rapport Hanzehogeschool hbo-ba BML-Chemie-Chemische

advertisement
Hanzehogeschool Groningen
HBO-Bachelor
Chemie
Chemische Technologie
Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
© Netherlands Quality Agency (NQA)
December 2010
2/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Managementsamenvatting
Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency
(NQA) bestaande hbo-bacheloropleidingen heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen,
overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010
hbo-bacheloropleiding opgesteld.
De rapportage heeft betrekking op:
Instelling
Opleidingen
Variant
Croho-nummers
Locatie
Auditdata
Auditteam
Hanzehogeschool Groningen.
Chemie (C)
Chemische Technologie (CT)
Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML)
Voltijd
34396 Chemie
34275 Chemische Technologie
34397 Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
Zernikeplein 11, Groningen
13 en 14 oktober 2010
De heer dr. J.T. Lutgerink (vakdeskundige BML)
De heer dr. J.M. van der Meer (vakdeskundige C)
De heer Ir. A.A. Stoltenborgh (vakdeskundige CT)
De heer T.M.J. Oudenhoven (studentlid auditteam)
Mevrouw ing. I.J.M. de Jong (NQA-auditor)
Mevrouw L.A. Redder MSc (NQA junior-auditor)
Door Hanzehogeschool Groningen is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van
de bestaande hbo-bacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie en Biologie en
Medisch Laboratoriumonderzoek. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische
reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA
Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt.
Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleidingen heeft NQA
een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de
kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie
en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat
gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen.
Onderwerp 1 Doelstellingen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen overtuigend hebben aangetoond dat hun
eindkwalificaties zijn ontleend aan de landelijke domein- en opleidingscompetenties, die zijn
opgesteld in samenspraak met het relevante beroepenveld. Deze sluiten ook aan bij de
algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een
bachelor. De opleidingen hebben elk een eigen profilering aangegeven. Chemie richt zich
met name op de analytische, organische en biochemie. Chemische technologie besteedt
specifiek aandacht aan Research & Development en aan Duurzame Energie. Biologie en
Medisch Laboratoriumonderzoek is gesplitst in twee majors, namelijk: Research en
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
3/67
Medische Diagnostiek. BML Medische Diagnostiek profileert zich door de nauwe
samenwerking met het UMCG.
Onderwerp 2 Programma
De opleidingen zijn in staat een samenhangend, actueel en praktijkgericht programma aan te
bieden. Kennisontwikkeling bij studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de
beroepspraktijk ontleend studiemateriaal, interactie met de beroepspraktijk en toegepast
onderzoek, zo stelt het auditteam vast. Studenten leren beroepsvaardigheden aan in de
practica en in de stage- en afstudeerperiode. In de opleidingen is aandacht voor toegepast
onderzoek. Bij BML is de koppeling met het lectoraat groot. Het lectoraat heeft minder
aansluiting met de opleidingen C en CT.
Door het uitwerken van competentiematrices maken de opleidingen inzichtelijk op welke
wijze de competenties terugkomen in het programma van de student. De volgende stap naar
een benoeming van een koppeling tussen leerdoelen en competenties in
modulehandleidingen vraagt nog aandacht van de opleidingen. Het auditteam is er, na het
bestuderen van de inhoud van de modulen, wel van overtuigd dat studenten door het volgen
van het programma de eindkwalificaties kunnen behalen.
Het auditteam stelt vast dat de studielast bij de opleidingen realistisch is. De opleidingen
pakken belemmeringen in de studievoortgang aan door onder andere
studieloopbaanbegeleiding. Daarnaast betreft het drie relatief kleine opleidingen waar, door
korte communicatielijnen, belemmeringen snel kunnen worden opgelost. Het auditteam stelt
vast dat de inhoud en de didactiek van de opleidingen in voldoende mate aansluiten op de
relevante vooropleidingen. Het didactisch concept van de opleidingen voldoet aan de
centraal vastgestelde kaders en past bij de doelstellingen van de opleidingen.
De inhoud van de toetsen en de themaopdrachten vindt het auditteam getuigen van
voldoende niveau en diepgang. Er zijn heldere criteria en de beoordelingsformulieren per
studiejaar zijn een adequate vertaling van de doelstellingen.
Onderwerp 3 Personeel
Op basis van het bestuderen van de cv’s en de gesprekken stelt het auditteam vast dat de
docenten de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk weten te leggen.
Docenten houden het vakgebied bij en zijn gekwalificeerd om het onderwijs te verzorgen.
Daarnaast tonen de studenten zich niet alleen tevreden over de vakinhoudelijke en
didactische kwaliteiten van docenten, maar ook over hun kennis over de beroepspraktijk. De
opleidingen zetten voldoende personeel in om de opleidingen te verzorgen. Er is sprake van
een hoog docent-studentratio in de opleidingen, mede door de intensieve begeleiding bij
practica. Docenten kunnen het onderwijs uitvoeren in de tijd die ervoor staat en studenten
zijn tevreden over de bereikbaarheid van de docenten.
Onderwerp 4 Voorzieningen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen over adequate voorzieningen beschikken om het
onderwijs te verzorgen. De laboratoria zijn voorzien van relevante en moderne apparatuur en
materialen, zo stelt het auditteam op basis van de rondleiding vast.
4/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Zowel de begeleiding als de informatievoorziening sluiten aan bij de behoefte van studenten.
De opleidingen kennen verschillende goed functionerende vormen van
informatievoorziening.
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
De opleidingen sluiten aan bij het systeem voor interne kwaliteitszorg van het Instituut, dat is
geënt op de uitgangspunten van de hogeschool. Er is een strategisch plan ontwikkeld waarin
streefdoelen zijn geformuleerd. Het auditteam constateert dat de opleiding via verschillende
evaluatie-instrumenten toetst in hoeverre betrokkenen tevreden zijn over de gedefinieerde
kwaliteitsaspecten van de opleiding.
Het auditteam stelt op basis van gesprekken vast dat de opleidingen verbeteringen
doorvoeren en dat dit in samenspraak met betrokkenen gebeurt. Het auditteam constateert
daarnaast dat de opleidingen de opvolging van verbeteracties weinig overzichtelijk
vastleggen. Het auditteam stelt vast dat alle stakeholders bij de kwaliteitszorg van de
opleidingen betrokken worden, maar dat de betrokkenheid van alumni en studenten kan
worden vergroot.
Onderwerp 6 Resultaten
De opleidingen leveren goede afgestudeerden af, die zich prima redden in het werkveld. Het
werkveld is positief over de afgestudeerden en het auditteam stelt vast dat de opleidingen
het hbo-niveau weerspiegelen. Het auditteam constateert dat de procedure rondom het
afstuderen door de opleiding voldoende in beeld is gebracht in de afstudeerhandleiding.
Het auditteam heeft een positieve indruk van de afstudeerwerken. De afstudeerwerken zijn
op niveau en relevant. De onderbouwing van de conclusies en het gebruik van literatuur
behoeft nog enige aandacht. Het auditteam vraagt ook aandacht voor de
rapportagevaardigheden van studenten. Het auditteam vraagt daarnaast aandacht voor de
weging van de verschillende onderdelen van de beoordeling in het totaalcijfer. De
transparantie kan verhoogd worden door de weging helderder weer te geven dan nu het
geval is.
De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd en stelt deze jaarlijks vast in overleg met het
College van Bestuur. Er zijn streefcijfers geformuleerd voor het propedeuserendement en het
diplomarendement. Het auditteam stelt vast dat de rendementen laag zijn, maar wel
overeenkomen met de landelijke rendementscijfers. Het auditteam is positief over de
rendementbevorderende maatregelen die de opleidingen inzetten.
Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau
van de bestaande hbo-bacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie en Biologie en
Medisch Laboratoriumonderzoek van Hanzehogeschool Groningen aan de vereiste
basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
5/67
6/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
13
2.1
Doelstellingen van de opleiding
14
2.2
Programma
19
2.3
Inzet van personeel
33
2.4
Voorzieningen
37
2.5
Interne kwaliteitszorg
40
2.6
Resultaten
44
Bijlagen
49
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
51
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
57
Bijlage 3
Bezoekprogramma
63
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
65
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
7/67
8/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science &
Technology zijn in onderstaande tabel weergeven.
1. Naam instelling
2. Status instelling
3. Naam opleidingen in CROHO
4. Registratienummers in CROHO
5. Oriëntatie en niveau
6. Aantal studiepunten
7. Afstudeerrichtingen
Hanzehogeschool Groningen
Bekostigd
Chemie (C)
Chemische Technologie (CT)
Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML)
34396 Chemie
34275 Chemische Technologie
34397 Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
Hbo-bachelor
240 EC
C:
- analytische en organische chemie
- biochemie
CT:
- research & development
- duurzame energie
8.
9.
10.
11.
Locatie
Code of conduct
Variant
Inhoudelijk profiel opleiding
BML kent twee majors: research (R) en medische
diagnostiek (MD).
BML R:
- biochemie
- moleculaire biologie
- medisch
BML MD:
- medische genetica
- medische microbiologie
- klinische chemie
- cytologie/pathologie
Groningen
Ja
Alle opleidingen voltijd
De opleiding Chemie is een brede opleiding waarin
zowel organische, analytische, fysische als biologische
chemie aan de orde komt. In de opleiding wordt
aandacht besteed aan onderwerpen uit het werkveld,
zoals de analyse van lucht, bodem en water, het
onderzoek van materialen en de synthese van nieuwe
moleculen, materialen of medicijnen. De opleiding
Chemie kent twee specialisaties:
analytische/organische chemie en biochemie.
De opleiding Chemische Technologie richt zich op het
ontwikkelen en verbeteren van producten en
productieprocessen, zoals het maken van verf, plastics,
kunststoffen of bier. Centraal in de opleiding staat het
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
9/67
vertalen van het kleinschalige chemisch laboratorium
naar grootschalige productieprocessen. Er wordt veel
aandacht besteed aan ‘groene ontwikkelingen’, zoals
rond de productie van duurzame energie. De opleiding
CT kent twee specialisaties: Research & Development
en Duurzame Energie.
12. Beoogd werkveld alumni
10/67
De opleiding Biologie en Medisch
Laboratoriumonderzoek kenmerkt zich door twee
volledige gescheiden majors, Biologische en Medische
Research (BML R) en Medische Diagnostiek (BML
MD).
De major BML R richt zich voornamelijk op moleculair
biologisch onderzoek op de gebieden van erfelijke
ziekten, plantenverdeling, het produceren van
geneesmiddelen (antibiotica), biogasproductie of het
toepasbaar maken van enzymen voor industriële
doeleinden. De major BML R kent drie specialisaties:
Biochemie, Moleculaire biologie (biotechnologie) en
Medisch.
De major BML MD is in 2006 gestart op verzoek van,
en in nauwe samenwerking met, het UMCG. De major
richt zich vooral op medisch diagnostisch onderzoek in
(grote) ziekenhuizen.
Afgestudeerden van de opleidingen komen te werken
in domeinen als, research and development,
commercie, service en dienstverlening, toepassing en
productie, medische laboratoriumdiagnostiek en
engineering en fabricage. Deze domeinen worden
benaderd vanuit de natuurwetenschappelijke
invalshoek, waarbij de techniek als gereedschap wordt
gebruikt. Research and development is een domein
waarin veel afgestudeerden van alle opleidingen een
baan vinden. Daarnaast hebben de opleidingen een
aantal zwaartepunten. Deze variëren per opleiding.
Chemisch technologen komen veelal terecht in de
domeinen commercie, service en dienstverlening en
engineering en fabricage. Bij de opleidingen Chemie en
BML R zijn de domeinen commercie, service en
dienstverlening en toepassing en productie relevante
beroepsdomeinen. Voor BML MD is medisch
laboratoriumdiagnostiek het belangrijkste
beroepsdomein.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum
besluit NVAO
15. Belangrijkste wijzigingen in
opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
Het instituut voor Life Science & Technology (ILST) is
één van de 20 schools van de Hanzehogeschool
Groningen (HG). ILST verzorgt de opleidingen Biologie
en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML), Bioinformatica (BIN), Chemie (C) en Chemische
Technologie (CT). De staf van ILST is georganiseerd in
drie teams: het team C en CT, het team BML en het
team BIN. Elk team wordt geleid door een teamleider.
De teamleiders vormen samen met de
instituutsdirecteur het managementteam van het
instituut. Naast het onderwijsteam staat het
expertisecentrum ALIFE, dat onder leiding staat van
een lector.
Vorige besluit april 2005
Ten opzichte van de vorige visitatie zijn bijvoorbeeld de
volgende punten opgepakt: het vastleggen van formele
drempels voor het afstuderen, de samenhang tussen
theorie en praktijk in het onderwijs, aandacht voor
scholing van docenten en verduidelijking van de rol van
studiebegeleider. Zie ook facet 5.2.
Zie tabellen hieronder
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
11/67
Opbouw studieprogramma’s
C
Jaar 1
Jaar 2
Periode 2
2 Drugs
6 Keuring van
waren
10 Organische
synthese 2
Jaar 4
Periode 1
1 Voeding
5 Organische
synthese 1
9 R&D: Analytisch/
instrumenteel
onderzoek
13/14 Stage
CT
Jaar 1
Periode 1
1 Voeding
Periode 2
2 Drugs
Periode 3
3 Water
Jaar 2
5 Procestechnologie
9/10 Stage
6 Procesoptimalisatie
7 Raffinaderij
Periode 4
4 Scheidingsprocessen
8 Materialen
Jaar 4
13/14 Specialisatie
R&D of
Duurzame Energie
of
minor
11 Scheidingstechnologie
15/16
12 Chemische
reactoren
Afstudeeropdracht
BML R
Jaar 1
Periode 1
1 Diversiteit leven:
cellen en weefsels
Jaar 2
5 Voedingsmiddelenonderzoek
9 Knippen en
plakken van DNA
Periode 2
2 De cel als fabriek:
bacterie maakt
melkzuur
6 Biomedisch
onderzoek
10 Kankeronderzoek
Periode 3
3 Bouwstenen van
leven: DNAonderzoek
7 Microbiologisch
onderzoek
11/12 Spec.
Moleculaire
biologie/Bio15/16
Periode 4
4 Genen en
gezondheid:
erfelijkheid
8 Immunologisch
onderzoek
technologie of
Medisch of
biochemie of minor
Afstudeeronderzoek
Jaar 3
Jaar 3
Jaar 3
Periode 3
3 Plaats delict
7 Milieu
11/12 Specialisatie
analytische/
15/16
Periode 4
4 CSI
8 Materialen:
polymeerbereiding
organische chemie
of biochemie of
minor
Afstudeeropdracht
Jaar 4
13/14 Stage
BML MD
Jaar 1
Periode 1
1 De gezonde
mens: bevolkingsonderzoek
Periode 2
2 Bloed: handhaving
zuurgraad
Periode 3
3 Hormonen:
evenwicht, lichaam,
voortplanting
Jaar 2
5 Medische
microbiologie
9 Medische
microbiologie:
praktijk UMCG 1
13/14 Stage
6 Medische
genetica
10 Pathologie:
praktijk UMCG 2
7 Klinische chemie
Periode 4
4 Veilige microbiologische
techniek: cellen
kweken
8 Ziekteleer
11 Medische
genetica: praktijk
UMCG 3
15/16
12 Klinische
chemie: praktijk
UMCG 4
Afstudeeropdracht
Jaar 3
Jaar 4
12/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding:
Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne
kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet
1.1 Domeinspecifieke eisen
1.2 Niveau
1.3 Oriëntatie hbo
2.1 Eisen hbo
2.2 Relatie doelstellingen –
programma
2.3 Samenhang
programma
2.4 Studielast
2.5 Instroom
2.6 Duur
2.7 Afstemming vormgeving
– inhoud
2.8 Beoordeling en toetsing
3.1 Eisen hbo
3.2 Kwantiteit
3.3 Kwaliteit
4.1 Materiële voorzieningen
4.2 Studiebegeleiding
5.1 Evaluatie resultaten
5.2 Maatregelen
verbetering
5.3 Betrokkenheid
6.1 Gerealiseerd niveau
6.2 Onderwijsrendement
Oordeel
Chemie
Goed
Goed
Goed
Voldoende
Oordeel
CT
Goed
Goed
Goed
Voldoende
Oordeel
BML
Goed
Goed
Goed
Goed
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Goed
Goed
Goed
Voldaan
Goed
Goed
Goed
Voldaan
Goed
Goed
Goed
Voldaan
Voldoende
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Voldoende
Voldoende
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Voldoende
Voldoende
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Goed
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleidingen Chemie, Chemische Technologie en Biologie en Medisch
Laboratoriumonderzoek van Hanzehogeschool Groningen aan de vereiste basiskwaliteit
voldoen en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze
opleidingen.
Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het
NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit
af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau. Indien er verschillen tussen de
opleidingen zijn worden deze aangegeven. Indien er geen verschillen zijn, gelden dezelfde
overwegingen en bevindingen.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
13/67
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1)
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)
vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende
domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Bevindingen
• Het Instituut Life Science & Technologie (ILST) van de Hanzehogeschool Groningen
(HG) participeert actief in het ‘Domein Applied Science’ (DAS), het landelijke
samenwerkingsverband van hbo-opleidingen die Bachelor of Applied Science
programma’s aanbieden. In DAS werken achttien hogescholen met elf verschillende
opleidingen samen. Het DAS organiseert landelijke overleggen op het gebied van
Biologie en Laboratoriumonderzoek (BML), Chemie (C) en Chemische Technologie (CT).
