inleiding op organisatiegedrag

advertisement
HOOFDSTUK 1
inleiding op organisatiegedrag
Na bestudering van dit hoofdstuk word je in staat geacht:
1. Een definitie te geven van de tak van wetenschap die zich bezighoudt met organisatiegedrag (OG)
2. De belangrijkste gedragswetenschappen te noemen die bijdragen tot OG
3. De drie algemene doelen van OG uiteen te zetten
4. Aan te geven bij welke grote uitdagingen en kansen managers OG-begrippen kunnen
toepassen
5. De hoofdelementen van Total Quality Management (TQM) te schetsen
6. Te bespreken waarom een pluriform personeelsbestand een belangrijke kwestie is
geworden voor managers
7. De reacties van managers en organisaties te beschrijven op het probleem van
ethische dilemma’s van werknemers
Wanneer ik managers vraag de lastigste problemen te noemen waarmee ze het meest te
maken krijgen, blijken problemen met mensen bovenaan de lijst te prijken. Ze noemen
de gebrekkige communicatieve vaardigheden van hun superieuren, de geringe motivatie van werknemers, de conflicten tussen mensen op hun afdeling, het verzet tegen
reorganisatie van de afdeling, enzovoort.
Managers werken nu eenmaal veel met andere mensen – superieuren, collega’s en
ondergeschikten – en daarom zijn goede gesprekstechnieken waardevol of zelfs onmisbaar om deze problemen op te lossen.1 Doel van dit boek is managers en aankomende
managers te helpen bij de ontwikkeling van deze vaardigheden.
HET TERREIN VAN ORGANISATIEGEDRAG
Wanneer men mensen in een arbeidssituatie bestudeert, duidt men dat doorgaans aan
als de discipline organisatiegedrag (Engels: organizational behavior). Laten we om te
beginnen deze term definiëren en kort naar de ontstaansgeschiedenis kijken.
Definitie
Organisatiegedrag (OG) is de tak van wetenschap die systematisch de handelingen en
houdingen van mensen binnen organisaties bestudeert. We belichten de hoofdelementen uit deze definitie.
23
gedrag in organisaties
Allemaal gaan we regelmatig af op onze intuïtie als we zoeken naar een verklaring voor
een gebeurtenis. Een vriend vat kou en meteen opperen we dat hij ‘niet gezond eet’,
‘zich niet warm genoeg inpakt’ of dat ‘verkoudheid normaal is in de herfst’. We hebben
in werkelijkheid geen idee waarom hij verkouden is, maar dat weerhoudt ons er niet
van onze intuïtieve analyse te berde te brengen. Het terrein van OG wil deze intuïtieve
verklaringen vervangen door stelselmatig onderzoek, oftewel het gebruik van wetenschappelijke gegevens die verzameld zijn onder gecontroleerde condities en voldoende
accuraat worden gemeten en geïnterpreteerd om oorzaak en gevolg te kunnen bepalen.
Het doel is uiteraard om juiste conclusies te trekken uit de gegevens. Het terrein van
OG – de theorieën en conclusies – is gebaseerd op een groot aantal systematisch opgezette wetenschappelijke onderzoeken.
Wat bestudeert de discipline OG? Handelingen (gedrag) en attitudes. Maar niet
álle handelingen en attitudes. Drie soorten gedrag blijken belangrijke determinanten
te zijn van de prestaties van werknemers: productiviteit, arbeidsverzuim en personeelsverloop. Dat productiviteit belangrijk is, moge duidelijk zijn. Managers houden de kwantiteit en kwaliteit van het werk van elke werknemer terdege in de gaten. Maar een hoog
arbeidsverzuim of personeelsverloop heeft negatieve gevolgen voor de output. Een
werknemer kan nauwelijks productief zijn als hij of zij niet op het werk verschijnt.
Bovendien stijgen de kosten bij een hoog personeelsverloop en komen er nieuwe mensen met minder ervaring in dienst.
De organisatiewetenschap houdt zich ook bezig met arbeidssatisfactie, wat tot de
categorie attitudes behoort. Voldoening in het werk is om drie redenen belangrijk voor
managers. Ten eerste kan arbeidssatisfactie gerelateerd zijn aan productiviteit. Ten
tweede bestaat er een negatieve correlatie met verzuim en personeelsverloop. En ten
derde hebben managers vanuit menselijk oogpunt de verantwoordelijkheid hun werknemers werk te bieden dat uitdaging en intrinsieke voldoening geeft.
Als laatste onderdeel van de definitie van OG kijken we naar de term organisatie.
