Goddelijk ingrijpen in de Geschiedenis

advertisement
Ἡροδότου Ἁλικαρνησσέος ἱστορίης ἀπόδεξις ἥδε, ὡς
μήτε τὰ γενόμενα ἐξ ἀνθρώπων τῷ χρόνῳ ἐξίτηλα
γένηται, μήτε ἔργα μεγάλα τε καὶ θωμαστά, τὰ μὲν
Ἕλλησι τὰ δὲ βαρβάροισι ἀποδεχθέντα, ἀκλεᾶ
γένηται, τά τε ἄλλα καὶ δι᾽ ἣν αἰτίην ἐπολέμησαν
ἀλλήλοισι. Περσέων μέν νυν οἱ λόγιοι Φοίνικας
αἰτίους φασὶ γενέσθαι τῆς διαφορῆς. τούτους γὰρ ἀπὸ
τῆς Ἐρυθρῆς καλεομένης θαλάσσης ἀπικομένους ἐπὶ
τήνδε τὴν θάλασσαν, καὶ οἰκήσαντας τοῦτον τὸν
Een literatuuronderzoek naar de rol van goden in de Historiën,
χῶρον τὸν
καὶdoorνῦν
οἰκέουσι,
αὐτίκα
ναυτιλίῃσι
geschreven
de Griekse
schrijver Herodotus
in de vijfde
Christus.
μακρῇσι ἐπιθέσθαι,eeuw voor
ἀπαγινέοντας
δὲ φορτία
Αἰγύπτιά τε καὶ Ἀσσύρια
τε ἄλλῃ ἐσαπικνέεσθαι
Cecile τῇ
de Jong
Adelbert College
καὶ δὴ καὶ ἐς Ἄργος. τὸ
δὲ Ἄργος τοῦτον τὸν χρόνον
Wassenaar
6V4 νῦν Ἑλλάδι καλεομένῃ
προεῖχε ἅπασι τῶν ἐν τῇ
χωρῇ. ἀπικομένους δὲ τούς
Φοίνικας ἐς δὴ τὸ Ἄργος
Vak: Grieks
Begeleider:
Bemelmans
τοῦτο διατίθεσθαι
τὸν mijnheer
φόρτον.
πέμπτῃ δὲ ἢ ἕκτῃ
ἡμέρῃ ἀπ᾽ ἧς ἀπίκοντο,
ἐξεμπολημένων
σφι σχεδόν
Tweede
versie
Vrijdag 24 januari 2014
πάντων, ἐλθεῖν ἐπὶ τὴν
θάλασσαν γυναῖκας ἄλλας τε
πολλάς καὶ δὴ καὶ τοῦ βασιλέος θυγατέρα: τὸ δέ οἱ
οὔνομα εἶναι, κατὰ τὠυτὸ τὸ καὶ Ἕλληνές λέγουσι,
Ἰοῦν τὴν Ἰνάχου: ταύτας στάσας κατά πρύμνην τῆς
νεὸς ὠνέεσθαι τῶν φορτίων τῶν σφι ἦν θυμός
μάλιστα: καὶ τοὺς Φοίνικας διακελευσαμένους
ὁρμῆσαι ἐπ᾽ αὐτάς. τὰς μὲν δὴ πλεῦνας τῶν γυναικῶν
ἀποφυγεῖν, τὴν δὲ Ἰοῦν σὺν ἄλλῃσι ἁρπασθῆναι.
ἐσβαλομένους δὲ ἐς τὴν νέα οἴχεσθαι ἀποπλέοντας
ἐπ᾽ Αἰγύπτου. οὕτω μὲν Ἰοῦν ἐς Αἴγυπτον ἀπικέσθαι
Goddelijk ingrijpen
in de Geschiedenis
τὴν πεπρωμένην μοῖραν ἀδύνατα ἐστὶ ἀποφυγεῖν καὶ θεῷ
Het is onmogelijk om het voorbeschikte lot te ontvluchten, ook voor een god.
(Herodotus, Historiën, I. 91. 1)
1
Voorwoord
Een profielwerkstuk schrijven over de rol van goden in de Historiën van Herodotus was niet altijd
even gemakkelijk maar zeer boeiend en uitdagend. Heel wat uren heb ik doorgebracht met het
bestuderen van Griekse teksten, het doorspitten van voornamelijk Engelse vakliteratuur en het
typen van de uiteindelijke tekst. Die tekst heb ik af en toe helemaal veranderd, ofwel omdat ik er zelf
niet tevreden over was, ofwel - dit is gelukkig maar eenmaal gebeurd - omdat mijn tekstverwerker
besloot ermee op te houden en zichzelf afsloot. Helaas, dan maar weer opnieuw. Iets waar ik zoveel
tijd en energie in heb gestoken mag ook wel iets opleveren. Allereerst voelde ik een zekere
genoegdoening toen ik merkte dat ik vele passages zelf in het Grieks kon lezen, zónder
aantekeningen. Na bijna zes jaar gymnasium te hebben voltooid heb ik dat dan toch bereikt. De
moderne vertaling van de Historiën gemaakt door Hein van Dolen die ik vervolgens raadpleegde, was
ook verre van saai. Naast een gevoel van trots vormt dit profielwerkstuk voor mij de bevestiging dat
ik de juiste studiekeuze heb gemaakt door Griekse en Latijnse Taal en Cultuur te kiezen. Ik ben
zoveel uren bezig geweest met de klassieken en nog steeds komt het mijn neus niet uit. Integendeel,
ik kwam allerlei interessante theorieën, artikelen en onderwerpen tegen die ik later nog wel eens
zou willen lezen of onderzoeken. Het kan dan ook niet anders dan dat ik bij een studie Klassieke
Talen goed terecht zal komen.
Dit werkstuk had nooit tot stand kunnen komen zonder de prettige, behulpzame en
motiverende begeleiding van mijnheer Bemelmans, waarvoor ik hem zeer dankbaar ben. Ik wil hem
en mevrouw Jonkman, mijn huidige docente Latijn, ook in het algemeen bedanken omdat zij mij
gedurende mijn hele middelbare-schoolperiode enthousiast hebben gemaakt voor de klassieke
talen. Zonder hun enthousiasme had ik nooit een profielwerkstuk voor Grieks gemaakt. Ik trek me er
dan ook niets van aan dat ik dit jaar als enige een profielwerkstuk schrijf voor een klassieke taal.
Later in dit werkstuk zult u lezen dat Herodotus zijn Historiën onder andere heeft geschreven
met het doel om de roemvolle daden van mensen niet in vergetelheid te laten raken. Dat is hem
zeker gelukt. Zijn werk wordt anno 2014, ruim twee millennia later, nog steeds gelezen, door mij in
ieder geval met veel plezier. Ik hoop dat u dit profielwerkstuk met evenveel genoegen zult lezen.
Voorschoten, januari 2014
Cecile de Jong
2
Inhoudsopgave
Inleiding .................................................................................................................................................. 4
1 Herodotus van Halicarnassus .............................................................................................................. 6
1. Levensschets ................................................................................................................................... 6
2. Pater historiae ................................................................................................................................. 7
2 De Historiën ......................................................................................................................................... 9
1. Onderwerp en thema ...................................................................................................................... 9
2. De Perzische Oorlogen in een notendopje ................................................................................... 10
3. Betrouwbaarheid .......................................................................................................................... 10
4. Taal en structuur ........................................................................................................................... 11
3 Goden in de samenleving van de vijfde eeuw voor Christus ........................................................... 12
1. Goden in het dagelijks leven ......................................................................................................... 12
2. Het Orakel van Delphi ................................................................................................................... 14
3. Het verklaren van natuurverschijnselen ....................................................................................... 15
4 De sofisten over goden ..................................................................................................................... 17
5 Mythe en werkelijkheid .................................................................................................................... 20
1. ‘Gehistoriseerde’ mythes .............................................................................................................. 20
2. Spatium mythicum et historicum .................................................................................................. 21
6 Orakels, dromen en andere voorspellingsvormen ........................................................................... 23
1. Wie hoog klimt, zal diep vallen ..................................................................................................... 23
2. Aan het lot is niet te ontkomen .................................................................................................... 26
3. Invloed van goddelijke tekens....................................................................................................... 29
7 Verklaringen op goddelijk en menselijk niveau ............................................................................... 31
1. Goddelijke én menselijke motieven? ............................................................................................ 31
2. Goddelijk ingrijpen en het lot: coexistentie .................................................................................. 33
8 Aanduidingen van de goden ............................................................................................................. 36
9 Herodotus’ opvolger: Thucydides ..................................................................................................... 37
Conclusie ............................................................................................................................................... 39
Bronvermelding .................................................................................................................................... 41
Bijlagen ................................................................................................................................................. 43
Logboek ............................................................................................................................................. 43
3
Inleiding
Cecile de Jong uit Voorschoten presenteert u hierbij haar profielwerkstuk over de rol van goden in
de Historiën van de Griekse geschiedschrijver Herodotus uit de vijfde eeuw voor Christus. ‘Hoezo
goden in de Historiën van Herodotus?’ zou men kunnen denken als men na het lezen van de eerste
hoofdstukken van dat werk nog geen enkele god is tegengekomen. Maak uw borst dan maar nat.
Dan blijft het de vraag hoe ik op dit onderwerp ben gekomen. Vorig jaar heb ik als trotse leerlinge uit
de vijfde klas van het gymnasium de eerste plaats behaald bij de nationale Olympiade Grieks. Dit
was een wedstrijd waarbij de deelnemers schriftelijk bevraagd werden over een gelezen pensum van
- u raadt het al - Herodotus. Als één van de beste drie mocht ik door naar de tweede en beslissende
ronde, waarbij ieder individueel werd ondervraagd over hetzelfde pensum door twee hoogleraren
Grieks. Eén van de dingen waar ik toen met hen over heb gesproken ging over een passage
(Historiën, V.92.c) waarin het goddelijk lot wordt genoemd. Deze passage komt later in dit werkstuk
voor en zal ik hier dus niet bespreken. Deze ervaring heeft me geïnspireerd om mijn profielwerkstuk
voor Grieks te maken, over een aspect van het werk van Herodotus. Na even surfen op het internet
om wat algemene kennis op te doen kwam ik uit op het onderwerp ‘goden in het werk van
Herodotus’. De hoofdvraag die ik heb geprobeerd te beantwoorden door het doen van dit
onderzoek is ‘Op welke manier spelen de goden een rol in het verloop van de geschiedenis zoals die
is beschreven in Herodotos' Historiën?’
Om tot een antwoord op deze hoofdvraag te komen op een manier die voor mijzelf
overzichtelijk werkt, maar ook te begrijpen is voor de lezer, heb ik deelvragen opgesteld die elk
ingedeeld kunnen worden in één van de vier delen, die men in dit werkstuk kan herkennen. Bij het
bestuderen van de inhoudsopgave schijnt het u op het eerste gezicht wellicht enigszins vreemd toe
dat het pas vanaf hoofdstuk vijf over goden in het werk van Herodotus lijkt te gaan. Dit komt echter
doordat ik Herodotus en het voorkomen van goden in zijn werk in een breder perspectief heb
geprobeerd te plaatsen en zo aan de lezer te presenteren. Ik begin logischerwijs met een inleidend
deel, dat de lezer enig inzicht moet geven in Herodotus en zijn werk. Dit heb ik gedaan aan de hand
van de deelvragen ‘Wie was Herodotus?’ en ‘Wat zijn de Historiën?’ Simpel en algemeen
geformuleerd, maar daardoor des te doeltreffender. Vervolgens zal ik een achtergrond schetsen,
waartegen we Herodotus kunnen afzetten. Hiermee bedoel ik dat ik heb gekeken naar de volgende
vragen: ‘Hoe dacht men in de Griekse wereld in de vijfde eeuw voor Christus over goden?’ en ‘Welke
gedachten hadden de sofisten over goden?’ Met behulp van deze informatie krijgt de lezer een
beeld over hoe er algemeen werd gedacht over goden in de tijd van Herodotus, de vijfde eeuw voor
Christus. Ik ga daarbij niet in op hoe de Grieken hun religie beoefenden. Speciale aandacht gaat wel
uit naar het Orakel van Delphi, omdat in de Historiën ontzettend veel orakels voorkomen, ook van
dit orakel. De sofisten hadden ook aparte ideeën over goden, die ik u niet wil onthouden. Wie dat
eigenlijk zijn, leg ik vanzelfsprekend ook uit. Aan het eind van (de paragrafen binnen) deze twee
deelvragen leg ik een verband met Herodotus en zijn werk. Eenmaal gearriveerd bij de deelvragen
vijf tot en met acht komen we bij de kern van dit profielwerkstuk. De lezer heeft een beeld van
Herodotus, zijn werk en enkele gedachten over goden uit die periode. Daarom kan ik dan deelvragen
behandelen die specifiek zijn gericht op het werk van Herodotus: de Historiën. De meeste mensen
van tegenwoordig kennen de ‘Griekse mythen’ wel en weten dat daarin behoorlijk veel goden
voorkomen. Ik begin daarom met de deelvraag ‘Is er in de Historiën van Herodotus een duidelijke
scheiding tussen het mythische en het historische verleden?’ In dit hoofdstuk zult u te weten komen
of Herodotus mythe en historie door elkaar laat lopen of toch een vorm van scheiding daartussen
aanhoudt. Vervolgens kijk ik naar de manier waarop de wil van de goden aan de mensen duidelijk
gemaakt kon worden bij de deelvraag ‘In welke mate hecht Herodotus belang aan orakels, dromen
en andere voorspellingsvormen?’ Hierbij bespreek ik meerdere verhalen uit de Historiën. In die
verhalen leg ik om deze deelvraag te beantwoorden de nadruk op goddelijke oorzaken van
gebeurtenissen. Aangezien ik de lezer geen tunnelvisie wil aanpraten, bespreek ik aansluitend de
vraag ‘Worden gebeurtenissen bij Herodotus alleen door handelen van een god verklaard of is er
4
daarnaast ook altijd een andere reden?’ Bij deze drie laatstgenoemde deelvragen geef ik ook citaten
uit de Griekse tekst. Aan de hand daarvan kan ik de laatste deelvraag van de kern behandelen:
‘Welke verschillen zijn er aan te wijzen in de manier waarop de goden worden aangeduid bij
Herodotus?’ Hiervoor is het namelijk handig als er al meerdere passages uit de Historiën aan de orde
zijn geweest. Daarnaar kan ik dan verwijzen bij het bespreken van de achtste deelvraag. In de eerste
deelvragen zult u heel kort kennismaken met enkele schrijvers die vóór Herodotus werken hebben
geschreven. Logischerwijs wil ik u aan het einde van het werkstuk iets meegeven over een schrijver
die na Herodotus een geschiedwerk heeft geschreven: Thucydides. De laatste deelvraag ‘Waarin
verschilt Thucydides van Herodotus op het gebied van goden in hun werken?’ is bedoeld om ter
afsluiting Herodotus wat betreft goden te vergelijken met een medegeschiedschrijver.
De informatie voor de beschrijvende deelvragen heb ik grotendeels verzameld door
vakliteratuur over die onderwerpen te bestuderen en daaruit mijn eigen conclusies te trekken. Als ik
meer tijd had gehad, had ik deze informatie uit primaire bronnen, Griekse teksten van andere
auteurs, kunnen halen. Tevens zou ik dan een veel groter deel van de Historiën in het Grieks lezen
dan ik nu heb gedaan en daarbij een deel van Thucydides’ werk. Bij een profielwerkstuk waar
minimaal ‘slechts’ tachtig uur voor staat, is daar helaas geen tijd voor. Ik heb me nu moeten
beperken tot het lezen van Griekse passages uit de Historiën van Herodotus waarin over goden
wordt gesproken en enkele fragmenten van de sofisten Protagoras en Critias en van Thucydides. Op
basis van deze teksten heb ik de kern van het werkstuk geschreven, waarin ik mijn onderzoek
presenteer.
Tot besluit wil ik een aantal zaken even aanstippen. Het doel van dit profielwerkstuk is niet
het beschrijven van de cultuur-historische inhoud van de Historiën. Ik heb wegens die reden slechts
een uiterst beknopte samenvatting van het verloop van de Perzische Oorlogen, die de hoofdlijn
vormen in het werk, opgenomen in hoofdstuk twee. Bij elke passage in het Grieks geef ik uiteraard
wel een korte inleiding, opdat de lezer de verhaallijn uit de desbetreffende passage geheel kan
begrijpen. Om geen beroep te hoeven doen op de kennis van het Grieks van de lezer, heb ik bij elke
Griekse passage een Nederlandse vertaling gezet. Voor de meeste passages uit de Historiën van
Herodotus geldt, als niet anders is aangegeven, dat ik de vertaling heb overgenomen uit Herodotos.
Het verslag van mijn onderzoek van Hein van Dolen. Als ik een geciteerd stukje Grieks zelf heb
vertaald, heb ik dat vermeld in een voetnoot. Als uitgangspunt voor de spelling van eigennamen heb
ik de woordenlijst van namen uit de Griekse en Romeinse oudheid uit het Groot woordenboek der
Nederlandse taal van Van Dale (twaalfde druk, 1992) genomen. Deze woordenlijst hanteert de
Latijnse spelling en dat heb ik in mijn werkstuk ook gedaan, tenzij die spelling teveel afwijkt van de
Griekse vorm. In de door Van Dolen vertaalde passages die ik in dit werkstuk heb opgenomen wordt
de Griekse vorm gebruikt.
Ik wens u veel plezier bij het lezen van het resultaat van mijn onderzoek naar het goddelijk ingrijpen
in de geschiedenis, door Herodotus op een prachtige manier aan ons verteld.
5
1. Herodotus van Halicarnassus
1. Levensschets
In de eerste zin van zijn werk, de Historiën, presenteert deze auteur zich als Herodotus van
Halicarnassus. Dit is het eerste betrouwbare gegeven over Herodotus en eigenlijk meteen ook het
laatste. Het waren de Alexandrijnen1 die in de hellenistische periode voor het eerst biografische
gegevens probeerden te verzamelen over allerlei personen, onder wie Herodotus. In een paar
honderd jaar kunnen er echter heel wat verschillende versies zijn ontstaan. Er bestaat een consensus
over hoe zijn leven er ongeveer heeft uitgezien, maar zeker weten doet men het niet. Als
geboortejaar wordt 484 voor Christus aangehouden. Halicarnassus is Herodotus’ geboortestad. Dat
was ongeveer een millenium voor Christus gesticht door de Doriërs op de westkust van Klein-Azië,
het hedendaagse Turkije. Er wordt vervolgens vermeld dat hij een tijd in ballingschap op Samos
heeft verbleven. Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat hij een deelnemer was aan een opstand
tegen de lokale tiran, die toen echter niet werd verdreven. Dit wordt genoemd in de Suda, een
Byzantijns lexicon uit de Middeleeuwen. Het is niet zeker of Herodotus daadwerkelijk als balling op
dat eiland verbleef, maar dat Herodotus Samos goed kende, staat vast. Dit blijkt uit zijn werk.
Iets anders wat we uit de Historiën kunnen concluderen, is dat Herodotus naar eigen zeggen
veel gereisd heeft, waarschijnlijk vanaf ongeveer 460 voor Christus. Boek twee is geheel gewijd aan
de Egyptische godsdienst en Herodotus vertelt dat hij zijn kennis daarover heeft opgedaan door zelf
met Egyptische priesters te praten. Andere plaatsen die Herodotus zou hebben aangedaan zijn het
gebied rond de Zwarte Zee, Fenicië2 en meerdere steden in Klein-Azië. Zelf zegt Herodotus zelfs in
Babylon te zijn geweest, maar dit wordt door geleerden sterk in twijfel getrokken. Hij is wel
hoogstwaarschijnlijk gedurende een langere periode in Athene verbleven, aangezien hij de politiek
1. Kaart van het centrum van de Griekse wereld inclusief de Peloponnesos en Ionië. (Hettema, 1947, nr. 13)
1
De Alexandrijnen waren geleerden uit Alexandrië (Egypte), waar zij werkten in de bibliotheek, het Mouseion.
Fenicië was vroeger de naam voor het gebied waar tegenwoordig Syrië en Libanon liggen, ten oosten van de
Middellandse Zee.
2
6
van die stad zeer goed lijkt te kennen. Het is goed mogelijk dat Herodotus daar zijn definitieve werk
heeft geschreven. Dit moet ergens tussen 430 en 413 voor Christus zijn gebeurd. De naam Thurii,
een Griekse kolonie gesticht in zuid-Italië in 444 voor Christus, werd ook in de Oudheid al genoemd
in verband met Herodotus. Hij zou een van de stichters ervan zijn geweest. Thurii zou tevens de stad
zijn waar hij op ongeveer zestigjarige leeftijd is gestorven en begraven, maar ook andere steden als
Athene en Pella in Macedonië claimen de bezitters te zijn van Herodotus’ graf. Als Thurii inderdaad
zijn laatste woonplaats is geweest, dan moet hij van daaruit zijn reis naar Athene hebben gemaakt.
2. Pater historiae
Herodotus wordt door de meeste mensen tegenwoordig geschiedschrijver genoemd. Dit is
gebaseerd op zijn werk, de Historiën.3 De titel ‘pater historiae’, vertaald als ‘vader van de
geschiedschrijving’ is afkomstig van de Romein Cicero.4 Of Herodotus wel of niet werkelijk Europa’s
oudste geschiedschrijver is, valt te betwisten en dat werd ook in de Oudheid al gedaan. Bepalend
daarbij is natuurlijk wat men onder ‘geschiedschrijver’ verstaat. Meestal vindt men dat een
geschiedschrijver niet slechts gebeurtenissen moet beschrijven maar ook naar de oorzaak ervan
moet kijken. Vóór Herodotus waren er de zogenoemde ‘logografen’. Zij beschreven voornamelijk
geografische, maar ook genealogische en etnografische zaken. Eén van die logografen, Hecataeus,
wordt beschouwd als een van de belangrijkste voorgangers van Herodotus. Het is zeer aannemelijk
dat Herodotus heeft voortgeborduurd op de manier van beschrijven en onderzoeken van deze
logografen.
Zeker is dat we hem niet onder de epische
traditie kunnen scharen.5 Anders dan Homerus6 vraagt
hij de muzen niet om inspiratie, maar gaat hij zelf op
onderzoek uit. Hij ondervraagt mensen, luistert naar
lokale geruchten en probeert de ontvangen gegevens in
zijn werk ook met elkaar te vergelijken. Bovendien heeft
Herodotus zijn werk in proza geschreven, terwijl de epen
poëzie waren, geschreven in een metrum. Hij is dus
duidelijk te onderscheiden van epische dichters. Terug
naar de logografen. Onderzoek (in het Grieks ἱστορια)
vormt als het ware het gemeenschappelijke van hun
werk en dat van Herodotus. Waar zij echter slechts
beschrijvende werken schreven, probeerde Herodotus
ook de oorzaak van gebeurtenissen te achterhalen en te
beredeneren. Dit is een reden om de logografen niet te
beschouwen als geschiedschrijvers en Herodotus wel. Op
het gebied van het zoeken naar de oorzaak is hij
beïnvloed door de manier van denken die in de zesde
2. Buste van Herodotus. Romeinse marmeren
kopie van een Grieks bronzen beeld uit de eerste eeuw voor Christus in opkomst was. Het waren de
helft van de vierde eeuw voor Christus.
Ionische natuurfilosofen die verklaringen probeerden te
3
In hoofdstuk 2.4 wordt deze titel verklaard.
Cicero was een beroemde Romeinse redenaar uit de eerste eeuw voor Christus.
5
Over het algemeen gezien, kunnen we de Historiën beschouwen als een geheel ander werk dan een epos.
Hierbij laat ik twee punten buiten beschouwing. De Historiën hebben namelijk een omvang die wel te
vergelijken is met die van een epos. Bovendien wil Herodotus met zijn werk bewerkstelligen dat de roem van
de daden verricht door Perzen en Grieken niet vergeten wordt. Dit lijkt op het doel van een epos, waarin ook
vaak de grootse en roemvolle daden van een held worden verteld.
6
Homerus wordt gezien als dichter van de Ilias en de Odyssee, twee beroemde heldendichten.
4
7
vinden voor natuurverschijnselen zonder de goden direct als oorzaak aan te voeren.7 Men was
geïnteresseerd in de vragen waarom bepaalde verschijnselen bestonden en waarom gebeurtenissen
plaatsvonden.