In die overleggen bespreken de opleidingscoördinatoren en teamleiders actuele thema’s
en koppelen dit terug aan het DAS. De instituutsdirecteur van ILST zit in het algemeen
bestuur van DAS.
• In 2006 heeft het DAS de competentieprofielen van de verschillende opleidingen uit 2003
omgezet in één competentieprofiel voor alle DAS-opleidingen. Dit profiel is met het
landelijke werkveld besproken en in 2007 gevalideerd door de HBO-raad. Daarmee is dit
document de basis voor de eindkwalificaties van de huidige ILST-opleidingen. Dit
landelijk profiel is vastgelegd in Bachelor of Applied Science, een competentiegerichte
profielbeschrijving 2008.
• Het generieke competentieprofiel onderscheidt acht verschillende competenties, namelijk
1) onderzoeken, 2) experimenteren, 3) ontwikkelen, 4) beheren en coördineren,
5) adviseren en in- en verkopen, 6) instrueren, begeleiden, doceren en coachen,
7) leidinggeven en managen en 8) zelfsturing. De competenties zijn door de opleidingen
vervolgens uitgewerkt in de opleidingsspecifieke competentiematrices van ILST.
• De generieke competenties van de Bachelor of Applied Science zijn in de landelijke
profielbeschrijving uitgewerkt in landelijke opleidingsprofielen. In de opleidingsprofielen is
beschreven welke van de acht competenties van Applied Science van toepassing zijn op
de opleiding en aan welk competentieniveau minimaal voldaan dient te worden (zie facet
1.2 voor meer informatie over competentieniveaus).
• De opleidingen van ILST nemen de domeincompetenties, handelingsindicatoren, niveauindicaties en de visie op knowledge en skills van DAS als uitgangspunt. Voor de
opleidingen C en BML zijn alle competenties van toepassing, met uitzondering van de
competentie ‘ontwikkelen’, conform het landelijke profiel. Voor de opleiding CT zijn alle
acht de competenties van Applied Science van toepassing. Binnen BML verschillen de
competentieniveaus per major (BML-R en BML-MD). De uitgangspunten komen overeen
met de landelijk vastgestelde profielen, zo stelt het auditteam vast.
• Elke opleiding heeft een opleidingsspecifieke competentiematrix opgesteld. In de matrix
wordt per thema uit de opleiding aangegeven aan welke competentie wordt gewerkt.
Daarnaast is aangegeven welke competentie op welk niveau beoordeeld wordt in het
onderwijs (zie ook facet 2.2).
14/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
•
Momenteel legt DAS de laatste hand aan de Engelse vertaling van de DAScompetenties. Op het moment dat de Engelse vertaling beschikbaar is, gaat KIVI-Niria
(Nederlandse beroepsvereniging voor ingenieurs) de competenties vergelijken met
opleidingsprofielen van vergelijkbare opleidingen in het buitenland (EURACEopleidingen) om te bepalen hoe de Nederlandse bachelor zich verhoudt tot dergelijke
opleidingen in Europa.
De opleidingen werken samen met vergelijkbare opleidingen in Leuven, Bremen en
Emden bij bijvoorbeeld uitwisselingsprojecten in de minor. Er wordt gewerkt aan het
afsluiten van contracten met deze opleidingen om een intensievere samenwerking aan te
gaan.
De opleidingen zijn zowel regionaal als internationaal georiënteerd. Een groot deel van
de studenten loopt stage en gaat uiteindelijk werken bij bedrijven in de regio. Deze
bedrijven zijn in veel gevallen internationaal georiënteerd en opereren in een
internationale context (zoals multinationals). De opleidingen bereiden studenten hierop
voor door zich tevens internationaal te profileren. Studenten leren omgaan met
verschillende culturen in het vakgebied en corresponderen/communiceren in het Engels.
In de opleiding Chemie komt zowel organische, analytische, fysische als biologische
chemie aan de orde. In de opleiding is specifieke aandacht voor onderwerpen uit het
werkveld, zoals de analyse van lucht, bodem en water, het onderzoek van materialen en
de synthese van nieuwe moleculen, materialen of medicijnen. De opleiding Chemie kent
twee specialisaties: analytische/organische chemie en biochemie. De opleiding profileert
zich met meer aandacht voor analytische chemie ten opzichte van andere chemieopleidingen.
De opleiding Chemische Technologie richt zich op het ontwikkelen en verbeteren van
producten en productieprocessen, zoals het maken van verf, plastics, kunststoffen of
bier. Centraal in de opleiding staat het vertalen van het kleinschalige chemisch
laboratorium naar grootschalige productieprocessen. Er wordt specifieke aandacht
besteed aan ‘groene ontwikkelingen’, zoals rond de productie van duurzame energie. De
opleiding CT kent twee specialisaties: Research & Development en Duurzame Energie.
De opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek kenmerkt zich door twee
majors, Research (BML R) en Medische Diagnostiek (BML MD). De major BML R richt
zich voornamelijk op moleculair biologisch onderzoek op de gebieden van erfelijke
ziekten, plantenverdeling, het produceren van geneesmiddelen (antibiotica),
biogasproductie of het toepasbaar maken van enzymen voor industriële doeleinden. De
major BML R kent drie specialisaties: Biochemie, Moleculaire biologie (biotechnologie) en
Medisch. De major BML MD is in 2006 gestart op verzoek van, en in nauwe
samenwerking met, het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). De major richt
zich vooral op medisch diagnostisch onderzoek in (grote) ziekenhuizen. De major BML
MD kent vier specialisaties: Medische genetica, Medische microbiologie, Klinische
chemie en Cytologie/pathologie.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij de eisen
die gesteld worden door vakgenoten en door de relevante beroepspraktijk van de
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
15/67
opleidingen. De domeincompetenties zijn vastgesteld door DAS en gevalideerd door
vertegenwoordigers van het werkveld.
Het auditteam is van mening dat door de samenwerking met buitenlandse opleidingen, ILST
een start heeft gemaakt met de internationale positionering van de opleidingen. Door het
uitvoeren van een internationale vergelijking zal deze positionering verder worden versterkt.
De opleidingen hebben elk een eigen profilering aangegeven. Chemie richt zich met name
op de organisch/analytische chemie en biochemie. Chemische technologie besteedt
specifiek aandacht aan duurzame energie. Biologie en medisch laboratoriumonderzoek
(BML) is opgesplitst in twee majors, namelijk: Research en Medische Diagnostiek. BML
Medische Diagnostiek profileert zich door de nauwe samenwerking met het UMCG.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor alle drie
de opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Niveau bachelor (facet 1.2)
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde
beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
Bevindingen
• Bij het opstellen van de DAS-competenties zijn de Dublin descriptoren als basis gebruikt.
De opleiding heeft in een tabel de koppeling tussen de competenties en Dublin
descriptoren weergegeven. Zo komt bijvoorbeeld de Dublin descriptor ‘kennis en inzicht’
terug bij alle competenties. De Dublin descriptor ‘leervaardigheden’ komt terug bij
‘onderzoeken’, ‘experimenteren’, ‘ontwikkelen’ en ‘zelfsturing’.
• In de profielbeschrijving van de opleidingen zijn vier competentieniveaus gedefinieerd,
waarbij 1 het beginnerniveau en 4 het gevorderdenniveau is. Niveau 4 staat voor het
competentieniveau van een beroepsbeoefenaar met vijf jaar werkervaring. Gedurende de
opleiding kan een student maximaal niveau 3 behalen. De niveaus zijn als volgt
getypeerd:
1. Effectief gedrag vertonen als de omgeving daartoe directe aanleiding geeft.
Trefwoorden: uitvoeren, in opdracht van
2. Effectief gedrag vertonen op basis van eigen initiatief. Trefwoorden: oplossen,
analyseren
3. Effectief gedrag van anderen in de directe werkomgeving versterken, in het bijzonder
door voorbeeldgedrag. Trefwoorden: integreren, ontwikkelen, transfer van kennis en
vaardigheden
4. Effectief gedrag van anderen binnen de organisatie inspireren en daarmee binnen de
organisatie het niveau van de competentie verhogen. Trefwoorden: kennis
genereren. Niveau 4 beschrijft het niveau van beheersing dat geldt voor hbo
beroepsbeoefenaars met circa vijf jaar werkervaring in dit domein.
16/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
In de onderstaande matrix is een koppeling gemaakt tussen de competenties en de
niveaus voor elk van de drie opleidingen.
Competentie
Onderzoeken
Experimenteren
Ontwikkelen
Beheren
Adviseren
Instrueren
Leiding geven
Zelfsturing
C
3
3
1
1
1
1
2
Eindniveau voor opleiding
CT
BML R
BML MD
2
3
2
3
3
3
2
1
1
2
1
1
1
1
1
1
1
1
1
2
2
2
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de competenties van de drie opleidingen zijn afgeleid van de
Dublin Descriptoren en derhalve bij de algemene, internationaal geaccepteerde
beschrijvingen van het bachelorniveau.
De opleidingen voldoen qua niveau aan de eisen waaraan zij volgens de niveaubeschrijving
van de Bachelor of Applied Science moeten voldoen. Het auditteam is van oordeel dat de
opleidingen helder hebben uitgewerkt op welk moment in de opleiding welk niveau behaald
moet zijn.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor alle drie
de opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3)
De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante
beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een
specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding
vereist of dienstig is.
Bevindingen
• Bij dit facet worden de bevindingen van de facetten 1.1 en 1.2 meegenomen.
• Het instituut heeft regelmatig overleg met haar werkveldadviescommissie. De
werkveldadviescommissie, gezamenlijk voor het gehele instituut, adviseert over curricula
en eventuele wijzigingen hierin. Zowel het beroepenveld dat betrokken is bij DAS als de
werkveldadviescommissie van de opleiding heeft de competenties gevalideerd. Voor de
opleiding BML MD geldt dat zij ontworpen is in samenwerking met het Universitair
Medisch Centrum Groningen (UMCG) (zie ook facet 1.1).
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
17/67
•
•
•
Het auditteam heeft notulen en jaarverslagen van de werkveldcommissie bestudeerd en
stelt vast dat de commissie regelmatig (vier keer per jaar) bij elkaar komt. Er worden
relevante en actuele thema’s, zoals de competenties en curricula, besproken. Het
auditteam is positief over de professionele werkwijze van de werkveldadviescommissie.
Er is een dagelijks bestuur ingesteld die bijeenkomsten voorbereidt en het jaarverslag
opstelt.
Het werkveld in de regio Groningen/Noord-Nederland is vooral gericht op onderzoek op
het gebied van (medische) biologie, medische diagnostiek en chemie. Voor de
chemische industrie in Noord-Nederland is de ontwikkeling van nieuwe materialen en
processen van groot belang. Mede op basis van intensieve contacten met het werkveld is
gekozen voor opleidingsprofielen met een relatief sterke nadruk op de competentie
onderzoek.
343973439734397Afgestudeerden van de opleiding komen te werken in domeinen als
research and development, commercie, service en dienstverlening, toepassing en
productie, medische laboratoriumdiagnostiek en engineering en fabricage. Deze
domeinen worden benaderd vanuit de natuurwetenschappelijke invalshoek bij het werken
en de techniek als gereedschap. Research and development is een domein waarin veel
afgestudeerden van alle opleidingen een baan vinden. Daarnaast hebben de opleidingen
een aantal zwaartepunten. Deze variëren per opleiding. Chemisch technologen komen
veelal terecht in de domeinen commercie, service en dienstverlening en engineering en
fabricage. Bij de opleidingen C en BML R zijn de domeinen commercie, service en
dienstverlening en toepassing en productie relevante beroepsdomeinen. Voor BML MD is
medisch laboratoriumdiagnostiek het belangrijkste beroepsdomein.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen overtuigend hebben aangetoond dat hun
eindkwalificaties zijn ontleend aan de landelijke domein- en opleidingscompetenties, die zijn
opgesteld in samenspraak met het relevante beroepenveld. Zowel het beroepenveld dat is
betrokken bij het DAS als de werkveldadviescommissie van de opleiding heeft de
eindkwalificaties gevalideerd. Het auditteam is positief over de wijze waarop de opleidingen
de werkveldadviescommissie bij de doelstellingen en het programma van de opleidingen
betrekt.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor alle drie
de opleidingen tot het oordeel goed op dit facet.
Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding
Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp
‘Doelstelling opleiding’ positief.
18/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1)
Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk
ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast)
onderzoek.
Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het
vakgebied/de discipline.
Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare
verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Bevindingen
• Het auditteam heeft de literatuurlijsten van de opleidingen bestudeerd en stelt vast dat de
opleidingen gebruik maken van relevante vakliteratuur voor de aangeboden thema’s.
Recente herdrukken van standaardwerken voor de verschillende vakgebieden van de
opleidingen zijn opgenomen op de literatuurlijsten. Per thema is weergegeven welke
vakliteratuur studenten moeten lezen. Er wordt in voldoende mate gebruik gemaakt van
Engelstalige literatuur.
• Het auditteam heeft het studiemateriaal van de opleidingen bestudeerd en stelt vast dat
de docenten praktijkgericht en actueel studiemateriaal ontwikkelen. De readers zijn
systematisch opgesteld en zijn passend voor het aangeboden thema. Docenten maken
gebruik van actuele cases in de readers. Elk thema is via internet te vinden in het
programma BlackBoard. Bij deze thema’s worden recente artikelen en websites
geplaatst.
• In de onderwijsvisie van ILST staat het toekomstige beroep centraal. ILST heeft ervoor
gekozen om studenten vanaf de eerste dag van hun opleiding in de beroepscontext te
plaatsen. Studenten ‘werken’ als het ware in een onderzoekslaboratorium (C en BML) of
een (proef)fabriek (CT). Door het uitvoeren van opdrachten en projecten in die
beroepscontext, ontwikkelt de student de gewenste competenties voor zijn toekomstige
beroep. Uit het gesprek met studenten CT blijkt dat zij de beroepscontext niet direct
herkennen in het eerste en tweede studiejaar. In de stage herkennen studenten de
praktijkgerelateerde onderdelen uit het eerste en tweede studiejaar wel in de
beroepscontext.
• Naast de praktijkopdrachten hebben alle opleidingen een onderdeel in het curriculum
waarin de studenten in het werkveld actief zijn. Tijdens de stages, maar ook tijdens
practica maken studenten zich de beroepsvaardigheden eigen. Bij de opleidingen C en
BML R is dat het hele vierde jaar. De eerste helft van het vierde jaar voeren studenten
een stageopdracht uit, de tweede helft van dat jaar werken zij zelfstandig aan een
inhoudelijke afstudeeropdracht (in de regel een onderzoeksopdracht). Voor de
afstudeerrichting BML MD vindt de studie ook het gehele derde jaar in het werkveld
plaats. In de opleiding CT gaan studenten in het derde jaar een half jaar op stage en
voeren zij in het vierde jaar een afstudeeronderzoek uit.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
19/67
•
•
•
•
•
In de Stagehandleiding ILST, augustus 2010 is beschreven wat er van de student wordt
verwacht tijdens zijn stage en waar hij aan moet voldoen om de stage met een voldoende
af te sluiten. Daarnaast zijn er praktische en organisatorische zaken rondom de stage en
het afstuderen in de stagehandleiding uitgewerkt. De handleiding voor het afstuderen
volgt hetzelfde stramien (zie facet 6.1). De opleiding hanteert instroomeisen voor de
stage en het afstuderen.
Het auditteam heeft stageverslagen van de studenten bestudeerd en vindt de
stageopdrachten relevant. Studenten werken individueel aan opdrachten over
kwaliteitszorg, arbo en een vakspecifiek technisch vraagstuk. Het auditteam heeft een
positieve indruk van de stageverslagen gekregen. De stage bestaat uit drie delen: stage
(26 EC), taalbeheersing (2 EC), kwaliteitszorg en arbo (2 EC). De stage zelf bestaat uit
drie fasen: 1) het schrijven van een plan van aanpak en het uitvoeren van de opdracht, 2)
het schrijven van het verslag en 3) de posterpresentatie.
In het vakgebied life science gaan de ontwikkelingen snel. In het tweede en derde
studiejaar worden regelmatig nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs geïntroduceerd.
Actuele ontwikkelingen in het vakgebied worden gesignaleerd in dag- en vakbladen en
worden zo mogelijk opgenomen in het onderwijs. Ervaringen van docenten tijdens stageen afstudeerbegeleiding en tijdens contractactiviteiten leiden ook tot vernieuwing van
onderdelen van het curriculum. Daarnaast adviseert de werkveldadviescommissie over
het curriculum en de wijzigingen hierin, zo blijkt uit de notulen en het gesprek. Deze
adviezen worden vervolgens besproken in de betreffende teamoverleggen. Voorstellen
tot curriculumvernieuwing worden besproken met de werkveldadviescommissie.
Daarnaast stimuleert de opleiding dat studenten lid worden van beroepsverenigingen.
Studenten worden collectief aangemeld voor een lidmaatschap van de KNCV, dat is
gratis totdat zij afstuderen. Verder stimuleert de opleiding de studenten om vakbladen te
lezen en lezingen, vakbeurzen, symposia en congressen te bezoeken.