De disciplines psychologie en sociologie bestuderen weliswaar gedrag, maar richten
zich niet uitsluitend op thema’s die met werk te maken hebben. Daar houdt OG zich
juist wel specifiek mee bezig en mensen vertonen dit soort gedrag binnen organisaties.
Een organisatie is een formele structuur van twee of meer mensen met een geplande
coördinatie en een gemeenschappelijk doel. Zij wordt gekenmerkt door formele rollen
die het gedrag van haar leden definiëren en vormgeven. OG omvat het gedrag van
mensen in zulke uiteenlopende organisaties als productiebedrijven, dienstverlenende
bedrijven, ziekenhuizen, scholen, kerken, het militaire apparaat, charitatieve instellingen en overheidsinstanties.
Bijdragen van uiteenlopende takken van wetenschap
Organisatiegedrag is toegepaste gedragswetenschap en als zodanig geënt op de bijdragen van verschillende gedragswetenschappen. De belangrijkste rol spelen psychologie,
sociologie, sociale psychologie, antropologie en politicologie. Zoals we zullen zien, zijn
de bijdragen van de psychologie vooral gericht op het individuele microniveau van
24
inleiding op organisatiegedrag
analyse, terwijl de overige disciplines ons inzicht in het macroniveau van groepsprocessen en organisatie verdiepen. In figuur 1-1 staat een overzicht van de bijdragen
aan OG.
Psychologie. Psychologie is de wetenschap die het gedrag van mensen en andere dieren
wil meten, verklaren en soms ook veranderen. Psychologen bestuderen individueel gedrag. Specialistische deelgebieden van de psychologie die bijdragen tot OG, zijn de
leertheorie, persoonlijkheidstheorie, counseling en met name bedrijfs- en organisatiepsychologie.
Lang geleden hield de bedrijfspsychologie zich bezig met vermoeidheid, verveling
en andere aspecten van de werkomstandigheden die goede prestaties in de weg stonden. De laatste jaren strekt het onderzoeksterrein zich echter uit tot leerprocessen,
perceptie, persoonlijkheid, emoties, opleiding, effectief leiderschap, behoeften en motivatie, arbeidssatisfactie, besluitvormingsprocessen, prestatiebeoordelingen, attitudemetingen, technieken voor personeelsselectie, functie-ontwerp en stress op het
werk.
Sociologie. Waar psychologen zich concentreren op het individu, kijken sociologen
naar het sociale systeem waarbinnen individuen hun rollen vervullen. De sociologie
bestudeert mensen dus in relatie tot hun medemensen. De voornaamste bijdrage aan
OG is de verzamelde kennis over groepsgedrag in organisaties, met name in formele en
complexe organisaties. Deelgebieden van OG die waardevolle inbreng van sociologen
hebben ontvangen, zijn groepsdynamiek, ontwerp van werkteams, organisatiecultuur,
formele organisatietheorie en structuur, bureaucratie, communicatie, status, macht en
conflicten.
Sociale psychologie. De sociale psychologie is een specialisatie binnen de psychologie
die begrippen uit psychologie en sociologie met elkaar combineert. Bestudeerd wordt
hoe mensen elkaar beïnvloeden. Een van de belangrijkste terreinen waarop sociaal
psychologen onderzoek doen, is de implementatie en acceptatie van veranderingen.
Daarnaast hebben sociaal psychologen belangrijk werk verzet op het gebied van het
meten, begrijpen en veranderen van attitudes, communicatiepatronen, de mate waarin
groepsactiviteiten tegemoet komen aan individuele behoeften, en besluitvormingsprocessen van groepen.
Antropologie. Antropologie is de wetenschap die samenlevingen bestudeert om meer
te weten te komen over mensen en hun activiteiten. Dankzij de kennis van antropologen over culturen en omgevingen begrijpen wij beter de verschillen in basiswaarden,
attitudes en gedrag tussen mensen uit verschillende landen en binnen organisaties.
Ons inzicht in de organisatiecultuur, organisatieomgevingen en verschillen tussen nationale culturen berust voor een groot deel op het werk van antropologen of van methoden uit de antropologie.
25
gedrag in organisaties
Politicologie. Vaak worden de bijdragen van politicologen over het hoofd gezien, maar
ook deze wetenschap is van groot belang voor meer inzicht in het gedrag in organisaties. De politicologie bestudeert het gedrag van individuen en groepen binnen een
politieke omgeving. Specifieke thema’s zijn conflictbeheersing, machtsverdeling en de
manieren waarop mensen hun eigen belangen dienen met behulp van macht.
