Ἡροδότου Ἁλικαρνησσέος ἱστορίης ἀπόδεξις ἥδε, ὡς μήτε τὰ γενόμενα ἐξ ἀνθρώπων τῷ χρόνῳ ἐξίτηλα γένηται, μήτε ἔργα μεγάλα τε καὶ θωμαστά, τὰ μὲν Ἕλλησι τὰ δὲ βαρβάροισι ἀποδεχθέντα, ἀκλεᾶ γένηται, τά τε ἄλλα καὶ δι᾽ ἣν αἰτίην ἐπολέμησαν ἀλλήλοισι. Περσέων μέν νυν οἱ λόγιοι Φοίνικας αἰτίους φασὶ γενέσθαι τῆς διαφορῆς. τούτους γὰρ ἀπὸ τῆς Ἐρυθρῆς καλεομένης θαλάσσης ἀπικομένους ἐπὶ τήνδε τὴν θάλασσαν, καὶ οἰκήσαντας τοῦτον τὸν Een literatuuronderzoek naar de rol van goden in de Historiën, χῶρον τὸν καὶdoorνῦν οἰκέουσι, αὐτίκα ναυτιλίῃσι geschreven de Griekse schrijver Herodotus in de vijfde Christus. μακρῇσι ἐπιθέσθαι,eeuw voor ἀπαγινέοντας δὲ φορτία Αἰγύπτιά τε καὶ Ἀσσύρια τε ἄλλῃ ἐσαπικνέεσθαι Cecile τῇ de Jong Adelbert College καὶ δὴ καὶ ἐς Ἄργος. τὸ δὲ Ἄργος τοῦτον τὸν χρόνον Wassenaar 6V4 νῦν Ἑλλάδι καλεομένῃ προεῖχε ἅπασι τῶν ἐν τῇ χωρῇ. ἀπικομένους δὲ τούς Φοίνικας ἐς δὴ τὸ Ἄργος Vak: Grieks Begeleider: Bemelmans τοῦτο διατίθεσθαι τὸν mijnheer φόρτον. πέμπτῃ δὲ ἢ ἕκτῃ ἡμέρῃ ἀπ᾽ ἧς ἀπίκοντο, ἐξεμπολημένων σφι σχεδόν Tweede versie Vrijdag 24 januari 2014 πάντων, ἐλθεῖν ἐπὶ τὴν θάλασσαν γυναῖκας ἄλλας τε πολλάς καὶ δὴ καὶ τοῦ βασιλέος θυγατέρα: τὸ δέ οἱ οὔνομα εἶναι, κατὰ τὠυτὸ τὸ καὶ Ἕλληνές λέγουσι, Ἰοῦν τὴν Ἰνάχου: ταύτας στάσας κατά πρύμνην τῆς νεὸς ὠνέεσθαι τῶν φορτίων τῶν σφι ἦν θυμός μάλιστα: καὶ τοὺς Φοίνικας διακελευσαμένους ὁρμῆσαι ἐπ᾽ αὐτάς. τὰς μὲν δὴ πλεῦνας τῶν γυναικῶν ἀποφυγεῖν, τὴν δὲ Ἰοῦν σὺν ἄλλῃσι ἁρπασθῆναι. ἐσβαλομένους δὲ ἐς τὴν νέα οἴχεσθαι ἀποπλέοντας ἐπ᾽ Αἰγύπτου. οὕτω μὲν Ἰοῦν ἐς Αἴγυπτον ἀπικέσθαι Goddelijk ingrijpen in de Geschiedenis τὴν πεπρωμένην μοῖραν ἀδύνατα ἐστὶ ἀποφυγεῖν καὶ θεῷ Het is onmogelijk om het voorbeschikte lot te ontvluchten, ook voor een god. (Herodotus, Historiën, I. 91. 1) 1 Voorwoord Een profielwerkstuk schrijven over de rol van goden in de Historiën van Herodotus was niet altijd even gemakkelijk maar zeer boeiend en uitdagend. Heel wat uren heb ik doorgebracht met het bestuderen van Griekse teksten, het doorspitten van voornamelijk Engelse vakliteratuur en het typen van de uiteindelijke tekst. Die tekst heb ik af en toe helemaal veranderd, ofwel omdat ik er zelf niet tevreden over was, ofwel - dit is gelukkig maar eenmaal gebeurd - omdat mijn tekstverwerker besloot ermee op te houden en zichzelf afsloot. Helaas, dan maar weer opnieuw. Iets waar ik zoveel tijd en energie in heb gestoken mag ook wel iets opleveren. Allereerst voelde ik een zekere genoegdoening toen ik merkte dat ik vele passages zelf in het Grieks kon lezen, zónder aantekeningen. Na bijna zes jaar gymnasium te hebben voltooid heb ik dat dan toch bereikt. De moderne vertaling van de Historiën gemaakt door Hein van Dolen die ik vervolgens raadpleegde, was ook verre van saai. Naast een gevoel van trots vormt dit profielwerkstuk voor mij de bevestiging dat ik de juiste studiekeuze heb gemaakt door Griekse en Latijnse Taal en Cultuur te kiezen. Ik ben zoveel uren bezig geweest met de klassieken en nog steeds komt het mijn neus niet uit. Integendeel, ik kwam allerlei interessante theorieën, artikelen en onderwerpen tegen die ik later nog wel eens zou willen lezen of onderzoeken. Het kan dan ook niet anders dan dat ik bij een studie Klassieke Talen goed terecht zal komen. Dit werkstuk had nooit tot stand kunnen komen zonder de prettige, behulpzame en motiverende begeleiding van mijnheer Bemelmans, waarvoor ik hem zeer dankbaar ben. Ik wil hem en mevrouw Jonkman, mijn huidige docente Latijn, ook in het algemeen bedanken omdat zij mij gedurende mijn hele middelbare-schoolperiode enthousiast hebben gemaakt voor de klassieke talen. Zonder hun enthousiasme had ik nooit een profielwerkstuk voor Grieks gemaakt. Ik trek me er dan ook niets van aan dat ik dit jaar als enige een profielwerkstuk schrijf voor een klassieke taal. Later in dit werkstuk zult u lezen dat Herodotus zijn Historiën onder andere heeft geschreven met het doel om de roemvolle daden van mensen niet in vergetelheid te laten raken. Dat is hem zeker gelukt. Zijn werk wordt anno 2014, ruim twee millennia later, nog steeds gelezen, door mij in ieder geval met veel plezier. Ik hoop dat u dit profielwerkstuk met evenveel genoegen zult lezen. Voorschoten, januari 2014 Cecile de Jong 2 Inhoudsopgave Inleiding .................................................................................................................................................. 4 1 Herodotus van Halicarnassus .............................................................................................................. 6 1. Levensschets ................................................................................................................................... 6 2. Pater historiae ................................................................................................................................. 7 2 De Historiën ......................................................................................................................................... 9 1. Onderwerp en thema ...................................................................................................................... 9 2. De Perzische Oorlogen in een notendopje ................................................................................... 10 3. Betrouwbaarheid .......................................................................................................................... 10 4. Taal en structuur ........................................................................................................................... 11 3 Goden in de samenleving van de vijfde eeuw voor Christus ........................................................... 12 1. Goden in het dagelijks leven ......................................................................................................... 12 2. Het Orakel van Delphi ................................................................................................................... 14 3. Het verklaren van natuurverschijnselen ....................................................................................... 15 4 De sofisten over goden ..................................................................................................................... 17 5 Mythe en werkelijkheid .................................................................................................................... 20 1. ‘Gehistoriseerde’ mythes .............................................................................................................. 20 2. Spatium mythicum et historicum .................................................................................................. 21 6 Orakels, dromen en andere voorspellingsvormen ........................................................................... 23 1. Wie hoog klimt, zal diep vallen ..................................................................................................... 23 2. Aan het lot is niet te ontkomen .................................................................................................... 26 3. Invloed van goddelijke tekens....................................................................................................... 29 7 Verklaringen op goddelijk en menselijk niveau ............................................................................... 31 1. Goddelijke én menselijke motieven? ............................................................................................ 31 2. Goddelijk ingrijpen en het lot: coexistentie .................................................................................. 33 8 Aanduidingen van de goden ............................................................................................................. 36 9 Herodotus’ opvolger: Thucydides ..................................................................................................... 37 Conclusie ............................................................................................................................................... 39 Bronvermelding .................................................................................................................................... 41 Bijlagen ................................................................................................................................................. 43 Logboek ............................................................................................................................................. 43 3 Inleiding Cecile de Jong uit Voorschoten presenteert u hierbij haar profielwerkstuk over de rol van goden in de Historiën van de Griekse geschiedschrijver Herodotus uit de vijfde eeuw voor Christus. ‘Hoezo goden in de Historiën van Herodotus?’ zou men kunnen denken als men na het lezen van de eerste hoofdstukken van dat werk nog geen enkele god is tegengekomen. Maak uw borst dan maar nat. Dan blijft het de vraag hoe ik op dit onderwerp ben gekomen. Vorig jaar heb ik als trotse leerlinge uit de vijfde klas van het gymnasium de eerste plaats behaald bij de nationale Olympiade Grieks. Dit was een wedstrijd waarbij de deelnemers schriftelijk bevraagd werden over een gelezen pensum van - u raadt het al - Herodotus. Als één van de beste drie mocht ik door naar de tweede en beslissende ronde, waarbij ieder individueel werd ondervraagd over hetzelfde pensum door twee hoogleraren Grieks. Eén van de dingen waar ik toen met hen over heb gesproken ging over een passage (Historiën, V.92.c) waarin het goddelijk lot wordt genoemd. Deze passage komt later in dit werkstuk voor en zal ik hier dus niet bespreken. Deze ervaring heeft me geïnspireerd om mijn profielwerkstuk voor Grieks te maken, over een aspect van het werk van Herodotus. Na even surfen op het internet om wat algemene kennis op te doen kwam ik uit op het onderwerp ‘goden in het werk van Herodotus’. De hoofdvraag die ik heb geprobeerd te beantwoorden door het doen van dit onderzoek is ‘Op welke manier spelen de goden een rol in het verloop van de geschiedenis zoals die is beschreven in Herodotos' Historiën?’ Om tot een antwoord op deze hoofdvraag te komen op een manier die voor mijzelf overzichtelijk werkt, maar ook te begrijpen is voor de lezer, heb ik deelvragen opgesteld die elk ingedeeld kunnen worden in één van de vier delen, die men in dit werkstuk kan herkennen. Bij het bestuderen van de inhoudsopgave schijnt het u op het eerste gezicht wellicht enigszins vreemd toe dat het pas vanaf hoofdstuk vijf over goden in het werk van Herodotus lijkt te gaan. Dit komt echter doordat ik Herodotus en het voorkomen van goden in zijn werk in een breder perspectief heb geprobeerd te plaatsen en zo aan de lezer te presenteren. Ik begin logischerwijs met een inleidend deel, dat de lezer enig inzicht moet geven in Herodotus en zijn werk. Dit heb ik gedaan aan de hand van de deelvragen ‘Wie was Herodotus?’ en ‘Wat zijn de Historiën?’ Simpel en algemeen geformuleerd, maar daardoor des te doeltreffender. Vervolgens zal ik een achtergrond schetsen, waartegen we Herodotus kunnen afzetten. Hiermee bedoel ik dat ik heb gekeken naar de volgende vragen: ‘Hoe dacht men in de Griekse wereld in de vijfde eeuw voor Christus over goden?’ en ‘Welke gedachten hadden de sofisten over goden?’ Met behulp van deze informatie krijgt de lezer een beeld over hoe er algemeen werd gedacht over goden in de tijd van Herodotus, de vijfde eeuw voor Christus. Ik ga daarbij niet in op hoe de Grieken hun religie beoefenden. Speciale aandacht gaat wel uit naar het Orakel van Delphi, omdat in de Historiën ontzettend veel orakels voorkomen, ook van dit orakel. De sofisten hadden ook aparte ideeën over goden, die ik u niet wil onthouden. Wie dat eigenlijk zijn, leg ik vanzelfsprekend ook uit. Aan het eind van (de paragrafen binnen) deze twee deelvragen leg ik een verband met Herodotus en zijn werk. Eenmaal gearriveerd bij de deelvragen vijf tot en met acht komen we bij de kern van dit profielwerkstuk. De lezer heeft een beeld van Herodotus, zijn werk en enkele gedachten over goden uit die periode. Daarom kan ik dan deelvragen behandelen die specifiek zijn gericht op het werk van Herodotus: de Historiën. De meeste mensen van tegenwoordig kennen de ‘Griekse mythen’ wel en weten dat daarin behoorlijk veel goden voorkomen. Ik begin daarom met de deelvraag ‘Is er in de Historiën van Herodotus een duidelijke scheiding tussen het mythische en het historische verleden?’ In dit hoofdstuk zult u te weten komen of Herodotus mythe en historie door elkaar laat lopen of toch een vorm van scheiding daartussen aanhoudt. Vervolgens kijk ik naar de manier waarop de wil van de goden aan de mensen duidelijk gemaakt kon worden bij de deelvraag ‘In welke mate hecht Herodotus belang aan orakels, dromen en andere voorspellingsvormen?’ Hierbij bespreek ik meerdere verhalen uit de Historiën. In die verhalen leg ik om deze deelvraag te beantwoorden de nadruk op goddelijke oorzaken van gebeurtenissen. Aangezien ik de lezer geen tunnelvisie wil aanpraten, bespreek ik aansluitend de vraag ‘Worden gebeurtenissen bij Herodotus alleen door handelen van een god verklaard of is er 4 daarnaast ook altijd een andere reden?’ Bij deze drie laatstgenoemde deelvragen geef ik ook citaten uit de Griekse tekst. Aan de hand daarvan kan ik de laatste deelvraag van de kern behandelen: ‘Welke verschillen zijn er aan te wijzen in de manier waarop de goden worden aangeduid bij Herodotus?’ Hiervoor is het namelijk handig als er al meerdere passages uit de Historiën aan de orde zijn geweest. Daarnaar kan ik dan verwijzen bij het bespreken van de achtste deelvraag. In de eerste deelvragen zult u heel kort kennismaken met enkele schrijvers die vóór Herodotus werken hebben geschreven. Logischerwijs wil ik u aan het einde van het werkstuk iets meegeven over een schrijver die na Herodotus een geschiedwerk heeft geschreven: Thucydides. De laatste deelvraag ‘Waarin verschilt Thucydides van Herodotus op het gebied van goden in hun werken?’ is bedoeld om ter afsluiting Herodotus wat betreft goden te vergelijken met een medegeschiedschrijver. De informatie voor de beschrijvende deelvragen heb ik grotendeels verzameld door vakliteratuur over die onderwerpen te bestuderen en daaruit mijn eigen conclusies te trekken. Als ik meer tijd had gehad, had ik deze informatie uit primaire bronnen, Griekse teksten van andere auteurs, kunnen halen. Tevens zou ik dan een veel groter deel van de Historiën in het Grieks lezen dan ik nu heb gedaan en daarbij een deel van Thucydides’ werk. Bij een profielwerkstuk waar minimaal ‘slechts’ tachtig uur voor staat, is daar helaas geen tijd voor. Ik heb me nu moeten beperken tot het lezen van Griekse passages uit de Historiën van Herodotus waarin over goden wordt gesproken en enkele fragmenten van de sofisten Protagoras en Critias en van Thucydides. Op basis van deze teksten heb ik de kern van het werkstuk geschreven, waarin ik mijn onderzoek presenteer. Tot besluit wil ik een aantal zaken even aanstippen. Het doel van dit profielwerkstuk is niet het beschrijven van de cultuur-historische inhoud van de Historiën. Ik heb wegens die reden slechts een uiterst beknopte samenvatting van het verloop van de Perzische Oorlogen, die de hoofdlijn vormen in het werk, opgenomen in hoofdstuk twee. Bij elke passage in het Grieks geef ik uiteraard wel een korte inleiding, opdat de lezer de verhaallijn uit de desbetreffende passage geheel kan begrijpen. Om geen beroep te hoeven doen op de kennis van het Grieks van de lezer, heb ik bij elke Griekse passage een Nederlandse vertaling gezet. Voor de meeste passages uit de Historiën van Herodotus geldt, als niet anders is aangegeven, dat ik de vertaling heb overgenomen uit Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek van Hein van Dolen. Als ik een geciteerd stukje Grieks zelf heb vertaald, heb ik dat vermeld in een voetnoot. Als uitgangspunt voor de spelling van eigennamen heb ik de woordenlijst van namen uit de Griekse en Romeinse oudheid uit het Groot woordenboek der Nederlandse taal van Van Dale (twaalfde druk, 1992) genomen. Deze woordenlijst hanteert de Latijnse spelling en dat heb ik in mijn werkstuk ook gedaan, tenzij die spelling teveel afwijkt van de Griekse vorm. In de door Van Dolen vertaalde passages die ik in dit werkstuk heb opgenomen wordt de Griekse vorm gebruikt. Ik wens u veel plezier bij het lezen van het resultaat van mijn onderzoek naar het goddelijk ingrijpen in de geschiedenis, door Herodotus op een prachtige manier aan ons verteld. 5 1. Herodotus van Halicarnassus 1. Levensschets In de eerste zin van zijn werk, de Historiën, presenteert deze auteur zich als Herodotus van Halicarnassus. Dit is het eerste betrouwbare gegeven over Herodotus en eigenlijk meteen ook het laatste. Het waren de Alexandrijnen1 die in de hellenistische periode voor het eerst biografische gegevens probeerden te verzamelen over allerlei personen, onder wie Herodotus. In een paar honderd jaar kunnen er echter heel wat verschillende versies zijn ontstaan. Er bestaat een consensus over hoe zijn leven er ongeveer heeft uitgezien, maar zeker weten doet men het niet. Als geboortejaar wordt 484 voor Christus aangehouden. Halicarnassus is Herodotus’ geboortestad. Dat was ongeveer een millenium voor Christus gesticht door de Doriërs op de westkust van Klein-Azië, het hedendaagse Turkije. Er wordt vervolgens vermeld dat hij een tijd in ballingschap op Samos heeft verbleven. Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat hij een deelnemer was aan een opstand tegen de lokale tiran, die toen echter niet werd verdreven. Dit wordt genoemd in de Suda, een Byzantijns lexicon uit de Middeleeuwen. Het is niet zeker of Herodotus daadwerkelijk als balling op dat eiland verbleef, maar dat Herodotus Samos goed kende, staat vast. Dit blijkt uit zijn werk. Iets anders wat we uit de Historiën kunnen concluderen, is dat Herodotus naar eigen zeggen veel gereisd heeft, waarschijnlijk vanaf ongeveer 460 voor Christus. Boek twee is geheel gewijd aan de Egyptische godsdienst en Herodotus vertelt dat hij zijn kennis daarover heeft opgedaan door zelf met Egyptische priesters te praten. Andere plaatsen die Herodotus zou hebben aangedaan zijn het gebied rond de Zwarte Zee, Fenicië2 en meerdere steden in Klein-Azië. Zelf zegt Herodotus zelfs in Babylon te zijn geweest, maar dit wordt door geleerden sterk in twijfel getrokken. Hij is wel hoogstwaarschijnlijk gedurende een langere periode in Athene verbleven, aangezien hij de politiek 1. Kaart van het centrum van de Griekse wereld inclusief de Peloponnesos en Ionië. (Hettema, 1947, nr. 13) 1 De Alexandrijnen waren geleerden uit Alexandrië (Egypte), waar zij werkten in de bibliotheek, het Mouseion. Fenicië was vroeger de naam voor het gebied waar tegenwoordig Syrië en Libanon liggen, ten oosten van de Middellandse Zee. 2 6 van die stad zeer goed lijkt te kennen. Het is goed mogelijk dat Herodotus daar zijn definitieve werk heeft geschreven. Dit moet ergens tussen 430 en 413 voor Christus zijn gebeurd. De naam Thurii, een Griekse kolonie gesticht in zuid-Italië in 444 voor Christus, werd ook in de Oudheid al genoemd in verband met Herodotus. Hij zou een van de stichters ervan zijn geweest. Thurii zou tevens de stad zijn waar hij op ongeveer zestigjarige leeftijd is gestorven en begraven, maar ook andere steden als Athene en Pella in Macedonië claimen de bezitters te zijn van Herodotus’ graf. Als Thurii inderdaad zijn laatste woonplaats is geweest, dan moet hij van daaruit zijn reis naar Athene hebben gemaakt. 