Studenten zouden in de opleiding meer aandacht willen besteden aan taalvaardigheid
Engels, zo blijkt uit het gesprek met de studenten. Leden van de
werkveldadviescommissie hebben daarnaast aangegeven dat ook de Nederlandse
taalvaardigheid een punt van aandacht is. Het auditteam herkent de aandachtspunten
van de werkveldadviescommissie en heeft deze kwestie met het instituutsmanagement
besproken. Het instituutsmanagement heeft het auditteam gemeld dat er meer aandacht
voor taalvaardigheid in het onderwijsprogramma komt. Er is een leerlijn taalvaardigheid in
voorbereiding voor zowel Nederlands als Engels. Het auditteam is over het algemeen
tevreden over het Engelse taalniveau dat de studenten laten zien in studentproducten.
Aandacht voor Engels in de vorm van een leerlijn vindt het auditteam een positieve
aanvulling.
Het instituut huisvest de onderzoeksgroep ALIFE, die zich onder leiding van een lector
bezighoudt met praktijkgericht onderzoek naar voeding en gezondheid, healthy ageing,
metagenomics en toegepaste bio-informatica. ALIFE heeft in het jaar 2009-2010 aan
verschillende projecten gewerkt. Zo werkt zij met AVEBE (verkoop, marketing en
innovatie van zetmeelgebaseerde oplossingen) aan de karakterisering van recombinante
plantenlijnen en met het UMCG aan proteomics en miRNA onderzoek (School Jaarplan
ILST 2009-2010).
20/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
De meerwaarde voor het programma van de opleidingen van het lectoraat ligt momenteel
bij de BML-opleiding en haar specialisaties. ALIFE draagt door middel van haar eigen
onderzoekportfolio bij aan de inhoud van de BML-opleiding. Binnen ALIFE zijn theorieen praktijkdocenten van ILST werkzaam die naast hun onderzoekstaak ook lesgevende
taken hebben. Hierdoor vindt er een koppeling plaats tussen het onderwijs en onderzoek.
Daar waar mogelijk worden ook studenten betrokken bij onderzoek. Zo werken
tweedejaars studenten BML in thema 7 aan de isolatie en karakterisering van probiotica.
De uitstraling van de ALIFE-activiteiten naar de opleidingen C en CT is nog gering, zo
blijkt uit het gesprek met de lector en de docenten. Er zijn wel initiatieven om C en CT
meer bij het lectoraat te betrekken.
Eén keer per kwartaal organiseert ALIFE een lezing vanuit het werkveld voor alle
studenten en staf van het instituut. Studenten C en CT melden het auditteam dat de
lezingen die georganiseerd worden, vooral gericht zijn op het vakgebied van BML. Zij
vinden de onderwerpen in de meeste gevallen niet relevant voor hun eigen vakgebied.
Naast de lezingen van ALIFE zetten de opleidingen ook gastdocenten en excursies in om
studenten kennis te laten maken met actuele ontwikkelingen in het vakgebied of het
werkveld. Docenten proberen zelf gastdocenten te vinden voor specifieke lesonderdelen.
Studenten C en CT geven het auditteam mee dat zij graag meer gastdocenten of
gastsprekers in de opleiding zouden zien.
Het instituut heeft een coördinator internationalisering die onder andere voorlichting geeft
over studeren in het buitenland en studenten begeleidt bij het zoeken van een stage- of
afstudeerplaats in het buitenland. De opleidingen willen bevorderen dat studenten een
deel van de studie (bijvoorbeeld de minor) op een buitenlandse partnerinstelling gaan
volgen. Er wordt momenteel gewerkt aan contracten met opleidingen in Leuven, Bremen
en Emden.
Studenten werken gedurende alle studiejaren aan toegepaste onderzoekvaardigheden.
Het onderwijs van de drie opleidingen is opgebouwd rond vier thema’s per jaar. Elk
thema sluit af met een practicum, waar studenten toegepaste onderzoeksvaardigheden
laten zien. In de uitwerking van de competentiematrices is te zien in welke thema’s en op
welk niveau studenten aan onderzoeksvaardigheden werken. Chemiestudenten starten
bijvoorbeeld in het eerste jaar met het uitvoeren van onderzoek op competentieniveau 1
(het uitvoeren van een eenvoudig onderzoek naar aanleiding van een aangereikte
vraagstelling). In het tweede jaar werken studenten aan competentieniveau 2 (het
vertalen van een aangereikt probleem naar concrete vraagstellingen). Niveau 3 (het
vertalen van een probleem naar een onderzoeksstrategie en het uitvoeren van het
onderzoek) wordt bereikt in het derde en vierde jaar. De studenten CT en BML bereiken
tijdens de opleiding competentieniveau 2 qua onderzoeken, voor hen is de competentie
experimenteren tot op niveau 3 gedefinieerd.
Overwegingen
Kennisontwikkeling bij studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk
ontleend studiemateriaal, interactie met de beroepspraktijk en toegepast onderzoek, zo stelt
het auditteam vast. Het auditteam is positief over de vakliteratuur, de opleidingen maken
gebruik van actuele herdrukken van standaardwerken. Studenten leren
beroepsvaardigheden aan in de practica en in de stage- en afstudeerperiode. In de
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
21/67
opleidingen is ruim aandacht voor toegepast onderzoek. Bij BML is de koppeling met het
lectoraat groot. Het lectoraat heeft minder aansluiting met de opleidingen C en CT, zo stelt
het auditteam vast. Het auditteam constateert wel dat er initiatieven zijn om de betrokkenheid
in de toekomst te vergroten. Studenten C en CT geven in het gesprek met het auditteam aan
dat de instituutsbrede lezingen vooral gericht zijn op het BML-vakgebied. De lezingen
worden georganiseerd door het lectoraat. Studenten van C en CT geven aan dat meer
gastdocenten en excursies wenselijk zijn en dat zij na de stage de beroepscontext van de
proeflaboratoria op de opleiding pas inzien. Het auditteam is het eens met de opmerkingen
van de studenten. Grote aandacht gaat uit naar de opleiding BML. Aangezien de stage in het
derde (CT) en vierde (C) jaar plaatsvinden is het voor studenten laat in de opleiding duidelijk
wat de beroepscontext van de opleiding is, ook al wijkt die in beginsel niet af van de
proeflaboratoria op de opleiding. Het auditteam is van oordeel dat de drie opleidingen
studenten in voldoende mate in staat stellen ervaring op te doen in de beroepspraktijk, maar
dat zij de aandacht voor gastsprekers, lezingen en excursies in de opleidingen C en CT kan
vergroten.
Conclusie
Het auditteam komt op grond van bovenstaande bevindingen, kanttekeningen en
overwegingen tot het oordeel goed voor de opleiding BML en tot het oordeel voldoende bij
de opleidingen C en CT.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2)
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,
oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van
(onderdelen van) het programma.
De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken.
Bevindingen
• De curricula van de drie opleidingen zijn thematisch opgebouwd. In ieder thema (één per
kwartaal) staat een themaopdracht centraal, waarin de werkomgeving wordt gesimuleerd
en de student wordt geplaatst in de rol van beroepsbeoefenaar. In toenemende mate
komt de themaopdracht rechtstreeks of via ALIFE uit het werkveld.
• De opleidingen C en CT hebben een gezamenlijk eerste half jaar, waarin de thema’s
voeding en drugs aan bod komen. Na dit half jaar maakt de student de keuze voor
Chemie of Chemische Technologie. Bij de opleiding Chemie worden in periode drie en
vier van het eerste jaar, het volledige tweede jaar en de periodes één en twee van het
derde jaar verschillende thema’s als keuring van waren, milieu en polymeerbereiding
behandeld. De tweede helft van het derde jaar bestaat uit de specialisatie ‘analytische
chemie’, ‘organische chemie’ of ‘biochemie’. Het vierde jaar bestaat uit stage en
afstuderen.
• De opbouw van het programma van CT verschilt van het programma van Chemie. Het
programma is de eerste twee studiejaren en tweede helft van het derde jaar rondom
22/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
•
thema’s als procestechnologie, raffinaderij, scheidingsprocessen en water opgebouwd.
De installaties waar deze studenten mee werken zijn dusdanig groot en kostbaar dat de
opleiding gebruik maakt van simulatoren. Om studenten in aanraking te brengen met de
‘echte’ installaties gaan de CT studenten in de eerste helft van het derde studiejaar op
stage. In de eerste twee perioden in het vierde jaar volgen studenten modulen in de
richting van hun specialisatie ‘research and development’ of ‘duurzame energie’. Hierna
besteden studenten een half jaar aan hun afstuderen.
Het programma van BML R is op dezelfde manier opgebouwd als het programma van
Chemie, alleen de inhoud van de thema’s verschilt. Studenten BML R kunnen zich
specialiseren in ‘moleculaire biologie (biotechnologie)’, ‘biochemie’ of ‘medisch’. Het
verschil met programma van BML MD concentreert zich rond het derde jaar. Het derde
jaar BML MD heeft een grote praktijkcomponent die wordt verzorgd door (en in) het
UMCG en andere stage-instellingen. In het vierde jaar kiest de student een specialisatie:
‘medische genetica’, ‘genetisch microbiologie’, ‘klinische chemie’ of ‘cytologie/pathologie’.
In de Competentiematrix (Studiegids ILST 2010-2011) is voor iedere opleiding
afzonderlijk een koppeling gemaakt met de thema’s, de competenties en het
beheersingsniveau. Op deze manier is het voor de student zichtbaar op welk
beheersniveau hij de competenties moet bereiken bij de verschillende thema’s.
De opleiding C heeft voor elke competentie weergegeven welke gedragscriteria zij per
niveau van studenten verwachten (Competentiematrix). De doorvertaling van de
gedragscriteria in de modulewijzers/vakbeschrijvingen heeft het auditteam niet
aangetroffen. De gedragscriteria zijn wel doorvertaald in beoordelingsformulieren per
studiejaar.
De opleiding CT heeft de gedragscriteria per competentie voor de propedeuse uitgewerkt
(Competentiematrix). Voor het tweede, derde en vierde studiejaar is de toelichting op de
competentieniveaus in separate documenten opgenomen (Onderbouwing
competentieniveaus CT) zo is in de competentiematrix vermeld. Het auditteam heeft
deze separate documenten niet aangetroffen. De doorvertaling van de gedragscriteria in
de modulewijzers heeft het auditteam niet aangetroffen. De gedragscriteria zijn wel
doorvertaald in beoordelingsformulieren per studiejaar.
De opleiding BML heeft de gedragscriteria voor de competenties (3, 4, 5, 6) uitgewerkt
(Competentiematrix). Het auditteam heeft geen gedragscriteria voor de competenties 1, 2
en 7 aangetroffen. De doorvertaling van de gedragscriteria in de modulewijzers heeft het
auditteam niet aangetroffen. De gedragscriteria zijn wel doorvertaald in
beoordelingsformulieren per studiejaar.
Het auditteam heeft moeite gehad met het inzicht krijgen in de vertaling van
competenties naar leerdoelen in het programma. Uit de themabeschrijvingen is niet altijd
op te maken aan welke competenties studenten werken en op welk niveau. De
modulehandleidingen vindt het auditteam niet altijd consistent ingevuld. In enkele geval
zijn er modulewijzers met leerdoelen uitgewerkt en in andere gevallen heeft het
auditteam geen koppeling tussen leerdoelen en competenties aangetroffen. Op het
niveau van de totale opleidingen zijn de competentiematrices een adequaat middel, maar
op het niveau van een module kan de koppeling tussen leerdoelen en competenties
verbeterd worden.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
23/67
•
•
Het auditteam heeft de inhoud van de modulen bestudeerd en stelt vast dat die
toereikend is om de competenties te behalen. De thema’s zijn relevant voor het
vakgebied en de onderliggende modulen dragen bij aan de totale
competentieontwikkeling van de student.
Studenten melden het auditteam dat het voor hen duidelijk is hoe en wanneer zij aan
welke competenties werken. Studenten zijn positief over de competentiekaarten en
beoordelingsformulieren per studiejaar die bij elk thema de basis voor de beoordeling
vormen. Door de beoordelingsformulieren hebben studenten voldoende overzicht
over hun competentieontwikkeling, zo melden zij het auditteam.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen de studenten in staat stellen de competenties te
behalen. Door het uitwerken van competentiematrices maken de opleidingen inzichtelijk op
welke wijze de competenties terugkomen in het programma van de student. De volgende
stap naar een benoeming van een koppeling tussen leerdoelen en competenties in
modulehandleidingen vraagt nog aandacht van de opleidingen. Het auditteam heeft niet in
alle gevallen een consistente uitwerking van leerdoelen en competenties aangetroffen. Het
auditteam is er, na het bestuderen van de inhoud van de modulen, wel van overtuigd dat
studenten door het volgen van het programma de eindkwalificaties kunnen behalen.
Conclusie
Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen, kanttekeningen en
overwegingen voor de drie opleidingen tot het oordeel voldoende.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3)
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
Bevindingen
• Het curriculum is concentrisch opgebouwd, waardoor gedurende de opleiding steeds
wordt voortgebouwd op eerder verworven competenties. De concentrische samenhang
tussen de thema’s is in leerlijnen vastgelegd. Een leerlijn betreft een bepaald vakgebied
of analytische methode waaraan in het gehele curriculum steeds verder verdiepende
aandacht wordt besteed. Een leerlijn loopt door meerdere thema’s heen en wordt op die
wijze stap voor stap opgebouwd.
• De concentrische opbouw in de programma’s bereiken de opleidingen onder andere door
steeds complexere toegepaste onderzoeksopdrachten. Om complexiteit te vergroten
neemt het abstractieniveau en de moeilijkheidsgraad van de opdrachten gedurende de
opleiding toe. Met behulp van de ondersteunende theoriemodules neemt daarnaast in
iedere thema het niveau van de bijbehorende kennis toe. Studenten werken steeds
zelfstandiger aan de opdrachten. Elke themaopdracht wordt afgesloten met een
rapportage. Dit gebeurt in de vorm van een mondelinge presentatie, een verslag of een
posterpresentatie. Het auditteam heeft verschillende projectopdrachten bestudeerd en
stelt vast dat de opdrachten een toename in niveau en complexiteit laten zien.
24/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
De horizontale samenhang is geborgd doordat de opleidingen zijn georganiseerd rondom
relevante thema’s. Binnen de thema’s blijkt de samenhang uit het feit dat de theoretische
onderdelen in de opdrachten verder worden uitgewerkt. Binnen de opdrachten in het
laboratorium kunnen de studenten de aangeleerde theoretische onderdelen in praktijk
brengen. Daarnaast wordt samenhang tussen theorie en praktijk bereikt door de stages
in de opleiding. In de eerste twee (CT en BML MD) of drie (C en BML R) jaren leren
studenten de basisprincipes van het vak aan en kunnen die toepassen in de
stageperiode aan het begin van het derde (CT en BML MD) of vierde (CT en BML R)
jaar.
Het auditteam heeft verschillende modulebeschrijvingen op BlackBoard bestudeerd en
stelt vast dat de opvolging op voorgaande modulen benoemd is.
Studieloopbaanbegeleiding wordt ingezet als mechanisme voor integratie en samenhang
binnen de opleiding. De opdrachten voor studieloopbaanbegeleiding zijn beroepsgericht
waardoor de studenten de opdrachten kunnen plaatsen in het toekomstig beroep.
Hierdoor wordt de samenhang tussen studieloopbaanbegeleiding en inhoud van de
opleiding vergroot, zo stelt het auditteam vast.
In de tweewekelijkse teamoverleggen (opleidingsspecifiek) is samenhang binnen de
opleiding onderwerp van gesprek. Aanpassingen in het curriculum worden in het
teamoverleg besproken, waarbij gelet wordt op samenhang met andere modulen en
thema’s. Aanpassingen in het curriculum worden daarnaast met de
werkveldadviescommissie besproken.
Uit de Nationale Studenten Enquête 2010 en het Studententevredenheidsonderzoek
2009 blijkt dat studenten C en BML positief zijn over de samenhang tussen de
verschillende onderdelen van de opleiding. Bij de opleiding CT zijn de studenten iets
minder positief in de evaluaties. In het gesprek met het auditteam geven studenten CT
aan dat zij geen verklaring hebben voor de lagere score ten opzichte van C en BML. Zij
geven aan dat zij met name de samenhang tussen theorie en toepassing daarvan in het
practicum een positief punt vinden.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen een samenhangende curricula hebben
uitgewerkt. De thema´s volgen elkaar op logische wijze op en dragen bij aan de horizontale
samenhang in het programma. Verticale samenhang wordt bereikt door de toename in
complexiteit en niveau in de programma´s. De leerlijn studieloopbaanbegeleiding loopt als
een lint door het programma en draagt bij aan de verticale samenhang in de programma´s.
Conclusie
Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen voor de drie
opleidingen tot het oordeel goed.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
25/67
Studielast (facet 2.4)
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma
en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Bevindingen
• De opleidingen zijn verdeeld in zestien thema’s (vier thema’s per jaar). In de laatste twee
weken van een periode vindt de afsluitende toetsing van de thema’s plaats. Iedere
student heeft recht op twee toetsmogelijkheden per studieonderdeel per studiejaar. De
themaopdrachten (de practica) worden echter maar één keer per studiejaar verzorgd en
dus ook één keer getoetst. Wanneer een student een (deel van een) practicum
overnieuw moet doen, wordt in overleg bekeken wanneer dat kan plaatsvinden.