In elk geval is Herodotus iemand die probeert op een wetenschappelijke manier onderzoek
te doen naar de geschiedenis. Zo presenteert hij zichzelf ook nadrukkelijk in zijn werk. Hij noemt
regelmatig de bronnen die hij heeft gebruikt en van één verhaal worden door hem dikwijls meerdere
versies besproken. Zijn bronnen lijken echter niet altijd te kloppen, wat Herodotus menigmaal kritiek
opleverde, zo ook van Thucydides. Hij kan worden gezien als opvolger van Herodotus wat betreft de
westerse geschiedschrijving. Mogelijke overeenkomsten of verschillen tussen beide schrijvers zal ik
kort bespreken in hoofdstuk negen. Gezien de tijd waarin Herodotus leefde en de enorme klus waar
hij aan was begonnen, moeten we misschien terughoudend zijn bij het uiten van kritiek. Zijn
bedoelingen waren oprecht. Een laatste punt dat we in acht moeten nemen is of een geschiedwerk
naast informatief ook amuserend mag zijn. Bij Herodotus komen veel anekdotes voor en alles wordt
in geur en kleur beschreven, wat zijn werk zeker amuserend maakt. Dit zou een reden kunnen zijn
om Herodotus juist geen geschiedschrijver te noemen en de zakelijke Thucydides wel. Het genre
geschiedschrijving had in de Oudheid een eigen Muze8. Dit wijst erop dat geschiedschrijving werd
gezien als een literaire kunstvorm en dus ook bedoeld was om de lezer of toehoorder te boeien. De
titel ‘pater historiae’ wordt in dit opzicht wel degelijk terecht aan Herodotus toegekend, hoewel
Thucydides zich als eerste toelegde op het puur informatieve en wetenschappelijke karakter van de
geschiedschrijving. Onderstaande uitspraak van Aalders in een artikel uit het tijdschrift Hermeneus
lijkt me een passende om dit hoofdstuk mee af te sluiten:
Herodotus heeft, hoe gebrekkig soms ook, de grondslag gelegd voor de wetenschappelijke
beoefening van de geschiedenis en daarmee de grondslag gelegd, waar een Thucydides op
kon voortbouwen en waartegen hij zich tegelijk kon afzetten. Thucydides en de historici die
na hem komen zijn ondenkbaar zonder Herodotus, de pater historiae.9
7
Zie hoofdstuk 3.3.
De muzen waren in de Oudheid de godinnen van de kunsten en stonden onder toeziend oog van Apollo. Elke
muze had haar eigen domein.
9
Aalders, 1969, p. 114
8
8
2. De Historiën
1. Onderwerp en thema
Het onderwerp, thema en doel van de Historiën kunnen we het beste bespreken aan de hand van de
inleiding, bestaande uit één lange zin, van Herodotus zelf op zijn eigen werk.
Ἡροδότου Ἁλικαρνησσέος ἱστορίης ἀπόδεξις ἥδε, ὡς μήτε τὰ γενόμενα ἐξ ἀνθρώπων τῷ
χρόνῳ ἐξίτηλα γένηται, μήτε ἔργα μεγάλα τε καὶ θωμαστά, τὰ μὲν Ἕλλησι τὰ δὲ
βαρβάροισι ἀποδεχθέντα, ἀκλεᾶ γένηται, τά τε ἄλλα καὶ δι᾽ ἣν αἰτίην ἐπολέμησαν
10
ἀλλήλοισι.
Dit is het verslag van het onderzoek van Herodotus van Halikarnassos, opdat alles wat gebeurd is door
toedoen van de mensen niet door het verstrijken van de tijd in vergetelheid raakt, en de grootse en
bewonderenswaardige daden verricht door de Hellenen en de barbaren, niet roemloos worden, en
vooral ook door welke oorzaak zij met elkaar in oorlog zijn geraakt.
Als wat men Herodotus’ werk moet beschouwen is meteen duidelijk, namelijk als verslag van een
onderzoek. Dit onderzoek richtte zich, zo blijkt uit de inhoud van de Historiën, niet alleen op
geschiedkundige maar ook op religieuze en geografische zaken. Met een toepasselijke coniunctivus
finalis11 wordt vervolgens het doel van de Historiën genoemd. Dit werk moet er aan de ene kant voor
zorgen dat de grootse en bewonderenswaardige daden van de Grieken en de barbaren niet door het
verstrijken van de tijd in vergetelheid zullen raken. De term ‘barbaren’ werd door de Grieken vaak, in
ieder geval hier, gebezigd voor de Perzen. Aan de andere kant wil Herodotus ook duidelijk maken
wat de oorzaak is van de oorlog tussen de Grieken en de Perzen en dus in het algemeen het conflict
tussen West en Oost. De gebeurtenissen die tijdens die oorlogen hebben plaatsgevonden, vormen
het hoofdonderwerp in de Historiën. Alle logoi12 worden in dat kader geplaatst.
Er zijn meerdere thema’s aan te wijzen in de Historiën, waarvan ik er een hier kort wil
bespreken met het oog op dit werkstuk. Het gaat over voor- en tegenspoed en geluk en ongeluk in
een mensenleven. Volgens Herodotus moeten mensen zich schikken in hun bestaan als mens. Ze
mogen niet al te gelukkig zijn of zich te overmoedig gedragen. Het overschrijden van het maximum
aan geluk en overmoed wordt hubris genoemd. Hubris leidt tot phthonos van de goden. Phthonos is
een soort jaloezie van de goden. Zij zijn echter niet jaloers op het menselijk bestaan, want zelf
hebben ze het veel beter. Ze zijn meer jaloers in de zin dat ze het mensen niet gunnen om te dicht
bij een bestaan als god te komen. Het is dus onvermijdelijk dat hubris van een mens wordt
afgestraft. Dit afstraffen wordt aangeduid met nemesis, wraak. Het thema hubris-phthonos-nemesis
zien we in Herodotus’ werk vaak terug bij tirannen, die denken dat hun in het leven alleen geluk
overkomt. Ze worden middels orakels en andere tekens door de goden gewaarschuwd voor hun
hubris, maar hebben dat niet door. De onvermijdelijke nemesis volgt dan. Dit thema zien we ook,
alhoewel in meer indirecte zin, terug in de belangrijke plaats die Athene inneemt in de Historiën. In
de vijfde eeuw bloeide deze polis op op het gebied van macht en welvarendheid en begon ze een
imperialistisch beleid te voeren. Het zou kunnen dat Herodotus met zijn werk de Atheense leiders
wilde waarschuwen om niet al te overmoedig en overheersend te willen zijn. Misschien was hij ook
wel gewoon een aanhanger van het imperialisme en bewonderde hij Athene zeer.
10
Herodotus, I. 1. 0. Eigen vertaling.
Het Griekse werkwoord kent verschillende modi (wijzen), waaronder de coniunctivus. Deze modus kan
onder andere worden gebruikt om een doel uit te drukken. Dit gebruik van de coniunctivus wordt de
coniunctivus finalis (van doel) genoemd.
12
Een logos is een verhaal in prozavorm. Zie hoofdstuk 2.4.
11
9
2. De Perzische Oorlogen in een notendopje
De heersers in de Perzische wereld waren van 550 tot 465 voor Christus achtereenvolgens Cyrus,
Cambyses, Darius en Xerxes. Darius was koning toen de Perzen de Grieken aanvielen in 490 voor
Christus. De eerste twee slagen vonden plaats bij Eretria en Marathon en werden respectievelijk
gewonnen door de Perzen en de Grieken. De poleis Athene en Sparta waren de belangrijkste Griekse
stadstaten die tegen de Perzen vochten. Tien jaar later, toen Darius’ zoon Xerxes inmiddels koning
van Perzië was geworden, vielen de Perzen de Grieken nogmaals aan. Dit wordt de Tweede
Perzische Oorlog genoemd. In de Slag bij Thermopylae zegevierden de Perzen. Vervolgens nam
Xerxes Athene in en maakte het met de grond gelijk. De Atheners zelf hadden hun stad echter
verlaten en in de befaamde slag bij Salamis werden de Perzen toch verslagen door de Atheense vloot
onder leiding van Themistocles. De definitieve beslissing in het voordeel van de Grieken viel bij de
Slag bij Plataeae en die bij Mycale (Ionië), waar het overgebleven deel van het Perzische leger werd
verslagen.
3. Betrouwbaarheid
Sommigen achten de informatie in de Historiën niet altijd geloofwaardig maar dit ligt niet meteen
aan Herodotus zelf. Als we hem op zijn woord mogen geloven heeft hij heel wat onderzoek gedaan
en allerlei mensen ondervraagd. Het geheugen van Herodotus was hoogstwaarschijnlijk niet groot
genoeg om alle opgedane kennis te onthouden en een e-mailtje sturen om een en ander nog eens
bevestigd te krijgen was er niet bij. Toch heeft hij geprobeerd zijn bevindingen zo nauwkeurig
mogelijk weer te geven in zijn werk. Hij noemt zijn bronnen met grote regelmaat, hoewel algemene
aanduidingen als ‘de Perzen zeggen dit’ en ‘de Grieken zeggen dat’ natuurlijk onmogelijk zijn te
controleren. Ze zouden een soort schijn van betrouwbaarheid kunnen vormen. We kunnen eruit
opmaken dat Herodotus wel degelijk de intentie had om zelf betrouwbaar over te komen bij zijn
publiek. Er wordt eerder getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de Historiën, voor
ons afkomstig uit secundaire bronnen. Het overgrote deel van Herodotus’ bronnen was
waarschijnlijk mondeling. Een ieder weet hoe het gaat met geruchten en verhalen die al generaties
worden doorverteld: daar verandert wel eens iets aan wat betreft de inhoud. Wat Herodotus ergens
in zijn werk zelf zegt, is misschien nog wel het meest toepasselijk.
ἐγὼ δὲ ὀφείλω λέγειν τὰ λεγόμενα, πείθεσθαί γε μὲν οὐ παντάπασι ὀφείλω
13
Ik ben verplicht om te vertellen wat er gezegd wordt, maar het per se geloven ben ik absoluut niet
verplicht te doen.
Uit dit fragment blijkt de betrouwbaarheid van Herodotus als ‘verteller van wat er verteld wordt’. Of
dat wat hij vertelt waar is, is een tweede. De lezer of toehoorder wordt er hier expliciet op attent
gemaakt dat het vertellen van een uniforme waarheid niet het doel van Herodotus was. Het
vertellen van de dingen die er verteld worden, heeft hij met een prachtig staaltje vertellerkunst
uitgebreid gedaan. Juist omdat hij meerdere versies vertelt en ook die versie(s) die hij niet gelooft,
kan de lezer zijn eigen conclusies trekken. Herodotus heeft nooit de bedoeling gehad om de
werkelijkheid te verdraaien of om leugens te vertellen. Onwaarheden in zijn werk heeft hij
overgenomen van de bronnen die hij heeft geraadpleegd. De Historiën zijn geschreven in het ikperspectief. Herodotus, zelf een Griek, probeert onpartijdig te schrijven. De Perzen worden door
hem niet als een grote groep vijanden afgeschilderd. Er is geen persoonlijke voor- of afkeur voor
bepaalde personages te bespeuren.
13
Herodotus, VII. 152. 3. Eigen vertaling.
10
4. Taal en structuur
Anders dan epen die in de dactlyische hexameter14 waren geschreven, heeft Herodotus zijn werk in
prozavorm geschreven. De taal die hij daarvoor gebruikt is het Ionisch,15 een van de dialecten van
het Grieks. Zoals de naam al zegt, kwam dit dialect voor in Ionië, op de west-kust van Klein-Azië.
Halicarnassus was oorspronkelijk Dorisch, maar ten tijde van Herodotos had het Ionisch er de
overhand gekregen. Het gebruik van proza in plaats van poëzie zou erop kunnen wijzen dat
Herodotus in spreektaal heeft geschreven. Misschien komt dit doordat het in eerste instantie voor
declamatie was bedoeld, hoewel poëzie natuurlijk ook werd voorgelezen. Er komen veelvuldig
grammaticale constructies en stijlfiguren voor die eveneens bij spreektaal horen.16
Zoals eerder gezegd vormt de oorlog tussen Perzen en Grieken en zijn ontstaansgeschiedenis
het hoofdonderwerp in de Historiën. Onze veel bereisde auteur weet echter veel meer over de
gebieden, volkeren en hun culturen die daarmee te maken hebben. Door middel van talloze
zogenaamde digressies, literaire uitweidingen, komt de lezer alles te weten wat Herodotus bij zijn
onderzoek aan kennis heeft opgedaan. Net zoals de werken van de logografen, bevatten de Historiën
dus ook geografische en etnografische informatie. Een uitstekend auteur als Herodotus is, verliest hij
toch nooit het hoofdonderwerp uit het oog. Alle uitweidingen, die op hun beurt ook weer digressies
bevatten, passen uitstekend in de enorme raamvertelling. Het is niet verwonderlijk dat hij in de
Oudheid zelfs door sommige van zijn critici bewonderd werd om zijn schrijfstijl. De hoofdlijn van het
verhaal wordt in chronologische volgorde verteld.
De titel van het werk van Herodotus zoals wij die kennen, namelijk de Historiae, is eraan
gegeven door de Alexandrijnen. Deze titel is duidelijk gebaseerd op een van de eerste woorden uit
het werk zelf: ἱστορίη, onderzoek. Waarom de geleerden uit Alexandrië ervoor gekozen hebben om
het meervoud (ἱστορίαι) van dit woord als titel te nemen is niet duidelijk. De Historiën bestaan uit
ongeveer 28 zogenaamde logoi, verhalen in prozavorm. De geleerden hebben het werk in negen
boeken verdeeld, die later elk de naam van een van de negen muzen17 hebben gekregen. Het eerste
boek is toepasselijk vernoemd naar Clio, de muze van de kunst van de geschiedschrijving. Zij deden
dit op basis van de logoi. Het blijft discutabel of Herodotus de verhalen eerst los heeft geschreven
met als doel om ze voor te dragen. In dat geval zou hij ze later pas hebben samengevoegd in één
werk, maar het werk bevat wel een duidelijke eenheid. Alle logoi volgen elkaar logisch op. De laatste
logos lijkt niet af te zijn, met een schamele lengte van ongeveer drie pagina’s (in vertaling). Er is geen
enkel teken van een afsluiting of een soort nawoord van de schrijver. Over de oorzaak hiervan valt
ook te speculeren. Wellicht is Herodotus gestorven voordat hij zijn werk had voltooid of wilde hij er
met opzet een abrupt einde aan maken. Feit is dat het boek nu eindigt in een digressie en dat
Herodotus eerder in zijn werk vooruitwijst naar andere onderwerpen, die hij vervolgens nergens
bespreekt.
14
Een bepaald metrum waarbij elk vers is opgebouwd uit zes versvoeten.
Voor een overzicht van de kenmerken van het Ionisch dialect verwijs ik u naar het woordenboek GrieksNederlands van uitgeverij Eisma Edumedia (2008), pp. 572-576.
16
Van Dolen, 2000, p. 27
17
De namen van de negen muzen zijn, in de volgorde van de boeken van de Historiën: Clio, Euterpe, Thaleia,
Melpomene, Terpischore, Erato, Polymnia, Urania en Calliope.
15
11
3. Goden in de samenleving van de vijfde eeuw voor Christus
Deze deelvraag beslaat natuurlijk een zeer breed terein. Aangezien dit profielwerkstuk gaat over de
rol die goden hebben in het werk van Herodotus, wil ik bespreken hoe er in het algemeen over
goden werd gedacht in zijn tijd, waarbij ik me uiteraard beperk tot de Griekse wereld. Dit geeft een
achtergrond waartegen we Herodotus vervolgens in ditzelfde hoofdstuk kunnen afzetten. De wil van
de god werd volgens de Grieken onder andere via orakels aan de mensen bekend gemaakt. Wie aan
orakels denkt, denkt uiteraard in eerste instantie aan het Orakel van Delphi. In de Historiën worden
tientallen uitspraken genoemd, waarvan vele afkomstig zijn van het Orakel van Delphi en daarom wil
ik in dit hoofdstuk specifiek aandacht besteden aan dat orakel. Tot slot komen de goden aan bod op
het gebied van het verklaren van natuurverschijnselen. De opvattingen van de sofisten18 met
betrekking tot de goden komen in het volgende hoofdstuk aan bod.
1. Goden in de literatuur
De Griekse godsdienst was polytheïstisch en bevond zich overal in de Griekse samenleving. Religie
was in de vijfde eeuw voor Christus niet weg te denken uit de bezigheden van het dagelijks leven.
Elke stad had wel een of meerdere tempel(s) waarin een god werd vereerd en we hebben
ontzettend veel vazen over uit die tijd waarop goden zijn afgebeeld. Religie, en dus de goden ook,
speelde een belangrijke rol bij alle feesten en wedstrijden. Denk aan de Panathenaeën19 ter ere van
Athena, de Olympische Spelen ter ere van Zeus of de Grote Dionysia20, het theaterfestival ter ere van
Dionysus. Er werd verder volop geofferd. De Griekse goden die nu nog heel bekend zijn, zijn met
name de Olympische goden.21 Dat waren de twaalf goden die woonden op de Olympus en werden
gezien als de belangrijkste in het Griekse pantheon.22 Die benaming wordt gebruikt om alle goden
die in de hele Griekse godsdienst bestonden aan te duiden. Zeus, een van de Olympische goden, was
de oppergod. In de mythen die de Grieken toen kenden, werden de goden allemaal met elkaar in
verband gebracht door allerlei relaties. Samen vormden ze eigenlijk een enorme familie. Die
familiale relaties brachten structuur in het pantheon. In die mythen had elke god zijn eigen taak,
kenmerken en attributen. Zo was Poseidon de god van de zee en had hij een drietand bij zich.
Hermes was verantwoordelijk voor het overbrengen van berichten van de goden en had gevleugelde
schoenen, zie de vaasschildering die is afgebeeld op de volgende pagina. Athena, godin van de
wijsheid en de oorlog werd altijd afgebeeld in wapenrusting en vaak had ze een uil bij zich. Dat deze
structuur van de godenfamilie en typische kenmerken van elke god bekend waren in de vijfde eeuw
voor Christus kunnen we ook lezen bij Herodotus.
Ἡσίοδον γὰρ καὶ ῞Ομηρον ἡλικίην τετρακοσίοισι ἔτεσι δοκέω μευ πρεσβυτέρους
γενέσθαι καὶ οὐ πλέοσι: οὗτοι δὲ εἰσὶ οἱ ποιήσαντες θεογονίην Ἕλλησι καὶ τοῖσι θεοῖσι
τὰς ἐπωνυμίας δόντες καὶ τιμάς τε καὶ τέχνας διελόντες καὶ εἴδεα αὐτῶν σημήναντες. οἱ
18
De sofisten waren rondtrekkende leermeesters. Ze gaven onderwijs en waren zeer bekwaam in de
spreekkunst, de retoriek. Zie hoofdstuk 4.
19
Het hoogtepunt tijdens de Panathenaeën, elk jaar gehouden in Athene, was de processie door de stad naar
de tempel van Athena op de akropolis. Er werd dan een nieuwe peplos (een kleed) gegeven aan de godin
Athena.
20
De Grote Dionysia werden elk jaar gehouden in Athene en vonden plaats in het Dionysus-theater onderaan
de akropolis. Het was een soort toneelfestival maar tegelijkertijd ook een wedstrijd. Er werden gedurende vijf
dagen dithyramben (liederen ter ere van Dionysus) gezongen en tragedies, komedies en satyrspelen
opgevoerd.
21
De Griekse namen van de Olympische goden zijn: Zeus, Hera, Poseidon, Demeter, Hestia, Ares, Athena,
Apollo, Artemis, Aphrodite, Hermes en Hephaestus.
22
Pantheon, uit: παν (geheel, al) en θεος (god)
12
δὲ πρότερον ποιηταὶ λεγόμενοι τούτων τῶν ἀνδρῶν γενέσθαι ὕστερον, ἔμοιγε δοκέειν,
23
ἐγένοντο.
Hesiodos en Homeros hebben mijns inziens slechts vier eeuwen geleden, en vast niet eerder, hun
dichtwerken over de afkomst van de goden geschapen. Aan hen danken de Grieken de gegevens
over de aanspreektitels van de goden, hun rang, vaardigheden en uiterlijke kenmerken. Zij zijn de
24
eersten geweest, want al die dichters die zogenaamd vóór hun tijd hebben geleefd , zijn volgens mij
van later datum.
Herodotus schrijft hier de
structuur van de godenfamilie
en alle specifieke kenmerken
van de goden toe aan
Homerus en Hesiodus, twee
dichters uit ongeveer de
achtste of negende eeuw voor
Christus. Hieruit blijkt dat in de
tijd van Herodotus, dus de
vijfde eeuw voor Christus,
algemeen bekend was welke
functies (τέχνας) elke god
had en met welk uiterlijk die
werd afgebeeld (εἴδεα). De
mensen stelden zich de goden
ook zo voor. Dit is heel
begrijpelijk, aangezien er
talloze beelden, tempels,
vaasschilderingen en andere
kunstvormen waren waarbij
de goden werden afgebeeld
3. Attische, zwartfigurige vaasschildering. De tweede figuur van links is de god
volgens de standaardvormen.
In de literatuur werden Hermes, te herkennen aan zijn gevleugelde schoenen en zijn staf. Rechts naast
hem staat Dionysus, god van de wijn. Leiden, Rijksmuseum van Oudheden.
goden vaak naast hun naam
ook aangeduid met een zogenaamd epitheton, een toevoegsel. Dit is wat in bovenstaande passage
wordt bedoeld met ἐπωνυμίας. Athena was een van de goden met de meeste verschillende
aanduidingen, zoals Athena Polias (van de stad) en Athena Nikè (van de overwinning). Deze
toevoegsels wijzen erop dat verschillende aspecten van een god konden worden vereerd. Is er dan
een verschil tussen de praktijk en de literatuur? Volgens Mikalson is dat er wel degelijk, zo schrijft hij
in zijn boek Ancient Greek Religion.
This raises the fundamental and complex question of the relationship of the gods of Greek
literature to those of practiced religion. Because they share the same names, many naturally
assume that the familiar gods of Greek literature, with their interesting personalities and all
too human vices, were the gods actually worshiped by the Greeks, but this leads to a very
mistaken conception of the gods to whom real Greeks prayed, sacrificed, and offered their
dedications.25
23
Herodotus, II. 53. 2-3
Het is niet geheel duidelijk op welke andere dichters dan Homerus en Hesiodus Herodotus hier doelt.
Wellicht bedoelt hij (mythische) dichters, onder wie de legendarische zanger Orpheus, die in een tijd ver voor
Homerus en Hesiodus leefden.
25
Mikalson, 2010, p. 76
24
13
De menselijke voorstelling van goden met hun kenmerken die standaard hetzelfde zijn in de
literatuur verschilt volgens Mikalson van de voorstelling die de Grieken hadden van de goden die ze
vereerden in het dagelijks leven. De Ilias en Odyssee van Homerus bijvoorbeeld waren bekend in de
hele Griekse wereld. Hoe mensen zich de goden voorstelden was grotendeels daarop gebaseerd en
het beeld van de goden was dus hetzelfde, of je nu in Athene woonde, op Sicilië of in Halicarnassus.
Per stad verschilde het wel welke goden er met name werden vereerd, op welke manier en welke
functie ze daar hadden. Een treffende formulering vinden we bij Mikalson: ‘The familiar twelve
Olympian deities (...) each shared this “dual nature” – a panhellenic type in literature but also,
probably in every citystate, a local form, with its own individual cult, myth, ritual, and sometimes
even function.’26 Concluderend kunnen we stellen dat in de literatuur deze panhelleense vorm van
een god of godin bedoeld wordt wanneer over bijvoorbeeld Zeus of Athena wordt gesproken. De
literatuur - die wij kennen tenminste - was niet slechts bedoeld voor lokaal publiek, maar voor alle
Grieken. Logischerwijs worden in de literatuur de algemene en bij iedere Griek bekende vormen van
goden en godinnen gebruikt.
2. Het Orakel van Delphi
Apollo was een van de goden aan wie de meeste heiligdommen gewijd waren in de Griekse poleis.
Het meest bekende heiligdom is toch wel dat in Delphi, met het beroemde orakel. Vanuit de hele
Griekse wereld en zelfs daarbuiten kwamen mensen daarnaartoe om raad te vragen, voor een
persoonlijk probleem of over politieke kwesties. Hoe belangrijk dat orakel in die tijd werd gevonden,
kunnen we opmaken uit de enorme hoeveelheid giften die zijn geschonken door mensen die er
(goede) raad hebben gekregen. In het heiligdom bevond zich een enorme hoeveelheid schatten die
waren opgeslagen in schathuizen van vele poleis. Daaruit blijkt wel hoe dankbaar de mensen de god
waren en dus hoeveel waarde ze hechtten aan het orakel.