Figuur 1-1 De basis van de organisatiegedragswetenschap
Gedragswetenschap
Psychologie
Bijdrage
Leren
Motivatie
Persoonlijkheid
Emoties
Opleiding
Individuele besluitvorming
Effectief leiderschap
Arbeidssatisfactie
Prestatiebeoordeling
Attitudemeting
Functie-ontwerp
Stress
Eenheid van analyse
Individu
Groepsdynamiek
Werkteams
Communicatie
Status
Macht
Conflicten
Groep
Sociologie
Formele organisatietheorie
Bureaucratie
Organisatieverandering
Organisatiecultuur
Sociale psychologie
Gedragsverandering
Attitudeverandering
Communicatie
Groepsbesluitvorming
Groepsprocessen
Verschillen in waarden
Verschillen in attitudes
Cross-culturele analyse
Antropologie
Organisatiecultuur
Organisatieomgeving
Politicologie
26
Conflicten
Politiek binnen de organisatie
Macht
Output
Organisatie
systeem
De basis van de
organisatiegedragswetenschap
inleiding op organisatiegedrag
DOELEN VAN ORGANISATIEGEDRAG
We hebben geconstateerd dat OG zich bezighoudt met het ontwikkelen van menselijke
vaardigheden, maar waarnaar streeft OG? Doel van OG is te helpen gedrag van mensen
te verklaren, voorspellen en sturen.
Verklaren
Wanneer we proberen de vraag te beantwoorden waarom een individu of een groep
mensen iets doet, is sprake van van verklaren. Vanuit de bedrijfsleiding gezien is dit
waarschijnlijk de minst belangrijke doelstelling omdat het pas achteraf plaatsvindt.
Toch moeten we proberen verschijnselen te verklaren, willen we ze doorgronden. Vervolgens bepalen we op grond van het verkregen inzicht een oorzaak. Als bijvoorbeeld
een aantal gewaardeerde werknemers het bedrijf verlaten, willen we uiteraard weten
wat de reden is en of we het vertrek hadden kunnen voorkomen. Werknemers vertrekken om uiteenlopende redenen, maar als een te lage beloning of monotoon werk debet
is aan het hoge personeelsverloop, kunnen managers maatregelen treffen om dit in de
toekomst te voorkomen.
Voorspellen
Voorspellingen kijken naar toekomstige gebeurtenissen om te bepalen welke gevolgen
een gegeven actie zal hebben. Een voorbeeld is de manager van een kleine fabriek die
probeert in te schatten hoe zijn werknemers zullen reageren op de installatie van nieuwe robotapparatuur. Met behulp van OG-kennis kan de manager bepaalde reacties op
de verandering voorspellen. Natuurlijk kan een ingrijpende verandering op allerlei
manieren doorgevoerd worden en dus zal de manager de reacties van werknemers op
verschillende implementatiemethoden inschatten. Zo kan hij voorspellen welke methoden op het minste verzet zullen stuiten, en die informatie verwerkt hij in zijn beslissing.
Gedrag sturen
Het meest controversiële doel van OG-kennis is het beheersen van gedrag. Wanneer
een manager zich afvraagt ‘Hoe kan ik zorgen dat David beter werk levert?’ is hij bezig
gedrag te sturen.
Waarom is dit controversieel? De meesten van ons leven in een democratische
samenleving die geënt is op het principe van persoonlijke vrijheid. Het denkbeeld dat
iemand zou proberen anderen tot bepaald gedrag te dwingen zonder dat zij zich ervan
bewust zijn gemanipuleerd te worden, is in sommige kringen onethisch en stuit mensen tegen de borst. OG biedt inderdaad technieken die deze gedragsbeïnvloeding mogelijk maken. Of die daadwerkelijk gebruikt mogen worden in organisaties, is een
ethisch probleem. Opgemerkt moet echter worden dat managers de doelstelling van
‘sturing’ vaak als de waardevolste bijdrage van OG aan de effectiviteit van hun werk
beschouwen.
27
gedrag in organisaties
UITDAGINGEN EN NIEUWE KANSEN VOOR OG VANUIT HET MANAGEMENT
BEZIEN
Het vermogen om organisatiegedrag te verklaren, voorspellen en te sturen is nooit
eerder zo belangrijk geweest voor managers. Een snelle blik op een paar ingrijpende
veranderingen die nu plaatsvinden in organisaties, bevestigt dit. De gemiddelde leeftijd van werknemers ligt hoger; steeds meer vrouwen en leden van minderheidsgroepen betreden de arbeidsmarkt; herstructureringen en bezuinigingen maken een eind
aan de loyaliteit die werknemers van oudsher bij hun werkgever vasthield; en de wereldwijde concurrentie eist dat werknemers flexibeler worden en leren omgaan met
snelle veranderingen en innovaties.