Herkansing voor schriftelijke tentamens vinden plaats in de laatste twee weken van de
volgende studieperiode.
• Om de studeerbaarheid te vergroten hebben de opleidingen verschillende voorwaarden
in het programma opgenomen. Zo geldt er bijvoorbeeld een verplichte aanwezigheid bij
alle practica, tutorgroepen en studieloopbaanbijeenkomsten. Verder hanteert de
opleiding een Bindend Studie Advies (BSA). In het eerste jaar van inschrijving moet de
student ten minste 40 studiepunten behalen, om vervolgens de gehele propedeuse
binnen twee jaar behaald te hebben. Het laatste heeft er in het verleden toe geleid dat
studenten extra studievertraging opliepen, omdat ze zich in het tweede studiejaar alleen
concentreerden op het behalen van de propedeuse. Ter voorkoming daarvan heeft het
instituut verscherpt toezicht in de vorm van de studieovereenkomst ingevoerd. Deze
studieovereenkomst, opgesteld samen met de SLB’er, bevat een studieplanning van 60
studiepunten met daarin de ontbrekende propedeusevakken aangevuld met
tweedejaarsvakken. Wanneer studenten na twee jaar hun propedeuse nog niet hebben,
maar wel minimaal 45 studiepunten van hun studieplanning voor dat jaar hebben
behaald, dan krijgen ze ontheffing van het negatieve BSA. Met deze studenten wordt
opnieuw een studieplanning gemaakt en ze blijven vallen onder het verscherpte toezicht
totdat zij weer volgens het reguliere programma studeren (Examenregeling in Studiegids
ILST 2010-2011). Het auditteam heeft deze regeling met het opleidingsmanagement
besproken. Uit het gesprek blijkt dat de opleidingen verscherpt toezicht houden op de
student totdat de student weer in de pas loopt met de reguliere studieplanning of totdat
hij het diploma heeft behaald. Alleen studenten die gemotiveerd genoeg zijn om de
opleiding af te ronden komen in aanmerking voor deze regeling. Het auditteam
constateert dat deze regeling voor studenten met bijzondere omstandigheden goed
uitpakt. Uit de notulen en jaarverslagen van de examencommissie blijkt dat het negatief
bindend studieadvies wordt toegepast. In studiejaar 2007-2008 (jaarverslag 2009) zijn
binnen ILST 32 negatieve studieadviezen gegeven, 27 van cohort 2007 en 5 van cohort
2006. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen het negatief bindend studieadvies
hanteren en dat zij in een aantal gevallen een uitzondering maken. Deze uitzondering
valt vervolgens onder verscherpt toezicht.
• Naast het bindend studieadvies hebben de opleidingen een aantal instapvoorwaarden
voor de hoofdfase uitgewerkt. Zo gelden er in de hoofdfase instapvoorwaarden voor
toelating tot de stage en het afstuderen. De instapeisen zijn gepubliceerd in Studiegids
ILST 2010-2011.
26/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
•
•
•
•
In 2009-2010 is het instituut gestart met de ontwikkeling van excellentieonderwijs gericht
op het uitdagen van talentvolle studenten. Er zijn verschillende excellentieprogramma’s
ontwikkeld, zoals het programma ‘Chemie loont’ in de opleiding Chemie waarbij
talentvolle studenten eerder complexe opdrachten bij bedrijven mogen doen. Vanaf het
studiejaar 2010-2011 kunnen studenten die daarvoor in aanmerking komen deelnemen
aan honoursprogramma’s voor de opleidingen BML R en C. De omvang van dit
programma is 32 EC bovenop het reguliere studieprogramma.
Voor de opleiding Chemie is het gemiddeld aantal contacturen per week 22 uur in jaar 1,
23 uur in jaar 2 en 20 uur in jaar 3. In jaar 4 werken studenten buiten de opleiding aan
stage en afstuderen.
Voor de opleiding CT is het gemiddeld aantal contacturen per week 22 uur in jaar 1, 21
uur in jaar 2 en 20 uur in de laatste twee kwartalen van jaar 3. In de eerste twee
kwartalen is de student op stage. In de eerste twee kwartalen van het laatste jaar hebben
studenten gemiddeld 13 contacturen per week. In de laatste twee kwartalen van het
vierde jaar werken studenten buiten de opleiding aan het afstuderen.
Voor de opleiding BML R is het gemiddeld aantal contacturen per week 21 uur in jaar 1,
21 uur in jaar 2 en 21 uur in jaar 3. In jaar 4 werken studenten buiten de opleiding aan
stage en afstuderen.
Voor de opleiding BML MD is het gemiddeld aantal contacturen per week 22 uur voor
jaar 1 en 23 uur in jaar 2. In het derde jaar lopen studenten stage bij het UMCG en
hebben zij 4 contacturen per week op de opleiding. In jaar 4 werken studenten buiten de
opleiding aan het afstuderen.
Door het grote aantal contacturen in het laboratorium (practica) bij de themaopdracht
hebben de studenten intensief contact met de docenten. Per studiejaar ontvangt de
student een competentiekaart die de docent na elke opdracht moet invullen. Verder is er
ook een beoordelingsformulier per opdracht. De competentiekaart en het contact met de
student stelt de docent in staat de competentieontwikkeling van de student goed te
volgen en te sturen.
Uit het gesprek met studenten van de drie opleidingen blijkt dat zij de opleiding kunnen
doen in de tijd die er voor staat. Gemiddeld besteden studenten 30 uur aan de opleiding
per week, afhankelijk van de periode. Studenten zijn tevreden over de studielast en de
spreiding ervan. Zij melden het auditteam dat door de kleinschaligheid van de
opleidingen belemmeringen in de studievoortgang snel worden aangepakt.
Studenten C en CT geven in het gesprek met het auditteam aan dat wiskunde en
statistiek moeilijke vakken zijn. Voor BML geldt het vak chemie en het vak genetica als
moeilijk.
Uit de Nationale Studenten Enquête 2010 blijkt dat studenten van de opleidingen CT en
BML de studielast, de spreiding van de studielast, en de haalbaarheid van deadlines
positief beoordelen. Onder de studenten van Chemie is een groter percentage minder
tevreden over de studeerbaarheid. De opleiding heeft een Rendementsplan Chemie
opgesteld waarmee aanpassingen in het curriculum worden gerealiseerd.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
27/67
Overwegingen
Het auditteam stelt op basis van gesprekken en materiaalbestudering vast dat de studielast
bij de opleidingen realistisch is. Studenten hebben relatief veel contacturen per week, mede
door de practica waar altijd een docent aanwezig is. De opleidingen pakken belemmeringen
in de studievoortgang aan door onder andere studieloopbaanbegeleiding. Daarnaast betreft
het drie relatief kleine opleidingen waar door korte communicatielijnen belemmeringen snel
kunnen worden opgelost.
Conclusie
Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen voor de drie
opleidingen tot het oordeel goed.
Instroom (facet 2.5)
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende
studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee
vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
Bevindingen
• Alle ILST-opleidingen hanteren de wettelijke toelatingseisen voor studenten. Havo en
vwo studenten kunnen met de profielen Natuur en Gezondheid of Natuur en Techniek
instromen. In het algemeen kunnen studenten met vwo en het juiste profiel een verkorte
route van drie jaar volgen. Studenten met een verwante mbo niveau 4 opleiding kunnen
een verkorte route van drie jaar volgen. In de Studiegids zijn alle curriculumschema’s
voor verkorte routes opgenomen. Alle mbo niveau 4 opleidingen zijn rechtstreeks
toelaatbaar.
• Voor studenten met een niet-reguliere vooropleiding wordt de toelaatbaarheid in eerste
instantie door de toelatingscommissie bepaald. Van deze studenten wordt individueel
bekeken of en waar zij kunnen instromen in het programma. Dit geldt ook voor studenten
met een buitenlandse vooropleiding of studenten met relevante werkervaring.
• Studenten met een Natuur en Gezondheid profiel zonder natuurkunde of met minder
zware wiskunde (door vrijere pakketkeuze sinds kort mogelijk) hebben regelmatig moeite
met het tempo, ondanks de extra ondersteuning die zij van ILST krijgen. Ook geven ILST
docenten aan soms onaangenaam verrast te zijn over het lage kennis- en kundeniveau
van een deel van de instromende studenten. Deze studenten hebben daardoor meer
moeite te hebben de geplande leerdoelen te halen. Studenten kunnen deze deficiënties
wegwerken door aanvullende HG-cursussen te volgen of door bijlessen van tutoren
(ouderejaarsstudenten) te volgen.
• Het instituut werkt aan een goede aansluiting vanuit het voortgezet onderwijs en het
middelbaar beroepsonderwijs. Sinds 2009 richt een hogeschooldocent propedeuse zich
binnen ILST specifiek op deze aansluiting. Verder zijn er regelmatig
aansluitingsconferenties waar de aansluiting vo-hbo en mbo-hbo wordt besproken. Om
de aansluiting vanuit het middelbaar laboratoriumonderzoek (MLO) te verbeteren is
gezamenlijk een doorstroommodule ontwikkeld. Docenten van ILST geven tevens les op
het MLO en vice versa.
28/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
Om studenten te laten wennen aan het tempo waarmee de leerstof in de propedeuse
wordt aangeboden, zijn de opdrachten in het eerste jaar gestructureerd en in
deelopdrachten opgedeeld. Daarnaast wordt het in het eerste thema een module
‘studievaardigheidstraining’ aangeboden en krijgen studenten onder meer hulp bij het
bestuderen van Engelstalige leerboeken en vakliteratuur.
Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2009 en Nationale Studenten Enquête 2010 blijkt
dat studenten over het algemeen positief zijn over de aansluiting op de vooropleiding. CT
is wat minder positief dan C en BML. Uit het gesprek met studenten blijkt ook dat zij in
het algemeen positief zijn over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding.
Studenten met een vwo-havo achtergrond geven aan dat de aansluiting op de
theorievakken goed is en dat zij meer moeite hebben met de practica. Voor studenten
met een mbo-achtergrond geldt het omgekeerde, zij vinden de aansluiting op de practica
goed en hebben meer moeite met de theorievakken.
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen veel aandacht hebben voor de aansluiting van
de opleiding met vooropleidingen. Het auditteam is van oordeel dat ondanks de externe
factoren de opleidingen erin slagen de aansluiting voor studenten soepel te laten
verlopen. Door de veranderingen in het voortgezet onderwijs zijn de opleidingen
genoodzaakt aandacht te blijven schenken aan de aansluiting op de opleidingen. Het
ILST heeft hier op ingespeeld door de inzet van de hogeschooldocent propedeuse die
specifiek de opdracht heeft effectief beleid te vormen op het gebied van instroom en
aansluiting.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de inhoud en de didactiek van de opleidingen in voldoende mate
aansluiten op de relevante vooropleidingen. Voorlichting en begeleiding zijn erop gericht de
overstap zo soepel mogelijk te laten verlopen. Studenten tonen zich in het gesprek met het
auditteam tevreden over de aansluiting.
De opleidingen hebben te maken met veranderingen in de pakketkeuze voor havo- en vwoinstromers. Door de inzet van een hogeschooldocent propedeuse schenkt ILST aandacht
aan de aansluiting en instroom voor de opleidingen. Daarnaast worden studenten intensief
begeleid wanneer zij aansluitingsproblemen ervaren. Het auditteam is positief over de
huidige stand van zaken ten aanzien van instroom en aansluiting. Voor de nabije toekomst
zullen de opleidingen blijvende aandacht hebben voor het programma voor de propedeuse
om zowel de (nieuwe) aansluiting te verbeteren als de gewenste kwaliteit te behouden.
Conclusie
Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen voor de drie
opleidingen tot het oordeel goed.
Duur (facet 2.6)
De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum:
hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
29/67
Bevindingen
• In het curriculumoverzicht is te zien dat alle opleidingsprogramma’s 240 EC omvatten en
dat de EC gelijkmatig over de studiejaren zijn verdeeld.
Overwegingen
Het auditteam constateert dat de opleidingen C, CT en BML voldoen aan de formele eisen
met betrekking tot de omvang van het curriculum van 240 studiepunten.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het
oordeel voldaan voor alle drie de opleidingen.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7)
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.
De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Bevindingen
• De onderwijsvisie van de opleidingen is uitgewerkt in de Onderwijsvisie Life Science &
Technology (2003, update 2010) en is een vertaling van de visie, het beleid en de
beleidsinstrumenten van de HG. Sinds 2002 gebruikt de HG het HG-Onderwijskader,
bestaande uit de visie, kaders en afspraken voor al het onderwijs binnen de HG. Het
meest recente HG-Onderwijskader (april 2009) verwoordt de onderwijsvisie van de HG
en behandelt de onderwerpen onderwijsprogrammering, onderwijsorganisatie,
studieloopbaanbegeleiding, eerder verworven competenties (EVC), toetsbeleid,
kwaliteitszorg en masters.
• De opleidingen bieden competentiegericht onderwijs aan. Competentieontwikkeling vindt
plaats door de thema’s van elk blok te relateren aan een beroepscontext, door
aansluiting van kennis bij de ontwikkeling van vaardigheden en door studenten te
coachen op een professionele houding. Belangrijke punten uit de onderwijsvisie van ILST
zijn;
• activerende en motiverende opdrachten
- student als partner in het onderwijs
- docent als onderwijsinnovator, opdrachtgever, expert en coach
- effectieve leeromgeving
• Binnen het onderwijs hanteren de opleidingen relevante werkvormen waarmee op een
gewenste manier de vereiste competenties kunnen worden verworven. Werkvormen zijn
gevarieerd en sluiten aan op de module-inhoud, de opleidingsvariant en de studiefase. Er
is daarbij een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten in de loop
van de opleiding. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen diverse werkvormen
gebruiken, waaronder practica, hoorcolleges, werkcolleges,
reflectieverslagen/bijeenkomsten, presentaties en projectonderwijs. Er worden zowel
individuele opdrachten als groepsopdrachten gebruikt.
• Uit het Nationale Studenten Enquête 2010 blijkt dat studenten van de drie opleidingen
positief zijn over de in de opleidingen gehanteerde werkvormen.
30/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
Uit het gesprek met studenten blijkt dat er verschil is tussen de drie opleidingen over de
helderheid aan welke competenties zij werken gedurende het studiejaar. Studenten van
alle opleidingen gebruiken de competentiekaarten en feedback van de docent om zich
een beeld te vormen van de competentieontwikkeling. Het auditteam heeft in de
logboeken van studenten feedback van de docenten gezien. De feedback is inhoudelijk
van aard en in mindere mate gericht op de competenties. Studenten CT en BML melden
het auditteam dat zij voldoende zicht hebben op hun competentieontwikkeling. Bij CT is
elk kwartaal overleg tussen student en docent waarbij de koppeling tussen het onderwijs
en de stand van zaken rond de competenties van de student besproken wordt. Bij BML is
de competentieontwikkeling ook per thema helder voor studenten. Studenten C melden
het auditteam dat zij wel voldoende inhoudelijke feedback krijgen, maar dat die feedback
voor hun minder goed te herleiden is naar competentieontwikkeling. Voor studenten C is
het lastig een beeld te vormen van de competentieontwikkeling die hij/zij doormaakt.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept van de opleidingen adequaat is om de
eindkwalificaties van de opleidingen te bereiken. Het onderwijs voldoet aan de centraal
vastgestelde kaders en past bij de doelstellingen van de opleidingen. De opleidingen maken
gebruik van een breed palet aan werkvormen die passen bij het didactisch concept. Qua
uitvoering van het competentiegericht onderwijs is het voor studenten CT en BML helder
waar zij zich in hun competentieontwikkeling bevinden. Studenten C geven aan dat voor hen
de koppeling tussen onderwijs en hun competentieontwikkeling minder helder is. Door de
beoordelingsformulieren die bij elk thema gebruikt worden bij C, is volgens het auditteam de
basis gelegd om ook voor studenten C de competentieontwikkeling helder te maken.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het
oordeel goed voor CT en BML en voor C tot het oordeel voldoende.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8)
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de
leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Bevindingen
• Het Hogeschool-toetsbeleid valt onder te brengen in vier stellingen:
- de kwaliteit van de toetsing is zodanig dat gecontroleerd kan worden of de student de
algemene- en beroepscompetenties heeft verworven;
- de toetsvorm en -inhoud zijn congruent met de inhoud van het onderwijs;
- de toetsing is transparant;
- de opleiding heeft een toetsbeleid en verzorgt de bijbehorende ondersteunende
processen.
• Het HG-toetsbeleid geeft de kaders aan van kwaliteitsborging van toetsing in het
onderwijs. De opleiding geeft in haar toetsbeleid (Toetsbeleid Instituut voor Life Science
& Technology (2005) weer hoe zij vorm geeft aan het hogeschoolbrede toetsbeleid.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
31/67
•
•
•
•
•
•
•
De examencommissie houdt toezicht op het correcte verloop van toetsen. In alle gevallen
waarin een student van de standaardregels wil afwijken, beslist de examencommissie.