2. Pater historiae Herodotus wordt door de meeste mensen tegenwoordig geschiedschrijver genoemd. Dit is gebaseerd op zijn werk, de Historiën.3 De titel ‘pater historiae’, vertaald als ‘vader van de geschiedschrijving’ is afkomstig van de Romein Cicero.4 Of Herodotus wel of niet werkelijk Europa’s oudste geschiedschrijver is, valt te betwisten en dat werd ook in de Oudheid al gedaan. Bepalend daarbij is natuurlijk wat men onder ‘geschiedschrijver’ verstaat. Meestal vindt men dat een geschiedschrijver niet slechts gebeurtenissen moet beschrijven maar ook naar de oorzaak ervan moet kijken. Vóór Herodotus waren er de zogenoemde ‘logografen’. Zij beschreven voornamelijk geografische, maar ook genealogische en etnografische zaken. Eén van die logografen, Hecataeus, wordt beschouwd als een van de belangrijkste voorgangers van Herodotus. Het is zeer aannemelijk dat Herodotus heeft voortgeborduurd op de manier van beschrijven en onderzoeken van deze logografen. Zeker is dat we hem niet onder de epische traditie kunnen scharen.5 Anders dan Homerus6 vraagt hij de muzen niet om inspiratie, maar gaat hij zelf op onderzoek uit. Hij ondervraagt mensen, luistert naar lokale geruchten en probeert de ontvangen gegevens in zijn werk ook met elkaar te vergelijken. Bovendien heeft Herodotus zijn werk in proza geschreven, terwijl de epen poëzie waren, geschreven in een metrum. Hij is dus duidelijk te onderscheiden van epische dichters. Terug naar de logografen. Onderzoek (in het Grieks ἱστορια) vormt als het ware het gemeenschappelijke van hun werk en dat van Herodotus. Waar zij echter slechts beschrijvende werken schreven, probeerde Herodotus ook de oorzaak van gebeurtenissen te achterhalen en te beredeneren. Dit is een reden om de logografen niet te beschouwen als geschiedschrijvers en Herodotus wel. Op het gebied van het zoeken naar de oorzaak is hij beïnvloed door de manier van denken die in de zesde 2. Buste van Herodotus. Romeinse marmeren kopie van een Grieks bronzen beeld uit de eerste eeuw voor Christus in opkomst was. Het waren de helft van de vierde eeuw voor Christus. Ionische natuurfilosofen die verklaringen probeerden te 3 In hoofdstuk 2.4 wordt deze titel verklaard. Cicero was een beroemde Romeinse redenaar uit de eerste eeuw voor Christus. 5 Over het algemeen gezien, kunnen we de Historiën beschouwen als een geheel ander werk dan een epos. Hierbij laat ik twee punten buiten beschouwing. De Historiën hebben namelijk een omvang die wel te vergelijken is met die van een epos. Bovendien wil Herodotus met zijn werk bewerkstelligen dat de roem van de daden verricht door Perzen en Grieken niet vergeten wordt. Dit lijkt op het doel van een epos, waarin ook vaak de grootse en roemvolle daden van een held worden verteld. 6 Homerus wordt gezien als dichter van de Ilias en de Odyssee, twee beroemde heldendichten. 4 7 vinden voor natuurverschijnselen zonder de goden direct als oorzaak aan te voeren.7 Men was geïnteresseerd in de vragen waarom bepaalde verschijnselen bestonden en waarom gebeurtenissen plaatsvonden. In elk geval is Herodotus iemand die probeert op een wetenschappelijke manier onderzoek te doen naar de geschiedenis. Zo presenteert hij zichzelf ook nadrukkelijk in zijn werk. Hij noemt regelmatig de bronnen die hij heeft gebruikt en van één verhaal worden door hem dikwijls meerdere versies besproken. Zijn bronnen lijken echter niet altijd te kloppen, wat Herodotus menigmaal kritiek opleverde, zo ook van Thucydides. Hij kan worden gezien als opvolger van Herodotus wat betreft de westerse geschiedschrijving. Mogelijke overeenkomsten of verschillen tussen beide schrijvers zal ik kort bespreken in hoofdstuk negen. Gezien de tijd waarin Herodotus leefde en de enorme klus waar hij aan was begonnen, moeten we misschien terughoudend zijn bij het uiten van kritiek. Zijn bedoelingen waren oprecht. Een laatste punt dat we in acht moeten nemen is of een geschiedwerk naast informatief ook amuserend mag zijn. Bij Herodotus komen veel anekdotes voor en alles wordt in geur en kleur beschreven, wat zijn werk zeker amuserend maakt. Dit zou een reden kunnen zijn om Herodotus juist geen geschiedschrijver te noemen en de zakelijke Thucydides wel. Het genre geschiedschrijving had in de Oudheid een eigen Muze8. Dit wijst erop dat geschiedschrijving werd gezien als een literaire kunstvorm en dus ook bedoeld was om de lezer of toehoorder te boeien. De titel ‘pater historiae’ wordt in dit opzicht wel degelijk terecht aan Herodotus toegekend, hoewel Thucydides zich als eerste toelegde op het puur informatieve en wetenschappelijke karakter van de geschiedschrijving. Onderstaande uitspraak van Aalders in een artikel uit het tijdschrift Hermeneus lijkt me een passende om dit hoofdstuk mee af te sluiten: Herodotus heeft, hoe gebrekkig soms ook, de grondslag gelegd voor de wetenschappelijke beoefening van de geschiedenis en daarmee de grondslag gelegd, waar een Thucydides op kon voortbouwen en waartegen hij zich tegelijk kon afzetten. Thucydides en de historici die na hem komen zijn ondenkbaar zonder Herodotus, de pater historiae.9 7 Zie hoofdstuk 3.3. De muzen waren in de Oudheid de godinnen van de kunsten en stonden onder toeziend oog van Apollo. Elke muze had haar eigen domein. 9 Aalders, 1969, p. 114 8 8 2. De Historiën 1. Onderwerp en thema Het onderwerp, thema en doel van de Historiën kunnen we het beste bespreken aan de hand van de inleiding, bestaande uit één lange zin, van Herodotus zelf op zijn eigen werk. Ἡροδότου Ἁλικαρνησσέος ἱστορίης ἀπόδεξις ἥδε, ὡς μήτε τὰ γενόμενα ἐξ ἀνθρώπων τῷ χρόνῳ ἐξίτηλα γένηται, μήτε ἔργα μεγάλα τε καὶ θωμαστά, τὰ μὲν Ἕλλησι τὰ δὲ βαρβάροισι ἀποδεχθέντα, ἀκλεᾶ γένηται, τά τε ἄλλα καὶ δι᾽ ἣν αἰτίην ἐπολέμησαν 10 ἀλλήλοισι. Dit is het verslag van het onderzoek van Herodotus van Halikarnassos, opdat alles wat gebeurd is door toedoen van de mensen niet door het verstrijken van de tijd in vergetelheid raakt, en de grootse en bewonderenswaardige daden verricht door de Hellenen en de barbaren, niet roemloos worden, en vooral ook door welke oorzaak zij met elkaar in oorlog zijn geraakt. Als wat men Herodotus’ werk moet beschouwen is meteen duidelijk, namelijk als verslag van een onderzoek. Dit onderzoek richtte zich, zo blijkt uit de inhoud van de Historiën, niet alleen op geschiedkundige maar ook op religieuze en geografische zaken. Met een toepasselijke coniunctivus finalis11 wordt vervolgens het doel van de Historiën genoemd. Dit werk moet er aan de ene kant voor zorgen dat de grootse en bewonderenswaardige daden van de Grieken en de barbaren niet door het verstrijken van de tijd in vergetelheid zullen raken. De term ‘barbaren’ werd door de Grieken vaak, in ieder geval hier, gebezigd voor de Perzen. Aan de andere kant wil Herodotus ook duidelijk maken wat de oorzaak is van de oorlog tussen de Grieken en de Perzen en dus in het algemeen het conflict tussen West en Oost. De gebeurtenissen die tijdens die oorlogen hebben plaatsgevonden, vormen het hoofdonderwerp in de Historiën. Alle logoi12 worden in dat kader geplaatst. Er zijn meerdere thema’s aan te wijzen in de Historiën, waarvan ik er een hier kort wil bespreken met het oog op dit werkstuk. Het gaat over voor- en tegenspoed en geluk en ongeluk in een mensenleven. Volgens Herodotus moeten mensen zich schikken in hun bestaan als mens. Ze mogen niet al te gelukkig zijn of zich te overmoedig gedragen. Het overschrijden van het maximum aan geluk en overmoed wordt hubris genoemd. Hubris leidt tot phthonos van de goden. Phthonos is een soort jaloezie van de goden. Zij zijn echter niet jaloers op het menselijk bestaan, want zelf hebben ze het veel beter. Ze zijn meer jaloers in de zin dat ze het mensen niet gunnen om te dicht bij een bestaan als god te komen. Het is dus onvermijdelijk dat hubris van een mens wordt afgestraft. Dit afstraffen wordt aangeduid met nemesis, wraak. Het thema hubris-phthonos-nemesis zien we in Herodotus’ werk vaak terug bij tirannen, die denken dat hun in het leven alleen geluk overkomt. Ze worden middels orakels en andere tekens door de goden gewaarschuwd voor hun hubris, maar hebben dat niet door. De onvermijdelijke nemesis volgt dan. Dit thema zien we ook, alhoewel in meer indirecte zin, terug in de belangrijke plaats die Athene inneemt in de Historiën. In de vijfde eeuw bloeide deze polis op op het gebied van macht en welvarendheid en begon ze een imperialistisch beleid te voeren. Het zou kunnen dat Herodotus met zijn werk de Atheense leiders wilde waarschuwen om niet al te overmoedig en overheersend te willen zijn. Misschien was hij ook wel gewoon een aanhanger van het imperialisme en bewonderde hij Athene zeer. 10 Herodotus, I. 1. 0. Eigen vertaling. Het Griekse werkwoord kent verschillende modi (wijzen), waaronder de coniunctivus. Deze modus kan onder andere worden gebruikt om een doel uit te drukken. Dit gebruik van de coniunctivus wordt de coniunctivus finalis (van doel) genoemd. 12 Een logos is een verhaal in prozavorm. Zie hoofdstuk 2.4. 11 9 2. De Perzische Oorlogen in een notendopje De heersers in de Perzische wereld waren van 550 tot 465 voor Christus achtereenvolgens Cyrus, Cambyses, Darius en Xerxes. Darius was koning toen de Perzen de Grieken aanvielen in 490 voor Christus. De eerste twee slagen vonden plaats bij Eretria en Marathon en werden respectievelijk gewonnen door de Perzen en de Grieken. De poleis Athene en Sparta waren de belangrijkste Griekse stadstaten die tegen de Perzen vochten. Tien jaar later, toen Darius’ zoon Xerxes inmiddels koning van Perzië was geworden, vielen de Perzen de Grieken nogmaals aan. Dit wordt de Tweede Perzische Oorlog genoemd. In de Slag bij Thermopylae zegevierden de Perzen. Vervolgens nam Xerxes Athene in en maakte het met de grond gelijk. De Atheners zelf hadden hun stad echter verlaten en in de befaamde slag bij Salamis werden de Perzen toch verslagen door de Atheense vloot onder leiding van Themistocles. De definitieve beslissing in het voordeel van de Grieken viel bij de Slag bij Plataeae en die bij Mycale (Ionië), waar het overgebleven deel van het Perzische leger werd verslagen. 3. Betrouwbaarheid Sommigen achten de informatie in de Historiën niet altijd geloofwaardig maar dit ligt niet meteen aan Herodotus zelf. Als we hem op zijn woord mogen geloven heeft hij heel wat onderzoek gedaan en allerlei mensen ondervraagd. Het geheugen van Herodotus was hoogstwaarschijnlijk niet groot genoeg om alle opgedane kennis te onthouden en een e-mailtje sturen om een en ander nog eens bevestigd te krijgen was er niet bij. Toch heeft hij geprobeerd zijn bevindingen zo nauwkeurig mogelijk weer te geven in zijn werk. Hij noemt zijn bronnen met grote regelmaat, hoewel algemene aanduidingen als ‘de Perzen zeggen dit’ en ‘de Grieken zeggen dat’ natuurlijk onmogelijk zijn te controleren. Ze zouden een soort schijn van betrouwbaarheid kunnen vormen. We kunnen eruit opmaken dat Herodotus wel degelijk de intentie had om zelf betrouwbaar over te komen bij zijn publiek. Er wordt eerder getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de Historiën, voor ons afkomstig uit secundaire bronnen. Het overgrote deel van Herodotus’ bronnen was waarschijnlijk mondeling. Een ieder weet hoe het gaat met geruchten en verhalen die al generaties worden doorverteld: daar verandert wel eens iets aan wat betreft de inhoud. Wat Herodotus ergens in zijn werk zelf zegt, is misschien nog wel het meest toepasselijk. ἐγὼ δὲ ὀφείλω λέγειν τὰ λεγόμενα, πείθεσθαί γε μὲν οὐ παντάπασι ὀφείλω 13 Ik ben verplicht om te vertellen wat er gezegd wordt, maar het per se geloven ben ik absoluut niet verplicht te doen. Uit dit fragment blijkt de betrouwbaarheid van Herodotus als ‘verteller van wat er verteld wordt’. Of dat wat hij vertelt waar is, is een tweede. De lezer of toehoorder wordt er hier expliciet op attent gemaakt dat het vertellen van een uniforme waarheid niet het doel van Herodotus was. Het vertellen van de dingen die er verteld worden, heeft hij met een prachtig staaltje vertellerkunst uitgebreid gedaan. Juist omdat hij meerdere versies vertelt en ook die versie(s) die hij niet gelooft, kan de lezer zijn eigen conclusies trekken. Herodotus heeft nooit de bedoeling gehad om de werkelijkheid te verdraaien of om leugens te vertellen. Onwaarheden in zijn werk heeft hij overgenomen van de bronnen die hij heeft geraadpleegd. De Historiën zijn geschreven in het ikperspectief. Herodotus, zelf een Griek, probeert onpartijdig te schrijven. De Perzen worden door hem niet als een grote groep vijanden afgeschilderd. Er is geen persoonlijke voor- of afkeur voor bepaalde personages te bespeuren. 13 Herodotus, VII. 152. 3. Eigen vertaling. 10 4. Taal en structuur Anders dan epen die in de dactlyische hexameter14 waren geschreven, heeft Herodotus zijn werk in prozavorm geschreven. De taal die hij daarvoor gebruikt is het Ionisch,15 een van de dialecten van het Grieks. Zoals de naam al zegt, kwam dit dialect voor in Ionië, op de west-kust van Klein-Azië. Halicarnassus was oorspronkelijk Dorisch, maar ten tijde van Herodotos had het Ionisch er de overhand gekregen. Het gebruik van proza in plaats van poëzie zou erop kunnen wijzen dat Herodotus in spreektaal heeft geschreven. Misschien komt dit doordat het in eerste instantie voor declamatie was bedoeld, hoewel poëzie natuurlijk ook werd voorgelezen. Er komen veelvuldig grammaticale constructies en stijlfiguren voor die eveneens bij spreektaal horen.16 Zoals eerder gezegd vormt de oorlog tussen Perzen en Grieken en zijn ontstaansgeschiedenis het hoofdonderwerp in de Historiën. Onze veel bereisde auteur weet echter veel meer over de gebieden, volkeren en hun culturen die daarmee te maken hebben. Door middel van talloze zogenaamde digressies, literaire uitweidingen, komt de lezer alles te weten wat Herodotus bij zijn onderzoek aan kennis heeft opgedaan. Net zoals de werken van de logografen, bevatten de Historiën dus ook geografische en etnografische informatie. Een uitstekend auteur als Herodotus is, verliest hij toch nooit het hoofdonderwerp uit het oog. Alle uitweidingen, die op hun beurt ook weer digressies bevatten, passen uitstekend in de enorme raamvertelling. Het is niet verwonderlijk dat hij in de Oudheid zelfs door sommige van zijn critici bewonderd werd om zijn schrijfstijl. De hoofdlijn van het verhaal wordt in chronologische volgorde verteld. De titel van het werk van Herodotus zoals wij die kennen, namelijk de Historiae, is eraan gegeven door de Alexandrijnen. Deze titel is duidelijk gebaseerd op een van de eerste woorden uit het werk zelf: ἱστορίη, onderzoek. Waarom de geleerden uit Alexandrië ervoor gekozen hebben om het meervoud (ἱστορίαι) van dit woord als titel te nemen is niet duidelijk. De Historiën bestaan uit ongeveer 28 zogenaamde logoi, verhalen in prozavorm. De geleerden hebben het werk in negen boeken verdeeld, die later elk de naam van een van de negen muzen17 hebben gekregen. Het eerste boek is toepasselijk vernoemd naar Clio, de muze van de kunst van de geschiedschrijving. Zij deden dit op basis van de logoi. Het blijft discutabel of Herodotus de verhalen eerst los heeft geschreven met als doel om ze voor te dragen. In dat geval zou hij ze later pas hebben samengevoegd in één werk, maar het werk bevat wel een duidelijke eenheid. Alle logoi volgen elkaar logisch op. De laatste logos lijkt niet af te zijn, met een schamele lengte van ongeveer drie pagina’s (in vertaling). Er is geen enkel teken van een afsluiting of een soort nawoord van de schrijver. Over de oorzaak hiervan valt ook te speculeren. Wellicht is Herodotus gestorven voordat hij zijn werk had voltooid of wilde hij er met opzet een abrupt einde aan maken. Feit is dat het boek nu eindigt in een digressie en dat Herodotus eerder in zijn werk vooruitwijst naar andere onderwerpen, die hij vervolgens nergens bespreekt. 14 Een bepaald metrum waarbij elk vers is opgebouwd uit zes versvoeten. Voor een overzicht van de kenmerken van het Ionisch dialect verwijs ik u naar het woordenboek GrieksNederlands van uitgeverij Eisma Edumedia (2008), pp. 572-576. 16 Van Dolen, 2000, p. 27 17 De namen van de negen muzen zijn, in de volgorde van de boeken van de Historiën: Clio, Euterpe, Thaleia, Melpomene, Terpischore, Erato, Polymnia, Urania en Calliope. 15 11 3. Goden in de samenleving van de vijfde eeuw voor Christus Deze deelvraag beslaat natuurlijk een zeer breed terein. Aangezien dit profielwerkstuk gaat over de rol die goden hebben in het werk van Herodotus, wil ik bespreken hoe er in het algemeen over goden werd gedacht in zijn tijd, waarbij ik me uiteraard beperk tot de Griekse wereld. Dit geeft een achtergrond waartegen we Herodotus vervolgens in ditzelfde hoofdstuk kunnen afzetten. De wil van de god werd volgens de Grieken onder andere via orakels aan de mensen bekend gemaakt. Wie aan orakels denkt, denkt uiteraard in eerste instantie aan het Orakel van Delphi. In de Historiën worden tientallen uitspraken genoemd, waarvan vele afkomstig zijn van het Orakel van Delphi en daarom wil ik in dit hoofdstuk specifiek aandacht besteden aan dat orakel. Tot slot komen de goden aan bod op het gebied van het verklaren van natuurverschijnselen. De opvattingen van de sofisten18 met betrekking tot de goden komen in het volgende hoofdstuk aan bod. 1. Goden in de literatuur De Griekse godsdienst was polytheïstisch en bevond zich overal in de Griekse samenleving. Religie was in de vijfde eeuw voor Christus niet weg te denken uit de bezigheden van het dagelijks leven. Elke stad had wel een of meerdere tempel(s) waarin een god werd vereerd en we hebben ontzettend veel vazen over uit die tijd waarop goden zijn afgebeeld. Religie, en dus de goden ook, speelde een belangrijke rol bij alle feesten en wedstrijden. Denk aan de Panathenaeën19 ter ere van Athena, de Olympische Spelen ter ere van Zeus of de Grote Dionysia20, het theaterfestival ter ere van Dionysus. Er werd verder volop geofferd. De Griekse goden die nu nog heel bekend zijn, zijn met name de Olympische goden.21 Dat waren de twaalf goden die woonden op de Olympus en werden gezien als de belangrijkste in het Griekse pantheon.22 Die benaming wordt gebruikt om alle goden die in de hele Griekse godsdienst bestonden aan te duiden. Zeus, een van de Olympische goden, was de oppergod. In de mythen die de Grieken toen kenden, werden de goden allemaal met elkaar in verband gebracht door allerlei relaties. Samen vormden ze eigenlijk een enorme familie. Die familiale relaties brachten structuur in het pantheon. In die mythen had elke god zijn eigen taak, kenmerken en attributen. Zo was Poseidon de god van de zee en had hij een drietand bij zich. Hermes was verantwoordelijk voor het overbrengen van berichten van de goden en had gevleugelde schoenen, zie de vaasschildering die is afgebeeld op de volgende pagina. Athena, godin van de wijsheid en de oorlog werd altijd afgebeeld in wapenrusting en vaak had ze een uil bij zich. Dat deze structuur van de godenfamilie en typische kenmerken van elke god bekend waren in de vijfde eeuw voor Christus kunnen we ook lezen bij Herodotus. Ἡσίοδον γὰρ καὶ ῞Ομηρον ἡλικίην τετρακοσίοισι ἔτεσι δοκέω μευ πρεσβυτέρους γενέσθαι καὶ οὐ πλέοσι: οὗτοι δὲ εἰσὶ οἱ ποιήσαντες θεογονίην Ἕλλησι καὶ τοῖσι θεοῖσι τὰς ἐπωνυμίας δόντες καὶ τιμάς τε καὶ τέχνας διελόντες καὶ εἴδεα αὐτῶν σημήναντες. οἱ 18 De sofisten waren rondtrekkende leermeesters. Ze gaven onderwijs en waren zeer bekwaam in de spreekkunst, de retoriek. Zie hoofdstuk 4. 19 Het hoogtepunt tijdens de Panathenaeën, elk jaar gehouden in Athene, was de processie door de stad naar de tempel van Athena op de akropolis. Er werd dan een nieuwe peplos (een kleed) gegeven aan de godin Athena. 20 De Grote Dionysia werden elk jaar gehouden in Athene en vonden plaats in het Dionysus-theater onderaan de akropolis. Het was een soort toneelfestival maar tegelijkertijd ook een wedstrijd. Er werden gedurende vijf dagen dithyramben (liederen ter ere van Dionysus) gezongen en tragedies, komedies en satyrspelen opgevoerd. 21 De Griekse namen van de Olympische goden zijn: Zeus, Hera, Poseidon, Demeter, Hestia, Ares, Athena, Apollo, Artemis, Aphrodite, Hermes en Hephaestus. 22 Pantheon, uit: παν (geheel, al) en θεος (god) 12 δὲ πρότερον ποιηταὶ λεγόμενοι τούτων τῶν ἀνδρῶν γενέσθαι ὕστερον, ἔμοιγε δοκέειν, 23 ἐγένοντο. Hesiodos en Homeros hebben mijns inziens slechts vier eeuwen geleden, en vast niet eerder, hun dichtwerken over de afkomst van de goden geschapen. Aan hen danken de Grieken de gegevens over de aanspreektitels van de goden, hun rang, vaardigheden en uiterlijke kenmerken. Zij zijn de 24 eersten geweest, want al die dichters die zogenaamd vóór hun tijd hebben geleefd , zijn volgens mij van later datum. Herodotus schrijft hier de structuur van de godenfamilie en alle specifieke kenmerken van de goden toe aan Homerus en Hesiodus, twee dichters uit ongeveer de achtste of negende eeuw voor Christus. Hieruit blijkt dat in de tijd van Herodotus, dus de vijfde eeuw voor Christus, algemeen bekend was welke functies (τέχνας) elke god had en met welk uiterlijk die werd afgebeeld (εἴδεα). De mensen stelden zich de goden ook zo voor. Dit is heel begrijpelijk, aangezien er talloze beelden, tempels, vaasschilderingen en andere kunstvormen waren waarbij de goden werden afgebeeld 3. Attische, zwartfigurige vaasschildering. De tweede figuur van links is de god volgens de standaardvormen. In de literatuur werden Hermes, te herkennen aan zijn gevleugelde schoenen en zijn staf. Rechts naast hem staat Dionysus, god van de wijn. Leiden, Rijksmuseum van Oudheden. goden vaak naast hun naam ook aangeduid met een zogenaamd epitheton, een toevoegsel. Dit is wat in bovenstaande passage wordt bedoeld met ἐπωνυμίας. Athena was een van de goden met de meeste verschillende aanduidingen, zoals Athena Polias (van de stad) en Athena Nikè (van de overwinning). Deze toevoegsels wijzen erop dat verschillende aspecten van een god konden worden vereerd. Is er dan een verschil tussen de praktijk en de literatuur? Volgens Mikalson is dat er wel degelijk, zo schrijft hij in zijn boek Ancient Greek Religion. This raises the fundamental and complex question of the relationship of the gods of Greek literature to those of practiced religion. Because they share the same names, many naturally assume that the familiar gods of Greek literature, with their interesting personalities and all too human vices, were the gods actually worshiped by the Greeks, but this leads to a very mistaken conception of the gods to whom real Greeks prayed, sacrificed, and offered their dedications.25 23 Herodotus, II. 53. 