Men geloofde dat je door een orakel de wil van de god te weten kon komen. Over van alles
en nog wat werd het orakel geraadpleegd. Burgers, alleen mannen, kwamen raad vragen over hun
persoonlijke problemen. Er kwamen ook (afgezanten van) leiders van poleis of andere heersers over
gebieden ver buiten de Griekse wereld naar Delphi om het orakel te bevragen over politieke
kwesties. Dit kon bijvoorbeeld het ondernemen van een oorlog zijn, wat we regelmatig tegenkomen
bij Herodotus. Waarschijnlijk stelde je je vraag aan een priester, die hem dan weer doorgaf aan de
Pythia. Zij was de priesteres van Apollo en gezeten op een drievoet ontving ze in trance een
antwoord van de god. Haar gebrabbel werd door de priesters omgezet in voor de mensen
verstaanbare woorden. De orakelspreuk was vaak metrisch geformuleerd, meestal in de dactylische
hexameter. Een eenduidig ja of nee was er echter niet bij. Het antwoord van de god was meer een
indicatie om aan te geven of iets bijvoorbeeld goed of slecht zou kunnen uitpakken. Een positieve
‘reactie’ van de god gaf degene die zijn vraag had voorgelegd aan het orakel wel enorm veel
zelfvertrouwen. Het kon iemand daadwerkelijk ervan overtuigen of weerhouden om tot een
bepaalde actie over te gaan. Voordat je wist of het orakel een positief of negatief advies van de god
was, moest je het natuurlijk eerst begrijpen en dat was zo eenvoudig nog niet. Het orakel was
meestal zeer ambigu geformuleerd. Het kwam vaak voor dat een orakel verkeerd werd
geïnterpreteerd. Het bekendste voorbeeld hiervan is het orakel dat aan de Lydische koning Croesus
werd gegeven.27 We lezen dit in de Historiën, maar of het echt zo is gebeurd valt te betwijfelen. In de
literatuur, niet alleen bij Herotodus, kwam het namelijk vaker voor dat er orakels werden verzonnen
om het verhaal te verfraaien.
26
Mikalson, 2010, p. 83
Herodotus, Historiën, I. 53. 1-3. Croesus liet afgezanten het Orakel van Delphi raadplegen toen hij de Perzen
wilde aanvallen. Hij kreeg de voorspelling dat er een groot rijk ten onder zou gaan. Croesus interpreteerde dit
alsof het Perzische rijk het onderspit zou delven, maar uiteindelijk bleek dat hij zich had vergist. Het orakel
klopte wel, maar met ‘een groot rijk’ had de Pythia Croesus’ eigen rijk bedoeld.
27
14
3. Het verklaren van natuurverschijnselen
Zoals we hebben kunnen zien bij het Orakel van Delphi, vroegen mensen steun en advies aan de
goden en werd het oordeel van de god van hoge waarde geacht. De goden werden weliswaar
voorgesteld en uitgebeeld als wezens met menselijke gedaantes, maar stonden qua positie ver
boven de mensen. Goden waren veel machtiger en wisten veel meer dan mensen. Het was dus zaak
om zich niet de toorn van de goden op de hals te halen. Er werd in de Oudheid volop geofferd en er
werden allerlei religieuze feesten gevierd ter ere van de goden, alles om hun maar eer te bewijzen.
Respect hebben voor de goden was in de vijfde eeuw voor Christus heel belangrijk. Had je toch iets
gedaan wat een god niet zinde, dan kon je ook gestraft worden. Goden konden dus niet alleen op
een positieve manier ingrijpen in het menselijk bestaan, door de mensen te helpen, maar ook op een
negatieve manier, door ze te straffen. Goed gedrag ten aanzien van de goden was noodzakelijk.
Een rol van de goden was het ‘zich bemoeien’ met de levens van de mensen, maar daarnaast
werd het bestaan van de goden ook ‘gebruikt’ om bepaalde verschijnselen te verklaren. Stormen,
aardbevingen, besmettelijke ziektes die de ronde deden, werden allemaal verklaard met behulp van
de goden. Als er een aardbeving plaatsvond, dan was Poseidon boos en liet hij met zijn drietand de
aardbodem schokken. Als er een epidemie uitbrak in een stad, dan was het de straf van een of
andere god of godin die zich beledigd voelde. Het waren ook bijzondere persoonlijke ervaringen die
verklaard werden door het handelen van een god. Een voorbeeld daarvan is de voorspellende
droom. Deze manier van verklaren van (natuur)verschijnselen was de traditionele manier. In de
zesde eeuw voor Christus was echter ook een andere manier van denken in opkomst, maar het lijkt
mij niet dat die doordrong tot het ‘gewone’ volk. Deze manier van denken werd vertegenwoordigd
door de Ionische natuurfilosofen. Deze filosofen behoorden tot de eerste filosofen en woonden in
steden in Ionië, de westkust van Klein-Azië. De belangrijksten van hen waren Thales, Anaximander
en Anaximenes, alledrie afkomstig uit Milete.28 Zij zochten verklaringen voor verschijnselen die zich
in de natuur voordeden, vandaar dat ze natuurfilosofen worden genoemd. Ze gingen echter niet uit
van het traditionele beeld van de goden dat in de mythen werd uitgedragen. Ze probeerden
bijvoorbeeld het voorkomen van aardbevingen te verklaren zonder te verwijzen naar Poseidon met
zijn drietand maar door een oorzaak te zoeken op natuurlijk niveau. Geen tussenkomst van
bovennatuurlijke krachten dus. De natuurfilosofen hielden zich ook bezig met de oorsprong (in het
Grieks ἀρχη) van alles in de wereld. Bij het zoeken naar de oorzaak van dergelijke fenomenen
schakelden ze de goddelijke factor als het ware even uit. Het was trouwens niet zo dat de Ionische
natuurfilosofen geheel afstand deden van elk bestaan van goden, maar bij verklaringen voor
fenomenen zoeken zij niet meer op goddelijk niveau.
Aangezien Herodotus net als de Ionische natuurfilosofen uit Ionië kwam en hij dus zeer
waarschijnlijk bekend was met hun gedachtegoed, is het de moeite waard om te kijken of we hun
manier van denken herkennen in de Historiën. Onderstaande passage lijkt ons inderdaad te vertellen
dat Herodotus zelf ook enigszins sceptisch was over het verklaren van natuurverschijnselen met
goden.
αὐτοὶ μέν νυν Θεσσαλοί φασι Ποσειδέωνα ποιῆσαι τὸν αὐλῶνα δι᾽ οὗ ῥέει ὁ Πηνειός,
οἰκότα λέγοντες: ὅστις γὰρ νομίζει Ποσειδέωνα τὴν γῆν σείειν καὶ τὰ διεστεῶτα ὑπὸ
σεισμοῦ τοῦ θεοῦ τούτου ἔργα εἶναι, κἂν ἐκεῖνο ἰδὼν φαίη Ποσειδέωνα ποιῆσαι: ἔστι γὰρ
29
σεισμοῦ ἔργον, ὡς ἐμοὶ φαίνεται εἶναι, ἡ διάστασις τῶν ὀρέων.
In de Thessalische overlevering wordt verteld dat Poseidon deze kloof, waardoor de Peneios stroomt,
heeft gemaakt om aan de watermassa een uitweg te bieden. Dat is niet zo onwaarschijnlijk. Want
als je aanneemt dat Poseidon de aarde schokt en dat de scheuren in de aardkorst als gevolg van de
28
Milete was een Griekse stad aan de westkust van Klein-Azië en wordt gezien als de bakermat van de
westerse filosofie. Zie afbeelding 1.1.
29
Herodotus, VII. 129. 4
15
beving door deze god worden veroorzaakt, kun je bij eerste oogopslag zeggen dat dit het werk van
Poseidon is geweest. Het staat immers buiten kijf dat de bergen door toedoen van een aardbeving
van elkaar zijn gescheiden.
Dit stukje gaat over een kloof waardoor de rivier de Peneius stroomt. De Thessaliërs geloven dat
Poseidon degene was die de kloof heeft doen ontstaan, aldus Herodotus. Hij constateert net als zij
dat de kloof is ontstaan door een aardbeving. Dat de Thessaliërs denken dat Poseidon de kloof heeft
gemaakt (Ποσειδέωνα ποιῆσαι τὸν αὐλῶνα) is helemaal niet gek volgens Herodotus. Hij zegt
daarbij wel dat je dat alleen kunt denken als je gelooft dat Poseidon de veroorzaker is van
aardbevingen. Dat is het traditionele beeld van de Griekse goden, waarin de Thessaliërs (nog) in
geloven, tenminste volgens Herodotus. Hij gebruikt een optativus potentialis30 om die mogelijkheid
uit te drukken: φαίη Ποσειδέωνα ποιῆσαι. Daar gaat het mij nu juist om. Herodotus hanteert een
‘als, dan’-constructie. Hieruit concludeer ik dat hij zijn twijfels heeft bij het noemen van Poseidon als
veroorzaker van aardbevingen. Dit zegt hij niet nadrukkelijk, maar een beetje sceptisch komt het wel
over.
30
Het Griekse werkwoord kent verschillende modi (wijzen), waaronder de optativus. Deze modus kan onder
andere worden gebruikt om een mogelijkheid uit te drukken. Dit gebruik van de optativus wordt de optativus
potentialis (van mogelijkheid) genoemd.
16
4. De sofisten over goden
Waar in de zesde eeuw voor Christus de Ionische natuurfilosofen natuurverschijnselen begonnen te
proberen te verklaren zonder goddelijk handelen, daar ontstond in de vijfde eeuw ook een soort
scepticisme ten aanzien van het bestaan van de goden. Dit heerste natuurlijk wel vooral in het
intellectuele milieu. We zien het duidelijk terug in bepaalde opvattingen van sofisten over goden. De
sofisten waren in eerste instantie rondtrekkende leermeesters. In het Athene van de vijfde eeuw
voor Christus was de democratie erg belangrijk. Om van enig nut te zijn in de volksvergadering en in
de hele politiek was het uitermate belangrijk dat je goed kon spreken. Daarvoor was onderwijs nodig
maar dat was er vrijwel niet. De sofisten trokken rond, langs verschillende poleis, en gaven daar
tegen betaling onderwijs in de vorm van lezingen of cursussen. Hoewel dit onderwijs een breed
terrein besloeg, richtte het zich met name op de retorica, de kunst van de welsprekendheid. Dat was
natuurlijk het belangrijkste vak dat je nodig had om een rol van betekenis te kunnen spelen in de
politiek en al helemaal in het democratische Athene.
Drie van de belangrijkste en bekendste sofisten waren Protagoras, Prodicus en Critias. Bij de
retorica hoort ook het voeren van debatten en dat deden de sofisten veel. Daarbij moest je altijd
rekening houden met een andere stelling dan degene die je zelf verdedigde, zoals De Romilly schrijft
in haar boek The Great Sophists of Periclean Athens: ‘(...) it became customary always to consider
the possibility of a contrary thesis: everything was open to criticism.’31 Discussie of kritiek kwam er
ook op het gebied van religie. Dat was op zich geen probleem, want de Griekse godsdienst en de
bijbehorende rituelen en mythen hadden bij de Grieken niet zo’n vaste status als het christendom en
de Bijbel bij ons. De basis bleef hetzelfde, men ging altijd uit van het bestaan van goden. Dit was nu
juist wat Protagoras ook in twijfel trok. Deze sofist heeft een boek genaamd Over de goden (Περι
θεων) geschreven. Het complete boek is verloren gegaan en we hebben slechts enkele fragmenten
overgeleverd gekregen. In een van die fragmenten lezen we dat Protagoras meent dat hij niet in
staat is om te weten of goden wel of niet bestaan of hoe ze eruit zien.
32
Over de goden kan ik niet weten dat ze bestaan noch dat ze niet bestaan noch hoe ze eruit zien; want
veel dingen verhinderen dit weten, de onduidelijkheid en het korte leven van een mens.
Hier laat Protagoras duidelijk zien dat hij zijn vraagtekens zet bij de gebruikelijke aanname dat de
goden sowieso bestaan. Zoals ik heb besproken in het vorige hoofdstuk was religie overal aanwezig
in de Griekse samenleving. Door te twijfelen aan het überhaupt bestaan van goden tastte Protagoras
dus eigenlijk het hele fundament van de samenleving aan. De opvatting dat men niet kan weten of
goden wel of niet bestaan wordt agnosticisme genoemd. We moeten ons realiseren dat dit zeker iets
anders is dan atheïsme en dat we Protagoras en andere sofisten niet direct als atheïsten kunnen
bestempelen. Atheïsme wil zeggen dat je ontkent dat goden bestaan en dat is niet wat Protagoras
suggereert. Hij zegt slechts dat hij niet weet of ze wel bestaan. De beroemde uitspraak ‘De mens is
de maat van alle dingen’ is afkomstig van Protagoras. Daarmee wil hij aangeven dat waarheid
volgens hem niet absoluut is, maar dat die relatief is en afhangt van onze eigen achtergrond. We
kunnen er ook uit afleiden dat de mens centraal staat en niet een godheid. Prodicus ging nog een
stapje verder dan Protagoras en verkondigde de opvatting dat goden menselijke verzinsels waren.
Volgens hem waren het de mensen zelf die bedacht hadden om bijvoorbeeld de zon of de hemel
goden te noemen.33
31
Romilly, 1992, p. 9
Diels, 1992, p. 265. Eigen vertaling.
33
Romilly, 1992, p. 107
32
17
Een andere sofist van wie we een fragment hebben over goden als menselijke verzinsels is Critias. Hij
zou een satyrspel hebben geschreven genaamd Sisyphus.34 Een gedeelte van het overgebleven
fragment citeer ik hieronder. De woorden worden waarschijnlijk uitgesproken door de hoofdpersoon
Sisyphus.
35
Er was een tijd, waarin het leven van mensen ongeordend was
en beestachtig en ondergeschikt aan kracht,
waarin er geen prijs was voor goede mensen
en opnieuw geen straf voor slechte.
5 En toen hebben de mensen, denk ik, wetten ter bestraffing ingesteld,
opdat het recht <op gelijke wijze van allen> heerser zou zijn
en overtreding als slaaf zou hebben.
En als iemand een fout beging, zou hij worden gestraft.
Aangezien de wetten hen ervan afhielden
10 gewelddadige dingen in het openbaar te doen,
maar ze ze vervolgens heimelijk deden, schijnt mij toen
<als eerste> een of ander verstandig en wijs man wat betreft inzicht
voor de stervelingen vrees <voor de goden> te hebben uitgevonden, opdat
een zekere angst zou zijn voor de slechte mensen, ook als zij in het geheim
15 <iets> deden of zeiden of dachten.
Vervolgens voerde hij dus het goddelijke in,
alsof het een godheid is die een eeuwig leven had,
met zijn geest hoorde en zag en die dingen begreep en
erop lette, en een goddelijke aard bezat,
20 die alles zal horen wat er bij de stervelingen wordt gezegd,
34
Er zijn geleerden die beweren dat het Sisyphus-fragment niet door Critias maar door de Attische
tragediedichter Euripides is geschreven.
35
Diels, 1992, pp. 386-388. Eigen vertaling.
18
en alles zal kunnen zien wat er gedaan wordt.
En als je in stilte iets slechts beraamt,
zal het niet onopgemerkt blijven voor de goden; want zij hebben <zeer veel> verstand
Volgens dit fragment zijn de goden bedacht door de mens zelf om ervoor te zorgen dat mensen niet
stiekem slechte daden zouden begaan. De goden zouden overal kunnen kijken en alles kunnen
horen. De mensen moesten bang zijn voor de toorn van de machtige goden en daarom geen
verboden dingen meer durven doen. Deze opvatting is duidelijk atheïstisch. Als de goden menselijke
verzinsels zijn, dan bestaan ze dus niet echt. Bij Protagoras zien we agnosticisme, het niet kunnen
zeggen of goden wel of niet bestaan, bij Critias zien we atheïsme, de goden bestaan niet.
Wat hebben de sofisten nu met onze geschiedschrijver te maken? Herodotus bevond zich in
Athene waarschijnlijk in de meer intellectuele kringen en hij zal dus zeker kennis hebben genomen
van deze enigszins sceptische gedachten over het al dan niet bestaan van de goden. In de Cambridge
Companion to Herodotus lezen we: ‘Herodotus thus aligns himself with the intellectual tradition of
scepticism about the gods (…) and here as elsewhere manifests an affinity with the thought of his
older contemporary, the sophist Protagoras, in particular.’36 Nergens in het werk van Herodotus zien
we een duidelijke ontkenning of juist een bevestiging van het bestaan van de goden als persoonlijke
wezens, wat past binnen het gedachtegoed van Protagoras. Het goddelijke element daarentegen
speelt wel een belangrijke rol in de Historiën. Ik heb het dan niet over goden als Athena en Zeus die
worden voorgesteld als menselijke gedaantes, maar over een veel minder concrete,
bovennatuurlijke factor. Ik zal dit veel uitgebreider bespreken in de volgende hoofdstukken, die de
kern van dit werkstuk vormen en waarin ik de rol van goden bij Herodotus zal onderzoeken.
36
Scullion, 2006, pp. 200-201
19
5. Mythe en werkelijkheid
‘De Historiën zijn door Herodotus gebouwd op een combinatie van feit en fictie,’ schrijft Wiersma.37
Die fictie kan afkomstig zijn uit fantastische verhalen die verteld worden door lokale bewoners, maar
ook uit mythen. Dit hoofdstuk gaat over mythen in het werk van Herodotus en dan in het bijzonder
de scheiding tussen het mythische verleden en het historische verleden. Is die er wel? Zo ja, waar
trekt Herodotus die en hoe duidelijk geeft hij die scheiding aan? Onder mythe versta ik hier een
verhaal waarin goden en helden de hoofdrol hebben en dat vaak een verklarende functie heeft, de
welbekende ‘Griekse mythen’ dus. De gebeurtenissen in die verhalen hebben lang geleden
plaatsgevonden, in het mythische verleden.
1. ‘Gehistoriseerde’ mythes
In de laatste zinsnede van de inleiding op de Historiën zegt Herodotus dat hij vooral wil vertellen hoe
het kan dat de Grieken en Perzen met elkaar in oorlog zijn geraakt. Daarmee begint hij in de direct
daarop volgende passage. Hij vangt aan met het vertellen van dieperliggende oorzaken, die je
mythisch zou kunnen noemen. Volgens de Perzen waren het de Feniciërs die als eersten een
onrechtmatige daad hadden begaan jegens de Grieken. In de volgende passages lezen we hoe
Fenicische kooplui koningsdochter Io uit Argus ontvoeren en naar Egypte brengen. Iets later vinden
we ook de Fenicische lezing van deze gebeurtenis. De prinses zou aan boord zwanger zijn geraakt
van de kapitein en daarom besloten hebben om met de Feniciërs mee te gaan, bang als ze was voor
de woede van haar ouders als die dit te weten zouden komen. Io, kennen we die niet uit een Griekse
mythe? Dat klopt. De mythe luidt kort gezegd als volgt. Io was een prinses die bemind werd door
Zeus. Zoals altijd kreeg Hera het vermoeden dat haar echtgenoot haar weer eens bedroog en ze ging
naar hem toe. Daarop veranderde Zeus Io snel in een koe en deed alsof hij niets kwaads gedaan had.
Hera had hem echter meteen door en ze vroeg de koe. Dat kon de oppergod niet weigeren, want
dan zou hij zichzelf verraden. Hera liet de koe bewaken door de honderdogige Argus waarop Zeus
Hermes de opdracht gaf om Io te stelen. De woedende koningin der goden liet het er niet bij zitten
toen ze merkte dat Io weg was en stuurde een horzel achter haar aan. De arme koe werd de halve
wereld over gejaagd en belandde zo via de Ionische Zee en de Bosporus (Koeienzee) in Egypte. Het
valt op dat zowel in de Fenicische als in de Griekse versie van de roof van Io die door Herodotus
wordt verteld, geen goden te bekennen zijn. Er is geen sprake van een overspelige Zeus en een boze
Hera.
Het kon bijna niet anders dan dat de Grieken wraak wilden nemen en zo geschiedde het. Een
groepje Grieken, wellicht Cretenzers denkt Herodotus, voer naar de Fenicische stad Tyrus en namen
de dochter van de koning mee, Europa genaamd. Dit meisje kennen we net zoals Io uit een Griekse
mythe. Terwijl de meisjes aan het spelen waren, kwam Zeus in de vorm van een stier naar haar toe.
De stier was zo lief dat Europa op zijn rug ging zitten, precies zoals de bedoeling was van Zeus. De
stier rende steeds verder weg en eenmaal bij het strand aangekomen zwom hij met de prinses op
zijn rug naar Creta, waar zij nog jaren gelukkig leefde als koningin. In de versie van Herodotus komt
net zoals in de mythe het eiland Creta voor, maar belangrijker is het verschil tussen beide verhalen.
Wederom is er in dat van Herodotus geen sprake van een god, Zeus in dit geval.
Deze wederzijdse vrouwenroof, zoals Herodotus het zelf noemt, gaat nog even door. De
Grieken ontvoerden Medea uit Colchis en Paris, zoon van Priamus, koning van Troje, vond het
daarom gerechtvaardigd om Helena te schaken. Zo stonden de Grieken en Perzen weer quitte. Uit
de eerder genoemde voorbeelden kunnen we concluderen dat Herodotus de mythes waarschijnlijk
wel kende, zoals vrijwel iedereen in de Griekse wereld, maar dat hij hier de historische versie ervan
heeft willen weergeven. Hij heeft de mythen als het ware ‘gehistoriseerd’. De mythen met daarin
goden vertelt hij hier alsof het historische gebeurtenissen zijn geweest. De Engelse term die Harisson
37
Wiersma, z.d., p. 93
20
in Divinity and History hiervoor hanteert, is ‘demythologization’,38 een term die ik niet voor u hoef te
vertalen. Je kunt het ook het rationaliseren van mythen noemen. Voor elke goddelijke handeling die
we aantreffen in de mythe geeft Herodotus een menselijke verklaring.
2. Spatium mythicum et spatium historicum
De echte vijandschap tussen Grieken en Perzen begon pas toen de Grieken besloten om een oorlog
tegen Troje te gaan voeren om Helena terug te krijgen. Dat was de eerste oorlog tussen Azië en
Europa, aldus Herodotus. In hoofdstuk vijf sluit Herodotus zijn bespreking van de mythische
oorzaken van het conflict tusssen Grieken en Perzen af.
ταῦτα μέν νυν Πέρσαι τε καὶ Φοίνικες λέγουσι: ἐγὼ δὲ περὶ μὲν τούτων οὐκ ἔρχομαι
ἐρέων ὡς οὕτω ἢ ἄλλως κως ταῦτα ἐγένετο, τὸν δὲ οἶδα αὐτὸς πρῶτον ὑπάρξαντα ἀδίκων
39
ἔργων ἐς τοὺς Ἕλληνας, τοῦτον σημήνας προβήσομαι ἐς τὸ πρόσω τοῦ λόγου (...)
Tot nu toe heb ik de Perzen en de Feniciërs aan het woord gelaten, maar ik heb er zelf ook wel wat
over te zeggen. Ik spreek geen oordeel uit of ze al dan niet gelijk hebben. Nee, ik ga op mijn eigen
kennis af en zal met naam en toenaam de man noemen die de werkelijke aanstichter van het kwaad
jegens de Grieken is geweest. Daarna zet ik mijn relaas voort (...)