Studenten die een beroep doen op de commissie vinden de procedures daarvoor op
BlackBoard. Daarnaast bewaakt de examencommissie de regels die in het onderwijs- en
examenreglement (Studiegids ILST 2010-2011) zijn vastgelegd over toetsing,
toelatingseisen en het bindend studieadvies en controleert of deze correct worden
toegepast. Het instituut heeft een toetscommissie die onderdeel is van de
examencommissie.
Het onderwijs- en examenreglement (OER) van het instituut is opgenomen in de
Studiegids ILST 2010-2011. Dit document voorziet in een adequate reglementering van
beoordelingen, cijferberekening, fraude, maximaal aantal kansen per studiejaar,
inschrijving, beoordelingstermijn, inzage, enzovoort. Concrete informatie voor studenten
over toetsen op het niveau van de afzonderlijke onderwijseenheden (soort toets, manier
van beoordelen, proeftoetsen) is gepubliceerd op BlackBoard.
De themaopdracht (praktijkopdracht) staat centraal in elk thema. Bij de beoordeling van
themaopdrachten staat het beoordelen van de beheersing van (delen van) competenties
centraal. Voor het beoordelen van de themaopdrachten zijn beoordelingsformulieren
ontwikkeld. Binnen een studiejaar wordt in elk thema met hetzelfde beoordelingsformulier
gewerkt. Naarmate de student verder komt in de studie worden hogere eisen gesteld aan
de niveaus waarop de competenties moeten worden beheerst. In het vierde jaar worden
alle competenties op het beoogde eindniveau getoetst. Het auditteam is positief over de
beoordelingsformulieren. In de formulieren is per competentie aangegeven welk niveau
de student dient te behalen om aan de competentie te voldoen.
In het beoordelingsformulier voor de stage is aandacht besteed aan elk deel van de
stage. Om de stage met een voldoende af te sluiten moet ook het onderdeel
taalbeheersing en de opdracht kwaliteitszorg en arbo met een voldoende zijn afgesloten.
Het stageverslag wordt, naast de inhoudelijke beoordeling, beoordeeld en voorzien van
feedback door een docent taalvaardigheid. Hierbij wordt speciaal gelet op het taalgebruik
en de structuur van het verslag. Deze feedback kunnen studenten gebruiken voor het
schrijven van hun afstudeerverslag. Wanneer de taalvaardigheid van het stageverslag
met een onvoldoende is beoordeeld wordt ook het afstudeerverslag op taal beoordeeld.
Bij alle opleidingen wordt kennis apart getoetst. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van
een schriftelijk tentamen. Vragen zijn gericht op het toepassen van kennis en het
plaatsen van de kennis in de betreffende context. Naast het toetsen van kennis worden in
de thema’s nadrukkelijk vaardigheden getoetst zoals het zelfstandig oplossen van
problemen en het uitvoeren van berekeningen. Studenten kunnen oefenen met een
proeftentamen en tentamens kunnen altijd met de docent worden nabesproken.
Studenten tonen zich in het gesprek met het auditteam positief over de mogelijkheden
voor feedback na afloop van de toetsen.
Het auditteam heeft van elke opleiding toetsen bestudeerd uit verschillende studiejaren.
Het auditteam is positief over de toetsen die worden afgenomen en constateert een
duidelijke opbouw in moeilijkheidsgraad gedurende de opleidingen. De toetsen sluiten
aan op de geboden lesstof en de beoordelingscriteria zijn duidelijk.
Docenten consulteren elkaar bij het ontwikkelen en nakijken van toetsen. De opleidingen
hebben afspraken gemaakt over welke docenten elkaars ‘maatje’ zijn bij het ontwikkelen
32/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
en nakijken van toetsmateriaal. Uit het gesprek met docenten blijkt dat docenten volgens
deze werkwijze handelen bij toetsontwikkeling. Docenten letten daarnaast op opvallende
uitkomsten van toetsen. Ook dit wordt overlegd met mededocenten en indien nodig in het
teamoverleg besproken. Door de hierboven beschreven werkwijze borgen de opleidingen
in voldoende mate de onafhankelijkheid in toetsing, zo stelt het auditteam vast.
Aan studenten wordt vooraf kenbaar gemaakt wat de criteria voor het betreffende
studieonderdeel zijn. Deze staan in de vakbeschrijvingen en in de betreffende
BlackBoard course. Daarnaast is er in de Studiegids ILST 2010-2011 een
competentiematrix opgenomen waar de competenties zijn gekoppeld aan de thema’s. De
beoordelingscriteria op de beoordelingsformulieren zijn afgeleid van de
opleidingscompetenties. Voor elk studiejaar zijn er verschillende
beoordelingsformulieren, welke verschillen in de te behalen competenties en
beheersingsniveaus van de competenties.
Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2009 blijkt dat studenten van de drie
opleidingen tevreden zijn over de wijze van toetsing en beoordeling en over de
aansluiting van de toetsing op de doelstellingen van het onderwijs.
Overwegingen
Toetsen worden, voorafgaand aan het afnemen ervan, intercollegiaal gecontroleerd. Er zijn
heldere criteria en de beoordelingsformulieren per studiejaar zijn een adequate vertaling van
de doelstellingen. De examencommissie is verantwoordelijk voor het correcte verloop van de
toetsen. De inhoud van de toetsen en de themaopdrachten vindt het auditteam getuigen van
voldoende niveau en diepgang. De studenten geven aan dat zij goed geïnformeerd worden
over de beoordelingscriteria.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het
oordeel goed voor de drie opleidingen.
Samenvattend oordeel Programma
Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp
‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1)
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt
tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
Bevindingen
• Het personeelsbeleid van ILST (Bridging the gap, Instituut strategisch plan 2010/112014/15) past binnen de kaders van het personeelsbeleid van de HG (Koers op kwaliteit,
HG strategisch beleidsplan 2010-2015). ILST maakt gebruik van de instrumenten die de
HG voor het realiseren van het beleid heeft ontwikkeld. ILST stelt zich ten doel dat
docenten voldoende relevante beroepservaring hebben.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
33/67
•
•
•
•
•
•
•
•
Docenten van de opleidingen C en CT vormen één docententeam. Deze docenten
worden bij beide opleidingen ingezet. BML vormt een eigen docententeam waarin zowel
R als MD vertegenwoordigd is.
Uit bestudering van de cv’s van docenten blijkt dat docenten van alle opleidingen over
voldoende actuele en relevante (praktijk)kennis op de gebieden van chemie, chemische
technologie, biologie of laboratoriumonderzoek beschikken.
ALIFE biedt docenten de mogelijkheid om zich bezig te houden met actueel toegepast
onderzoek om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op het eigen vak- en
kennisdomein. Momenteel zijn vijf docenten, twee van BML, één van Chemie en twee
van Bioinformatica, via ALIFE betrokken bij het verrichten van actueel toegepast
onderzoek.
Er vindt uitwisseling tussen docenten van BML met een instituut in Bremen plaats. Voor
docenten van C en CT behoort een uitwisseling op korte termijn ook tot de mogelijkheden
(zie ook facet 1.1).
Docenten blijven op de hoogte van de (actuele) beroepspraktijk door het volgen van
vakinhoudelijke cursussen, trainingen, studiedagen, congressen, via begeleiding van
studenten bij stage en afstuderen en het lezen van vakliteratuur en/of participatie in
ALIFE. Op basis van het gesprek met docenten en het bestuderen van het
scholingsoverzicht stelt het auditteam vast dat docenten van alle opleidingen scholing
volgen. Bijvoorbeeld een training inhoudelijk leiderschap en ‘digitale’ trainingen voor het
gebruik van PowerPoint en digiboard.
Door teamoverleggen en presentaties wordt de kennis gedeeld met andere docenten van
het instituut, zo melden de docenten het auditteam. Bij de bijeenkomsten van de
werkveldadviescommissie zijn tevens docenten aanwezig, zo blijkt uit de notulen.
De opleidingen zetten gastdocenten in om de beroepspraktijk in de opleiding aan bod te
laten komen. De gastdocenten worden door de opleidingen zelf uitgenodigd. Studenten C
en CT geven het auditteam mee dat zij graag meer gastdocenten of gastsprekers in de
opleiding zouden zien (zie ook facet 2.1).
Uit gesprek met studenten blijkt dat zij positief zijn over de actuele kennis van docenten
en manier waarop deze tijdens de colleges een verbinding leggen met de praktijk. In het
Studententevredenheidsonderzoek 2010 wordt dit beeld bevestigd.
Overwegingen
Het auditteam stelt op basis van het bestuderen van de cv’s en de gesprekken vast dat de
docenten van de drie opleidingen de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk
weten te leggen. Docenten houden het vakgebied bij en zijn op de hoogte van relevante
ontwikkelingen in het beroepenveld, zo blijkt uit de gesprekken met het auditteam. Daarnaast
tonen de studenten zich tevreden over de kennis van de docenten over de beroepspraktijk.
Conclusie
Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet
tot het oordeel goed voor de drie opleidingen.
34/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Kwantiteit personeel (facet 3.2)
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te
verzorgen.
Bevindingen
• Het instituut heeft in totaal 47 medewerkers (36,2 fte), waarvan 36 docenten. Van de
docenten is 21,2 fte in vaste dienst en heeft 5,6 fte een tijdelijk dienstverband. Van de
docenten in vaste dienst werken er 10 bij C/CT en 16 bij BML. Daarnaast worden
docenten van andere schools en organisaties ingehuurd. De totale flexibele formatie
bedraagt 22,4 procent.
• Om de veiligheid te kunnen garanderen is vastgelegd dat bij practica één docent
maximaal twaalf studenten tegelijkertijd mag begeleiden. Deze opzet resulteert in een
docent-studentratio van 1:19,2 voor het gehele instituut.
• Het lectoraat bestaat uit 3,3 fte, verdeeld over vijf docenten. Waarvan één docent
afkomstig is van Chemie, twee van BML en twee van Bio-informatica. Daarnaast beschikt
ALIFE over een fulltime analist/labassistent. Deze begeleidt docenten en studenten met
het werken in het lab en voert zelfstandig een onderzoek uit. Verder is één docent van
BML MD adviseur van ALIFE.
• Op basis van de bestudeerde documenten en gesprekken constateert het auditteam dat
de werkdruk onder docenten is verminderd sinds de vorige visitatie. Docenten hebben
meer tijd gekregen voor taken zoals het nakijken van logboeken. Voor bijlessen het
geven van bijlessen krijgen docenten in het eerste jaar extra feedbackuren. De werkdruk
is onderwerp van gesprek bij het functioneringsgesprek.
• Uit de Nationale Studenten Enquête 2010 blijkt dat studenten van de drie opleidingen
positief zijn over de bereikbaarheid van docenten buiten contacturen. Studenten geven
ook in het gesprek met het auditteam aan dat docenten goed bereikbaar zijn. Docenten
reageren snel op vragen en studenten kunnen bij de docenten terecht. Eén en ander
wordt bevorderd door de kleinschaligheid van de opleidingen.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen voldoende personeel inzetten om de opleiding te
verzorgen. Er is sprake van een laag docent-studentratio in de opleidingen, mede door de
intensieve begeleiding bij practica.
Docenten kunnen het onderwijs uitvoeren in de tijd die ervoor staat. Studenten zijn tevreden
over de bereikbaarheid van de docenten.
Conclusie
Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet
voor de drie opleidingen tot het oordeel goed.
Kwaliteit personeel (facet 3.3)
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische
realisatie van het programma.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
35/67
Bevindingen
• De HG HRM-gesprekscyclus is de basis voor het personeelsbeleid van ILST. De
teamleiders voeren de HRM-gesprekken met de medewerkers. De directeur voert deze
gesprekken met de teamleiders, de lector en de MT ondersteunende staf die niet in een
team zijn ondergebracht. Tijdens deze gesprekken komen roosters, te behalen/behaalde
resultaten, werkdruk, scholingswensen en te maken/gemaakte afspraken aan bod (notitie
HRM-gesprekscyclus, P&O, mei 2006). De voorgenomen scholingsactiviteiten worden
vastgelegd in de HRM-gesprekscyclus.
• Van de jaartaak wordt 90 procent ingeroosterd voor curriculumgebonden en nietcurriculum gebonden taken. De overige 10 procent wordt gereserveerd voor scholing en
deskundigheidsbevordering.
• ILST maakt gebruik van een wervings- en selectiebeleid. Dit moet ervoor zorgen dat de
opleidingen blijvend beschikken over voldoende en goed gekwalificeerd personeel. Ieder
jaar wordt als onderdeel van dit beleid samen met het Stafbureau P&O een
personeelsscan uitgevoerd, waarbij onder andere de leeftijdsopbouw, manvrouwverhouding en opleidingsniveau in kaart worden gebracht.
• Vanwege het praktijkgerichte onderzoekskarakter van de opleiding is een relevante
academische kwalificatie (BSc, MSc of PhD) in het deelgebied van biologie, chemie of
chemische technologie één van de eisen die wordt gesteld aan nieuw personeel. Uit de
cv’s van de docenten blijkt dat alle theoriedocenten een masteropleiding hebben en dat
63% van hen is gepromoveerd (PhD). De praktijkdocenten beschikken over een
mastertitel of een bachelortitel met aantoonbare werkervaring in het werkveld. ILST
voldoet daarmee ruimschoots aan de streefcijfers van de HG (70% van de docenten
heeft een mastertitel en 10% is gepromoveerd). Het auditteam constateert ook dat de
genoten opleidingen van docenten relevant zijn voor de opleidingen waarvoor zij worden
ingezet.
• Bijna alle docenten zijn in het bezit van een didactische aantekening. Het hebben van
een didactische aantekening is een eis voor een vaste aanstelling.
• Docenten kunnen een ‘collegiaal consult’ aanvragen, waarin docenten elkaar steunen en
coachen in de wijze waarop het onderwijs wordt verzorgd. Uit gesprekken met docenten
kwam naar voren dat dit regelmatig gebeurt en dat docenten dit als plezierig ervaren.
Nieuwe docenten worden vakinhoudelijk begeleid door een collega.
• Het auditteam constateert dat deskundigheidsbevordering de aandacht van de
opleidingen heeft. Zo is de groep docenten die het Engelstalige semester ‘Biochemistry’
gaat geven, ondersteund bij het verhogen van de kennis van de Engelse taal. Verder
volgt één docent een masteropleiding en docenten gaan regelmatig naar seminars en
trainingen. Daarnaast draagt het lectoraat ALIFE bij aan de deskundigheidsbevordering
van docenten. Het auditteam constateert dat de aandacht voor en mogelijkheden tot
scholing zijn verbeterd ten opzichte van vorige visitaties. Docenten bevestigen dit beeld
ook in het gesprek met het auditteam en in het Medewerkerstevredenheidsonderzoek
2010.
36/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
Studenten geven in de Nationale Studenten Enquête 2010 aan tevreden te zijn over de
deskundigheid en didactische vaardigheden van de docenten. Studenten zijn positief
over het feit dat de opleidingen tijdens practica zowel theorie als praktijkdocenten
inzetten.
Overwegingen
Het auditteam stelt op basis van bestudering van cv’s van docenten en gesprekken met
studenten en docenten vast dat docenten gekwalificeerd zijn om het onderwijs te verzorgen.
Studenten zijn tevreden met de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van docenten.
Het instituut geeft docenten de ruimte om zich te scholen en verder te ontwikkelen. Het
auditteam constateert op basis van gesprekken dat meerdere docenten per opleiding het
afgelopen jaar naar seminars of trainingen zijn geweest.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet
voor de drie opleidingen tot het oordeel goed.
Samenvattend oordeel Inzet van personeel
Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp
‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1)
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Bevindingen
• Op de Groningse Zernikecampus zijn algemene studentenvoorzieningen van de HG
ondergebracht en bevindt zich een deel van de RuG en diverse bedrijven. ILST is samen
met drie andere technische schools en het Middelbaar Laboratorium Onderwijs
gehuisvest in het gebouw ‘Van Doorenveste’.
• De HG biedt de opleidingen en studenten diverse voorzieningen, zoals onderwijsruimten,
ruimtes voor groepswerk, individuele studieplaatsen en studielandschappen, een centrale
mediatheek en diverse restauratieve voorzieningen. Vrijwel alle grotere onderwijsruimten
beschikken over digiboards, beamers en whiteboards. Op aanvraag zijn andere
audiovisuele-voorzieningen beschikbaar.
• Via BlackBoard kunnen studenten de catalogus van de HG mediatheek en van de
bibliotheek van de RuG doorzoeken en literatuur reserveren.
