer wereldburger, maar deel van een specifieke cultuur. Zijn ware aard komt niet in de rede maar in de directe emotionele ervaring naar voren. Zowel het wetenschappelijk rationalisme als het romantische waardenrelativisme zijn vervormingen van het totaalpakket dat het klassieke humanisme biedt. De periode na de Tweede Wereldoorlog staat in het teken van antihumanisme. Dit neemt twee vormen aan. Ten eerste is er verbijstering over het feit dat de mooie humanistische idealen de holocaust niet hebben kunnen voorkomen en dus weinig effect en kracht hebben gehad. Een tweede kritiek is fundamenteler van aard en wijst erop dat de mooie humanistische waarden zélf hebben bijgedragen aan de holocaust, het kolonialisme en het imperialisme. De idealen van het humanisme, waaronder vrijheid, vooruitgangsstreven en gelijkheid, zouden met hun universele pretenties ook uitsluiting van andere levensvisies met zich meebrengen. Met name de humanistische nadruk op de rede moet het ontgelden. In de meest verreikende kritiek verhullen deze mooie idealen een streven naar macht. In de naoorlogse kritieken op het humanisme wordt volgens Vanheste echter over het hoofd gezien dat het juist de universeel menselijke idealen zijn die hebben geleid tot bijvoorbeeld het algemeen stemrecht, gelijkheid voor de wet, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de afschaffing van kinderarbeid en het liberaal-democratische stelsel. De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog vloeien eerder voort uit een romantische, irrationele vorm van nationalisme dan uit redelijkheid en universalisme. Het blijvende belang van een humanistisch mensbeeld; terug naar het totaalpakket Vanheste pleit voor een terugkeer naar de menselijke rede, cultuur, kunst en vorming. Vorming en zelfverwerkelijking zijn van belang omdat het humanisme een open mensbeeld heeft. De mens wordt niet gereduceerd tot specifieke kenmerken (bijvoorbeeld zijn fysieke aanleg), door een hogere instantie (God), door economische, sociale, psychologische of culturele omstandigheden (denk aan Mar en Reut), maar is open en onbepaald. Precies omdat de mens open en onbepaald is, hecht het humanisme zoveel waarde aan vorming, ontwikkeling en opvoeding. Deze vorming is normatief van aard en richt zich op de brede ontplooiing van menselijke mogelijkheden en het mooiste dat de geschiedenis heeft voortgebracht. Vanheste keert zich af van iedere vorm van waardenrelativisme waarbij alles wat de mens doet of leert even waardevol is. Ook neemt hij afstand van het utilisme, de vorming die zich richt op praktische nut voor de samenleving. Ontwikkeling wordt niet bepaald door wat ‘leuk’, ‘nuttig’ of ‘gemakkelijk’ is, het vergt inspanning, tijd, aandacht en moed. Culturele vorming en geestelijke ontwikkeling kunnen bij uitstek europese idealen worden genoemd. Wat Europa kenmerkt is niet het christendom, de verlichting of de vrije markt, maar de nadruk op menselijke zelfverwerkelijking, redelijkheid en brede ontwikkeling. Vanheste laat niet alleen op een heldere manier de geschiedenis van het humanisme de revue passeren, hij toont ook dat de Europese traditie een bredere basis heeft dan http://www.humanistischverbond.nl/humanisme/boeken.html bijvoorbeeld het Amerikaanse en Engelse humanisme dat zich met het (natuur)wetenschappelijke en ongodsdienstige denken profileert. Tegelijk neemt hij afstand van de postmodern georiënteerde humanisme-kritiek en de humanistische zelfkritiek. Het grootste probleem dat hij in de hedendaagse cultuur waarneemt is het wantrouwen in menselijke mogelijkheden en de cultuurrelativistische en waarderelativistische tendensen. Een mooi boek dat helder en onomwonden pleit voor het streven naar volledig mens-zijn en daarbij bijzondere waarde hecht aan het klassieke onderwijs- en opvoedingsideaal en dit verbindt aan universele morele criteria van ons politieke en sociale samenleven. De enige kritiekpuntjes zijn de relatief gebrekkige aandacht voor de politieke idealen van de verlichting. De klassieke oriëntatie maakt het voor Vanheste ook moeilijk de vertaalslag te maken naar meer actuele cultuurvormen (bijvoorbeeld nieuwe media) en de potentie die deze hebben voor vorming en ontwikkeling. Juist het klassieke geluid is echter in humanistische kringen verfrissend en vernieuwend te noemen. Een aanwinst dus. Esther Wit http://www.humanistischverbond.nl/humanisme/boeken.html