Hij zal verder gaan met het noemen van degene van wie hij zelf weet dat hij de Grieken als
allereerste onrecht heeft aangedaan. Hiermee suggereert hij dat hij nu overschakelt naar een ander
type oorzaken. Na een paar zinnen die de spanning moeten opbouwen komen we dan toch de naam
van die eerste boosdoener te weten: Croesus.40 Croesus staat dichter bij Herotodus’ eigen tijd dan
de personen uit de mythen. Over hem heeft de schrijver wellicht meer informatie kunnen inwinnen
met een hogere historische waarde. Herodotus heeft op grond van die informatie zelf een gegronde
mening kunnen vormen over Croesus. Dit vormt een mogelijke uitleg voor het feit dat hij hier schrijft
‘van wie ik weet’ (οἶδα αὐτὸς). Herodotus trekt hier een grens tussen de oorzaken waarover hij
zojuist heeft verteld en die waarover hij nu zal gaan vertellen. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat
Croesus de eerste (πρῶτον) was. Als Herodotus de acties van de Grieken en Feniciërs ook mee zou
tellen, dan zou Croesus namelijk helemaal niet de eerste zijn. In deze passage gaan we van de
oorzaken uit het zogenaamde ‘spatium mythicum’ naar die uit het ‘spatium historicum’.41 Door te
zeggen dat hij nu gaat vertellen van wie hij weet dat hij als eerste de Grieken onrecht heeft
aangedaan, lijkt Herodotus te willen zeggen dat de voorgaande oorzaken mythisch waren. Misschien
zijn ze niet per se mythisch te noemen, maar in ieder geval hebben die gebeurtenissen zich
afgespeeld in een ver verleden. Hoewel Herodotus de mythen gehistoriseerd heeft, plaatst hij ze
toch in de categorie ‘verhalen uit een ver, grijs verleden’, het spatium mythicum. De scheiding
tussen feit en dat wat meer fictief is, wil hij duidelijk aangeven.
Dit trekken van een denkbeeldige scheidslijn tussen het mythische en historische verleden
zien we ook terug in andere passages in de Historiën. Een eerste voorbeeld is het volgende fragment.
ταῦτα μὲν Λακεδαιμόνιοι λέγουσι μοῦνοι Ἑλλήνων: τάδε δὲ κατὰ τὰ λεγόμενα ὑπ᾽
Ἑλλήνων ἐγὼ γράφω, τούτους τοὺς Δωριέων βασιλέας μέχρι μὲν δὴ Περσέος τοῦ
Δανάης, τοῦ θεοῦ ἀπεόντος, καταλεγομένους ὀρθῶς ὑπ᾽ Ἑλλήνων καὶ ἀποδεικνυμένους
ὡς εἰσὶ Ἕλληνες: ἤδη γὰρ τηνικαῦτα ἐς Ἕλληνας οὗτοι ἐτέλεον. ἔλεξα δὲ μέχρι Περσέος
38
Harisson, 2000, p.32
Herodotus, I.5.3
40
Herodotus, I.6.1
41
Harisson, 2000, p. 198. De termen die Harisson in zijn boek gebruikt, gebruik ik hier ook. Spatium betekent
ruimte. Met spatium mythicum en spatium historicum worden respectievelijk de mythische en de historische
ruimte bedoeld. Ruimte betekent hier niet letterlijk ‘plaats’ maar eerder ‘periode’.
39
21
τοῦδε εἵνεκα, ἀλλ᾽ οὐκ ἀνέκαθεν ἔτι ἔλαβον, ὅτι οὐκ ἔπεστι ἐπωνυμίη Περσέι οὐδεμία
42
πατρὸς θνητοῦ, ὥσπερ Ἡρακλέι Ἀμφιτρύων.
Maar deze versie van het verhaal doet alleen in Sparta de ronde en nergens anders in Griekenland.
Ik zal nu de gebruikelijke versie beschrijven. Die zegt dat de namen van deze Dorische koningen
vanaf Perseus, de zoon van Danaë (over zijn goddelijke vader heb ik het niet), precies zo luiden als zij
in de bestaande Griekse lijsten zijn vermeld en daarom terecht als Grieks worden bestempeld. Met
andere woorden: al in die tijd werden zij als echte Grieken beschouwd. Ik schrijf ‘vanaf Perseus’ en
niet zijn vader, want met Perseus is niet de naam van een sterfelijke vader verbonden, zoals Herakles
bijvoorbeeld Amfitryon heeft gehad.
Tweemaal benadrukt Herodotus in deze passage dat hij het hier niet wil hebben over de goddelijke
vader van Perseus, Zeus (τοῦ θεοῦ ἀπεόντος en οὐκ ἔπεστι ἐπωνυμίη Περσέι οὐδεμία
πατρὸς θνητοῦ). Daarmee trekt hij opnieuw een lijn tussen mythe en historie, alsof hij zegt: tot
hier en niet verder. Iets wat echter niet duidelijk wordt bij het lezen van dit stukje Grieks, is of
Herodotus het bestaan van een goddelijke vader van Perseus echt afwijst. De nadruk die hij legt op
het feit dat hij zegt ‘vanaf Perseus’ en de uitleg die hij daarbij geeft, wijzen er in ieder geval op dat
Herodotus de lezer bewust wil maken van zijn scheiding tussen het mythische en het historische. Dat
doet hij hier met betrekking tot het nageslacht. Vele koninklijke of vooraanstaande Griekse families
hadden uiteindelijk een goddelijke voorouder, althans, volgens de mythen. Of Herodotus dat nu
mythes vond of niet, al denk ik zelf van wel, hier handhaaft hij consequent zijn scheiding. Een
tweede voorbeeld dat ik wil noemen is een passage uit het derde boek van de Historiën.
Πολυκράτης γὰρ ἐστὶ πρῶτος τῶν ἡμεῖς ἴδμεν Ἑλλήνων ὃς θαλασσοκρατέειν ἐπενοήθη,
πάρεξ Μίνωός τε τοῦ Κνωσσίου καὶ εἰ δή τις ἄλλος πρότερος τούτου ἦρξε τῆς θαλάσσης:
τῆς δὲ ἀνθρωπηίης λεγομένης γενεῆς Πολυκράτης πρῶτος, ἐλπίδας πολλὰς ἔχων Ἰωνίης
43
τε καὶ νήσων ἄρξειν.
44
Deze [Polykrates ] had zich voorgenomen de hele zee te beheersen. Daarmee is hij, voorzover we
45
weten, de eerste Griek geweest — op Minos, koning van Knossos , na en mogelijk nog iemand vóór
Minos. Maar Polykrates was de eerste mèns die dit wilde. Hij hoopte vurig Klein-Azië en de
eilanden onder zijn macht te brengen.
In dit stukje wordt door Herodotus zoals ook in voorgaande passages de scheiding tussen sterfelijken
en onsterfelijken, uit een mythisch verleden, aangegeven, op basis van het feit dat alle personen die
niet menselijk zijn niet tot het historische verleden behoren. De nadruk ligt op het feit dat Polycrates
de eerste Griekse mens was die de macht over de hele zee wilde verkrijgen. Er waren eerder wel
anderen geweest die dit wilden, maar zij waren blijkbaar geen Grieken of niet menselijk, zoals de
hier genoemde mythische koning Minos. En consequent als Herodotus op dit gebied lijkt te zijn, gaat
hij ook hier niet in op die mythische figuren, maar alleen op de ‘menselijke’ mensen.
42
Herodotus, VI.53.1-2
Herodotus, III.122.1-2
44
Tiran van het eiland Samos in de zesde eeuw voor Christus.
45
Een stad op het eiland Creta.
43
22
6. Orakels, dromen en andere voorspellingsvormen
In dit hoofdstuk gaat de aandacht uit naar orakels, dromen en andere voorspellende tekens die in de
Historiën van Herodotus voorkomen. Dit waren namelijk middelen waarmee goden hun wil aan de
mensen kenbaar konden maken, volgens de heersende opvatting in het oude Griekenland althans. In
het werk van Herodotus komen ze veelvuldig voor, maar we zullen zien dat deze goddelijke tekens
wel voor verschillende doeleinden - als men dat zo kan zeggen - worden gebruikt. Deze zal ik
bespreken aan de hand van enkele passages.
1. Wie hoog klimt, zal diep vallen
In hoofdstuk twee ben ik iets dieper ingegaan op een veel voorkomend thema bij Herodotus,
namelijk dat van hubris. Even een korte terugblik. De mens mag niet té succesvol of té gelukkig zijn.
Als hij zichzelf gaat overschatten, noemen we dat hubris. Dit gedrag zint de goden niet en ze
waarschuwen de mens dat zij wraak zullen nemen, nemesis, en hem zullen straffen voor zijn
hoogmoedig gedrag. Vaak werd de mensen door een of ander goddelijk teken duidelijk gemaakt dat
ze hoogmoedig waren. Of ze de nemesis konden afwenden weten we echter niet, aangezien de
persoon in kwestie niet doorhad dát hij zich schuldig maakte aan hubris. Het was niet zo dat
bijvoorbeeld Zeus dan in een of andere menselijke gedaante afdaalde naar de aarde en eens even
een hartig woordje met de hubris-pleger sprak. Nee, mensen werden indirect gewaarschuwd door
middel van goddelijke tekens, zoals dromen. De goden spelen in dit hele hubris-thema een
belangrijke rol. Zonder goden geen hubris, zonder hubris geen phthonos en zonder phthonos geen
nemesis. Dit is de reden waarom orakels en dromen in het werk van Herodotus, met hubris als een
belangrijk thema, een zeer belangrijke plaats innemen. Het waren in het geval van hubris immers
‘berichten’ van de goden om de mensen duidelijk te maken dat ze getroffen zouden worden door de
nemesis van de goden. Ontsnappen aan die wraak kan niet meer wanneer je eenmaal te overmoedig
bent geweest in de ogen van de hemelbewoners.
Het eerste fragment uit de Historiën dat ik in verband met dit thema en de goddelijke waarschuwing
zal bespreken, gaat over de Lydische koning Croesus. Deze koning meende dat hij de gelukkigste
mens op aarde was, een ernstige en zeer duidelijke vorm van hubris dus. Als de Atheense staatsman
Solon Sardes aandoet, vraagt Croesus hem in een gesprek wie hij eigenlijk als gelukkigste mens op
aarde beschouwt. Croesus verwacht natuurlijk dat zijn eigen naam nu door Solon zal worden
genoemd, maar dat had hij gedacht. Solon vindt dat een zekere Tellus46 uit Athene de gelukkigste ter
wereld is. Er volgt een opsomming van argumenten waarom hij dat dan wel niet is en vervolgens
vraagt Croesus, ontevreden met dat antwoord, wie Solon dan de op-één-na-gelukkigste mens vindt,
verwachtend dat hij dit keer dan aan de beurt zal zijn. Dat is weer niet zo, want ditmaal noemt Solon
de broers Cleobis en Biton47. Opnieuw volgt er een heel verhaal. Croesus acht Solon niet meer
geloofwaardig en diep verontwaardigd stuurt hij hem weg. Hoe kan iemand nou beweren dat hij,
Croesus, de rijke en machtige Lydische koning, niet de gelukkigste mens op aarde is? Solon had
Croesus nog gewaarschuwd: de goden zijn zo jaloers als wat, dus je kunt als mens maar beter niet al
te gelukkig zijn en vooral willen zijn.
Σόλων μὲν δὴ εὐδαιμονίης δευτερεῖα ἔνεμε τούτοισι, Κροῖσος δὲ σπερχθεὶς εἶπε ‘ὦ ξεῖνε
Ἀθηναῖε, ἡ δ᾽ ἡμετέρη εὐδαιμονίη οὕτω τοι ἀπέρριπται ἐς τὸ μηδὲν ὥστε οὐδὲ ἰδιωτέων
46
Tellus was een heel gebruikelijke en veel voorkomende naam in Athene. Door zo’n doodgewone naam te
noemen, benadrukt Solon het feit dat je niet beroemd of rijk, zoals Croesus, hoeft te zijn om gelukkig te zijn.
47
De moeder van Cleobis en Biton moest tijdens een feest ter ere van Hera naar de tempel, maar de ossen die
haar wagen zouden trekken, waren er nog niet. Haar zoons spanden zichzelf toen voor de wagen en trokken
die helemaal naar de tempel, waar zij stierven.
23
ἀνδρῶν ἀξίους ἡμέας ἐποίησας;’ ὁ δὲ εἶπε ‘ὦ Κροῖσε, ἐπιστάμενόν με τὸ θεῖον πᾶν ἐὸν
48
φθονερόν τε καὶ ταραχῶδες ἐπειρωτᾷς ἀνθρωπηίων πρηγμάτων πέρι.
Solon vond dus dat zij [Cleobis en Biton] de tweede plaats hadden verdiend, maar dit oordeel werd
hem door Kroisos niet in dank afgenomen. ‘Mijn fortuin telt blijkbaar in jouw ogen niet’, beet de
koning hem toe. ‘Zeg eens, vreemdeling uit Athene, waarom sla je de eerste de beste man van de
straat hoger aan dan mij?’ ‘Dat komt, beste koning,’ gaf Solon hem ten antwoord, ‘omdat ik maar al
te goed weet dat de hemel jaloers is op het menselijke geluk en niets liever wil dan dit verstoren.
Zo jaloers als de goden zijn, zo koppig is Croesus. De onvermijdelijke nemesis wordt een paar
hoofdstukken later aangekondigd door Herodotus.
μετὰ δὲ Σόλωνα οἰχόμενον ἔλαβέ ἐκ θεοῦ νέμεσις μεγάλη Κροῖσον, ὡς εἰκάσαι, ὅτι
49
ἐνόμισε ἑωυτὸν εἶναι ἀνθρώπων ἁπάντων ὀλβιώτατον.
Solon was nog niet weg of de goden straften Kroisos wreed omdat hij zo aanmatigend was te
beweren dat hij de gelukkigste mens op aarde was.
Hoe de goden Croesus dan straften, komen we te weten in het verhaal dat volgt. In zijn slaap heeft
de koning een droom waarin hem voorspeld wordt dat zijn zoon erge dingen zullen overkomen.
Croesus’ zoon, Atys, zal namelijk worden getroffen door een ijzeren punt. De koning is vastberaden
om deze droom nooit werkelijkheid te laten worden en treft maatregelen. Hij laat alle wapens
weghalen uit het paleis. Ergens in de regio worden de mensen geteisterd door een woest everzwijn
en Croesus besluit om hen te helpen. Meerdere mannen gaan op everzwijnenjacht, onder wie
Adrastus, een gast van Croesus. Deze had hem gereinigd van bloedschuld50 en hem toegestaan zijn
intrek te nemen in het paleis. De krachtige jongeman Atys, in de bloei van zijn leven, wilde natuurlijk
ook meedoen, maar zijn vader stond het eerst niet toe, bang dat de droom werkelijkheid zou
worden. Uiteindelijk weet de jongen zijn vader toch te overtuigen door op te merken dat een
everzwijn geen speerpunt heeft en hem dus niet zal doden. Croesus vraagt Adrastus zijn zoon in de
gaten te houden en laat hem dan toch meegaan op jacht. Het noodlot is echter niet af te wenden en
uitgerekend Adrastus, die door Croesus in bescherming was genomen, mist het everzwijn en spiest
de jongeman. Einde Atys. Croesus is vol van verdriet over dit verlies en roept Zeus aan om hem
getuige te laten zijn van dit vreselijke nieuws. Adrastus voelt zich ontzettend schuldig, maar Croesus
is redelijk en beseft dat een godheid de oorzaak is van deze gebeurtenis, waarvoor hij lang geleden
al gewaarschuwd was.
εἶς δὲ οὐ σύ μοι τοῦδε τοῦ κακοῦ αἴτιος, εἰ μὴ ὅσον ἀέκων ἐξεργάσαο, ἀλλὰ θεῶν κού τις,
51
ὅς μοι καὶ πάλαι προεσήμαινε τὰ μέλλοντα ἔσεσθαι.
Dit onheil is jou niet aan te rekenen, want wat jij hebt gedaan, is niet met opzet gebeurd, nee, de
schuld ligt bij een van de goden die mij al lang geleden waarschuwde voor het dreigende gevaar.
Croesus legt de schuld van de dood van Atys bij een of andere godheid (θεῶν κού τις). Adrastus
kon er niets aan doen. Hij heeft het niet met opzet gedaan. Hoewel Croesus het niet expliciet zo
zegt, herinnert hij zich op dat moment waarschijnlijk de droom en verwijst hij daarnaar wanneer hij
zegt dat de goden hem lang geleden al hebben gewaarschuwd voor dit naderend onheil (ὅς μοι καὶ
48
Herodotus, I.32.1
Herodotus, I.34.1
50
Adrastus had per ongeluk zijn broer gedood.
51
Herodotus, I.45.2
49
24
πάλαι προεσήμαινε τὰ μέλλοντα ἔσεσθαι). Het was hun wraak voor zijn hubris. Hij had het
kunnen weten.
Een vergelijkbare gebeurtenis zien we in het verhaal van de heerser Polycrates. Polycrates is zo
iemand die we een typische tiran uit de Historiën kunnen noemen en die vanwege die eigenschap
perfect past bij het hubris-thema. Hij is te hebzuchtig, wat wijst op hubris. Dit leidt tot phthonos bij
de goden, waarna hij onvermijdelijk gestraft zal worden. Hij sterft uiteindelijk een vreselijke dood,
waarvan Herodotus zelfs vindt dat het ongepast is om die te vertellen. Dan moet het toch wel
gruwelijk zijn, vergeleken met andere dingen die hij wel vertelt. Deze Polycrates was alleenheerser
op Samos geworden na zijn ene broer te hebben vermoord en zijn andere te hebben verdreven. Zijn
macht in de regio rondom Samos groeide razendsnel en dat baarde sommigen grote zorgen.
Polycrates had een vriendschap gesloten met Amasis, toentertijd de farao in Egypte. Het begint
allemaal met een brief die Amasis zijn vriend stuurt, waarin hij aan de ene kant blij is te horen dat
Polycrates het zo goed maakt maar hem aan de andere kant waarschuwt om niet te succesvol te
willen zijn. Hij zou beter een iets gematigdere houding aan kunnen nemen en niet altijd pas tevreden
te willen zijn met grote successen en veel geluk.
ἡδὺ μὲν πυνθάνεσθαι ἄνδρα φίλον καὶ ξεῖνον εὖ πρήσσοντα: ἐμοὶ δὲ αἱ σαὶ μεγάλαι
εὐτυχίαι οὐκ ἀρέσκουσι, τὸ θεῖον ἐπισταμένῳ ὡς ἔστι φθονερόν: καί κως βούλομαι καὶ
αὐτὸς καὶ τῶν ἂν κήδωμαι τὸ μέν τι εὐτυχέειν τῶν πρηγμάτων τὸ δὲ προσπταίειν, καὶ
οὕτω διαφέρειν τὸν αἰῶνα ἐναλλὰξ πρήσσων ἢ εὐτυχέειν τὰ πάντα. [3] οὐδένα γάρ κω
52
λόγῳ οἶδα ἀκούσας ὅστις ἐς τέλος οὐ κακῶς ἐτελεύτησε πρόρριζος, εὐτυχέων τὰ πάντα.
Geachte Polykrates, het is plezierig te horen dat een bevriend staatshoofd het goed maakt, maar
jouw grote voorspoed baart me zorgen, omdat ik weet hoe jaloers de goden zijn. Echt, het is mij
liever als ik, of mijn dierbaren, de ene keer succes heb met mijn activiteiten en een andere keer
tegenslag. Een leven waarin deze twee elkaar afwisselen is te verkiezen boven een ononderbroken
reeks successen. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand, wie het eerst in alles meezat, op den
duur niet doodongelukkig is geworden.
Het feit dat de tiran Polycrates op het moment alleen maar voorspoed heeft, bevalt Amasis niet
(ἐμοὶ δὲ αἱ σαὶ μεγάλαι εὐτυχίαι οὐκ ἀρέσκουσι). Net als Solon doet bij Croesus, waarschuwt
ook Amasis Polycrates om niet te gelukkig te willen zijn en vooral om niet alleen maar gelukkig te
willen zijn. Amasis geeft aan te weten hoe de goden zijn, namelijk heel jaloers: τὸ θεῖον
ἐπισταμένῳ ὡς ἔστι φθονερόν. Afwisseling tussen succes hebben (εὐτυχέειν) en tegenslag
krijgen (προσπταίειν) is het beste. Solon en Amasis spelen in beide verhalen eigenlijk dezelfde rol.
Allebei hebben ze door dat de heerser op moet passen en ze waarschuwen hem voor de phthonos
van de goden. Een opmerkelijk verschil is dat Croesus totaal geen boodschap heeft aan de woorden
van Solon, terwijl Polycrates de raad van Amasis opvolgt. De Egyptische farao geeft hem namelijk in
diezelfde brief de wijze raad om datgene wat hem het meest dierbaar is, weg te gooien.
φροντίσας τὸ ἂν εὕρῃς ἐόν τοι πλείστου ἄξιον καὶ ἐπ᾽ ᾧ σὺ ἀπολομένῳ μάλιστα τὴν
53
ψυχὴν ἀλγήσεις, τοῦτο ἀπόβαλε οὕτω ὅκως μηκέτι ἥξει ἐς ἀνθρώπους
(...) ga eens na wat jouw dierbaarste bezit is en voor jou zo kostbaar dat jij tot in je ziel getroffen
wordt als je het kwijtraakt. Gooi dat weg, en wel zo dat het nooit meer teruggevonden kan
worden.
52
53
Herodotus, III.40.2
Herodotus, III.40.4
25
Zo gezegd zo gedaan. Polycrates bedenkt dat hij een zegelring heeft waaraan hij toch wel zeer
gehecht is. Die moet de deur dus uit. Hij vaart met een schip ver van de kust van het eiland af en
werpt daar de ring in zee. Die zien we nooit meer terug, tenminste dat dacht Polycrates. Een
opmerking die Gerard Boter, hoogleraar Griekse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam, hierbij maakte, is dat je misschien zou denken dat Amasis met datgene wat Polycrates
het dierbaarst is, een abstract iets als zijn macht bedoelt, maar dat we uit deze passage kunnen
opmaken dat Amasis echt wel doelt op iets tastbaars.54 De lezer verwacht al dat het niet goed zal
aflopen met Polycrates en die verwachting wordt versterkt als na vijf à zes dagen de ring wordt
teruggevonden in de maag van een enorme vis, die door een visser aan de tiran was aangeboden.
Op wonderbaarlijke wijze is datgene waarvan Polycrates afstand heeft gedaan precies bij hem weer
teruggekomen. Hij is van mening dat dit wel een goddelijk teken moet zijn (in het Grieks θεῖον εἶναι
τὸ πρῆγμα) en schrijft op zijn beurt een brief aan Amasis. Die was al bang dat het met Polycrates
wegens al zijn voorspoed niet al te best zou aflopen en dat gevoel wordt nu bevestigd. Het kan niet
anders dan dat de terugkeer van de ring een goddelijk teken is om Polycrates te wijzen op zijn
onvermijdelijke ondergang die zal volgen. De goden accepteren de ring niet als symbool voor het
afstand doen van het totale geluk. Onmiddellijk verbreekt Amasis de vriendschap die hij met de tiran
van Samos had. Met diens ondergang wil hij niets van doen hebben.
De dood van Polycrates moet zeer wreed zijn geweest. De precieze manier waarop de man
aan zijn eind kwam, bespaart Herodotus ons. Hij zegt er het volgende over:
ἀπικόμενος δὲ ἐς τὴν Μαγνησίην ὁ Πολυκράτης διεφθάρη κακῶς, οὔτε ἑωυτοῦ ἀξίως
οὔτε τῶν ἑωυτοῦ φρονημάτων: ὅτι γὰρ μὴ οἱ Συρηκοσίων γενόμενοι τύραννοι οὐδὲ εἷς
τῶν ἄλλων Ἑλληνικῶν τυράννων ἄξιος ἐστὶ Πολυκράτεϊ μεγαλοπρεπείην συμβληθῆναι.
ἀποκτείνας δέ μιν οὐκ ἀξίως ἀπηγήσιος Ὀροίτης ἀνεσταύρωσε: (...) Πολυκράτεος μὲν δὴ
αἱ πολλαὶ εὐτυχίαι ἐς τοῦτο ἐτελεύτησαν τῇ οἱ Ἄμασις ὁ Αἰγύπτου βασιλεὺς
55
προεμαντεύσατο.
Na zijn aankomst in Magnesia werd Polykrates afgemaakt op een beestachtige wijze, die zowel
hemzelf als zijn ambities onwaardig was. Hij is toch superieur aan alle Griekse alleenheersers geweest,
afgezien van de tirannen in Syracuse. Zijn levenseinde is met geen pen te beschrijven. Oroites liet zelfs
zijn lijk aan het kruis nagelen! (...) Met het overgrote geluk van Polykrates liep het dus precies zo af als
farao Amasis hem al had voorspeld.