• De HG beschikt over verschillende ICT-voorzieningen, zoals vaste desktopcomputers,
inplugpunten en draadloos internet. ILST streeft naar de beschikbaarheid van ongeveer
één computer per twaalf studenten en één inplugpunt per zes studenten. Tijdens de
rondleiding heeft de auditteam de projectruimten gezien en zij is van mening dat deze
voldoende mogelijkheden biedt voor studenten om zowel zelfstandig als in
groepsverband te werken.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
37/67
•
•
•
•
•
Het instituut beschikt voor praktijkonderwijs over specifieke laboratoriumzalen en een
chemische technologiehal. In totaal bezit het instituut 144 volwaardige laboratorium
werkplekken. Recent zijn er twee extra labzalen bijgekomen. Jaarlijks budgetteert het
instituut ruim 100.000 euro voor vernieuwing van apparatuur. Het Instituut beschikt over
medische en biotechnische zalen die zijn ingericht voor het werken met (prokaryote)
cellen en hun bestandsdelen. Er staat met name moleculair biologische apparatuur,
waaronder fermentoren, PCR en RT-PCR apparatuur, electroforese apparatuur,
gel-image systemen en fluorescentie-microscopen. Beide zalen zijn ook ingericht voor
het werken met de genetisch gemodificeerde organismen waar ILST de wettelijke
vergunningen voor heeft. Daarnaast beschikt ILST over een analytische zaal, met onder
andere apparatuur voor moderne gaschromatografie, HPLC, GC-MS en LC-MS, waar de
meeste biomedische en chemische basispractica worden gegeven. Een laatste
voorbeeld is de zaal die specifiek is ingericht voor organische chemie en die een groot
aantal zuurkasten bevat.
Het auditteam is rondgeleid door de faciliteiten in het gebouw van ILST. Het auditteam is
onder de indruk van de aanwezige voorzieningen en zij stelt vast dat de opleidingen over
relevante en moderne apparatuur beschikken en dat de laboratoria ruim opgezet zijn. De
opleidingen beschikken over adequate voorzieningen om de vakspecifieke onderdelen
van de opleidingen te kunnen uitvoeren.
Het realiseren van een omgeving die representatief is voor het werkveld van CT is
moeilijk. Zij werken met dusdanig grote technische installaties, dat de hogeschool geen
mogelijkheid heeft om deze installaties zelf in huis te halen. CT-studenten werken
daarom veelal met modellen van de procesfuncties en gaan al in het derde studiejaar op
stage (zie ook facet 2.1).
Voor de opleiding BML MD zijn de voorzieningen op een andere manier geregeld. Deze
studenten worden opgeleid voor het werken in een ziekenhuis en voeren vanaf het eerste
jaar de practica deels uit in een ziekenhuis en deels op de opleiding.
De Nationale Studenten Enquête 2010 laat zien dat ILST studenten, op de ICT
voorzieningen na, (zeer) tevreden zijn over de faciliteiten van hun opleiding.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen over voldoende voorzieningen beschikken om het
onderwijs te verzorgen. De laboratoria zijn voorzien van diverse en moderne apparatuur en
materialen, zo stelt het auditteam op basis van de rondleiding vast.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet
voor de drie opleidingen tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2)
De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op
de studievoortgang.
De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van
studenten.
38/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Bevindingen
• In de propedeuse krijgt elke groep van circa vijftien studenten een
studieloopbaanbegeleider toegewezen. Actieve deelname aan de
studieloopbaanbegeleiding, zowel de groepsbijeenkomsten als individuele afspraken, is
verplicht. In de propedeuse worden vier studiepunten besteed aan SLB. In de hoofdfase
worden per studiejaar twee studiepunten besteed aan SLB.
• In de hoofdfase ligt de nadruk vooral op het beroep en de keuzemogelijkheden in de
studie. Naast het organiseren van bijeenkomsten en opdrachten, voert de SLB’er
individuele gesprekken met de studenten. Om een goed beeld te krijgen van de
beroepen waartoe zij worden opgeleid neemt de beroepsoriëntatie een belangrijke plaats
in van de SLB.
• Op het studieloopbaanbegeleidingsprogramma staan excursies, contacten met
ouderejaars, posterpresentaties, sollicitatietraining en gastcolleges. Daarnaast bieden
ouderejaars de eerste en tweedejaars studenten ondersteuning in de rol van
studentmentor.
• Verder is er aandacht voor sociale en communicatieve vaardigheden, zoals luisteren, het
geven van feedback en vergaderen. Ook is er aandacht voor studievaardigheden, zoals
het maken van een studieplanning.
• Om de voortgang van de studie van de student zo goed mogelijk te borgen, wordt
regelmatig geanalyseerd of, en zo ja, op welke onderdelen, een student onvoldoende
scoort. In overleg met de student worden deze onderdelen via een gerichte aanpak op
peil gebracht. De aangepaste studieplanning wordt vastgelegd in een
studieovereenkomst.
• Het auditteam constateert dat de opleidingen adequate informatievoorzieningen inzet om
te communiceren met de studenten en deze tijding van informatie te voorzien. De
volgende middelen worden ingezet door de opleidingen:
- HELO is de elektronische leeromgeving van de hogeschool.
- Blackboard geeft informatie over alle onderwijsinhoudelijk, organisatorische en
reglementaire zaken. Naast algemene hogeschoolbrede informatie, zowel voor
studenten als medewerkers, heeft elke opleiding zijn eigen sites met algemene
informatie, curriculuminformatie en ‘courses’ voor onderwijsblokken.
- ProgRESS geeft de student toegang tot persoonlijke studieresultaten en
studievoortgangregistratie.
- Outlook Web Access geeft toegang tot het persoonlijk e-mail account en de
mailadressen van docenten en medestudenten.
- Met de Digitale Onderwijs Planner kunnen studenten keuzes maken in het
studieaanbod binnen en buiten de eigen opleiding.
- Tweewekelijks verschijnt Hanzemag, het magazine voor studenten en personeel van
de hogeschool.
- Binnen de hogeschool worden diverse nieuwsbrieven uitgegeven, onder andere het
CvB-bulletin, het infobulletin P&O en de nieuwsbrief over aansluiting en voorlichting.
• Uit het gesprek met studenten blijkt dat zij positief zijn over de informatievoorziening. Via
BlackBoard worden studenten geïnformeerd over actuele zaken die spelen op de
opleidingen. Daarnaast zijn studenten tevreden over de studiebegeleiding. Zij kunnen bij
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
39/67
•
•
•
de SLB’er of de docenten terecht. Door de kleinschaligheid van de opleidingen weten
studenten de weg naar begeleiding goed te vinden.
In de Studiegids ILST 2010-2011 kunnen studenten alle basisinformatie over de opleiding
terugvinden, zoals gegevens over de opbouw van de studie, studiepuntentabellen,
regelingen over het bindend studieadvies en het onderwijs- en examenreglement.
De Nationale Studenten Enquête 2010 laat zien dat de ILST-studenten tevreden zijn over
de informatie die zij van de opleiding en over hun studievoortgang krijgen. Ten opzichte
van 2009 zijn de resultaten in 2010 verbeterd.
In het Studententevredenheidsonderzoek 2009 gaven studenten aan niet erg tevreden te
zijn over het SLB-progamma. In het studiejaar 2009-2010 is de opzet van de SLB
aangepast, met andere werkvormen en beter toegespitst op studie en beroep. Dit heeft
geleid tot een hogere tevredenheid onder studenten over de SLB in 2010. Komend
studiejaar zal het instituut, op aangeven van de SLB’ers, een training
gesprekstechnieken voor de SLB’ers gaan aanbieden.
Overwegingen
Het auditteam stelt vast dat de studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten op
orde is. De studieloopbaanbegeleiding is door middel van een leerlijn geïntegreerd in het
onderwijsprogramma. De opleidingen kennen verschillende goed functionerende vormen van
informatievoorziening. Zowel de begeleiding als de informatievoorziening sluit aan bij de
behoefte van studenten.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet
voor de drie opleidingen tot het oordeel goed.
Samenvattend oordeel Voorzieningen
Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp
‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1)
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Bevindingen
• Het HG strategisch beleidsplan Focus 2010 voor de periode 2005-2010 heeft in de zomer
van 2009 een vervolg gekregen met Koers op kwaliteit. De twee belangrijkste thema’s
zijn ‘versterken kwaliteit onderwijs’ en ‘versterken kwaliteit onderzoek’.
• Het HG-kader kwaliteitszorg formuleert beleid waarvan het EFQM-model (European
Foundation of Quality Management) en de PDCA-cyclus (Plan-Do-Check-Act) de pijlers
vormen. Het HG-kader is doorvertaald naar de eigen opleiding in het document
Kwaliteitszorgplan ILST, januari 2009.
40/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
Binnen de HG werkt elke school met een School Strategisch Plan (SSP) voor vier jaar en
een daarvan afgeleid School Jaar Plan (SJP) per cursusjaar. Het SSP sluit aan bij het
HG-brede beleidsplan. De belangrijkste doelen van het SJP worden opgenomen in het
managementcontract dat de instituutsdirecteur afsluit met het College van Bestuur.
In het Instituut strategisch plan 2010/11- 2014/15 heeft de opleiding streefcijfers
genoemd voor de aankomende jaren. Ter illustratie; studenttevredenheid van ten minste
60% op alle onderdelen, stijging van het hoofdfaserendement met 5% en uitwisseling
docenten naar en vanuit andere instellingen, beide van één naar vier. De belangrijkste
ambitie op het gebied van interne kwaliteitszorg is het bereiken van een hoger niveau
voor verschillende aspecten van het EFQM model, dit geldt met name voor de
aandachtsgebieden ‘leiderschap’, ‘beleid en strategie’ en ‘personeelsmanagement’.
Het auditteam stelt vast dat de opleidingen verschillende evaluatie-instrumenten
hanteren: stage- en afstudeerevaluaties, HBO-Monitor, rapporten
werkveldadviescommissie, blokenquêtes, aansluitingsmonitor, medewerkers- en
studententevredenheidsonderzoeken en HG-managementdashboard.
Het instituut beschikt over diverse instrumenten voor de bewaking van de kwaliteit. Elke
drie jaar wordt op opleidingsniveau een interne EFQM-audit gehouden, vlak voor de start
van een accreditatietraject en tussen twee accreditaties in. De resultaten van
zogenoemde consensusbijeenkomsten en interne audits geven het instituut inzicht in de
stand van zaken en geven mede invulling aan (de voorbereiding van) het
accreditatietraject.
Op basis van de interne audit heeft ILST geconcludeerd dat er verbetering mogelijk is op
het gebied van het vastleggen van processen en verantwoordelijkheden binnen de
kwaliteitszorg. Voor het studiejaar 2010-2011 heeft ILST een CSBR aanvraag bij het CvB
ingediend voor de bekostiging van een project om haar processen beter vast te leggen in
het kader van de gewenste kwaliteitszorg. Dit project is gehonoreerd en zal de komende
twee jaren worden uitgevoerd.
Overwegingen
De opleidingen sluiten aan bij het systeem voor interne kwaliteitszorg van het instituut, dat is
geënt op de uitgangspunten van de hogeschool. Er is een strategisch plan ontwikkeld waarin
streefdoelen zijn geformuleerd. Het auditteam constateert dat de opleiding via verschillende
evaluatie-instrumenten toetst in hoeverre betrokkenen tevreden zijn over de gedefinieerde
kwaliteitsaspecten van de opleiding.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam voor dit facet
voor alle drie de opleidingen tot het oordeel goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2)
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen
die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
41/67
Bevindingen
• Beleidsdocumenten zoals het Instituut strategisch plan en het Instituut jaarplan komen
mede tot stand op basis van input van de diverse actoren zoals medewerkers, studenten,
medezeggenschapsraad en de werkveldadviescommissie. De inhoud ervan wordt met
hen gecommuniceerd en de documenten fungeren als referentiepunten en
informatiebronnen.
• Na afloop van een onderwijsblok (thema) krijgen studenten een mail met daarin een link
naar de blokenquête. Wanneer de uitkomsten van de enquête vragen oproepen houdt de
onderwijskundig adviseur een klassengesprek met de betreffende klas. Van dit gesprek
wordt een verslag gemaakt dat wordt besproken met de teamleider, het team en
eventueel met de individuele docent. In het teamoverleg worden zo nodig verbeteracties
geformuleerd.
• Het auditteam heeft notulen van de teamoverleggen bestudeerd. In deze notulen zijn
schema’s opgenomen waarin verbeteracties kunnen worden uitgewerkt. Deze schema’s
zijn in de meeste gevallen niet ingevuld, terwijl daar in enkele gevallen wel aanleiding
voor is, zo constateert het auditteam. Het auditteam heeft daarom weinig zicht op de
opvolging van verbeteracties. Zo kan het auditteam niet vaststellen wie verantwoordelijk
is voor welke verbeteractiviteit.
• Studenten geven aan dat zij niet voldoende op de hoogte te worden gesteld van de
uitkomsten van onderwijsevaluaties. Dit geldt voor alle drie de opleidingen (Nationale
Studenten Enquête 2010).
• Ten opzichte van de vorige visitatie hebben de opleidingen verschillende verbeteracties
doorgevoerd. Zo zijn er verschillende aanpassingen in het curriculum gedaan om de
taalvaardigheid van de studenten naar een voldoende niveau te brengen. Op het gebied
van het toetsbeleid is het instituut bezig met het digitaal toegankelijk maken van alle
tentamens, de teams hebben hun toetsvormen geïnventariseerd en de collegiale
consultatie ingevoerd. Verder is er binnen de curricula meer ruimte voor maatwerk
gerealiseerd, zodat studenten onderdelen van practica kunnen inhalen zonder een jaar te
moeten wachten (bijvoorbeeld door het doen van onderzoek bij ALIFE).
Overwegingen
Het auditteam stelt op basis van gesprekken vast dat de opleidingen verbeteringen
doorvoeren en dat dit in samenspraak met betrokkenen gebeurt. Het auditteam constateert
daarnaast dat de opleidingen de opvolging van verbeteracties weinig overzichtelijk
vastleggen. De formats hiervoor heeft het auditteam wel gezien in de notulen van
teamoverleggen. Deze zijn in de meeste gevallen niet ingevuld. Daarnaast vinden studenten
dat zij niet voldoende op de hoogte worden gesteld van uitkomsten van evaluaties.
Alles overziend stelt het auditteam vast dat de opleidingen verbeteracties doorvoeren, maar
dat zij de opvolging van verbeteracties structureler kan vastleggen.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen, overwegingen en kanttekeningen over de
opvolging van verbeteracties komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor
alle drie de opleidingen.
42/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3)
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend
beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Bevindingen
• De betrokkenheid van medewerkers bij de kwaliteitszorg richt zich op de
functioneringsgesprekken en het medewerkerstevredenheidsonderzoek. Docenten zijn
tevreden over de wijze waarop de onderwijsteams reageren op verbetersuggesties van
studenten (Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2010).
• Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2010 blijkt dat een groot deel van de
medewerkers aangeeft dat het systeem van kwaliteitszorg bij de HG en bij ILST niet
duidelijk is. Ter verbetering van dit punt is het instituut gestart met de organisatie van een
studiedag waarbij het systeem van kwaliteitszorg en het belang daarvan centraal staat.
Het eerdergenoemde gestarte traject (zie facet 5.1) ter verbetering van het vastleggen
van de interne processen (CSBR) binnen het instituut zal tevens bijdragen aan de
verduidelijking van het systeem van kwaliteitszorg.
• Studenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door middel van de blokenquêtes,
klassengesprekken (zie ook facet 5.2), studenttevredenheidsonderzoeken en stage- en
afstudeerevaluaties.
• Het auditteam heeft het reglement van het instituut voor de instituutsbrede
opleidingscommissie ingezien. In het reglement is vastgelegd dat van elke opleiding ten
minste twee studenten zitting hebben in de opleidingscommissie, één vanuit de
propedeuse en één vanuit de hoofdfase. Het auditteam stelt op basis van gesprekken
vast dat de opleidingscommissie niet actief is. Momenteel zit er één student in de
opleidingscommissie. Het auditteam heeft de meest recente notulen van de
opleidingscommissie op BlackBoard bestudeerd en die dateren van 2006. Uit het
gesprek met studenten blijkt dat zij de opleidingscommissie niet kennen. Het auditteam
stelt vast dat de opleidingen niet voldoen aan het instituutsreglement. Het auditteam van
oordeel dat de opleidingen aandacht dienen te schenken aan het actief maken van de
opleidingscommissie, mede gezien de wettelijke verplichting dat opleidingen beschikken
over een opleidingscommissie.
• Op instituutsniveau is een instituutsmedezeggenschapsraad actief. De
medezeggenschapsraad heeft tot doel een goede gang van zaken binnen de School te
bevorderen. De raad bestaat uit drie docenten en drie studenten.
• Alumni geven aan dat zij, naast het invullen van de hbo-monitor, meer betrokken willen
blijven bij de ontwikkelingen van de opleiding. De werkveldadviescommissie bevestigt dat
het contact met alumni geïntensiveerd kan worden. Voor ILST is dit een punt van
aandacht, zo meldt het management. Via Linkedin en het Hanze Alumni Netwerk
probeert ILST hier verbetering in aan te brengen.
• Het werkveld is betrokken bij de kwaliteitszorg door de werkveldadviescommissie,
bezoeken van stage- en afstudeerbegeleiders, stage- en afstudeerenquête en overleg
met het management en de lector. Het auditteam heeft betrokken en positief kritische
vertegenwoordigers van het werkveld gesproken.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
43/67
Overwegingen
Het auditteam constateert dat docenten en het afnemend werkveld via verschillende
instrumenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg. Studenten worden door evaluaties
betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Het auditteam uit haar zorgen over de niet
actieve opleidingscommissie en vraagt hiervoor de aandacht van het instituut.
