Titel: Richtlijnen voor hulpmiddelenzorg in het perspectief van integrale kwaliteitszorg Auteur: Nieske C. Heerema, arts Maatschappij & Gezondheid, medisch adviseur, werkzaam bij het College voor zorgverzekeringen te Diemen, voorheen bij het CBO, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven. Contactadres: [email protected] Inleiding Het artikel is geschreven naar aanleiding van een presentatie over richtlijnen hulpmiddelenzorg in juni 2003 voor de leden van de International Society for Prosthetics and Orthotics te Eindhoven. Ontwikkeling van richtlijnen voor hulpmiddelenzorg In juli 1998 heeft de minister van VWS de Ziekenfondsraad verzocht om de mogelijkheden van een handvat voor het voorschrijven en verstrekken van hulpmiddelen in de vorm van een Hulpmiddelenkompas te onderzoeken. Uit de behoeftepeiling, in 1999 uitgevoerd door Ipso Facto, bleek deze behoefte ook bij voorschrijvers, adviseurs en leveranciers te bestaan. Inmiddels zijn, in samenspraak met een multipartite werkgroep en ondersteund door TNO en iRV het Hulpmiddelenkompas Stomamaterialen en Hulpmiddelenkompas Therapeutische elastische kousen als losse delen ontwikkeld (1). Naast de voorschrijvers, adviseurs en leveranciers van hulpmiddelen maakten ook gebruikers, zorgverzekeraar en fabrikant, ieder op persoonlijke titel, deel uit van de werkgroep. De kompassen zijn te beschouwen als richtlijn: algemeen aanvaarde adviezen voor het handelen in de hulpmiddelenzorg voor een specifiek onderwerp. Ze geven een leidraad voor de dagelijkse praktijk waarvan afgeweken kan worden om aan individuele behoeften tegemoet te komen (2). Kompassen voor zuurstoftoediening, vernevelaars, eenvoudige mobiliteitshulpmiddelen en orthopedisch schoeisel zijn in ontwikkeling. Richtlijnontwikkeling: van vakmanschap naar proces- en systeemoriëntatie Het ontwikkelen en implementeren van richtlijnen past bij de opdracht van instellingen en professionals in de gezondheidszorg, zoals opgenomen in de wet BIG en Kwaliteitswet Zorginstellingen, om op systematische manier de kwaliteit van zorg inzichtelijk te maken, te evalueren en bij te stellen. Het huidige denken over kwaliteit in de gezondheidszorg, is ontstaan in het bedrijfsleven en terug te vinden in de vijf ontwikkelingsfasen die het Instituut voor Nederlandse Kwaliteit onderscheidt (zie figuur 1) (3). Figuur 1 Fase Oriëntatie Kenmerkend I Activiteit Vakmanschap II Proces Beheersing van hoofdprocessen III Systeem Systeemgericht management, externe gerichtheid op klanten IV Keten Samenwerking met klanten en leveranciers V Excelleren en transformeren Flexibiliteit, maatschappelijke verantwoordelijkheid De toepasbaarheid van deze fasen is terug te vinden in de ontwikkeling van richtlijnen in de gezondheidszorg. Vóór de richtlijnontwikkeling was kwaliteit uitsluitend gebaseerd op individueel vakmanschap van professionals, verkregen via opleiding en bij- en nascholing. Het CBO is in 1982 gestart met consensusrichtlijnen voor medisch specialisten en de NHG in 1989 met richtlijnen voor huisartsen. De richtlijnen beschrijven de diagnostiek en behandeling van een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld maagklachten of lage rugklachten. De richtlijn is 1 een belangrijk instrument voor de beschrijving en evaluatie van medische processen, soms multidisciplinair (CBO), soms monodisciplinair (NHG, wetenschappelijke verenigingen medisch specialisten). De laatste jaren bestaat er een trend om te komen tot afspraken waarin zowel de inhoud als de organisatie van de multidisciplinaire zorg voor een bepaalde patiëntencategorie is beschreven, bijvoorbeeld CVA-ketenzorg (4). Deze afspraken kenmerken zich door de systeemgerichte benadering en samenwerking tussen alle partijen in de keten. Ook andere dan medische aspecten van het patiëntenperspectief en economische argumenten spelen een rol bij de ontwikkeling van de richtlijn. Hiervoor is nog geen algemeen aanvaarde systematiek beschikbaar (5). Het Hulpmiddelenkomaps kent een systeemgeoriënteerde aanpak waarbij zowel het proces van hulpmiddelenzorg als de oriëntatie op