Polycrates, de ooit zo gelukkige en volgens farao Amasis té gelukkige heerser, komt gruwelijk aan
zijn einde. Hij was door Amasis gewaarschuwd voor de afgunst van de goden. Blijkbaar kon hij er
niets meer aan doen en moest dit de straf zijn voor zijn hubris. Hij is te hoog geklommen en moet nu
diep vallen. De vraag blijft of Polycrates überhaupt nog iets had kunnen doen om zijn ondergang te
voorkomen. Lag zijn lot eigenlijk bij voorbaat al vast? Dit aspect zal ik toelichten in hoofdstuk zeven.
2. Aan het lot is niet te ontkomen
In de Griekse wereld dacht men dat het lot iets was dat al vastlag. Als mens dacht je misschien wel
invloed te hebben op de loop van gebeurtenissen, maar eigenlijk had je dat niet. De goden
bepaalden hoe alles gebeurde en daar kon niets aan veranderd worden, in ieder geval niet door
mensen. Mensen moeten ook niet proberen om de loop van de geschiedenis naar hun hand te
zetten. Als het verkeerd dreigt af te lopen en het niet lijkt te gaan op de manier die door de goden
was bedacht, grijpen zij in en laten ze bijvoorbeeld door middel van een boodschap in een droom
weten dat de persoon verkeerd handelt. Een voorbeeld hiervan komen we tegen in het verhaal over
Xerxes, Perzische koning en zoon van Darius, die voornemens is om tegen Griekenland op te trekken.
54
55
Boter, 2002, p. 120
Herodotus, III.125.2-126.1
26
Artabanus56 tracht hem juist te overtuigen dat hij dat niet moet doen. Eerst is Xerxes woedend over
de opmerkingen van Artabanus, maar ’s avonds in bed ziet hij in dat die misschien toch wel een punt
heeft. Hij besluit om de expeditie niet door te laten gaan. Diezelfde nacht krijgt Xerxes echter een
droom.
καὶ δή κου ἐν τῇ νυκτὶ εἶδε ὄψιν τοιήνδε, ὡς λέγεται ὑπὸ Περσέων: ἐδόκεε ὁ Ξέρξης ἄνδρα
οἱ ἐπιστάντα μέγαν τε καὶ εὐειδέα εἰπεῖν ‘μετὰ δὴ βουλεύεαι, ὦ Πέρσα, στράτευμα μὴ
ἄγειν ἐπὶ τὴν Ἑλλάδα, προείπας ἁλίζειν Πέρσας στρατόν; οὔτε ὦν μεταβουλευόμενος
ποιέεις εὖ οὔτε ὁ συγγνωσόμενός τοι πάρα: ἀλλ᾽ ὥσπερ τῆς ἡμέρης ἐβουλεύσαο ποιέειν,
57
ταύτην ἴθι τῶν ὁδῶν.’
Volgens de Perzen zou hij in die nacht ook nog gedroomd hebben dat een grote, knappe man bij
zijn bed kwam staan die aldus sprak: ‘Zeg Pers, wat krijgen we nou? Nu wil je opeens niet tegen
Griekenland ten strijde trekken, terwijl je eerst gezegd hebt dat de troepen gemobiliseerd moeten
worden? Je kunt het niet maken om daar weer op terug te komen. Geen mens zal hier begrip voor
opbrengen. Nee, ga jij nu maar op de ingeslagen weg voort, zoals je dat gisteren van plan was.’
Een of andere gestalte verschijnt in een droom aan Xerxes en gebiedt hem om gewoon te doen wat
hij eerder ook al van plan was, namelijk een expeditie tegen Griekenland op touw zetten. Deze
eerste droom - er zal nog een aantal volgen - negeert Xerxes en de volgende ochtend vertelt hij zijn
troepen dat ze niet naar Griekenland hoeven. Blijkbaar is door het lot bepaald dat er een oorlog zal
plaatsvinden, dus de Pers mag zich niet zomaar terugtrekken en besluiten de expeditie niet plaats te
laten vinden. De volgende nacht krijgt de koning weer een droom. Dezelfde gestalte spoort hem
nogmaals aan, ditmaal op een dwingendere toon.
νυκτὸς δὲ γενομένης αὖτις τὠυτὸ ὄνειρον τῷ Ξέρξῃ κατυπνωμένῳ ἔλεγε ἐπιστάν ‘ὦ παῖ
Δαρείου, καὶ δὴ φαίνεαι ἐν Πέρσῃσί τε ἀπειπάμενος τὴν στρατηλασίην καὶ τὰ ἐμὰ ἔπεα
ἐν οὐδενὶ ποιησάμενος λόγῳ ὡς παρ᾽ οὐδενὸς ἀκούσας; εὖ νυν τόδ᾽ ἴσθι: ἤν περ μὴ
αὐτίκα στρατηλατέῃς, τάδε τοι ἐξ αὐτῶν ἀνασχήσει: ὡς καὶ μέγας καὶ πολλὸς ἐγένεο ἐν
58
ὀλίγῳ χρόνῳ, οὕτω καὶ ταπεινὸς ὀπίσω κατὰ τάχος ἔσεαι.’
De volgende nacht droomde Xerxes dat dezelfde gestalte bij hem kwam en zei: ‘Zoon van Darius, jij
hebt nu in bijzijn van de Perzen de hele campagne officieel afgelast. Mijn woorden doen er blijkbaar
niets toe, ik ben in jouw ogen van nul en generlei waarde. Maar ik wil je één ding duidelijk maken:
als jij niet ogenblikkelijk met deze oorlog begint, staat je te wachten dat jij in een ommezien net zo
diep zult vallen als je in korte tijd tot grote hoogte bent gestegen.’
De ‘spookverschijning’, zoals de gestalte uit de droom door Van Dolen wordt genoemd59,
waarschuwt Xerxes hier duidelijk. Hij moet nu oorlog gaan voeren tegen de Grieken, anders zal hij
gestraft worden. De koning roept Artabanus erbij en legt hem zijn probleem uit. Hij wil de raad van
Artabanus, namelijk om geen oorlog tegen de Grieken te gaan voeren, wel opvolgen, maar dat wordt
belemmerd door deze droom. Xerxes denkt dat Artabanus dezelfde droom zal krijgen, als die door
een god wordt gestuurd (in het Grieks εἰ ὦν θεός ἐστι ὁ ἐπιπέμπων) en als die god blijkbaar wil
dat de Perzen Griekenland de oorlog verklaren (in het Grieks οἱ πάντως ἐν ἡδονῇ ἐστι γενέσθαι
στρατηλασίην ἐπὶ Ἑλλάδα). Hierin zien we de werking van het lot terug. Alles wordt voor de
mensen bepaald, dus zij moeten wel handelen naar dat besluit. Gebeurt dit niet, dan wordt dit aan
de mensen bericht, in dit specifieke geval door middel van een droom. De koning besluit dan dat
56
Artabanus was een oom van Xerxes.
Herodotus, VII.12.1-2
58
Herodotus, VII.14
59
Van Dolen, 2000, p. 445
57
27
Artabanus in zijn plaats in het bed van de koning moet slapen, om te kijken of hij dan dezelfde
droom zal ontvangen in zijn slaap. Na een paar tegenwerpingen geeft Artabanus toe aan dit plan.
‘νῦν ὦν, ἐπειδὴ τέτραψαι ἐπὶ τὴν ἀμείνω, φῄς τοι μετιέντι τὸν ἐπ᾽ Ἕλληνας στόλον
ἐπιφοιτᾶν ὄνειρον θεοῦ τινος πομπῇ, οὐκ ἐῶντά σε καταλύειν τὸν στόλον. [2] ἀλλ᾽ οὐδὲ
ταῦτα ἐστι, ὦ παῖ, θεῖα. (...) ‘εἰ δὲ ἄρα μή ἐστι τοῦτο τοιοῦτο οἷον ἐγὼ διαιρέω, ἀλλά τι τοῦ
θείου μετέχον, σὺ πᾶν αὐτὸ συλλαβὼν εἴρηκας: φανήτω γὰρ δὴ καὶ ἐμοὶ ὡς καὶ σοὶ
διακελευόμενον. (...) εἰ γὰρ δὴ ἐπιφοιτήσει γε συνεχέως, φαίην ἂν καὶ αὐτὸς θεῖον εἶναι.
(...) τούτων ἐξ ἐμεῦ ἐπιτελευμένων φανήτω καὶ ἐμοί. μέχρι δὲ τούτου τῇ παρεούσῃ γνώμῃ
60
χρήσομαι.’
Maar u vertelt me dat u vanaf het moment dat u de opmars naar Griekenland hebt afgelast,
geplaagd wordt door een spookverschijning die een god u zendt om aan te geven dat hij deze
herroeping niet billijkt... Beste jongen, droombeelden komen niet van de goden. (...) Het is natuurlijk
mogelijk dat jouw droom niet zo geduid moet worden als ik het doe en dat het inderdaad met een
ingreep van boven te maken heeft. In dat geval heb ik niets aan je woorden toe te voegen. Laat die
droom zich dan maar eens aan mij vertonen net zoals hij dat bij jou deed, en laat hij mij maar
dezelfde opdracht geven! (...) Neem eens aan dat jij bij herhaling met deze geest te maken krijgt, dan
moet zelfs ik erkennen dat hij van god komt... (...) Ik zal doen wat je mij opdraagt en voor mijn part
mag dat droomgezicht ook bij mij komen. Maar zolang dat niet is gebeurd, houd ik aan mijn
overtuiging vast.
Deze Artabanus gelooft duidelijk niet in goddelijke dromen. Volgens hem zijn ze gewoon gedachten
die mensen hebben. Enigszins sceptisch zegt hij dat hij best in Xerxes’ bed wil gaan liggen, als dat
dan per se nodig is. Hij lijkt niet te verwachten dat de spookverschijning zich ook aan hem zal tonen.
Mocht dit toch gebeuren, ja dan moet zelfs Artabanus geloven dat de droom gestuurd wordt door
een god. Tot die tijd zal hij blijven menen dat dromen niet van goden komen. Hij stapt vervolgens in
het bed van de koning en hoopt dat hij nu kan bewijzen dat zijn opvatting de juiste is en dat Xerxes
het dus bij het verkeerde eind heeft. Hij valt in slaap, maar tot zijn verbazing verschijnt ook bij hem
dezelfde gestalte als die uit de droom van Xerxes. Nog dwingender en afschrikwekkender wordt
Artabanus gewaarschuwd door de verschijning. ‘Vroeg of laat zul jij spijt krijgen’, zo vertaalt Van
Dolen, ‘dat je de loop der dingen hebt willen verstoren.’61 De loop der dingen ligt vast en kunnen
mensen niet veranderen. De goden zullen Artabanus dan ook straffen als hij datgene wat staat te
gebeuren probeert te veranderen. Als de spookverschijning met gloeiende ijzers op hem afkomt om
zijn ogen uit te branden, schrikt hij wakker en meldt de droom aan Xerxes. Artabanus legt uit dat hij
Xerxes wilde behoeden voor jeugdige overmoed omdat hij weet hoe slecht het is om altijd maar
meer te willen. Nu is hij echter geheel overtuigd dat dat niet het lot van Griekenland en Perzië is. Hij
weet nu dat de godheid aanstuurt op de oorlog en Xerxes moet dan ook zo snel mogelijk deze
goddelijke boodschap aan alle Perzen bekend maken. Na deze goddelijke droom te hebben gezien, is
Artabanus klaarblijkelijk in een klap overtuigd van het feit dat de droom wel door een godheid
gestuurd is en dat een mens de loop van de gebeurtenissen niet kan veranderen. Niemand kan
ontkomen aan wat de goden hebben besloten. Tot slot krijgt onze droomgrage koning nogmaals een
droom. Hierin heeft hij een tak van de olijfboom om zijn hoofd, waarvan de takken helemaal tot aan
de grond reiken en de gehele aarde bedekken. Een tel later is alles verdwenen. Herodotus vertelt
ons dat ook deze droom werd uitgelegd in het voordeel van Xerxes. Dit was misschien niet de juiste
uitleg, want de Grieken verslaan de Perzen uiteindelijk, maar daar hebben we het nu niet over.
60
61
Herodotus, VII.16.b
Van Dolen, 2000, p. 447.
28
3. Invloed van goddelijke tekens
Iets wat we in elk van de drie hierboven beschreven gebeurtenissen zien, is dat een goddelijk teken,
of het nou een droom is of een andere manier van berichtgeving, een grote invloed heeft op de
mensen en hun handelen. Bij Xerxes zien we dat hij eerst besluit geen oorlog te beginnen, maar dat
vervolgens wel doet omdat hij daartoe wordt aangespoord in een droom. Croesus krijgt de
voorspelling dat zijn zoon zal omkomen en treft allerlei maatregelen om dat te voorkomen. Beide
heren verrichten handelingen met als motief een voorspelling uit een droom. Hieruit kunnen we
opmaken dat in ieder geval in de Historiën goddelijke tekens zeer serieus genomen werden en dat er
veel waarde aan wordt gehecht. Dat een goddelijk teken zelfs als sterk argument wordt gebruikt in
een rechtsspraak, zien we bij Cleomenes. Dit was een Spartaanse koning over wie veel informatie
staat in de Historiën. Voor dit voorbeeld is het van belang te weten dat hij op een gegeven moment
op basis van een orakel uit Delphi dat hij Argus zou veroveren, met het Spartaanse leger het
heiligdom bij die stad had ingenomen. De meeste Argiven hadden zich verschanst in het heilige bos,
dat Cleomenes daarom in brand had gestoken. Hierna was hij terug naar huis, Sparta, gekomen. Nu
wordt hij ervan beschuldigd de stad Argus met rust te hebben gelaten in ruil voor smeergeld. Men
vond het raar dat hij na het heiligdom niet in een ruk ook de stad zelf had ingenomen. Cleomenes
verdedigt zich als volgt:
ἔλεξε δ᾽ ὦν φάμενος, ἐπείτε δὴ τὸ τοῦ Ἄργου ἱρὸν εἷλον, δοκέειν οἱ ἐξεληλυθέναι τὸν τοῦ
θεοῦ χρησμόν: πρὸς ὦν ταῦτα οὐ δικαιοῦν πειρᾶν τῆς πόλιος, πρίν γε δὴ ἱροῖσι χρήσηται
καὶ μάθῃ εἴτε οἱ ὁ θεὸς παραδιδοῖ εἴτε ἐμποδὼν ἕστηκε: [2] καλλιερευμένῳ δὲ ἐν τῷ
Ἡραίῳ ἐκ τοῦ ἀγάλματος τῶν στηθέων φλόγα πυρὸς ἐκλάμψαι, μαθεῖν δὲ αὐτὸς οὕτω
τὴν ἀτρεκείην, ὅτι οὐκ αἱρέει τὸ Ἄργος: εἰ μὲν γὰρ ἐκ τῆς κεφαλῆς τοῦ ἀγάλματος
ἐξέλαμψε, αἱρέειν ἂν κατ᾽ ἄκρης τὴν πόλιν, ἐκ τῶν στηθέων δὲ λάμψαντος πᾶν οἱ
62
πεποιῆσθαι ὅσον ὁ θεὸς ἐβούλετο γενέσθαι.
Hoe het ook zij, hij verdedigde zich met de opmerking dat hij na de inname van het heiligdom van
de heros Argos zeker wist dat daarmee het orakel was vervuld. Met het oog hierop leek het hem
onjuist een poging te doen om de stad Argos te veroveren voordat hij zich had vergewist van de
goddelijke wil en door middel van offers de instemming dan wel de afkeuring van de godheid ten
aanzien van deze onderneming te weten was gekomen. Toen hij in de tempel van Hera om een
gunstig voorteken had gevraagd, was een vuurstraal uit de borst van het godinnebeeld geschoten.
Dat was voor hem een onmiskenbare aanwijzing geweest dat hij Argos niet moest innemen. Want
als de vlam uit het hoofd van het beeld was gekomen, zou dit betekend hebben dat hij de stad met
de grond gelijk moest maken, maar nu de flits vanuit de boezem zichtbaar was geworden, kon het
niet anders dan dat hij alle wensen van de godheid had vervuld.
Cleomenes beroept zich op het orakel. Naar zijn mening had hij dat vervuld en hij durfde niet zomaar
iets te doen, waarvan hij niet zeker wist of de god dat wel had bedoeld. Daarna noemt hij het
goddelijk teken dat hij in de Hera-tempel heeft ontvangen. We zien dat de argumentatie van
Cleomenes geheel berust op twee goddelijke tekens, een orakel en een voorteken. Anders dan in
onze huidige samenleving werd dit in het oude Griekenland gewoon geaccepteerd als volwaardige
verdediging. Dit blijkt wel uit het feit dat Cleomenes op basis van deze argumentatie wordt
vrijgesproken. Voor de Spartanen is het een geldige redenering en ze geloven hem op zijn woord. De
kracht van het goddelijke is, zo blijkt, bijzonder groot.
In de inleiding bij dit hoofdstuk heb ik gezegd dat goddelijke tekens voor verschillende doeleinden
werden gebruikt. Dit hebben we kunnen zien bij de situaties uit de Historiën die ik hier heb
besproken. In het geval van Croesus en Polycrates is het goddelijk teken een manier om beide heren
te waarschuwen voor hun hubris en hun straf te voorspellen. Bij Xerxes en Artabanus maken de
62
Herodotus, VI.82.1-2
29
goden via een droom duidelijk dat een mens de loop der dingen, het lot, niet kan veranderen en dat
ook niet moet proberen. Iets soortgelijks zien we, op minder dreigende wijze, bij de Spartaan
Cleomenes. Het lot had blijkbaar bepaald dat de stad Argus niet in zou worden genomen. Om die
reden is het correct dat Cleomenes alleen het heiligdom heeft ingenomen. Is een goddelijk teken of
een orakel echter altijd het enige waarop een mens zijn handelen baseert, of kan daarnaast ook een
ander motief als argument voor de manier van handelen worden opgevoerd? Daarover gaat het
volgende hoofdstuk.
30
7. Verklaringen op goddelijk en menselijk niveau
1. Goddelijke én menselijke motieven?
Zoals tot nu toe wel is gebleken, hebben goden bij Herodotus grote invloed op het handelen van de
mensen op aarde. In het vorige hoofdstuk is besproken dat een orakel of droom als motief kan
dienen voor het wel of niet beginnen van een oorlog bijvoorbeeld. Dit was zowel het geval bij
Croesus als bij Xerxes. In deze eerste paragraaf van dit hoofdstuk ga ik na of zo’n bovennatuurlijk
teken echt het enige motief is, of dat er toch ook een reden op menselijk niveau kan worden
gevonden in de Historiën. Dit doe ik aan de hand van de inmiddels bekende figuur uit Herodotus’
werk, Croesus. We weten uit een eerder genoemde passage uit de Historiën (I. 53. 1-3) dat deze
Lydische koning tegen de Perzische heerser Cyrus oorlog ging voeren op basis van een orakel dat hij
had gekregen. In een passage daarvoor is echter al een andere reden ter sprake gekomen.
μετὰ δὲ ἡ Ἀστυάγεος τοῦ Κυαξάρεω ἡγεμονίη καταιρεθεῖσα ὑπὸ Κύρου τοῦ Καμβύσεω
καὶ τὰ τῶν Περσέων πρήγματα αὐξανόμενα πένθεος μὲν Κροῖσον ἀπέπαυσε, ἐνέβησε δὲ
ἐς φροντίδα, εἴ κως δύναιτο, πρὶν μεγάλους γενέσθαι τοὺς Πέρσας, καταλαβεῖν αὐτῶν
63
αὐξανομένην τὴν δύναμιν.
Eerst toen hij had gehoord dat Cyrus, de zoon van Kambyses, een einde had gemaakt aan de
heerschappij van Kyaxares’ zoon Astyages en dat de macht van Perzië onrustbarend toenam, begon
64
hij zijn verdriet te vergeten. Hij werd langzaamaan geheel in beslag genomen door de kwellende
vraag of hij wel in staat zou zijn om de groei van dat rijk een halt toe te roepen eer het te laat was.
In de eerste plaats is het de toenemende macht van het Perzische rijk die Croesus zorgen baart. Hij is
bang dat hij de toename van de macht van de Perzen niet meer zal kunnen stoppen als hij nog langer
wacht. Daarom vat hij het plan op om een oorlog tegen hen te beginnen. Vervolgens laat hij het
Orakel van Delphi raadplegen om te vragen of het wel zo’n goed idee is, maar het plan is dus puur op
een ‘menselijk’ motief gebaseerd. Er is geen god te bekennen die hem dit van boven heeft bevolen.
Even verderop in hetzelfde boek worden door Herodotus, naast het vertrouwen dat Croesus had
gekregen door dit orakel, nog twee andere motieven genoemd voor het beginnen van een oorlog
tegen Cyrus.
ἐστρατεύετο δὲ ὁ Κροῖσος ἐπὶ τὴν Καππαδοκίην65 τῶνδε εἵνεκα, καὶ γῆς ἱμέρῳ
προσκτήσασθαι πρὸς τὴν ἑωυτοῦ μοῖραν βουλόμενος, καὶ μάλιστα τῷ χρηστηρίῳ
πίσυνος ἐὼν καὶ τίσασθαι θέλων ὑπὲρ Ἀστυάγεος Κῦρον. Ἀστυάγεα γὰρ τὸν Κυαξάρεω,
ἐόντα Κροίσου μὲν γαμβρὸν Μήδων δὲ βασιλέα, Κῦρος ὁ Καμβύσεω καταστρεψάμενος
66
εἶχε, γενόμενον γαμβρὸν Κροίσῳ ὧδε.
Kroisos had wel drie motieven om tegen Cyrus op te trekken. In de eerste plaats zijn landhonger,
vervolgens een rotsvast vertrouwen in het orakel en ten slotte wraak op Cyrus vanwege diens
optreden tegen Kyaxares’ zoon Astyages. Men moet weten dat de laatste een zwager van Kroisos
was en dat hij als koning van de Meden door Kambyses’ zoon Cyrus is afgezet. Maar nu eerst het
verhaal hoe hij familie van Kroisos is geworden.
Croesus wilde volgens Herodotus eenvoudigweg meer gebied toevoegen aan zijn eigen rijk.
Daarnaast was de oorlog bedoeld om wraak te nemen op Cyrus. Wat deze Astyages heeft aangedaan
63
Herodotus, I.46.1
Twee jaren geleden was Croesus’ zoon Atys omgekomen. Zie hoofdstuk 6.1
65
Cappadocië is een streek in het (huidige) Turkije
66
Herodotus, I.73.1
64
31
is hier niet van belang evenmin als hoe het komt dat Astyages en Croesus familie zijn van elkaar. Iets
uitermate relevants wat we kunnen opmaken uit deze passage is dat het orakel zeker niet het enige
motief was voor Croesus om uiteindelijk over te gaan tot de oorlog. Net zoals de meeste heersers
zou het heel goed kunnen dat ook Croesus uit was op het veroveren van land. Bovendien koesterde
hij klaarblijkelijk al langer wraakgevoelens jegens de Pers. Deze twee redenen zijn beide van een
menselijk niveau. Daarmee bedoel ik dat er geen goddelijke interventie aan ten grondslag ligt. Ze zijn
niet gebaseerd op bovennatuurlijke zaken, integendeel, ze zijn puur ‘aards’ van karakter. Als we er
met onze eenentwintigste-eeuwse blik naar kijken, zouden we zelfs constateren dat die twee
menselijke redenen, samen met de reden dat Croesus het Perzische rijk wilde afhouden van het
vergaren van nog meer macht, de hoofdargumenten moeten zijn geweest, die Croesus ertoe hebben
bewogen om het Perzische rijk aan te vallen. Het orakel van de god, dat hij zélf als gunstig voor
zichzelf interpreteerde, gaf hem alleen maar meer vertrouwen bij zijn besluit. De andere goddelijke
verklaring is de nemesis van de goden, die Croesus trof. Waarom zou hij ook al weer worden
getroffen door wraak? Croesus beschouwde zich openlijk als gelukkigste van alle mensen en deze
hoge mate van hubris leverde de phthonos en uiteindelijk nemesis op. De oorzaak die aan de
nemesis ten grondslag ligt, is dus wel van een menselijk niveau. In de Historiën worden zowel
metafysische als ‘aardse’ oorzaken voor een gebeurtenis naast elkaar gepresenteerd. Hoe dan ook
zullen we nooit met zekerheid kunnen zeggen welk argument voor Croesus zelf het belangrijkste was
bij zijn besluit om ten strijde te treggen tegen het Perzische rijk. Stel dat hij het orakel nooit had
geraadpleegd, had hij dan wel die oorlog gevoerd tegen de Perzen? We weten het niet en zullen het
ook nooit weten, helaas.