Kortom, er doen zich tegenwoordig talloze uitdagingen en kansen voor waar managers OG-begrippen kunnen toepassen. Hieronder zullen wij een aantal belangrijke
kwesties bespreken waarbij OG managers oplossingen biedt – of op zijn minst nuttige
inzichten die tot oplossingen kunnen leiden.
Betere kwaliteit en productiviteit
William French is manager in een sector die het zwaar te verduren heeft. Hij is directeur van de fabriek Alcatel Network Systems in Raleigh, North Carolina.2 De fabriek
maakt producten voor breedband-telecommunicatie en gegevensnetwerken. Die producten moeten opboksen tegen een leger van agressieve concurrenten. Om het hoofd
boven water te houden moest French het mes zetten in de kosten en de productiviteit
en kwaliteit opkrikken. Dat wierp vrucht af. Tussen 1993 en 1997 wist hij de doorlooptijd voor een doorsneeproduct met 75 procent terug te dringen; de uitval daalde met 40
procent en de productiviteit van de werknemers steeg flink. Door het instellen van
zelfsturende werkteams, gestroomlijnde processen en programma’s voor continue verbetering is de Alcatel-fabriek nu een toonbeeld van efficiënte productie.
Steeds meer managers krijgen te maken met dezelfde problemen als William
French. Ze moeten de productiviteit van hun organisatie verbeteren, evenals de kwaliteit van hun producten en diensten. Daartoe gaan ze over op programma’s voor Total
Quality Management en re-engineering, die een grote inzet van werknemers vragen.
Uit figuur 1-2 blijkt dat de managementfilosofie Total Quality Management (TQM)
als uitgangspunt hanteert het onafgebroken streven naar klanttevredenheid door continue verbetering van alle organisatieprocessen.3 TQM heeft gevolgen voor OG omdat
werknemers de inhoud van hun werkzaamheden opnieuw onder de loep moeten nemen en meer betrokken moeten worden bij beslissingen.
In tijden van snelle en grote veranderingen is het soms noodzakelijk de kwaliteitsen productiviteitsverbetering te benaderen met de vraag: ‘Hoe zouden we te werk gaan
als we alles van de grond af moesten opzetten?’ Dit is in essentie de benadering van
business re-engineering.4 Ter illustratie kijken we naar het voorbeeld van een rolschaatsenfabrikant uit de jaren zeventig. Zijn product bestond uit een schoen met
28
inleiding op organisatiegedrag
wieltjes eronder. De doorsnee rolschaats was een leren enkelhoge laars met veters,
gemonteerd op een stalen onderstel met vier wieltjes. Als onze fabrikant het principe
van ‘continue verbetering’ hanteerde, zou hij kleine, incrementele verbeteringen aanbrengen. Hij besluit bijvoorbeeld inrijghaakjes toe te voegen, het gewicht van het leer
te veranderen zodat de schoen lekkerder zit, of andere kogellagers te gebruiken om de
wieltjes soepeler te laten ronddraaien.
Velen van ons weten wel wat ‘in-lineskates’ zijn. Eigenlijk is dit een voorbeeld van
re-engineering toegepast op de rolschaats. Het doel was een schaats te maken met een
hogere snelheid, grotere wendbaarheid en betere stuurbaarheid. Via een totaal nieuw
type schoen was dit doel realiseerbaar. De bovenkant werd gemaakt van gegoten plastic, bekend vanuit de skiwereld. De veters werden vervangen door handige klemmetjes.
En de vier wieltjes, in twee paren van twee, maakten plaats voor vier tot zes plastic inline wieltjes. Het eindresultaat van deze re-engineering had nog maar weinig weg van
de oude vertrouwde rolschaats en bleek in alle opzichten superieur. De rest is geschiedenis: de in-lineschaats ontketende een revolutie in de branche.
Moderne managers begrijpen dat het succes van pogingen tot verbetering van
kwaliteit en productiviteit afhangt van de betrokkenheid van werknemers. Het personeel is niet alleen een belangrijke factor bij de implementatie van veranderingen, maar
Figuur 1-2 Wat is Total Quality Management?
1. Veel aandacht voor de klant. Tot de klanten behoren niet alleen externe
afnemers van producten en diensten, maar ook interne klanten (zoals het
personeel op de expeditie of crediteurenadministratie), die weer als leveranciers fungeren voor anderen binnen de organisatie.
2. Zorg voor continue verbetering. Aan TQM komt nooit een einde. ‘Heel goed’
is niet goed genoeg, want kwaliteit kan altijd nóg beter.
3. Verbetering van de kwaliteit van alles wat de organisatie doet. Bij TQM bestrijkt kwaliteit een breed terrein: niet alleen het eindproduct, maar ook
de aandacht voor een verzorgde aflevering, de snelheid van reacties op
klachten, de wijze waarop telefoontjes afgehandeld worden.