de gebruiker het uitgangspunt is. De benadering is van meet af aan procesgericht. Het startpunt van de richtlijn is de hulpvraag van de patiënt en eindpunt als uit evaluatie blijkt dat de patiënt beschikt over een adequaat hulpmiddel. Bij de stap indiceren staat de plaats van het hulpmiddel ten opzichte van andere interventies of geen interventie centraal. De typeringsstap levert, aan de hand van het benoemen van de relevante patiëntkenmerken en producteigenschappen een generiek programma van eisen op. Het selecteren, kiezen en zonodig uitproberen van een product dat voldoet aan dat programma van eisen is de volgende stap. Het leveren van een hulpmiddel betekent zowel het afstellen van het hulpmiddel als instructies voor gebruik. Tot slot evalueert zowel gebruiker, leverancier als voorschrijver of het hulpmiddel ook daadwerkelijk de verwachte bijdrage levert aan het oplossen van het probleem. Figuur 2 stappen van het proces hulpmiddelenzorg Indiceren Typeren Selecteren Leveren Evalueren Een aandachtspunt bij de huidige richtlijnen voor hulpmiddelenzorg is dat niet de hulpvraag maar het hulpmiddel bepalend is voor de afbakening van het onderwerp. Voor bepaalde problemen zoals een kunstmatig aangelegde opening voor urine of ontlasting is de relatie tussen de hulpvraag en de toepassing van hulpmiddelen, in dit geval stomamaterialen, evident en goed te combineren met de oriëntatie op de hulpmiddelgebruiker. Dat is lastiger voor hulpmiddelenzorg gericht op het langdurig compenseren van problemen met het gaan en staan. Zowel lichaamsgebonden hulpmiddelen zoals een orthese, orthopedisch schoeisel en een prothese als niet lichaamsgebonden hulpmiddelen zoals een rollator, blinden geleidestok scootmobiel en rolstoel behoren hiertoe. De doelgroep kent een grote verscheidenheid: mensen met een amputatie, met een neurologische aandoening, met een gewrichtsaandoening, met een visuele handicap etc. Naar analogie van de terminologie bekend uit de marketingliteratuur, product-marktcombinaties, zouden doelgroep/hulpmiddelcombinaties het uitgangspunt voor de afbakening van het onderwerp voor en vraagstelling van een richtlijn moeten zijn. Uitsluitend specificatie van de doelgroep of van het hulpmiddel is onvoldoende om het onderwerp af te bakenen. De uitwerking van de oriëntatie op de gebruiker bij het Hulpmiddelenkompas Bij de werkgroepleden was consensus dat alle aspecten van het gebruikersperspectief van belang waren. Geïnspireerd op de International Classification of Functioning, Disability and Health, is een indeling gemaakt in drie gebruikersperspectieven: het klinisch beeld, fysieke kenmerken en activiteiten / participatie. 2 Figuur 3. Gebruikerskenmerken ingedeeld volgens drie perspectieven bij indiceren en typeren van therapeutisch elastische kousen Klinisch beeld Fysieke kenmerken Activiteiten/participatie Aandoening Omvang been Leefstijl, activiteitenpatroon Contra-indicatie Vorm been Warmtebeleving Comorbiditeit Huidkarakteristieken Comfort Handfunctie Beleving zekerheid / fixatie Cosmetiek Voor het opstellen van het programma van eisen voor het hulpmiddel vindt een match tussen deze gebruikerskenmerken en de relevante producteigenschappen plaats. Relevante producteigenschappen van therapeutische elastische kousen zijn bijvoorbeeld kouslengte, compressieklasse, breiwijze, materiaal kous, bevestigingssysteem etc. In totaal bleek er sprake te zijn van 12 patiëntkenmerken en 10 producteigenschappen die een rol spelen bij het opstellen van het programma van eisen (9). Voor de komende Hulpmiddelkompassen is de officiële terminologie van de ICF, het uitgangspunt voor de ordening van de gebruikersperspectieven. Voor toepassing van de ICF ontstaat een steeds breder draagvlak. Zo stelt huisarts Overgoor voor om de ICF als uitgangspunt te nemen voor de visie en structuur van de eerstelijnszorg(7) . Figuur4 Categorieën ICF en onderlinge relatie Aandoening, ziekte Functies Anatomische eigenschappen Externe factoren Activiteiten Participatie Persoonlijke factoren Naast de aandoening, anatomische eigenschappen en functiestoornissen