De geschiedenis leert ons dat Croesus verliest. Sardes wordt ingenomen door Cyrus. Deze
laatste wil de verslagen Lydiër eerst op de brandstapel gooien, maar dat wordt op het laatste
moment toch voorkomen. Croesus roept de naam Solon, wat de Perzen ertoe brengt om te vragen
wie dat nu weer is. Croesus legt dit na enig aandringen uit en besluit zijn relaas door te zeggen dat
alles wat Solon had gezegd werkelijkheid is geworden; hij is de man naar wie iedereen zou moeten
luisteren. Cyrus besloot Croesus toen van de brandstapel te halen, maar die was al aangestoken.
Croesus roept Apollo aan om hem te redden en dat gebeurde, aldus de Lydiërs. Een onweersbui
dooft de vlammen en de koning is gered. Na een gesprek met Cyrus, vraagt Croesus of hij het Orakel
van Delphi mag raadplegen om verantwoording te vragen voor het feit dat het eerder gegeven
orakel niet is uitgekomen. De Pythia antwoordt de afgezanten van Croesus als volgt:
‘τὴν πεπρωμένην μοῖραν ἀδύνατα ἐστὶ ἀποφυγεῖν καὶ θεῷ: Κροῖσος δὲ πέμπτου γονέος
ἁμαρτάδα ἐξέπλησε, ὃς ἐὼν δορυφόρος Ἡρακλειδέων, δόλῳ γυναικηίῳ ἐπισπόμενος
ἐφόνευσε τὸν δεσπότεα καὶ ἔσχε τὴν ἐκείνου τιμὴν οὐδέν οἱ προσήκουσαν.
προθυμεομένου δὲ Λοξίεω ὅκως ἂν κατὰ τοὺς παῖδας τοῦ Κροίσου γένοιτο τὸ Σαρδίων
πάθος καὶ μὴ κατ᾽ αὐτὸν Κροῖσον, οὐκ οἷόν τε ἐγίνετο παραγαγεῖν μοίρας. ὅσον δὲ
ἐνέδωκαν αὗται, ἤνυσέ τε καὶ ἐχαρίσατό οἱ: τρία γὰρ ἔτεα ἐπανεβάλετο τὴν Σαρδίων
ἅλωσιν, καὶ τοῦτο ἐπιστάσθω Κροῖσος ὡς ὕστερον τοῖσι ἔτεσι τούτοισι ἁλοὺς τῆς
πεπρωμένης. δευτέρα δὲ τούτων καιομένῳ αὐτῷ ἐπήρκεσε. κατὰ δὲ τὸ μαντήιον τὸ
γενόμενον οὐκ ὀρθῶς Κροῖσος μέμφεται. προηγόρευε γὰρ οἱ Λοξίης, ἢν στρατεύηται ἐπὶ
Πέρσας, μεγάλην ἀρχὴν αὐτὸν καταλύσειν. τὸν δὲ πρὸς ταῦτα χρῆν εὖ μέλλοντα
βουλεύεσθαι ἐπειρέσθαι πέμψαντα κότερα τὴν ἑωυτοῦ ἢ τὴν Κύρου λέγοι ἀρχήν. οὐ
συλλαβὼν δὲ τὸ ῥηθὲν οὐδ᾽ ἐπανειρόμενος ἑωυτὸν αἴτιον ἀποφαινέτω: τῷ καὶ τὸ
τελευταῖον χρηστηριαζομένῳ εἶπε Λοξίης περὶ ἡμιόνου, οὐδὲ τοῦτο συνέλαβε. ἦν γὰρ δὴ
67
ὁ Κῦρος οὗτος ἡμίονος: ἐκ γὰρ δυῶν οὐκ ὁμοεθνέων ἐγεγόνεε (...)’
‘De macht van het noodlot is voor iedereen, ja zelfs voor de goden, onontkoombaar.Wat
Kroisos betreft: hij heeft na vier generaties geboet voor de misdaad van zijn voorvader die een lid
was van de lijfgarde van de Herakliden en zich door de plannen van een ontrouwe echtgenote had
67
Herodotus, I.91.1-5
32
laten leiden om zijn eigen vorst te doden en zich een waardigheid toe te eigenen waarop hij geen
68
enkel recht had. Het was de god der profetie liever geweest dat de ondergang van Sardes had
plaatsgegrepen in de tijd van Kroisos’ nazaten en niet in die van hemzelf, maar het behoorde niet
tot zijn bevoegdheid de loop van het lot te beïnvloeden. De schikgodinnen hadden slechts een
minieme speelruimte gegeven en die heeft hij ten bate van Kroisos benut. Door zijn toedoen is de
val van Sardes drie jaar verzet en Kroisos mag zich wel eens realiseren dat hij al die tijd uitstel van
executie heeft gekregen. Dan is er nog iets: Apollo heeft hem van de vuurdood gered. Het bedrog
wordt hem volkomen ten onrechte aangewreven, want de god had voorspeld dat hij een groot rijk
te gronde zou richten als hij tegen Perzië optrok. In verband met dit orakel zou het verstandig zijn
geweest nogmaals gezanten naar Delphi te sturen om te laten navragen welk rijk er werd bedoeld:
dat van Cyrus of dat van hemzelf. Maar hij heeft het niet goed begrepen en daarom nagelaten zich
beter te oriënteren. Nee, Kroisos moet de schuld bij zichzelf zoeken. Bovendien heeft hij ook de
laatste keer dat hij het orakel om raad vroeg, blijk van onbegrip gegeven. De god heeft toen over
een muildier gesproken. Welnu, dit muildier was Cyrus die een zoon van ouders uit verschillende
rassen was. (...)’
Na dit betoog van de god Apollo te hebben gehoord, komt Croesus uiteindelijk tot het inzicht dat hij
toch echt degene was die verantwoordelijk was voor zijn ondergang. We zien hierbij dat de loop van
de gebeurtenissen via het orakel van de god aan de mens kenbaar is gemaakt. De mens houdt de
god daarom verantwoordelijk voor die gebeurtenissen, maar Croesus beseft nu dat hij de boodschap
van de god verkeerd heeft geïnterpreteerd en dat die fout alleen aan hem te verwijten is. Daarbij
komt dat, althans volgens dit orakel van de Pythia, ook goden afhankelijk zijn van het lot. Al
generaties voor Croesus had een van zijn voorvaderen een misdaad begaan waarvoor zijn familie
gestraft moest worden. Het lot had blijkbaar bepaald dat Croesus die straf zou krijgen. In de
volgende paragraaf zal ik het hebben over deze afhankelijkheid van het lot die ook voor goden geldt.
2. Goddelijk ingrijpen en het lot: coëxistentie
In deze paragraaf kijk ik, in tegenstelling tot de vorige, alleen naar goddelijke motieven. Versnel heeft
in zijn boek Coping with the gods alle motieven bestudeerd, die een rol speelden bij de val van zowel
de tiran Polycrates als koning
Croesus.
Deze
heeft
hij
schematisch
geprobeerd
te
ordenen in een schema, dat hier
is afgebeeld.
De categorieën I, II en III zijn in
deze paragraaf van belang. Ze
vallen namelijk allemaal binnen
de goddelijke, of in ieder geval
bovennatuurlijke categorie. Als je
over die drie gaat nadenken, zou
je tot de conclusie kunnen komen
dat ze nooit op dezelfde lijn
kunnen staan. Dit wordt door
Versnel ook besproken in zijn
boek. ‘Some of these options
simply exclude others according
to our system of logic, the basis
of which - I must call to mind -
4. Schematisch overzicht van verschillende soorten oorzaken van de val van een
tiran. (Versnel, 2011, p. 187)
68
Gyges, de lijfwacht die hier wordt bedoeld, had koning Candaules gedood. Dit deed hij op bevel van
Candaules’ echtgenote.
33
we owe the Greek Aristotle,’ aldus Versnel.69 Hij zegt dat die goddelijke verklaringen elkaar op het
eerste gezicht lijken uit te sluiten. In de Historiën zien we namelijk dat er wordt uitgegaan van het
bestaan van een noodlot. Dit noodlot (fate) ligt bij voorbaat al vast voor mensen, maar ook voor
goden, zoals we hebben gezien in het antwoord van de Pythia in de vorige paragraaf. Aan dit
noodlot, dat de loop van gebeurtenissen bepaalt, kan niemand dus iets veranderen. Tot zover kan
het allemaal nog, totdat we de punten II en III uit het schema erbij betrekken. Die hebben het over
goddelijke interventie (intervention of the divine) en de afgunst of jaloezie van de goden (envy of the
gods). Volgens deze oorzaken kunnen goden ingrijpen in het leven van mensen als die bij hen
phthonos teweeg hebben gebracht. In dat geval kunnen goden ervoor zorgen dat een tiran als
Polycrates ten val komt. Hoe kan dit samengaan met het feit dat het lot van alles en iedereen al bij
voorbaat vaststaat? In dat geval zouden volgens onze logica de goden net als de mensen
ondergeschikt zijn aan het alles bepalende noodlot. Samenvattend betoogt Versnel hierover:
In short, there is a peaceful coexistence of the various options. Even if they are semantically
incompatible, the syntactical juxtaposition of the different motifs suggests that they are
non-contradictory. They are options but - at least in the texts under discussion - not open to
choice: all of them are simultaneously available, but only operative one after the other,
different expressions of a kaleidoscopic multiple representation.70
Kortom, wij moderne lezers moeten het idee dat de ene optie de andere uitsluit even naast ons
neerleggen. Bij Herodotus bestaan ze namelijk naast elkaar en tegelijkertijd, maar goden en het
noodlot treden na elkaar op in het leven van mensen. In de Historiën van Herodotus kunnen alle
opties dus gemakkelijk op een lijn worden aangevoerd als oorzaken voor de val van een tiran.
Noodlot en tegelijkertijd goddelijke interventie? Geen probleem volgens Herodotus. Onderstaand
fragment uit de Historiën dient ter illustratie van het feit dat het goddelijke en het lot bij elkaar
(kunnen) horen en dat Herodotus niet schuwt ze aan elkaar te verbinden. De ‘zij’ in het verhaal zijn
de Bakchiaden, die het in Corinthe voor het zeggen hadden. Uit orakels die ze hebben gekregen,
hebben ze opgemaakt dat Cypselus, de zoon van Eëtion en Labda, de macht van hen zal afpakken.
Daarom gaan ze zogenaamd op kraamvisite bij de moeder en haar baby, met de bedoeling het kind
te doden.
ἀπικόμενοι δὲ οὗτοι ἐς τὴν Πέτρην καὶ παρελθόντες ἐς τὴν αὐλὴν τὴν Ἠετίωνος αἴτεον τὸ
παιδίον: ἡ δὲ Λάβδα εἰδυῖά τε οὐδὲν τῶν εἵνεκα ἐκεῖνοι ἀπικοίατο, καὶ δοκέουσα σφέας
φιλοφροσύνης τοῦ πατρὸς εἵνεκα αἰτέειν, φέρουσα ἐνεχείρισε αὐτῶν ἑνί. τοῖσι δὲ ἄρα
ἐβεβούλευτο κατ᾽ ὁδὸν τὸν πρῶτον αὐτῶν λαβόντα τὸ παιδίον προσουδίσαι. ἐπεὶ ὦν
ἔδωκε φέρουσα ἡ Λάβδα, τὸν λαβόντα τῶν ἀνδρῶν θείῃ τύχῃ προσεγέλασε τὸ παιδίον, καὶ
τὸν φρασθέντα τοῦτο οἶκτός τις ἴσχει ἀποκτεῖναι, κατοικτείρας δὲ παραδιδοῖ τῷ δευτέρῳ,
ὁ δὲ τῷ τρίτῳ. οὕτω δὴ διεξῆλθε διὰ πάντων τῶν δέκα παραδιδόμενον, οὐδενὸς
71
βουλομένου διεργάσασθαι.
In Petra aangekomen gingen ze [de Bakchiaden] de boerderij van Eëtion binnen en vroegen of ze het
kind mochten zien. Labda had geen idee waarom ze waren gekomen en dacht eigenlijk dat zij uit
sympathie voor de vader die vraag stelden. Vandaar dat ze haar kind ging halen en het een van de
mannen liet vasthouden. Nu was onderweg de volgende afspraak gemaakt: wie de baby het eerst
zou vastpakken, moest het tegen de grond gooien. Maar door toeval - of was het een goddelijke
ingreep? - bleef het kind gespaard, want nauwelijks had Labda haar zoontje in de armen van die
eerste man gelegd of het begon hem toe te lachen. Toen kon hij het niet meer over zijn hart
verkrijgen het jongetje te doden. Hij gaf het ontroerd aan zijn buurman en die weer aan nummer
69
Versnel, 2011, p. 187
Versnel, 2011, p. 212.
71
Herodotus, V.92.c
70
34
drie, totdat ze alle tien het kind in hun handen hadden gehad zonder dat iemand de moed kon
opbrengen het te doden.
In de vertaling van Van Dolen wordt θείῃ τύχῃ (letterlijk: door een goddelijk lot) vertaald met ‘door
toeval - of was het een goddelijke ingreep?’. Deze vertaling geeft naar mijn mening het Grieks niet
weer zoals Herodotus het bedoeld heeft. Van Dolen koppelt het goddelijke in zijn vertaling als het
ware los van het lot, of het toeval, alsof het twee verschillende elementen zijn, die niet samen
kunnen gaan. Eerder in deze paragraaf hebben we echter gezien dat dat juist wel het geval kan zijn
bij Herodotus. Je zou kunnen zeggen dat het lot bepaald heeft dat de baby, Cypselus, later de
Bakchiaden van de troon zal stoten en dat de godheid het kind nu zo lief laat lachen opdat het niet
gedood wordt, om te zorgen dat de loop van gebeurtenissen inderdaad zal gebeuren volgens die
lotsbepaling.
Als we de passage waarin Apollo via de Pythia aan Croesus uitlegt waarom men Apollo niet
verantwoordelijk kan houden voor de ondergang van het Lydische rijk, nog eens bekijken, zien we
dat goden ook niet de macht hebben om het lot te veranderen (τὴν πεπρωμένην μοῖραν
ἀδύνατα ἐστὶ ἀποφυγεῖν καὶ θεῷ72). Ook voor een god is het onmogelijk om uiteindelijk de loop
van gebeurtenissen, het lot, te ontvluchten. Wie bepaalt dit lot dan wel? Dat doen de Moirae, de
schikgodinnen. Zij zijn echt verantwoordelijk voor de gebeurtenissen bij de mensen en bepalen het
lot. We moeten tegelijkertijd ook constateren dat de rol van deze Schikgodinnen niet altijd even
duidelijk is. In deze passage lijken ze duidelijk boven de andere goden te staan als het gaat om
invloed op het lot. Enerzijds wordt hier namelijk gezegd dat de god Apollo het lot helemaal niet had
kunnen veranderen. Anderzijds lijken de goden wel invloed te hebben op gebeurtenissen in het
aardse leven. Zoals ik in de vorige alinea al heb gezegd, denk ik dat men dit moet opvatten alsof
bijvoorbeeld Zeus wel ingreep in een mensenleven, maar meer om ervoor te zorgen dat de weg die
het lot had bepaald, gevolgd zou worden.
72
Herodotus, I.91.1
35
8. Aanduidingen van de goden
Grofweg kunnen we de goden die genoemd worden in de Historiën verdelen in twee groepen: 1.
goden met namen; en 2. een bovennatuurlijke godddelijke macht. Met de eerste groep bedoel ik de
goden die een naam hadden, op een bepaalde manier werden afgebeeld en werden voorgesteld in
antropomorfe gedaantes. We hebben in hoofdstuk drie gelezen dat dit de zogenaamde goden uit de
literatuur waren, zoals Zeus, Hera, Poseidon en Athena. Door goden bij hun naam te noemen doelt
Herodotus op de panhelleense vorm van de goden. Zij worden in de Historiën aangeduid met hun
naam of met (een verbogen vorm van) ὁ θεὸς, als duidelijk is om wie het in dat geval gaat. Met ‘de
god’ of ‘de godin’ wordt in dat geval specifiek verwezen naar bijvoorbeeld Athena of Poseidon. Dit
zien we vaak als een tempel of andere heilige plaats wordt genoemd. Er wordt dan logischerwijs bij
vermeld aan welke god die was gewijd. Het gebeurt ook wel eens dat iemand een god bij een van
diens vele namen aanroept om een smeekbede te uiten. Deze twee vormen van het gebruik van
godennamen zien we bijvoorbeeld bij ἐν τῷ Ἡραίῳ73 (in de tempel van Hera) en ἐκάλεε μὲν Δία
καθάρσιον74 (hij riep Zeus van de loutering aan).
Veel vaker zien we de onpersoonlijke, niet als antropomorf wezen voorgestelde vorm van
goden. Goden zijn dan een hogere macht. Dit goddelijke is abstract en overal aanwezig. In de
Historiën zien we deze godheid terug in de nemesis waardoor Croesus wordt getroffen (ἐκ θεοῦ
νέμεσις μεγάλη75), de jaloezie van de goden waarvoor Solon Croesus waarschuwt (ἐπιστάμενόν
με τὸ θεῖον πᾶν ἐὸν φθονερόν 76), diezelfde afgunst van de goden waarvoor Amasis Polycrates
tracht te behoeden (τὸ θεῖον ἐπισταμένῳ ὡς ἔστι φθονερόν77) en de droom die een of andere
godheid naar Xerxes en Artabanus stuurt (ὄνειρον θεοῦ τινος 78) Het kenmerk van deze godheid
die we in deze gebeurtenissen zien optreden, is dat de god, wie of wat het ook maar precies is, iets
bovennatuurlijks is. Hij staat hoger dan de mensen, kan contact maken met de mensen en wordt
door hen blijkbaar als zeer machtig beschouwd. Deze verschijningsvorm van de goden wordt door
Herodotus benoemd met onder andere ὁ θεὸς, τὸ θεῖον, τίς δαιμόνων en δαιμόνιον. De
aanduiding ὁ θεὸς slaat hier niet op een specifieke god, maar op ‘de god’ of ‘de goden’ in abstracte
vorm.
Apollo neemt een enigszins bijzondere plaats in en verdient daarom speciale aandacht. Ik
heb het dan met name over een bepaald heiligdom dat aan hem is gewijd, het Orakel van Delphi. Hij
komt in de Historiën gewoon voor als de god Apollo en zo wordt zijn naam ook gebruikt bij het
orakel. Daar kunnen mensen de wil van de god te weten komen. We moeten ons realiseren dat met
de wil van ‘de god’ hier niet in alle gevallen specifiek Apollo wordt bedoeld. Het orakel geeft mensen
inzicht in de gesteldheid van de goden in meer algemene zin, het bovennatuurlijke. Dit gebeurt via
Apollo, via zijn heiligdom, want het bericht komt van Apollo, maar het geldt voor de hele goddelijke
macht. Ik zei met opzet ‘niet in alle gevallen,’ omdat Croesus, als hij het Orakel van Delphi voor de
laatste maal laat raadplegen, wel degelijk specifiek de god Apollo op het matje roept.
73
Herodotus, VI.82.2
Herodotus, I.44.2
75
Herodotus, I.34.1
76
Herodotus, I.32.1
77
Herodotus, III.40.2
78
Herodotus, VII.16.b
74
36
9. Herodotus’ opvolger: Thucydides
Na in hoofdstuk één Herodotus te hebben vergeleken met schrijvers voor zijn tijd, wil ik nu aan het
eind van dit werkstuk de aandacht even vestigen op een schrijver die vlak na hem een werk heeft
geschreven: Thucydides. Deze man wordt gezien als geschiedschrijver, die na Herodotus een werk
schreef. Er wordt over hem de anekdote verteld dat hij als jongen ging luisteren naar voordrachten
van Herodotus en dat die laatste de vader van Thucydides erop wees hoe getalenteerd zijn zoon
was. Thucydides leefde van ongeveer
465 tot 400 voor Christus en kwam uit
Athene. Van 431 tot 404 vond in
Griekenland de Peloponnesische Oorlog
plaats tussen de twee poleis Athene en
Sparta. Tijdens die strijd is Thucydides
strateeg79 geweest in Athene. Hij is er
dus nauw bij betrokken geweest. Over
deze oorlog gaat het geschiedwerk van
Thucydides,
die
de
naam
Peloponnesische Oorlog niet hanteert
maar spreekt van ‘De oorlog tussen de
Peloponnesiërs en de Atheners’. De titel
De Peloponnesische Oorlog die wij
kennen is dus van later datum. Op een 5. Dubbele buste van Herodotus (links) en Thucydides (rechts).
Napels, Museo Nazionale Archeologico. (Hong, 2013)
soortgelijke manier als Herodotus opent
Thucydides zijn werk:
Θουκυδίδης Ἀθηναῖος ξυνέγραψε τὸν πόλεμον τῶν Πελοποννησίων καὶ Ἀθηναίων (...)80
Thucydides de Athener heeft de oorlog van de Peloponnesiërs en de Atheners beschreven (...)
Thucydides wilde een werk schrijven dat de mensen die het lazen of voorgelezen kregen iets zou
leren.81 Het hoefde niet allerlei grappige anekdotes, dubbelzinnige orakels of mythen uit een vaag
verleden te bevatten. Wat er precies was gebeurd tijdens die oorlog, dat wilde hij ons vertellen. Zijn
werk is zakelijk van karakter, zakelijker dan dat van Herodotus. Of Thucydides zijn ‘voorganger’
Herodotus als medegeschiedschrijver beschouwde, is dan ook maar de vraag.
Terug naar het hoofdonderwerp van dit profielwerkstuk: goden. Komen er eigenlijk
überhaupt goden of goddelijke elementen voor in De Peloponnesische Oorlog? Het antwoord is
eenvoudigweg nee. Goden, godheden of andere goddelijke elementen zijn door hem uit de
geschiedenis verbannen. De politiek heeft een centrale rol in zijn werk. In die politiek draait het om
menselijk handelen en menselijke motieven. Het bovennatuurlijke speelt daarbij geen rol. Zelf
schrijft Thucydides over zijn methode van onderzoek doen en schrijven:
καὶ ἐς μὲν ἀκρόασιν ἴσως τὸ μὴ μυθῶδες αὐτῶν ἀτερπέστερον φανεῖται: ὅσοι δὲ
βουλήσονται τῶν τε γενομένων τὸ σαφὲς σκοπεῖν καὶ τῶν μελλόντων ποτὲ αὖθις κατὰ τὸ
ἀνθρώπινον τοιούτων καὶ παραπλησίων ἔσεσθαι, ὠφέλιμα κρίνειν αὐτὰ ἀρκούντως ἕξει.
82
κτῆμά τε ἐς αἰεὶ μᾶλλον ἢ ἀγώνισμα ἐς τὸ παραχρῆμα ἀκούειν ξύγκειται.
79
Een strateeg was een leider in Athene, met een leidinggevende rol tijdens oorlogen.
Thucydides, I.1.1. Eigen vertaling.
81
Kassies, 2013, p. 73
82
Thucydides, I.22.4. Vertaling uit: Cuypers, 1951, p. 163
80
37
Voor declamatie zal het strikt zakelijke van mijn stof wellicht minder boeiend lijken. Wanneer echter
diegenen, die een helder inzicht verlangen in wat er heeft plaats gehad en zich naar menselijk verloop
van zaken in soortgelijken vorm later nog wel eens zal herhalen, een en ander van nut achten, zal het
zijn doel bereikt hebben. Dit werk is meer een bezit voor altijd dan een proefstuk voor een gehoor van
een ogenblik.
Twee zaken vallen op in dit citaat. Ten eerste is Thucydides zich ervan bewust dat zijn werk wellicht
niet echt een boeiend of verhalend element (τὸ μυθῶδες) bevat, maar daardoor des te leerzamer
is. Bovendien heeft hij het over het ‘menselijk verloop van zaken’ (κατὰ τὸ ἀνθρώπινον). Door
met nadruk ‘menselijk’ erbij te vermelden, sluit hij duidelijk het goddelijke of bovennatuurlijke uit.
Men gaat er over het algemeen vanuit dat hij zich hier indirect tot zijn voorganger Herodotus richt.
Die auteur hield immers bij uitstek van uitweidingen om de lezer te amuseren. Daarbij komt - anders
had dit profielwerkstuk nooit bestaan - dat de Historiën bomvol godheden zitten. Het verschil is
duidelijk: het werk van Thucydides is zakelijk en bedoeld om feitelijke informatie te vergaren, terwijl
dat van Herodotus een amuserende beschrijving van de geschiedenis, cultuur en gewoonten van
Grieken en barbaren is met de Perzische Oorlogen als rode draad. Een overeenkomst tussen de
werken van Herodotus en Thucydides kunnen we ook uit deze passage halen. Herodotus wilde met
zijn Historiën bereiken dat de roemrijke daden uit het verleden niet zouden worden vergeten.