2-3 Het is niet geheel duidelijk op welke andere dichters dan Homerus en Hesiodus Herodotus hier doelt. Wellicht bedoelt hij (mythische) dichters, onder wie de legendarische zanger Orpheus, die in een tijd ver voor Homerus en Hesiodus leefden. 25 Mikalson, 2010, p. 76 24 13 De menselijke voorstelling van goden met hun kenmerken die standaard hetzelfde zijn in de literatuur verschilt volgens Mikalson van de voorstelling die de Grieken hadden van de goden die ze vereerden in het dagelijks leven. De Ilias en Odyssee van Homerus bijvoorbeeld waren bekend in de hele Griekse wereld. Hoe mensen zich de goden voorstelden was grotendeels daarop gebaseerd en het beeld van de goden was dus hetzelfde, of je nu in Athene woonde, op Sicilië of in Halicarnassus. Per stad verschilde het wel welke goden er met name werden vereerd, op welke manier en welke functie ze daar hadden. Een treffende formulering vinden we bij Mikalson: ‘The familiar twelve Olympian deities (...) each shared this “dual nature” – a panhellenic type in literature but also, probably in every citystate, a local form, with its own individual cult, myth, ritual, and sometimes even function.’26 Concluderend kunnen we stellen dat in de literatuur deze panhelleense vorm van een god of godin bedoeld wordt wanneer over bijvoorbeeld Zeus of Athena wordt gesproken. De literatuur - die wij kennen tenminste - was niet slechts bedoeld voor lokaal publiek, maar voor alle Grieken. Logischerwijs worden in de literatuur de algemene en bij iedere Griek bekende vormen van goden en godinnen gebruikt. 2. Het Orakel van Delphi Apollo was een van de goden aan wie de meeste heiligdommen gewijd waren in de Griekse poleis. Het meest bekende heiligdom is toch wel dat in Delphi, met het beroemde orakel. Vanuit de hele Griekse wereld en zelfs daarbuiten kwamen mensen daarnaartoe om raad te vragen, voor een persoonlijk probleem of over politieke kwesties. Hoe belangrijk dat orakel in die tijd werd gevonden, kunnen we opmaken uit de enorme hoeveelheid giften die zijn geschonken door mensen die er (goede) raad hebben gekregen. In het heiligdom bevond zich een enorme hoeveelheid schatten die waren opgeslagen in schathuizen van vele poleis. Daaruit blijkt wel hoe dankbaar de mensen de god waren en dus hoeveel waarde ze hechtten aan het orakel. Men geloofde dat je door een orakel de wil van de god te weten kon komen. Over van alles en nog wat werd het orakel geraadpleegd. Burgers, alleen mannen, kwamen raad vragen over hun persoonlijke problemen. Er kwamen ook (afgezanten van) leiders van poleis of andere heersers over gebieden ver buiten de Griekse wereld naar Delphi om het orakel te bevragen over politieke kwesties. Dit kon bijvoorbeeld het ondernemen van een oorlog zijn, wat we regelmatig tegenkomen bij Herodotus. Waarschijnlijk stelde je je vraag aan een priester, die hem dan weer doorgaf aan de Pythia. Zij was de priesteres van Apollo en gezeten op een drievoet ontving ze in trance een antwoord van de god. Haar gebrabbel werd door de priesters omgezet in voor de mensen verstaanbare woorden. De orakelspreuk was vaak metrisch geformuleerd, meestal in de dactylische hexameter. Een eenduidig ja of nee was er echter niet bij. Het antwoord van de god was meer een indicatie om aan te geven of iets bijvoorbeeld goed of slecht zou kunnen uitpakken. Een positieve ‘reactie’ van de god gaf degene die zijn vraag had voorgelegd aan het orakel wel enorm veel zelfvertrouwen. Het kon iemand daadwerkelijk ervan overtuigen of weerhouden om tot een bepaalde actie over te gaan. Voordat je wist of het orakel een positief of negatief advies van de god was, moest je het natuurlijk eerst begrijpen en dat was zo eenvoudig nog niet. Het orakel was meestal zeer ambigu geformuleerd. Het kwam vaak voor dat een orakel verkeerd werd geïnterpreteerd. Het bekendste voorbeeld hiervan is het orakel dat aan de Lydische koning Croesus werd gegeven.27 We lezen dit in de Historiën, maar of het echt zo is gebeurd valt te betwijfelen. In de literatuur, niet alleen bij Herotodus, kwam het namelijk vaker voor dat er orakels werden verzonnen om het verhaal te verfraaien. 26 Mikalson, 2010, p. 83 Herodotus, Historiën, I. 53. 1-3. Croesus liet afgezanten het Orakel van Delphi raadplegen toen hij de Perzen wilde aanvallen. Hij kreeg de voorspelling dat er een groot rijk ten onder zou gaan. Croesus interpreteerde dit alsof het Perzische rijk het onderspit zou delven, maar uiteindelijk bleek dat hij zich had vergist. Het orakel klopte wel, maar met ‘een groot rijk’ had de Pythia Croesus’ eigen rijk bedoeld. 27 14 3. Het verklaren van natuurverschijnselen Zoals we hebben kunnen zien bij het Orakel van Delphi, vroegen mensen steun en advies aan de goden en werd het oordeel van de god van hoge waarde geacht. De goden werden weliswaar voorgesteld en uitgebeeld als wezens met menselijke gedaantes, maar stonden qua positie ver boven de mensen. Goden waren veel machtiger en wisten veel meer dan mensen. Het was dus zaak om zich niet de toorn van de goden op de hals te halen. Er werd in de Oudheid volop geofferd en er werden allerlei religieuze feesten gevierd ter ere van de goden, alles om hun maar eer te bewijzen. Respect hebben voor de goden was in de vijfde eeuw voor Christus heel belangrijk. Had je toch iets gedaan wat een god niet zinde, dan kon je ook gestraft worden. Goden konden dus niet alleen op een positieve manier ingrijpen in het menselijk bestaan, door de mensen te helpen, maar ook op een negatieve manier, door ze te straffen. Goed gedrag ten aanzien van de goden was noodzakelijk. Een rol van de goden was het ‘zich bemoeien’ met de levens van de mensen, maar daarnaast werd het bestaan van de goden ook ‘gebruikt’ om bepaalde verschijnselen te verklaren. Stormen, aardbevingen, besmettelijke ziektes die de ronde deden, werden allemaal verklaard met behulp van de goden. Als er een aardbeving plaatsvond, dan was Poseidon boos en liet hij met zijn drietand de aardbodem schokken. Als er een epidemie uitbrak in een stad, dan was het de straf van een of andere god of godin die zich beledigd voelde. Het waren ook bijzondere persoonlijke ervaringen die verklaard werden door het handelen van een god. Een voorbeeld daarvan is de voorspellende droom. Deze manier van verklaren van (natuur)verschijnselen was de traditionele manier. In de zesde eeuw voor Christus was echter ook een andere manier van denken in opkomst, maar het lijkt mij niet dat die doordrong tot het ‘gewone’ volk. Deze manier van denken werd vertegenwoordigd door de Ionische natuurfilosofen. Deze filosofen behoorden tot de eerste filosofen en woonden in steden in Ionië, de westkust van Klein-Azië. De belangrijksten van hen waren Thales, Anaximander en Anaximenes, alledrie afkomstig uit Milete.28 Zij zochten verklaringen voor verschijnselen die zich in de natuur voordeden, vandaar dat ze natuurfilosofen worden genoemd. Ze gingen echter niet uit van het traditionele beeld van de goden dat in de mythen werd uitgedragen. Ze probeerden bijvoorbeeld het voorkomen van aardbevingen te verklaren zonder te verwijzen naar Poseidon met zijn drietand maar door een oorzaak te zoeken op natuurlijk niveau. Geen tussenkomst van bovennatuurlijke krachten dus. De natuurfilosofen hielden zich ook bezig met de oorsprong (in het Grieks ἀρχη) van alles in de wereld. Bij het zoeken naar de oorzaak van dergelijke fenomenen schakelden ze de goddelijke factor als het ware even uit. Het was trouwens niet zo dat de Ionische natuurfilosofen geheel afstand deden van elk bestaan van goden, maar bij verklaringen voor fenomenen zoeken zij niet meer op goddelijk niveau. Aangezien Herodotus net als de Ionische natuurfilosofen uit Ionië kwam en hij dus zeer waarschijnlijk bekend was met hun gedachtegoed, is het de moeite waard om te kijken of we hun manier van denken herkennen in de Historiën. Onderstaande passage lijkt ons inderdaad te vertellen dat Herodotus zelf ook enigszins sceptisch was over het verklaren van natuurverschijnselen met goden. αὐτοὶ μέν νυν Θεσσαλοί φασι Ποσειδέωνα ποιῆσαι τὸν αὐλῶνα δι᾽ οὗ ῥέει ὁ Πηνειός, οἰκότα λέγοντες: ὅστις γὰρ νομίζει Ποσειδέωνα τὴν γῆν σείειν καὶ τὰ διεστεῶτα ὑπὸ σεισμοῦ τοῦ θεοῦ τούτου ἔργα εἶναι, κἂν ἐκεῖνο ἰδὼν φαίη Ποσειδέωνα ποιῆσαι: ἔστι γὰρ 29 σεισμοῦ ἔργον, ὡς ἐμοὶ φαίνεται εἶναι, ἡ διάστασις τῶν ὀρέων. In de Thessalische overlevering wordt verteld dat Poseidon deze kloof, waardoor de Peneios stroomt, heeft gemaakt om aan de watermassa een uitweg te bieden. Dat is niet zo onwaarschijnlijk. Want als je aanneemt dat Poseidon de aarde schokt en dat de scheuren in de aardkorst als gevolg van de 28 Milete was een Griekse stad aan de westkust van Klein-Azië en wordt gezien als de bakermat van de westerse filosofie. Zie afbeelding 1.1. 29 Herodotus, VII. 129. 4 15 beving door deze god worden veroorzaakt, kun je bij eerste oogopslag zeggen dat dit het werk van Poseidon is geweest. Het staat immers buiten kijf dat de bergen door toedoen van een aardbeving van elkaar zijn gescheiden. Dit stukje gaat over een kloof waardoor de rivier de Peneius stroomt. De Thessaliërs geloven dat Poseidon degene was die de kloof heeft doen ontstaan, aldus Herodotus. Hij constateert net als zij dat de kloof is ontstaan door een aardbeving. Dat de Thessaliërs denken dat Poseidon de kloof heeft gemaakt (Ποσειδέωνα ποιῆσαι τὸν αὐλῶνα) is helemaal niet gek volgens Herodotus. Hij zegt daarbij wel dat je dat alleen kunt denken als je gelooft dat Poseidon de veroorzaker is van aardbevingen. Dat is het traditionele beeld van de Griekse goden, waarin de Thessaliërs (nog) in geloven, tenminste volgens Herodotus. Hij gebruikt een optativus potentialis30 om die mogelijkheid uit te drukken: φαίη Ποσειδέωνα ποιῆσαι. Daar gaat het mij nu juist om. Herodotus hanteert een ‘als, dan’-constructie. Hieruit concludeer ik dat hij zijn twijfels heeft bij het noemen van Poseidon als veroorzaker van aardbevingen. Dit zegt hij niet nadrukkelijk, maar een beetje sceptisch komt het wel over. 30 Het Griekse werkwoord kent verschillende modi (wijzen), waaronder de optativus. Deze modus kan onder andere worden gebruikt om een mogelijkheid uit te drukken. Dit gebruik van de optativus wordt de optativus potentialis (van mogelijkheid) genoemd. 16 4. De sofisten over goden Waar in de zesde eeuw voor Christus de Ionische natuurfilosofen natuurverschijnselen begonnen te proberen te verklaren zonder goddelijk handelen, daar ontstond in de vijfde eeuw ook een soort scepticisme ten aanzien van het bestaan van de goden. Dit heerste natuurlijk wel vooral in het intellectuele milieu. We zien het duidelijk terug in bepaalde opvattingen van sofisten over goden. De sofisten waren in eerste instantie rondtrekkende leermeesters. In het Athene van de vijfde eeuw voor Christus was de democratie erg belangrijk. Om van enig nut te zijn in de volksvergadering en in de hele politiek was het uitermate belangrijk dat je goed kon spreken. Daarvoor was onderwijs nodig maar dat was er vrijwel niet. De sofisten trokken rond, langs verschillende poleis, en gaven daar tegen betaling onderwijs in de vorm van lezingen of cursussen. Hoewel dit onderwijs een breed terrein besloeg, richtte het zich met name op de retorica, de kunst van de welsprekendheid. Dat was natuurlijk het belangrijkste vak dat je nodig had om een rol van betekenis te kunnen spelen in de politiek en al helemaal in het democratische Athene. Drie van de belangrijkste en bekendste sofisten waren Protagoras, Prodicus en Critias. Bij de retorica hoort ook het voeren van debatten en dat deden de sofisten veel. Daarbij moest je altijd rekening houden met een andere stelling dan degene die je zelf verdedigde, zoals De Romilly schrijft in haar boek The Great Sophists of Periclean Athens: ‘(...) it became customary always to consider the possibility of a contrary thesis: everything was open to criticism.’31 Discussie of kritiek kwam er ook op het gebied van religie. Dat was op zich geen probleem, want de Griekse godsdienst en de bijbehorende rituelen en mythen hadden bij de Grieken niet zo’n vaste status als het christendom en de Bijbel bij ons. De basis bleef hetzelfde, men ging altijd uit van het bestaan van goden. Dit was nu juist wat Protagoras ook in twijfel trok. Deze sofist heeft een boek genaamd Over de goden (Περι θεων) geschreven. Het complete boek is verloren gegaan en we hebben slechts enkele fragmenten overgeleverd gekregen. In een van die fragmenten lezen we dat Protagoras meent dat hij niet in staat is om te weten of goden wel of niet bestaan of hoe ze eruit zien. 32 Over de goden kan ik niet weten dat ze bestaan noch dat ze niet bestaan noch hoe ze eruit zien; want veel dingen verhinderen dit weten, de onduidelijkheid en het korte leven van een mens. Hier laat Protagoras duidelijk zien dat hij zijn vraagtekens zet bij de gebruikelijke aanname dat de goden sowieso bestaan. Zoals ik heb besproken in het vorige hoofdstuk was religie overal aanwezig in de Griekse samenleving. Door te twijfelen aan het überhaupt bestaan van goden tastte Protagoras dus eigenlijk het hele fundament van de samenleving aan. De opvatting dat men niet kan weten of goden wel of niet bestaan wordt agnosticisme genoemd. We moeten ons realiseren dat dit zeker iets anders is dan atheïsme en dat we Protagoras en andere sofisten niet direct als atheïsten kunnen bestempelen. Atheïsme wil zeggen dat je ontkent dat goden bestaan en dat is niet wat Protagoras suggereert. Hij zegt slechts dat hij niet weet of ze wel bestaan. De beroemde uitspraak ‘De mens is de maat van alle dingen’ is afkomstig van Protagoras. Daarmee wil hij aangeven dat waarheid volgens hem niet absoluut is, maar dat die relatief is en afhangt van onze eigen achtergrond. We kunnen er ook uit afleiden dat de mens centraal staat en niet een godheid. Prodicus ging nog een stapje verder dan Protagoras en verkondigde de opvatting dat goden menselijke verzinsels waren. Volgens hem waren het de mensen zelf die bedacht hadden om bijvoorbeeld de zon of de hemel goden te noemen.33 31 Romilly, 1992, p. 9 Diels, 1992, p. 265. Eigen vertaling. 33 Romilly, 1992, p. 107 32 17 Een andere sofist van wie we een fragment hebben over goden als menselijke verzinsels is Critias. Hij zou een satyrspel hebben geschreven genaamd Sisyphus.34 Een gedeelte van het overgebleven fragment citeer ik hieronder. De woorden worden waarschijnlijk uitgesproken door de hoofdpersoon Sisyphus. 35 Er was een tijd, waarin het leven van mensen ongeordend was en beestachtig en ondergeschikt aan kracht, waarin er geen prijs was voor goede mensen en opnieuw geen straf voor slechte. 5 En toen hebben de mensen, denk ik, wetten ter bestraffing ingesteld, opdat het recht <op gelijke wijze van allen> heerser zou zijn en overtreding als slaaf zou hebben. En als iemand een fout beging, zou hij worden gestraft. Aangezien de wetten hen ervan afhielden 10 gewelddadige dingen in het openbaar te doen, maar ze ze vervolgens heimelijk deden, schijnt mij toen <als eerste> een of ander verstandig en wijs man wat betreft inzicht voor de stervelingen vrees <voor de goden> te hebben uitgevonden, opdat een zekere angst zou zijn voor de slechte mensen, ook als zij in het geheim 15 <iets> deden of zeiden of dachten. Vervolgens voerde hij dus het goddelijke in, alsof het een godheid is die een eeuwig leven had, met zijn geest hoorde en zag en die dingen begreep en erop lette, en een goddelijke aard bezat, 20 die alles zal horen wat er bij de stervelingen wordt gezegd, 34 Er zijn geleerden die beweren dat het Sisyphus-fragment niet door Critias maar door de Attische tragediedichter Euripides is geschreven. 35 Diels, 1992, pp. 386-388. Eigen vertaling. 18 en alles zal kunnen zien wat er gedaan wordt. En als je in stilte iets slechts beraamt, zal het niet onopgemerkt blijven voor de goden; want zij hebben <zeer veel> verstand Volgens dit fragment zijn de goden bedacht door de mens zelf om ervoor te zorgen dat mensen niet stiekem slechte daden zouden begaan. De goden zouden overal kunnen kijken en alles kunnen horen. De mensen moesten bang zijn voor de toorn van de machtige goden en daarom geen verboden dingen meer durven doen. Deze opvatting is duidelijk atheïstisch. Als de goden menselijke verzinsels zijn, dan bestaan ze dus niet echt. Bij Protagoras zien we agnosticisme, het niet kunnen zeggen of goden wel of niet bestaan, bij Critias zien we atheïsme, de goden bestaan niet. Wat hebben de sofisten nu met onze geschiedschrijver te maken? Herodotus bevond zich in Athene waarschijnlijk in de meer intellectuele kringen en hij zal dus zeker kennis hebben genomen van deze enigszins sceptische gedachten over het al dan niet bestaan van de goden. In de Cambridge Companion to Herodotus lezen we: ‘Herodotus thus aligns himself with the intellectual tradition of scepticism about the gods (…) and here as elsewhere manifests an affinity with the thought of his older contemporary, the sophist Protagoras, in particular.’36 Nergens in het werk van Herodotus zien we een duidelijke ontkenning of juist een bevestiging van het bestaan van de goden als persoonlijke wezens, wat past binnen het gedachtegoed van Protagoras. Het goddelijke element daarentegen speelt wel een belangrijke rol in de Historiën. Ik heb het dan niet over goden als Athena en Zeus die worden voorgesteld als menselijke gedaantes, maar over een veel minder concrete, bovennatuurlijke factor. Ik zal dit veel uitgebreider bespreken in de volgende hoofdstukken, die de kern van dit werkstuk vormen en waarin ik de rol van goden bij Herodotus zal onderzoeken. 36 Scullion, 2006, pp. 200-201 19 5. Mythe en werkelijkheid ‘De Historiën zijn door Herodotus gebouwd op een combinatie van feit en fictie,’ schrijft Wiersma.37 Die fictie kan afkomstig zijn uit fantastische verhalen die verteld worden door lokale bewoners, maar ook uit mythen. Dit hoofdstuk gaat over mythen in het werk van Herodotus en dan in het bijzonder de scheiding tussen het mythische verleden en het historische verleden. Is die er wel? Zo ja, waar trekt Herodotus die en hoe duidelijk geeft hij die scheiding aan? Onder mythe versta ik hier een verhaal waarin goden en helden de hoofdrol hebben en dat vaak een verklarende functie heeft, de welbekende ‘Griekse mythen’ dus. De gebeurtenissen in die verhalen hebben lang geleden plaatsgevonden, in het mythische verleden. 