4. Nauwkeurige metingen. TQM past statistische methoden toe om elke kritische prestatievariabele binnen de organisatie te meten. Deze variabelen
worden daarna afgezet tegen standaardnormen of benchmarks om problemen op te sporen, waarna de oorzaken van de problemen blootgelegd en
uit de weg geruimd worden.
5. Empowerment van werknemers. TQM betrekt lijnmedewerkers bij het verbeteringsproces. Dikwijls worden teams ingezet voor meer empowerment, die problemen traceren en oplossen.
29
gedrag in organisaties
zal ook in toenemende mate actief deelnemen aan de planning. OG kan managers
helpen deze veranderingen goed te begeleiden.
Vaardigheden in de omgang met mensen verbeteren
Aan het begin van dit hoofdstuk legden we uit dat ‘mensgerichte’ vaardigheden van
belang zijn voor effectief management. We zeiden: “Doel van dit boek is managers en
aankomend managers te helpen bij de ontwikkeling van deze vaardigheden.”
We zullen begrippen en theorieën die relevant zijn om gedrag van werknemers te
verklaren en te voorspellen, door het hele boek heen presenteren. Daarnaast kom je
meer aan de weet over concrete vaardigheden die je op je werk in praktijk kunt brengen. Je maakt onder meer kennis met allerlei manieren om mensen te motiveren, om
beter te communiceren en effectievere teams op te zetten.
Leidinggeven aan een pluriform personeelsbestand
Een van de grootste en fundamenteelste problemen die momenteel spelen in westerse
organisaties, is de aanpassing aan mensen die ‘anders’ zijn. Voor deze uitdaging hanteren we de term pluriform personeelsbestand.
Pluriformiteit van het personeel betekent dat organisaties heterogener worden wat
betreft geslacht, ras en etnische achtergrond. Maar onder dit kopje valt iedereen die
van de ‘norm’ afwijkt. Niet alleen een voor de hand liggende groep als vrouwen, ook
lichamelijk gehandicapten, homo’s en lesbiennes, bejaarden.
Vroeger was het beeld van de ‘smeltkroes’ in zwang en gingen we ervan uit dat
mensen die anders waren, zich vanzelf zouden willen aanpassen aan de rest. Maar nu
onderkennen we dat werknemers niet zomaar hun culturele waarden en levensstijl
opzijschuiven op hun werk. Organisaties moeten daarom uiteenlopende groepen mensen meer ter wille zijn en tegemoet komen aan hun eigen levensstijl, gezinssituatie en
stijl van werken. De smeltkroes zal het veld ruimen voor een mentaliteit waarin verschillen onderkend en gewaardeerd worden.5
Hadden organisaties dan vroeger geen werknemers uit diverse bevolkingsgroepen? Jawel, maar ze maakten zo’n klein percentage van het actieve deel van de bevolking uit dat niemand veel aandacht aan hen schonk. Bovendien dacht men dat deze
minderheidsgroepen uit zichzelf zouden integreren en assimileren. Vóór 1980 bestond
de meerderheid van de actieve bevolking uit blanke mannen die fulltime werkten om
hun niet-werkende vrouw en schoolgaande kinderen te onderhouden. Tegenwoordig is
dit type werknemer juist in de minderheid! Momenteel vormen vrouwen 46 procent
van het werkende deel van de Amerikaanse bevolking. Minderheden en immigranten
zijn goed voor 23 procent.6 Het personeelsbestand van Hewlett-Packard bestaat voor
19 procent uit minderheden en voor 40 procent uit vrouwen. Misschien is de fabriek
van Digital Equipment Corporation in Boston zijn tijd vooruit, want de 350 werknemers zijn mannen en vrouwen uit 44 landen en er worden 19 verschillende talen gesproken. Mededelingen van de directie verschijnen in het Engels, Chinees, Frans,
Spaans, Portugees, Vietnamees en Haïtiaans Creools.
30
inleiding op organisatiegedrag
Een pluriform personeelsbestand heeft grote gevolgen voor de dagelijkse managementpraktijk. Managers moeten de filosofie van ‘iedereen op dezelfde manier behandelen’
opgeven en zó op verschillen ingaan dat werknemers voor het bedrijf behouden blijven
en de productiviteit stijgt – zonder iemand te discrimineren. Wanneer ze positief omgaan met pluriformiteit, is dat bevorderlijk voor de creativiteit en vernieuwing in organisaties, terwijl tevens de besluitvorming verbetert als gevolg van de verschillende
perspectieven op problemen.7 Wanneer ze niet goed raad weten met pluriformiteit,
bestaat de kans op groter verloop, een moeizamer communicatie en meer interpersoonlijke conflicten.