Thucydides wil dat zijn De Peloponnesische Oorlogen een werk is voor altijd (κτῆμά τε ἐς αἰεὶ).
Allebei willen ze de gebeurtenissen uit de geschiedenis optekenen om ervoor te zorgen dat die niet
met het verstrijken van de tijd in vergetelheid zouden raken. Dat is ze beiden gelukt.
38
Conclusie
Alvorens de conclusie van dit profielwerkstuk aan u te presenteren geef ik u een summiere
samenvatting. Herodotus van Halicarnassus: de pater historiae. Als het ware voortbordurend op de
logografen, onder wie Hecataeus, die beschrijvende werken schreven, heeft Herodotus zijn Historiën
geschreven. Hij wil duidelijk maken dat hij veel onderzoek heeft gedaan en veel heeft gereisd. Alles
wat hij maar heeft opgedaan aan kennis komen we vervolgens te weten door middel van vele
uitweidingen. De rode draad in zijn werk wordt gevormd door de Perzische Oorlogen. De vele
tirannen die in de negen boeken ervan voorkomen, vormen ideale voorbeelden aan de hand
waarvan het thema van hubris, phthonos en nemesis kan worden besproken. Een belangrijke rol is
daarbij weggelegd voor de goden. Hoewel de Griekse samenleving doordrongen was van goden, zien
we bij Herodotus enig scepticisme ten aanzien van de traditionele goden als Zeus en Poseidon. Hij is
zeer waarschijnlijk op de hoogte geweest van zowel het gedachtegoed van de Ionische
natuurfilosofen, die in de zesde eeuw voor Christus natuurlijke verklaringen zochten voor
fenomenen, als dat van de sofisten, bij wie we het agnosticisme en zelfs atheïsme zien opkomen.
Van mythische figuren moet Herodotus niets hebben in zijn werk. Mythen worden door hem
gerationaliseerd. In de Historiën komt veel vaker een hogere, goddelijke macht voor. We zien deze
terug in de nemesis, waardoor personen die zichzelf ernstig overschatten, worden getroffen. Tevens
komen we het bestaan van een goddelijke macht tegen in het gegeven dat je aan het lot niet kunt
ontkomen en in de grote invloed die een goddelijk teken kan hebben op mensen. De wil van de
godheid en de bepaling van het lot kunnen aan de mensen bekend worden gemaakt door middel van
cryptische orakels, dromen of andere vormen van goddelijk ingrijpen. Er zijn lang niet altijd alleen
goddelijke motieven te vinden voor een gebeurtenis. Zo hebben we bij de Lydische koning Croesus ik haal hem er nog maar eens bij - kunnen constateren dat hij zijn ondergang eigenlijk vooral aan
zichzelf te wijten had. Opvolger van Herodotus wat betreft de geschiedschrijving was de Athener
Thucydides. Zijn werk, De Peloponnesische Oorlogen, zakelijk en zonder goddelijk ingrijpen, dient
hetzelfde doel als dat van Herodotus: voorkomen dat de grootse daden van de mensheid vergeten
zouden worden.
Terug naar de hoofdvraag: ‘Op welke manier spelen de goden een rol in het verloop van de
geschiedenis zoals die is beschreven in Herodotus' Historiën?’ We hebben in elk geval aan de hand
van de bestudeerde passages kunnen vaststellen dat het zeker is dat de goden een belangrijke rol
spelen in het werk van Herodotus en alle verhalen die daarin beschreven worden. Het zijn niet
zozeer Hera, Zeus of Athene die optreden. Herodotus lijkt niet zoveel waarde te hechten aan die
goden voorgesteld als menselijke gedaantes. Hij gaat er tenminste niet diep op in. Het strookt
hiermee dat hij net als de Ionische natuurfilosofen natuurverschijnselen niet wil verklaren door
handelen van goden. Het scepticisme van deze filosofen zien we zeker ook terug in het werk van
Herodotus. Een bevestiging daarvan vormt het feit dat Herodotus niet wilde ingaan op goddelijke
ouders van mensen, zoals bij Perseus het geval was. Die vorm van goden hoort in mythen.
Herodotus heeft duidelijk geprobeerd het mythisch verleden te scheiden van het historisch verleden
of mythes op een historisch verantwoorde manier te verklaren. Hij rationaliseert ze, net zoals de
natuurfilosofen deden met natuurverschijnselen. Een persoonlijk bestaan van de goden wordt door
Herodotus nergens bevestigd. Dit komt overeen met het agnosticisme van de sofist Protagoras. Het
atheïsme dat we lijken te zien in het Sisyphus-fragment van Critias zien we echter niet in de
Historiën. Ik geloof niet dat Herodotus met ‘het goddelijke’ goden voor ogen heeft die bedacht zijn
door mensen. Dat zeker niet. Er is wel degelijk iets goddelijks aanwezig, een soort
allesoverheersende, onbepaalde goddelijke macht. Deze treedt regelmatig op in de Historiën.
Mensen komen er niet direct mee in aanraking, maar indirect door middel van dromen, orakels of
goddelijke voortekenen. Deze goddelijke tekens hebben in de verhalen die verteld worden door
Herodotus een aanzienlijke rol. Ze zullen lang niet allemaal waargebeurd zijn of naderhand pas aan
het verhaal toegevoegd en vooral de orakels waren zeer ambigu en konden op vele manieren
worden geïnterpreteerd. Ik denk niet dat zo’n goddelijk teken voor een mens het enige motief was
39
om tot een bepaalde daad over te gaan, maar wel dat het iemand vertrouwen kon geven bij een
besluit. Goddelijke tekens lijken bij Herodotus geen beslissende factoren. In de Historiën lijken
goden, of dus eigenlijk die ene niet nader gedefinieerde godheid, in te grijpen in mensenlevens. Ze
maken hen duidelijk dat aan het lot niet valt te ontkomen en dat men moet oppassen als men boven
anderen uitstijgt. Hoe kunnen we dit goddelijk ingrijpen rijmen met een ander gegeven dat we bij
Herodotus hebben gelezen, namelijk dat ook goden niet konden ontkomen aan het lot? Door eerst
afstand te doen van onze moderne manier van denken, zo betoogt Versnel, en ik deel zijn mening.
Voor een Griek, in ieder geval voor Herodotus, was het niet raar dat goddelijke interventie en het lot
op goddelijk niveau naast elkaar bestonden. Ik denk dat we dit kunnen uitleggen door aan te nemen
dat het lot inderdaad vast lag voor iedereen, mensen en goden. Zodra een mens de loop der dingen
die door het lot was bepaald dreigde te verstoren, greep een godheid in. De loop van de
gebeurtenissen uit de geschiedenis zoals Herodotus die beschrijft in zijn Historiën lag dus bij
voorbaat al vast. De godheid als bovennatuurlijke factor was een onderdeel van het lot en zorgde
ervoor dat het lot zijn uitwerking zou hebben. Dit is ook van toepassing op de gevallen van hubris,
phthonos en nemesis. Het lijkt alsof een overmoedige heerser door de goden gestraft wordt
vanwege zijn hubris, maar eigenlijk kon hij al niets meer doen om zijn ondergang te voorkomen. Zijn
ondergang lag allang vast in zijn lot, soms bepaald door een gebeurtenis die lang geleden had
plaatsgevonden. Bij Herodotus spelen de goden dus een belangrijke rol in de geschiedenis. Niet
zozeer omdat zij iets kunnen veranderen aan die geschiedenis, maar meer omdat zij degenen zijn die
het leven van de mensen volgens het lot moeten laten verlopen. Het is dan ook in die zin dat goden
in de Historiën ingrijpen in de menselijke geschiedenis.
40
Bronvermelding
Aalders, G. (1969). De vader der geschiedenis. Hermeneus, jaargang 40 (3), pp. 105-114.
Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van http://images.tresoar.nl/biblcollectie/Hermeneus/Jaargang%2040/4003.pdf
Aerts, W. (z.d.). Herodotus uit Halicarnassus. Woordkunstenaar. Hermeneus, jaargang 62 (1), pp. 1524. Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van http://images.tresoar.nl/biblcollectie/Hermeneus/Jaargang%2062/6201/6201.pdf
Bakker, M. de. (2010). Signalementen. Herodotus en andere culturen. Lampas, jaargang 43 (3), pp.
284-288.
Bal, B. (1953). Klassieke Bibliotheek II Plato. Haarlem: De Spaarnestad.
Beliën, H., & Meijer, F. (2012). Een kleine geschiedenis van de klassieke oudheid. [e-boek].
Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker
Binkhorst, G. (z.d.). Protagoras (ca 490 - 420 v. Chr.). Geraadpleegd op 18 januari 2014, van
http://www.humanistischecanon.nl/logos_paideia/protagoras
Boter, G. (2002). Over ὕβρις, φθονος en αἰtíη in Herodotus. Lampas, jaargang 35 (2), pp. 105-123.
Bremmer, J. (1994). Greek religion. Oxford: Oxford University Press.
Bury, J., Cook, S., & Adcock, F. (1927). The Cambridge Ancient History. Volume V. Athens 478-401 B.C.
Cambridge: Cambridge University Press.
College voor Examens. (2010). Griekse taal en literatuur VWO. Syllabus centraal examen 2012.
Geraadpleegd op 15 september 2013, van
http://www.vcnagora.nl/images/documenten/Syllabus%202012%20Grieks.pdf
Cuypers, H. (1951). Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers. Haarlem: De Spaarnestad.
Damsté, O. (1988). Herodotos. Historiën. (10e druk). Houten: De Haan Klassieken
Day, M. (2010). 100 Mythologische figuren. [Vertaald uit het Engels door Lauret, E.]. Kerkdriel:
Librero.
Diels, H. & Kranz, W. (1992). Die Fragmente der Vorsokratiker. Griechisch und Deutsch von Hermann
Diels. Herausgegeben von Walther Kranz. Zweiter Band. Hildesheim: Weidmann.
Dolen, H. van. (2000). Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek. (3e druk). Nijmegen: SUN.
Dolen, H. van. (2000). Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek. (3e druk). [e-boek] Nijmegen: SUN.
Dros, I. (2006). Griekse mythen. Amsterdam: Querido.
Euhemerus. (z.d.). Geraadpleegd op 24 oktober 2013, van http://en.wikipedia.org/wiki/Euhemerus
Frey, A. (z.d.). Loxias. Geraadpleegd op 17 november 2013, van
http://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-s-new-pauly/loxias-e710120
Geerts, G., & Heestermans, H. (1992). Groot woordenboek der Nederlandse taal. (12e druk). Utrecht:
Van Dale Lexicografie.
Harrison, T. (2000). Divinity and History: The religion of Herodotus. Oxford: Clarendon Press.
Herodotus. (z.d.). The Histories. I.1-6, 32-55, 73, 75, 86-91; II.50-58; III.39-43, 122.1-2, 125.2-126.1;
VI.53, 71-84; VII.12-19, 129.4, 152.3. Geraadpleegd op 12 november 2013, van
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01.0125
Hettema, J. (1947). Grote historische schoolatlas. (16e druk). Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink.
The Histories by Herodotus. (2012). [e-boek]. Start Publishing LLC.
Hong, Euny. (2013, 8 september). Fox, Meet Hedgehog. [Online afbeelding]. Gedownload op 19
januari 2014, van http://www.symposium-magazine.com/symposium_magazine/wpcontent/uploads/2013/09/greeks-ed-770x514.jpg
Hudson, P. (2012). Ancient Greek. (Versie 1.6). [Applicatie voor Apple iPhone/iPod touch/iPad].
Geraadpleegd op 18 november 2013.
Hupperts, C. (2008). Woordenboek Grieks-Nederlands. Leeuwarden: Eisma Edumedia.
Hupperts, C., & Jans, E. (2013). De horzel van Athene. Socrates in de dialogen van Plato. Leeuwarden:
Eisma Edumedia.
41
Kassies, W. (2013). De lachende leew. Thucydides : een moeilijke schrijver? Hermeneus, jaargang 85
(2), pp. 73-77.
Lendering, J. (z.d.). Polycrates of Samos. Geraadpleegd op 15 november, van
http://www.livius.org/pn-po/polycrates/polycrates.html
Mikalson, J. (2011). Ancient Greek Religion. (2e druk). West Sussex: Wiley-Blackwell, Geraadpleegd
op 29 oktober 2013, van
http://www.kb.eblib.com.access.authkb.kb.nl/patron/FullRecord.aspx?p=819395#
The Metropolitan Museum of Art. (z.d.). Marble bust of Herodotos. [Online afbeelding]. Gedownload
op 18 januari 2014, van http://www.metmuseum.org/collections/search-thecollections/245829#fullscreen
Naerebout, F., & Hekster, O. (2011). Antieke religie. In Haan, N. de, & Mols, S. (Red.),
Cultuurgeschiedenis van de oudheid. (pp.353-370). Zwolle: WBOOKS
O’Sullivan, P. (z.d.). Use your illusion: ‘Critias’ on religion reconsidered. Geraadpleegd op 18 januari
2014, van http://www.uwa.edu.au/__data/assets/pdf_file/0006/1590495/Use-your-illusion-Critiason-religion-reconsidered.pdf
Price, S. (1999). Religions of the Ancient Greeks. Cambridge: Cambridge University Press.
Richard, J. (z.d.). Greek religion. Geraadpleegd op 25 oktober 2013, van
http://www.britannica.com/EBchecked/topic/244768/Greek-religion/65469/The-Classical-period
Rijksmuseum van Oudheden. (z.d.). Herakles; Kyknos (?); Athena; Dionysos; Hermes; maenade.
[Online afbeelding]. Gedownload op 19 januari 2014, van
http://img.rmo.nl/imageproxy/proxy.aspx?server=62.221.199.226&port=5297&filename=\142462.j
pg
Romilly, J. de. (1992). The Great Sophists in Periclean Athens. [Vertaald uit het Frans door Lloyd, J.].
Oxford: Clarendon Press.
Schwab, G. (2010). Griekse mythen & sagen. (43e druk). Houten: Spectrum.
Scullion, S. (2006). 13 Herodotus and Greek religion. In Dewald, C., & Marincola, J. (Red.), The
Cambridge companion to Herodotus. (pp. 192-208). Cambridge: Cambridge University Press.
Suda. Herodotus. (z.d.) Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van http://www.stoa.org/solbin/search.pl?db=REAL&search_method=QUERY&login=guest&enlogin=guest&user_list=LIST&page_
num=1&searchstr=Herodotos&field=hw_eng&num_per_page=100
Thucydides. (z.d.). The Peloponnesian War. I.1, 22. Geraadpleegd op 17 november, van
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Thuc.+1.1&fromdoc=Perseus%3Atext%3A1999.01.
0199
Versnel, H. (2011). Coping with the Gods. Wayward Readings in Greek Theology. Leiden: Koninklijke
Brill NV. [pdf]. Gedownload op 16 november 2013, van
http://www.oapen.org/download?type=document&docid=391871
Wiersma, S. (z.d.). ‘Wat die man kan vertellen!’ Het wonder van de werkelijkheid bij Homerus en
Herodotus. Hermeneus, jaargang 66 (2), pp. 89-97. Geraadpleegd op 6 november 2013, van
http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2066/6602/6602.pdf
42
Bijlagen
Logboek
Datum
28-05-2013
Tijd
15.30 - 16.15
45 min.
01-06-2013
12.00 - 12.30
30 min.
20.30 - 21.00
30 min.
03-06-2013
05-06-2013
13.00 - 13.30
30 min.
11-06-2013
17.00 - 18.00
60 min.
19.40 - 20.00
20 min.
12-06-2013
13.00 - 13.40
40 min.
Activiteit
Overleg met begeleider, mijnheer Bemelmans. Gebrainstormd over
mogelijke onderwerpen voor het profielwerkstuk (PWS). Afgesproken
dat ik meerdere opties op een rijtje ga zetten. Dit heb ik 's avonds
gedaan.
Meer informatie gezocht over alle onderwerpen. Opties duidelijk
beschreven.
Ik heb besloten dat Herodotos mijn voorkeur heeft als onderwerp.
Alvast informatie en (digitale) bronnen gezocht over Herodotus en zijn
Historiën. Twee wetenschappelijke artikelen gevonden waarin
Herodotus uitgebreid wordt beschreven, een klein stukje over
Hetodotus en orakels en een artikel over Cicero en geschiedschrijving,
maar dat laatste is wellicht niet erg interessant. Pallas tekstboek deel
drie bevat ook een aantal pagina's over Herodotus en zijn Historiae in
het algemeen.
Overleg met begeleider. Religie bij Herodotos wordt dus het
onderwerp, dat ik eventueel later vanuit een origineel of verrassend
aspect ga bekijken. Een vertaling van de Historiën van Herodotos die
mijnheer Bemelmans mij aanraadde, was die van Hein van Dolen.
Onno Damsté heeft er ook een gemaakt, maar die is minder modern.
De originele Griekse teksten van de Historia zijn altijd te vinden op
internet bij de Bibliotheca Augustana. Bemelmans zei dat het
misschien ook interessant was om de algenene opvatting over religie
in de tijd van Herodotos in het werkstuk te betrekken. Vervolgtraject
besproken: over een week de hoofdvraag en deelvragen op een rijtje
zetten, de week daarna de literatuur en de bronnen verzamelen en
afspreken welke teksten ik ga lezen. Ik heb na het overleg in de
mediatheek het boek gehaald en thuis heb ik het als e-book gekocht.
Ik ga de inleiding lezen om wat algemene informatie over Herodotos
en zijn werk op te doen. Verder zou ik wat boeken over dit onderwerp
gaan zoeken en de inhoudsopgaven bekijken. Die zouden mij kunnen
helpen om de deelvragen te formuleren.
Titels van boeken gezocht over het onderwerp religie en Herodotus.
Drie titels gevonden en stukjes eruit bekeken op Google books (zie
PWS Grieks) Inleiding van de Historiën vertaald door Van Dolen
gelezen, met name het stuk over orakels. Deelvragen opgesteld die in
het PWS zouden kunnen komen.
Overleg met begeleider. De deelvragen besproken. Hoofdvraag
vastgesteld. Andere deelonderwerpen/vragen daarbij geplaatst.
Hierdoor is alles nu een beetje concreter geworden. Afgesproken dat
43
19-06-2013
12.00 - 12.30
30 min.
19-06-2013
13.10 - 13.40
30 min.
11-07-2013
30 min.
05-09-2013
11.15 - 12.05
50 min.
09-09-2013
18.30 - 20.00
90 min.
11-09-2013
18.30 - 19.15
45 min.
12-09-2013
13.45 - 14.20
35 min.
na 5e lesuur
15-09-2013
16.10 - 17.40
ik mijnneer Bemelmans de gevonden boeken zou mailen (vrijdag 14
juni gedaan) en dat meneer Bemelmans zou kijken of er in het
tijdschrift Lampas nog artikelen over dit onderwerp staan. Volgende
week de literatuur grotendeels bepalen en dan hebben we voor voor
de zomervakantie al het benodigde gedaan.
De al bedachte deelvragen en de aanvullingen van het vorige overleg
samengevoegd. Concrete deelvragen geformuleerd, gegroepeerd per
deelonderwerp en ook alvast in een logische volgorde gezet.
Overleg met begeleider. De deelvragen laten zien. Bemelmans vond
ze goed en ook de volgorde logisch. Hij heeft mij twee uitgaven van
het tijdschrift Lampas gegeven, waarin iets over Herodotos stond. Een
ervan gaat over hubris en phthonos bij Herodotos. Dat artikel zou nog
wel eens van pas kunnen komen. Besloten dat hoofdstuk 15 uit 'The
gods of ancient Greece' de leidraad zou kunnen vormen. Dat
hoofdstuk behandelt namelijk specifiek de goden in de
geschiedschrijving en dus ook bij Herodotos. Bij de deelvragen
eventueel een vergelijking met de geschiedschrijver Thudydides
opgenomen, het ligt eraan hoe lang het werkstuk wordt. Nu dus wel al
wat boeken over religie bij Herodotos. Nog literatuur te vinden over:
Herodotos' leven en algemeen over de Historiën; religie in de Griekse
wereld in de 5e eeuw voor Christus en de opvattingen van o.a. de
sofisten over goden en hun rol bij het verklaren van
natuurverschijnselen. Afgesproken dat ik na de proefwerkweek zou
kijken of in vast kon stellen welke passages ik uit Herodotos ga lezen
(in het Grieks).
Een begin gemaakt met het vinden van passages uit Herodotus'
Historiën over goden/orakels/andere voorspellingsvormen door de
gevonde literatuur te ‘scannen’.
Artikel uit Lampas (over hubris, phthonos en aitiè bij Herodotos)
doorgenomen. Nuttige feiten/passages geselecteerd en
aantekeningen erbij gemaakt.
Informatie netjes geordend in een map. Hoofd- en deelvragen netjes
noteren in wordbestand. Verder gegaan met het zoeken van passages
over goden bij Herodotos en die genoteerd.
Bronnen en boeken die te gebruiken zouden zijn bij de juiste
deelvraag/deelvragen genoteerd. Handleiding PWS (vandaag
gekregen) doorgelezen. Verder gegaan met het zoeken van passages
over goden bij Herodotos en die genoteerd. Logboek bijgewerkt.
Verder gegaan met het zoeken van passages over goden bij Herodotos
en die genoteerd.
Afspraak gemaakt met begeleider. Het kon niet meer deze week in
verband met roosters, dus het werd maandag 16 september het 4e
uur. Dan zullen we samen de handleiding doornemen.
Handleiding voor mezelf doorgenomen. Een paar punten genoteerd
44
90 min.
18.30 - 19.20
50 min.
16-09-2013
11.15 - 11.45
30 min.
16-09-2013
19.00 - 20.00
60 min.
19-09-2013
11.15 - 12.05
50 min.
19-09-2013
13.30 - 14.20
50 min.
19-09-2013
17.30 - 18.00
30 min.
19-09-2013
18.45 - 19.55
die voor mij onduidelijk zijn of er niet in staan: is er een minimaal of
maximaal aantal pagina’s tekst en hoe moet je precies verwijzen met
voetnoten? Syllabus CE Grieks 2011 gelezen. Aantekeningen gemaakt
van de pagina’s 7, 10 en 11 voor deelvraag 1 ‘Wie was Herodotus?’
Aantekeningen gemaakt van de pagina’s 7, 8, 10 en 11 voor deelvraag
2 ‘Wat houden de Historiën van Herodotus in?’. Twee punten
genoteerd die in ieder geval dienen te worden vermeld in de inleiding:
ik heb gekozen voor de Latijnse spelling van eigennamen en het PWS
bevat geen uitgebreide bespreking van het verloop van de Perzische
Oorlogen. Alle logboekitems die ik als notitie in mijn iPod touch of op
papier had gemaakt, in dit word-document gezet.
Het bijwerken van het logboek op de computer afgemaakt. Uit
Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers de inleiding op
Herodotus en zijn werk gelezen op pag. 13-19. Aantekeningen
gemaakt van de pagina’s 13, 14 en 16 voor deelvraag 1.
Aantekeningen gemaakt van de pagina’s 13, 14, 16, 18 en 19 voor
deelvraag 2.
Overleg met begeleider. Handleiding doorgenomen met begeleider.
Belangrijke data in agenda’s genoteerd. De volgende afspraken
gemaakt: ik ga de bronnenlijst afmaken, het zoeken van passages
afmaken, de bronnenlijst naar begeleider mailen en het logboek niet
vergeten bij te houden. De invalshoek bij het schrijven van het PWS
moet nog iets duidelijker gedefinieerd worden. Ook in week 41 en 44
(weken waarin er verplicht een contactmoment moet plaatsvinden)
zal maandag het 4e uur het contactmoment worden.
(Vak)literatuur die ik al gevonden had in een word-document gezet bij
de juiste deelvraag. Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft het
merendeel van de titels. Eén nieuwe deelvraag erbij: ‘Worden
gebeurtenissen bij Herodotus alleen door handelen van een god
verklaard of is er daarnaast ook altijd een andere reden?’
Bronnenlijst afgemaakt door de juiste nummers van de passages uit
de Historiën van Herodotus te noteren bij de juiste deelvraag, met
behulp van de vertaling van de Historiën van Onno Damsté.
Van begeleider via mail een link naar het boek Coping with the gods
van H. Versnel gekregen. Vanaf pagina 179, hoofdstuk 3.1 gelezen.