1. ‘Gehistoriseerde’ mythes In de laatste zinsnede van de inleiding op de Historiën zegt Herodotus dat hij vooral wil vertellen hoe het kan dat de Grieken en Perzen met elkaar in oorlog zijn geraakt. Daarmee begint hij in de direct daarop volgende passage. Hij vangt aan met het vertellen van dieperliggende oorzaken, die je mythisch zou kunnen noemen. Volgens de Perzen waren het de Feniciërs die als eersten een onrechtmatige daad hadden begaan jegens de Grieken. In de volgende passages lezen we hoe Fenicische kooplui koningsdochter Io uit Argus ontvoeren en naar Egypte brengen. Iets later vinden we ook de Fenicische lezing van deze gebeurtenis. De prinses zou aan boord zwanger zijn geraakt van de kapitein en daarom besloten hebben om met de Feniciërs mee te gaan, bang als ze was voor de woede van haar ouders als die dit te weten zouden komen. Io, kennen we die niet uit een Griekse mythe? Dat klopt. De mythe luidt kort gezegd als volgt. Io was een prinses die bemind werd door Zeus. Zoals altijd kreeg Hera het vermoeden dat haar echtgenoot haar weer eens bedroog en ze ging naar hem toe. Daarop veranderde Zeus Io snel in een koe en deed alsof hij niets kwaads gedaan had. Hera had hem echter meteen door en ze vroeg de koe. Dat kon de oppergod niet weigeren, want dan zou hij zichzelf verraden. Hera liet de koe bewaken door de honderdogige Argus waarop Zeus Hermes de opdracht gaf om Io te stelen. De woedende koningin der goden liet het er niet bij zitten toen ze merkte dat Io weg was en stuurde een horzel achter haar aan. De arme koe werd de halve wereld over gejaagd en belandde zo via de Ionische Zee en de Bosporus (Koeienzee) in Egypte. Het valt op dat zowel in de Fenicische als in de Griekse versie van de roof van Io die door Herodotus wordt verteld, geen goden te bekennen zijn. Er is geen sprake van een overspelige Zeus en een boze Hera. Het kon bijna niet anders dan dat de Grieken wraak wilden nemen en zo geschiedde het. Een groepje Grieken, wellicht Cretenzers denkt Herodotus, voer naar de Fenicische stad Tyrus en namen de dochter van de koning mee, Europa genaamd. Dit meisje kennen we net zoals Io uit een Griekse mythe. Terwijl de meisjes aan het spelen waren, kwam Zeus in de vorm van een stier naar haar toe. De stier was zo lief dat Europa op zijn rug ging zitten, precies zoals de bedoeling was van Zeus. De stier rende steeds verder weg en eenmaal bij het strand aangekomen zwom hij met de prinses op zijn rug naar Creta, waar zij nog jaren gelukkig leefde als koningin. In de versie van Herodotus komt net zoals in de mythe het eiland Creta voor, maar belangrijker is het verschil tussen beide verhalen. Wederom is er in dat van Herodotus geen sprake van een god, Zeus in dit geval. Deze wederzijdse vrouwenroof, zoals Herodotus het zelf noemt, gaat nog even door. De Grieken ontvoerden Medea uit Colchis en Paris, zoon van Priamus, koning van Troje, vond het daarom gerechtvaardigd om Helena te schaken. Zo stonden de Grieken en Perzen weer quitte. Uit de eerder genoemde voorbeelden kunnen we concluderen dat Herodotus de mythes waarschijnlijk wel kende, zoals vrijwel iedereen in de Griekse wereld, maar dat hij hier de historische versie ervan heeft willen weergeven. Hij heeft de mythen als het ware ‘gehistoriseerd’. De mythen met daarin goden vertelt hij hier alsof het historische gebeurtenissen zijn geweest. De Engelse term die Harisson 37 Wiersma, z.d., p. 93 20 in Divinity and History hiervoor hanteert, is ‘demythologization’,38 een term die ik niet voor u hoef te vertalen. Je kunt het ook het rationaliseren van mythen noemen. Voor elke goddelijke handeling die we aantreffen in de mythe geeft Herodotus een menselijke verklaring. 2. Spatium mythicum et spatium historicum De echte vijandschap tussen Grieken en Perzen begon pas toen de Grieken besloten om een oorlog tegen Troje te gaan voeren om Helena terug te krijgen. Dat was de eerste oorlog tussen Azië en Europa, aldus Herodotus. In hoofdstuk vijf sluit Herodotus zijn bespreking van de mythische oorzaken van het conflict tusssen Grieken en Perzen af. ταῦτα μέν νυν Πέρσαι τε καὶ Φοίνικες λέγουσι: ἐγὼ δὲ περὶ μὲν τούτων οὐκ ἔρχομαι ἐρέων ὡς οὕτω ἢ ἄλλως κως ταῦτα ἐγένετο, τὸν δὲ οἶδα αὐτὸς πρῶτον ὑπάρξαντα ἀδίκων 39 ἔργων ἐς τοὺς Ἕλληνας, τοῦτον σημήνας προβήσομαι ἐς τὸ πρόσω τοῦ λόγου (...) Tot nu toe heb ik de Perzen en de Feniciërs aan het woord gelaten, maar ik heb er zelf ook wel wat over te zeggen. Ik spreek geen oordeel uit of ze al dan niet gelijk hebben. Nee, ik ga op mijn eigen kennis af en zal met naam en toenaam de man noemen die de werkelijke aanstichter van het kwaad jegens de Grieken is geweest. Daarna zet ik mijn relaas voort (...) Hij zal verder gaan met het noemen van degene van wie hij zelf weet dat hij de Grieken als allereerste onrecht heeft aangedaan. Hiermee suggereert hij dat hij nu overschakelt naar een ander type oorzaken. Na een paar zinnen die de spanning moeten opbouwen komen we dan toch de naam van die eerste boosdoener te weten: Croesus.40 Croesus staat dichter bij Herotodus’ eigen tijd dan de personen uit de mythen. Over hem heeft de schrijver wellicht meer informatie kunnen inwinnen met een hogere historische waarde. Herodotus heeft op grond van die informatie zelf een gegronde mening kunnen vormen over Croesus. Dit vormt een mogelijke uitleg voor het feit dat hij hier schrijft ‘van wie ik weet’ (οἶδα αὐτὸς). Herodotus trekt hier een grens tussen de oorzaken waarover hij zojuist heeft verteld en die waarover hij nu zal gaan vertellen. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat Croesus de eerste (πρῶτον) was. Als Herodotus de acties van de Grieken en Feniciërs ook mee zou tellen, dan zou Croesus namelijk helemaal niet de eerste zijn. In deze passage gaan we van de oorzaken uit het zogenaamde ‘spatium mythicum’ naar die uit het ‘spatium historicum’.41 Door te zeggen dat hij nu gaat vertellen van wie hij weet dat hij als eerste de Grieken onrecht heeft aangedaan, lijkt Herodotus te willen zeggen dat de voorgaande oorzaken mythisch waren. Misschien zijn ze niet per se mythisch te noemen, maar in ieder geval hebben die gebeurtenissen zich afgespeeld in een ver verleden. Hoewel Herodotus de mythen gehistoriseerd heeft, plaatst hij ze toch in de categorie ‘verhalen uit een ver, grijs verleden’, het spatium mythicum. De scheiding tussen feit en dat wat meer fictief is, wil hij duidelijk aangeven. Dit trekken van een denkbeeldige scheidslijn tussen het mythische en historische verleden zien we ook terug in andere passages in de Historiën. Een eerste voorbeeld is het volgende fragment. ταῦτα μὲν Λακεδαιμόνιοι λέγουσι μοῦνοι Ἑλλήνων: τάδε δὲ κατὰ τὰ λεγόμενα ὑπ᾽ Ἑλλήνων ἐγὼ γράφω, τούτους τοὺς Δωριέων βασιλέας μέχρι μὲν δὴ Περσέος τοῦ Δανάης, τοῦ θεοῦ ἀπεόντος, καταλεγομένους ὀρθῶς ὑπ᾽ Ἑλλήνων καὶ ἀποδεικνυμένους ὡς εἰσὶ Ἕλληνες: ἤδη γὰρ τηνικαῦτα ἐς Ἕλληνας οὗτοι ἐτέλεον. ἔλεξα δὲ μέχρι Περσέος 38 Harisson, 2000, p.32 Herodotus, I.5.3 40 Herodotus, I.6.1 41 Harisson, 2000, p. 198. De termen die Harisson in zijn boek gebruikt, gebruik ik hier ook. Spatium betekent ruimte. Met spatium mythicum en spatium historicum worden respectievelijk de mythische en de historische ruimte bedoeld. Ruimte betekent hier niet letterlijk ‘plaats’ maar eerder ‘periode’. 39 21 τοῦδε εἵνεκα, ἀλλ᾽ οὐκ ἀνέκαθεν ἔτι ἔλαβον, ὅτι οὐκ ἔπεστι ἐπωνυμίη Περσέι οὐδεμία 42 πατρὸς θνητοῦ, ὥσπερ Ἡρακλέι Ἀμφιτρύων. Maar deze versie van het verhaal doet alleen in Sparta de ronde en nergens anders in Griekenland. Ik zal nu de gebruikelijke versie beschrijven. Die zegt dat de namen van deze Dorische koningen vanaf Perseus, de zoon van Danaë (over zijn goddelijke vader heb ik het niet), precies zo luiden als zij in de bestaande Griekse lijsten zijn vermeld en daarom terecht als Grieks worden bestempeld. Met andere woorden: al in die tijd werden zij als echte Grieken beschouwd. Ik schrijf ‘vanaf Perseus’ en niet zijn vader, want met Perseus is niet de naam van een sterfelijke vader verbonden, zoals Herakles bijvoorbeeld Amfitryon heeft gehad. Tweemaal benadrukt Herodotus in deze passage dat hij het hier niet wil hebben over de goddelijke vader van Perseus, Zeus (τοῦ θεοῦ ἀπεόντος en οὐκ ἔπεστι ἐπωνυμίη Περσέι οὐδεμία πατρὸς θνητοῦ). Daarmee trekt hij opnieuw een lijn tussen mythe en historie, alsof hij zegt: tot hier en niet verder. Iets wat echter niet duidelijk wordt bij het lezen van dit stukje Grieks, is of Herodotus het bestaan van een goddelijke vader van Perseus echt afwijst. De nadruk die hij legt op het feit dat hij zegt ‘vanaf Perseus’ en de uitleg die hij daarbij geeft, wijzen er in ieder geval op dat Herodotus de lezer bewust wil maken van zijn scheiding tussen het mythische en het historische. Dat doet hij hier met betrekking tot het nageslacht. Vele koninklijke of vooraanstaande Griekse families hadden uiteindelijk een goddelijke voorouder, althans, volgens de mythen. Of Herodotus dat nu mythes vond of niet, al denk ik zelf van wel, hier handhaaft hij consequent zijn scheiding. Een tweede voorbeeld dat ik wil noemen is een passage uit het derde boek van de Historiën. Πολυκράτης γὰρ ἐστὶ πρῶτος τῶν ἡμεῖς ἴδμεν Ἑλλήνων ὃς θαλασσοκρατέειν ἐπενοήθη, πάρεξ Μίνωός τε τοῦ Κνωσσίου καὶ εἰ δή τις ἄλλος πρότερος τούτου ἦρξε τῆς θαλάσσης: τῆς δὲ ἀνθρωπηίης λεγομένης γενεῆς Πολυκράτης πρῶτος, ἐλπίδας πολλὰς ἔχων Ἰωνίης 43 τε καὶ νήσων ἄρξειν. 44 Deze [Polykrates ] had zich voorgenomen de hele zee te beheersen. Daarmee is hij, voorzover we 45 weten, de eerste Griek geweest — op Minos, koning van Knossos , na en mogelijk nog iemand vóór Minos. Maar Polykrates was de eerste mèns die dit wilde. Hij hoopte vurig Klein-Azië en de eilanden onder zijn macht te brengen. In dit stukje wordt door Herodotus zoals ook in voorgaande passages de scheiding tussen sterfelijken en onsterfelijken, uit een mythisch verleden, aangegeven, op basis van het feit dat alle personen die niet menselijk zijn niet tot het historische verleden behoren. De nadruk ligt op het feit dat Polycrates de eerste Griekse mens was die de macht over de hele zee wilde verkrijgen. Er waren eerder wel anderen geweest die dit wilden, maar zij waren blijkbaar geen Grieken of niet menselijk, zoals de hier genoemde mythische koning Minos. En consequent als Herodotus op dit gebied lijkt te zijn, gaat hij ook hier niet in op die mythische figuren, maar alleen op de ‘menselijke’ mensen. 42 Herodotus, VI.53.1-2 Herodotus, III.122.1-2 44 Tiran van het eiland Samos in de zesde eeuw voor Christus. 45 Een stad op het eiland Creta. 43 22 6. Orakels, dromen en andere voorspellingsvormen In dit hoofdstuk gaat de aandacht uit naar orakels, dromen en andere voorspellende tekens die in de Historiën van Herodotus voorkomen. Dit waren namelijk middelen waarmee goden hun wil aan de mensen kenbaar konden maken, volgens de heersende opvatting in het oude Griekenland althans. In het werk van Herodotus komen ze veelvuldig voor, maar we zullen zien dat deze goddelijke tekens wel voor verschillende doeleinden - als men dat zo kan zeggen - worden gebruikt. Deze zal ik bespreken aan de hand van enkele passages. 1. Wie hoog klimt, zal diep vallen In hoofdstuk twee ben ik iets dieper ingegaan op een veel voorkomend thema bij Herodotus, namelijk dat van hubris. Even een korte terugblik. De mens mag niet té succesvol of té gelukkig zijn. Als hij zichzelf gaat overschatten, noemen we dat hubris. Dit gedrag zint de goden niet en ze waarschuwen de mens dat zij wraak zullen nemen, nemesis, en hem zullen straffen voor zijn hoogmoedig gedrag. Vaak werd de mensen door een of ander goddelijk teken duidelijk gemaakt dat ze hoogmoedig waren. Of ze de nemesis konden afwenden weten we echter niet, aangezien de persoon in kwestie niet doorhad dát hij zich schuldig maakte aan hubris. Het was niet zo dat bijvoorbeeld Zeus dan in een of andere menselijke gedaante afdaalde naar de aarde en eens even een hartig woordje met de hubris-pleger sprak. Nee, mensen werden indirect gewaarschuwd door middel van goddelijke tekens, zoals dromen. De goden spelen in dit hele hubris-thema een belangrijke rol. Zonder goden geen hubris, zonder hubris geen phthonos en zonder phthonos geen nemesis. Dit is de reden waarom orakels en dromen in het werk van Herodotus, met hubris als een belangrijk thema, een zeer belangrijke plaats innemen. Het waren in het geval van hubris immers ‘berichten’ van de goden om de mensen duidelijk te maken dat ze getroffen zouden worden door de nemesis van de goden. Ontsnappen aan die wraak kan niet meer wanneer je eenmaal te overmoedig bent geweest in de ogen van de hemelbewoners. Het eerste fragment uit de Historiën dat ik in verband met dit thema en de goddelijke waarschuwing zal bespreken, gaat over de Lydische koning Croesus. Deze koning meende dat hij de gelukkigste mens op aarde was, een ernstige en zeer duidelijke vorm van hubris dus. Als de Atheense staatsman Solon Sardes aandoet, vraagt Croesus hem in een gesprek wie hij eigenlijk als gelukkigste mens op aarde beschouwt. Croesus verwacht natuurlijk dat zijn eigen naam nu door Solon zal worden genoemd, maar dat had hij gedacht. Solon vindt dat een zekere Tellus46 uit Athene de gelukkigste ter wereld is. Er volgt een opsomming van argumenten waarom hij dat dan wel niet is en vervolgens vraagt Croesus, ontevreden met dat antwoord, wie Solon dan de op-één-na-gelukkigste mens vindt, verwachtend dat hij dit keer dan aan de beurt zal zijn. Dat is weer niet zo, want ditmaal noemt Solon de broers Cleobis en Biton47. Opnieuw volgt er een heel verhaal. Croesus acht Solon niet meer geloofwaardig en diep verontwaardigd stuurt hij hem weg. Hoe kan iemand nou beweren dat hij, Croesus, de rijke en machtige Lydische koning, niet de gelukkigste mens op aarde is? Solon had Croesus nog gewaarschuwd: de goden zijn zo jaloers als wat, dus je kunt als mens maar beter niet al te gelukkig zijn en vooral willen zijn. Σόλων μὲν δὴ εὐδαιμονίης δευτερεῖα ἔνεμε τούτοισι, Κροῖσος δὲ σπερχθεὶς εἶπε ‘ὦ ξεῖνε Ἀθηναῖε, ἡ δ᾽ ἡμετέρη εὐδαιμονίη οὕτω τοι ἀπέρριπται ἐς τὸ μηδὲν ὥστε οὐδὲ ἰδιωτέων 46 Tellus was een heel gebruikelijke en veel voorkomende naam in Athene. Door zo’n doodgewone naam te noemen, benadrukt Solon het feit dat je niet beroemd of rijk, zoals Croesus, hoeft te zijn om gelukkig te zijn. 47 De moeder van Cleobis en Biton moest tijdens een feest ter ere van Hera naar de tempel, maar de ossen die haar wagen zouden trekken, waren er nog niet. Haar zoons spanden zichzelf toen voor de wagen en trokken die helemaal naar de tempel, waar zij stierven. 23 ἀνδρῶν ἀξίους ἡμέας ἐποίησας;’ ὁ δὲ εἶπε ‘ὦ Κροῖσε, ἐπιστάμενόν με τὸ θεῖον πᾶν ἐὸν 48 φθονερόν τε καὶ ταραχῶδες ἐπειρωτᾷς ἀνθρωπηίων πρηγμάτων πέρι. Solon vond dus dat zij [Cleobis en Biton] de tweede plaats hadden verdiend, maar dit oordeel werd hem door Kroisos niet in dank afgenomen. ‘Mijn fortuin telt blijkbaar in jouw ogen niet’, beet de koning hem toe. ‘Zeg eens, vreemdeling uit Athene, waarom sla je de eerste de beste man van de straat hoger aan dan mij?’ ‘Dat komt, beste koning,’ gaf Solon hem ten antwoord, ‘omdat ik maar al te goed weet dat de hemel jaloers is op het menselijke geluk en niets liever wil dan dit verstoren. Zo jaloers als de goden zijn, zo koppig is Croesus. De onvermijdelijke nemesis wordt een paar hoofdstukken later aangekondigd door Herodotus. μετὰ δὲ Σόλωνα οἰχόμενον ἔλαβέ ἐκ θεοῦ νέμεσις μεγάλη Κροῖσον, ὡς εἰκάσαι, ὅτι 49 ἐνόμισε ἑωυτὸν εἶναι ἀνθρώπων ἁπάντων ὀλβιώτατον. Solon was nog niet weg of de goden straften Kroisos wreed omdat hij zo aanmatigend was te beweren dat hij de gelukkigste mens op aarde was. Hoe de goden Croesus dan straften, komen we te weten in het verhaal dat volgt. In zijn slaap heeft de koning een droom waarin hem voorspeld wordt dat zijn zoon erge dingen zullen overkomen. Croesus’ zoon, Atys, zal namelijk worden getroffen door een ijzeren punt. De koning is vastberaden om deze droom nooit werkelijkheid te laten worden en treft maatregelen. Hij laat alle wapens weghalen uit het paleis. Ergens in de regio worden de mensen geteisterd door een woest everzwijn en Croesus besluit om hen te helpen. Meerdere mannen gaan op everzwijnenjacht, onder wie Adrastus, een gast van Croesus. Deze had hem gereinigd van bloedschuld50 en hem toegestaan zijn intrek te nemen in het paleis. De krachtige jongeman Atys, in de bloei van zijn leven, wilde natuurlijk ook meedoen, maar zijn vader stond het eerst niet toe, bang dat de droom werkelijkheid zou worden. Uiteindelijk weet de jongen zijn vader toch te overtuigen door op te merken dat een everzwijn geen speerpunt heeft en hem dus niet zal doden. Croesus vraagt Adrastus zijn zoon in de gaten te houden en laat hem dan toch meegaan op jacht. Het noodlot is echter niet af te wenden en uitgerekend Adrastus, die door Croesus in bescherming was genomen, mist het everzwijn en spiest de jongeman. Einde Atys. Croesus is vol van verdriet over dit verlies en roept Zeus aan om hem getuige te laten zijn van dit vreselijke nieuws. Adrastus voelt zich ontzettend schuldig, maar Croesus is redelijk en beseft dat een godheid de oorzaak is van deze gebeurtenis, waarvoor hij lang geleden al gewaarschuwd was. εἶς δὲ οὐ σύ μοι τοῦδε τοῦ κακοῦ αἴτιος, εἰ μὴ ὅσον ἀέκων ἐξεργάσαο, ἀλλὰ θεῶν κού τις, 51 ὅς μοι καὶ πάλαι προεσήμαινε τὰ μέλλοντα ἔσεσθαι. Dit onheil is jou niet aan te rekenen, want wat jij hebt gedaan, is niet met opzet gebeurd, nee, de schuld ligt bij een van de goden die mij al lang geleden waarschuwde voor het dreigende gevaar. Croesus legt de schuld van de dood van Atys bij een of andere godheid (θεῶν κού τις). Adrastus kon er niets aan doen. Hij heeft het niet met opzet gedaan. Hoewel Croesus het niet expliciet zo zegt, herinnert hij zich op dat moment waarschijnlijk de droom en verwijst hij daarnaar wanneer hij zegt dat de goden hem lang geleden al hebben gewaarschuwd voor dit naderend onheil (ὅς μοι καὶ 48 Herodotus, I.32.1 Herodotus, I.34.1 50 Adrastus had per ongeluk zijn broer gedood. 51 Herodotus, I.45.2 49 24 πάλαι προεσήμαινε τὰ μέλλοντα ἔσεσθαι). Het was hun wraak voor zijn hubris. Hij had het kunnen weten. Een vergelijkbare gebeurtenis zien we in het verhaal van de heerser Polycrates. Polycrates is zo iemand die we een typische tiran uit de Historiën kunnen noemen en die vanwege die eigenschap perfect past bij het hubris-thema. Hij is te hebzuchtig, wat wijst op hubris. Dit leidt tot phthonos bij de goden, waarna hij onvermijdelijk gestraft zal worden. Hij sterft uiteindelijk een vreselijke dood, waarvan Herodotus zelfs vindt dat het ongepast is om die te vertellen. Dan moet het toch wel gruwelijk zijn, vergeleken met andere dingen die hij wel vertelt. Deze Polycrates was alleenheerser op Samos geworden na zijn ene broer te hebben vermoord en zijn andere te hebben verdreven. Zijn macht in de regio rondom Samos groeide razendsnel en dat baarde sommigen grote zorgen. Polycrates had een vriendschap gesloten met Amasis, toentertijd de farao in Egypte. Het begint allemaal met een brief die Amasis zijn vriend stuurt, waarin hij aan de ene kant blij is te horen dat Polycrates het zo goed maakt maar hem aan de andere kant waarschuwt om niet te succesvol te willen zijn. Hij zou beter een iets gematigdere houding aan kunnen nemen en niet altijd pas tevreden te willen zijn met grote successen en veel geluk. ἡδὺ μὲν πυνθάνεσθαι ἄνδρα φίλον καὶ ξεῖνον εὖ πρήσσοντα: ἐμοὶ δὲ αἱ σαὶ μεγάλαι εὐτυχίαι οὐκ ἀρέσκουσι, τὸ θεῖον ἐπισταμένῳ ὡς ἔστι φθονερόν: καί κως βούλομαι καὶ αὐτὸς καὶ τῶν ἂν κήδωμαι τὸ μέν τι εὐτυχέειν τῶν πρηγμάτων τὸ δὲ προσπταίειν, καὶ οὕτω διαφέρειν τὸν αἰῶνα ἐναλλὰξ πρήσσων ἢ εὐτυχέειν τὰ πάντα. [3] οὐδένα γάρ κω 52 λόγῳ οἶδα ἀκούσας ὅστις ἐς τέλος οὐ κακῶς ἐτελεύτησε πρόρριζος, εὐτυχέων τὰ πάντα. Geachte Polykrates, het is plezierig te horen dat een bevriend staatshoofd het goed maakt, maar jouw grote voorspoed baart me zorgen, omdat ik weet hoe jaloers de goden zijn. Echt, het is mij liever als ik, of mijn dierbaren, de ene keer succes heb met mijn activiteiten en een andere keer tegenslag. Een leven waarin deze twee elkaar afwisselen is te verkiezen boven een ononderbroken reeks successen. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand, wie het eerst in alles meezat, op den duur niet doodongelukkig is geworden. Het feit dat de tiran Polycrates op het moment alleen maar voorspoed heeft, bevalt Amasis niet (ἐμοὶ δὲ αἱ σαὶ μεγάλαι εὐτυχίαι οὐκ ἀρέσκουσι). Net als Solon doet bij Croesus, waarschuwt ook Amasis Polycrates om niet te gelukkig te willen zijn en vooral om niet alleen maar gelukkig te willen zijn. Amasis geeft aan te weten hoe de goden zijn, namelijk heel jaloers: τὸ θεῖον ἐπισταμένῳ ὡς ἔστι φθονερόν. Afwisseling tussen succes hebben (εὐτυχέειν) en tegenslag krijgen (προσπταίειν) is het beste. Solon en Amasis spelen in beide verhalen eigenlijk dezelfde rol. Allebei hebben ze door dat de heerser op moet passen en ze waarschuwen hem voor de phthonos van de goden. Een opmerkelijk verschil is dat Croesus totaal geen boodschap heeft aan de woorden van Solon, terwijl Polycrates de raad van Amasis opvolgt. De Egyptische farao geeft hem namelijk in diezelfde brief de wijze raad om datgene wat hem het meest dierbaar is, weg te gooien. φροντίσας τὸ ἂν εὕρῃς ἐόν τοι πλείστου ἄξιον καὶ ἐπ᾽ ᾧ σὺ ἀπολομένῳ μάλιστα τὴν 53 ψυχὴν ἀλγήσεις, τοῦτο ἀπόβαλε οὕτω ὅκως μηκέτι ἥξει ἐς ἀνθρώπους (...) ga eens na wat jouw dierbaarste bezit is en voor jou zo kostbaar dat jij tot in je ziel getroffen wordt als je het kwijtraakt. Gooi dat weg, en wel zo dat het nooit meer teruggevonden kan worden. 