Daarnaast geven de alumni aan dat zij na het afstuderen graag meer betrokken willen blijven
bij de opleiding. Het auditteam stelt vast dat alle stakeholders bij de kwaliteitszorg van de
opleidingen betrokken worden, maar dat de betrokkenheid van alumni en studenten kan
vergroot worden.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen, kanttekeningen en overwegingen komt het
auditteam voor dit facet voor alle drie de opleidingen tot het oordeel voldoende.
Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg
Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp
‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1)
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde
eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Bevindingen
• In de Afstudeerhandleiding ILST, augustus 2010 is, net als in de stagehandleiding (zie
facet 2.1), adequaat weergegeven wat het doel is van het afstuderen, wat er van de
student wordt verwacht, waar de student aan moet voldoen en waar de beoordeling uit
bestaat. Daarnaast kan de student er aanvullende praktische en organisatorische
informatie vinden.
• Het afstuderen bestaat uit vier onderdelen: 1) plannen en uitvoeren van de
afstudeeropdracht, 2) schrijven van het afstudeerverslag, 3) mondelinge presentatie en
4) aanleveren van een samenvatting.
• Voor de toelating tot het afstudeeronderzoek dient de student de gehele
studieloopbaanbegeleiding en alle praktijkopdrachten van de opleiding met een
voldoende te hebben afgerond en de student dient 151 EC te hebben behaald uit de
hoofdfase, inclusief de stage.
• De afstudeeropdracht wordt beoordeeld aan de hand van: 1) het praktisch werk en
functioneren 2) het verslag en 3) de mondelinge presentaties en beantwoording van de
vragen. De mondelinge presentatie bestaat uit een zitting van circa anderhalf uur, waarin
een beoordeling van het praktisch werk, het verslag en een mondelinge
presentatie/verdediging van het afstudeerwerk met bijbehorende beoordeling plaatsvindt.
Voor het beoordelen van de stageopdracht en het afstudeeronderzoek wordt een
competentiebeoordelingsformulier gebruikt. Deze formulieren zijn in het studiejaar
44/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
•
•
•
•
•
2009-2010 in gebruik genomen. Het auditteam is positief over deze formulieren ten
opzichte van de formulieren die daarvoor werden gebruikt. Met de
beoordelingsformulieren worden de competenties en bijbehorende gedragsindicatoren op
het vereiste niveau getoetst. In het vierde jaar worden alle (deel)competenties op het
eindniveau getoetst. De afstudeeropdracht wordt beoordeeld door twee examinatoren (de
contactdocent en een tweede docent). Hierbij betrekken zij ook het advies van de
bedrijfsmentor.
Het auditteam heeft van iedere opleiding negen afstudeerwerken bestudeerd. De
opleidingen hebben een overzicht van de laatste afstudeerwerken toegestuurd waar het
auditteam een selectie uit heeft gemaakt. Het auditteam heeft de selectie gebaseerd op
de beoordelingen van de afstudeerwerken, zodat een overzicht van voldoende tot goed
ontstond.
Het auditteam heeft een positieve indruk van de afstudeerwerken van C, CT en BML.
De conclusies van het auditteam zijn voor de drie opleidingen nagenoeg gelijk. De
onderzoeksvragen zijn relevant en actueel voor het betreffende vakgebied. Studenten
verantwoorden hun keuze voor de onderzoeksmethoden in voldoende mate in de
eindwerkstukken. De terugkoppeling van het resultaat ten opzichte van de
onderzoeksvraag kan, in een aantal gevallen concreter worden uitgewerkt. De
hoeveelheid literatuur en mate van actualiteit is niet bij elk eindwerkstuk even sterk, maar
getuigt van basiskwaliteit. Het auditteam concludeert dat afstudeerwerken van alle drie
de opleidingen van een voldoende tot goed hbo bachelorniveau zijn.
Het auditteam is van oordeel van de afstudeerwerken adequaat zijn beoordeeld. Het
auditteam kwam in de meeste gevallen tot hetzelfde oordeel als de opleiding. In de
beoordelingsformulieren, die in 2009-2010 in gebruik zijn genomen, zijn de competenties
opgenomen en uitgesplitst naar beheersniveau. Per deelcompetentie kan de beoordelaar
kiezen uit een vijfpuntsschaal (goed, ruim voldoende, voldoende, bijna voldoende,
onvoldoende). Vervolgens wordt per onderdeel van de beoordeling van competenties
een cijfer op een tienpuntsschaal gegeven, wat leidt tot een eindcijfer. Het auditteam
vraagt aandacht voor de weging van de verschillende onderdelen (competenties, verslag,
posterpresentatie) in het totaalcijfer. Het auditteam kwam weliswaar tot dezelfde cijfers
als de beoordelaars, maar de transparantie kan verhoogd worden door de weging helder
weer te geven.
Leden van de werkveldadviescommissie zijn zoveel mogelijk aanwezig bij de beoordeling
van het afstudeerwerk. Gemiddeld is bij 30% van de afstudeerders iemand van de
werkveldadviescommissie betrokken, zowel door het bijwonen van de presentatie, als
door het bestuderen van de scriptie. De werkveldadviescommissie vormt zich op die
manier een beeld van het algemene afstudeerniveau. Het instituut vindt het wenselijk dat
externe deskundigen vaker aanwezig zijn bij afstudeerexamens en is daarvoor in overleg
met de WAC. Het instituut onderzoekt daarnaast de mogelijkheden om de leden van de
werkveldadviescommissie een rol bij de beoordeling te geven. Het auditteam is van
mening dat het een goede ontwikkeling is om de rol en mate van aanwezigheid van het
werkveld te vergroten bij de beoordeling van het afstuderen.
De begeleiders vanuit het werkveld worden bevraagd over het niveau van
afgestudeerden, zowel informeel door de stage- en afstudeerbegeleiders als formeel
door middel van stage- en afstudeerenquêtes. Uit deze contacten en uit de jaarverslagen
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
45/67
•
•
•
•
van de werkveldadviescommissie blijkt dat het werkveld tevreden is over het niveau van
de afstudeerders van de opleidingen van ILST (WAC Jaarverslag 2008-2009 en WAC
Jaarverslag 2007-2008).
In vergelijking met andere opleidingen geeft het werkveld aan dat de studenten veel
kennis hebben van en vaardig zijn met statistiek en dat zij kritisch kunnen reflecteren op
zichzelf en hun werk. Als het gaat om praktische vaardigheden is het niveau vergelijkbaar
met studenten van andere opleidingen. In het gesprek met het auditteam geven
vertegenwoordigers van het werkveld aan dat studenten zelfstandig kunnen werken en
dat hun kennis en vaardigheden aansluiten bij de beroepspraktijk. Dit is door de
afgestudeerden bevestigd in het gesprek met het auditteam.
Het werkveld heeft in werkveldadviesbijeenkomsten aangekaart dat het taalniveau en de
rapportagevaardigheden van studenten aandacht behoeven. Studenten hebben moeite
met het schrijven van een verslag, waardoor een deel van de verslagen geen duidelijke
kop en staart hebben. ILST heeft hierop gereageerd door een docent taalvaardigheid aan
te stellen en een werkgroep te vormen die een handreiking over het schrijven van
rapporten gaat ontwikkelen. Beide verbeteracties zijn afgelopen jaar gestart. Het
auditteam is van mening dat de aandacht voor taal- en rapportagevaardigheden een
goede ontwikkeling is.
Momenteel ontvangt ALIFE geregeld externe afstudeerders en zij zal in de toekomst ook
voor eigen studenten stageopdrachten of afstudeeropdrachten gaan aanbieden. De
opleiding acht van belang dat de student ook buiten de opleidingen ervaring opdoet,
waardoor besloten is dat een student de stage of afstudeeropdracht bij ALIFE kan doen,
maar niet de stage en de afstudeeropdracht.
Studenten blijken tevreden over de voorbereiding op de beroepsloopbaan zoals geboden
door hun opleiding (Nationale StudentenEnquête 2010 en
Studententevredenheidsonderzoek 2009). Deze studenten zijn ook tevreden over de
praktijkgerichtheid en de mogelijkheden voor oriëntatie op de internationale
werkomgeving in de opleidingen. Uit de Nationale Studenten Enquête 2010 blijkt
daarnaast dat de studenten tevreden zijn over het niveau van de opleiding. Het
Studententevredenheidsonderzoek 2009 bevestigt dit beeld.
Overwegingen
Het auditteam constateert dat de procedure rondom het afstuderen door de opleiding
voldoende in beeld is gebracht in de afstudeerhandleiding. De studenten zijn hiervan ook
voldoende van op de hoogte. Afgestudeerden zijn positief over de beoordeling en de
procedures rondom het afstuderen. Uit evaluaties en gesprekken met het werkveld en alumni
blijkt dat de opleidingen goed aansluiten op de beroepspraktijk.
Het auditteam heeft een positieve indruk van de afstudeerwerken. De opdrachten zijn op
niveau en relevant. De beoordelingen van de scripties zijn over het algemeen genomen
terecht. De onderbouwing van de conclusies en het gebruik van literatuur behoeft nog enige
aandacht. Het auditteam vraagt ook aandacht voor de rapportagevaardigheden van
studenten. Het auditteam vraagt daarnaast aandacht voor de weging van de verschillende
onderdelen van de beoordeling in het totaalcijfer. De transparantie kan verhoogd worden
door de weging helderder weer te geven dan nu het geval is. De eindwerkstukken van
studenten representeren, aldus het auditteam, het gevraagde hbo-bachelorniveau.
46/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen, kanttekeningen en overwegingen komt het
auditteam op dit facet voor alle drie de opleidingen tot het oordeel voldoende.
Onderwijsrendement (facet 6.2)
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante
andere opleidingen.
Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Bevindingen
• De hogeschool heeft streefcijfers voor haar rendementen geformuleerd. Dat zijn de
volgende: propedeuserendement na 1 jaar van 30 procent en diplomarendement na 5
jaar van 50 procent (Koers op Kwaliteit, Strategisch Plan Hanzehogeschool 2010-2015).
• ILST streeft ernaar haar rendementen te verhogen. In haar strategisch plan hanteert zij
hiervoor de volgende streefcijfers (Bridging the gap, Instituut strategisch plan 2010/112014/15): propedeuserendement na 1 jaar wordt 35% en het diplomarendement na 4 jaar
wordt 55%
• Het propedeuserendement na 1 jaar voor C is voor de cohorten 2005, 2006, 2007 en
2008 respectievelijk 31%, 41%, 26% en 52%. Het diplomarendement na 5 jaar van
cohort 2003 is 18% en van cohort 2004 is dat 35%. De gemiddelde studieduur van
afgestudeerden C is 47 maanden. Uitvallers vallen na gemiddeld 19,7 maanden uit.
• Het propedeuserendement na 1 jaar voor CT is voor de cohorten 2005, 2006, 2007 en
2008 respectievelijk 17%, 17%, 25% en 18%. Hiermee wordt het streefcijfer van 30% niet
gehaald. Het diplomarendement na 5 jaar van cohort 2003 is 44% en van cohort 2004 is
dat 40%. De gemiddelde studieduur van afgestudeerden CT ligt op 49,8 maanden en de
gemiddelde studieduur van uitvallers ligt op 14,8 maanden.
• Het propedeuserendement na 1 jaar voor BML is voor de cohorten 2005, 2006, 2007 en
2008 respectievelijk 40%, 46%, 46% en 47%. Het diplomarendement na 5 jaar van
cohort 2003 is 49% en van cohort 2004 is dat 36%. De gemiddelde studieduur van
afgestudeerden BML ligt op 48,5 maanden. De gemiddelde van uitvallers ligt op 16,2
maanden.
• De propedeuse- en diplomarendementen van de opleidingen zijn laag, zo blijkt uit de
rendementsgegevens. De gemiddelde studieduur voor gediplomeerden is, naar het
oordeel van het auditteam gemiddeld. De studieduur van studiestakers is voor C aan de
hoge kant. Het auditteam heeft tevens de landelijke rendementsgegevens bestudeerd.
Daaruit blijkt dat de drie opleidingen gemiddeld weinig afwijken van de landelijke
tendens.
• Het opleidingmanagement is zich bewust van de lage rendementen, zo blijkt uit het
gesprek en uit de kritische zelfreflectie. In de afgelopen jaren zijn de opleidingen met een
aantal rendementsverhogende activiteiten gestart, zoals het aanstellen studentmentoren
en een hogeschooldocent propedeuse, het aanbrengen van wijzigingen in het curriculum,
meer aandacht voor aansluiting en intensivering van de SLB. Een andere reden komt
voort uit het feit dat veel instromende studenten een achterstand in wiskunde,
natuurkunde, Nederlands en/of Engels hebben (zie ook facet 2.5). Door onder andere de
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
47/67
eerder genoemde activiteiten proberen de opleidingen hierop in te springen, dit is nog
niet zichtbaar in een stijging van de rendementen.
Overwegingen
De opleidingen hebben streefcijfers geformuleerd en stellen deze jaarlijks vast in overleg met
het College van Bestuur. Er zijn streefcijfers geformuleerd voor het propedeuserendement en
het diplomarendement. Het auditteam stelt vast dat de rendementen laag zijn, maar wel
overeenkomen met de landelijke rendementscijfers. Het auditteam is positief over de
rendementbevorderende maatregelen die de opleidingen inzetten.
Conclusie
Op basis van bovenstaande bevindingen, kanttekeningen en overwegingen, komt het
auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende voor alle drie de opleidingen.
Samenvattend oordeel Resultaten
Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp
‘Resultaten’ positief.
48/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
3
Bijlagen
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
49/67
50/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
X
X
Vakdeskundigheid:
Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid:
Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en
toetsing minstens op niveau/oriëntatie te
beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA:
Mevrouw L.A. Redder MSc
X
Lid auditteam NQA:
Mevrouw ing. I.J.M. de Jong
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam:
De heer T.M.J. Oudenhoven
Lid auditteam:
De heer dr. J.T. Lutgerink
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Lid auditteam:
De heer Ir. A.A. Stoltenborgh
Deskundigheden auditteam
Lid auditteam:
De heer dr. J.M. van der Meer
Bijlage 1
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam:
De heer dr. J.T. Lutgerink
De heer Lutgerink is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van onderwijs in de
chemie en chemische technologie, alsmede in de biologie en biotechnologie. Ook heeft de heer
Lutgerink uitgebreide ervaring in het ontwikkelen van uiteenlopende onderwijsmodules. Tevens heeft
hij ervaring in het begeleiden van studenten, stagiairs, AIO’s en postdocs. Daarnaast heeft de heer
Lutgerink ervaring als lid van de beoordelingscommissies voor academische promoties. De heer
Lutgerink heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en is voor deze visitatie
aanvullend individueel geïnstrueerd.
Opleiding:
1973 – 1980
1998 – 1998
1998 – 1999
Biologie, Rijksuniversiteit Leiden
Wetenschapsjournalistiek, Utrecht
Opleiding eerstegraads bevoegd docent scheikunde, TULO, TU Eindhoven
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
51/67
1980 – 2004
1997 – heden
Werkervaring:
1971 – 1972
1972 – 1973
1980 – 1984
1984 – 1989
1987
2/89 – 9/90
1990 – 1995
6/95 – 11/97
9/98 – 3/00
3/00 – 5/03
6/03 – 2/04
2/04 – heden
Uiteenlopende cursussen t.b.v. bevordering werkvelddeskundigheid
Cursussen op het gebied van ICT, bio-informatica, onderwijsvernieuwing,
competentieontwikkeling, schrijven (opiniërend, schrijven voor het web),
meerdere managementcursussen (onderwijsmanagement, > 5 dagen)
Diverse werkgevers via uitzendbureau
Militaire dienst
Promotieonderzoek VU Amsterdam
Wetenschappelijk medewerker, NKI Amsterdam
Wetenschappelijk medewerker, Baylor College of Medicine, Houston, Texas (2 mnd.)
Wetenschappelijk medewerker faculteit Geneeskunde, VU Amsterdam
Universitair Docent binnen de faculteit Gezondheidswetenschappen, Universiteit
Maastricht
Wetenschappelijk medewerker faculteit Geneeskunde, Universiteit Maastricht
Docent biologie en scheikunde (VO), scholen in Maastricht en Boxtel (HAVO, VWO,
GYM)
Coördinator opleidingsteam, coördinator internationale opleiding en docent (opleiding
Biologie en medisch laboratoriumonderzoek, Saxion HS, Deventer)
Universitair Docent binnen de faculteit Natuurwetenschappen, OUNL, Heerlen
UHD binnen het Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van
onderwijsgevenden, Open Universiteit Nederland, Heerlen (zie ook onder ‘Overig’)
Overig:
Advieswerk voor advocaten m.b.t. forensisch DNA onderzoek in strafzaken
Voormalig lid Commissie Stralenveiligheid (voert het beheer over de bestralingsfaciliteiten en/of de
radionucliden-laboratoria van de universiteit, het Academisch Ziekenhuis Maastricht en het Centrum
voor Prenatale Diagnostiek, Maastricht). Expertise met contentmanagementsystemen (als beheerder
en auteur) voor het genereren van webpublicaties (kennisbanken biologie, natuurkunde en
scheikunde voor beginnende docenten, of onderdelen hiervan). Expertise met elektronische
leeromgevingen. Expertise op het gebied van e-didactiek. Binnen het RdMC betrokken binnen
verschillende projecten, waaronder projecten voor het genereren van kennisbanken
(http://portal.rdmc.ou.nl/portal-live/portal), Leraar24 (www.leraar24.nl; samenwerking RdMC, Teleac,
SBL en Kennisnet) en Wikiwijs (www.wikiwijs.nl; samenwerking OU/RdMC en Kennisnet).
