De Dijledelta een project met kansen om de verdwenen geschiedenis zichtbaar te maken Kenis Ramon Archeologische opgravingen bij de herbestemming van de Stella-site Door de herontwikkeling van de Stella-site, waarbij de overheveling van de industriële invulling ervan buiten de stadsring kwam te liggen, is deze site in de binnenstad klaar voor een nieuwe invulling met in dit deel de naam Dijledelta. Fig. 1: Overzicht - bron stad Fig. 2: Infirmerie & 1ste kapel i k Fig. 3:1815 infirmerie & kerk Fig. 4: Infirmerie 1666-1954 28 In het kader van de voorbereiding van de ontwikkeling van het deel (1) tussen de Voer, Sluisstraat, Klein begijnhof Mechelsestraat, werd van overheidswege aan het LHG gevraagd om informatie over te maken aan de archeologen over de geschiedenis van deze plek. Een korte samenvatting van deze info rond een aantal elementen is in dit artikel opgenomen, evenals enkele aandachtspunten bij het nieuwe project zoals de reminiscentie van de Sint-Catharinakerk en infirmerie, de integratie en toekomst van de Sluismolen en het toekomstig archeologisch onderzoekswerk naar de vele verdwenen historische panden. Infirmerie en Catharinakapel van het Klein-Begijnhof aan de oppervlakte Het Klein-Begijnhof, ook Oud-Begijnhof, Begijnhof van Sint-Gertrudis en Begijnhof van Sint-Catharina genoemd, bestaat sedert de 13de eeuw. Vermoedelijk is het ontstaan ook te danken aan de aanwezigheid van een eerste kapel (2) gebouwd in ‘t begin van de 12de eeuw tussen de Dijle en de Half-Maartstraat, toegewijd aan Sint Martinus maar afhankelijk van de Sint-Pieterskerk, toen hoofdkerk van Leuven. Volgens gegevens bezat deze instelling op het einde van rond 1275 een eerste infirmerie voor gebrekkige begijnen. In 1666 werd er een nieuwe infirmerie (3i en 4) gebouwd, die in 1672 in gebruik werd genomen. Ze zou haar rol als verblijf voor zieke en oude begijnen vervullen tot aan haar opheffing in 1797. Op 12 september 1841 werd het gebouw van de infirmerie ter beschikking gesteld van het Godshuis voor arme blinde vrouwen, dat 19 blinde vrouwen telde, maar ook 3 blinde mannen. Deze Leuvense instelling, gesticht in 1804, werd in 1886 overgebracht naar het nieuw Hospice of Gesticht Remy in de Frederik Lintsstraat. Het vrijgekomen gebouw werd in 1890 omgevormd tot vier woonhuizen, die later in het be- zit kwamen van de Brouwerijen Artois en in 1954 werden gesloopt. In 1295 is er sprake van een stuk grond voor de oprichting van een kapel van de infirmerie. In 1369 werd de kapel gebouwd. Vanaf 1631 heeft Jaak Boonen, aartsbiscchop van Mechelen, de kapel verheven tot parochie toegewijd aan Sint Katherina. Tegen de kleine kapel in gotische stijl werd in 1640-1643 een grotere kapel (3k en 5) gebouwd van 63 voet lang en 24 breed. De vensters waren versierd met gekleurde kerkramen, geschilderd door Jan Van Caumont, maar er waren ook de schilden van o.m. J.G.van Ryckel, abt van Sint-Geertrui; Jan Maes, abt van Park, en van Niklaas Ambrosii, abt van Averbode. Binnenin was de kerk erg sober en was er geen noemenswaardige inrichting. De kerk werd afgebroken in 1861. Zo ontstond een plein in 1867 (3 & 6). Fig. 5: Grotere kapel 1640 - SAL Na de afbraak van de infirmerie in 1954 kwamen de Brouwerijen Artois in het bezit van dit deel van het Klein-Begijnhof. Ze bouwden er een immens depot die de vroegere oudste kern van het KleinBegijnhof waaronder de kapel (7k) en infirmerie Fig. 6: Plein na afbraak kapel (7i) afsneed van de woningen door een hoge muur waarop in de loop der jaren een biotoop van planten en dieren zich nestelden. Gelukkig werd deze weinig tactvolle stedebouw van een ‘overmaatse’ depot (1), die ook het uitzicht vanop de Keizersberg op de stad, Sint-Geertruikerk en het Klein Begijnhof wegnam, recent ontmanteld om plaats te maken voor nieuwe woongelegenheden. i k Een kans tot reminiscentie van het ‘historische hart van Klein-Begijnhof’. Door in het nieuwe plan met hoofdzakelijk Fig. 7: Dijledelta & kapel/infirmerie rijwoningen rond besloten tuinen sommige elementen licht te herschikken kan de oude kern van de site opnieuw ruimte krijgen en zichtbaar worden. Dit met een verwijzing naar de afgebroken infirmerie (7) en een afdruk van de plattegrond (footprint) van de Sint-Catharinakapel (7) als een reminiscentie te realiseren - een nieuw hart en schakel tussen het Klein Begijnhof en de nieuwe uitbreiding. Archeologisch vooronderzoek legde