Reageren op mondialisering
Landsgrenzen zijn geen belemmering meer voor bedrijven. Burger King is in handen
van een Brits bedrijf en McDonald’s verkoopt hamburgers in Moskou. Exxon is in
naam een Amerikaanse onderneming, maar 75 procent van de omzet komt uit de verkoop in het buitenland. Toyota maakt auto’s in Kentucky; General Motors maakt auto’s in Brazilië en Ford, dat een deel van Mazda bezit, plaatst hoge managers over van
Detroit naar Japan om Mazda terzijde te staan. Uit deze voorbeelden blijkt dat de
wereld een global village is geworden. Managers moeten dus leren met mensen uit
andere culturen samen te werken.
De mondialisering heeft tweeërlei uitwerking. Als manager loop je steeds vaker
kans in het buitenland gestationeerd te worden. Je wordt misschien gedetacheerd naar
een operationele divisie of dochteronderneming in een ander land. Daar zal je leiding
moeten geven aan werknemers die waarschijnlijk heel andere behoeften, ambities en
attitudes hebben dan je aan het thuisfront gewend was. Ten tweede zal je ook in je
eigen land moeten werken met superieuren, collega’s en werknemers die in een andere
cultuur opgroeiden. Jouw motivatie hoeft niet de hunne te zijn. Jij vindt je eigen communicatiestijl open en direct; zij ervaren jouw stijl misschien als bedreigend. Om goed
met hen samen te werken moet je begrijpen hoe ze gevormd zijn door hun cultuur, en
je managementstijl daarop afstemmen. Regelmatig zullen we in de rest van het boek
terugkomen op de eisen die culturele verschillen stellen aan het aanpassingsvermogen
van managers.
Empowerment van werknemers
Sla een willekeurig financieel-economisch tijdschrift op en je komt artikelen tegen over
de veranderde relatie tussen managers en de mensen die onder hun verantwoordelijkheid vallen. Je leest dat managers nu betiteld worden als coach, adviseur, sponsor of
facilitator. In veel organisaties worden werknemers tegenwoordig medewerkers genoemd. En de rollen van manager en werknemer vloeien in elkaar over.8 De besluitvorming verlegt zich meer naar de werkvloer, waar mensen de vrijheid krijgen om werkroosters en procedures te kiezen en problemen op te lossen. In de jaren tachtig werden
managers aangemoedigd hun mensen te laten participeren in beslissingen. Nu gaan
managers zelfs aanzienlijk verder en krijgen werknemers bijna volledige autonomie.
31
gedrag in organisaties
Een groeiend aantal organisaties maken gebruik van zelfsturende teams, die grotendeels zonder toezicht opereren.
Wat is hier aan de hand? Managers zijn doende met empowerment van werknemers.
Ze laten mensen zelf bepalen hoe ze hun werk aanpakken. En daarbij moeten managers
leren de controle uit handen te geven, terwijl werknemers leren verantwoordelijkheid
te dragen voor hun werk en de juiste beslissingen te nemen. In latere hoofdstukken
zullen we zien hoe als gevolg van empowerment, leiderschapsstijlen, machtsrelaties,
inhoud van werkzaamheden en organisatiestructuur veranderen.
Innovatie en veranderingen stimuleren
Wat is er toch gebeurd met W.T. Grant, Woolworth’s, Fokker en Sabena? Al die giganten zijn failliet! Waarom hebben andere giganten, bijvoorbeeld Sears, Boeing, KPN en
Philips, radicale bezuinigingen doorgevoerd en duizenden werknemers laten afvloeien? Om niét failliet te gaan!
Moderne succesvolle organisaties moeten innovatie aanmoedigen en de kunst van
veranderen meester worden, anders is de kans groot dat ze het niet zullen redden. De
organisaties die flexibel blijven, voortdurend werken aan kwaliteitsverbetering en hun
rivalen vóór zijn met een constante stroom innovatieve producten en diensten, zullen
zegevierend uit de strijd tevoorschijn komen. Domino’s heeft de ondergang van duizenden kleine pizzeria’s op zijn naam staan, omdat de bedrijfsleiders van de pizzeria’s
dachten dat ze niets aan hun vertrouwde werkwijze hoefden te veranderen.
Amazon.com bewijst dat het mogelijk is met succes boeken via Internet te verkopen en
brengt zo een heleboel boekwinkels in de problemen. Fox Television is erin geslaagd
een groot deel van het kijkerspubliek dat jonger is dan 25, met vernieuwende programma’s als The Simpsons, Beverly Hills 90210 en The X-Files weg te lokken van de veel
grotere rivalen.