De heer dr. J.M. van der Meer
De heer Van der Meer is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van chemie en met name
van de analytische chemie, zijn specifieke kennis van natuurlijke kleefstoffen, textiel en papier
chemicaliën en voedingsingrediënten, alsmede van voederwaardering en verteringsfysiologie in
landbouwhuisdieren. Internationale ervaring heeft de heer Van der Meer opgedaan in de
samenwerking met Universiteiten en Wetenschappelijke Instituten van onder andere Europa, Azië en
opkomend Zuid-Amerika. Hij heeft ook leiding gegeven aan buitenlandse studenten onder andere van
de opleiding Technologie van de RUG. Hij heeft vanuit eerdere visitaties van onder meer
chemisch/technische hbo-opleidingen kennis van de accreditatiesystematiek, eveneens vanuit zijn
lidmaatschap van de Commissie voor Accreditatie van de Raad van Accreditatie en CCKL (beoordeelt
20 tot 35 accreditatievoorstellen per maand). Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining
hoger onderwijs. Voor deze visitatie heeft de heer Van der Meer onze handleiding voor
auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over
het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
52/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Opleiding:
1956 – 1960
1960 – 1961
1961 – 1963
1964 – 1968
1968 – 1973
1973 – 1975
1983 – 1986
1990
1988 – 1996
1996 – 2001
2008- heden
Werkervaring:
1960 – 1968
1963 – 1965
1972 – 1973
1973 – 1977
1973 – 1975
1975 – 1990
1980 – 1982
1996 – 1998
1996 – 2006
1990 – 2006
2003 – heden
2003 – heden
2006 – heden
2009 – heden
Mulo A + wiskunde
Aanvullend Mulo B
Analist deel I
Avond HBS
Doctoraal Wiskunde en Natuurwetenschappen Universiteit van Amsterdam
Promotie onderzoek Wiskunde en Natuurwetenschappen Universiteit van Amsterdam
Ministerie van Landbouw: verschillende managementprogramma’ s
Instituut voor Organisatiepsychologie: Integraal management leergang
Sociale wetenschappen Open Universiteit
Academie voor Management (RUG): Veranderingsmanagement, Comenius,
Summercourse Cambridge
Filosofie (RUG en ISVW)
Analist Koninklijk Shell laboratorium Amsterdam
Militaire dienst
Docent scheikunde/natuurkunde Hervormd Lyceum Amsterdam
Docent Analyse en praktijk HBO-B (ASA)
Wetenschappelijk medewerker Universiteit van Amsterdam
Hoofd laboratoria/wetenschappelijk onderzoeker Ministerie van Landbouw-IVVO
Opzet research instituut en onderzoek in veevoeding /waardering in Tanzania DGIS
Vice-voorzitter visitatiecommissie HBO-raad
Freelance docent Academie voor Management
AVEBE, achtereenvolgens: hoofd analyse, research manager Technical Applications,
Business manager Textile, Business Unit manager Industrial specialties en sinds 1 jan
2002 Directeur Technologie en Onderzoek
Lid Commissie Accreditaties van de RvA (ook CCKL)
Teamleider / Panel lid visitaties voor NQA
Pensioen bij AVEBE
Bestuurder Teamwork Coöperatie (innovatie)
De heer ir. A.A. Stoltenborgh
De heer Stoltenborgh is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van chemische en
fysische technologie. Hij heeft auditdeskundigheid opgedaan in het kader van kwaliteitszorg binnen
ingenieursbureaus. Voor deze visitatie heeft de heer Stoltenborgh onze handleiding voor
auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over
het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1977
TU Delft, Scheikundig Ingenieur, afgestudeerd aan de afdeling Fysische Technologie
Werkervaring:
2004 – heden
2003
2002
2002
2000 – 2002
Jacobs Consultancy, Leiden, Principal QHSE consultant
Technip, Zoetermeer, QHSE consultant
Jacobs Consultancy, Leiden, QHSE consultant
DSM Technopartners (SABIC), Geleen, HSE consultant
Versatec Energy, Woerden, HSE consultant en Deputy Manager
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
53/67
1999 – 2000
1996 – 1999
1995 – 1996
1994
1992 – 1994
1979 – 1992
1977 – 1978
1971 – 1975
Multigas, Nieuwe Pekela, Hoofd Engineering
Kvaerner, Beek. Hoofd van de afdelingen Process en Mechanical
NAM, Hoogezand. Coördinator MIR, vergunningen en Safety Case
DSM Stamicarbon, Geleen. Process / Project engineer
NAM, Hoogezand. Coördinator MER, vergunningen en Safety Case
Kvaerner (John Brown), Zoetermeer. Process engineer
KTI (Technip), Zoetermeer. Process en Commissioning engineer
TU Delft. Student-assistent fysische transportverschijnselen
Overig:
Cursussen
Boertien en Partners:
Chem E:
PBNA:
PBNA:
ISES:
BOV:
Tripod ongevalsanalyse
Training voor Supervisors I en II
Applied Fault Tree Analysis en Quantitative Risk Analysis
Effecten van het ongewild vrijkomen van gevaarlijke stoffen
Basisveiligheid (VCA) en Veiligheid Leidinggevenden
Document Inspection
Rijvaardigheidstraining (defensive driving)
De heer T.M.J. Oudenhoven
De heer Oudenhoven is ingezet als studentlid. Hij volgt de opleiding Chemische Technologie bij
Saxion Hogeschool. De heer Oudenhoven is representatief voor de primaire doelgroep van de
opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de
onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze
visitatie is de heer Oudenhoven aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
2001 – 2005
2005 – 2007
2007 – heden
VMBO-T
HAVO
HBO (chemische technologie)
Werkervaring:
Aug. 2010-jan 2011 Stage bij HOST (leverancier van biomassa energie installaties)
Mevrouw ing. I.J.M. de Jong
Mevrouw De Jong is ingezet als NQA-auditor. Zij is sinds 2005 werkzaam als auditor en adviseur bij
NQA. Zij is ervaren in het uitvoeren van visitatie- en adviestrajecten in het hoger onderwijs, bij zowel
nieuwe als bestaande opleidingen en betrokken bij interne projecten van NQA. Daarnaast is zij
betrokken bij de standaardisering van interne bedrijfsprocessen, de bijbehorende logistieke processen
en digitalisering. Mevrouw De Jong adviseert daarnaast bij het opstellen en implementeren van een
integraal kwaliteitszorgsysteem in het voortgezet onderwijs. Ook stelt zij mede de auditteams samen
voor visitaties. Vanaf januari 2010 is accountmanagement ook onderdeel van haar takenpakket.
Vanuit haar opleiding en ervaring heeft mevrouw De Jong kennis van organisatorische, didactische en
onderwijskundige processen. Mevrouw De Jong heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining
Hoger Onderwijs.
54/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Opleiding
2000 – 2004
Educatie- en Kennismanagement in de Groene Sector aan de Stoas Hogeschool te
Den Bosch.
Werkervaring
2000 – 2004
2003 – 2004
Diverse stages in het Middelbaar Beroepsonderwijs als docent en lesstofontwikkelaar.
Afstudeerstages:
Onderzoek naar de adviesbehoefte van stagebieders binnen de bloemenbranche.
Uitkomsten in een onderzoeksrapport gepresenteerd aan Aequor.
Nieuwe structuur aangebracht in avondopleiding voor Dutch Flower Arranger en de
daarbijbehorende docenten- en studentenhandleidingen geschreven.
2004 – 2005
Essent, dossieranalist, afdeling debiteuren en incasso.
Sogeti Nederland B.V., administratief medewerker, afdeling offerteafhandeling.
2005 – heden Netherlands Quality Agency, auditor/adviseur.
Mevrouw L.A. Redder MSc
Mevrouw Redder is ingezet als NQA auditor. Door in 2008 deel te nemen aan de evaluatie van het
Bachelor-Master systeem en accreditatie voor het ministerie van OCW, uitgevoerd door Centre for
Higher Education and Policy Studies, is haar interesse gewekt voor kwaliteitszorg binnen het (hoger)
onderwijs. Door haar master thesis “Quality Assurance in Higher Education” is zij bekend geworden
met het accreditatieproces en weet zij aan welke door de NVAO gestelde eisen een opleiding moet
voldoen om geaccrediteerd te worden en te blijven. Tijdens haar studie heeft zij als studentlid
deelgenomen aan visitaties voor verschillende opleidingen. Na haar afstuderen in 2010 is mevrouw
Redder als junior auditor bij NQA begonnen.
Opleiding:
1997 – 2002
2002 – 2006
2006 – 2010
Werkervaring
2005 – 2006
2006 – 2007
2008
Diversen:
2003
2003 – 2004
2005 – 2006
HAVO, Maartenscollege, Haren
Bestuurskunde/ overheidsmanagement, Thorbecke Academie, Leeuwarden
- Stage kwaliteit aansluiting mbo-hbo, ROC Friese Poort
- Scriptie toetsen competenties projectleider van Strategisch
Implementatieprojecten, Management Centrum, Den Haag
Master Public Administration, richting Higher Education Policies, Universiteit Twente
Medewerker Reïntegratiebureau - Leeuwarden
Medewerker belastingtelefoon Belastingdienst - Hengelo
Student Assistent, Evaluatie invoering Bachelor-Mastersysteem en Accreditatie voor
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, CHEPS Universiteit Twente,
Enschede
Secretaris introductiecommissie voor de eerstejaars aan de Thorbecke Academie
Vice-voorzitter Studiegenootschap Trias Politica
Voorzitter Damesdispuut Imperatrix
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
55/67
56/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
57/67
58/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
59/67
60/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
61/67
62/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Bezoekprogramma visitatie : woensdag 13 oktober
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
14.00 – 16.00 uur
Ontvangst
Materiaalbestudering
Namen panelleden:
De heer dr. J.T. Lutgerink
De heer dr. J.M. van der Meer
De heer Ir. A.A. Stoltenborgh
De heer T.M.J. Oudenhoven
Mevrouw Ing. I.J.M. de Jong
Mevrouw L.A. Redder
16.00 – 17.00 uur
Gesprek met werkveld en
afgestudeerden
Werkveld/ Wac:
Ing. Luc Zijlstra
Dr. Janneke Dijck-Brouwer
Dr. Albert Jan Scheffer
Dr. Gabriela Leusink-Ionescu
Ir. Serge Smallegange
Afgestudeerden:
BA S Nienke Kuipers
BA S Anita Scheper
BA S Daan Schoep
BA S Judith Boom-van de Graaf
17.00 – 17.30 uur
Gesprek met lector ILST
Dr. ir. Jan-Peter Nap
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
63/67
Bezoekprogramma visitatie: donderdag 14 oktober
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 10.00 uur
Materiaalbestudering
Overleg panel
Visitatie panel
10.00 – 10.30 uur
ondleiding bij het Instituut voor
Life Science & Technology
Rondleiding door management team
10.30 – 11.30 uur
Gesprek met het management
van het Instituut voor
Life Science & Technology
Dr.Ir. Jan-jaap Aué (dean ILST)
Dr. Ko Roelfsema (teamleider C en CT, tot 1-9-’10)
Dr. Nollaig Ni Bhriain (teamleider C en CT, vanaf 1-9-‘10)
Drs. Grietinus Plat (teamleider BML)
Drs. Ida van der Veen (teamleider BIN)
11.30 – 12.30 uur
Gesprek met studenten van de
opleidingen
CT:
C:
BML R:
BML MD:
12.30 – 13.30 uur
Lunchpauze
13.30 – 14.30 uur
Gesprek met docenten
C:
CT:
BML R:
14.30 – 15.00 uur
Gesprek met College van
Bestuur
Drs. Marian van Os
15.00 – 16.30 uur
Materiaal bestuderen
Intern paneloverleg
Visitatiepanel
16.30 – 17.00 uur
Gesprek met MT en afronding
Dr. Ir. Jan-jaap Aué (dean ILST)
Dr. Ko Roelfsema (teamleider C en CT, tot 1-9-’10)
Dr. Nollaig Ni Bhriain (teamleider C en CT, vanaf 1-9-‘10)
Drs. Grietinus Plat (teamleider BML)
Drs. Ida van der Veen (teamleider BIN)
64/67
Ria de Haan, Robbert Kuipers
Jasper Tonen, Bas Sleumer
Julia Lederhofer, Marijke Dorst
Anouk Wolters,Petra Smid
Drs.Suzanne Roelfsema, Drs. Annette Doornkamp
Dr.Jabik Zeinstra, Dr.Ir.Gerard Lammers
Drs.Peter Dammers, Ing.Gert Hofstede,
Dr.Alexandra da Costa Rodrigues
BML MD: Dr.Paschal Oude Weernink
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Onderstaande bijlagen zijn te vinden op de bijgeleverde cd-rom.
Bijlage 1
Overzicht afstudeerwerk – titels en beoordeling
Bijlage 2
Rendementen
Bijlage 3
Contacturen
Bijlage 4
Bridging the gap, Instituut strategisch plan 2010/11-2014/15
Bijlage 5
Document DAS
Bijlage 6
Studiegids (inclusief OER)
Bijlage 7
Boekenlijst
Bijlage 8
Competentiematrices met toelichting
Bijlage 9
Competentiegerichte beoordelingsformulieren en competentie kaarten
Bijlage 10
Beoordelingsformulier stage/afstuderen ILST
Bijlage 11
Overzicht personeel: lijst en cv’s
Voor deze kritische reflectie zijn de volgende bronnen gebruikt:
Landelijke documenten
Keuzegids Hoger Onderwijs 2009 en 2010
NSE 2010, Nationale Studenten enquête 2010
STO 2009, (Nationale) Studenttevredenheidsenquête 2009
HG documenten
EFQM-methode, juni 2008
Focus 2010, HG-strategisch beleidsplan voor de periode 2005-2010
Focus op 2010. Jaar plan 2009-2010
HG Besturingssystematiek, 2004
HG kwaliteitshandboek
Koers op Kwaliteit, HG-strategisch beleidsplan 2010- 2015
Kritische reflectie HG, oktober 2008
Notitie HRM-gesprekscyclus, P&O, mei 2006
SIRIUS. Ruimte voor excellentie. Hanzehogeschool Groningen, 15 september 2008
DAS documenten
Beleidsplan DAS 2008-2012
Domein Applied Science, B AS competentiegerichte profielbeschrijving
ILST documenten
Blokevaluaties, resultaten enquêtes en verslagen van klassengesprekken (2008-2009)
Blokevaluaties, resultaten enquêtes en verslagen van klassengesprekken (2009-2010)
Bridging the gap, Instituut strategisch plan 2010/11-2014/15
Growing value, Instituut strategisch plan 2004-2008
Instituutsjaarplan 2009-2010
Instituutsjaarplan 2010-2011
Jaarverslag WAC (werkveld adviescommissie ILST) 2007-2008
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
65/67
Jaarverslag WAC (werkveld adviescommissie ILST) 2008-2009
Kwaliteitszorgplan ILST
MTO 2008, medewerkerstevredenheids enquête 2008 (ILST data)
MTO 2010, medewerkerstevredenheids enquête 2010 (ILST data)
Onderwijsvisie ILST
Projectaanvragen Sirius:
Deelproject 1: Ontwikkelen inzetten talentscouts en onderwijsaanbod voor de poort, ILST
Deelproject 3: Ontwikkelen Honoursprogramma’s, ILST
Deelproject 5: ontwikkelen selectieve specialisaties /Selectief gespecialiseerd
onderwijsaanbod, ILST
Deelproject 6: Ontwikkelen programmaonderdelen voor individuele studenten, ILST
Projectplan Rendementen Chemie
Stage- afstudeerenquête 2008
Stage- afstudeerenquête 2009
Toetsbeleid ILST
Links
Domein Applied Science www.appliedscience.nl/onderwijs
EURACE www.enaee.eu
Ter inzage bij de visitatie:
Landelijke documenten
NSE 2010, Nationale Studenten enquête 2010
HG documenten
HG kwaliteitshandboek
Koers op Kwaliteit, HG-strategisch beleidsplan 2010-2015
ILST documenten
Blokevaluaties, resultaten enquêtes en verslagen van klassengesprekken (2008-2010)
Bridging the gap, Instituut strategisch plan 2010/11-2014/15
Instituutsjaarplan 2009-2010
Instituutsjaarplan 2010-2011
Jaarverslag WAC (werkveld adviescommissie ILST) 2008-2009
Kwaliteitszorgplan ILST
MTO 2010, medewerkerstevredenheids enquête 2010
Onderwijsvisie ILST
Opleidingsbeschrijvingen (Hanze community)
Selectie uit afstudeerwerk
Selectie uit beoordeeld materiaal
Selectie uit studiemateriaal
Stage- afstudeerenquête 2009, resultaten 2010
Stage- en afstudeer handleiding
Toetsbeleid ILST
Verslagen MT, WAC, OC, IMR
Voorlichtingsmateriaal
66/67
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleidingen Cluster Life Science & Technology
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad:
www.hbo-raad.nl.
© NQA - Hanzehs.: audit bestaande hbo-bacheloropleiding Cluster Life Science & Technology
67/67
Download