is er aandacht voor activiteiten en participatie, externe en persoonlijke factoren. Activiteiten en participatie hangen samen met het leefpatroon en sociale rollen van de patiënt. Een voorbeeld van een persoonlijke factor is de houding van de patiënt tegenover het hulpmiddel, bijvoorbeeld ervaart de patiënt het hulpmiddel als de beste vriend of als een noodzakelijk kwaad. In het eerste geval zal de gebruiker vooral aandacht hebben voor de functionaliteit van het hulpmiddel. Als de gebruiker het hulpmiddel als een noodzakelijk kwaad ziet, dan dient er 3 ook aandacht te zijn voor de acceptatie van het hulpmiddel waaronder de cosmetiek. Bijvoorbeeld door bij tieners extra aandacht te besteden dat het uiterlijk van een orthopedische schoen zoveel mogelijk overeenkomst met het uiterlijk van schoenen in die leeftijdsgroep(8). Ook externe omstandigheden zoals de woonsituatie, flat of begane grond, beschikbaarheid van mantelzorg etc zijn van invloed op de keuze van een hulpmiddel. Beleid hulpmiddelenzorg in kwaliteitsperspectief De ICF is bruikbaar voor het ontwikkelen van een systeemgeoriënteerde inhoudelijke visie op hulpmiddelenzorg. Het INK-managementmodel is bruikbaar voor de vertaling van de visie naar organisatiestructuur, kritieke succesbepalende factoren en bijbehorende prestatieindicatoren voor de hulpmiddelenzorg. Het model is ontwikkeld voor bedrijven uit zowel de profit als publieke sector. De toepasbaarheid voor instellingen in de zorgsector is uitgewerkt in een aparte publicatie Zorgsector & INK. Diverse instellingen passen het INK-model met succes toe en het model is zonder problemen te combineren met sectorspecifieke modellen en criteria (10). Figuur 5 INK-managementmodel Waardering Waardering door door medewerkers medewerkers Medewerkers Medewerkers Leiderschap Leiderschap 1Strategie Strategie&& Processen Processen beleid beleid Waardering Waardering door door klanten klanten&& leveranciers leveranciers Eind Eind resultaten resultaten Waardering Waardering door doorde de maatschappij maatschappij Middelen Middelen ORGANISATIE RESULTAAT Leren & Verbeteren Het INK-management model laat zien hoe missie en visie en de consequenties daarvan voor de organisatiestructuur, inzet van mensen en middelen en inrichting van de processen met elkaar samenhangen en gezamenlijk bepalend zijn voor de waardering en resultaten. Het model is daarom bruikbaar voor een breder beleidsperspectief dan een instelling, bijvoorbeeld de hulpmiddelenzorg als geheel. Het overheidsbeleid voor de gezondheidszorg is gericht op de omschakeling van aanbod- naar vraaggerichtheid. De overheid beoogt daarmee beter te kunnen voldoen aan de behoeften van zorgvragers, de keuzevrijheid voor de cliënt te bevorderen en marktwerking te stimuleren door verantwoordelijkheden zoveel mogelijk decentraal neer te leggen in het veld en te dereguleren met een regiefunctie voor de zorgverzekeraar. Daar staat tegenover dat partijen verantwoording afleggen over de adequaatheid en doelmatigheid van de geleverde zorg. De impact van de omschakeling van aanbod- naar vraaggerichtheid in de hulpmiddelenzorg vraagt om een omschakeling in het denken. Terwijl historisch het hulpmiddel (aanbod) uitgangspunt is voor het vormgeven van wettelijke regelingen, financieringskaders, contractering en productinnovatie, zal straks de doelgroep voor hulpmiddelenzorg het uitgangspunt zijn. 4 Door de verschuiving van centraal naar decentraal met een regierol voor de zorgverzekeraar neemt de behoefte aan informatieuitwisseling toe. Eenheid van taal over vraaggerichte hulpmiddelenzorg zal de uitwisseling van informatie over hulpmiddelenzorg bevorderen. Hier is nog veel winst te boeken. Toepassing van het INK-managementmodel op de hulpmiddelenzorg De omschakeling van aanbod- naar vraaggerichtheid en van centrale naar decentrale sturing is een ingrijpende verandering die niet in één keer maar stapsgewijs gerealiseerd kan worden. Het INK-model biedt een kapstok om inhoud en tempo van de verandering te faciliteren. Het onderdeel Leren en verbeteren ondersteunt de ontwikkeling