52 53 Herodotus, III.40.2 Herodotus, III.40.4 25 Zo gezegd zo gedaan. Polycrates bedenkt dat hij een zegelring heeft waaraan hij toch wel zeer gehecht is. Die moet de deur dus uit. Hij vaart met een schip ver van de kust van het eiland af en werpt daar de ring in zee. Die zien we nooit meer terug, tenminste dat dacht Polycrates. Een opmerking die Gerard Boter, hoogleraar Griekse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, hierbij maakte, is dat je misschien zou denken dat Amasis met datgene wat Polycrates het dierbaarst is, een abstract iets als zijn macht bedoelt, maar dat we uit deze passage kunnen opmaken dat Amasis echt wel doelt op iets tastbaars.54 De lezer verwacht al dat het niet goed zal aflopen met Polycrates en die verwachting wordt versterkt als na vijf à zes dagen de ring wordt teruggevonden in de maag van een enorme vis, die door een visser aan de tiran was aangeboden. Op wonderbaarlijke wijze is datgene waarvan Polycrates afstand heeft gedaan precies bij hem weer teruggekomen. Hij is van mening dat dit wel een goddelijk teken moet zijn (in het Grieks θεῖον εἶναι τὸ πρῆγμα) en schrijft op zijn beurt een brief aan Amasis. Die was al bang dat het met Polycrates wegens al zijn voorspoed niet al te best zou aflopen en dat gevoel wordt nu bevestigd. Het kan niet anders dan dat de terugkeer van de ring een goddelijk teken is om Polycrates te wijzen op zijn onvermijdelijke ondergang die zal volgen. De goden accepteren de ring niet als symbool voor het afstand doen van het totale geluk. Onmiddellijk verbreekt Amasis de vriendschap die hij met de tiran van Samos had. Met diens ondergang wil hij niets van doen hebben. De dood van Polycrates moet zeer wreed zijn geweest. De precieze manier waarop de man aan zijn eind kwam, bespaart Herodotus ons. Hij zegt er het volgende over: ἀπικόμενος δὲ ἐς τὴν Μαγνησίην ὁ Πολυκράτης διεφθάρη κακῶς, οὔτε ἑωυτοῦ ἀξίως οὔτε τῶν ἑωυτοῦ φρονημάτων: ὅτι γὰρ μὴ οἱ Συρηκοσίων γενόμενοι τύραννοι οὐδὲ εἷς τῶν ἄλλων Ἑλληνικῶν τυράννων ἄξιος ἐστὶ Πολυκράτεϊ μεγαλοπρεπείην συμβληθῆναι. ἀποκτείνας δέ μιν οὐκ ἀξίως ἀπηγήσιος Ὀροίτης ἀνεσταύρωσε: (...) Πολυκράτεος μὲν δὴ αἱ πολλαὶ εὐτυχίαι ἐς τοῦτο ἐτελεύτησαν τῇ οἱ Ἄμασις ὁ Αἰγύπτου βασιλεὺς 55 προεμαντεύσατο. Na zijn aankomst in Magnesia werd Polykrates afgemaakt op een beestachtige wijze, die zowel hemzelf als zijn ambities onwaardig was. Hij is toch superieur aan alle Griekse alleenheersers geweest, afgezien van de tirannen in Syracuse. Zijn levenseinde is met geen pen te beschrijven. Oroites liet zelfs zijn lijk aan het kruis nagelen! (...) Met het overgrote geluk van Polykrates liep het dus precies zo af als farao Amasis hem al had voorspeld. Polycrates, de ooit zo gelukkige en volgens farao Amasis té gelukkige heerser, komt gruwelijk aan zijn einde. Hij was door Amasis gewaarschuwd voor de afgunst van de goden. Blijkbaar kon hij er niets meer aan doen en moest dit de straf zijn voor zijn hubris. Hij is te hoog geklommen en moet nu diep vallen. De vraag blijft of Polycrates überhaupt nog iets had kunnen doen om zijn ondergang te voorkomen. Lag zijn lot eigenlijk bij voorbaat al vast? Dit aspect zal ik toelichten in hoofdstuk zeven. 2. Aan het lot is niet te ontkomen In de Griekse wereld dacht men dat het lot iets was dat al vastlag. Als mens dacht je misschien wel invloed te hebben op de loop van gebeurtenissen, maar eigenlijk had je dat niet. De goden bepaalden hoe alles gebeurde en daar kon niets aan veranderd worden, in ieder geval niet door mensen. Mensen moeten ook niet proberen om de loop van de geschiedenis naar hun hand te zetten. Als het verkeerd dreigt af te lopen en het niet lijkt te gaan op de manier die door de goden was bedacht, grijpen zij in en laten ze bijvoorbeeld door middel van een boodschap in een droom weten dat de persoon verkeerd handelt. Een voorbeeld hiervan komen we tegen in het verhaal over Xerxes, Perzische koning en zoon van Darius, die voornemens is om tegen Griekenland op te trekken. 54 55 Boter, 2002, p. 120 Herodotus, III.125.2-126.1 26 Artabanus56 tracht hem juist te overtuigen dat hij dat niet moet doen. Eerst is Xerxes woedend over de opmerkingen van Artabanus, maar ’s avonds in bed ziet hij in dat die misschien toch wel een punt heeft. Hij besluit om de expeditie niet door te laten gaan. Diezelfde nacht krijgt Xerxes echter een droom. καὶ δή κου ἐν τῇ νυκτὶ εἶδε ὄψιν τοιήνδε, ὡς λέγεται ὑπὸ Περσέων: ἐδόκεε ὁ Ξέρξης ἄνδρα οἱ ἐπιστάντα μέγαν τε καὶ εὐειδέα εἰπεῖν ‘μετὰ δὴ βουλεύεαι, ὦ Πέρσα, στράτευμα μὴ ἄγειν ἐπὶ τὴν Ἑλλάδα, προείπας ἁλίζειν Πέρσας στρατόν; οὔτε ὦν μεταβουλευόμενος ποιέεις εὖ οὔτε ὁ συγγνωσόμενός τοι πάρα: ἀλλ᾽ ὥσπερ τῆς ἡμέρης ἐβουλεύσαο ποιέειν, 57 ταύτην ἴθι τῶν ὁδῶν.’ Volgens de Perzen zou hij in die nacht ook nog gedroomd hebben dat een grote, knappe man bij zijn bed kwam staan die aldus sprak: ‘Zeg Pers, wat krijgen we nou? Nu wil je opeens niet tegen Griekenland ten strijde trekken, terwijl je eerst gezegd hebt dat de troepen gemobiliseerd moeten worden? Je kunt het niet maken om daar weer op terug te komen. Geen mens zal hier begrip voor opbrengen. Nee, ga jij nu maar op de ingeslagen weg voort, zoals je dat gisteren van plan was.’ Een of andere gestalte verschijnt in een droom aan Xerxes en gebiedt hem om gewoon te doen wat hij eerder ook al van plan was, namelijk een expeditie tegen Griekenland op touw zetten. Deze eerste droom - er zal nog een aantal volgen - negeert Xerxes en de volgende ochtend vertelt hij zijn troepen dat ze niet naar Griekenland hoeven. Blijkbaar is door het lot bepaald dat er een oorlog zal plaatsvinden, dus de Pers mag zich niet zomaar terugtrekken en besluiten de expeditie niet plaats te laten vinden. De volgende nacht krijgt de koning weer een droom. Dezelfde gestalte spoort hem nogmaals aan, ditmaal op een dwingendere toon. νυκτὸς δὲ γενομένης αὖτις τὠυτὸ ὄνειρον τῷ Ξέρξῃ κατυπνωμένῳ ἔλεγε ἐπιστάν ‘ὦ παῖ Δαρείου, καὶ δὴ φαίνεαι ἐν Πέρσῃσί τε ἀπειπάμενος τὴν στρατηλασίην καὶ τὰ ἐμὰ ἔπεα ἐν οὐδενὶ ποιησάμενος λόγῳ ὡς παρ᾽ οὐδενὸς ἀκούσας; εὖ νυν τόδ᾽ ἴσθι: ἤν περ μὴ αὐτίκα στρατηλατέῃς, τάδε τοι ἐξ αὐτῶν ἀνασχήσει: ὡς καὶ μέγας καὶ πολλὸς ἐγένεο ἐν 58 ὀλίγῳ χρόνῳ, οὕτω καὶ ταπεινὸς ὀπίσω κατὰ τάχος ἔσεαι.’ De volgende nacht droomde Xerxes dat dezelfde gestalte bij hem kwam en zei: ‘Zoon van Darius, jij hebt nu in bijzijn van de Perzen de hele campagne officieel afgelast. Mijn woorden doen er blijkbaar niets toe, ik ben in jouw ogen van nul en generlei waarde. Maar ik wil je één ding duidelijk maken: als jij niet ogenblikkelijk met deze oorlog begint, staat je te wachten dat jij in een ommezien net zo diep zult vallen als je in korte tijd tot grote hoogte bent gestegen.’ De ‘spookverschijning’, zoals de gestalte uit de droom door Van Dolen wordt genoemd59, waarschuwt Xerxes hier duidelijk. Hij moet nu oorlog gaan voeren tegen de Grieken, anders zal hij gestraft worden. De koning roept Artabanus erbij en legt hem zijn probleem uit. Hij wil de raad van Artabanus, namelijk om geen oorlog tegen de Grieken te gaan voeren, wel opvolgen, maar dat wordt belemmerd door deze droom. Xerxes denkt dat Artabanus dezelfde droom zal krijgen, als die door een god wordt gestuurd (in het Grieks εἰ ὦν θεός ἐστι ὁ ἐπιπέμπων) en als die god blijkbaar wil dat de Perzen Griekenland de oorlog verklaren (in het Grieks οἱ πάντως ἐν ἡδονῇ ἐστι γενέσθαι στρατηλασίην ἐπὶ Ἑλλάδα). Hierin zien we de werking van het lot terug. Alles wordt voor de mensen bepaald, dus zij moeten wel handelen naar dat besluit. Gebeurt dit niet, dan wordt dit aan de mensen bericht, in dit specifieke geval door middel van een droom. De koning besluit dan dat 56 Artabanus was een oom van Xerxes. Herodotus, VII.12.1-2 58 Herodotus, VII.14 59 Van Dolen, 2000, p. 445 57 27 Artabanus in zijn plaats in het bed van de koning moet slapen, om te kijken of hij dan dezelfde droom zal ontvangen in zijn slaap. Na een paar tegenwerpingen geeft Artabanus toe aan dit plan. ‘νῦν ὦν, ἐπειδὴ τέτραψαι ἐπὶ τὴν ἀμείνω, φῄς τοι μετιέντι τὸν ἐπ᾽ Ἕλληνας στόλον ἐπιφοιτᾶν ὄνειρον θεοῦ τινος πομπῇ, οὐκ ἐῶντά σε καταλύειν τὸν στόλον. [2] ἀλλ᾽ οὐδὲ ταῦτα ἐστι, ὦ παῖ, θεῖα. (...) ‘εἰ δὲ ἄρα μή ἐστι τοῦτο τοιοῦτο οἷον ἐγὼ διαιρέω, ἀλλά τι τοῦ θείου μετέχον, σὺ πᾶν αὐτὸ συλλαβὼν εἴρηκας: φανήτω γὰρ δὴ καὶ ἐμοὶ ὡς καὶ σοὶ διακελευόμενον. (...) εἰ γὰρ δὴ ἐπιφοιτήσει γε συνεχέως, φαίην ἂν καὶ αὐτὸς θεῖον εἶναι. (...) τούτων ἐξ ἐμεῦ ἐπιτελευμένων φανήτω καὶ ἐμοί. μέχρι δὲ τούτου τῇ παρεούσῃ γνώμῃ 60 χρήσομαι.’ Maar u vertelt me dat u vanaf het moment dat u de opmars naar Griekenland hebt afgelast, geplaagd wordt door een spookverschijning die een god u zendt om aan te geven dat hij deze herroeping niet billijkt... Beste jongen, droombeelden komen niet van de goden. (...) Het is natuurlijk mogelijk dat jouw droom niet zo geduid moet worden als ik het doe en dat het inderdaad met een ingreep van boven te maken heeft. In dat geval heb ik niets aan je woorden toe te voegen. Laat die droom zich dan maar eens aan mij vertonen net zoals hij dat bij jou deed, en laat hij mij maar dezelfde opdracht geven! (...) Neem eens aan dat jij bij herhaling met deze geest te maken krijgt, dan moet zelfs ik erkennen dat hij van god komt... (...) Ik zal doen wat je mij opdraagt en voor mijn part mag dat droomgezicht ook bij mij komen. Maar zolang dat niet is gebeurd, houd ik aan mijn overtuiging vast. Deze Artabanus gelooft duidelijk niet in goddelijke dromen. Volgens hem zijn ze gewoon gedachten die mensen hebben. Enigszins sceptisch zegt hij dat hij best in Xerxes’ bed wil gaan liggen, als dat dan per se nodig is. Hij lijkt niet te verwachten dat de spookverschijning zich ook aan hem zal tonen. Mocht dit toch gebeuren, ja dan moet zelfs Artabanus geloven dat de droom gestuurd wordt door een god. Tot die tijd zal hij blijven menen dat dromen niet van goden komen. Hij stapt vervolgens in het bed van de koning en hoopt dat hij nu kan bewijzen dat zijn opvatting de juiste is en dat Xerxes het dus bij het verkeerde eind heeft. Hij valt in slaap, maar tot zijn verbazing verschijnt ook bij hem dezelfde gestalte als die uit de droom van Xerxes. Nog dwingender en afschrikwekkender wordt Artabanus gewaarschuwd door de verschijning. ‘Vroeg of laat zul jij spijt krijgen’, zo vertaalt Van Dolen, ‘dat je de loop der dingen hebt willen verstoren.’61 De loop der dingen ligt vast en kunnen mensen niet veranderen. De goden zullen Artabanus dan ook straffen als hij datgene wat staat te gebeuren probeert te veranderen. Als de spookverschijning met gloeiende ijzers op hem afkomt om zijn ogen uit te branden, schrikt hij wakker en meldt de droom aan Xerxes. Artabanus legt uit dat hij Xerxes wilde behoeden voor jeugdige overmoed omdat hij weet hoe slecht het is om altijd maar meer te willen. Nu is hij echter geheel overtuigd dat dat niet het lot van Griekenland en Perzië is. Hij weet nu dat de godheid aanstuurt op de oorlog en Xerxes moet dan ook zo snel mogelijk deze goddelijke boodschap aan alle Perzen bekend maken. Na deze goddelijke droom te hebben gezien, is Artabanus klaarblijkelijk in een klap overtuigd van het feit dat de droom wel door een godheid gestuurd is en dat een mens de loop van de gebeurtenissen niet kan veranderen. Niemand kan ontkomen aan wat de goden hebben besloten. Tot slot krijgt onze droomgrage koning nogmaals een droom. Hierin heeft hij een tak van de olijfboom om zijn hoofd, waarvan de takken helemaal tot aan de grond reiken en de gehele aarde bedekken. Een tel later is alles verdwenen. Herodotus vertelt ons dat ook deze droom werd uitgelegd in het voordeel van Xerxes. Dit was misschien niet de juiste uitleg, want de Grieken verslaan de Perzen uiteindelijk, maar daar hebben we het nu niet over. 60 61 Herodotus, VII.16.b Van Dolen, 2000, p. 447. 28 3. Invloed van goddelijke tekens Iets wat we in elk van de drie hierboven beschreven gebeurtenissen zien, is dat een goddelijk teken, of het nou een droom is of een andere manier van berichtgeving, een grote invloed heeft op de mensen en hun handelen. Bij Xerxes zien we dat hij eerst besluit geen oorlog te beginnen, maar dat vervolgens wel doet omdat hij daartoe wordt aangespoord in een droom. Croesus krijgt de voorspelling dat zijn zoon zal omkomen en treft allerlei maatregelen om dat te voorkomen. Beide heren verrichten handelingen met als motief een voorspelling uit een droom. Hieruit kunnen we opmaken dat in ieder geval in de Historiën goddelijke tekens zeer serieus genomen werden en dat er veel waarde aan wordt gehecht. Dat een goddelijk teken zelfs als sterk argument wordt gebruikt in een rechtsspraak, zien we bij Cleomenes. Dit was een Spartaanse koning over wie veel informatie staat in de Historiën. Voor dit voorbeeld is het van belang te weten dat hij op een gegeven moment op basis van een orakel uit Delphi dat hij Argus zou veroveren, met het Spartaanse leger het heiligdom bij die stad had ingenomen. De meeste Argiven hadden zich verschanst in het heilige bos, dat Cleomenes daarom in brand had gestoken. Hierna was hij terug naar huis, Sparta, gekomen. Nu wordt hij ervan beschuldigd de stad Argus met rust te hebben gelaten in ruil voor smeergeld. Men vond het raar dat hij na het heiligdom niet in een ruk ook de stad zelf had ingenomen. Cleomenes verdedigt zich als volgt: ἔλεξε δ᾽ ὦν φάμενος, ἐπείτε δὴ τὸ τοῦ Ἄργου ἱρὸν εἷλον, δοκέειν οἱ ἐξεληλυθέναι τὸν τοῦ θεοῦ χρησμόν: πρὸς ὦν ταῦτα οὐ δικαιοῦν πειρᾶν τῆς πόλιος, πρίν γε δὴ ἱροῖσι χρήσηται καὶ μάθῃ εἴτε οἱ ὁ θεὸς παραδιδοῖ εἴτε ἐμποδὼν ἕστηκε: [2] καλλιερευμένῳ δὲ ἐν τῷ Ἡραίῳ ἐκ τοῦ ἀγάλματος τῶν στηθέων φλόγα πυρὸς ἐκλάμψαι, μαθεῖν δὲ αὐτὸς οὕτω τὴν ἀτρεκείην, ὅτι οὐκ αἱρέει τὸ Ἄργος: εἰ μὲν γὰρ ἐκ τῆς κεφαλῆς τοῦ ἀγάλματος ἐξέλαμψε, αἱρέειν ἂν κατ᾽ ἄκρης τὴν πόλιν, ἐκ τῶν στηθέων δὲ λάμψαντος πᾶν οἱ 62 πεποιῆσθαι ὅσον ὁ θεὸς ἐβούλετο γενέσθαι. Hoe het ook zij, hij verdedigde zich met de opmerking dat hij na de inname van het heiligdom van de heros Argos zeker wist dat daarmee het orakel was vervuld. Met het oog hierop leek het hem onjuist een poging te doen om de stad Argos te veroveren voordat hij zich had vergewist van de goddelijke wil en door middel van offers de instemming dan wel de afkeuring van de godheid ten aanzien van deze onderneming te weten was gekomen. Toen hij in de tempel van Hera om een gunstig voorteken had gevraagd, was een vuurstraal uit de borst van het godinnebeeld geschoten. Dat was voor hem een onmiskenbare aanwijzing geweest dat hij Argos niet moest innemen. Want als de vlam uit het hoofd van het beeld was gekomen, zou dit betekend hebben dat hij de stad met de grond gelijk moest maken, maar nu de flits vanuit de boezem zichtbaar was geworden, kon het niet anders dan dat hij alle wensen van de godheid had vervuld. Cleomenes beroept zich op het orakel. Naar zijn mening had hij dat vervuld en hij durfde niet zomaar iets te doen, waarvan hij niet zeker wist of de god dat wel had bedoeld. Daarna noemt hij het goddelijk teken dat hij in de Hera-tempel heeft ontvangen. We zien dat de argumentatie van Cleomenes geheel berust op twee goddelijke tekens, een orakel en een voorteken. Anders dan in onze huidige samenleving werd dit in het oude Griekenland gewoon geaccepteerd als volwaardige verdediging. Dit blijkt wel uit het feit dat Cleomenes op basis van deze argumentatie wordt vrijgesproken. Voor de Spartanen is het een geldige redenering en ze geloven hem op zijn woord. De kracht van het goddelijke is, zo blijkt, bijzonder groot. In de inleiding bij dit hoofdstuk heb ik gezegd dat goddelijke tekens voor verschillende doeleinden werden gebruikt. Dit hebben we kunnen zien bij de situaties uit de Historiën die ik hier heb besproken. In het geval van Croesus en Polycrates is het goddelijk teken een manier om beide heren te waarschuwen voor hun hubris en hun straf te voorspellen. Bij Xerxes en Artabanus maken de 62 Herodotus, VI.82.1-2 29 goden via een droom duidelijk dat een mens de loop der dingen, het lot, niet kan veranderen en dat ook niet moet proberen. Iets soortgelijks zien we, op minder dreigende wijze, bij de Spartaan Cleomenes. Het lot had blijkbaar bepaald dat de stad Argus niet in zou worden genomen. Om die reden is het correct dat Cleomenes alleen het heiligdom heeft ingenomen. Is een goddelijk teken of een orakel echter altijd het enige waarop een mens zijn handelen baseert, of kan daarnaast ook een ander motief als argument voor de manier van handelen worden opgevoerd? Daarover gaat het volgende hoofdstuk. 30 7. Verklaringen op goddelijk en menselijk niveau 1. Goddelijke én menselijke motieven? Zoals tot nu toe wel is gebleken, hebben goden bij Herodotus grote invloed op het handelen van de mensen op aarde. In het vorige hoofdstuk is besproken dat een orakel of droom als motief kan dienen voor het wel of niet beginnen van een oorlog bijvoorbeeld. Dit was zowel het geval bij Croesus als bij Xerxes. In deze eerste paragraaf van dit hoofdstuk ga ik na of zo’n bovennatuurlijk teken echt het enige motief is, of dat er toch ook een reden op menselijk niveau kan worden gevonden in de Historiën. Dit doe ik aan de hand van de inmiddels bekende figuur uit Herodotus’ werk, Croesus. We weten uit een eerder genoemde passage uit de Historiën (I. 53. 1-3) dat deze Lydische koning tegen de Perzische heerser Cyrus oorlog ging voeren op basis van een orakel dat hij had gekregen. In een passage daarvoor is echter al een andere reden ter sprake gekomen. μετὰ δὲ ἡ Ἀστυάγεος τοῦ Κυαξάρεω ἡγεμονίη καταιρεθεῖσα ὑπὸ Κύρου τοῦ Καμβύσεω καὶ τὰ τῶν Περσέων πρήγματα αὐξανόμενα πένθεος μὲν Κροῖσον ἀπέπαυσε, ἐνέβησε δὲ ἐς φροντίδα, εἴ κως δύναιτο, πρὶν μεγάλους γενέσθαι τοὺς Πέρσας, καταλαβεῖν αὐτῶν 63 αὐξανομένην τὴν δύναμιν. Eerst toen hij had gehoord dat Cyrus, de zoon van Kambyses, een einde had gemaakt aan de heerschappij van Kyaxares’ zoon Astyages en dat de macht van Perzië onrustbarend toenam, begon 64 hij zijn verdriet te vergeten. Hij werd langzaamaan geheel in beslag genomen door de kwellende vraag of hij wel in staat zou zijn om de groei van dat rijk een halt toe te roepen eer het te laat was. In de eerste plaats is het de toenemende macht van het Perzische rijk die Croesus zorgen baart. Hij is bang dat hij de toename van de macht van de Perzen niet meer zal kunnen stoppen als hij nog langer wacht. Daarom vat hij het plan op om een oorlog tegen hen te beginnen. Vervolgens laat hij het Orakel van Delphi raadplegen om te vragen of het wel zo’n goed idee is, maar het plan is dus puur op een ‘menselijk’ motief gebaseerd. Er is geen god te bekennen die hem dit van boven heeft bevolen. Even verderop in hetzelfde boek worden door Herodotus, naast het vertrouwen dat Croesus had gekregen door dit orakel, nog twee andere motieven genoemd voor het beginnen van een oorlog tegen Cyrus. ἐστρατεύετο δὲ ὁ Κροῖσος ἐπὶ τὴν Καππαδοκίην65 τῶνδε εἵνεκα, καὶ γῆς ἱμέρῳ προσκτήσασθαι πρὸς τὴν ἑωυτοῦ μοῖραν βουλόμενος, καὶ μάλιστα τῷ χρηστηρίῳ πίσυνος ἐὼν καὶ τίσασθαι θέλων ὑπὲρ Ἀστυάγεος Κῦρον. Ἀστυάγεα γὰρ τὸν Κυαξάρεω, ἐόντα Κροίσου μὲν γαμβρὸν Μήδων δὲ βασιλέα, Κῦρος ὁ Καμβύσεω καταστρεψάμενος 66 εἶχε, γενόμενον γαμβρὸν Κροίσῳ ὧδε. Kroisos had wel drie motieven om tegen Cyrus op te trekken. In de eerste plaats zijn landhonger, vervolgens een rotsvast vertrouwen in het orakel en ten slotte wraak op Cyrus vanwege diens optreden tegen Kyaxares’ zoon Astyages. Men moet weten dat de laatste een zwager van Kroisos was en dat hij als koning van de Meden door Kambyses’ zoon Cyrus is afgezet. Maar nu eerst het verhaal hoe hij familie van Kroisos is geworden. Croesus wilde volgens Herodotus eenvoudigweg meer gebied toevoegen aan zijn eigen rijk. Daarnaast was de oorlog bedoeld om wraak te nemen op Cyrus. Wat deze Astyages heeft aangedaan 63 Herodotus, I.46.1 Twee jaren geleden was Croesus’ zoon Atys omgekomen. Zie hoofdstuk 6.1 65 Cappadocië is een streek in het (huidige) Turkije 66 Herodotus, I.73.1 64 31 is hier niet van belang evenmin als hoe het komt dat Astyages en Croesus familie zijn van elkaar. Iets uitermate relevants wat we kunnen opmaken uit deze passage is dat het orakel zeker niet het enige motief was voor Croesus om uiteindelijk over te gaan tot de oorlog. Net zoals de meeste heersers zou het heel goed kunnen dat ook Croesus uit was op het veroveren van land. Bovendien koesterde hij klaarblijkelijk al langer wraakgevoelens jegens de Pers. Deze twee redenen zijn beide van een menselijk niveau. Daarmee bedoel ik dat er geen goddelijke interventie aan ten grondslag ligt. Ze zijn niet gebaseerd op bovennatuurlijke zaken, integendeel, ze zijn puur ‘aards’ van karakter. Als we er met onze eenentwintigste-eeuwse blik naar kijken, zouden we zelfs constateren dat die twee menselijke redenen, samen met de reden dat Croesus het Perzische rijk wilde afhouden van het vergaren van nog meer macht, de hoofdargumenten moeten zijn geweest, die Croesus ertoe hebben bewogen om het Perzische rijk aan te vallen. Het orakel van de god, dat hij zélf als gunstig voor zichzelf interpreteerde, gaf hem alleen maar meer vertrouwen bij zijn besluit. De andere goddelijke verklaring is de nemesis van de goden, die Croesus trof. Waarom zou hij ook al weer worden getroffen door wraak? Croesus beschouwde zich openlijk als gelukkigste van alle mensen en deze hoge mate van hubris leverde de phthonos en uiteindelijk nemesis op. De oorzaak die aan de nemesis ten grondslag ligt, is dus wel van een menselijk niveau. In de Historiën worden zowel metafysische als ‘aardse’ oorzaken voor een gebeurtenis naast elkaar gepresenteerd. Hoe dan ook zullen we nooit met zekerheid kunnen zeggen welk argument voor Croesus zelf het belangrijkste was bij zijn besluit om ten strijde te treggen tegen het Perzische rijk. Stel dat hij het orakel nooit had geraadpleegd, had hij dan wel die oorlog gevoerd tegen de Perzen? We weten het niet en zullen het ook nooit weten, helaas. De geschiedenis leert ons dat Croesus verliest. Sardes wordt ingenomen door Cyrus. Deze laatste wil de verslagen Lydiër eerst op de brandstapel gooien, maar dat wordt op het laatste moment toch voorkomen. Croesus roept de naam Solon, wat de Perzen ertoe brengt om te vragen wie dat nu weer is. Croesus legt dit na enig aandringen uit en besluit zijn relaas door te zeggen dat alles wat Solon had gezegd werkelijkheid is geworden; hij is de man naar wie iedereen zou moeten luisteren. Cyrus besloot Croesus toen van de brandstapel te halen, maar die was al aangestoken. Croesus roept Apollo aan om hem te redden en dat gebeurde, aldus de Lydiërs. Een onweersbui dooft de vlammen en de koning is gered. Na een gesprek met Cyrus, vraagt Croesus of hij het Orakel van Delphi mag raadplegen om verantwoording te vragen voor het feit dat het eerder gegeven orakel niet is uitgekomen. De Pythia antwoordt de afgezanten van Croesus als volgt: ‘τὴν πεπρωμένην μοῖραν ἀδύνατα ἐστὶ ἀποφυγεῖν καὶ θεῷ: Κροῖσος δὲ πέμπτου γονέος ἁμαρτάδα ἐξέπλησε, ὃς ἐὼν δορυφόρος Ἡρακλειδέων, δόλῳ γυναικηίῳ ἐπισπόμενος ἐφόνευσε τὸν δεσπότεα καὶ ἔσχε τὴν ἐκείνου τιμὴν οὐδέν οἱ προσήκουσαν. προθυμεομένου δὲ Λοξίεω ὅκως ἂν κατὰ τοὺς παῖδας τοῦ Κροίσου γένοιτο τὸ Σαρδίων πάθος καὶ μὴ κατ᾽ αὐτὸν Κροῖσον, οὐκ οἷόν τε ἐγίνετο παραγαγεῖν μοίρας. ὅσον δὲ ἐνέδωκαν αὗται, ἤνυσέ τε καὶ ἐχαρίσατό οἱ: τρία γὰρ ἔτεα ἐπανεβάλετο τὴν Σαρδίων ἅλωσιν, καὶ τοῦτο ἐπιστάσθω Κροῖσος ὡς ὕστερον τοῖσι ἔτεσι τούτοισι ἁλοὺς τῆς πεπρωμένης. δευτέρα δὲ τούτων καιομένῳ αὐτῷ ἐπήρκεσε. κατὰ δὲ τὸ μαντήιον τὸ γενόμενον οὐκ ὀρθῶς Κροῖσος μέμφεται. προηγόρευε γὰρ οἱ Λοξίης, ἢν στρατεύηται ἐπὶ Πέρσας, μεγάλην ἀρχὴν αὐτὸν καταλύσειν. τὸν δὲ πρὸς ταῦτα χρῆν εὖ μέλλοντα βουλεύεσθαι ἐπειρέσθαι πέμψαντα κότερα τὴν ἑωυτοῦ ἢ τὴν Κύρου λέγοι ἀρχήν. οὐ συλλαβὼν δὲ τὸ ῥηθὲν οὐδ᾽ ἐπανειρόμενος ἑωυτὸν αἴτιον ἀποφαινέτω: τῷ καὶ τὸ τελευταῖον χρηστηριαζομένῳ εἶπε Λοξίης περὶ ἡμιόνου, οὐδὲ τοῦτο συνέλαβε. ἦν γὰρ δὴ 67 ὁ Κῦρος οὗτος ἡμίονος: ἐκ γὰρ δυῶν οὐκ ὁμοεθνέων ἐγεγόνεε (...)’ ‘De macht van het noodlot is voor iedereen, ja zelfs voor de goden, onontkoombaar.Wat Kroisos betreft: hij heeft na vier generaties geboet voor de misdaad van zijn voorvader die een lid was van de lijfgarde van de Herakliden en zich door de plannen van een ontrouwe echtgenote had 67 Herodotus, I.91.1-5 32 laten leiden om zijn eigen vorst te doden en zich een waardigheid toe te eigenen waarop hij geen 68 enkel recht had. Het was de god der profetie liever geweest dat de ondergang van Sardes had plaatsgegrepen in de tijd van Kroisos’ nazaten en niet in die van hemzelf, maar het behoorde niet tot zijn bevoegdheid de loop van het lot te beïnvloeden. De schikgodinnen hadden slechts een minieme speelruimte gegeven en die heeft hij ten bate van Kroisos benut. Door zijn toedoen is de val van Sardes drie jaar verzet en Kroisos mag zich wel eens realiseren dat hij al die tijd uitstel van executie heeft gekregen. Dan is er nog iets: Apollo heeft hem van de vuurdood gered. Het bedrog wordt hem volkomen ten onrechte aangewreven, want de god had voorspeld dat hij een groot rijk te gronde zou richten als hij tegen Perzië optrok. In verband met dit orakel zou het verstandig zijn geweest nogmaals gezanten naar Delphi te sturen om te laten navragen welk rijk er werd bedoeld: dat van Cyrus of dat van hemzelf. Maar hij heeft het niet goed begrepen en daarom nagelaten zich beter te oriënteren. Nee, Kroisos moet de schuld bij zichzelf zoeken. Bovendien heeft hij ook de laatste keer dat hij het orakel om raad vroeg, blijk van onbegrip gegeven. De god heeft toen over een muildier gesproken. Welnu, dit muildier was Cyrus die een zoon van ouders uit verschillende rassen was. (...)’ Na dit betoog van de god Apollo te hebben gehoord, komt Croesus uiteindelijk tot het inzicht dat hij toch echt degene was die verantwoordelijk was voor zijn ondergang. We zien hierbij dat de loop van de gebeurtenissen via het orakel van de god aan de mens kenbaar is gemaakt. De mens houdt de god daarom verantwoordelijk voor die gebeurtenissen, maar Croesus beseft nu dat hij de boodschap van de god verkeerd heeft geïnterpreteerd en dat die fout alleen aan hem te verwijten is. Daarbij komt dat, althans volgens dit orakel van de Pythia, ook goden afhankelijk zijn van het lot. Al generaties voor Croesus had een van zijn voorvaderen een misdaad begaan waarvoor zijn familie gestraft moest worden. Het lot had blijkbaar bepaald dat Croesus die straf zou krijgen. In de volgende paragraaf zal ik het hebben over deze afhankelijkheid van het lot die ook voor goden geldt. 2. Goddelijk ingrijpen en het lot: coëxistentie In deze paragraaf kijk ik, in tegenstelling tot de vorige, alleen naar goddelijke motieven. Versnel heeft in zijn boek Coping with the gods alle motieven bestudeerd, die een rol speelden bij de val van zowel de tiran Polycrates als koning Croesus. Deze heeft hij schematisch geprobeerd te ordenen in een schema, dat hier is afgebeeld. De categorieën I, II en III zijn in deze paragraaf van belang. Ze vallen namelijk allemaal binnen de goddelijke, of in ieder geval bovennatuurlijke categorie. Als je over die drie gaat nadenken, zou je tot de conclusie kunnen komen dat ze nooit op dezelfde lijn kunnen staan. Dit wordt door Versnel ook besproken in zijn boek. ‘Some of these options simply exclude others according to our system of logic, the basis of which - I must call to mind - 4. Schematisch overzicht van verschillende soorten oorzaken van de val van een tiran. (Versnel, 2011, p. 187) 68 Gyges, de lijfwacht die hier wordt bedoeld, had koning Candaules gedood. Dit deed hij op bevel van Candaules’ echtgenote. 33 we owe the Greek Aristotle,’ aldus Versnel.69 Hij zegt dat die goddelijke verklaringen elkaar op het eerste gezicht lijken uit te sluiten. In de Historiën zien we namelijk dat er wordt uitgegaan van het bestaan van een noodlot. Dit noodlot (fate) ligt bij voorbaat al vast voor mensen, maar ook voor goden, zoals we hebben gezien in het antwoord van de Pythia in de vorige paragraaf. Aan dit noodlot, dat de loop van gebeurtenissen bepaalt, kan niemand dus iets veranderen. Tot zover kan het allemaal nog, totdat we de punten II en III uit het schema erbij betrekken. Die hebben het over goddelijke interventie (intervention of the divine) en de afgunst of jaloezie van de goden (envy of the gods). Volgens deze oorzaken kunnen goden ingrijpen in het leven van mensen als die bij hen phthonos teweeg hebben gebracht. In dat geval kunnen goden ervoor zorgen dat een tiran als Polycrates ten val komt. Hoe kan dit samengaan met het feit dat het lot van alles en iedereen al bij voorbaat vaststaat? In dat geval zouden volgens onze logica de goden net als de mensen ondergeschikt zijn aan het alles bepalende noodlot. Samenvattend betoogt Versnel hierover: In short, there is a peaceful coexistence of the various options. Even if they are semantically incompatible, the syntactical juxtaposition of the different motifs suggests that they are non-contradictory. They are options but - at least in the texts under discussion - not open to choice: all of them are simultaneously available, but only operative one after the other, different expressions of a kaleidoscopic multiple representation.70 Kortom, wij moderne lezers moeten het idee dat de ene optie de andere uitsluit even naast ons neerleggen. Bij Herodotus bestaan ze namelijk naast elkaar en tegelijkertijd, maar goden en het noodlot treden na elkaar op in het leven van mensen. In de Historiën van Herodotus kunnen alle opties dus gemakkelijk op een lijn worden aangevoerd als oorzaken voor de val van een tiran. Noodlot en tegelijkertijd goddelijke interventie? Geen probleem volgens Herodotus. Onderstaand fragment uit de Historiën dient ter illustratie van het feit dat het goddelijke en het lot bij elkaar (kunnen) horen en dat Herodotus niet schuwt ze aan elkaar te verbinden. De ‘zij’ in het verhaal zijn de Bakchiaden, die het in Corinthe voor het zeggen hadden. Uit orakels die ze hebben gekregen, hebben ze opgemaakt dat Cypselus, de zoon van Eëtion en Labda, de macht van hen zal afpakken. Daarom gaan ze zogenaamd op kraamvisite bij de moeder en haar baby, met de bedoeling het kind te doden. ἀπικόμενοι δὲ οὗτοι ἐς τὴν Πέτρην καὶ παρελθόντες ἐς τὴν αὐλὴν τὴν Ἠετίωνος αἴτεον τὸ παιδίον: ἡ δὲ Λάβδα εἰδυῖά τε οὐδὲν τῶν εἵνεκα ἐκεῖνοι ἀπικοίατο, καὶ δοκέουσα σφέας φιλοφροσύνης τοῦ πατρὸς εἵνεκα αἰτέειν, φέρουσα ἐνεχείρισε αὐτῶν ἑνί. τοῖσι δὲ ἄρα ἐβεβούλευτο κατ᾽ ὁδὸν τὸν πρῶτον αὐτῶν λαβόντα τὸ παιδίον προσουδίσαι. ἐπεὶ ὦν ἔδωκε φέρουσα ἡ Λάβδα, τὸν λαβόντα τῶν ἀνδρῶν θείῃ τύχῃ προσεγέλασε τὸ παιδίον, καὶ τὸν φρασθέντα τοῦτο οἶκτός τις ἴσχει ἀποκτεῖναι, κατοικτείρας δὲ παραδιδοῖ τῷ δευτέρῳ, ὁ δὲ τῷ τρίτῳ. οὕτω δὴ διεξῆλθε διὰ πάντων τῶν δέκα παραδιδόμενον, οὐδενὸς 71 βουλομένου διεργάσασθαι. In Petra aangekomen gingen ze [de Bakchiaden] de boerderij van Eëtion binnen en vroegen of ze het kind mochten zien. Labda had geen idee waarom ze waren gekomen en dacht eigenlijk dat zij uit sympathie voor de vader die vraag stelden. Vandaar dat ze haar kind ging halen en het een van de mannen liet vasthouden. Nu was onderweg de volgende afspraak gemaakt: wie de baby het eerst zou vastpakken, moest het tegen de grond gooien. Maar door toeval - of was het een goddelijke ingreep? - bleef het kind gespaard, want nauwelijks had Labda haar zoontje in de armen van die eerste man gelegd of het begon hem toe te lachen. Toen kon hij het niet meer over zijn hart verkrijgen het jongetje te doden. Hij gaf het ontroerd aan zijn buurman en die weer aan nummer 69 Versnel, 2011, p. 187 Versnel, 2011, p. 212. 71 Herodotus, V.92.c 70 34 drie, totdat ze alle tien het kind in hun handen hadden gehad zonder dat iemand de moed kon opbrengen het te doden. In de vertaling van Van Dolen wordt θείῃ τύχῃ (letterlijk: door een goddelijk lot) vertaald met ‘door toeval - of was het een goddelijke ingreep?’. Deze vertaling geeft naar mijn mening het Grieks niet weer zoals Herodotus het bedoeld heeft. Van Dolen koppelt het goddelijke in zijn vertaling als het ware los van het lot, of het toeval, alsof het twee verschillende elementen zijn, die niet samen kunnen gaan. Eerder in deze paragraaf hebben we echter gezien dat dat juist wel het geval kan zijn bij Herodotus. Je zou kunnen zeggen dat het lot bepaald heeft dat de baby, Cypselus, later de Bakchiaden van de troon zal stoten en dat de godheid het kind nu zo lief laat lachen opdat het niet gedood wordt, om te zorgen dat de loop van gebeurtenissen inderdaad zal gebeuren volgens die lotsbepaling. Als we de passage waarin Apollo via de Pythia aan Croesus uitlegt waarom men Apollo niet verantwoordelijk kan houden voor de ondergang van het Lydische rijk, nog eens bekijken, zien we dat goden ook niet de macht hebben om het lot te veranderen (τὴν πεπρωμένην μοῖραν ἀδύνατα ἐστὶ ἀποφυγεῖν καὶ θεῷ72). Ook voor een god is het onmogelijk om uiteindelijk de loop van gebeurtenissen, het lot, te ontvluchten. Wie bepaalt dit lot dan wel? Dat doen de Moirae, de schikgodinnen. Zij zijn echt verantwoordelijk voor de gebeurtenissen bij de mensen en bepalen het lot. We moeten tegelijkertijd ook constateren dat de rol van deze Schikgodinnen niet altijd even duidelijk is. In deze passage lijken ze duidelijk boven de andere goden te staan als het gaat om invloed op het lot. Enerzijds wordt hier namelijk gezegd dat de god Apollo het lot helemaal niet had kunnen veranderen. Anderzijds lijken de goden wel invloed te hebben op gebeurtenissen in het aardse leven. Zoals ik in de vorige alinea al heb gezegd, denk ik dat men dit moet opvatten alsof bijvoorbeeld Zeus wel ingreep in een mensenleven, maar meer om ervoor te zorgen dat de weg die het lot had bepaald, gevolgd zou worden. 72 Herodotus, I.91.1 35 8. Aanduidingen van de goden Grofweg kunnen we de goden die genoemd worden in de Historiën verdelen in twee groepen: 1. goden met namen; en 2. een bovennatuurlijke godddelijke macht. Met de eerste groep bedoel ik de goden die een naam hadden, op een bepaalde manier werden afgebeeld en werden voorgesteld in antropomorfe gedaantes. We hebben in hoofdstuk drie gelezen dat dit de zogenaamde goden uit de literatuur waren, zoals Zeus, Hera, Poseidon en Athena. Door goden bij hun naam te noemen doelt Herodotus op de panhelleense vorm van de goden. Zij worden in de Historiën aangeduid met hun naam of met (een verbogen vorm van) ὁ θεὸς, als duidelijk is om wie het in dat geval gaat. Met ‘de god’ of ‘de godin’ wordt in dat geval specifiek verwezen naar bijvoorbeeld Athena of Poseidon. Dit zien we vaak als een tempel of andere heilige plaats wordt genoemd. Er wordt dan logischerwijs bij vermeld aan welke god die was gewijd. Het gebeurt ook wel eens dat iemand een god bij een van diens vele namen aanroept om een smeekbede te uiten. Deze twee vormen van het gebruik van godennamen zien we bijvoorbeeld bij ἐν τῷ Ἡραίῳ73 (in de tempel van Hera) en ἐκάλεε μὲν Δία καθάρσιον74 (hij riep Zeus van de loutering aan). Veel vaker zien we de onpersoonlijke, niet als antropomorf wezen voorgestelde vorm van goden. Goden zijn dan een hogere macht. Dit goddelijke is abstract en overal aanwezig. In de Historiën zien we deze godheid terug in de nemesis waardoor Croesus wordt getroffen (ἐκ θεοῦ νέμεσις μεγάλη75), de jaloezie van de goden waarvoor Solon Croesus waarschuwt (ἐπιστάμενόν με τὸ θεῖον πᾶν ἐὸν φθονερόν 76), diezelfde afgunst van de goden waarvoor Amasis Polycrates tracht te behoeden (τὸ θεῖον ἐπισταμένῳ ὡς ἔστι φθονερόν77) en de droom die een of andere godheid naar Xerxes en Artabanus stuurt (ὄνειρον θεοῦ τινος 78) Het kenmerk van deze godheid die we in deze gebeurtenissen zien optreden, is dat de god, wie of wat het ook maar precies is, iets bovennatuurlijks is. Hij staat hoger dan de mensen, kan contact maken met de mensen en wordt door hen blijkbaar als zeer machtig beschouwd. Deze verschijningsvorm van de goden wordt door Herodotus benoemd met onder andere ὁ θεὸς, τὸ θεῖον, τίς δαιμόνων en δαιμόνιον. De aanduiding ὁ θεὸς slaat hier niet op een specifieke god, maar op ‘de god’ of ‘de goden’ in abstracte vorm. Apollo neemt een enigszins bijzondere plaats in en verdient daarom speciale aandacht. Ik heb het dan met name over een bepaald heiligdom dat aan hem is gewijd, het Orakel van Delphi. Hij komt in de Historiën gewoon voor als de god Apollo en zo wordt zijn naam ook gebruikt bij het orakel. Daar kunnen mensen de wil van de god te weten komen. We moeten ons realiseren dat met de wil van ‘de god’ hier niet in alle gevallen specifiek Apollo wordt bedoeld. Het orakel geeft mensen inzicht in de gesteldheid van de goden in meer algemene zin, het bovennatuurlijke. Dit gebeurt via Apollo, via zijn heiligdom, want het bericht komt van Apollo, maar het geldt voor de hele goddelijke macht. Ik zei met opzet ‘niet in alle gevallen,’ omdat Croesus, als hij het Orakel van Delphi voor de laatste maal laat raadplegen, wel degelijk specifiek de god Apollo op het matje roept. 73 Herodotus, VI.82.2 Herodotus, I.44.2 75 Herodotus, I.34.1 76 Herodotus, I.32.1 77 Herodotus, III.40.2 78 Herodotus, VII.16.b 74 36 9. Herodotus’ opvolger: Thucydides Na in hoofdstuk één Herodotus te hebben vergeleken met schrijvers voor zijn tijd, wil ik nu aan het eind van dit werkstuk de aandacht even vestigen op een schrijver die vlak na hem een werk heeft geschreven: Thucydides. Deze man wordt gezien als geschiedschrijver, die na Herodotus een werk schreef. Er wordt over hem de anekdote verteld dat hij als jongen ging luisteren naar voordrachten van Herodotus en dat die laatste de vader van Thucydides erop wees hoe getalenteerd zijn zoon was. Thucydides leefde van ongeveer 465 tot 400 voor Christus en kwam uit Athene. Van 431 tot 404 vond in Griekenland de Peloponnesische Oorlog plaats tussen de twee poleis Athene en Sparta. Tijdens die strijd is Thucydides strateeg79 geweest in Athene. Hij is er dus nauw bij betrokken geweest. Over deze oorlog gaat het geschiedwerk van Thucydides, die de naam Peloponnesische Oorlog niet hanteert maar spreekt van ‘De oorlog tussen de Peloponnesiërs en de Atheners’. De titel De Peloponnesische Oorlog die wij kennen is dus van later datum. Op een 5. Dubbele buste van Herodotus (links) en Thucydides (rechts). Napels, Museo Nazionale Archeologico. (Hong, 2013) soortgelijke manier als Herodotus opent Thucydides zijn werk: Θουκυδίδης Ἀθηναῖος ξυνέγραψε τὸν πόλεμον τῶν Πελοποννησίων καὶ Ἀθηναίων (...)80 Thucydides de Athener heeft de oorlog van de Peloponnesiërs en de Atheners beschreven (...) Thucydides wilde een werk schrijven dat de mensen die het lazen of voorgelezen kregen iets zou leren.81 Het hoefde niet allerlei grappige anekdotes, dubbelzinnige orakels of mythen uit een vaag verleden te bevatten. Wat er precies was gebeurd tijdens die oorlog, dat wilde hij ons vertellen. Zijn werk is zakelijk van karakter, zakelijker dan dat van Herodotus. Of Thucydides zijn ‘voorganger’ Herodotus als medegeschiedschrijver beschouwde, is dan ook maar de vraag. Terug naar het hoofdonderwerp van dit profielwerkstuk: goden. Komen er eigenlijk überhaupt goden of goddelijke elementen voor in De Peloponnesische Oorlog? Het antwoord is eenvoudigweg nee. Goden, godheden of andere goddelijke elementen zijn door hem uit de geschiedenis verbannen. De politiek heeft een centrale rol in zijn werk. In die politiek draait het om menselijk handelen en menselijke motieven. Het bovennatuurlijke speelt daarbij geen rol. Zelf schrijft Thucydides over zijn methode van onderzoek doen en schrijven: καὶ ἐς μὲν ἀκρόασιν ἴσως τὸ μὴ μυθῶδες αὐτῶν ἀτερπέστερον φανεῖται: ὅσοι δὲ βουλήσονται τῶν τε γενομένων τὸ σαφὲς σκοπεῖν καὶ τῶν μελλόντων ποτὲ αὖθις κατὰ τὸ ἀνθρώπινον τοιούτων καὶ παραπλησίων ἔσεσθαι, ὠφέλιμα κρίνειν αὐτὰ ἀρκούντως ἕξει. 82 κτῆμά τε ἐς αἰεὶ μᾶλλον ἢ ἀγώνισμα ἐς τὸ παραχρῆμα ἀκούειν ξύγκειται. 79 Een strateeg was een leider in Athene, met een leidinggevende rol tijdens oorlogen. Thucydides, I.1.1. Eigen vertaling. 81 Kassies, 2013, p. 73 82 Thucydides, I.22.4. Vertaling uit: Cuypers, 1951, p. 163 80 37 Voor declamatie zal het strikt zakelijke van mijn stof wellicht minder boeiend lijken. Wanneer echter diegenen, die een helder inzicht verlangen in wat er heeft plaats gehad en zich naar menselijk verloop van zaken in soortgelijken vorm later nog wel eens zal herhalen, een en ander van nut achten, zal het zijn doel bereikt hebben. Dit werk is meer een bezit voor altijd dan een proefstuk voor een gehoor van een ogenblik. Twee zaken vallen op in dit citaat. Ten eerste is Thucydides zich ervan bewust dat zijn werk wellicht niet echt een boeiend of verhalend element (τὸ μυθῶδες) bevat, maar daardoor des te leerzamer is. Bovendien heeft hij het over het ‘menselijk verloop van zaken’ (κατὰ τὸ ἀνθρώπινον). Door met nadruk ‘menselijk’ erbij te vermelden, sluit hij duidelijk het goddelijke of bovennatuurlijke uit. Men gaat er over het algemeen vanuit dat hij zich hier indirect tot zijn voorganger Herodotus richt. Die auteur hield immers bij uitstek van uitweidingen om de lezer te amuseren. Daarbij komt - anders had dit profielwerkstuk nooit bestaan - dat de Historiën bomvol godheden zitten. Het verschil is duidelijk: het werk van Thucydides is zakelijk en bedoeld om feitelijke informatie te vergaren, terwijl dat van Herodotus een amuserende beschrijving van de geschiedenis, cultuur en gewoonten van Grieken en barbaren is met de Perzische Oorlogen als rode draad. Een overeenkomst tussen de werken van Herodotus en Thucydides kunnen we ook uit deze passage halen. Herodotus wilde met zijn Historiën bereiken dat de roemrijke daden uit het verleden niet zouden worden vergeten. Thucydides wil dat zijn De Peloponnesische Oorlogen een werk is voor altijd (κτῆμά τε ἐς αἰεὶ). Allebei willen ze de gebeurtenissen uit de geschiedenis optekenen om ervoor te zorgen dat die niet met het verstrijken van de tijd in vergetelheid zouden raken. Dat is ze beiden gelukt. 38 Conclusie Alvorens de conclusie van dit profielwerkstuk aan u te presenteren geef ik u een summiere samenvatting. Herodotus van Halicarnassus: de pater historiae. Als het ware voortbordurend op de logografen, onder wie Hecataeus, die beschrijvende werken schreven, heeft Herodotus zijn Historiën geschreven. Hij wil duidelijk maken dat hij veel onderzoek heeft gedaan en veel heeft gereisd. Alles wat hij maar heeft opgedaan aan kennis komen we vervolgens te weten door middel van vele uitweidingen. De rode draad in zijn werk wordt gevormd door de Perzische Oorlogen. De vele tirannen die in de negen boeken ervan voorkomen, vormen ideale voorbeelden aan de hand waarvan het thema van hubris, phthonos en nemesis kan worden besproken. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de goden. Hoewel de Griekse samenleving doordrongen was van goden, zien we bij Herodotus enig scepticisme ten aanzien van de traditionele goden als Zeus en Poseidon. Hij is zeer waarschijnlijk op de hoogte geweest van zowel het gedachtegoed van de Ionische natuurfilosofen, die in de zesde eeuw voor Christus natuurlijke verklaringen zochten voor fenomenen, als dat van de sofisten, bij wie we het agnosticisme en zelfs atheïsme zien opkomen. Van mythische figuren moet Herodotus niets hebben in zijn werk. Mythen worden door hem gerationaliseerd. In de Historiën komt veel vaker een hogere, goddelijke macht voor. We zien deze terug in de nemesis, waardoor personen die zichzelf ernstig overschatten, worden getroffen. Tevens komen we het bestaan van een goddelijke macht tegen in het gegeven dat je aan het lot niet kunt ontkomen en in de grote invloed die een goddelijk teken kan hebben op mensen. De wil van de godheid en de bepaling van het lot kunnen aan de mensen bekend worden gemaakt door middel van cryptische orakels, dromen of andere vormen van goddelijk ingrijpen. Er zijn lang niet altijd alleen goddelijke motieven te vinden voor een gebeurtenis. Zo hebben we bij de Lydische koning Croesus ik haal hem er nog maar eens bij - kunnen constateren dat hij zijn ondergang eigenlijk vooral aan zichzelf te wijten had. Opvolger van Herodotus wat betreft de geschiedschrijving was de Athener Thucydides. Zijn werk, De Peloponnesische Oorlogen, zakelijk en zonder goddelijk ingrijpen, dient hetzelfde doel als dat van Herodotus: voorkomen dat de grootse daden van de mensheid vergeten zouden worden. Terug naar de hoofdvraag: ‘Op welke manier spelen de goden een rol in het verloop van de geschiedenis zoals die is beschreven in Herodotus' Historiën?’ We hebben in elk geval aan de hand van de bestudeerde passages kunnen vaststellen dat het zeker is dat de goden een belangrijke rol spelen in het werk van Herodotus en alle verhalen die daarin beschreven worden. Het zijn niet zozeer Hera, Zeus of Athene die optreden. Herodotus lijkt niet zoveel waarde te hechten aan die goden voorgesteld als menselijke gedaantes. Hij gaat er tenminste niet diep op in. Het strookt hiermee dat hij net als de Ionische natuurfilosofen natuurverschijnselen niet wil verklaren door handelen van goden. Het scepticisme van deze filosofen zien we zeker ook terug in het werk van Herodotus. Een bevestiging daarvan vormt het feit dat Herodotus niet wilde ingaan op goddelijke ouders van mensen, zoals bij Perseus het geval was. Die vorm van goden hoort in mythen. Herodotus heeft duidelijk geprobeerd het mythisch verleden te scheiden van het historisch verleden of mythes op een historisch verantwoorde manier te verklaren. Hij rationaliseert ze, net zoals de natuurfilosofen deden met natuurverschijnselen. Een persoonlijk bestaan van de goden wordt door Herodotus nergens bevestigd. Dit komt overeen met het agnosticisme van de sofist Protagoras. Het atheïsme dat we lijken te zien in het Sisyphus-fragment van Critias zien we echter niet in de Historiën. Ik geloof niet dat Herodotus met ‘het goddelijke’ goden voor ogen heeft die bedacht zijn door mensen. Dat zeker niet. Er is wel degelijk iets goddelijks aanwezig, een soort allesoverheersende, onbepaalde goddelijke macht. Deze treedt regelmatig op in de Historiën. Mensen komen er niet direct mee in aanraking, maar indirect door middel van dromen, orakels of goddelijke voortekenen. Deze goddelijke tekens hebben in de verhalen die verteld worden door Herodotus een aanzienlijke rol. Ze zullen lang niet allemaal waargebeurd zijn of naderhand pas aan het verhaal toegevoegd en vooral de orakels waren zeer ambigu en konden op vele manieren worden geïnterpreteerd. Ik denk niet dat zo’n goddelijk teken voor een mens het enige motief was 39 om tot een bepaalde daad over te gaan, maar wel dat het iemand vertrouwen kon geven bij een besluit. Goddelijke tekens lijken bij Herodotus geen beslissende factoren. In de Historiën lijken goden, of dus eigenlijk die ene niet nader gedefinieerde godheid, in te grijpen in mensenlevens. Ze maken hen duidelijk dat aan het lot niet valt te ontkomen en dat men moet oppassen als men boven anderen uitstijgt. Hoe kunnen we dit goddelijk ingrijpen rijmen met een ander gegeven dat we bij Herodotus hebben gelezen, namelijk dat ook goden niet konden ontkomen aan het lot? Door eerst afstand te doen van onze moderne manier van denken, zo betoogt Versnel, en ik deel zijn mening. Voor een Griek, in ieder geval voor Herodotus, was het niet raar dat goddelijke interventie en het lot op goddelijk niveau naast elkaar bestonden. Ik denk dat we dit kunnen uitleggen door aan te nemen dat het lot inderdaad vast lag voor iedereen, mensen en goden. Zodra een mens de loop der dingen die door het lot was bepaald dreigde te verstoren, greep een godheid in. De loop van de gebeurtenissen uit de geschiedenis zoals Herodotus die beschrijft in zijn Historiën lag dus bij voorbaat al vast. De godheid als bovennatuurlijke factor was een onderdeel van het lot en zorgde ervoor dat het lot zijn uitwerking zou hebben. Dit is ook van toepassing op de gevallen van hubris, phthonos en nemesis. Het lijkt alsof een overmoedige heerser door de goden gestraft wordt vanwege zijn hubris, maar eigenlijk kon hij al niets meer doen om zijn ondergang te voorkomen. Zijn ondergang lag allang vast in zijn lot, soms bepaald door een gebeurtenis die lang geleden had plaatsgevonden. Bij Herodotus spelen de goden dus een belangrijke rol in de geschiedenis. Niet zozeer omdat zij iets kunnen veranderen aan die geschiedenis, maar meer omdat zij degenen zijn die het leven van de mensen volgens het lot moeten laten verlopen. Het is dan ook in die zin dat goden in de Historiën ingrijpen in de menselijke geschiedenis. 40 Bronvermelding Aalders, G. (1969). De vader der geschiedenis. Hermeneus, jaargang 40 (3), pp. 105-114. Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van http://images.tresoar.nl/biblcollectie/Hermeneus/Jaargang%2040/4003.pdf Aerts, W. (z.d.). Herodotus uit Halicarnassus. Woordkunstenaar. Hermeneus, jaargang 62 (1), pp. 1524. Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van http://images.tresoar.nl/biblcollectie/Hermeneus/Jaargang%2062/6201/6201.pdf Bakker, M. de. (2010). Signalementen. Herodotus en andere culturen. Lampas, jaargang 43 (3), pp. 284-288. Bal, B. (1953). Klassieke Bibliotheek II Plato. Haarlem: De Spaarnestad. Beliën, H., & Meijer, F. (2012). Een kleine geschiedenis van de klassieke oudheid. [e-boek]. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker Binkhorst, G. (z.d.). Protagoras (ca 490 - 420 v. Chr.). Geraadpleegd op 18 januari 2014, van http://www.humanistischecanon.nl/logos_paideia/protagoras Boter, G. (2002). Over ὕβρις, φθονος en αἰtíη in Herodotus. Lampas, jaargang 35 (2), pp. 105-123. Bremmer, J. (1994). Greek religion. Oxford: Oxford University Press. Bury, J., Cook, S., & Adcock, F. (1927). The Cambridge Ancient History. Volume V. Athens 478-401 B.C. Cambridge: Cambridge University Press. College voor Examens. (2010). Griekse taal en literatuur VWO. Syllabus centraal examen 2012. Geraadpleegd op 15 september 2013, van http://www.vcnagora.nl/images/documenten/Syllabus%202012%20Grieks.pdf Cuypers, H. (1951). Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers. Haarlem: De Spaarnestad. Damsté, O. (1988). Herodotos. Historiën. (10e druk). Houten: De Haan Klassieken Day, M. (2010). 100 Mythologische figuren. [Vertaald uit het Engels door Lauret, E.]. Kerkdriel: Librero. Diels, H. & Kranz, W. (1992). Die Fragmente der Vorsokratiker. Griechisch und Deutsch von Hermann Diels. Herausgegeben von Walther Kranz. Zweiter Band. Hildesheim: Weidmann. Dolen, H. van. (2000). Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek. (3e druk). Nijmegen: SUN. Dolen, H. van. (2000). Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek. (3e druk). [e-boek] Nijmegen: SUN. Dros, I. (2006). Griekse mythen. Amsterdam: Querido. Euhemerus. (z.d.). Geraadpleegd op 24 oktober 2013, van http://en.wikipedia.org/wiki/Euhemerus Frey, A. (z.d.). Loxias. Geraadpleegd op 17 november 2013, van http://referenceworks.brillonline.com/entries/brill-s-new-pauly/loxias-e710120 Geerts, G., & Heestermans, H. (1992). Groot woordenboek der Nederlandse taal. (12e druk). Utrecht: Van Dale Lexicografie. Harrison, T. (2000). Divinity and History: The religion of Herodotus. Oxford: Clarendon Press. Herodotus. (z.d.). The Histories. I.1-6, 32-55, 73, 75, 86-91; II.50-58; III.39-43, 122.1-2, 125.2-126.1; VI.53, 71-84; VII.12-19, 129.4, 152.3. Geraadpleegd op 12 november 2013, van http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01.0125 Hettema, J. (1947). Grote historische schoolatlas. (16e druk). Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink. The Histories by Herodotus. (2012). [e-boek]. Start Publishing LLC. Hong, Euny. (2013, 8 september). Fox, Meet Hedgehog. [Online afbeelding]. Gedownload op 19 januari 2014, van http://www.symposium-magazine.com/symposium_magazine/wpcontent/uploads/2013/09/greeks-ed-770x514.jpg Hudson, P. (2012). Ancient Greek. (Versie 1.6). [Applicatie voor Apple iPhone/iPod touch/iPad]. Geraadpleegd op 18 november 2013. Hupperts, C. (2008). Woordenboek Grieks-Nederlands. Leeuwarden: Eisma Edumedia. Hupperts, C., & Jans, E. (2013). De horzel van Athene. Socrates in de dialogen van Plato. Leeuwarden: Eisma Edumedia. 41 Kassies, W. (2013). De lachende leew. Thucydides : een moeilijke schrijver? Hermeneus, jaargang 85 (2), pp. 73-77. Lendering, J. (z.d.). Polycrates of Samos. Geraadpleegd op 15 november, van http://www.livius.org/pn-po/polycrates/polycrates.html Mikalson, J. (2011). Ancient Greek Religion. (2e druk). West Sussex: Wiley-Blackwell, Geraadpleegd op 29 oktober 2013, van http://www.kb.eblib.com.access.authkb.kb.nl/patron/FullRecord.aspx?p=819395# The Metropolitan Museum of Art. (z.d.). Marble bust of Herodotos. [Online afbeelding]. Gedownload op 18 januari 2014, van http://www.metmuseum.org/collections/search-thecollections/245829#fullscreen Naerebout, F., & Hekster, O. (2011). Antieke religie. In Haan, N. de, & Mols, S. (Red.), Cultuurgeschiedenis van de oudheid. (pp.353-370). Zwolle: WBOOKS O’Sullivan, P. (z.d.). Use your illusion: ‘Critias’ on religion reconsidered. Geraadpleegd op 18 januari 2014, van http://www.uwa.edu.au/__data/assets/pdf_file/0006/1590495/Use-your-illusion-Critiason-religion-reconsidered.pdf Price, S. (1999). Religions of the Ancient Greeks. Cambridge: Cambridge University Press. Richard, J. (z.d.). Greek religion. Geraadpleegd op 25 oktober 2013, van http://www.britannica.com/EBchecked/topic/244768/Greek-religion/65469/The-Classical-period Rijksmuseum van Oudheden. (z.d.). Herakles; Kyknos (?); Athena; Dionysos; Hermes; maenade. [Online afbeelding]. Gedownload op 19 januari 2014, van http://img.rmo.nl/imageproxy/proxy.aspx?server=62.221.199.226&port=5297&filename=\142462.j pg Romilly, J. de. (1992). The Great Sophists in Periclean Athens. [Vertaald uit het Frans door Lloyd, J.]. Oxford: Clarendon Press. Schwab, G. (2010). Griekse mythen & sagen. (43e druk). Houten: Spectrum. Scullion, S. (2006). 13 Herodotus and Greek religion. In Dewald, C., & Marincola, J. (Red.), The Cambridge companion to Herodotus. (pp. 192-208). Cambridge: Cambridge University Press. Suda. Herodotus. (z.d.) Geraadpleegd op 21 oktober 2013, van http://www.stoa.org/solbin/search.pl?db=REAL&search_method=QUERY&login=guest&enlogin=guest&user_list=LIST&page_ num=1&searchstr=Herodotos&field=hw_eng&num_per_page=100 Thucydides. (z.d.). The Peloponnesian War. I.1, 22. Geraadpleegd op 17 november, van http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Thuc.+1.1&fromdoc=Perseus%3Atext%3A1999.01. 0199 Versnel, H. (2011). Coping with the Gods. Wayward Readings in Greek Theology. Leiden: Koninklijke Brill NV. [pdf]. Gedownload op 16 november 2013, van http://www.oapen.org/download?type=document&docid=391871 Wiersma, S. (z.d.). ‘Wat die man kan vertellen!’ Het wonder van de werkelijkheid bij Homerus en Herodotus. Hermeneus, jaargang 66 (2), pp. 89-97. Geraadpleegd op 6 november 2013, van http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2066/6602/6602.pdf 42 Bijlagen Logboek Datum 28-05-2013 Tijd 15.30 - 16.15 45 min. 01-06-2013 12.00 - 12.30 30 min. 20.30 - 21.00 30 min. 03-06-2013 05-06-2013 13.00 - 13.30 30 min. 11-06-2013 17.00 - 18.00 60 min. 19.40 - 20.00 20 min. 12-06-2013 13.00 - 13.40 40 min. Activiteit Overleg met begeleider, mijnheer Bemelmans. Gebrainstormd over mogelijke onderwerpen voor het profielwerkstuk (PWS). Afgesproken dat ik meerdere opties op een rijtje ga zetten. Dit heb ik 's avonds gedaan. Meer informatie gezocht over alle onderwerpen. Opties duidelijk beschreven. Ik heb besloten dat Herodotos mijn voorkeur heeft als onderwerp. Alvast informatie en (digitale) bronnen gezocht over Herodotus en zijn Historiën. Twee wetenschappelijke artikelen gevonden waarin Herodotus uitgebreid wordt beschreven, een klein stukje over Hetodotus en orakels en een artikel over Cicero en geschiedschrijving, maar dat laatste is wellicht niet erg interessant. Pallas tekstboek deel drie bevat ook een aantal pagina's over Herodotus en zijn Historiae in het algemeen. Overleg met begeleider. Religie bij Herodotos wordt dus het onderwerp, dat ik eventueel later vanuit een origineel of verrassend aspect ga bekijken. Een vertaling van de Historiën van Herodotos die mijnheer Bemelmans mij aanraadde, was die van Hein van Dolen. Onno Damsté heeft er ook een gemaakt, maar die is minder modern. De originele Griekse teksten van de Historia zijn altijd te vinden op internet bij de Bibliotheca Augustana. Bemelmans zei dat het misschien ook interessant was om de algenene opvatting over religie in de tijd van Herodotos in het werkstuk te betrekken. Vervolgtraject besproken: over een week de hoofdvraag en deelvragen op een rijtje zetten, de week daarna de literatuur en de bronnen verzamelen en afspreken welke teksten ik ga lezen. Ik heb na het overleg in de mediatheek het boek gehaald en thuis heb ik het als e-book gekocht. Ik ga de inleiding lezen om wat algemene informatie over Herodotos en zijn werk op te doen. Verder zou ik wat boeken over dit onderwerp gaan zoeken en de inhoudsopgaven bekijken. Die zouden mij kunnen helpen om de deelvragen te formuleren. Titels van boeken gezocht over het onderwerp religie en Herodotus. Drie titels gevonden en stukjes eruit bekeken op Google books (zie PWS Grieks) Inleiding van de Historiën vertaald door Van Dolen gelezen, met name het stuk over orakels. Deelvragen opgesteld die in het PWS zouden kunnen komen. Overleg met begeleider. De deelvragen besproken. Hoofdvraag vastgesteld. Andere deelonderwerpen/vragen daarbij geplaatst. Hierdoor is alles nu een beetje concreter geworden. Afgesproken dat 43 19-06-2013 12.00 - 12.30 30 min. 19-06-2013 13.10 - 13.40 30 min. 11-07-2013 30 min. 05-09-2013 11.15 - 12.05 50 min. 09-09-2013 18.30 - 20.00 90 min. 11-09-2013 18.30 - 19.15 45 min. 12-09-2013 13.45 - 14.20 35 min. na 5e lesuur 15-09-2013 16.10 - 17.40 ik mijnneer Bemelmans de gevonden boeken zou mailen (vrijdag 14 juni gedaan) en dat meneer Bemelmans zou kijken of er in het tijdschrift Lampas nog artikelen over dit onderwerp staan. Volgende week de literatuur grotendeels bepalen en dan hebben we voor voor de zomervakantie al het benodigde gedaan. De al bedachte deelvragen en de aanvullingen van het vorige overleg samengevoegd. Concrete deelvragen geformuleerd, gegroepeerd per deelonderwerp en ook alvast in een logische volgorde gezet. Overleg met begeleider. De deelvragen laten zien. Bemelmans vond ze goed en ook de volgorde logisch. Hij heeft mij twee uitgaven van het tijdschrift Lampas gegeven, waarin iets over Herodotos stond. Een ervan gaat over hubris en phthonos bij Herodotos. Dat artikel zou nog wel eens van pas kunnen komen. Besloten dat hoofdstuk 15 uit 'The gods of ancient Greece' de leidraad zou kunnen vormen. Dat hoofdstuk behandelt namelijk specifiek de goden in de geschiedschrijving en dus ook bij Herodotos. Bij de deelvragen eventueel een vergelijking met de geschiedschrijver Thudydides opgenomen, het ligt eraan hoe lang het werkstuk wordt. Nu dus wel al wat boeken over religie bij Herodotos. Nog literatuur te vinden over: Herodotos' leven en algemeen over de Historiën; religie in de Griekse wereld in de 5e eeuw voor Christus en de opvattingen van o.a. de sofisten over goden en hun rol bij het verklaren van natuurverschijnselen. Afgesproken dat ik na de proefwerkweek zou kijken of in vast kon stellen welke passages ik uit Herodotos ga lezen (in het Grieks). Een begin gemaakt met het vinden van passages uit Herodotus' Historiën over goden/orakels/andere voorspellingsvormen door de gevonde literatuur te ‘scannen’. Artikel uit Lampas (over hubris, phthonos en aitiè bij Herodotos) doorgenomen. Nuttige feiten/passages geselecteerd en aantekeningen erbij gemaakt. Informatie netjes geordend in een map. Hoofd- en deelvragen netjes noteren in wordbestand. Verder gegaan met het zoeken van passages over goden bij Herodotos en die genoteerd. Bronnen en boeken die te gebruiken zouden zijn bij de juiste deelvraag/deelvragen genoteerd. Handleiding PWS (vandaag gekregen) doorgelezen. Verder gegaan met het zoeken van passages over goden bij Herodotos en die genoteerd. Logboek bijgewerkt. Verder gegaan met het zoeken van passages over goden bij Herodotos en die genoteerd. Afspraak gemaakt met begeleider. Het kon niet meer deze week in verband met roosters, dus het werd maandag 16 september het 4e uur. Dan zullen we samen de handleiding doornemen. Handleiding voor mezelf doorgenomen. Een paar punten genoteerd 44 90 min. 18.30 - 19.20 50 min. 16-09-2013 11.15 - 11.45 30 min. 16-09-2013 19.00 - 20.00 60 min. 19-09-2013 11.15 - 12.05 50 min. 19-09-2013 13.30 - 14.20 50 min. 19-09-2013 17.30 - 18.00 30 min. 19-09-2013 18.45 - 19.55 die voor mij onduidelijk zijn of er niet in staan: is er een minimaal of maximaal aantal pagina’s tekst en hoe moet je precies verwijzen met voetnoten? Syllabus CE Grieks 2011 gelezen. Aantekeningen gemaakt van de pagina’s 7, 10 en 11 voor deelvraag 1 ‘Wie was Herodotus?’ Aantekeningen gemaakt van de pagina’s 7, 8, 10 en 11 voor deelvraag 2 ‘Wat houden de Historiën van Herodotus in?’. Twee punten genoteerd die in ieder geval dienen te worden vermeld in de inleiding: ik heb gekozen voor de Latijnse spelling van eigennamen en het PWS bevat geen uitgebreide bespreking van het verloop van de Perzische Oorlogen. Alle logboekitems die ik als notitie in mijn iPod touch of op papier had gemaakt, in dit word-document gezet. Het bijwerken van het logboek op de computer afgemaakt. Uit Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers de inleiding op Herodotus en zijn werk gelezen op pag. 13-19. Aantekeningen gemaakt van de pagina’s 13, 14 en 16 voor deelvraag 1. Aantekeningen gemaakt van de pagina’s 13, 14, 16, 18 en 19 voor deelvraag 2. Overleg met begeleider. Handleiding doorgenomen met begeleider. Belangrijke data in agenda’s genoteerd. De volgende afspraken gemaakt: ik ga de bronnenlijst afmaken, het zoeken van passages afmaken, de bronnenlijst naar begeleider mailen en het logboek niet vergeten bij te houden. De invalshoek bij het schrijven van het PWS moet nog iets duidelijker gedefinieerd worden. Ook in week 41 en 44 (weken waarin er verplicht een contactmoment moet plaatsvinden) zal maandag het 4e uur het contactmoment worden. (Vak)literatuur die ik al gevonden had in een word-document gezet bij de juiste deelvraag. Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft het merendeel van de titels. Eén nieuwe deelvraag erbij: ‘Worden gebeurtenissen bij Herodotus alleen door handelen van een god verklaard of is er daarnaast ook altijd een andere reden?’ Bronnenlijst afgemaakt door de juiste nummers van de passages uit de Historiën van Herodotus te noteren bij de juiste deelvraag, met behulp van de vertaling van de Historiën van Onno Damsté. Van begeleider via mail een link naar het boek Coping with the gods van H. Versnel gekregen. Vanaf pagina 179, hoofdstuk 3.1 gelezen. Met behulp daarvan nog enkele passages over koning Croesus genoteerd. Alle passages uit Herodotus die ik ga lezen en bestuderen, heb ik nu gevonden. Besloten om de laatste eventuele deelvraag (over vergelijking Herodotus met Thucydides wat betreft de goden in hun werken) zeker toe te voegen aan het PWS. Daarvoor bronnen gezocht. Een artikel uit Hermeneus gevonden en een inleiding uit Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers. Na een tijd zoeken voor deelvraag 9 ‘Waarin verschilt Thucydides van 45 70 min. 29-09-2013 16.00 - 17.40 100 min. 07-10-2013 19.00 - 20.00 20.30 - 21.00 90 min. 08-10-2013 9.15 - 9.35 20 min. 21-10-2013 15.30 - 17.20 110 min. 21-10-2013 18.00 - 20.00 120 min. Herodotus op het gebied van goden in hun werken?’ een boek gevonden, waarin Thucydides besproken wordt en ook deels wordt vergeleken wordt met Herodotus. Het gaat ook over goden in Thucydides’ werk. Het logboek even bijgewerkt. Uit Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers de inleiding over Herodotus uitgelezen. Aantekeningen gemaakt voor de deelvragen 1 en 2. Uit The Cambridge companion to Herodotus de introductie begonnen te lezen. Aantekeningen gemaakt voor de deelvragen 1 en 2. Uit Herodotos. Het verslag van mijn onderzoek uit de inleiding ‘Het Perzische rijk en de Griekse wereld’ gelezen op pag. Slechts een aantal aantekeningen gemaakt voor deelvraag 2. ‘Leven van Herodotos’ gelezen. Per paragraaf aantekeningen gemaakt voor deelvraag 1. ‘Werk’ gelezen. Per paragraaf aantekeningen gemaakt voor deelvraag 2. ‘Bronnen’ gelezen. Per paragraaf aantekeningen gemaakt voor deelvraag 2. Overleg met begeleider zoals afgesproken. Op dinsdag in plaats van (zoals eerder afgesproken) maandag wegens rooster-technische redenen. Logboek besproken. Manier van bronnen citeren en voetnoten besproken. Ik ga in de toetsweek natuurlijk geen tijd aan het PWS besteden, maar in de herfstvakantie wel. Afgesproken dat ik atijd naar begeleider kan mailen, ook als ik een stuk af heb bijvoorbeeld. Besloten om voor vakspecifieke kenmerken en andere dingen op het gebied van inhoud (niet beoordeling) de handleiding van een andere docent aan te houden, te vinden op internet: https://mencia.mwp.nl/.../0/Criteria%20PWS%20Latl%20en%20Grtl.d oc Logboek bijgewerkt: items die ik had opgeschreven in het digitale document erbij gezet. Alvast opzet van het te schrijven hoofdstukje over deelvraag 1 en het hoofdstukje over deelvraag 2 genoteerd, volgorde van inhoudelijke elementen etc. ‘Herodotus als Historicus’ en ‘Taal en stijl’ uit de inleiding uit de vertaling van Van Dolen gelezen. Aantekeningen erbij gemaakt voor de deelvragen 1 en 2. ‘Bijzonderheden in verband met deze vertaling’ gelezen omdat ik deze vertaling ga gebruiken bij de passages uit Herodotus’ Historiën. Hierbij heb ik geen aantekeningen gemaakt, want die zijn niet van belang voor mijn PWS. Uit Hermeneus jaargang 62 nummer 1 artikel ‘Herodotus uit Halicarnassus’ gelezen. Bij wijze van aantekeningen heb ik relevante zinnen/zinsdelen gearceerd en er eventueel iets bij geschreven, voor de deelvragen 1 en 2. Uit Hermeneus jaargang 40 nummer 3 artikel ‘De vader der geschiedenis’ gelezen. Bij wijze van aantekeningen heb ik relevante zinnen/zinsdelen gearceerd en er eventueel iets bij geschreven, voor de deelvragen 1 en 2 (en er bleken ook wat 46 22-10-2013 22-10-2013 22-10-2013 22-10-2013 14.00 - 14.30 30 min. 15.10 - 17.00 110 min. 17.00 - 17.20 20 min. 18.30 - 19.30 60 min. 23-10-2013 14.00 - 14.30 15.00 - 17.00 150 min. 23-10-2013 18.30 - 19.30 60 min 24-10-2013 11.45 - 12.30 13.20 - 15.00 145 min. 24-10-2013 16.00 - 16.30 30 min. 17.00 - 17.45 45 min. 25-10-2013 elementen voor deelvraag 9 in te staan). Herodotus, Historiën I.0 gelezen (eerst in het Grieks en daarna de vertaling). Hiervoor even het taaleigen van Herodotus (woordenboek Grieks-Nederlands van Eisma) doorgenomen. Hierbij aantekeningen gemaakt. Begonnen met schrijven tekst deelvraag 1. Tekst deelvraag 1 afgeschreve.. Deze eerste versie naar begeleider gemaild. Begonnen met schrijven tekst deelvraag 2 Verder ordenen informatie en begonnen met schrijven tekst deelvraag 2. Opbouw van het pws kort genoteerd (voorwoord, inleiding etc.). Onderstaande boeken online aangevraagd bij de Koninklijke Bibliotheek en die zal ik morgen ophalen. S. Price, Religions of the ancient Greeks, Cambridge 1999. J. Bremmer, Greek religion, Oxford 1994. The Cambridge Ancient History, Athens 478-404 B.C. T. Harrison, Divinity and History: the religion of Herodotus. J. de Romilly, The great sophists in Periclean Athens, Oxford 1922. Verder met schrijven tekst deelvraag 2. Tekst deelvraag 2 afgeschreven. Cultuurgeschiedenis in de Oudheid, hoofdstuk 23, paragrafen 1-6 gelezen. Begonnen met maken van aantekeningen voor deelvraag 3 ‘Hoe zag de religie in de Griekse wereld eruit in de vijfde eeuw voor Christus?’ Cultuurgeschiedenis in de Oudheid, hoofdstuk 23, paragrafen 7-9 gelezen. Afmaken van het maken van aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Greek religion (Bremmer) bepaalde stukken bestudeerd en aantekeningen erbij gemaakt: I.1-3 en II.2-3. In Encarta winklerprins encyclopedie en Encyclopaedia Britannica gezocht op Griekse religie / Griekse goden. (Of in het Engels ‘Greek religion’ of ‘Greek gods’) Herodotus, Historiën, II.53 gelezen, waar Herodotus zelf iets zegt over de afkomst van de structurering van de goden. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Bedacht en kort genoteerd hoe ik de tekst bij deelvraag 3 wil opbouwen. J. Richard, Greek religion, Encyclopaedia Britannica, http://www.britannica.com/EBchecked/topic/244768/Greek-religion doorgelezen. J. Mikalson, Ancient Greek Religion. Inhoudsopgave hiervan bekeken en relevante hoofdstukken en paragrafen uitgezocht. Ancient Greek Religion, IX.8-9 Literature-Localism, nationalism and polytheism doorgelezen. Ancient Greek Religion, 2.1 The Gods doorgelezen. 47 25-10-2013 19.00 - 20.00 60 min. 27-10-2013 16.55 - 17.30 35 min. 28-10-2013 19.15 - 20.00 45 min. 28-10-2013 20.30 - 20.45 15 min. 9.15 - 10.00 45 min. 29-10-2013 29-10-2013 19.00 - 20.00 60 min. 30-10-2013 9.50 - 10.05 15 min. 14.25 - 15.05 40 min. 14.00 - 17.30 210 min. 31-10-2013 2-11-2013 2-11-2013 18.45 - 19.45 60 min. 3-11-2013 14.00 - 17.30 210 min. Ancient Greek Religion, 4.4 Apollo Pythios of Delphi doorgelezen. Ancient Greek Religion, II Greek Gods, Heroes, and Polytheism 1. The Gods gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Ancient Greek Religion, IV Five Major Greek Cults 4. Apollo Pythios of Delphi, t/m pag. 188 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Cambridge companion to Herodotus, 13 gescand op nuttige passages en enkele aantekeningen gemaakt. Gekeken of er in Examenbundel Grieks Eisma 2014 nog informatie staat over de sofisten en natuurfilosofen. Kort doorgelezen om te kijken of er ook iets over de goden in staat. Dat is zo, dus dat kan ik ook gebruiken. Cambridge companion to Herodotus, 13 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 4 ‘Welke gedachten hadden de sofisten over goden?’ en 8 ‘Welke verschillen zijn er aan te wijzen in de manier waarop de goden worden aangeduid bij Herodotus?’ Examenbundel Grieks Eisma 2014, pag. 89-92 gelezen en aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Overleg met begeleider. Tekst deelvraag 1 uitgebreid besproken en opmerkingen erbij genoteerd. Afgesproken dat ik het logboek vandaag nog even mail en dat ik deelvragen waar ik klaar mee ben, ook mail. Ancient Greek Religion, IV Five Major Greek Cults 4. Apollo Pythios of Delphi, pag. 189-190 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Ancient Greek Religion, VI Religion of the Greek City-State 4. Safety in Seafaring and Warfare, pag. 280-287 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 3. Begonnen met het verbeteren van de tekst bij deelvraag 1 met behul van de genoteerde opmerkingen. Verder met het verbeteren van de tekst bij deelvraag 1 met behulp van de genoteerde opmerkingen. Verbeteringen in de tekst bij deelvraag 1 gecontroleerd en afgemaakt. Voetnoten ingevoegd in tekst deelvraag 1. Tekst deelvraag 2 doorgelezen. Met de hand geschreven aantekeningen bij Examenbundel Grieks Eisma 2014, hoofdstuk 5 toegevoegd aan worddocument met aantekeningen deelvraag 3. Inleiding op deelvraag 3 geschreven, waarin ik aangeef welke (3) aspecten van de godsdienst in de vijfde eeuw v.Chr. ik zal bespreken. Begonnen met het schrijven van de tekst voor aspect 1 deelvraag 3. Tekst aspect 1 deelvraag 3 afgeschreven. Begonnen met schrijven van tekst aspect 2 van deelvraag 3. Enkele dingen genoteerd die ik wil vertellen bij aspect 3 deelvraag 3. Tekst aspect 2 deelvraag 3 afgeschreven. Tekst aspect 3 deelvraag 3 geschreven. Examenbundel Grieks Eisma 2014, pagina’s 103-104 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 4. In de index van J. de Romilly, The great sophists of Periclean Athens gezocht op ‘gods’. 48 3-11-2013 18.10 - 19.15 65 min. 4-11-2013 11.15 – 12.05 50 min. 19.45 - 20.00 15 min. 20.30 - 21.15 45 min. 9.15 - 10.05 50 min. 4-11-2013 6-11-2013 6-11-2013 14.30 - 18.00 210 min. 9-11-2013 15.50 - 17.30 100 min. Gevonden: pag. 9, 11, 14, 16, 23, 26, 102-111, 140-148, 192-196 en 238. Deze pagina’s gelezen en aantekeningen gemaakt voor deelvraag 4. Cultuurgeschiedenis van de Oudheid, 5.2 De sofisten en Socrates, pag. 68-69 gelezen en aantekeningen gemaakt Cultuurgeschiedenis van de Oudheid, 5.1, pag. gelezen (om te kijken of er nog aanvullende informatie voor deelvraag 3 in staat). Enkele aantekeningen nog gemaakt en wat kleine stukjes toegevoegd aan de tekst bij deelvraag 3. Begonnen met het schrijven van de tekst voor deelvraag 4 met de aantekeningen. Tekst bij deelvraag 4 bijna afgeschreven, op een klein stukje na, maar daarvoor heb ik de Cambridge Companion nodig, die thuis ligt. Bron uit Cambridge Companion to Herodotus genoteerd bij tekst deelvraag 4. Tekst deelvragen 2-4 doorgelezen en op papier verbeteringen aangebracht. Herodotus, Historiën, I.1-3 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5 ‘Is er in de Historiën van Herodotus een duidelijke scheiding tussen het mythische en het historische verleden?’ Herodotus, Historiën, I.4-5 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling KB IV). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Herodotus Historiën, VI.53 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van H. van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Hermeneus, jaargang 66, nummer 2 ‘Want die man kan vertellen !’ Het wonder van de werkelijkheid bij Homerus en Herodotus gelezen (passages over Homerus slechts snel doorgelezen). Aantekeningen gemaakt bij de pagina’s 93-96 voor deelvraag 5. In de index van T. Harrison, Divinity and History, The religion of Herodotus gezocht op ‘myth’. Gevonden: pag. 14, 31-32, 100, 120, 136, 139, 158-159, 187-188, 195-207 en 256 Divinity and History, The religion of Herodotus, 7. The limits of Knowledge and Inquiry, pag. 195-207, gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. I. Dros, Griekse mythen, De mythe van Io (pag. 263-268) gelezen. G. Schwab, Griekse mythen & sagen, Europa (pag. 35-42) gelezen. Divinity and History, The religion of Herodotus, 1. Introduction: Divinity and History, pag. 14-15, gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Divinity and History, The religion of Herodotus, 2. Solon and Human Fortune, pag. 31-33 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Divinity and History, The religion of Herodotus, pag. 100, 120, 136, 139, 158-159, 187-188 en 256 gelezen. Geen aantekeningen daarbij gemaakt. Herodotus, Historiën, I.6 gelezen in het Grieks en Engels (vertaling app. Ancient Greek) en 49 9-11-2013 18.50 - 19.50 60 min. 10-11-2013 14.00 - 17.30 210 min. 12-11-2013 15.00 - 18.00 180 min. 12-11-2013 19.10 - 19.30 20 min. 9.15 - 9.45 30 min. 13-11-2013 13-11-2013 15.40 - 18.00 140 min. 13-11-2013 18.30 - 19.15 45 min. 10.45 - 11.25 40 min. 14.00 – 14.20 20 min. 16.30 - 18.00 90 min. 19.00 - 20.00 60 min. 16.50 - 18.00 70 min. 14-11-2013 14-11-2013 14-11-2013 14-11-2013 15-11-2013 Nederlands (vertaling H. van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 5. Schematisch de inhoud van deelvraag 5 genoteerd en in een logische volgorde gezet. Herodotus, Historiën, VII.129.4 gelezen. Aantekeningen daarbij gemaakt, die ik eventueel nog kan verwerken in deelvraag 3.3. Tekst voor deelvraag 5 geschreven, verdeeld in 2 paragrafen Herodotus, Historiën, 122.1-2 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling H. van Dolen). Klein stukje toegevoegd aan deelvraag 5 over deze passage. Alle Griekse teksten die ik nodig heb voor de volgende deelvragen van http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Perseus:text:1999.01 .0125 in een word-document gezet en geprint. Klein stukje toegevoegd aan deelvraag 3.3 over de passage Historiën VII.129.4. Herodotus, Historiën, I.34-50 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen) Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6 ‘In welke mate hecht Herodotus belang aan orakels, dromen en andere voospellingsvormen. Herodotus, Historiën, I.51-55 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Herodotus, Historiën, II.50-54 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt waarschijnlijk meer voor deelvraag 8. Herodotus, Historiën, II.55-58 gelezen gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt waarschijnlijk meer voor deelvraag 8. Herodotus, Historiën, III.39-43 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Herodotus, Historiën, VI.71-84 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Herodotus, Historiën, VII.12-16 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Herodotus, Historiën, VII.17-18 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Herodotus, Historiën, VII.18-19 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 6. Opbouw van tekst deelvraag 6 met aantekeningen bedacht en genoteerd. Begonnen met schrijven tekst deelvraag 6. Verder met schrijven tekst deelvraag 6. Verder met schrijven tekst deelvraag 6. Herodotus, Historiën, III.125 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen) over het einde van Polycrates. 50 15-11-2013 16-11-2013 18.45 - 19.45 60 min. 14.00 - 17.40 220 min. 16-11-2013 18.20 - 20.00 100 min. 17-11-2013 11.00 - 12.15 75 min. 13.15 - 14.00 45 min. 17-11-2013 17-11-2013 14.45 - 18.00 195 min. 17-11-2013 18.30 - 19.45 75 min. Verder met schrijven tekst deelvraag 6. Tekst deelvraag 6 afgeschreven. H. Versnel, Coping with the gods, 2. The gods, 3. Herodotus, pag. 179-190 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7 ‘Worden gebeurtenissen bij Herodotus alleen door handelen van een god verklaard of is er daarnaast ook altijd een andere reden?’ Coping with the gods, 2. The gods, 4. Saving the Author, pag. 190-201 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. G. Boter, Over hubris, phthonos en aitiè in Herodotus in Lampas, jaargang 35 nummer 2, pag. 117-122 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. M. de Bakker, Signalementen: Herodotus en andere culturen in Lampas, jaargang 43 nummer 3, pag. 286-288 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. Herodotus, Historiën, I.86-88 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. Herodotus, Historiën, I.89-91 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. Herodotus, Historiën, I.73+75 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. Herodotus, Historiën, I.32-33 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 7. Bedacht en genoteerd wat ik wil vertellen in deelvraag 7 en in welke volgorde. Begonnen met schrijven tekst deelvraag 7. Verder met schrijven tekst deelvraag 7. Herodotus, Historiën, V.92.C gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Van Dolen). Dit stukje verwerkt in de tekst voor deelvraag 7. Tekst deelvraag 7 afgeschreven. Bedacht en genoteerd wat ik wil vertellen in deelvraag 7 en in welke volgorde. Tekst deelvraag 8 geschreven. Cuypers, H. Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers, Inleiding op Thucydides en zijn werk, pag. 145-160 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 9. Thucydides, De Peloponnesische Oorlog, I.1 gelezen in het Grieks en Engels (vertaling http://www.perseus.tufts.edu/hopper/text?doc=Thuc.+1.1&fromdoc= Perseus%3Atext%3A1999.01.0199) Thucydides, De Peloponnesische Oorlog, I.22 gelezen in het Grieks en Nederlands (vertaling van Cuypers, Klassieke Bibliotheek IV Griekse geschiedschrijvers, pag. 162163). Begin tekst deelvraag 9 geschreven. Hermeneus, jaargang 40 nummer 3, De vader der geschiedenis gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 9. The Cambridge Ancient History, Athens 478-404 B.C, XIV Herodotus and Thucydides, pag. 405-409 gelezen. Aantekeningen gemaakt voor deelvraag 9. Tekst deelvraag 9 afgeschreven. 51 18-11-2013 20.35 - 21.05 30 min. 19-11-2013 13.20 - 14.00 40 min. 15.20 - 18.00 160 min. 19-11-2013 18.35 - 20.00 85 min. 20.40 - 21.00 20 min. 9.20 – 10.00 40 min. 19-11-2013 20-11-2013 20-11-2013 20-11-2013 21-11-2013 12-01-2014 16.00 - 18.00 120 min. 18.30 - 19.15 45 min. 19.00 - 19.30 30 min. 15.00 - 16.50 110 min. 14-01-2014 9.15 - 10.00 45 min. 18-01-2014 11.30 - 12.30 60 min. 18-01-2014 13.10 - 17.30 260 min. 18-01-2014 18.15 - 19.15 60 min. Aantekeningen gemaakt van de tekst van deelvragen 1-4 voor de samenvatting en conclusie. Klein stukje toegevoegd over Muzen aan deelvraag 2. Aantekeningen gemaakt van de tekst van deelvragen 5-6 voor de samenvatting en conclusie. Enkele voetnoten aangepast/toegevoegd. Aantekeningen gemaakt van de tekst van deelvragen 7-9 voor de samenvatting en conclusie. Klein stukje toegevoegd over de Schikgodinnen aan deelvraag 7. Klein stukje veranderd in de tekst voor deelvraag 9. Conclusie, inclusief korte samenvatting, geschreven. Begonnen met schrijven inleiding. Inleiding afgeschreven. Titelpagina gemaakt. Inhoudsopgave gemaakt. Inhoudsopgave afgemaakt. Alle gebruikte bronnen genoteerd. Gegevens van vertalingen Van Dolen en Damsté genoteerd (boeken uit mediatheek op school). Paginanummers vertaling van Van Dolen in de voetnoten bij Griekse passages met vertaling gezet. Deelvragen 2-4 verbeterd. Alle voetnoten op de juiste manier opgeschreven, met juiste paginanummers. Bronnenlijst gemaakt. Paginanummers in inhoudsopgave gezet. Bronnenlijst afgemaakt. Gecorrigeerde eerste versie van het profielwerkstuk doorgelezen. Simpele (tekstuele) verbeteringen direct aangegeven in het digitale document. Enkele noodzakelijke of eventuele (inhoudelijke) verbeteringen genoteerd. Nog toe te voegen ‘onderdelen’ genoteerd. Eerste versie profielwerkstuk besproken met begeleider. Enkele opmerkingen van begeleider gekregen en tips voor definitieve versie. Vragen van mijn kant over geschreven commentaar bij eerste versie besproken. Afgesproken dat mijnheer Bemelmans mij een kopie van twee fragmenten zou geven, van Protagoras en Critias. Aangegeven verbeteringen hoofdstuk 1 en 2 bekeken. Tekst hoofdstuk 1.2 aangepast. Begonnen met bekijken van aangegeven verbeteringen hoofdstuk 3. Illustratie Herodotus gezocht voor hoofdstuk 1.2. Tekst hoofdstuk 2.3 aangepast. Verbeteringen voor hoofdstuk 3 aangegeven in digitale document. Fragmenten Protagoras en Critias toegevoegd aan hoofdstuk 4 en tekst hoofdstuk 4 aangepast. Fragmenten zelf vertaald. Fragment Sisyphus van Critias afvertaald. Aangegeven verbeteringen hoofdstuk 5-9 en conclusie bekeken. Aan hoofdstuk 6.1 een stukje over het einde van Polycrates toegevoegd. 52 19-01-2014 19-01-2014 12.00 - 13.00 60 min. 13.30 - 15.30 120 min. 19-01-2014 15.45 - 17.15 90 min. 19-01-2014 19.00 - 19.40 40 min. 19.00 - 19.30 30 min. 17.00 - 18.00 60 min. 18.30 - 20.00 90 min. 16.30 - 18.00 90 min. 20-01-2014 21-01-2014 22-01-2014 Logboek doorgelezen en alles in beknopt en schematisch maar wel begrijpelijk Nederlands gezet. Tekst hoofdstuk 1.2 aangepast. Afbeelding toegevoegd aan hoofdstuk 9. Afbeelding toegevoegd aan hoofdstuk 3. Tekst hoofdstuk 3 aangepast. Tekst hoofdstuk 6.2 aangepast. Voetnoten Griekse citaten aangepast. App (Ancient Greek) in bronnenlijst gezet. Bronnenlijst afgemaakt. Voorwoord geschreven. Tekst hoofdstuk 8 aangepast. De belangrijkste punten uit elk hoofdstuk op een rijtje gezet. Begonnen met verbeteren van de conclusie aan de hand van deze hoofdpunten. Conclusie afgeschreven. Opmaak verbeterd, titelpagina gemaakt. Voetnoot toegevoeg aan hoofdstuk 3.3. Juiste paginanummers in inhoudsopgave gezet. Hoofdstuk 1 tot en met 5 nogmaals doorgelezen. Fouten op het gebied van spelling en taalgebruik verbeterd en nog een aantal voetnoten toegevoegd. Hoofdstuk 6 tot en met 9 en de conclusie nogmaals doorgelezen. Fouten op het gebied van spelling en taalgebruik verbeterd en een aantal zinnen toegevoegd of enigszins veranderd. Totaal: 6835 minuten = (afgerond) 114 uur 53