Met behulp daarvan nog enkele passages over koning Croesus
genoteerd. Alle passages uit Herodotus die ik ga lezen en bestuderen,
heb ik nu gevonden.
Besloten om de laatste eventuele deelvraag (over vergelijking
Herodotus met Thucydides wat betreft de goden in hun werken) zeker
toe te voegen aan het PWS. Daarvoor bronnen gezocht. Een artikel uit
Hermeneus gevonden en een inleiding uit Klassieke Bibliotheek IV
Griekse geschiedschrijvers.
Na een tijd zoeken voor deelvraag 9 ‘Waarin verschilt Thucydides van
45
70 min.
29-09-2013
16.00 - 17.40
100 min.
07-10-2013
19.00 - 20.00
20.30 - 21.00
90 min.
08-10-2013
9.15 - 9.35
20 min.
21-10-2013
15.30 - 17.20
110 min.
21-10-2013
18.00 - 20.00
120 min.
Herodotus op het gebied van goden in hun werken?’ een boek
gevonden, waarin Thucydides besproken wordt en ook deels wordt
vergeleken wordt met Herodotus. Het gaat ook over goden in
Thucydides’ werk. Het logboek even bijgewerkt.
Uit Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers de inleiding
over Herodotus uitgelezen. Aantekeningen gemaakt voor de
deelvragen 1 en 2. Uit The Cambridge companion to Herodotus de
introductie begonnen te lezen. Aantekeningen gemaakt voor de
deelvragen 1 en 2.
Uit Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek uit de inleiding ‘Het
Perzische rijk en de Griekse wereld’ gelezen op pag. Slechts een aantal
aantekeningen gemaakt voor deelvraag 2. ‘Leven van Herodotos’
gelezen. Per paragraaf aantekeningen gemaakt voor deelvraag 1.
‘Werk’ gelezen. Per paragraaf aantekeningen gemaakt voor deelvraag
2. ‘Bronnen’ gelezen. Per paragraaf aantekeningen gemaakt voor
deelvraag 2.
Overleg met begeleider zoals afgesproken. Op dinsdag in plaats van
(zoals eerder afgesproken) maandag wegens rooster-technische
redenen. Logboek besproken. Manier van bronnen citeren en
voetnoten besproken. Ik ga in de toetsweek natuurlijk geen tijd aan
het PWS besteden, maar in de herfstvakantie wel. Afgesproken dat ik
atijd naar begeleider kan mailen, ook als ik een stuk af heb
bijvoorbeeld. Besloten om voor vakspecifieke kenmerken en andere
dingen op het gebied van inhoud (niet beoordeling) de handleiding
van een andere docent aan te houden, te vinden op internet:
https://mencia.mwp.nl/.../0/Criteria%20PWS%20Latl%20en%20Grtl.d
oc
Logboek bijgewerkt: items die ik had opgeschreven in het digitale
document erbij gezet. Alvast opzet van het te schrijven hoofdstukje
over deelvraag 1 en het hoofdstukje over deelvraag 2 genoteerd,
volgorde van inhoudelijke elementen etc. ‘Herodotus als Historicus’
en ‘Taal en stijl’ uit de inleiding uit de vertaling van Van Dolen gelezen.
Aantekeningen erbij gemaakt voor de deelvragen 1 en 2.
‘Bijzonderheden in verband met deze vertaling’ gelezen omdat ik deze
vertaling ga gebruiken bij de passages uit Herodotus’ Historiën. Hierbij
heb ik geen aantekeningen gemaakt, want die zijn niet van belang
voor mijn PWS.
Uit Hermeneus jaargang 62 nummer 1 artikel ‘Herodotus uit
Halicarnassus’ gelezen. Bij wijze van aantekeningen heb ik relevante
zinnen/zinsdelen gearceerd en er eventueel iets bij geschreven, voor
de deelvragen 1 en 2. Uit Hermeneus jaargang 40 nummer 3 artikel
‘De vader der geschiedenis’ gelezen. Bij wijze van aantekeningen heb
ik relevante zinnen/zinsdelen gearceerd en er eventueel iets bij
geschreven, voor de deelvragen 1 en 2 (en er bleken ook wat
46
22-10-2013
22-10-2013
22-10-2013
22-10-2013
14.00 - 14.30
30 min.
15.10 - 17.00
110 min.
17.00 - 17.20
20 min.
18.30 - 19.30
60 min.
23-10-2013
14.00 - 14.30
15.00 - 17.00
150 min.
23-10-2013
18.30 - 19.30
60 min
24-10-2013
11.45 - 12.30
13.20 - 15.00
145 min.
24-10-2013
16.00 - 16.30
30 min.
17.00 - 17.45
45 min.
25-10-2013
elementen voor deelvraag 9 in te staan).
Herodotus, Historiën I.0 gelezen (eerst in het Grieks en daarna de
vertaling). Hiervoor even het taaleigen van Herodotus (woordenboek
Grieks-Nederlands van Eisma) doorgenomen. Hierbij aantekeningen
gemaakt.
Begonnen met schrijven tekst deelvraag 1.
Tekst deelvraag 1 afgeschreve.. Deze eerste versie naar begeleider
gemaild.
Begonnen met schrijven tekst deelvraag 2
Verder ordenen informatie en begonnen met schrijven tekst
deelvraag 2. Opbouw van het pws kort genoteerd (voorwoord,
inleiding etc.).
Onderstaande boeken online aangevraagd bij de Koninklijke
Bibliotheek en die zal ik morgen ophalen.
S. Price, Religions of the ancient Greeks, Cambridge 1999.
J. Bremmer, Greek religion, Oxford 1994.
The Cambridge Ancient History, Athens 478-404 B.C.
T. Harrison, Divinity and History: the religion of Herodotus.
J. de Romilly, The great sophists in Periclean Athens, Oxford 1922.
Verder met schrijven tekst deelvraag 2.
Tekst deelvraag 2 afgeschreven. Cultuurgeschiedenis in de Oudheid,
hoofdstuk 23, paragrafen 1-6 gelezen. Begonnen met maken van
aantekeningen voor deelvraag 3 ‘Hoe zag de religie in de Griekse
wereld eruit in de vijfde eeuw voor Christus?’
Cultuurgeschiedenis in de Oudheid, hoofdstuk 23, paragrafen 7-9
gelezen. Afmaken van het maken van aantekeningen gemaakt voor
deelvraag 3. Greek religion (Bremmer) bepaalde stukken bestudeerd
en aantekeningen erbij gemaakt: I.1-3 en II.2-3. In Encarta
winklerprins encyclopedie en Encyclopaedia Britannica gezocht op
Griekse religie / Griekse goden. (Of in het Engels ‘Greek religion’ of
‘Greek gods’) Herodotus, Historiën, II.53 gelezen, waar Herodotus zelf
iets zegt over de afkomst van de structurering van de goden.
Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3.
Bedacht en kort genoteerd hoe ik de tekst bij deelvraag 3 wil
opbouwen.
J. Richard, Greek religion, Encyclopaedia Britannica,
http://www.britannica.com/EBchecked/topic/244768/Greek-religion
doorgelezen. J. Mikalson, Ancient Greek Religion. Inhoudsopgave
hiervan bekeken en relevante hoofdstukken en paragrafen uitgezocht.
Ancient Greek Religion, IX.8-9 Literature-Localism, nationalism and
polytheism doorgelezen. Ancient Greek Religion, 2.1 The Gods
doorgelezen.
47
25-10-2013
19.00 - 20.00
60 min.
27-10-2013
16.55 - 17.30
35 min.
28-10-2013
19.15 - 20.00
45 min.
28-10-2013
20.30 - 20.45
15 min.
9.15 - 10.00
45 min.
29-10-2013
29-10-2013
19.00 - 20.00
60 min.
30-10-2013
9.50 - 10.05
15 min.
14.25 - 15.05
40 min.
14.00 - 17.30
210 min.
31-10-2013
2-11-2013
2-11-2013
18.45 - 19.45
60 min.
3-11-2013
14.00 - 17.30
210 min.
Ancient Greek Religion, 4.4 Apollo Pythios of Delphi doorgelezen.
Ancient Greek Religion, II Greek Gods, Heroes, and Polytheism 1. The
Gods gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Ancient
Greek Religion, IV Five Major Greek Cults 4. Apollo Pythios of Delphi,
t/m pag. 188 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3.
Cambridge companion to Herodotus, 13 gescand op nuttige passages
en enkele aantekeningen gemaakt. Gekeken of er in Examenbundel
Grieks Eisma 2014 nog informatie staat over de sofisten en
natuurfilosofen. Kort doorgelezen om te kijken of er ook iets over de
goden in staat. Dat is zo, dus dat kan ik ook gebruiken.
Cambridge companion to Herodotus, 13 gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 4 ‘Welke gedachten hadden de sofisten over
goden?’ en 8 ‘Welke verschillen zijn er aan te wijzen in de manier
waarop de goden worden aangeduid bij Herodotus?’
Examenbundel Grieks Eisma 2014, pag. 89-92 gelezen en
aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3.
Overleg met begeleider. Tekst deelvraag 1 uitgebreid besproken en
opmerkingen erbij genoteerd. Afgesproken dat ik het logboek
vandaag nog even mail en dat ik deelvragen waar ik klaar mee ben,
ook mail.
Ancient Greek Religion, IV Five Major Greek Cults
4. Apollo Pythios of Delphi, pag. 189-190 gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 3. Ancient Greek Religion, VI Religion of the
Greek City-State 4. Safety in Seafaring and Warfare, pag. 280-287
gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3.
Begonnen met het verbeteren van de tekst bij deelvraag 1 met behul
van de genoteerde opmerkingen.
Verder met het verbeteren van de tekst bij deelvraag 1 met behulp
van de genoteerde opmerkingen.
Verbeteringen in de tekst bij deelvraag 1 gecontroleerd en afgemaakt.
Voetnoten ingevoegd in tekst deelvraag 1. Tekst deelvraag 2
doorgelezen. Met de hand geschreven aantekeningen bij
Examenbundel Grieks Eisma 2014, hoofdstuk 5 toegevoegd aan worddocument met aantekeningen deelvraag 3. Inleiding op deelvraag 3
geschreven, waarin ik aangeef welke (3) aspecten van de godsdienst
in de vijfde eeuw v.Chr. ik zal bespreken. Begonnen met het schrijven
van de tekst voor aspect 1 deelvraag 3.
Tekst aspect 1 deelvraag 3 afgeschreven. Begonnen met schrijven van
tekst aspect 2 van deelvraag 3. Enkele dingen genoteerd die ik wil
vertellen bij aspect 3 deelvraag 3.
Tekst aspect 2 deelvraag 3 afgeschreven. Tekst aspect 3 deelvraag 3
geschreven. Examenbundel Grieks Eisma 2014, pagina’s 103-104
gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 4. In de index van J.
de Romilly, The great sophists of Periclean Athens gezocht op ‘gods’.
48
3-11-2013
18.10 - 19.15
65 min.
4-11-2013
11.15 – 12.05
50 min.
19.45 - 20.00
15 min.
20.30 - 21.15
45 min.
9.15 - 10.05
50 min.
4-11-2013
6-11-2013
6-11-2013
14.30 - 18.00
210 min.
9-11-2013
15.50 - 17.30
100 min.
Gevonden: pag. 9, 11, 14, 16, 23, 26, 102-111, 140-148, 192-196 en
238. Deze pagina’s gelezen en aantekeningen gemaakt voor deelvraag
4.
Cultuurgeschiedenis van de Oudheid, 5.2 De sofisten en Socrates, pag.
68-69 gelezen en aantekeningen gemaakt Cultuurgeschiedenis van de
Oudheid, 5.1, pag. gelezen (om te kijken of er nog aanvullende
informatie voor deelvraag 3 in staat). Enkele aantekeningen nog
gemaakt en wat kleine stukjes toegevoegd aan de tekst bij deelvraag
3. Begonnen met het schrijven van de tekst voor deelvraag 4 met de
aantekeningen.
Tekst bij deelvraag 4 bijna afgeschreven, op een klein stukje na, maar
daarvoor heb ik de Cambridge Companion nodig, die thuis ligt.
Bron uit Cambridge Companion to Herodotus genoteerd bij tekst
deelvraag 4. Tekst deelvragen 2-4 doorgelezen en op papier
verbeteringen aangebracht.
Herodotus, Historiën, I.1-3 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers).
Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5 ‘Is er in de Historiën van
Herodotus een duidelijke scheiding tussen het mythische en het
historische verleden?’
Herodotus, Historiën, I.4-5 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling KB IV). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Herodotus
Historiën, VI.53 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van H.
van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Hermeneus,
jaargang 66, nummer 2 ‘Want die man kan vertellen !’ Het wonder van
de werkelijkheid bij Homerus en Herodotus gelezen (passages over
Homerus slechts snel doorgelezen). Aantekeningen gemaakt bij de
pagina’s 93-96 voor deelvraag 5. In de index van T. Harrison, Divinity
and History, The religion of Herodotus gezocht op ‘myth’. Gevonden:
pag. 14, 31-32, 100, 120, 136, 139, 158-159, 187-188, 195-207 en 256
Divinity and History, The religion of Herodotus, 7. The limits of
Knowledge and Inquiry, pag. 195-207, gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 5.
I. Dros, Griekse mythen, De mythe van Io (pag. 263-268) gelezen. G.
Schwab, Griekse mythen & sagen, Europa (pag. 35-42) gelezen.
Divinity and History, The religion of Herodotus, 1. Introduction:
Divinity and History, pag. 14-15, gelezen. Aantekeningen gemaakt
voor deelvraag 5. Divinity and History, The religion of Herodotus, 2.
Solon and Human Fortune, pag. 31-33 gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 5. Divinity and History, The religion of
Herodotus, pag. 100, 120, 136, 139, 158-159, 187-188 en 256 gelezen.
Geen aantekeningen daarbij gemaakt. Herodotus, Historiën, I.6
gelezen in het Grieks en Engels (vertaling app. Ancient Greek) en
49
9-11-2013
18.50 - 19.50
60 min.
10-11-2013
14.00 - 17.30
210 min.
12-11-2013
15.00 - 18.00
180 min.
12-11-2013
19.10 - 19.30
20 min.
9.15 - 9.45
30 min.
13-11-2013
13-11-2013
15.40 - 18.00
140 min.
13-11-2013
18.30 - 19.15
45 min.
10.45 - 11.25
40 min.
14.00 – 14.20
20 min.
16.30 - 18.00
90 min.
19.00 - 20.00
60 min.
16.50 - 18.00
70 min.
14-11-2013
14-11-2013
14-11-2013
14-11-2013
15-11-2013
Nederlands (vertaling H. van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor
deelvraag 5.
Schematisch de inhoud van deelvraag 5 genoteerd en in een logische
volgorde gezet. Herodotus, Historiën, VII.129.4 gelezen.
Aantekeningen daarbij gemaakt, die ik eventueel nog kan verwerken
in deelvraag 3.3.
Tekst voor deelvraag 5 geschreven, verdeeld in 2 paragrafen
Herodotus, Historiën, 122.1-2 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling H. van Dolen). Klein stukje toegevoegd aan deelvraag 5 over
deze passage.
Alle Griekse teksten die ik nodig heb voor de volgende deelvragen van
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01
.0125 in een word-document gezet en geprint. Klein stukje
toegevoegd aan deelvraag 3.3 over de passage Historiën VII.129.4.
Herodotus, Historiën, I.34-50 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen) Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6 ‘In
welke mate hecht Herodotus belang aan orakels, dromen en andere
voospellingsvormen.
Herodotus, Historiën, I.51-55 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6.
Herodotus, Historiën, II.50-54 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt waarschijnlijk
meer voor deelvraag 8.
Herodotus, Historiën, II.55-58 gelezen gelezen in het Grieks en
Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt
waarschijnlijk meer voor deelvraag 8. Herodotus, Historiën, III.39-43
gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen).
Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Herodotus, Historiën,
VI.71-84 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van
Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6.
Herodotus, Historiën, VII.12-16 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6.
Herodotus, Historiën, VII.17-18 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6.
Herodotus, Historiën, VII.18-19 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6.
Opbouw van tekst deelvraag 6 met aantekeningen bedacht en
genoteerd. Begonnen met schrijven tekst deelvraag 6.
Verder met schrijven tekst deelvraag 6.
Verder met schrijven tekst deelvraag 6. Herodotus, Historiën, III.125
gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen) over
het einde van Polycrates.
50
15-11-2013
16-11-2013
18.45 - 19.45
60 min.
14.00 - 17.40
220 min.
16-11-2013
18.20 - 20.00
100 min.
17-11-2013
11.00 - 12.15
75 min.
13.15 - 14.00
45 min.
17-11-2013
17-11-2013
14.45 - 18.00
195 min.
17-11-2013
18.30 - 19.45
75 min.
Verder met schrijven tekst deelvraag 6.
Tekst deelvraag 6 afgeschreven. H. Versnel, Coping with the gods, 2.
The gods, 3. Herodotus, pag. 179-190 gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 7 ‘Worden gebeurtenissen bij Herodotus
alleen door handelen van een god verklaard of is er daarnaast ook
altijd een andere reden?’ Coping with the gods, 2. The gods, 4. Saving
the Author, pag. 190-201 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor
deelvraag 7. G. Boter, Over hubris, phthonos en aitiè in Herodotus in
Lampas, jaargang 35 nummer 2, pag. 117-122 gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 7. M. de Bakker, Signalementen: Herodotus
en andere culturen in Lampas, jaargang 43 nummer 3, pag. 286-288
gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. Herodotus,
Historiën, I.86-88 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van
Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7.
Herodotus, Historiën, I.89-91 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7.
Herodotus, Historiën, I.73+75 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7.
Herodotus, Historiën, I.32-33 gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7.
Bedacht en genoteerd wat ik wil vertellen in deelvraag 7 en in welke
volgorde. Begonnen met schrijven tekst deelvraag 7.
Verder met schrijven tekst deelvraag 7.
Herodotus, Historiën, V.92.C gelezen in het Grieks en Nederlands
(vertaling van Van Dolen). Dit stukje verwerkt in de tekst voor
deelvraag 7. Tekst deelvraag 7 afgeschreven. Bedacht en genoteerd
wat ik wil vertellen in deelvraag 7 en in welke volgorde.
Tekst deelvraag 8 geschreven. Cuypers, H. Klassieke Bibliotheek IV
Griekse geschiedschrijvers, Inleiding op Thucydides en zijn werk, pag.
145-160 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 9.
Thucydides, De Peloponnesische Oorlog, I.1 gelezen in het Grieks en
Engels (vertaling
http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Thuc.+1.1&fromdoc=
Perseus%3Atext%3A1999.01.0199) Thucydides, De Peloponnesische
Oorlog, I.22 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van
Cuypers, Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers, pag. 162163). Begin tekst deelvraag 9 geschreven. Hermeneus, jaargang 40
nummer 3, De vader der geschiedenis gelezen. Aantekeningen
gemaakt voor deelvraag 9.
The Cambridge Ancient History, Athens 478-404 B.C, XIV Herodotus
and Thucydides, pag. 405-409 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor
deelvraag 9. Tekst deelvraag 9 afgeschreven.
51
18-11-2013
20.35 - 21.05
30 min.
19-11-2013
13.20 - 14.00
40 min.
15.20 - 18.00
160 min.
19-11-2013
18.35 - 20.00
85 min.
20.40 - 21.00
20 min.
9.20 – 10.00
40 min.
19-11-2013
20-11-2013
20-11-2013
20-11-2013
21-11-2013
12-01-2014
16.00 - 18.00
120 min.
18.30 - 19.15
45 min.
19.00 - 19.30
30 min.
15.00 - 16.50
110 min.
14-01-2014
9.15 - 10.00
45 min.
18-01-2014
11.30 - 12.30
60 min.
18-01-2014
13.10 - 17.30
260 min.
18-01-2014
18.15 - 19.15
60 min.
Aantekeningen gemaakt van de tekst van deelvragen 1-4 voor de
samenvatting en conclusie.
Klein stukje toegevoegd over Muzen aan deelvraag 2.
Aantekeningen gemaakt van de tekst van deelvragen 5-6 voor de
samenvatting en conclusie. Enkele voetnoten aangepast/toegevoegd.
Aantekeningen gemaakt van de tekst van deelvragen 7-9 voor de
samenvatting en conclusie. Klein stukje toegevoegd over de
Schikgodinnen aan deelvraag 7. Klein stukje veranderd in de tekst
voor deelvraag 9. Conclusie, inclusief korte samenvatting, geschreven.
Begonnen met schrijven inleiding.
Inleiding afgeschreven. Titelpagina gemaakt. Inhoudsopgave gemaakt.
Inhoudsopgave afgemaakt. Alle gebruikte bronnen genoteerd.
Gegevens van vertalingen Van Dolen en Damsté genoteerd (boeken
uit mediatheek op school). Paginanummers vertaling van Van Dolen in
de voetnoten bij Griekse passages met vertaling gezet.
Deelvragen 2-4 verbeterd. Alle voetnoten op de juiste manier
opgeschreven, met juiste paginanummers.
Bronnenlijst gemaakt. Paginanummers in inhoudsopgave gezet.
Bronnenlijst afgemaakt.
Gecorrigeerde eerste versie van het profielwerkstuk doorgelezen.
Simpele (tekstuele) verbeteringen direct aangegeven in het digitale
document. Enkele noodzakelijke of eventuele (inhoudelijke)
verbeteringen genoteerd. Nog toe te voegen ‘onderdelen’ genoteerd.
Eerste versie profielwerkstuk besproken met begeleider. Enkele
opmerkingen van begeleider gekregen en tips voor definitieve versie.
Vragen van mijn kant over geschreven commentaar bij eerste versie
besproken. Afgesproken dat mijnheer Bemelmans mij een kopie van
twee fragmenten zou geven, van Protagoras en Critias.
Aangegeven verbeteringen hoofdstuk 1 en 2 bekeken. Tekst
hoofdstuk 1.2 aangepast. Begonnen met bekijken van aangegeven
verbeteringen hoofdstuk 3.
Illustratie Herodotus gezocht voor hoofdstuk 1.2. Tekst hoofdstuk 2.3
aangepast. Verbeteringen voor hoofdstuk 3 aangegeven in digitale
document. Fragmenten Protagoras en Critias toegevoegd aan
hoofdstuk 4 en tekst hoofdstuk 4 aangepast. Fragmenten zelf
vertaald.
Fragment Sisyphus van Critias afvertaald. Aangegeven verbeteringen
hoofdstuk 5-9 en conclusie bekeken. Aan hoofdstuk 6.1 een stukje
over het einde van Polycrates toegevoegd.
52
19-01-2014
19-01-2014
12.00 - 13.00
60 min.
13.30 - 15.30
120 min.
19-01-2014
15.45 - 17.15
90 min.
19-01-2014
19.00 - 19.40
40 min.
19.00 - 19.30
30 min.
17.00 - 18.00
60 min.
18.30 - 20.00
90 min.
16.30 - 18.00
90 min.
20-01-2014
21-01-2014
22-01-2014
Logboek doorgelezen en alles in beknopt en schematisch maar wel
begrijpelijk Nederlands gezet. Tekst hoofdstuk 1.2 aangepast.
Afbeelding toegevoegd aan hoofdstuk 9. Afbeelding toegevoegd aan
hoofdstuk 3. Tekst hoofdstuk 3 aangepast. Tekst hoofdstuk 6.2
aangepast. Voetnoten Griekse citaten aangepast. App (Ancient Greek)
in bronnenlijst gezet. Bronnenlijst afgemaakt.
Voorwoord geschreven. Tekst hoofdstuk 8 aangepast. De belangrijkste
punten uit elk hoofdstuk op een rijtje gezet. Begonnen met
verbeteren van de conclusie aan de hand van deze hoofdpunten.
Conclusie afgeschreven.
Opmaak verbeterd, titelpagina gemaakt. Voetnoot toegevoeg aan
hoofdstuk 3.3. Juiste paginanummers in inhoudsopgave gezet.
Hoofdstuk 1 tot en met 5 nogmaals doorgelezen. Fouten op het
gebied van spelling en taalgebruik verbeterd en nog een aantal
voetnoten toegevoegd.
Hoofdstuk 6 tot en met 9 en de conclusie nogmaals doorgelezen.
Fouten op het gebied van spelling en taalgebruik verbeterd en een
aantal zinnen toegevoegd of enigszins veranderd.
Totaal: 6835 minuten = (afgerond) 114 uur
53
Download