Klinische besprekingen Buikpijn in utero dr. C.F. van Heteren, gynaecoloog i.o. en dr. L.G.M. Mulders, gynaecoloog Inleiding Met behulp van cardiotocografie (CTG) en echoscopie is de foetus in utero te observeren. Anatomische afwijkingen kunnen met echoscopisch onderzoek in kaart worden gebracht en het foetale welbevinden door registratie van de foetale hartslag. Als een foetus in nood is, uit zich dit meestal in verandering van het hartslagpatroon. De oorzaak van de foetale nood wordt vaak post-partum pas duidelijk. Onderstaande casus zijn voorbeelden van een zeldzame verklaring voor het optreden van foetale nood. Casus 1 Het betreft een 32-jarige primigravida met een Morbus Graves waarvoor zij levothyroxine gebruikt. De anti-TSH-receptor antistoffen zijn negatief. De zwangerschapscontroles vinden plaats in de eerste lijn. Bij een termijn van 31+5 weken zwangerschapsduur meldt zij zich bij de eerstelijns verloskundige omdat zij sinds twee dagen minder leven voelt. Er zijn geen andere klachten en de tensie is normaal. De verloskundige stuurt haar vervolgens voor consultatie naar de gynaecoloog. In Maxima Medisch Centrum (MMC) locatie Eindhoven wordt vervolgens een CTG gemaakt dat suboptimaal is: het CTG vertoont weinig variatie en er zijn variabele deceleraties van de hartslag. Echoscopisch worden geen afwijkingen gevonden. Onder verdenking foetale nood wordt patiënte, in verband met de termijn van minder dan 32 weken, overgeplaatst naar de Obstetrische High Care Unit van MMC locatie Veldhoven. Het CTG dat alhier wordt gemaakt is geruststellender. Bij echoscopisch onderzoek wordt een normale foetale groei, een normale hoeveelheid vruchtwater en een normale bloeddoorstroming van de arteria umbilicalis gevonden. Wel worden opvallend echodense darmen gezien. Aanvankelijk wordt een expectatief beleid gevoerd. Patiënte wordt opgenomen en krijgt corticosteroïden ter ondersteuning van de foetale longrijping. Bij herhaling van de CTG-registratie diezelfde avond ziet men een normale basislijn van 150 slagen per minuut, weinig variabiliteit, geen acceleraties maar variabele deceleraties zonder contracties (figuur 1). Er is dus sprake van sinds twee dagen minder leven, echoscopisch geen overduidelijke afwijkingen, een normaal groot kind met een normale hoeveelheid vruchtwater en een suboptimaal CTG. Er wordt besloten diezelfde avond een sectio caesarea te verrichten. Hierbij wordt een dochter geboren met een geboortegewicht van 1870 gram (p50-p75) met een Apgarscore van 4 na 1 minuut en 8 na 5 minuten en een pH arterieel 7,27, pH veneus 7,33. Omdat er sprake is van respiratoire insufficiëntie wordt het meisje direct post partum geïntubeerd en beademd. Wat opvalt is dat zij een bolle, gespannen, groenblauw verkleurde buik heeft waarover geen peristaltiek te horen is. Bij palpatie blijkt er sprake te zijn van actief spierverzet, hetgeen een teken is van peritoneale prikkeling. Zij ligt met opgetrokken benen in de couveuse (figuur 2). Een buikoverzichtsfoto laat weinig lucht in maag en duodenum zien. Bij echoscopisch onderzoek van het abdomen worden meerdere echodensiteiten gezien, Figuur 1. CTG casus 1. Medisch Journaal, jaargang 31, no. 4 149 A B A B Figuur 4A. De primaire darmlis nadat deze 270 graden is gedraaid. Figuur 4B. De uiteindelijke fysiologische orde van de darm met het caecum en de appendix in het rechter onderkwadrant van de buikholte. Figuur 5A. Malrotatie van de darm waarbij het colon aan de linkerkant en de dunne darm aan de rechterkant van de buikholte ligt. Figuur 5B. Malrotatie van de darm waarbij het colon transversum achter het duodenum langs loopt. Een volvulus is een gevolg van een malrotatie van de darm hetgeen een ontwikkelingsstoornis is. De ontwikkeling van de primaire darmlis wordt gekenmerkt door een snelle lengtegroei. Door de gelijktijdige uitgroei van de lever ontstaat er te weinig ruimte in de buikholte. Daardoor dringen in de zesde week van de zwangerschap de darmlissen de navelstreng in. Dit wordt de fysiologische