van een intern stuursysteem om de realisatie van de beoogde doelen van de omschakeling te kunnen beïnvloeden. Het resultatendeel van het INK-managementmodel verdient bij de hulpmiddelenzorg specifiek aandacht. Uit onderzoek van het iRV is bekend dat ruim 35% van 2500 ondervraagde hulpmiddelengebruikers (respons 50%) van mening is dat het hulpmiddel een matige tot geen oplossing is voor het ervaren probleem (11). Dit is een belangrijk signaal dat nadere analyse vergt. De toegang tot de markt voor uitwendige hulpmiddelen kent weinig belemmeringen. Het innovatief vermogen is daardoor hoog maar iedere vernieuwing is, vanuit het perspectief van de cliënt en sociale ziektekostenverzekering, niet zondermeer een verbetering. De algemeen aanvaarde wetenschappelijke methodieken worden in de hulpmiddelenzorg weinig toegepast waardoor er, in vergelijking met andere interventies, weinig zicht is op de toegevoegde waarde en kosten-batenverhouding van hulpmiddelen. De wetenschappelijke methode is voor het merendeel van de hulpmiddelenzorg zowel uit kostenoogpunt als doorlooptijd, generaliseerbaarheid en toepasbaarheid in de dagelijkse praktijk van beperkte waarde. Meer valt te verwachten van gerichte praktijkevaluaties om objectieve gegevens en subjectieve ervaringen van gebruikers systematisch te evalueren. Simpele technieken uit de procesbeheersing zijn hiervoor bruikbaar (12). Daarvoor is het noodzakelijk om te investeren in de ontwikkeling van, in de praktijk, bruikbare indicatoren en de toepassing van evaluatietechnieken in de dagelijkse praktijk zodat de gewenste transparantie tot stand komt en nieuwe ontwikkelingen eerst op het praktisch nut getest worden alvorens ze breed in het kader van de sociale ziektekostenverzekering worden toegepast. Zo kunnen praktijkvoorbeelden ontstaan die, aangepast aan de lokale omstandigheden, elders geïntroduceerd kunnen worden. Multipartite richtlijnen beschrijven de succesvolle aspecten van deze voorbeeldpraktijken en meetmethoden voor evaluatie van de resultaten in de dagelijkse praktijk. Samenvattend bieden de ontwikkelingsfasen, het INK-managementmodel, de ordening volgens de ICF en technieken uit de procesbeheersing kaders voor een integraal kwaliteitsbeleid voor vraaggerichte hulpmiddelenzorg. Een stapsgewijze ontwikkeling vanuit een heldere doelstelling en monitoring van de resultaten biedt aanknopingspunten voor het optimaliseren van de inrichting van organisatie en werkprocessen rond hulpmiddelenzorg. Referenties 1. CVZ. Hulpmiddelenkompas stomamaterialen. Hulpmiddelenkompas Therapeutische elastische kousen. Amstelveen, 2002 (www.hk.cvz.nl). 2. Beek, van CC (red). Glossarium:184. In:Kwaliteitsmanagement in de gezondheidszorg. Bohn, Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 2001. 3. Dorr D,Zuidema J. De ontwikkelingsfasen van een organisatie:33-43. In: Werken met het INKmanagementmodel. Kluwer, Deventer, 2002. 4. Grol R, Wensing M. Appendix: richtlijnontwikkeling in Nederland en het buitenland:437. In: Implementatie, effectieve verandering in de patiëntenzorg. Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen, 2001. 5. Beek, van CC (red). Richtlijnontwikkeling:99. In: Kwaliteitsmanagement in de gezondheidszorg. Bohn, Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 2001. 5 6. Nederlands WHO-FIC Collaboratong Centre. ICF, Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Bohn, stafleu Van loghum, Houten / Diegem, 2002. 7. Overgoor AG. Zorg en welzijn bijeen, een nieuwe structuur voor de eerstelijnszorg. Medisch Contact 2003:23;938-941. 8.Vreeswijk P. Lichaam en hulpmiddel. Een studie naar ervaringskennis van mensen met een hulpmidel. 9. CVZ. Typering therapeutische elastische kousen. In: Hulpmiddelenkompas Therapeutische elastische kousen. Amstelveen, 2002. 10. Bering R. Zorgsector & INK, sturen en plannne met het INK-managementmodel. INK, Zaltbommel, 2003. 11. Wit, de JC. Monitor hulpmiddelen, mei 2002. CVZ, Amstelveen, 2002. 12. Oskam J, Have ten P, Andringa de Kempenaer T. Anders meten in de hemodialysezorg. Medisch Contact:2003;26/27:1072-1074. 6