restanten van de infirmerie en Catharinakerk bloot (8). Een uitdaging voor de promotor Virix om deze reminiscentie te realiseren! Fig. 8: Relicten in zone infirmerie 29 a b c k i Fig. 9: Kadasterplan 1813 Fig. 10a/10b Poort/refuge Fig. 11: Brouwerij Van Thilt Fig. 12: Schade In WO II 30 Van Herberghe van Nassauw, refuge van het klooster van Vrouwenpark en Gulden Arent tot Zeemeermin tot Brouwerijen Artois en wooncomplex aan het Dijle Waar zich tot recent ook langs de Mechelsestraat de grote stapelplaats van Stella (Inbev)(13) bevond, lagen vroeger aan de Horenbrug aan weerskanten een reeks brouwerijen. Deze grensden aan de achterzijde aan de tuin van de infirmerie van het Klein Begijnhof Rechts naast de Dijle, aan de Horenbrug stadsinwaarts, lag de Herberg van Nassauw als eerste pand, een groot huis met tuin, dat in 1463 aan de hertog van Nasau toebehoorde. In 1511 werd deze patriciërswoning een herberg en in 1641 werd het de brouwerij het Zeepeert (9a). Rechts ervan (9b) stadsinwaarts lag het grote complex van de Refuge van het klooster van het Vrouwenpark te Rotselaar en verder de brouwerij Gulden Arent (9c). De gewezen refuge, een groot pand met een monumentale toegangspoort (10a), bleef deels geintegreerd overeind tot in de 20ste eeuw (10b). Toen de Refuge in 1740 werd overgebracht naar het begin van de Brouwerstraat, richtte Vander Motten in 1745 een brouwerij op in de gebouwen van de refuge. In 1756 werd deze brouwerij verkocht aan Antoon Van Thilt gehuwd met Anna-Theresia de Grooff en kreeg de brouwerij de naam ‘De Sirene’, ook ‘De Meermin’ genoemd. Door de samensmelting met de naburige ‘Jonge Sirene’ links aan de overzijde van de Dijle ontstond namelijk een nieuwe benaming, ‘De Twee Sirenes’ .Links van de Dijle lag de mouterij en rechts het portiershuis en de brouwerij met de monumentale poort van het refugehuis van de abdij Vrouwenpark. In 1898 en 1900 werden de gebouwen vernieuwd onder de NV Van Thilt, Soeurs (11), waaronder deze brouwerij het best gekend werd in Leuven. Dit familiebedrijf werd in 1954 opgekocht door de machtige buur, de brouwerijen Artois. Toen de Duitsers bij hun aftocht in september 1944 ook de Dijlebrug de lucht inbliezen, werden de installaties Van Thilt zwaar beschadigd (12). In de tweede helft van de 20ste eeuw werd en hier door de brouwerij Stella, samen met de aangekochte infirmerie met tuinen van het KleinBegijnhof, grote hallen (13) gebouwd tussen Mechelsestraat en Sluisstraat. Na de overheveling van de brouwerij buiten de stad werden deze recent gesloopt. In het vooruitzicht van de nieuwe bestemming van dit terrein als woongelegenheden werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd (14). De proefstroken legden nu al een aantal stevige funderingen bloot. Ze zullen de geschiedenis van deze stadsontwikkeling, waaronder de brouwerijen, in zijn achtereenvolgende verschijningen kunnen verduidelijken. Het definitieve archeologisch onderzoek kan de nodige elementen aanbrengen die de voormalige verdwenen activiteiten duiden. Fig. 13: Hal Mechelsestraat Vrijgemaakt uitzicht vanop Keizersberg Vanaf de Keizersberg, ter hoogte van het Mariabeeld, heeft men eeuwenlang één van de mooiste uitzichten (15) gehad op de noordzijde van de stad. Tot voor kort werd het panoramisch zicht vanaf de Keizersberg (aan het Mariabeeld) op de SintGeertruikerk en Klein-Begijnhof afgeblokt door de erg hoge brouwerijhal uit 1960. Rond 1900 was het anders! Deze grote hangaar van de brouwerij hinderde tot nu het unieke panorama op de stad. Hopelijk zal men nu rekening houden met de hoogte van bouwblokken in deze zone, zodat het zicht vanaf de Keizersberg op de stad en vooral op de Sint-Geertruikerk en het werelderfgoed van het Klein Begijnhof terug voor altijd gevrijwaard blijft. Historisch ankerpunt ‘Sluismolen’ gevaloriseerd in het project? terug Fig. 14: Archeologie aan Refuge Fig. 15: Uitzicht Keizersberg 1900 De Dijle en de Voer zijn eeuwenlang in deze zone bepalend geweest voor de activiteiten zoals brouwen en malen. De Sluismolen (16), waarvan een deel van de bovenbouw nog aanwezig is, is één van de oudste getuigen en verdient een prominente plaats in het plan. De restanten van de Viermolens aan de Vaartstraat gingen reeds verloren. Hopelijk kan, na overdracht van deze stadseigendom aan de VMM, plannen gemaakt worden voor een mooie educatieve omsluiting. Fig. 16: Relict van de Sluismolen. 31