omfalokèle genoemd. Rond de twaalfde week van de ontwikkeling keren de darmlissen weer terug in de buikholte1. Terwijl de darmlis langer wordt roteert deze tegen de wijzers van de klok in om de arteria mesenterica superior. De totale rotatie bedraagt ongeveer 270 graden. Het rotatieproces treedt op zowel tijdens het herniatiestadium als in de periode waarin de darmlissen terugkomen in de buikholte. Het jejunum treedt als eerste terug in de buikholte en komt aan de linkerzijde te liggen. De lissen die later in de buikholte terugkomen komen in toenemende mate aan de rechterkant van de buikholte te liggen (figuur 4a en 4b)1. Bij malrotatie van de darmen kan het gebeuren dat de darmen slechts 90 graden om de arteria mesenterica superior draaien. Als gevolg hiervan komt niet het jejunum maar het colon als eerste in de buikholte en gaat aan de linkerkant liggen. De andere darmlissen leggen zich dan tegen de rechterkant van de buikholte aan (figuur 5a en 5b) 1. In sommige gevallen draait de darmlis slechts 90 graden maar dan met de wijzers van de klok mee. Bij een dergelijke afwijking loopt het colon transversum achter het duodenum langs en ligt dan achter de arteria mesenterica superior. Een abnormale rotatie van de darmlissen leidt tot een abnormale fixatie van de darmen aan de achterkant van de buikholte. Dit kan weer leiden tot een steeldraai van de darmlis. Bij echoscopisch onderzoek kunnen in geval van darmpathologie de volgende kenmerken worden gezien: echodense darmen, gedilateerde darmlissen/ transsone processen, ascites na perforatie, calcificaties van het peritoneum bij peritonitis en polyhydramnion door darmobstructie2,3. Bij beide gepresenteerde casus werd besloten om op basis van verdenking foetale nood een sectio caesarea uit te voeren. Bij het bestaan van een volvulus is de bloedvoorziening van de darm in gevaar, waardoor uitgebreide necrose kan optreden. Een onmiddellijke chirurgische ingreep is dan noodzakelijk om verdere schade te beperken4. Bij beide gepresenteerde casus werd het eerste symptoom van de volvulus opgemerkt door de moeder. Het opmerken van minder foetale bewegingen is cruciaal in beide casus geweest. De CTG-registratie die vervolgens verricht werd als vervolg op het minder leven voelen, liet afwijkingen zien als gevolg van foetale pijn en stress. Uit onderzoek is duidelijk geworden dat tussen de 7e en 14e week er reflexmatige motorische reacties zijn op schadelijke prikkels5. Vanaf de 20e week leiden schadelijke stimuli tot circulatoire, hormonale en metabole veranderingen in de foetus. Vanaf 26 weken is het foetale brein zo gevormd dat de cerebrale cortex rijp is voor het ontvangen en verwerken van pijnsensaties. Desondanks blijkt uit onderzoek dat pas vanaf 29 weken zogenaamde cerebrale evoked potentials kunnen worden waargenomen als reactie op pijnstimuli. Er wordt dus gedacht dat pas vanaf 29 weken de foetus zich bewust is van pijn5. Als eerste en zeer belangrijk symptoom van pijn in utero is het minder of geen leven voelen door de moeder. Vertelt een patiënte dus geen of minder leven te voelen dan is dat altijd reden voor een consult. Bij CTG-afwijkingen en echoscopische afwijkingen, die helaas lang niet altijd duidelijk zijn, kan dan aan foetale pijn door een structurele afwijking gedacht worden. Medisch Journaal, jaargang 31, no. 4 Dankwoord Met dank aan R.S.V.M. Severijnen, kinderchirurg, Universitair Medisch Centrum St Radboud Nijmegen voor het ter beschikking stellen van de gegevens van beide casus. Literatuur 1. Sadler TW. Langman’s medische embryologie. Amsterdam: Bohn, Scheltema en Holkema, 1988: 247-52. 2. Corteville JE, Gray DL, Langer JC. Bowel abnormalities in the fetus – Correlation of prenatal ultrasonographic findings with outcome. Am J Obstet Gynecol 1996; 175: 724-729. 3. Miyakoshi K, Tanaka M, Miyazaki T, Yoshimura Y. Prenatal ultrasound diagnosis of small-bowel torsion. Obstet Gynecol 1998; 91: 802-803. 