De werknemers van een organisatie kunnen de aanzet geven tot innovatie en verandering of juist een struikelblok vormen. Managers moeten de creativiteit en tolerantie voor veranderingen stimuleren bij hun mensen. Op het terrein van OG vinden
managers een schat aan ideeën en technieken die hen daarbij van dienst kunnen zijn.
Het begrip ‘tijdelijkheid’
Verandering is altijd belangrijk geweest voor managers, maar vandaag de dag volgen
veranderingen elkaar sneller op. Vroeger moesten managers een- of tweemaal per decennium een ingrijpende verandering doorvoeren. Tegenwoordig zijn veranderingen
aan de orde van de dag voor de meeste managers. Continue verbetering houdt op zich
al constante verandering in.
De praktijk van het management werd vroeger gekenmerkt door lange perioden
van stabiliteit met soms een korte periode van verandering tussendoor. Nu is het precies omgekeerd: lange perioden van continue verandering, met af en toe een korte
rustperiode! De meeste managers en werknemers worden geconfronteerd met een we-
32
inleiding op organisatiegedrag
reld van permanente ‘tijdelijkheid’. Werkzaamheden zijn voortdurend onderhevig aan
veranderingen. Daarom moeten werknemers ook voortdurend hun kennis en vaardigheden op peil houden om aan nieuwe eisen te voldoen. Van productiewerkers in bedrijven als Caterpillar, Chrysler en Reynolds Metal wordt verwacht dat ze gecomputeriseerde productieapparatuur kunnen bedienen. Dat stond 15 jaar geleden niet in hun
functieomschrijving. Werkgroepen hebben eveneens een meer tijdelijk karakter. Vroeger werden werknemers vaak permanent aan één bepaalde afdeling toegewezen. Elke
dag weer met dezelfde mensen samenwerken geeft een gevoel van zekerheid. Die voorspelbaarheid heeft plaatsgemaakt voor tijdelijke werkgroepen, voor teams die bestaan
uit mensen van verschillende afdelingen en steeds van samenstelling wisselen. Als gevolg van de voortdurend veranderende werkzaamheden is roulatie aan de orde van de
dag. Bovendien zijn de organisaties zelf ook in beweging. Continu reorganiseren ze
divisies, doen ze slecht lopende activiteiten van de hand, krimpen ze in en vervangen ze
werknemers in vaste dienst door tijdelijke arbeidskrachten.
De moderne manager en de moderne werknemer moeten leren omgaan met tijdelijkheid. Ze moeten gewend raken aan flexibiliteit, spontaniteit en onvoorspelbaarheid. Organisatiegedrag heeft belangrijke inzichten te bieden in een wereld van continue verandering en helpt ons verzet tegen verandering uit de weg te ruimen en een
organisatiecultuur te scheppen die goed functioneert bij veranderingen.
Dalende loyaliteit bij werknemers
Vroeger dachten mensen dat hun werkgever loyaliteit en goed werk zou belonen met
een baan voor het leven, uitstekende arbeidsvoorwaarden en regelmatige loonsverhogingen. Maar rond 1985 gingen bedrijven als reactie op de wereldwijde concurrentie,
vijandige overnames en leveraged buyouts hun traditionele beleid bijstellen. Ze wilden
‘lean and mean’ worden door fabrieken te sluiten, de productie te verplaatsen naar
lage-lonenlanden, slecht renderende activiteiten af te stoten, hele lagen in de managementhiërarchie te schrappen, vaste medewerkers te vervangen door tijdelijke krachten
en het beloningssysteem op basis van dienstjaren te verruilen voor prestatiebeloning.
Dit gebeurde zowel in Noord-Amerika als in Europa. De grote Britse bank Barclays
kromp zijn personeelsbestand in met 20 procent. Ook een aantal Duitse bedrijven
hebben werknemers en managers laten afvloeien: elektronicafabrikant Siemens zette
het mes in ruim 3000 banen in slechts één jaar tijd; staalfabrikant Krupp-Hoesch
bracht zijn managementhiërarchie van vijf naar drie lagen terug en Mercedes-Benz van
zeven naar vijf lagen.
Deze veranderingen hebben een sterke daling in loyaliteit ten gevolg gehad.9
Werknemers zien dat hun werkgever zich minder voor hen inzet en voelen zich daarom
zelf minder betrokken bij het bedrijf.
Managers zullen met behulp van OG manieren moeten bedenken om enerzijds de
nu minder loyale werknemers meer te motiveren en anderzijds de internationale concurrentiepositie van het bedrijf in stand te houden.
33
gedrag in organisaties
Ethischer gedrag
Het is nauwelijks verrassend dat in een wereld van bezuinigingen, van hogere eisen aan
de productiviteit en van een felle concurrentiestrijd veel werknemers geneigd zijn de
kantjes eraf te lopen, het niet zo nauw nemen met regels en zich overgeven aan andere
dubieuze praktijken.
Steeds vaker worden ze geconfronteerd met ethische dilemma’s, met situaties
waarin ze zelf moeten bepalen wat het juiste gedrag is. Moeten ze bijvoorbeeld illegale
praktijken in hun bedrijf aan de grote klok hangen? Moeten ze opdrachten uitvoeren
die niet stroken met hun eigen normen? Geven ze iemand die ze mogen een positievere
prestatiebeoordeling omdat het anders de man in kwestie zijn baan kan kosten? Doen
ze mee aan politieke spelletjes in de organisatie als ze daarmee een stapje hoger komen
op de carrièreladder?
Er bestaat geen eenduidige definitie van goed ethisch gedrag. De laatste jaren is de
grens tussen ethisch en onethisch zelfs nog verder vervaagd. Werknemers zien hoe
allerlei mensen in hun omgeving onethisch bezig zijn: overheidsfunctionarissen die
zich laten omkopen of het niet zo nauw nemen met hun onkostenrekening; advocaten
die goed op de hoogte zijn van de regels maar hun huishoudelijke hulp zwart betalen;
succesvolle topmanagers die met voorkennis op de effectenbeurs grote winst maken;
werknemers in andere bedrijven die massaal meedoen aan doofpotaffaires. Ze horen
hoe deze mensen, als alles aan het licht komt, met smoesjes op de proppen komen:
‘iedereen doet het’ of ‘je moet pakken wat je pakken kunt’ of ‘ik dacht dat het niet zou
uitkomen’.
Managers en hun organisaties reageren op verschillende manieren op dit probleem. Ze verspreiden schriftelijke gedragscodes onder het personeel als richtlijn bij
ethische dilemma’s. Ze organiseren seminars, workshops en trainingen om ethisch
gedrag te stimuleren. Ze nemen adviseurs in dienst die bij ethische kwesties geraadpleegd kunnen worden, vaak zelfs anoniem. En ze treffen maatregelen om werknemers
te beschermen die interne onethische praktijken onthullen.
De moderne manager moet een ethisch gezond klimaat scheppen waarin mensen
productief kunnen werken en waar duidelijkheid heerst over welk gedrag goed of fout
is. In de volgende hoofdstukken zullen we bespreken hoe managers dat kunnen aanpakken.
DE INDELING VAN HET BOEK
Hoe kan dit boek je helpen om gedrag beter te verklaren, voorspellen en sturen? Wij
zullen achtereenvolgens verschillende bouwstenen op elkaar stapelen. Figuur 1-3 toont
drie niveaus van analyse in OG. We beginnen met het individuele niveau en eindigen
op het niveau van de organisatie, terwijl we ondertussen steeds meer inzicht opdoen in
het gedrag van en in organisaties.
34
inleiding op organisatiegedrag
Figuur 1-3 Niveaus van OG-analyse
Niveau van de
organisatie
Niveau van de
groep
Niveau van het
individu
De hoofdstukken 2 tot en met 6 gaan over het individu. We kijken eerst naar de fundamenten van individueel gedrag: waarden, attitudes, percepties en leerprocessen. We
sluiten dit deel af met een bespreking van motivatie en individuele besluitvorming.
Het gedrag van mensen in een groep is méér dan het totaal van gedragingen van
alle individuele leden samen. Mensen vertonen ander gedrag in een groep. In de hoofdstukken 7 tot en met 12 komt groepsgedrag aan de orde. We presenteren een model
voor groepsgedrag, kijken naar methoden om teams effectief te laten functioneren,
bespreken communicatie en besluitvorming in groepen. Vervolgens verdiepen we ons
in de belangrijke onderwerpen van leiderschap, vertrouwen, macht, politiek, conflicten en onderhandelingen.
Net zoals groepen méér zijn dan de som van de individuele leden, zo zijn organisaties meer dan de som van een aantal groepen. In de hoofdstukken 13 tot en met 17 wordt
uiteengezet hoe organisatiestructuur, functie-ontwerp en technologie het gedrag beïnvloeden, welk effect formele prestatiebeoordelings- en beloningssystemen hebben op
mensen, dat iedere organisatie een eigen cultuur heeft die medebepalend is voor het
gedrag van haar leden, en welke veranderings- en ontwikkelingstechnieken managers
kunnen toepassen om voor de organisatie gunstig gedrag tot stand te brengen.
35
Download