4. Mercaso MG, Bulas DI, Chandra R. Prenatal diagnosis and management of congenital volvulus. Pediatr Radiol 1993; 23: 601602 5. Benatar D and Benatar M. A pain in the fetus: toward ending confusion about fetal pain. Bioethics 2001; 15: 57-76. 151 mogelijk passend bij een bloeding of vocht in de darmen. Het meisje heeft ook een anemie met een Hb van 4,8 mmol/l waarvoor zij een bloedtransfusie krijgt. Onder verdenking intra-uterien verworven acute buik wordt ze diezelfde nacht overgeplaatst naar de kinderchirurgische afdeling in het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen. Daar wordt ze onmiddellijk geopereerd. Er blijkt sprake te zijn van necrotisch deel van het ileum als gevolg van een volvulus. Het necrotische deel wordt gereseceerd en een ileostoma wordt aangelegd. Het postoperatief herstel is goed. Na 40 dagen wordt het ileostoma opgeheven. Helaas ontstaat er drie dagen na het opheffen van het stoma een septisch beeld met een peritonitis en een platzbauch. De platzbauch wordt primair gesloten. Twee weken hierna wordt er een relaparotomie verricht omdat het kind niet op wil knappen. Er blijkt een naadlekkage te zijn opgetreden en er wordt wederom een ileostoma aangelegd. Postoperatief gaat het slecht met haar. Er ontstaat een multi-organ failure en een trombose in de arteria pulmonalis. Hierop wordt besloten te abstineren waardoor zij twee maanden post partum overlijdt. Casus 2 Het betreft hier een 27-jarige gravida 3 para 1 die één maal een spontane abortus en een vlotte partus thuis heeft doorgemaakt. Dit maal is er weer een ongestoorde zwangerschap en de zwangerschapscontroles worden verricht in de eerste lijn. Bij een termijn van 37+3 weken meldt patiënte zich bij haar verloskundige omdat zij al twee dagen minder leven voelt. Bij het consult in de tweede lijn wordt een CTG gemaakt dat een basishartfrequentie van ongeveer 155 slagen per minuut heeft en langdurig weinig variabiliteit vertoont. Bij echoscopisch onderzoek wordt een normale foetale groei gevonden, een normale hoeveelheid vruchtwater en een normale bloeddoorstroming van de arteria umbilicalis. Er worden geen foetale bewegingen waargenomen. In het foetale abdomen wordt een worstvormige structuur gezien. Omdat de diagnose foetale nood niet met zekerheid gesteld kan worden wordt een oxytocine stress test verricht, waarbij het CTG deceleraties op de contracties laat zien (figuur 3). Besloten wordt diezelfde dag een sectio caesarea te verrichten. Figuur 2. Dochter van casus 1 (foto afgedrukt met toestemming van de ouders). Hierbij wordt een zoon geboren met een geboortegewicht van 2515 gr (p5-p10), een Apgar-score van 3 na 1 minuut en 8 na 5 minuten en een pH arterieel van 7,23 en pH veneus 7,31. Hij wordt direct post partum geïntubeerd en beademd wegens respiratoire insufficiëntie. Hij heeft een opgezette, strak gespannen buik. Echoscopisch onderzoek van het abdomen toont een transsoon, homogeen ruimte-innemend proces. Er wordt vervolgens een X-colon gemaakt dat contrastvloeistof in de vrije buikholte laat zien. Onder verdenking intra-uterien verworven acute buik wordt het jongetje diezelfde dag geopereerd. Er blijkt sprake te zijn van een volvulus van het ileum met een darmperforatie. Zestig cm ileum wordt gereseceerd, de perforatie wordt overhecht en er wordt een ileostoma aangelegd. Er volgt een goed postoperatief herstel en de ileostoma wordt 24 dagen later weer opgeheven. Korte tijd later wordt het kind ontslagen. Beschouwing De differentiaal diagnose van intra-uterien verworven darmafwijkingen die tot een acute buik kunnen leiden zijn het meconiumplug syndroom, eventueel leidend tot een meconium peritonitis, darmatresie met als gevolg obstructie en eventueel darmperforatie en een malrotatie van de darmen met als gevolg een volvulus. Een volvulus is een steeldraai van een stuk van de darm om zijn as. Hierdoor kan er een circulatiestoornis ontstaan door compressie van de vaten in het mesenterium. Ook ontstaat er een partiële of totale obstructie door vernauwing van het lumen van de darm. Figuur 3. CTG casus 2. 150 Medisch Journaal, jaargang 31, no. 4